CAR
Centrum voor Archeologie car-rapport nr. 21, april 2013
Archeologisch onderzoek
Hogesteeg 6 Amersfoort
Archeologisch onderzoek
Hogesteeg 6 Amersfoort 1
2
Onderzoeksgegevens: Project: Onderzoek: Meldingnummer: SIC: Opdrachtgever: Uitvoerder: Datum uitvoering: Locatie / adres: Perceel: Gemeente: Provincie: Kaartblad: Coördinaten:
ABK status: Omvang:
De Laak 2a, fase 1, Vathorst Inventariserend Veldonderzoek middels Proefsleuven (IVO-P) 46028 VAT-L2A Ontwikkelingsbedrijf Vathorst Beheer B.V. Centrum voor Archeologie, Gemeente Amersfoort 1-4-2011 t/m 13-4-2011 Hogesteeg 6 HLD02 O 02574 G 0000, HLD02 O 02575 G 0000, HLD02 O 02577 G 0000 Amersfoort Utrecht 32 G (topografische Kaart Nederland) centrum: x: 157.056, y: 468.415 nw-hoek: x: 156.949, y: 468.520, no-hoek: x: 157.188, y: 468.432 zw-hoek: x: 157.171, y: 468.341, zo-hoek: x: 156.869, y: 468.359 AWV 4 en 5 oppervlak plangebied: ca. 5 ha oppervlak onderzoeksgebied: 11.400 m²
De onderzoeksadministratie en de vondsten bevinden zich in het Archeologisch Depot van de Gemeente Amersfoort.
colofon CAR rapport 21 – Archeologisch onderzoek Hogesteeg 6, Amersfoort ISSN: 1879-4289 © april 2013 uitgave: Centrum voor Archeologie, Gemeente Amersfoort tekst: drs. M.K. Wijker vormgeving: drs. T. d’Hollosy druk: Mailfors BV De CAR-rapportenreeks is een reeks waarin het Centrum voor Archeologie van de Gemeente Amersfoort standaard eindrapportages (zoals bedoeld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) van de door hun uitgevoerde archeologische onderzoeken publiceert. De reeks staat onder redactie en autorisatie van de stadsarcheologen van de Gemeente Amersfoort: mevr. drs. F.M.E. Snieder en dhr. drs. T. d’Hollosy.
Inhoud 3
Inhoud
3
Inleiding
4
De locatie
5
De landschappelijke situatie
6
De historische context
7
De archeologische omgeving
8
Het onderzoek
10
Het resultaat
12
Conclusie en advies
14
Literatuur
15
Bijlagen
16
Inleiding 4
In het kader van het uitwerkingsplan Laak 2a, fase 1 heeft het Centrum voor Archeologie (CAR) op de locatie Hogesteeg 6 en het noordelijk aangrenzende perceel, te Amersfoort, archeologisch onderzoek uitgevoerd. Aanleiding Realisatie van het plan Laak 2a, het bouwrijp maken van het gebied ten behoeve van woningbouw, vormt een ernstige bedreiging voor mogelijk aanwezige archeologische resten op de locatie. Door de geplande werkzaamheden zal de bodem tot op diepte verstoord gaan worden waarbij deze resten ernstig verstoord of zelfs helemaal vernietigd kunnen worden. Verwachting Op grond van landschappelijke, historische en archeologische bronnen is geconcludeerd dat voor een deel van deze locatie een reële kans bestaat op het voorkomen 1 van archeologische resten. Het plangebied ligt op de archeologische beleidsadvieskaart voor een deel binnen de Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV) 2 categorie 4. Voor gebieden in de categorie 4 geldt dat hier bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld vermeden dienen te worden. Indien dit niet mogelijk is, dient bij bodemverstoringen in een plangebied groter dan 500 m² nader archeologisch onderzoek plaats te vinden. Archeologisch onderzoek De Gemeente Amersfoort heeft derhalve gesteld dat in de planfase inventariserend veldonderzoek dient te worden uitgevoerd in het deelgebied met verwachtingswaarde 4, om de inhoudelijke en fysieke kwaliteit (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering) van de aanwezige archeologische resten op de locatie vast te stellen, teneinde tot een besluit ('selectiebesluit') te kunnen komen hoe verder om dient te worden gegaan met de aanwezige archeologische resten: behouden door bescherming (planaanpassing), behouden door opgraving, of afzien van 3 verder archeologisch onderzoek. 1 De Boer e.a. 2009 en D'Hollosy, 2011 2 Erfgoedverordening Gemeente Leusden 2012 3 alle gestelde eisen en randvoorwaarden voor dit onderzoek zijn vastgelegd in het Programma van Eisen (PvE) "PvE IVO-P Vathorst De Laak 2a, fase 1" dd. 31-3-2011.
Uitvoering Het onderzoek is door het Centrum voor Archeologie van de Gemeente Amersfoort en in opdracht van het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst beheer BV uitgevoerd en stond onder de verantwoording van drs. F.M.E. Snieder (gemeentelijk archeoloog). Het veldwerk heeft tussen 1 april en 13 april 2011 plaatsgevonden onder leiding van drs. M.K. Wijker (senior archeoloog). De opgravings- en uitwerkingsploeg bestond voorts uit de vaste medewerkers van de Centrum voor Archeologie van de Gemeente Amersfoort. Het graafwerk werd uitgevoerd door J. Ruitenbeek v.o.f. uit Amersfoort. Resultaat Dit rapport bevat de resultaten van het inventariserend veldonderzoek, met een conclusie, waarin een selectieadvies is opgenomen ten aanzien van de te ondernemen archeologische vervolgactiviteiten.
afbeelding 1, uitsnede uit de topografische kaart met daarop de locatie van het onderzoek in rood en met een zwarte pijl aangegeven.
De locatie 5
afbeelding 2, uitsnede uit de digitale basiskaart met daarop het plangebied in blauw en het onderzoeksgebied in rood.
afbeelding 3, luchtopname (2007) van het onderzoeksgebied.
De locatie Het plangebied bevindt zich in het noorden van de gemeente Amersfoort, in de wijk Vathorst. Het ligt ten noorden van de Laak Boulevard en ten oosten van de Hogesteeg huisnummer 8. Ten tijde van het onderzoek bestond het plangebied uit gras- en weideland met enkele opstallen.
Plan- en onderzoeksgebied Niet het volledige plangebied is onderzocht, het onderzoeksgebied besloeg de tuin, weilanden en akkers rondom de bebouwing aan de Hogesteeg 6. Dit is het gedeelte van het plangebied dat binnen categorie 4 valt op de archeologische beleidsadvieskaart.
De landschappelijke situatie 6
afbeelding 4, uitsnede uit de geomorfologische kaart met in het rood het onderzoeksgebied. De geel gekleurde vlakken zijn dekzandruggen en de licht groene kleur geven de lager gelegen delen, de vlaktes, weer. Het plangebied ligt op de oostelijke helft van een grote dekzandrug.
afbeelding 5, uitsnede uit de bodemkaart met het plangebied (rood), gelegen op de overgang van kalkloze zandgrond (geel) naar moerige gronden (roze).
Het onderzoeksgebied ligt in een uitgestrekt dekzandgebied in het uiterste oosten van de provincie Utrecht. De afwisseling van dekzandruggen, laagten en kronkelige beekjes bepaalt het beeld van het landschap in de Gelderse Vallei. Het heeft een kenmerkende bodem: de onderkant bestaat uit zand dat door de wind tijdens de laatste ijstijd (Weichselien, 116.000 tot 11.500 jaar geleden) als een meters dikke deken (Oude Dekzand) is afgezet. De wind heeft op dit dekzand reliëf in de vorm van dekzandruggen (Jonge Dekzand I) afgezet. Daarnaast hebben diverse beken, zoals de Heiligenbergerbeek, beekdalen van hooguit enkele meters diep in het dekzand gevormd en daarin wat beekleem afgezet. In het westen wordt het dekzandgebied begrensd door de hoogte van een stuwwal (Utrechtse Heuvelrug), die ontstaan is tijdens de voorlaatste ijstijd (Saalien, 236.000 tot 126.000 jaar geleden).
Grondwaterstand De gemiddelde hoogste grondwaterstand ligt beneden 40 cm terwijl de laagste stand varieert van 80 tot 120 cm beneden het maaiveld (grondwatertrap III). Tot een diepte van 1,20 m onder het maaiveld kunnen roestvlekken voorkomen.
Ondergrond Volgens de geomorfologische kaart van Nederland ligt het onderzoeksgebied op een dekzandrug, al dan niet met oud bouwlanddek (code 3K14). Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de ondergrond in het onderzoeksgebied uit kalkloze zandgronden. Het zijn zogenoemde beekeerdgronden van lemig fijn zand (code pZg23). De humushoudende bovengrond varieert in dikte van 15 tot 30 cm.
Hoogte en reliëf Het plangebied ligt in een gebied met dekzandruggen en welvingen; het kent daardoor duidelijke hoogteverschillen: het onderzoeksgebied ligt volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) tussen de 0,5 en 1,5 m +NAP. Waarbij het hoogste deel in het westen ligt ter hoogte van Hogesteeg 6. Het terrein kent een lichte stijging in oostelijke richting. Landschap De locatie ligt in het polderlandschap tussen Amersfoort en de Randmeren.
De historische context Rond de onderzoekslocatie lag van oorsprong een uitgestrekt moerasgebied met ondiepe beekdalen en lokaal beboste hoogtes (de dekzandruggen). Dergelijke hoogtes waren in de Gelderse Vallei in de Prehistorie favoriete locaties voor bewoning en akkerbouw. In de Middeleeuwen zijn de hoogtes wederom als eerste in gebruik genomen, hierop bevinden zich de oudste middeleeuwse erven en landbouwgronden (de engen). Kenmerkend voor deze ontginningen zijn de kleinschalige en veelvormige kavels, die door houtsingels worden omsloten. Enkele oude wegen over de dekzandruggen en door de beekdalen vormden de voornaamste verbindingen. Rond en tussen de erven en de agrarische gronden bevonden zich onontgonnen, woeste gronden in gemeenschappelijk gebruik. Deze gronden werden in en na de Late Middeleeuwen stukje bij beetje ontgonnen en bij het agrarisch areaal getrokken.
Vathorst Vathorst is de nieuwste wijk van Amersfoort, die tussen 2000 en 2012 aan de noordoostelijke zijde van de stad is gerealiseerd. De wijk is genoemd naar de boerderij Vathorst de aan de Heideweg die zeker al van vóór de 15 eeuw dateert. Een horst is een hoger gelegen stuk grond, maar de herkomst van de aanduiding Vat is niet duidelijk. Hogesteeg Deze weg werd in 1666 Hoogsteechse wegh genoemd en in 1833 Hoge stegers weg. De weg voerde naar boerderij de Hooge Steeg bij de Laak, die waarschijnlijk haar naam aan de steeg ontleende. De steeg voert over hoger gelegen gebied. Oorspronkelijk van de Calveenseweg naar de grens 4 van de gemeente Nijkerk.
De verkavelingstructuur, bestaande uit langgerekte oost-west georiënteerde percelen, gaat terug op de ontginning uit de 13de / 14de eeuw. De afwatering vond plaats richting de Laak, een veenkanaaltje uit omstreeks 1200. De ontginning Boven-Duist heeft vermoedelijk het noordelijk deel van de ontginning Calveen afgesneden. Tussen beide ontginningen in lag een scheidingsdijkje, de Hoogsteeg genaamd, die bij hoogwater regelmatig werd doorgestoken om water vanaf Calveen af te voeren naar Boven-Duist. De aanwezigheid van de verkavelingsstructuur uit die periode duidt erop dat er sinds de Late Middeleeuwen nauwelijks ingrepen in het landschap hebben plaatsgevonden. Langs de Hogesteeg staan een aantal verhoogde huisplaatsen. De bebouwing aan de Hogesteeg 10 wordt in historische bronnen uit omstreeks 1830 al genoemd. De grond langs de Hogesteeg is wisselend als landbouwgrond of weidegrond in gebruik geweest.
4
http://www.archiefeemland.nl/
7
De archeologische omgeving onderzoeksgebied. Deze onderzoeken concentreerden zich op de hogere plekken in het landschap (de dekzandruggen) en de historische boerderijplaatsen (die meestal op de dekzandruggen gesitueerd zijn). Op diverse locaties zijn vondsten uit de Prehistorie gedaan en dan met name uit het Mesolithicum. Hierbij zijn haardkuilen aangetroffen met spaarzaam vuursteenvondsten. Op veel locaties is echter gebleken dat er op vrij grote schaal zandwinning heeft plaatsgevonden (vermoedelijk in de jaren 60 en 70 van de 20ste eeuw). In combinatie met egalisering en aftopping van veel oorspronkelijk hoog gelegen terreinen heeft dit geleid tot grootschalige aantasting van het bodemarchief. De aangetroffen sporen en vondsten uit het Mesolithicum op niet ontgraven percelen geven aan dat er wel degelijk activiteiten zijn geweest in het gebied en bevestigd het besluit dat alle hooggelegen locaties onderzocht dienen te worden.
8
afbeelding 6, uitsnede uit een luchtfoto uit 2007 met de archeologische onderzoeken in de omgeving van het onderzoeksgebied in rood. In het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) zijn geen meldingen binnen het onderzoeksgebied zelf geregistreerd. Iets ten noorden van het onderzoeksgebied, ter hoogte van Hogesteeg 10, heeft in 2008 een IVO-P plaatsgevonden (onderzoeksmelding 28294). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat een groot deel van het terrein in een recent verleden is afgegraven voor zandwinning. Dezelfde locatie, Hogesteeg 10, is in het kader van inventarisatie van verhoogde huisplaatsen in de polder Arkeheem aangemerkt als boerderijterp (waarnemingsnummer 26454). Behalve deze onderzoeken hebben in de wijdere omgeving van het onderzoeksgebied een aantal grote opgravingscampagnes plaatsgevonden: Vathorst In de afgelopen tien jaar zijn in het kader van de aanleg van de VINEX-locatie Vathorst diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd in de nabije omgeving van het
Nieuwland en Kattenbroek In het kader van de bouw van de wijken Kattenbroek en Nieuwland heeft in de jaren 90 veelvuldig archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Daarbij zijn met name op de (flanken van) de dekzandruggen sporen uit de Prehistorie gevonden, voornamelijk uit de Late IJzertijd. In Nieuwland is een grafveld uit het Neolithicum aangetroffen. Wieken Vinkenhoef In de zomer van 2002 is een start gemaakt met het archeologisch onderzoek in het gebied Wieken Vinkenhoef. Dit gebied langs de Hogeweg wordt ingericht als bedrijventerrein. De Hogeweg vormt van oudsher de verbindingsweg tussen Amersfoort en Hoevelaken en ligt op de zuidflank van een dekzandrug. Naar het zuiden toe loopt het landschap af in de richting van de Barneveldsebeek. Ook in dit lage gebied bevindt zich een kleine geulranddekzandrug. Hoewel het onderzoek op dit moment nog in volle gang is, komt het beeld van een grote IJzertijdnederzetting onmiskenbaar naar voren. Er zijn tot op heden 34 boerderijen aangetroffen uit de periode 800 v.Chr. tot 0 met ruim 120 spiekers (opslagschuurtjes). De sporen bevinden zich op de top en zuidflank van de dekzandrug én op de eerder genoemde geulrand-dekzandrug. Tussen de IJzertijd-sporen de de bevonden zich de resten van zeventien 17 en 18 -eeuwse tabaksschuren.
Interpretatie Bewoningssporen uit de Prehistorie worden in de omgeving van het onderzoeksgebied voornamelijk op de dekzandruggen en de flanken ervan gevonden; met name mesolithische resten (haardkuilen en vuursteen) en bewoningssporen uit de IJzertijd. Sporen van vroegmiddeleeuwse oorsprong zijn in de omgeving nauwelijks aangetroffen. Resten uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd zijn gerelateerd aan agrarische activiteiten en bestaan voornamelijk uit paalgaten en funderingen, sloten, greppels en akkerlagen. Ook zijn op enkele dekzandruggen resten van tabaksteelt aangetroffen. Verwachting Op basis van de bovenstaande gegevens is het aannemelijk dat binnen het plan gebied resten uit zowel de Prehistorie (met name Mesolithicum en IJzertijd) als uit de Nieuwe Tijd aanwezig kunnen zijn. Tevens kunnen ontginnings- en bewoningssporen uit de (Late) Middeleeuwen aanwezig zijn. De archeologische resten kunnen overal binnen het onderzoeksgebied voorkomen en worden verwacht op de overgang van de humushoudende bovengrond en het dekzand. De staat van het bodemarchief binnen het onderzoeks gebied is sterk afhankelijk van eventuele zandwinning en/of aftopping in het verleden. In Vathorst hebben grootschalige ontgrondingen plaatsgevonden. Indien het oorspronkelijke bodemprofiel nog (redelijk) intact is, zal 5 de conservering redelijk tot matig zijn. Kwaliteit bodemarchief Inventarisatie van (sub)recent en historisch bodemgebruik toont aan dat de mogelijkheid bestaat dat een deel van het ste bodemarchief in de 20 eeuw is vergraven. De exacte locaties waar dit is gebeurd, zijn niet bekend waardoor er in de keuze voor het al dan niet uitvoeren van een archeologisch onderzoek geen rekening mee is gehouden. De hoogte van het grondwater en de nog intact zijnde oude verkavelingsstructuur zorgen ervoor dat, indien er geen vergravingen hebben plaatsgevonden, een redelijk tot goed geconserveerd bodemarchief mag worden verwacht. 5
de lage grondwaterstand geeft aanleiding om slechte conserverende omstandigheden voor alle organische materialen en paleo-ecologische resten en metaal te verwachten.
9
Het onderzoek 10
Het onderzoekskader Bewoning op het grondgebied van de gemeente Leusden gaat ver terug in de tijd, niet alleen van de diverse dorpskernen (Achterveld, Hamersveld, Oud-Leusden etc.), maar ook van het omringende land. Al vanaf de vroege Prehistorie leefden mensen in dit gebied, hun sporen komen voortdurend bij ingrepen in de bodem aan het licht. Door de jaren heen is uit onderzoeken steeds meer informatie aan het licht gekomen over de rijke geschiedenis, zoals die zich binnen de huidige gemeentegrenzen heeft afgespeeld.
Methode en werkwijze Onderzoeken in de omgeving van het plangebied hebben aangetoond dat inventariserend veldonderzoek middels boringen geen uitsluitsel kunnen geven over het wel of niet aanwezig zijn van (met name prehistorische) archeologische resten in de bodem. Wegens het ontbreken van een duidelijk archeologisch niveau in deze omgeving én de aard van de verwachte resten, is een inventariserend veldonderzoek middels proefsleuven (IVO-P) te verkiezen boven onderzoek middels boringen.
Onderzoeksdoel en vraagstelling Het doel van het onderzoek is om vast te stellen of de voorgenomen bouwwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder dat daarbij archeologisch waardevolle resten verloren gaan. Het is eerst nodig om vast te stellen of deze resten inderdaad in de grond aanwezig zijn. Zo ja, dan dient aanvullend vastgesteld te worden wat de aard, omvang, datering, gaafheid en conservering daarvan is, om – na waardering – tot een gefundeerd bestuit te komen hoe hier verder mee om te gaan; behoud door bescherming, behoud door opgraving, of afzien van verder archeologisch onderzoek. Tevens worden de resultaten van het onderzoek gebruikt om de archeologische verwachting voor de locatie én omgeving te toetsen en indien mogelijk nader in te vullen.
Het onderzoek is uitgevoerd volgens de Kwaliteitseisen der Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2) en volgens de standaard opgravingsmethodiek en het registratiesysteem van het Centrum voor Archeologie van de Gemeente Amersfoort.
Het onderzoek heeft zich gericht op de volgende onderzoeksvragen: - Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig? • Zo ja: wat is de aard, omvang en datering van de vindplaats(en) en de gaafheid en conservering ervan? • Zo nee: is er reden om aan te nemen dat er archeologische resten in de bodem aanwezig zijn geweest en zijn er uitspraken te doen over de aard, omvang en datering ervan en de reden van het verdwijnen? - Wat is de landschappelijke context van het onderzoeksgebied? - Is er op basis van de resultaten uit dit onderzoek een aanpassing of nadere invulling van de archeologische verwachting voor de omgeving van het onderzoeksgebied te maken?
Werkputten, vlakken en profielen Bij een IVO-P wordt het onderzoeksgebied onderzocht met behulp van proefsleuven die ‘werkputten’ worden genoemd. Deze krijgen een volgnummer. Iedere werkput wordt vlaksgewijs verdiept, waarbij in principe wordt gestopt op het niveau waar archeologische resten zichtbaar worden. Dit niveau heet het ‘vlak’. Na documentatie en onderzoek van het vlak kan worden verdiept naar een volgend niveau, totdat geen sporen meer aanwezig zijn. Ook de wanden van de werkputten, de ‘profielen’, worden gedocumenteerd. Ze leveren informatie over de bodemopbouw en gelaagdheid van het terrein. Sporen en vondsten Elk aangetroffen spoor dat gedocumenteerd wordt, krijgt een individueel volgnummer, het ‘featurenummer’, waaraan alle verdere informatie wordt gekoppeld. Nadat een spoor in het vlak is gedocumenteerd, wordt het nader onderzocht door er een ‘coupe’ (dwarsdoorsnede) doorheen te zetten, om de diepte, eventuele gelaagdheid en vorm van het spoor vast te stellen. Alle vondsten worden verzameld en krijgen een ‘vondstnummer’, waaraan specifieke gegevens over de vindplaats (werkput, vlak/profiel en spoor) en andere relevante informatie wordt gehangen. Voor nader onderzoek kunnen allerhande type monsters worden genomen. Documentatie Ter documentatie van de gegevens worden opnames,
tekeningen en beschrijvingen gemaakt. Vlakken, profielen en coupes worden getekend (1:50, 1:20 en/of 1:10) op watervaste film met millimeterraster en gefotografeerd. Alle relevante gegevens worden geadministreerd. Per dag wordt een logboek bijgehouden dat samen met alle documentatie in een map, het ‘protocolboek’, wordt bewaard. Uitwerking & analyse Direct na de opgraving worden de vondsten gereinigd en gedetermineerd, en de opgravinggegevens gedigitaliseerd. Tijdens de uitwerkingsfase worden de sporen geanalyseerd en in structuren gegroepeerd. Het vondstmateriaal geeft aanwijzingen voor de datering en functie ervan. Door de sporen en structuren onderling te interpoleren wordt ook duidelijk wat zich in de niet opgegraven delen van het onderzoeksgebied bevindt. Waardering en advies Om een gefundeerd advies op te stellen over hoe om te gaan met de aanwezige archeologisch resten, moeten ze eerst gewaardeerd worden. Dit gebeurt volgens een voorgeschreven methode waarbij wordt gekeken naar belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit.
11
Het resultaat 12
afbeelding 7, uitsnede uit de digitale basiskaart met daarop afgebeeld de zeven aangelegde proefsleuven. Uitvoering Conform PvE zijn 7 proefsleuven van 2 m breed en verschillende lengte gegraven. De sleuven zijn in een oost2 west richting getrokken. In totaal is circa1600 m van het 2 onderzoeksgebied onderzocht, dit is 100 m minder dan stond aangegeven in het PvE. Proefsleuven 6 en 7 zijn korter dan gepland, een vijver waarmee geen rekening was gehouden bij het plannen van de proefsleuven, maakte het onmogelijk deze volledig aan te leggen. Het ontgraven oppervlakte was desondanks voldoende om een goed beeld te vormen van wat er zich in de bodem bevindt. Bodemopbouw Direct onder het oppervlak is een 30 tot 50 cm dikke bouwvoor aangetroffen. De bruingrijze humeuze laag is sterk verrommeld. Er zijn vrijwel geen resten van enige oorspronkelijke bodemvorming waargenomen. Alleen in werkput 4 is mogelijk een klein deel van een inspoelingslaag aangetroffen. Over het algemeen mag worden gesteld dat direct onder de bouwvoor - en gescheiden middels een scherpe overgang - overal binnen het onderzoeksgebied, en tot op grote diepte, dekzand is aangetroffen. Het Jonge dekzand I, het materiaal waaruit de hier verwachte dekzandrug bestaat, ontbrak (gedeeltelijk) in de westelijke delen van de verschillende
afbeelding 8, opname van een deel van proefsleuf 1. Achter de rode lijn is de hoger gelegen flank van de dekzandrug zichtbaar. werkputten. Waarschijnlijk is het hier weggegraven. De flanken van de dekzandrug bleken nog wel intact te zijn. De eigenlijke top van de dekzandrug was vergraven en lag nu lager dan de nog intacte flanken van de dekzandrug. Het westdeel van werkput 5 lag volledig naast de dekzandrug en in de vlakte ten zuiden van de dekzandrug. De opbouw van dit deel van deze werkput verschillende ook volledig van bovenstaande beschrijving. De bodemopbouw bestond hier uit lemig dekzand, met daarop een 30 cm dik kleipakket. Direct op het kleipakket zijn restanten van veen waargenomen. Dit veen is mogelijk een restant van een veenpakket, wat oorspronkelijk op de klei heeft gelegen, maar nu grotendeels is verdwenen. Op het kleipakket met veenresten lagen in totaal nog 3 (recente) ophogingspakketten/bouwvoren. Sporen In geen van de 7 proefsleuven zijn archeologische sporen aangetroffen anders dan enkele (recente) sloten en ingravingen. Er zijn 14 featurenummers uitgedeeld. Van een aantal sporen was niet direct duidelijk of ze natuurlijk of antropogeen waren. Deze sporen zijn gecoupeerd en in het veld gezeefd, over een 1 en 2 mm
zeef. Zowel uit de coupes als uit de zeefresidu’s kwamen geen aanwijzingen dat het hier atropogene sporen betrof. De sporen zijn dan ook als natuurlijk beschouwd. Vondstmateriaal Tijdens de aanleg van de verschillende sleuven is één vondst gedaan. In een voormalige sloot is een zogenaamde IJsselsteen gevonden, een baksteen die 6 vanaf de 17de eeuw voorkomt. Interpretatie Het Jonge Dekzand I van de hier gelegen dekzandrug is (sub-)recentelijk gedeeltelijk weggegraven (zandwinning), zoals op meerdere plekken in de omgeving is vastgesteld. De eventueel aanwezige archeologische resten zijn hierbij volledig verdwenen. De flanken van de dekzandrug zijn nog wel intact, hier zijn evenwel geen sporen of vondsten gedaan.
afbeelding 9, Reconstructie van de dekzandrug
6
de IJsselsteen is overigens niet meegenomen.
13
Conclusie en advies 14
De onderzoeksvragen worden op basis van de resultaten als volgt beantwoord: • Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig? Binnen het onderzoeksgebied zijn op de sloten en de IJsselsteen na, geen archeologische resten aangetroffen. - Zo nee: is er reden om aan te nemen dat er archeologische resten in de bodem aanwezig zijn geweest en zijn er uitspraken te doen over de aard, omvang en datering ervan en de reden van het verdwijnen? Indien op de top van de dekzandrug archeologisch resten aanwezig waren zijn ze bij de grootschalige ontgronding geheel verdwenen. Op de nog aanwezige flanken zijn geen aanwijzingen gedaan, die duiden op de aanwezigheid van archeologische resten. Is er op basis van de resultaten uit dit onderzoek een aanpassing of nadere invulling van de archeologische verwachting voor de omgeving van het onderzoeksgebied te maken? Ondanks het feit dat er geen sporen en vondsten zijn gedaan vormen de resultaten van dit onderzoek geen aanleiding om de archeologische verwachting buiten het plangebied aan te passen.
Waardestelling Het proces van waardering heeft door afwezigheid van archeologische resten niet plaats kunnen vinden. Daarmee is vastgesteld dat binnen het onderzoeksgebied geen archeologische waardevolle resten aanwezig (zullen) zijn. Advies Het plangebied kan zonder nader archeologisch onderzoek worden vrijgegeven voor de geplande ontwikkeling. NB: dit advies geldt alleen voor dit plangebied en niet voor de directe omgeving. Omliggende percelen dienen bij eventuele op handen zijnde ontwikkeling afzonderlijk beoordeeld en/of onderzocht te worden. Besluit Bovengenoemd advies is middels een brief dd. 3 mei 2011 aan de opdrachtgever en de Gemeente Amersfoort gerapporteerd.
Literatuur Blijdenstijn, R., 2005. Tastbare Tijd. Cultuurhistorische atlas voor de Provincie Utrecht, Utrecht. Boer, G.H. de, D. Bekius & J.A. Schenk, 2009. Gemeenten Amersfoort en Leusden. Een archeologische verwachtingsen beleidsadvieskaart (m.u.v. de historische stadskern). RAAP Rapport 1875, Weesp. Carmiggelt, A. en P.J.W.M. Schulten, 2002. Veldhandleiding Archeologie, Archeologie Leidraad 1. College voor de Archeologische Kwaliteit, Zoetermeer. Centraal College van Deskundigen, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. Gouda. Dekker, C., en M. Mijnssen-Dutilh, 1995: De Eemlandtsche Leege Landen. Ontginningen rond de mond van de Eem in de 12e en 13e eeuw, Utrecht. Diepeveen-Jansen, M., en J. Kaarsemaker, 2004: Publicatiewijzer voor de archeologie, Amsterdam. Hollosy, d', T., 2011: Actualisatie Archeologische Waarde en Verwachtingskaart Leusden 2011, Amersfoort (CARrapport 10). Laar-Melchior, G.M. van, 1996: Historisch-geografisch onderzoek Vathorst, Amersfoort. Mulder, F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en Th.E. Wong (eds.), 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. Stiboka, 1966: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50 000. Blad 26 West Harderwijk, blad 32 West Amersfoort, Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stiboka/RGD, 1977: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50 000, Wageningen/Haarlem. Visscher, H. 1991: Eemland. Een archeologische kartering, inventarisatie en waardering (R.A.A.P. rapport 40), Amsterdam.
Willems, J.H., en S.G. van Dockum, 1998: Nijkerkerweg (N68), in: Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 19941995, 52-56.
15
Bijlagen 16
tabel 1, archeologische tijdsindeling Archeologische perioden Paleolithicum (Oude Steentijd) Vroeg Midden Laat Mesolithicum (Midden Steentijd) Vroeg Midden Laat Neolithicum (Nieuwe Steentijd) Vroeg Midden Laat Bronstijd Vroeg Midden Laat IJzertijd Vroeg Midden Laat Romeinse Tijd Vroeg Midden Laat Middeleeuwen Vroeg Hoog Laat Nieuwe Tijd
2,5 miljoen - 10.800 jaar geleden 2,5 miljoen - 300.000 jaar geleden 300.000 - 35.000 jaar geleden 35.000 - 10.800 jaar geleden 8800 - 5300 v. Chr. 8800 - 7100 v. Chr. 7100 - 6450 v. Chr. 6450 - 5300 v. Chr. 5300 - 2000 v. Chr. 5300 - 4200 v. Chr. 4200 - 2850 v. Chr. 2850 - 2000 v. Chr. 2000 - 800 v. Chr. 2000 - 1800 v. Chr. 1800 - 1100 v. Chr. 1100 - 800 v. Chr. 800 - 12 v. Chr. 800 - 500 v. Chr. 500 - 250 v. Chr. 250 - 12 v. Chr. 12 v. Chr. - 450 n. Chr. 12 v. Chr. - 70 n. Chr. 70 - 270 n. Chr. 270 - 450 n. Chr. 450 - 1500 n. Chr. 450 - 1000 n. Chr. 1000 - 1250 n. Chr. 1250 - 1500 n. Chr. 1500 - heden
Centrum voor Archeologie Gemeente Amersfoort Langegracht 11, 3811 BT Amersfoort Telefoon (033) 463 77 97 Fax (033) 463 03 32 E−mail:
[email protected] Internet: www.amersfoort.nl/archeologie ISSN: 1879−4289