CAR
Centrum voor Archeologie car-rapport nr. 17,augustus 2012
Archeologisch bureauonderzoek
Park Randenbroek en omgeving
Amersfoort
Archeologisch bureauonderzoek Park Randenbroek en omgeving Amersfoort 1
2
Onderzoeksgegevens: Onderzoek: Meldingnummer: SIC: Opdrachtgever: Uitvoerder: Datum uitvoering: Gemeente: Provincie: Kaartblad: Coördinaten: Omvang:
BO Park Randenbroek e.o. 50090 RAND’12 Gemeente Amersfoort, Sector SOB, afd. Projectontwikkeling Openbare Ruimte Centrum voor Archeologie, Gemeente Amersfoort mei 2012 Amersfoort Utrecht 32D NW-hoek: 155.423 / 462.394, NO-hoek: 155.423 / 462.394, ZW-hoek: 156.033 / 461.115, ZO-hoek: 156.321 / 461.653 circa 65 hectare
colofon CAR rapport 17 – Archeologisch bureauonderzoek Park Randenbroek en omgeving, Amersfoort ISSN: 1879-4289 © augustus 2012 uitgave: Centrum voor Archeologie, Gemeente Amersfoort tekst: M. Stronkhorst redactie: F.M.E. Snieder vormgeving: T. d’Hollosy druk: Mailfors BV De CAR-rapportenreeks is een reeks waarin het Centrum voor Archeologie van de Gemeente Amersfoort standaard eindrapportages (zoals bedoeld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) van de door hun uitgevoerde archeologische onderzoeken publiceert. De reeks staat onder redactie en autorisatie van de stadsarcheologen van de Gemeente Amersfoort: mevr. drs. F.M.E. Snieder en dhr. drs. T. d’Hollosy.
Samenvatting 3
Op 7 juli 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Park Randenbroek en omgeving vastgesteld. In het kader hiervan heeft het Centrum voor Archeologie (CAR) van de Gemeente Amersfoort, opdracht gekregen middels een bureauonderzoek een archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Op de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Amersfoort staan gebieden aangegeven die geïndexeerd zijn als archeologisch waardevol en staan archeologische 1 verwachtingsgebieden aangegeven. Er wordt gesproken van een archeologische waardering wanneer in een gebied door middel van eerder uitgevoerd (veld) onderzoek is aangetoond dat het om een archeologisch waardevol gebied gaat. Een archeologische verwachting is gebaseerd op een inventarisatie van eventueel aanwezige cultuurhistorische kenmerken en het archeologisch potentieel van een gebied. Het geeft een indicatie van de mogelijke archeologische verwachtingen aan. Na dit bureauonderzoek kan een verfijning en herziening van de verwachtingen gemaakt worden.
verschillende archeologische beleidszones, gebaseerd op de archeologische en historische waarden en verwachtingen. Op de beleidskaart van het plangebied Randenbroek en omgeving staan deze zones aangegeven. Er is één zone met een hoge archeologische waarde te onderscheiden, twee zones met een hoge verwachting, vijf zones met een middelhoge verwachting en vijf zones met een lage archeologische verwachting (afbeelding 1). Het huidige archeologiebeleid is gericht op behoud van archeologische waarden. Waar behoud in situ niet mogelijk is, wordt gestreefd naar behoud door registratie (opgraving).
Het bureauonderzoek behandelt een overzicht van de cultuurhistorische en bodemkundige ontwikkeling van het plangebied aangevuld met archeologische informatie binnen het plangebied en uit de directe omgeving van het plangebied. Uit dit overzicht volgt een gespecificeerd beeld van archeologische verwachtingen met bijbehorend beleid en in welke mate archeologisch veldonderzoek noodzakelijk is bij de herinrichtingsplannen van het plangebied. De verwachtingen zijn gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgetreden bodemverstoringen. Ter toetsing hiervan zijn grondboringen gezet om hierover een gefundeerde uitspraak te doen. Conclusie: verwachting en beleidsadvies plangebied Randenbroek en omgeving Op basis van een historische en archeologische inventarisatie gevolgd door een booronderzoek is geconcludeerd dat het plangebied onder te verdelen is in vier 1
onderdeel van de Erfgoedverordening en opgesteld is in augustus 2010. Zie Bijlage I.
afbeelding 1, beleidskaart plangebied Randenbroek en omgeving met beleidszones
4
Deelgebied 1) Park Randenbroek (incl. schapenweide)
Gespecificeerde verwachting met bijbehorend beleidsadvies Waarde: Hoog Indien de bodemingrepen 30 cm of dieper onder het maaiveld gaan plaatsvinden dient archeologisch onderzoek zo vroeg mogelijk in de planvorming te worden betrokken. 2 2) Metgensbleek Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m en dieper dan 75-95 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 3) de Vosheuvel Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m en dieper dan 120 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 4) IJsbaan Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m en dieper dan 30/90 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 5) Voetbalvelden CJVV Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m en dieper dan 30/120 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 6) Gebied ten zuiden van Ringweg Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m en Randenbroek/sportvelden Corderius dieper dan 50 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch College/boogschietbaan onderzoek noodzakelijk. 2 7) Honkbalvelden BSC Quick Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m en dieper dan 50 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 Verwachting: Hoog: Bij bodemingrepen groter dan 100 m en dieper dan 50/150 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 8) Voetbalvelden AFC Quick Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m en dieper dan 30/150 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 Verwachting: Hoog: Bij bodemingrepen groter dan 100 m en dieper dan 30/50 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 9) Heiligenbergerbeek oevers en locaties Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m en dieper van natuurontwikkeling langs de dan 30/50 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch Heiligenbergerbeek onderzoek noodzakelijk. 2 Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m en dieper dan 75 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. tabel 1, overzicht van de beleidszones per deelgebied. Zie voor een ligging van de deelgebieden afbeelding 2 (komt overeen met tabel 4).
Inhoud 5
Samenvatting
3
Inhoud
5
1. Inleiding
6
2. Gegevens plangebied
7
3. Landschappelijke gegevens
9
4. Historische en Archeologische inventarisatie
13
5. Bodemkundige boringen
20
6. Conclusie en advies
25
Literatuur
29
Bijlage I
31
Bijlage II
32
Bijlage III
33
Bijlage IV
34
Bijlage V
35
1. Inleiding 6
Aanleiding van dit bureauonderzoek vormt de vaststelling van de structuurvisie ‘Park Randenbroek en omgeving’ in 2009 door de gemeenteraad van Amersfoort en het daaruit voortvloeiende ‘Inrichting- en beheerplan Park Randenbroek 2 en omgeving’. Bij de voorgenomen herinrichtings- en herontwikkelingsplannen kunnen archeologische relevante bodemlagen verstoord gaan worden. Het huidige (gemeentelijk) archeologiebeleid is gericht op behoud van archeologische waarden. Archeologische waarden zijn zeer divers van aard, ze kunnen bestaan uit sporen, structuren en vondsten maar ook uit landschappelijke en infrastructurele elementen. Door vroegtijdig het archeologisch erfgoed (het zogenaamde ‘bodemarchief’) binnen dit gebied in kaart te brengen, en deze te waarderen, kan hiermee bij de geplande (bouw) planontwikkeling rekening worden gehouden. Zo krijgt men een goed beeld welke archeologische belangen meespelen en hoe deze zo efficiënt mogelijk in te passen zijn. Waar behoud in situ niet mogelijk is, wordt gestreefd naar behoud door registratie (archeologisch veldonderzoek). Het gemeentelijk beleid van Amersfoort kent vijf verschillende beleidsvarianten waarbij met name de archeologische waarde en verwachting, de oppervlakte van het terrein en de geplande ontgravingsdiepte een belangrijk uitgangspunt zijn om te bepalen of en in welke vorm archeologisch veldonderzoek moet plaatsvinden. 1.1 Opzet bureauonderzoek In opdracht van de Gemeente Amersfoort is door het Centrum voor Archeologie (CAR) een bureauonderzoek met een archeologische verwachting en advies voor het plangebied opgesteld (conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.). 2
De structuurvisie heeft als doel het gebied te ontwikkelen ‘tot een beekdal waarin natuur en cultuur elkaar ontmoeten en dat functioneert als een gevarieerd recreatief groengebied voor heel Amersfoort. De verschillende onderdelen, sport, recreatie, milieu (ecologie en landschap), beheer (water en groen), wonen en verkeer zijn hierbij op elkaar afgestemd.’ Uit: Structuurvisie Park Randenbroek e.o., getiteld: "Veelzijdig genieten in een bijzonder stadspark", juli 2009
Het doel van dit bureauonderzoek is de archeologische verwachting voor het plangebied, zoals deze staat aangegeven op de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Amersfoort nader te specificeren. Hiertoe is een inventarisatie naar de beschikbare landschappelijke, historische en archeologische informatie uitgevoerd. Om de mate van verstoring vast te stellen en de geologie van het gebied beter in beeld te krijgen, zijn 98 bodemkundige controleboringen gezet. Door het combineren van de informatie uit de inventarisatie met de boorgegevens, kan een gefundeerd advies worden opgesteld waar en in welke gevallen archeologisch veldonderzoek moet plaatsvinden, voor toekomstige (bouw) planontwikkeling.
2. Gegevens plangebied 2.1 Administratieve gegevens Provincie: Utrecht Gemeente: Amersfoort Kaartblad: 32D Coördinaten: NO: 155.880 / 462.556 ZO: 156.321 / 461.653 ZW: 156.033 / 461.115 NW: 155.423 / 462.394 Archis OM.nr: 50090 2.2 Locatie plangebied De locatie en begrenzing van het plangebied zijn overgenomen uit de structuurvisie. Het plangebied is onder te verdelen in negen verschillende deellocaties; de onderzoeksgebieden. Dit gebied omvat de terreinen waar bodemingrepen gepland staan (afbeelding 2). Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van het centrum van Amersfoort, in de wijken Dorrestein en Randenbroek. Aan de noordzijde wordt het begrensd door de Bisschopsweg, aan de oostzijde door de Heiligenbergerweg, aan de zuidzijde door de Rijksweg A28 en aan de westzijde door de Rubensstraat, Ringweg-Dorrestein en de Dorresteinsesteeg. De Ringweg-Randenbroek doorsnijdt het gebied. De totale omvang van het gebied bedraagt ongeveer 65 hectare. 2.3 Huidig en toekomstig gebruik van het onderzoeksgebied Het plangebied heeft momenteel meerdere functies. Een groot gedeelte functioneert als een groenstedelijk recreatiegebied; in het westelijk deel bevindt zich een sportstrook met voetbal- en hockeyvelden en een ijsbaan/skeelerbaan. Het oostelijk deel beslaat grotendeels Park Randenbroek en de Vosheuvel als openbare groenelementen. De Heiligenbergerbeek loopt ongeveer door het midden van het gebied en op de westoever ervan is een wandelpad gelegen dat een verbinding vormt tussen Park Randenbroek en de Vosheuvel. De Vosheuvel kent een culturele en maatschappelijke ontspanningsfunctie; hier zijn de scouting, een scholencomplex en een kinderboerderij gevestigd. De herinrichting en het toekomstige gebruik van het gebied varieert van het aanbrengen van diverse groenelementen en
werkzaamheden ten bate van de aanleg van natuurvriendelijke oevers tot diverse (uitbreiding) grondwerkzaamheden aan de sportcomplexen. De geplande werkzaamheden kunnen de eventuele aanwezige archeologische waarden ter plekke gaan verstoren of helemaal vernietigen.
7
3
8
afbeelding 2, plankaart van plangebied Randenbroek en omstreken met de negen onderzoeksgebieden:
1) Park Randenbroek, 2) Metgensbleek, 3) de Vosheuvel, 4) de IJsbaan/skeelerbaan, 5) voetbalvelden van CJVV, 6) het gebied ten zuiden van de Ringweg Randenbroek / sportvelden Corderius College / boogschietbaan, 7) locaties honkbalvelden BSC Quick, 8) voetbalvelden AFC Quick en 9) de oost en westoevers van de Heiligenbergerbeek en de locaties van natuurontwikkeling langs de Heiligenbergerbeek.
3
Bron: concept plankaart Overzicht grondwerkzaamheden 30 cm beneden maaiveld t.b.v archeologisch onderzoek. Door: G84 tuin- en landschapsarchitectuur in opdracht van Gemeente Amersfoort, afdeling Projectontwikkeling Openbare Ruimte.
3. Landschappelijke gegevens 3.1 Algemene gegevens 4 Geomorfologische eenheden - 3K14: Dekzandrug. - 2R2: Dalvormige laagte, zonder veen. - 3L6: Gordeldekzandwelving, al dan niet bedekt met oudbouwlanddek. 5 Bodemeenheid - Noordelijk deel plangebied: dekzandgrond; oud stuifzanddek op jong dekzand met matig humeus en (zwak) lemig zand (3K14). - Zuidelijk deel plangebied: Beekeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (pZg21) - Zuidwestelijk deel plangebied: Hoge zwarte enkeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (zEZ21). Grondwaterstand 0,60 tot 1,50 meter beneden maaiveld. Maaiveldhoogte
Sterk variërend. 3.2 Huidige landschap; de geomorfologie van het plangebied De geologische processen die met name in het Pleistoceen hebben plaatsgevonden zijn in grote mate bepalend geweest voor de landschapsvorming in de omgeving van Amersfoort. Archeologische vindplaatsen zijn doorgaans niet willekeurig over het landschap verspreid; ze hebben een relatie met het landschap. Bestudering van het landschap levert dus informatie over de bewoning- en gebruiksmogelijkheden ervan door de mens door de eeuwen heen. De vormen van het aardoppervlak en de vormingsprocessen die daarbij een rol hebben gespeeld, zijn de studieobjecten van de geomorfologie. Het landschap is ingedeeld in verschillende terreinen op basis van hun specifieke vorm, karakter en
ontstaansgeschiedenis. De geomorfologische elementen van een gebied zijn sterk bepalend voor 4
geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, Stichting voor Bodemkartering, 1977, blad 32 West Amersfoort. 5 bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, Stichting voor Bodemkartering, 1966, blad 6 West en 32 West Amersfoort.
de gebruiksmogelijkheden en de inrichting ervan. De geomorfologische kaart van Nederland geeft aan dat het plangebied in een beekdal ligt tussen een uitgestrekt dekzandgebied aan de oostkant van een stuwwal, ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd (300.000 -100.000 jaar geleden): de Utrechtse Heuvelrug. De afwisseling van dekzandruggen, laagten en kronkelige beekjes bepaalt het beeld van het huidige landschap. Het heeft een kenmerkende ondergrond: zand dat door de wind tijdens de laatste ijstijd (70.000 - 10.000 jaar geleden) als enkele meters dikke deken ('dek') is afgezet tegen de rand van de stuwwal. De wind heeft in dit dekzand reliëf in de vorm van dekzandruggen en laagten aangebracht. Daarnaast hebben beken beekdalen van enkele meters diep in het dekzand gevormd en daarin beekleem afgezet. De geografische situatie van het gebied is kenmerkend geworden voor de naamgeving ervan. Een broek is een laaggelegen stuk grond, in dit geval naast een beek, dat regelmatig overstroomt en in de winter vaak onder water staat. Randenbroek betekent dan ook zoiets als de overgang van een hoger gelegen gebied naar een moerassig, laaggelegen nat gebied. Volgens de geomorfologische kaart zijn voor het plangebied drie verschillende terreinvormen te onderscheiden: 1. Het oostelijke deel van het plangebied bestaat uit een dekzandrug met daarop opgestoven en hoger gelegen landduinen. Op de landduinen zijn in een latere periode Park Randenbroek en de Vosheuvel als landgoedbos aangelegd. 2. Een smalle zone direct ten weerszijden van de Heiligenbergerbeek wordt getypeerd als een dalvormige laagte zonder veen; het beekdal. Het westelijk deel is lager gelegen waardoor het gebied natter is. Deze zone is in het verleden lange tijd in gebruik geweest als weidegrond en heeft later door stedelijke ontwikkelingen zijn huidige indeling gekregen. 3. Ten slotte bestaat een klein gedeelte in het zuidwesten uit een gordeldekzandwelving, al dan niet bedekt met een oud-bouwlanddek; een zogenaamd esdek. Het dekzand heeft zich als een gordel afgezet rondom lokale hoogtes zoals, in dit geval, meerdere duinvormige welvingen.
9
10
3.3 De bodemopbouw van het plangebied De bovenlaag van de grond verandert onder invloed van klimaat, flora en fauna. Het proces van aanvoer, omzettingen en afvoer van stoffen heet ‘bodemvorming’. In de doorsnede van de bodem kan men verschillende lagen onderscheiden. Deze lagen – met ieder hun specifieke eigenschappen – worden ‘horizonten’ genoemd. Een indeling van bodems naar typen wordt op basis van de verschillende horizonten en hun kenmerken gemaakt. 6
De bodemkaart van Nederland geeft aan, dat het gebied ten zuiden van de Gasthuislaan geclassificeerd wordt tot de kalkloze zandgronden waarbij de bodem grotendeels uit 7 een beekeerdgrond bestaat. Beekeerdgronden komen veel voor in dekzandgebieden en zijn gevormd onder natte omstandigheden. Het noordelijk deel van het plangebied is niet gekarteerd en heeft daardoor een onbekende bodemtypering. In het zuidwesten van het plangebied komt, volgens de Bodemkaart, een klein gebied voor met 8 hoge zwarte enkeerdgrond. De zwarte enkeerdgronden zijn ontstaan door jarenlange bemesting met onder andere mest en plaggen. Het voorkomen van deze gronden is, onder andere, in de buurt van beekdalgronden waar de plaggen werden gestoken.
strook ten westen van de Heiligenbergerbeek wordt geclassificeerd tot grondwatertrap III (gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen de 0 en 40 en een gemiddelde laagste waterstand tussen de 80-120 cm beneden maaiveld) en VI (gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen de 40 en de 80 cm onder het maaiveld en een gemiddelde laagste grondwaterstand van 160 cm beneden maaiveld). Het zuidelijk deel van het plangebied kent een grondwatertrapniveau van III wat een gemiddelde hoogste grondwaterstand betekent van tussen de 0 - 40 onder het maaiveld en de laagste tussen 80 en 120 cm onder het maaiveld. Het is dus een relatief nat gebied.
3.3.1 De Heiligenbergerbeek en het grondwater Op de bodemkaart staan eveneens grondwatertrappen aangegeven. De grondwatertrappen geven het verloop tussen de lage grondwaterstand in de zomer en het hoge grondwaterpeil in de winter weer. De hoogte van het grondwaterpeil en de fluctuaties ervan zijn belangrijke factoren voor de toepasbaarheid en het gebruik van de grond. Het parkgedeelte binnen het plangebied kent grondwatertrap VII; de gemiddeld hoogste waterstand ligt beneden 80 cm onder het maaiveld en de gemiddelde laagste waterstand is beneden 160 cm onder maaiveld. Het geeft aan dat dit gebied hoog en droog gelegen is. Een 6
Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, Stichting voor Bodemkartering, 1966, blad 6 West en 32 West Amersfoort. 7 pZg21: beekeerdgronden; leemarm en zwak lemig fijn zand. 8 zEZ21: Hoge zwarte enkeerdgrond; leemarm en zwak lemig fijn zand.
afbeelding 3, kaart van Van Deventer (1560) gekoppeld aan de huidige topografische kaart. In blauw is de huidige Heiligenbergerbeek aangegeven.
Een klein gedeelte in het zuidwesten van het plangebied heeft een grondwatertrap van VI gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen de 40 en de 80 cm onder het maaiveld en een gemiddelde laagste grondwaterstand van beneden de 160 cm onder maaiveld).
misschien opgehoogd zijn door de toenmalige eigenaar 9 Jacob van Campen. In het gebied ten weerszijden van de Heiligenbergerbeek varieert het maaiveldniveau wisselend van rond de 1,20 en 2,00 meter. Het zuidwestelijke gedeelte dat weer iets hoger is gelegen kent een hoogte van tussen de 4,00 en 4,50 meter + NAP.
Qua conservering van archeologische sporen en resten geldt over algemeen; hoe hoger de grondwaterstand hoe beter de archeologische conserveringsgraad. Aan de huidige topografie is goed te zien dat de Heiligenbergerbeek van oorsprong een meanderende rivier is. Als we de kaart van Van Deventer uit 1560 geografisch koppelen aan de huidige topografische kaart dan is te zien dat de loop van de beek, in de afgelopen vijf eeuwen alleen al, behoorlijk is verlegd (afbeelding 4). Zowel in het noordelijk deel (in park Randenbroek) als in het zuidelijke deel (net ten noorden van de Vosheuvel) is de beek versprongen. 3.3.2 Hoogte en reliëf Het plangebied ligt in een beekdal omgeven door een (gordel)dekzandgebied. Het kent daardoor hoogteverschillen. Uit archeologisch onderzoek is bekend dat dekzandruggen/kopjes en oeverwallen vanaf de vroege Prehistorie favoriete verblijf- en bewoningslocaties zijn. Ze vormen in deze omgeving de hogere – en daardoor drogere – delen in een overwegend laag en nat landschap. Ook volgen de oudste wegen en routes veelal de dekzandruggen. Van middeleeuws gebruik – bewoning en landbouw – kunnen op de dekzandruggen oude boerderijplaatsen en oude landbouwdekken resteren. Op de bodemkaart is voor het gordeldekzandgebied in het zuidwesten van het plangebied een reliëf van ½ tot 1½ meter ten opzichte van de omringende omgeving aangegeven. Voor het gebied ten weerszijden van de Heiligenbergerbeek is nauwelijks enig reliëf aangegeven; minder dan ½ meter. Op de Algemene Hoogtekaart Nederland (AHN) zijn actuele en nauwkeurige hoogtemetingen te herleiden (afbeelding 4). Voor de dekzandrug in park Randenbroek is ongeveer een maximale hoogte weergegeven van circa 9,60 meter + NAP. Verder zijn drie zandkopjes te zien die van oorsprong de natuurlijk zijn en waarvan er twee in de 17 eeuw
afbeelding 4, hoogtes binnen het plangebied. Kleuren op basis van het AHN, oranje, groen en geel zijn hoog (gebouwen en bomen), blauw is laag. 9
Oldenburger, C. & J., 2010, 13.
11
12
10
3.3.3 Bodemverontreiniging binnen het plangebied In april en mei 2011 is door Acorius Advies B.V. een verkennend bodemonderzoek gedaan op vier deellocaties binnen het plangebied. Daarbij is de kwaliteit van de grond en het grondwater onderzocht op eventuele verontreinigingen. De onderzoekslocaties waar 55 grondboringen zijn gezet betreffen het terrein van het Meander Medisch Centrum (deellocatie 1; 21 boringen), een schapenwei gelegen naast park Randenbroek (deellocatie 2; 5 boringen), negen locaties langs de sportvelden (deellocatie 3; 9 boringen) en de onverharde paden in park Randenbroek (deellocatie 4; 5 boringen). Uit het onderzoek is op deellocatie 2 een laag opgedroogde slib aangetroffen die licht verontreinigd is met kwik, lood en PCB’s. Verder zijn in de grond plaatselijk licht verhoogde gehalten met enkele zware metalen, PAK en/of PCB’s aangetroffen. Het grondwater bevat plaatselijk licht verhoogde gehaltes metalen en giftige, vluchtige koolwaterstoffen. 3.3.4 Bodemverstoring door huidige inrichting en gebruik Gezien de huidige inrichting van het plangebied (sportveldencomplexen, een scholencomplex en een parkgedeelte met gebouwen) zal de verstoringgraad van het bodemarchief per locatie variëren. Bij het bouwrijp maken van de gebieden waar gebouwen staan en de locaties van de sportveldencomplexen zal ontgronding en egalisatie hebben plaatsgevonden. Echter, de aanwezigheid van gebouwen en de daarop gebaseerde inschatting van hoge mate van bodemverstoring, betekent niet bij voorbaat dat het bodemarchief ter plaatse geheel verdwenen zal zijn en daarmee archeologisch onderzoek kan uitblijven. Ervaring heeft geleerd dat ook binnen de bebouwde kom (voldoende) delen van het bodemarchief bewaard blijven voor archeologisch onderzoek.
10
Gebaseerd op het rapport van Acorius Advies B.V. door K. Koopman ‘Vooronderzoek Milieukwaliteit Plan park Randenbroek e.o. te Amersfoort’, 8 juni 2011.
4. Historische en Archeologische inventarisatie 4.1 Ontstaansgeschiedenis Amersfoort; algemeen Amersfoirde heeft zijn ontstaan te danken aan een gunstige ligging aan de Amer (de Eem). Hier vormde een doorwaadbare plaats (een voorde) een belangrijke doorgangsroute tussen een laag drassig gebied in de Gelderse Vallei naar de hogere en drogere gelegen dekzandgronden toe. Bij dit knooppunt van land- en waterwegen was een west-oost georiënteerde dekzandrug gelegen waarop onder andere de latere Langestraat, de 11 OLV-toren en de St. Joriskerk gevestigd zou worden. In het zuidelijke deel van dit gebied ontwikkelde zich vanaf de het begin van de 11 eeuw, wat tot nu toe archeologisch is aangetoond, de eerste bewoning in de vorm van een boerennederzetting. De Bisschop van Utrecht vestigde rond 1100 zijn bisschoppelijke hofstede ook op een strategische hoge locatie dicht bij de voorde en beschermd door omringend water. Uit opgravingen zijn aanwijzingen gevonden dat deze hofstede ter plaatse van de huidige St. Joriskerk moet hebben gelegen. De aanwezigheid van het de de bischoppelijke hof trok bewoning aan. In de 11 - 12 eeuw is men begonnen met de ontginning van het gebied 12 ten oosten van Amersfoort. De waterhuishouding speelde vanaf het begin steeds een belangrijke rol, zowel in het bewoonbaar maken en houden van de lagere gelegen delen als bij de ontginningen van het nabij gelegen landelijke gebied. De lager gelegen delen werden door middel van pakketten grond- en afval voortdurend opgehoogd om droge voeten te behouden. De water aan- en afvoer werd ook verbeterd door het graven van grachten en kanalen die eventueel een tweede functie kregen als transportroutes. Het binnenlaten van water van de beken, gelegen aan de oostzijde van de stad, werd gereguleerd door een schut in de Monnikendam en nadat het water van de binnengrachten was doorspoeld werd het 13 water geloosd door de Koppelpoort.
een belangrijke bijdrage aan de lokale voedselvoorziening. Zowel binnen als buiten de stad waren zij gevestigd. Lange de tijd bleven de boerderijen binnen de stad gelegen, op 16 de en 17 eeuwse stadsplattegronden zijn ze nog te herkennen. Met name de handel in ossen en de hierbij behorende vetweiderij zijn agrarische activiteiten die, vanaf de de 14 eeuw, het ontwikkelen van een leerindustrie tot 14 gevolg had. Met de aanleg van een tweede stadsmuur rond 1380 wordt de plattegrond van het stedelijke centrum voltooid. In de de 15 eeuw stagneert de groei alweer snel, waarna de Amersfoort pas in de 19 eeuw weer een uitbreiding buiten de stadswallen onderneemt. 4.2 Historische inventarisatie plangebied en omgeving Het plangebied behoorde vanaf ongeveer 1100 tot het grondgebied van de Bisschop van Utrecht. Vanaf deze periode zal men ook begonnen zijn met de ontginningen van de lagere, nattere delen van de Gelderse Vallei. Dit was mogelijk geworden doordat een aantal stormvloeden in de de 12 eeuw grote stukken veenoevers en eilanden bij het Almere had weggeslagen waardoor de waterafvoer vanuit de Eem naar het noorden toe verbeterde. Dit had een daling van de grondwaterstand in het stroomgebied van de Eem tot gevolg. Na verloop van tijd kon men zo de lagere gelegen delen beter in cultuur brengen. Het zakken van het grondwaterpeil zou een negatief effect gehad kunnen hebben op de grond in de vorm van uitdroging en dus uiteindelijk op de bewoningsmogelijkheden in het gebied maar hier is vooralsnog te weinig onderzoek naar 15 gedaan.
de
Amersfoort groeide met name het snelst in de 14 eeuw tot een diverse nederzetting van handelaren en ambachtslieden (onder andere bierbrouwerijen en textielen leerindustrie) met daarbij een aantal boerderijen voor 11
Gans, W. de, 2003, 6. Snieder, F., 2010, 50 13 Mijnssen-Dulith, M., 2003. 12
14
Snieder, F., 2010, 54 -60 In 2000 heeft het CAR bij archeologisch onderzoek bij sportpark Nimmerdor nederzettingssporen uit de periode midden 13de eeuw – midden 14de eeuw gevonden. Het zou kunnen zijn dat de nederzetting is verlaten omdat zandverstuivingen ten gevolge van een uitgedroogde grond voor overlast zorgde. Uit: Hulst, R., Nimmerdor 2000, in voorbereiding.
15
13
14
afbeelding 5, links: de kaart van Van Deventer uit 1560 met in het rood de globale ligging van het onderzoeksgebied. De pijl geeft het kanaal aan die aansluit op de Heiligenbergerbeek. Onder: een detail van de kaart van Blaeu met op de plaats waar het kanaal de stad uitkomt een bastion weergegeven. De kaarten zijn noordgericht. Vanaf de hoge dekzandrug, waar de Heiligenbergerweg op was gelegen, werd de grond in oostwaartse richting verdeeld in lange stroken, kleine blokken en deels onregelmatige kavels. De Heiligenbergerweg diende dus als een ontginningsas van waaruit de nieuwe percelen werden gegraven. Ook de lager gelegen beekdalgronden binnen het onderzoeksgebied zullen benut zijn als gras/weide- en hooiland (te zien op afbeelding 6 aan de groene kleur). Bij de natste gedeelten naast de beek, waar vrijwel altijd water boven of rond het maaiveld stond, was begroeiing in de vorm van elzenbroek- en moerasbossen te vinden. Op de oostelijk en zuidwestelijk gelegen dekzandruggen / kopjes groeide loofbossen met es en eik. Het gebied bleef lange tijd een landelijk gebied waar tot de ongeveer de 19 eeuw nauwelijks bebouwing moet zijn geweest. De bebouwing die te vinden is op verschillende historische kaarten (Van Deventer - 1560, De Roij – 1692,
Slits – 1823 (links op afbeelding 6 en rechts op de Topografische Kaart van 1890) is buitenplaats Randenbroek en enkele huizen in het zuidelijke deel. Qua infrastructurele mogelijkheden zijn de beek en de dekzandruggen/kopjes belangrijke bepalende elementen binnen het onderzoeksgebied. De beek wordt op drie plaatsen in een oost-west richting door middel van een weg met brug overstoken (de Bisschopsweg, de Gasthuissteeg/laan en de Dorresteinselaan). Op de kaart van Van Deventer uit 1560 (afbeelding 6) is te zien dat een kanaal bijna evenwijdig aan de Heiligenbergerbeek loopt en het onderzoeksgebied binnenkomt bij de huidige Bisschopsweg en aansluit op de beek net ten zuiden van de huidige IJsbaan aan de Cornelis van Zwollaan. Op de kaart van Blaeu (1649) is het kanaal niet meer te zien en is op de plek waar het kanaal de stad inging een bastion weergegeven. De Heiligenbergerweg ligt aan de oostkant van de beek en loopt over de dekzandrug/kopjes van Randenbroek en de Vosheuvel naar de zuidelijke gelegen
15
afbeelding 6, links de kaart van Slits uit 1823 met in het geel de globale ligging van het plangebied en Dan de rode cirkels geven de terug te voeren tot het jaar 1249. wordt namelijk voor bebouwing in het gebied weer. Het kruis in één van de cirkels geeft de locatie aan van een tol aan de Heiligenbergerweg. Rechts het eerst melding gemaakt van de naam Randenbroek in de Topografische Kaart uit 1890 met in het geel het plangebied aangegeven. een akte. Everard van Randenbruke wordt hierin als eigenaar, van wat dan waarschijnlijk een grote Heiligenberg. Voor het onderhoud van onder andere de herenboerderij is, genoemd. Hij behoorde tot de familie van Heiligenbergerweg werd belasting geheven. Ter hoogte de heren van Amersfoort die, namens de Bisschop van 16 van de Zwarteweg (zie het kruisje op de linkerkaart van Utrecht, leenmannen waren voor dit gebied. In 1405 komt afbeelding 6) heeft een tolhuis/hek gestaan waar het in handen van de Amsterdamse koopman Willem weggebruikers geld moesten betalen. In 1940 hebben de Eggert die waarschijnlijk de eerste aanzet geeft tot het Duitsers alle tollen rond Amersfoort opgeheven. verbouwen van de herenboerderij tot een buitenplaats. Op een plattegrond uit 1562 komt duidelijk het agrarische ste In de 20 eeuw krijgt het gebied gaandeweg een karakter van de herenboerderij naar voren; er zijn groenstedelijke functie waarbij in het westelijke deel weilanden, akkervelden, drie hooimijten en mogelijk een verschillende sportcomplexen worden gevestigd. Het boomgaard of bosperceel te zien. Om het huisgedeelte is noordoostelijke deel (Park Randenbroek) ontwikkelt zich tot dan een vierkante gracht gelegen waarbij de beek als west 17 een stadspark, in het zuidoostelijke deel komt bebouwing in ’grachtgrens’ diende. de vorm van een ziekenhuis, school, scouting en een kinderboerderij. De gracht is op een gegeven moment gedempt. In de loop van de eeuwen is landgoed en huize Randenbroek in bezit 4.2.1 Historie huis en landgoed Randenbroek Voor zover uit historische bronnen bekend is, is de 16 Kan, F. van, 2006, 16. vroegste geschiedenis van het landgoed Randenbroek 17 Nales, T., & R.J.M. van Genabeek, 2006.
16
geweest van vele verschillende families en kent daardoor vele verbouw faseringen. In 1626 wordt Jacob van Campen, de bouwmeester van onder andere het stadhuis op de Dam in Amsterdam, de eigenaar doordat hij het erft van zijn moeder. Na een verwoesting tijdens de Tachtigjarige Oorlog laat Van Campen het grondig verbouwen en krijgt de boerenhofstede de status van een buitenplaats en wordt het omringende groengedeelte omgevormd tot een park in een landschapsstijl. Waarschijnlijk worden hierbij ook de 18 natuurlijke zandkopjes opgehoogd. Rond 1646 laat hij de Heiligenbergerweg rechttrekken, van de St. Andriespoort tot aan de Heiligerberg, en aan weerszijden met bomen 19 beplanten. Het landgoed bezat onder andere een koetshuis, een siertuin met visvijver, een kolfbaan, een orangerie waar in de winter de sinaasappelbomen stonden, een hertenkamp/schapenweide. Aan de zuidkant waren, vanaf in ieder geval 1608, drie bleekvelden, een wasvijver en een wasserij gelegen, ookwel Metgensbleek genaamd. Hier werd de was gedroogd en te bleken gelegd (afbeelding 7, aangegeven met nummer 4). de
Pas in de 19 eeuw krijgt huize Randenbroek de huidige vormen en aanzichten. Tussen 1921 en 1930 laat de eigenaar, aan de noordwestzijde van het park, een meander in de Heiligenbergerbeek rechttrekken teneinde meer grondgebied te creëren. In 1954 koopt de gemeente Amersfoort huize en landgoed Randenbroek waarna het 20 als een stadspark gaat functioneren. De locatie van de Metgensbleek heeft vanaf 1948 tot 2000 dienst gedaan als tennisvelden.
18
Oldenburger, C. & J., 2010, 13. Oldenburger, C. & J., 2010, 10-13. 20 Oldenburger, C. & J., 2010, 21. 19
afbeelding 7, een plattegrond uit circa 1680 met bij 1) de rechtgetrokken Heiligenbergerweg, 2) de schapenwei, 3) één van de mogelijk opgehoogde zandkopjes, 4) bleekvelden en wasvijver en 5) huize Randenbroek. Bron: Archief Eemland.
4.3 Archeologische inventarisatie Voor een inventarisatie naar bekende archeologische vindplaatsen binnen en in de omgeving van het plangebied is de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bekeken waar alle belangrijke archeologische terreinen op staan aangegeven en is Archis geraadpleegd. Dit is het centrale informatiesysteem van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed waar alle archeologische onderzoeken en vondsten worden geregistreerd.
gegevens en een veldinspectie door BAAC/BILAN. Voordat tot bescherming van de archeologische resten in het deelgebied dat binnen het onderzoeksgebied is gelegen, kan worden overgegaan, is het zinvol de aanwezigheid en aard ervan vast te stellen middels een inventariserend veldonderzoek (IVO). Op basis van de resultaten hiervan dient - na waardering – de behoudenswaardigheid opnieuw beoordeeld te worden. Uit een herwaarderingsrapport van BAAC en BILAN wordt het volgende voorstel gedaan voor park Randenbroek als archeologisch monument gedaan: “Gezien de aanwezigheid van de resten van het versterkte huis Randenbroek met bijbehorende infrastructuur, bijgebouwen en tuinaanleg geldt eigenlijk een zeer hoge archeologische waarde. De huidige Standaard AMK (versie mei 2000) laat echter niet toe een dergelijke waardering te geven zonder vervolgonderzoek. Bij herziening van de Standaard AMK wordt opwaardering aanbevolen. 21 Onderzoek naar de exacte begrenzing is wenselijk”.
Archeologische Monumenten Kaart Binnen het plangebied is park Randenbroek aangewezen als een terrein van archeologische waarde (afbeelding 8; monumentnummer: 12238) en het gebied waar het huis staat heeft een hoge archeologische waarde gekregen (monumentnummer: 12237). Voor bovengenoemd terrein geldt dat de aanwijzing als gebied met hoge archeologische waarde gebaseerd is op historische
1 2 3
7
4 5
6
8 afbeelding 8, plangebied (oranje lijn) met de ligging van het AMK terrein park Randenbroek (rood), vondsten (blauwe rondjes) , waarnemingen (gele rondjes) onderzoeksmeldingen (blauw) en de locatie van esdekgebieden (groen). Zie ook tabel 1. Bron: Archis. 21
Nales, T., & R.J.M. van Genabeek, 2006.
17
18
ARCHeologisch Informatie Systeem Vondst- en onderzoeksmeldingen binnen het plangebied Binnen het plangebied is er, tot nu toe, nog geen archeologisch veldonderzoek geweest. Wel zijn twee vondstmeldingen bekend uit het gebied; in 1966 is aan de oever van de beek een stuk vuursteen gevonden (zie 22 afbeelding 8, nummer 1). Het wordt in Archis beschreven als een schrabber (gereedschap/werktuig waarmee men huiden schoonkrabde) en is gedateerd in de periode Mesolithicum – Neolithicum. Aan de Heiligenbergerweg zijn drie lakenloodjes uit de periode Late Middeleeuwen – 23 Nieuwe Tijd gevonden (zie afbeelding 8, nummer 2). Vondst- en onderzoeksmeldingen in de omgeving van het plangebied In de directe omgeving van het plangebied zijn drie archeologische veldonderzoeken uitgevoerd en zijn drie vondstmeldingen bekend: Op circa 30 meter aan de noordoostkant van het plangebied is in 2011 door het CAR voor een perceel aan de Heiligenbergerweg/Zwarteweg (zie afbeelding 8, nummer 3), een archeologische quickscan opgesteld en zijn aanvullende bodemkundige boringen uitgevoerd. Dit was noodzakelijk in verband met de plantoetsing van geplande woningbouw op die locatie. Conclusie van de quickscan en het booronderzoek is dat in een gedeelte van het plangebied een dekzandrug aanwezig is. Het advies was om door middel van een proefsleufonderzoek de archeologische verwachting van de dekzandrug nader te 24 toetsen. Het proefsleuvenonderzoek is in 2011 uitgevoerd door het archeologisch adviesbureau Vestigia, in samenwerking met het Archeologisch Diensten Centrum (ADC). Tijdens het onderzoek zijn grondsporen in de vorm van greppels en paalkuilen gevonden. De sporen komen voornamelijk op de dekzandrug en de flank van de dekzandrug voor. Bij het grootste deel van de sporen ontbrak vondstmateriaal, ook mede door aftopping door latere grondbewerking en egalisatie. De bruine en zwarte sporen zijn op basis van stratigrafie en vondstmateriaal te dateren in de Nieuwe Tijd. Smalle greppelstructuren zijn 22
Archis waarnemingsnr.: 419023. Archis waarnemingsnr.: 418983. 24 Dijk, M. van en F. Snieder, 2011. 23
waarschijnlijk toe te schrijven aan de lokale tabaksteeltindustrie. Ongeveer 100 grijze, lemige grondsporen zijn moeilijk te dateren, vanwege de afwezigheid van vondsten erin. In een aantal sporen hiervan zijn wel houtskoolresten gevonden. Eén kuilvulling is op basis van een C14-datering van het houtskool te dateren tot het Vroeg Mesolithicum en wordt functioneel 25 geïnterpreteerd als een haardkuil. Uit een inventariserend veldonderzoek, uitgevoerd door het Centrum voor Archeologie (CAR) in 2003 aan de oevers van de Heiligenbergerbeek ter hoogte van de A28 net ten zuiden van het plangebied (zie afbeelding 8, nummer 4), bleek dat de bodem ter plaatse grotendeels bestaat uit een verspoelde beekafzetting. Het gebied lijkt pas in latere tijd in gebruik te zijn genomen, waarschijnlijk als de weidegrond die het tegenwoordig nog is. Archeologisch waardevolle resten zijn er tijdens het onderzoek binnen het 26 beekdal niet aangetroffen. Ten zuiden van het plangebied is in 1984 door een particulier, ten zuidwesten van de Heiligenberg, een aantal vuursteenvondsten gedaan, waaronder stukken als schrabbers zijn gedetermineerd (zie afbeelding 8, nummer 5). De vondsten zijn oppervlaktevondsten van een akker in de nabijheid van de Heiligenbergerbeek. Het vuursteen wordt gedateerd in de periode Mesolithicum-Neolithicum. Volgens toenmalig Provinciaal archeoloog Van Tent lag er bagger uit de beek op de akker maar er lijkt ook vuursteen gedeeltelijk in situ gevonden te zijn. De vondstlocaties hiervan lijken in verband gebracht te kunnen worden met voormalige lokale 27 hoogtes in de akker. In 1996 is met een metaaldetector een geelkoperen zegelstempel gevonden vlakbij de Heiligenbergerbeek. Op de zegelstempel staat een ruiter te paard afgebeeld met daarbij de letters ‘DDP’. De stempel wordt tot de periode 1250-1500 n. Chr. gedateerd (zie afbeelding 8, nummer 28 6).
25
Flamman, J., 2011. Datering: 8800 – 7100 v.Chr. Archis onderzoeksmeldingsnr.: 48687. 26 d’Hollosy, T., 2003. Archis waarnemingsnr.: 48105. 27 Van Tent 1992, Archis waarnemingsnr.: 43252. 28 Archis waarnemingsnr.: 401415.
Nr.
Archis-nr.
Omschrijving
Locatie
Datering
1 2
419023 418983
Vuursteen Lakenloodjes
Oeverkant beek Onduidelijk;opgebrachte grond?
MESO-NEO LME-NT
3
48687
Onderzoek: grondsporen/tabaksbedden/haardkuil
Op een dekzandrug en flank van de dekzandrug
Vroeg Mesolithicum - NT
4
48105
Keramiek, glas en metaal
In bouwvoor en verspoelde lagen van een beekafzetting
LMEB-NT
5 6
43252 401415
Vuursteen Metaal; zegelstempel
Akker; oppervlaktevondst Detectorvondst
MESO-NEO LMEB
7 8
419081 35383
Botmateriaal Bureauonderzoek Arcadis MER A 28
Akkerbouw/tuinbouw A 28
ongedateerd --
9
26491
Vuursteen; schrabber
In nabijheid van beek
PALEO-BRONS
tabel 2, waarnemingen/onderzoeken en vondstmeldingen binnen en in de omgeving van het plangebied. Op circa 400 meter aan de zuidwestkant van het plangebied is door een particulier, in een (diepe) kuil in een moestuin, aan de Arnhemseweg botmateriaal (20 stuks, 29 gefragmenteerd) gevonden (zie afbeelding 8, nummer 7). Tijdens graafwerkzaamheden, op circa 100 meter van de Barneveldse beek, is op een diepte van ongeveer 1 meter een stuk vuursteen gevonden en staat in Archis beschreven als een schrabber (zie afbeelding 8, 30 nummer 9). 31
Archeologische Beleidskaart Gemeente Amersfoort Op de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Amersfoort (Bijlage I) is te zien dat de terreinen binnen het plangebied uiteenvallen in gebieden waaraan een lage, een middelhoge en een hoge verwachting is toegewezen. Een toetsing van deze algemene verwachtingen is wenselijk om een inhoudelijke en ruimtelijke specificatie en advies te kunnen geven.
29
Archis waarnemingsnr.: 419081. Archis waarnemingsnr.: 26491. 31 Vastgesteld op augustus 2010. 30
4.4 Conclusie: archeologische verwachting van het plangebied Op basis van bovenstaande historische en archeologische inventarisaties is het mogelijk een uitspraak te doen over het archeologisch potentieel van het gebied. In hoofdstuk 6 worden deze verwachtingen gekoppeld aan de huidige bodemopbouw en de mogelijk opgetreden verstoringen binnen het gebied en volgt een gespecificeerd verwachtingsmodel.
19
5. Bodemkundige boringen 20
5.1 Opzet booronderzoek; methode en werkwijze Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de mate van bodemverstoring en de huidige bodemopbouw binnen de onderzoeksgebieden en daardoor een specifiekere verwachting op te kunnen stellen, is booronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek geeft ook aanvullende informatie over de bodemopbouw binnen een ongekarteerd gedeelte van de Bodemkaart. Het veldwerk is op verschillende momenten uitgevoerd in de periode van 28 maart tot 7 mei 2012 door dhr. M. Wijker en I. de Rooze van het Centrum voor Archeologie, gemeente Amersfoort en dhr. F. Kasbergen, werkzaam bij Vriens Archeo Flex. De boringen zijn gezet met een edelmanboor met een diameter van 15 cm en daar waar mogelijk verder verdiept met een gutsboor. In totaal zijn in de negen onderzoeksgebieden 98 boringen gezet in een boorgrid van ongeveer 50 x 50 meter. 5.2 Resultaten booronderzoek Hieronder volgt een beschrijving van de bodemopbouw per deelgebied. Een boorpuntenkaart is weergegeven in Bijlage II en Bijlage III. Deelgebied Randenbroek; de schapenweide De Schapenweide maakt onderdeel uit van het landgoed Randenbroek. Het bestaat uit een weide met een schapenstal. Op de schapenweide zijn, van noord naar zuid, twee boringen (boring 1 en 2) gezet met een onderlinge afstand van 50 meter. Toplaag; recente bouwvoor Het bovenste deel van de bodem wordt gevormd door een dikke bruingrijze laag; de bouwvoor. Het is een vrij dikke de de laag (ongeveer 90 cm) waarin 17 en 18 eeuwse scherven zijn gevonden. Beekinvloeden/afzettingen Onder de toplaag zijn wisselende lagen van licht kleiig, licht lemig en venig zand gevonden. De dikte van het pakket is ongeveer 1 meter dik. Ze kunnen geïnterpreteerd worden als afzettingen of invloeden van de verderop gelegen Heiligenbergerbeek.
C-horizont Onder de laag met beekinvloeden werd in beide boringen op een diepte tussen 160 cm en 208 cm beneden het maaiveld de bovenkant van het natuurlijke dekzand aangetroffen; de C-horizont. Deelgebied Metgensbleek Op dit terrein zijn vier boringen (boringen 3 t/m 6) tot ongeveer 145 cm beneden maaiveld gezet. Van deze boringen is een profiel getekend (afbeelding 9). Het terrein was ten tijde van het veldwerk grotendeels dicht begroeid met bomen en struiken. Op de locatie hebben vanaf 1948 tot 2000 vier tennisbanen van tennisvereniging ‘De Amersfoortse Tennis School’ gelegen. Hiervoor was het eeuwenlang in gebruik als was- en bleekveld behorende bij huize Randenbroek. Toplaag; gravel van tennisbanen en opgebrachte grond De bovenste laag van de bodem bestaat uit een rode gravellaag van 20 – 25 cm dik, met daaronder een pakket van ongeveer 50 - 120 cm dik opgebrachte zandgrond voor de aanleg van de tennisbanen. Beekafzettingen In het westelijke deel van het gebied volgt onder het opgebrachte zandpakket in de boringen 5 en 6 een donkergrijze, iets kleiige zandlaag met kleine kiezels, houtresten en spoellaagjes. Dit wijst op natte omstandigheden en kan goed te maken hebben met invloeden van de beek of zijn slootjes behorende bij het was- en bleekveld. Hieronder zijn in dezelfde boringen W
6
5
4
3
afbeelding 9, west - oost profiel van boringen 3 t/m 6 op de locatie Metgensbleek, met in rood: gravel, in grijs: opgebracht zandpakket, in bruin: oude beekinvloeden / sloten en in geel: dekzand (?).
O
lichtgrijs zand aangeboord dat waarschijnlijk een aanzet is van het onderliggende dekzand. Deelgebied IJsbaan en voetbalvelden CJVV In dit gebied zijn in totaal 27 boringen gezet (boring 7 t/m 33). Van boringen 7, 10, 11, 14, 15, 17, 22, 23, 28 en 29 is een profiel getekend (zie Bijlage III). Zie voor een ligging van de boorpunten Bijlage II. De IJsbaan bestaat uit een grasveld dat in de winter onder water wordt gezet en zomers een vrij toegankelijk gebied is. De voetbalvereniging CJVV heeft vier voetbalvelden waarvan twee bestaan uit kunstgrasvelden. Hierop zijn geen boringen gezet. Toplaag; recente bouwvoor De toplaag van de bodem bestaat uit een pakket geroerde grond van enkele decimeters; de recente bouwvoor. In het noordoosten van het gebied konden een aantal boringen (25, 26, 30 en 31) niet dieper gezet worden dan 25 cm beneden maaiveld door een ondoordringbare harde grindlaag. In de zomer wordt op het terrein een zomerkermis gehouden. De grindlaag kan zijn aangebracht om de ondergrond steviger te maken zodat de kermisattracties niet wegzakken. Verstoorde/opgebrachte grond. Bij een groot aantal boringen (boringen 9, 12 t/m 18, 20, 22, 23, 27, 29, 32 en 33) volgt onder de recente bouwvoor een zandlaag met een (licht) bruingrijze, geelbruine kleur. Het pakket bevat soms baksteenfragmenten en varieert van ongeveer 15 cm - 45 cm in dikte. Gezien de samenstelling wordt gedacht aan (recente) opgebrachte grond ter grondverbetering van de drassige ondergrond. In boringen 17, 18 en 29 is dit pakket tot ongeveer 80 - 90 cm diepte waargenomen. Oude bouwvoor In 16 boringen (boringen 7 t/m 16, 19, 24, 27, 29, 32 en 33) is onder het pakket van opgebrachte grond een oude, verrommelde laag zand waargenomen die als een ‘oude’ bouwvoor geïnterpreteerd kan worden. Het bestaat uit een donkerbruingrijze, humeuze zandlaag en plaatselijk zijn kiezels, leem- en baksteenfragmenten aanwezig. In deze laag is in een enkele boring (boringen 13, 27, 29) de de aardewerk (17 /18 eeuw) gevonden. De overgang van
het bovenliggende pakket met opgebrachte grond is over het algemeen scherp van aard, in een viertal boringen is dit geleidelijk. Oeverzone; beekafzettingen Onder het pakket bestaande uit de oude bouwvoor, dan wel de laag opgebrachte grond, volgt een pakket met afzettingen die gerelateerd kunnen worden aan de beekloop en/of oude (over) stromingen hiervan. Deze afzetting bestaat uit venige en kleiige zandlagen met humeuze bandjes en zijn er soms dunne zandige spoellaagjes te zien. Het voorkomen van veen kan te maken hebben met een opvulling van plaatselijke moerasachtige laagtes in de oeverzone van de beek of heeft te maken met een meanderende beekloop. C-horizont Onder de laag met beekafzettingen, volgt een C-horizont; het dekzand. Vanwege de natte ondergrond (door een hoge grondwaterstand) was het niet bij alle boringen mogelijk het dekzand te bereiken. De overgang met het bovenliggende pakket varieert van geleidelijk tot op sommige plaatsen scherp. Het zand is (donker) geelbruin tot geel en lichtgrijs van kleur en soms lemig van aard. Het zand bevat vaak roestvlekken. In de bovenkant zijn soms ook kleine kiezels te zien. In een aantal boringen is het dekzand verspoeld van aard. Dit als gevolg van het laaggelegen gebied en de ligging in een overstromingsvlakte van de beek. In het (zuid) westen van het deelgebied bevindt zich de bovenkant van het dekzand al op geringe diepte (rond de 52 - 65 cm beneden maaiveld bij de boringen 7 t/m 12). Hier is plaatselijk een opduiking van het dekzand aan te geven. Deelgebied oeverlocaties langs de Heiligenbergerbeek; westoever Hieronder worden de 16 boringen besproken die langs de westoever van de Heiligenbergerbeek, vanaf de Gasthuislaan van noord naar zuid, zijn gezet (boringen 34 t/m 36, 40, 41, 44, 47, 50, 52, 58 t/m 60 en 70 t/m 73). Zie voor een overzicht van de ligging van de boorpunten Bijlage IV. Toplaag; recente bouwvoor en opgebrachte grond Het bovenste deel van de grond bestaat uit een pakket van
21
22
minimaal 5 cm tot maximaal 35 cm dikte. Het is donkerbruin grijs, humeus en wordt aangeduid als een recente bouwvoor. Hieronder volgt met een doorgaans scherpe overgang een geelbruin/donkerbruin grijs gevlekte zandlaag van minimaal 30 cm tot maximaal 90 cm dikte. Het bevat soms baksteenbrokjes. In sommige boringen is dit pakket duidelijk gelaagd met afwisselend geel vulzand en bruine grond. De overgang naar het onderliggende pakket is in de meeste gevallen scherp van aard, een paar boringen vertonen een geleidelijke overgang. Gezien de kleur en samenstelling kan deze grond dan ook geïnterpreteerd worden als een opgebrachte laag. Deze laag is in alle boringen aangetroffen. Boring 35 vertoonde een afwisseling van recente pakketten van zowel schoon en gemengd (rommelig) zand. Tot in ieder geval 190 cm beneden maaiveld bleek het hier verstoord te zijn. Oude bouwvoor Een vijftal boringen (boringen 34, 44, 47, 50, 60 en 71) langs de oeverzone laten onder het pakket opgebrachte grond een oude humeuze bouwvoor laag te zien. Het pakket is doorgaans bruingrijs van kleur en licht lemig. Het bevat verder leem- en baksteenbrokjes en in boring 47 is in deze laag een klein fragment houtskool en een scherf de de faience aardewerk uit de 17 /18 eeuw gevonden. De dikte van de laag varieerde van minimaal 10 cm tot maximaal 60 cm in dikte. In de meeste gevallen is door de opgebrachte grond de onderliggende laag verstoord. De grens met het daaronderliggende pakket is ook scherp. Beekafzettingen/invloeden Vrijwel alle boringen vertonen afzettingen en invloeden van de Heiligenbergerbeek. De afzettingen bestaan uit zowel donkerbruingrijs humeus zand, afgewisseld met kleiige, siltige en venige lagen met soms verspoeld zand. Er zitten organische resten en soms zandige en kleiige spoelbandjes in. De onderkant van deze laag bestaat vaak uit een lichtgrijze zandlaag. Dit materiaal was te nat en slap van aard om de boring nog dieper te zetten. C-horizont In twee boringen (boring 40 en 71) is het natuurlijke dekzand aangeboord; de C-horizont. Het is geel van kleur
en bevatte soms kleine kiezels en roestplekken. Bij boring 71 is het dekzand vrij ondiep gelegen (85 cm beneden maaiveld) en kan dus geïnterpreteerd worden als een plaatselijke opduiking. Deelgebied oeverlocaties langs de Heiligenbergerbeek; oostoever Op de oostoever zijn negen boringen (boring 90 t/m 98) op het terrein van het Meander Medisch Centrum – locatie Elisabeth gezet. Toplaag; recente bouwvoor en opgebrachte grond Het bovenste gedeelte van de bodem bestaat in de meeste boringen uit een paar decimeters recente bouwvoor. Gedeelten van het terrein blijkt opgehoogd of verstoord te zijn; onder de bouwvoor zijn lagen gevonden van verrommeld en recent vulzand waarin baksteen, plastic en glas voorkomen. De dikte van het verrommelde pakket varieerde van 35 cm (boring 98) tot 90 cm (boring 94) in dikte. Oude bouwvoor In twee boringen (boring 93 en 97) is een flink pakket met donker grijs/ donker bruin, humeus, compact zand gevonden waarin baksteenfragmenten voorkomen. Het is ongeveer 90 cm in dikte. Bij boringen 91 en 95 was het onduidelijk of deze laag, onder een laag van opgebrachte grond, ook ter plekke aanwezig was. Beekafzettingen/invloeden Enkel in boringen 96 en 98 zijn lagen gevonden die gerelateerd kunnen worden aan de nabijgelegen Heiligenbergerbeek. Het zijn zandige kleilagen waarin oer voorkomt, zand met spoellaagjes en een veenpakket van 25 cm dikte. C-horizont In zeven boringen (boring 90, 91, 92, 93, 96, 97 en 98) is de bovenkant van het dekzand aangeboord; de C-horizont. Het dekzand is licht (bruin) grijs van kleur en is verspoeld van aard. Het bleek daardoor vaak lastig om de boring dieper te zetten. Er zijn kiezels waargenomen. Bij boring 90 en 92 bleek het dekzand ondiep te zitten; op 60 cm beneden maaiveld.
Deelgebied de Vosheuvel In dit deelgebied stonden vier boringen (boring 86 t/m 89) gepland, tijdens het veldwerk bleek echter dat het maar mogelijk was om er drie te zetten doordat er één boring (boring 87) was gelegen op privé-terrein. Deze is komen te vervallen. Toplaag, recente bouwvoor en opgebrachte grond In het oosten van dit gebied bij boring 86 bleek de bovenste 30 centimeters uit grasveld en grind te bestaan. Daaronder volgde een donkerbruingrijze bouwvoor. In het westen van dit deelgebied is in boring 89 een flink pakket met opgebracht geel, lichtgrijs schoon vulzand van ongeveer 120 cm aangetroffen. Oude bouwvoor Onder de toplaag is in boring 86 en 88 een donker bruingrijs pakket zand aangetroffen die geinterpreteerd kan worden als een oude bouwvoorlaag. Het is een compacte laag waarin baksteenfragmenten voorkomen. De dikte van de laag verschilt van 70 cm bij boring 86 in het oosten tot 170 cm in het westen bij boring 88. Beekafzettingen/invloeden Enkel in boring 86 is een bruingrijze kleilaag gevonden die wellicht in verband gebracht kan worden met de verderop liggende beek. De laag ging geleidelijk over in het onderliggende bruingele dekzand en was 25 cm dik. C-horizont Onder de oude bouwvoorlaag danwel de opgebrachte laag met vulzand is dekzand aangeboord waar in de top kiezels voorkomen. Het is bruingeel/donker bruingrijs van kleur en erg slap/nat van aard. Dit geeft aan dat het om verslagen/verspoeld dekzand gaat. In het oosten van dit gebied is dekzand aangeboord op 95 cm beneden maaiveld (boring 86). Naar het westen toe is het dekzand op een dieper nivo aangetroffen (rond de 140 cm en 170 cm beneden maaiveld). Deelgebied sportveld Corderius College, boogschietbaan, honkbalvelden BSC Quick en voetbalvelden AFC Quick Dit gedeelte was tijdens het veldwerk in gebruik als sportvelden. Er zijn hier in totaal 38 boringen gezet. Op het
kunstgrasveld van de voetbalvereniging AFC Quick zijn geen boringen gezet. Zie voor een overzicht van de ligging van de boorpunten Bijlage IV. Toplaag; recente bouwvoor en opgebrachte grond Het bovenste deel van het bodemprofiel is hetzelfde als in de voorgaande besproken locaties en bestaat uit een donkerbruin grijze (verploegde) bouwvoor. Onder de recente bouwvoor bevat een aantal boringen een laag met fijn geel vulzand. Het gaat hier om opgebrachte grond. Dit pakket varieert in dikte van 10 cm tot wel 170 cm in dikte. Gebieden van verstoringen zijn aan te geven rond het clubhuis van BSC Quick (boring 62, 63 en 64) tot een diepte van circa 1.50 – 2.00 meter beneden maaiveld. Oude bouwvoor; eerdlaag Direct onder de toplaag is in 20 boringen (boring 37, 38, 39, 42, 48, 53, 54, 57, 61, 64, 65, 68, 69, 74 t/m 77, 83 en 99) een donkerbruingrijze (soms zelfs zwarte), humeuze, licht lemige, compacte zandlaag aangetroffen. Het bevat soms houtresten, baksteenfragmenten en sporadisch een klein fragment houtskool (boring 39). De diepteligging van de laag varieerde enorm; van een top beginnend op 5 cm beneden maaiveld doorgaand tot 80 cm beneden maaiveld tot een top op 110 cm beneden maaiveld doorgaand tot 130 cm beneden maaiveld. De dikte verschilde ook enorm, van een minimale dikte van 20 cm tot een maximale dikte van 85 cm. De overgang naar het onderliggende pakket was in de meeste gevallen scherp van aard. De laag wordt geïnterpreteerd als een verploegde, oude bouwvoorlaag, ook eerdlaag of esdek genoemd. Beekinvloeden/afzettingen In tien boringen (boring 45, 46, 48, 53, 54, 55, 61, 73, 80 en 81) zijn afzettingen gevonden die te relateren zijn aan de Heiligenbergerbeek. De locaties van deze afzettingen komen verspreid aan de westkant door het deelgebied voor. De afzettingen bestaan uit een afwisseling van zandige, kleiige en venige lagen. C-horizont; dekzand Het dekzand is in de meeste boringen aangetroffen, soms bleek de top verspoeld. Op sommige locaties aan de noordwestkant van het terrein is het dekzand relatief hoog gelegen (boring 37, 38, 43, 46, 49, 51, 78, 84, 85 en 99).
23
24
Van noord naar zuid is het dekzand hier hoger gelegen dan in de naastgelegen westelijke boringen (variërend van 30 cm beneden maaiveld tot 75 cm beneden maaiveld). Dit suggereert de aanwezigheid van een dekzandhelling of flank. In het midden van het deelgebied troffen we het dekzand iets lager aan. Het dekzand is op één boring na, met een podzolbodemvoming, overal afgetopt. Locaties 39 en 42 tonen een bouwvoor (esdek) boven op het dekzand. Boring 13
Deelgebied 5
Indicator Aw; Faïence
39
6
Houtskool
47
9
50
7
73
7
78
7
Houtskool en Faïence aardewerk Aw; roodbakkend geglazuurd Aw; roodbakkend geglazuurd Pijpensteeltje
96
9
Datering de de 16 /17 eeuw ??
5.3 Archeologische indicatoren Tijdens het onderzoek zijn in verschillende boringen (voornamelijk in het oude bouwvoor/esdek pakket) archeologische indicatoren (aardewerk, baksteenfragmenten, leembrokjes en houtskool) aangetroffen. In tabel 2 staat een overzicht van de archeologische indicatoren.
Diepte Tussen 30 en 70 cm beneden maaiveld (in oude bouwvoorlaag) Tussen 50-106 cm beneden maaiveld (in oude bouwvoorlaag/esdeklaag) Tussen 68-82 cm beneden maaiveld (in oude bouwvoorlaag/esdeklaag)
16 /17 eeuw
de
de
16 /17 eeuw
de
de
Op 1.20 cm beneden maaiveld (uit een kleilaag)
16 /17 eeuw
de
de
Op 85 cm beneden maaiveld (in kleiige zandlaag)
de
ste
Op 60 cm beneden maaiveld (in oude bouwvoorlaag)
17 /20 eeuw de de 16 /18 eeuw
Aw; steengoed en roodbakkend geglazuurd tabel 3, overzicht archeologische vondsten.
Op 45 en 80 cm beneden maaiveld (in bouwvoorlaag en zandige kleilaag).
6. Conclusie en advies Op basis van de historische en archeologische inventarisatie van het plangebied en de bodem gegevens verkregen uit het booronderzoek kan een nadere classificatie opgesteld worden van het archeologisch potentieel van het plangebied. Hieruit volgt een beleidsadvies over hoe verder om te gaan met de verwachte archeologische waarden binnen het gebied. 6.1 Archeologische verwachting en beleidsadvies plangebied Randenbroek en omgeving Het plangebied valt uiteen in verschillende verwachtingszones. Aan de verwachtingszones is een specifiek beleid gekoppeld waarmee duidelijk wordt waar en in welke gevallen bij toekomstige bodemingrepen archeologisch onderzoek vereist is. Het specifieke beleidsadvies wijkt in sommige deelgebieden af van het advies dat staat op de (algemene) Archeologische Beleidskaart van de gemeente. Zo is bijvoorbeeld naar aanleiding van gegevens van de mate van bodemverstoring, verkregen uit het booronderzoek, de oppervlakte en de diepte vanaf wanneer onderzoek plaats moet vinden, bijgesteld. Een esdek en dekzandopduikingen / flanken zijn ook twee belangrijke indicaties van archeologische resten, die meegenomen zijn in het advies. Esdekken conserveren namelijk de archeologische resten onder dit pakket. Per deelgebied volgt hieronder een 32 beschrijving van de verwachting- en beleidszones. 1) Park Randenbroek de Betreft het gebied waar vanaf, in ieder geval, de 13 eeuw landgoed Randenbroek met huize Randenbroek is gelegen. De archeologische resten hiervan kunnen bijvoorbeeld bestaan uit muurfunderingen, grachtvullingen, tuinaanleg, losse vondsten, afvallagen, etc. Verder is Park Randenbroek gelegen op een dekzandrug. De verwachting voor dergelijke terreinen is doorgaans hoog met kans op (bewonings)sporen vanaf het Mesolithicum tot en met de Middeleeuwen. De archeologische resten uit deze lange periode zijn zeer divers van aard maar kunnen bijvoorbeeld bestaan uit haardkuilen, vuursteenvondsten, nederzettingsporen zoals greppels, paalsporen en losse vondsten van aardewerk, metaal en glas. Het gebied heeft 32
Zie ook Bijlage V voor een uitgebreid overzicht van het beleidsadvies per deelgebied.
volgens de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente een hoge waardering. 2) Metgensbleek Het terrein had een hoge verwachting doordat het behoorde bij landgoed Randenbroek en vanwege de aanwezigheid van een blekerij/wasserij. Archeologische resten in dit gebied kunnen bestaan uit houten afvoeren, slootindelingen, blekersputten, losse vondsten, etc. Uit het booronderzoek blijkt dat het terrein in het westen tot in ieder geval 75 cm beneden maaiveld verstoord is, in het oosten is dit tot in ieder geval 95 cm beneden het maaiveld. Vanwege de vastgestelde mate van bodemverstoring, kan de hoge verwachting naar een middelhoge verwachting worden bijgesteld. 3) De Vosheuvel De Vosheuvel is naar verwachting op een dekzandrug (of de flank ervan) gelegen. De verwachting voor dergelijke terreinen is doorgaans hoog met kans op (bewonings)sporen vanaf het Mesolithicum tot en met de Middeleeuwen. De archeologische resten uit deze lange periode zijn zeer divers van aard maar kunnen bijvoorbeeld bestaan uit haardkuilen, vuursteenvondsten, nederzettingsporen zoals greppels, paalsporen en losse vondsten van aardewerk, metaal en glas. Tijdens het booronderzoek is in het oosten van dit gebied dekzand aangeboord op 95 cm beneden maaiveld. Naar het westen toe is de bovenkant van het dekzand op een dieper nivo aangetroffen (rond de 140 cm en 170 cm beneden maaiveld). Tot op een diepte van ongeveer 30 cm beneden maaiveld is de ondergrond hier recent verstoord. Het gebied krijgt een lage en middelhoge verwachting. 4) De IJsbaan en 5) sportvelden van CJVV Betreft de beekdalzone langs de Heiligenbergerbeek. Dit gebied is lange tijd in gebruik geweest als een akker/weideen hooilandgebied en was niet of weinig geschikt voor bewoning. Aanwezige sporen zullen met agrarisch gebruik (bv. akkers en sloten) samenhangen. Er kan rekening gehouden worden met archeologische resten vanaf in ieder geval de Steentijd (Archis melding nr: 419023 van vuursteenvondsten in situ).
25
26
Uit het booronderzoek werd duidelijk dat delen van het terrein verstoord zijn variërend in diepte van in ieder geval 25 cm ( in het noordwesten van de IJsbaan) beneden het maaiveld tot 90 cm beneden maaiveld in het zuidelijke deel van de IJsbaan. Tijdens het booronderzoek is verder een dekzandopduiking of helling waargenomen in het zuidwestelijke deel op het terrein van de voetbalvelden van CJVV. Het dekzand lijkt afgetopt te zijn, dit betekent echter niet dat eventuele archeologische resten verdwenen zijn. De verwachting wordt voor het gedeelte van de voetbalvelden van CJVV van laag naar middelhoog bijgesteld. Het terrein van de IJsbaan krijgt een lage verwachting. 6) Gebied ten zuiden van Ringweg Randenbroek; sportvelden Corderius College en boogschietbaan 7) Locaties honkbalvelden BSC Quick 8) Voetbalvelden AFC Quick 9) de oevers van de Heiligenbergerbeek en locaties van natuurontwikkeling langs de Heiligenbergerbeek Betreft de beekdalzone en de beekoevers langs de Heiligenbergerbeek. Dit gebied is lange tijd in gebruik geweest als een akker/weide- en hooilandgebied. Aanwezige sporen uit deze periode zullen met het agrarisch gebruik (bv. akkers en sloten) samenhangen. Uit het booronderzoek zijn op vijf locaties dekzandopduikingen/flanken waargenomen. In het noordwestelijke deel van dit terrein is het dekzand hoger gelegen. Waarschijnlijk is dit dezelfde flank/helling die bij het zuidwestelijke deel op het terrein van de voetbalvelden van CJVV is aangetroffen. In het zuidwestelijk deel van het plangebied en op een locatie langs de Heiligenbergerbeek is ook een opduiking waargenomen. Het dekzand is vrijwel overal afgetopt aangezien er, op één locatie na, geen podzolbodemvorming is aangetroffen. Tenslotte is op de oostoever van de Heiligenbergerbeek een dekzandopduiking/flank waargenomen op 60 cm beneden maaiveld. Ook is hier een zogenaamde esdeklaag aangetroffen. In dit deelgebied bevinden zich zones die een verschillende ondergrens qua ontgravingsdiepte hebben. Het gebied
krijgt daardoor verschillende verwachtingszones variërend van laag naar hoog.
27
afbeelding 10, specifieke beleidsadvieskaart
28
Deelgebied 1) Park Randenbroek (incl. schapenweide)
Gespecificeerde verwachting met bijbehorend beleidsadvies Waarde: Hoog Indien de bodemingrepen 30 cm of dieper onder het maaiveld gaan plaatsvinden dient archeologisch onderzoek zo vroeg mogelijk in de planvorming te worden betrokken. Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 2) Metgensbleek 75-95 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 3) de Vosheuvel 120 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 4) IJsbaan 30/90 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper 5) Voetbalvelden CJVV dan 30/120 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper 6) Gebied ten zuiden van Ringweg dan 50 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek Randenbroek/sportvelden Corderius noodzakelijk. College/boogschietbaan Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 50 7) Honkbalvelden BSC Quick cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. 2 Verwachting: Hoog: Bij bodemingrepen groter dan 100 m en dieper dan 50/150 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 8) Voetbalvelden AFC Quick 30/150 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Verwachting: Hoog: Bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30/50 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Verwachting: Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 9) Heiligenbergerbeek oevers en locaties van 30/50 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek natuurontwikkeling langs de noodzakelijk. Heiligenbergerbeek Verwachting: Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 75 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Tabel 4, overzicht beleidsadvies per deelgebied. Zie Bijlage V voor een uitgebreid overzicht (komt overeen met tabel 1).
Literatuur Dijk, M. van en F. Snieder, 2011, Archeologische Quickscan Randenbroek Zuid, in Wijker, M., 2011: Verslag Bodemkundige boringen (intern verslag gemeente CAR gemeente Amersfoort). Amersfoort Flamman, J., M. Hanemaaijer, K. Klerks en F. Verbruggen, 2012, Plangebied Randenbroek Zuid aan de Heiligenbergerweg/Zwarteweg te Amersfoort. Ruimtelijk advies op basis van een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Vestigia rapport V944, Amersfoort
Snieder, F.M.E., 2010, “Boeren in de stad” in: Historisch jaarboek voor Amersfoort en omstreken 2010, Zwolle. Stiboka, 1966, Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50 000. blad 32 West Amersfoort. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stiboka/RGD, 1977, Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50 000. Stichting voor Bodemkartering/Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem.
Gans, W. de, 2002, “De Heiligenberg”. In: De Kroniek de nieuwsbrief voor Historisch Amersfoort, 4 jaargang, nummer 4.
Tent, W.J. van, 1988, Archeologische kroniek van de provincie Utrecht over de jaren 1985-1987, Utrecht 1992, 35.
Hollosy, T. d’, 2003, Archeologische inventarisatie Spoedwet project A28, Plusstrook A28 Leusden zuid – A1 Hoevelaken. Amersfoort.
Digitale bronnen
Hulst, R., Nimmerdor, in voorbereiding, Centrum voor Archeologie, Amersfoort. Kan, F. van, 2006, “Randenbroek rijksmonument” in: De Kroniek: nieuwsbrief historisch Amersfoort, 8de jaargang, nummer 1.
Koopman, K. 2011, Vooronderzoek Milieukwaliteit Plan park Randenbroek e.o. te Amersfoort’. Acorius Advies B.V. Mijnssen-Dulith, M., 2003, “de Eem, Amersfoorts levensader”, in: De Kroniek: nieuwsbrief historisch Amersfoort, jrg. 5 – nr 3 Nales, T., & R.J.M. van Genabeek 2006: Rapport veldonderzoek Herwaardering Archeologische Monumentenkaart Provincie Utrecht: Laatmiddeleeuwse terreinen, Den Bosch (BAAC-rapport). Oldenburger, C. & J., 2010, Park Randenbroek Cultuurhistorische inzichten en richtlijnen. Bureau Oldenburgers Historische tuinen, Amsterdam/Rhenen. Provincie Utrecht, 2002, Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht, Utrecht (kaart).
Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS): www.archis.nl/archisii/html/index.html Archief Eemland: www.archiefeemland.nl
29
30
Gebruikte afkortingen ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem AMK Archeologische MonumentenKaart CAA Centraal Archeologisch Archief CMA Centraal Monumenten Archief IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden IVO Inventariserend VeldOnderzoek KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie RCE Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
Archeologische perioden Steentijd - Paleolithicum (Oude steentijd) - Mesolithicum (Midden Steentijd) - Neolithicum (Nieuwe Steentijd) Bronstijd IJzertijd Romeinse Tijd Middeleeuwen - Vroege Middeleeuwen - Merovingische tijd - Karolingische tijd - Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd (postmiddeleeuws)
300.000 - 2000 v. Chr. 300.000 - 8800 v. Chr. 8800 - 4900 v. Chr. 4900 - 2000 v. Chr. 2000 - 750 v. Chr. 750 - 40 v. Chr. 40 v. Chr. - 450 na Chr. 450 - 1500 na Chr. 450 - 1000 na Chr 525 - 725 na Chr 725 - 900 na Chr 1000 - 1500 na Chr. 1500 – heden
Bijlage I Uitsnede Archeologische Beleidskaart Gemeente Amersfoort, augustus 2010.
31
Bijlage II 32
Ligging boorpunten noordelijk deel plangebied Randenbroek en omgeving
N
Bijlage III Profiel boringen IJsbaan
Legenda Bouwvoor Opgebrachte grond Oude bouwvoor Beekafzettingen/invloeden Dekzand
33
Bijlage IV 34
Ligging boorpunten zuidelijk deel plangebied Randenbroek en omgeving
Bijlage V 35 Deelgebied
‘Álgemene’
Indicatie verstoringsdiepte
Indicatie van
archeologische
binnen deelgebied (na boor
archeologische
waarde/verwachting
onderzoek)
indicatoren (na
volgens Beleidskaart
Gespecificeerde verwachting met bijbehorend beleidsadvies
booronderzoek)
Gemeente Amersfoort 1) Park Randenbroek (incl. Waarde: hoog
--
--
schapenweide)
Indien de bodemingrepen 30 cm of dieper onder het maaiveld gaan plaatsvinden dient archeologisch onderzoek zo vroeg mogelijk in de planvorming te worden betrokken.
2) Metgensbleek
3) de Vosheuvel
Verwachting: hoog
Verwachting: middelhoog
75-95 cm beneden maaiveld
30-120 cm beneden maaiveld
/ laag
Dekzandopduiking /
Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 75-95 cm
flank
beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Dekzandopduiking /
Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 120 cm beneden het
flank
maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Esdek
Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
4) IJsbaan
Verwachting: laag
25-90 cm beneden maaiveld
--
Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30/90 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
5) Voetbalvelden CJVV
Verwachting: laag
30-120 cm beneden maaiveld
Dekzandopduiking /
Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 30/120 cm
flank
beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
6) Gebied ten zuiden van
Verwachting: laag
50 cm beneden maaiveld
Dekzandopduiking /
Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 50 cm beneden
Ringweg Randenbroek /
flank
het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
sportvelden Corderius
Esdek
College / boogschietbaan 7) Honkbalvelden BSC
Verwachting: laag/hoog
Quick
50 cm – 150 cm beneden
Esdek
maaiveld
Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 50 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Hoog: Bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50/150 cm beneden het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
8) Voetbalvelden AFC
Verwachting: laag/hoog
Quick
2
30 cm – 150 cm beneden
Dekzandopduiking /
Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m en dieper dan 30/150 cm beneden
maaiveld
flank
het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk. Hoog: Bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30/50 cm beneden het
9) Heiligenberger-beek oevers en locaties van
Verwachting: laag
Esdek
maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
30 cm – 75 cm beneden
Dekzandopduiking /
Laag: Bij bodemingrepen groter dan 10.000 m2 en dieper dan 30/50 cm beneden
maaiveld
flank
het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
natuurontwikkeling langs
Middelhoog: Bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 75 cm beneden
de Heiligen-bergerbeek
het maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.
36
37
Centrum voor Archeologie Gemeente Amersfoort Langegracht 11, 3811 BT Amersfoort Telefoon (033) 463 77 97 Fax (033) 463 03 32 E−mail:
[email protected] Internet: www.amersfoort.nl/archeologie ISSN: 1879−4289