CAR
Centrum voor Archeologie car-rapport nr. 8, mei 2011
Archeologisch onderzoek
Birkstraat Amersfoort
Archeologisch onderzoek
Birkstraat - Zandlaan Amersfoort 1
2
Onderzoeksge gevens: Onderzoek: Meldingnummer:
Birkstraat – Zandlaan 2008 31411
SIC: Opdrachtgever:
BIR’08 Stic hting de Opbouw
Uitvoerder: Datum uitvoe ring:
Gemeente Amers foort, Centrum voor Archeologie 7 oktober 2008 tot en met 13 o ktober 2008
Locatie / adres:
Birkhoven
Perc eel: Gem eente:
09417 Amers foort
Provincie: Kaartblad:
Utrecht 32B
Coördinaten:
c entrum: nw-hoek:
x: 151717, x: 151678,
y: 463425 y: 463525
no-hoek: z w-hoek:
x: 151721, x: 151672 ,
y: 463526 y: 463325
z o-hoek: c a. 12500 m²
x: 151763,
y: 463330
Omvang: ABP:
ABP 54
colofon CAR rapport 8 – Arc heologisch onderz oek Birkstraat – Zandlaan, Amers foort ISSN: 1879-4289 © m ei 2011 uitga ve: Centrum voor Archeologie, Gem eente Amers foort teks t: drs .M.K. Wijker vorm geving: drs . T. d’Ho llosy druk: Ma ilfors BV De CAR-rapportenreeks is een reeks waarin he t Centrum voor Archeologie van de Gemeente Am ersfoort standaard eindrapportages (z oals bedoeld in de Kwaliteitsnorm Nederlands e Archeologie) van de door hun uitgevoerde archeologische onderz oeken publiceert. De ree ks staat onder redactie en autoris atie van de stadsarc heologen van de Gemeente Am ersfoort: mevr. drs. F.M.E. Snieder en dhr. drs. T. d’Hollos y.
Inhoud 3
Inhoud
3
Inleiding
4
De Locatie
5
De landschappelijke omgeving
6
De historische omgeving
8
De archeologische omgeving
9
Het onderzoek
11
Het resultaat
13
Conclusie en advies
16
Literatuur
17
Bijlagen
18
Inleiding Op grond van de bevindingen zal een selectiebesluit worden genomen hoe verder om te gaan met de aangetroffen archeologische resten: behoud door bescherming (planaanpassing), behoud door opgraving, of afzien van verder professioneel archeologisch onderzoek.
4
Uitvoering Het veldwerk is tussen 7 en 13 oktober 2008 uitgevoerd door het Centrum voor Archeologie van de Gemeente Amersfoort en stond onder de verantwoording van drs. F.M.E. Snieder. De dagelijkse leiding lag in handen van drs. M. K. Wijker, hij werd geassisteerd door T. Stolk MA en de vaste medewerkers van het Centrum voor Archeologie. Het grondwerk is uitgevoerd door J. Ruitenbeek v.o.f. uit Amersfoort.
afbeelding 1, vereenvoudigde topografische kaart van Amersfoort en omgeving met daarop de locatie van het plangebied aangegeven (in rood) Aan leid ing Het voornemen om op een perceel aan de Birkstraat een tijdelijke huisvesting van zorgcentrum Birkhoven met bijbehorende parkeerplaatsen te bouwen, zal de ondergrond verstoren. De verstoring zal 0,50 m tot 1,30 m diep reiken en vormt daarmee een bedreiging voor de ter plaatse mogelijk aanwezige archeologische resten. Verwachting Naar verwachting bevinden zich binnen het plangebied archeologische waarden; het plangebied en omgeving is aangewezen als 'Archeologische Belangrijke Plaats' (ABP 54) en valt daarmee onder de Monumentenverordening van de Gemeente Amersfoort. Voor ABP-terreinen geldt dat bodemverstorende werkzaamheden dieper dan 30 centimeter zonder tussenkomst van de gemeentelijk archeologen niet zijn toegestaan. Onderzoek Om beter inzicht te krijgen in de aan- of afwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied is ter plaatse een proefopgraving (‘inventariserend veldonderzoek’ middels proefsleuven of IV O-P) uitgevoerd.
Resultaat Dit rapport bevat de resultaten van het inventariserend veldonderzoek aan de Birkstraat- hoek Zandlaan, op basis waarvan een uitspraak is geformuleerd over de aanwezigheid en waarde van de archeologische resten binnen het gehele plangebied en een advies hoe hiermee verder om te gaan.
De Locatie 5
afbeelding 2, uitsnede uit de topografische kaart met daarop de locatie van het plangebied (in rood).
afbeelding 3, luchtfoto uit 2007 met daarop de locatie van het plangebied (in rood).
Plangebied Het plangebied ligt aan de zuidkant van de gemeente Amersfoort, tussen Soest en Amersfoort, ten zuiden van de Birkstraat en ten oosten van de Zandlaan. Het is een Lvormige gebied, met een grootste lengte van ongeveer 197 meter en een grootste breedte van circa 97 meter en een totale oppervlakte van circa 12500 m². Aan de oostzijde van het gebied ligt het trainingsterrein van de boxerclub (NBC) van kringgroep Utrecht en de hockeyvelden van de Amersfoortse Mixed Hockeyclub (AMHC).
Onderzoeksgebied Het onderzoeksgebied, het deel van het plangebied waarbinnen het archeologisch onderzoek is uitgevoerd, is gelijk aan het plangebied. De resultaten van het onderzoek gelden daarmee voor het gehele plangebied.
Het plan omvat de tijdelijke huisvesting van zorgcentrum Birkhoven en bijbehorende parkeerplaatsen. Het huidige Birkhoven is gebouwd in de jaren zeventig en voldoet niet meer aan de normen die worden gesteld aan verpleging en aan de eisen die cliënten en personeel tegenwoordig stellen. Om aan deze nieuwe normen en eisen te voldoen dient het huidige Birkhoven te worden gerenoveerd, hiervoor moeten de bewoners tijdelijk ergens anders worden ondergebracht. De tijdelijke woon-units worden op het zuiddeel van het plangebied gebouwd, met ten noorden daarvan de parkeerplaatsen. Bij de bouw zal rekening worden gehouden met de aanwezige bomenrij rondom de sportvelden. Recentelijk gebruik Het plangebied ligt ter plaatse van oude sportvelden van sportpark Birkhoven en was bij aanvang van het onderzoek in gebruik als grasland.
De landschappelijke omgeving 6
afbeelding 4, uitsnede uit de geomorfologische kaart met in rood het onderzoeksgebied aangegeven. De locatie is gelegen op een gordeldekzandrug (licht bruin, code 3L6).
afbeelding 5, uitsnede uit de bodemkaart met in rood het onderzoeksgebied aangegeven, net binnen de (ongekarteerde) bebouwde kom (in wit).
De onderzoekslocatie ligt ten noorden van een stuwwal (onderdeel van de Utrechtse heuvelrug) die tussen Den Dolder en Amersfoort ligt op de westelijke grens van de Gelderse Vallei in een landschap dat haar vorm kreeg tijdens de laatste ijstijden. Ten tijde van de voorlaatste ijstijd (het Saalien, 200.000-130.000 jaar geleden) bereikte het landijs vanuit Scandinavië ons land. Door de opstuwende werking van het ijs werden aan de randen van de ijskappen stuwwallen gevormd. Het materiaal dat in deze omgeving werd opgestuwd waren al eerder afgezette fluviale sedimenten. Gedurende de laatste ijstijd (het Weichselien, 120.000-10.000 jaar geleden) bereikte het landijs Nederland niet. De wind is in deze periode van grote invloed geweest op de vorming van het landschap. Grote delen van Nederland zijn in deze periode onbegroeid en hebben het karakter van een poolwoestijn. Hierdoor konden op grote schaal zandverstuivingen plaatsvinden waardoor onder andere de dekzandruggen zijn ontstaan en hellingafzettingen (waaronder gordeldekzand-welvingen) langs de stuwwallen.
Ondergrond Volgens de geomorfologische kaart van Nederland ligt het onderzoeksgebied op een gordeldekzand-welving, al dan niet met oud-bouwlanddek.1 De gordeldekzand-welvingen zijn ontstaan als gevolg van wind en liggen als gordels om de stuwwallen. Het oppervlak is golvend. Op de hogere delen ligt soms een oud bouwlanddek. Het zuidoostelijk puntje van het onderzoeksgebied ligt tegen een gebied met lage 2 landduinen met bijbehorende vlakten en laagten.
In het Holoceen (vanaf 10.000 jaar geleden) werd het klimaat warmer, waardoor het landijs smolt en de zeespiegel steeg. De dekzandruggen raakten begroeid, waardoor de verstuivingen ophielden. A ls gevolg van ontbossingen in de Middeleeuwen heeft nog een laatste (kleine) verstuiving plaatsgevonden, waarbij zogenaamde stuif- en landduinen zijn ontstaan (de Kootwijk Formatie).
Bodem Op de bodemkaart van Nederland is de ondergrond in het onderzoeksgebied niet gekarteerd, maar het lijkt waarschijnlijk dat de direct ten westen van het onderzoeksgebied gelegen hoge zwarte enkeerdgronden doorlopen tot onder het onderzoeksgebied. De bodem bestaat dan uit hoge zwarte enkeerdgronden: leemarm en zwak lemig fijn zand.3 Dit bodemtype komt met name voor als grote engcomplexen rondom middeleeuwse dorpen. Ze liggen veelal op de randen van de stuwwallen en in lage gebieden op de dekzandruggen. Het donkergrijze humushoudende dek is tussen de 60 en 90 cm dik. 1
3L6: gordeldekzand-welving, al dan niet met oud-bouwlanddek
2
4L8: lage landduinen met bijbehorende vlakten en laag ten ZEZ21: Hoge zwarte enkeerdgronden: leem arm en z wak lemig fijn
3
zand.
In de ondergrond is meestal een humuspodzol ontwikkeld. De gemiddelde hoogste grondwaterstand ligt beneden 80 cm terwijl de laagste stand dieper dan 120 cm onder maaiveld ligt (grondtrap VII).
7
Hoogte en reliëf Het onderzoeksgebied ligt tussen de hoogtelijnen van 5 en 7 m + NAP en ligt op een kleine verhoging (de gordeldekzandwelving) aan de voet van een stuwwal. Uit het AHN, het Actueel Hoogtebestand Nederland, is af te leiden dat het onderzoeksgebied binnen een terrein ligt dat geëgaliseerd is. Het betreft hier de sportvelden van de Hockeyclub AMHC.
afbeelding 6, visuele weergave van het AHN met het onderzoeksgebied in rood aangegeven. De egale kleur binnen en ten oosten van het onderzoeksgebied suggereert een zeer vlak, geëgaliseerd terrein.
De historische omgeving 8
Het onderzoeksgebied ligt ten westen van het middeleeuwse centrum van de stad Amersfoort en ten oosten van Soest. De oudste vermelding van beide steden dateert uit 1028, in een oorkonde van de Duitse keizer Koenraad, waarin al zijn bezittingen worden genoemd waaronder zowel Amersfoort (Amersfoirde) en Soest. De Birkt Het gebied waar het onderzoeksterrein ligt hoort tot buurschap De Birkt, een naam die mogelijk is afgeleid van de berken die veel in het gebied groeiden. De Birkstraat, een verbindingsweg tussen Amersfoort en Soest, vormt het beginpunt van de strookvormige percelen die richting de Eem lopen. Wanneer dit gebied precies is ontgonnen is niet duidelijk, vermoedelijk is dit pas na de 12 de eeuw geweest. Nadat in 1170 tijdens een stormvloed het veen tussen WestFriesland en het zuidwesten van Friesland was weggeslagen, kon het hele gebied rondom de Eem goed worden ontwaterd en ontgonnen. De oudste bekende kaart waarop de onderzoekslocatie staat afgebeeld is onderdeel van de atlas Het Toonneel des Aerdrijcx (1635-1658) van Willem en Jo(h)an Blaeu. In de atlas worden zowel landen als regio’s afgebeeld, waaronder de omgeving van Amersfoort. Op de kaart staan zowel Amersfoort als Soest aangeven en de oude Soesterweg die beide steden met elkaar verbindt. Het gebied ten zuiden van de weg is een onontgonnen gebied en wordt als bos of woeste grond afgebeeld. Op een kaart van Bernard de Roij vervaardigd tussen 1676 en 1695 en uitgegeven in 1696 door Nicolaas Visscher II, staat het onderzoeksgebied ook afgebeeld. Op deze kaart wordt de Birkstraat voor het eerst aangegeven, het gebied ten zuiden van de straat is nog steeds onontgonnen.
afbeelding 7, uitsnede uit de topografische kaart van 1905 met daarop het onderzoeksgebied in rood aangegeven. Op de kaart van S lits uit 1832 wordt het onderzoeksterrein als bouwland aangegeven. De twee kavels liggen parallel aan de Birkstraat en zijn min of meer oost-west georiënteerd, dit in tegenstelling tot de andere percelen, die een noord/noordoost-zuid/zuidwest oriëntering hebben. De kaarten uit het begin van de 20s te eeuw laten zien dat het onderzoeksterrein nog steeds onbebouwd is, in 1924 heeft er volgens de kaart van G. Adriaans een renbaan gelegen. Uit de verschillende bronnen komt naar voren dat het terrein de niet bebouwd is geweest en vermoedelijk tot in de 19 eeuw (grotendeels) bedekt was met bos of een agrarische functie had.
De archeologische omgeving 9
afbeelding 8, waarnemingen en onderzoeksmeldingen in de omgeving van het plangebied.
afbeelding 9, uitsnede uit de Archeologische Monumentenkaart van de omgeving van het plangebied.
In het Archeologisch Informatiesysteem (A RCHIS) staan geen archeologische vindplaatsen binnen het onderzoeksgebied geregistreerd. Wel zijn in de omgeving een aantal vondsten gedaan. Relevant voor dit onderzoek zijn:
AMK – Archeologische Monumenten Kaart Ten noorden van de Birkstraat (huisnummer 107) ligt een AMK-terrein (monumentnummer 2237). Het betreft boerderij “Het lange huis”, dat rond 1543 zou zijn gebouwd op de plek waar eerder een klooster heeft gestaan. Op een kilometer ten zuidwesten van het onderzoeksgebied ligt het monument “De korte duinen” (monumentnummer 8886). In dit stuifzandgebied zijn vuursteenvondsten van de zeldzame Hamburgcultuur en Tjongercultuur gedaan. Ten slotte ligt ten zuidwesten van het onderzoeksgebied een grafheuvel uit de Bronstijd bij het zogenaamde Monnikenbosch (monumentnummer 1150).
Waarnemingsnummer 728: aardewerkvondsten uit de grafheuvel bij Monnikenbosch. Waarnemingsnummer 26465: aardewerk uit het Laat Neolithicum of Bronstijd, afkomstig uit een zandgroeve bij “Het witte huis”. Waarnemingsnummer 43310: vondsten uit het gebied “Bokkeduinen”. Behalve de vele opgravingen in en om de historische binnenstad van Amersfoort, heeft er ook in de directe omgeving van de Birkstraat archeologisch onderzoek plaatsgevonden. In 2000 is archeologisch onderzoek uitgevoerd op een aantal locaties in het gebied Isselt – De Birkt, ten oosten van de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort. Hierbij zijn bewoningssporen aangetroffen uit de 13 de-14 de eeuw, en periodes hierna. De resultaten uit deze onderzoeken laten zien dat de oudste bewoning zich op de hoger gelegen delen van het landschap bevinden.
Archeo logische verwachting Door analyse van de gegevens uit de voorafgaande inventarisatie kan een specifieke archeologische verwachting voor het plangebied worden opgesteld. Prehistorie & Romeinse tijd (300.000 – 450 na Chr.) Sporen uit de Prehistorie worden in het onderzoeksgebied en omgeving voornamelijk op de dekzandruggen en de flanken ervan verwacht; met name bewoningssporen en begravingen uit de Bronstijd en IJzertijd, daar deze in de omgeving op soortgelijke gronden zijn aangetroffen. De prehistorische sporen zullen, indien aanwezig, voornamelijk bestaan uit verkleuringen in de grond. Paleolithische, Mesolithische en Neolithische resten worden niet verwacht, maar kunnen ook niet uitgesloten worden.
10
Middeleeuwen (450 - 1500 na Chr.) Sporen van vroeg-middeleeuwse oorsprong worden niet direct verwacht. Resten van laat-middeleeuwse oorsprong zullen gerelateerd zijn aan agrarische activiteiten en zullen voornamelijk uit paalgaten (bijvoorbeeld van een schaapskooi), sloten, greppels en akkerlagen bestaan. Nieuwe Tijd (1500 na Chr. - heden) Sporen uit de Nieuw Tijd zullen naar verwachting veelal gerelateerd zijn aan agrarische activiteiten; akkers en weidegrond, mogelijk wat paalsporen van schuren. Bewoningssporen worden niet direct verwacht, maar kunnen niet worden uitgesloten. Gaafheid en conservering Het bodemarchief binnen het onderzoeksgebied is naar verwachting redelijk tot goed geconserveerd. Indien (een deel van) het esdek bewaard is gebleven mag een zeer goede conservering van archeologische sporen, die ouder dan het esdek zijn, worden verwacht. Archeologische resten kunnen zich overal binnen het onderzoeksgebied voordoen. Als er sporen en/of vondsten aanwezig zijn, worden deze verwacht op de overgang van de humushoudende bovengrond en het dekzand. De eerste aanwijzingen voor deze sporen/vondsten zijn waarschijnlijk al in de onderkant van de bouwvoor te vinden.
afbeelding 10, uitsnede uit de ABP-kaart van de gemeente Amersfoort met in rood het onderzoeksgebied aangegeven, gelegen binnen ABP-54 (rood gearceerd) . ABP Op grond van de archeologische verwachting is het onderzoeksgebied en omgeving in de Monumentenverordening van de Gemeente Amersfoort opgenomen als Archeologisch Belangrijke P laats (ABP 54, esdek bij de Birkt).
Het onderzoek Bewoning op het grondgebied van A mersfoort gaat ver terug in de tijd, niet alleen van de binnenstad, maar ook van het omringende land. Al vanaf de vroege Prehistorie leefden in dit gebied mensen. Hun sporen komen voortdurend bij ingrepen in de bodem aan het licht. Door de jaren heen is uit onderzoeken steeds meer informatie aan het licht gekomen over de rijke geschiedenis, zoals die zich binnen de huidige gemeentegrenzen heeft afgespeeld. Onderzoeksdoel en vraagstelling Doel van dit onderzoek was de aan- of afwezigheid van archeologische resten op deze locatie te onderzoeken en de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de aanwezige resten vast te stellen, om tot een besluit te komen hoe hier verder mee om te gaan: behoud door bescherming (planaanpassing), behoud door opgraving, of afzien van verder archeologisch onderzoek. Het onderzoek heeft zich gericht op de volgende onderzoeksvragen: •
Wat is de landschappelijke context van de locatie?
•
Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig? o
o
•
Zo ja: wat is de aard, omvang en datering van de vindplaats(en) en de gaafheid en conservering ervan? Zo nee: is er reden om aan te nemen dat er archeologische resten in de bodem aanwezig zijn geweest en zijn er uitspraken te doen over de aard, omvang en datering ervan en de reden van het verdwijnen?
Welke uitspraken zijn er op basis van bovengenoemde gegevens te formuleren voor de aanwezigheid van archeologische resten binnen de rest van het plangebied?
Methode en werkwijze Het onderzoeksgebied is middels proefsleuven (IV O-P) onderzocht om met zo min mogelijk bodemverstoring, zo veel mogelijk informatie over het bodemarchief te vergaren. Gezien het ontbreken van een archeologisch niveau in deze omgeving verdient onderzoek middels proefsleuven de
voorkeur boven boren omdat met name voor prehistorische sporen dan een grotere trefkans geldt. Tevens wordt direct een goed inzicht in de bodem en ondergrond verkregen. Het veldwerk is uitgevoerd volgens de Kwaliteitseisen der Nederlandse Archeologie (KNA 3.1). Sporen, vondsten en monsters De sporen hebben een individueel nummer (featurenummer; F nr.) gekregen en zijn allemaal onderzocht door middel van de aanleg van een dwarsdoorsnede (coupe) en het documenteren (beschrijven, tekenen en fotograferen) daarvan. De gecoupeerde sporen zijn daarna allemaal volledig opgegraven. Het materiaal dat hierbij is gevonden heeft een vondstnummer gekregen. Verwerking van gegevens en vondsten Direct na de opgraving worden de vondsten gereinigd en gedetermineerd en de opgravinggegevens gedigitaliseerd. Uitwerking & analyse Tijdens de uitwerkingsfase worden de sporen geanalyseerd en eventueel in structuren gegroepeerd. Het vondstmateriaal geeft aanwijzingen voor de datering en functie ervan. Door de sporen onderling te interpoleren wordt mogelijk ook duidelijk wat zich in de niet opgegraven delen bevindt. Waardering en advies Om een gefundeerd advies op te stellen over hoe om te gaan met de aanwezige archeologisch resten (beschermen, opgraven of opgeven), moeten ze eerst gewaardeerd worden en dit gebeurt volgens een voorgeschreven methode waarbij wordt gekeken naar belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit.
11
12
afbeelding 11, uitsnede uit de topografische kaart met in rood de ligging van de proefsleuven aangegeven. Uitvoering De onderzoekslocatie is door middel van 14 proefsleuven van 1,80 m breed, met verschillende lengtes onderzocht. Een zestal lange proefsleuven is aangelegd met als doel een eerste inzicht in de ondergrond en de archeologische sporen te krijgen. Deze werkputten liggen noord-zuid georiënteerd op een onderlinge afstand variërend tussen de 15 en 16 m. Een achttal kleinere proefsleuven is als een controle tussen deze werkputten aangelegd. Deze sleuven zijn in een noordzuid of een oost-west richting getrokken. Deze werkwijze zorgt ervoor dat het ontgraven oppervlakte beperkt bleef (<10%) en toch een goed beeld ontstaat van wat er zich in de bodem bevindt. Alle werkputten bestonden uit één vlak, dat op de grens van het dekzand en de bovenliggende laag is aangelegd. De werkputten zijn op een schaal van 1:50 getekend. Van een tweetal proefsleuven zijn om de vijf meter zogenaamde profielstaven getekend (schaal 1:20). Begin en eindpunt van beide proefsleuven werden in het landelijke RD-coördinatenstelsel ingemeten.
afbeelding 12, overzichtsfoto van het plangebied ten tijde van het onderzoek.
Het resultaat 13
afbeelding 13, foto van een representatief profiel waarin de aan de rechter zijde nog resten van de natuurlijke bodemvorming (een lichtgrijze E-horizont) te zien zijn, waarvan aan de linker zijde nauwelijks iets overgebleven is. Bodemopbouw Alle werkputten zijn tot in het dekzand aangelegd. Op een aantal plaatsen waren bovenin het oranje/bruine dekzand nog de restanten van de natuurlijke bodemvorming (podzol) zichtbaar, waar de wat dieper gelegen delen van de uit- en inspoelingshorizonten bewaard zijn gebleven. Op veel plekken zijn deze twee niet meer aanwezig; de bovenliggende lagen bevinden zich hier direct - met een scherpe grens - op het dekzand. In het zuiddeel van het onderzoeksgebied ligt op de uitspoelingshorizont een oude cultuurlaag van grijzig zand met witte fiebels en een humeuze donkere band. Een systeem van ontginningssloten is vanuit deze laag gegraven. De laag vertegenwoordigt het eerste menselijk ingrijpen in het natuurlandschap (ontginning) en betreft mogelijk een oude akkerlaag. Hier overheen lag een laag licht grijs zand waarmee ook de ontginningssloten zijn dichtgeraakt. De laag lag als een dik pakket in het zuiddeel van het onderzoeksgebied en werd naar het noorden toe dunner. Het wordt geïnterpreteerd als verstoven en verspoeld zand afkomstig van de stuwwal, die iets zuidelijk van het onderzoeksterrein ligt. Bovenop dit zand lag een dik humeus landbouwpakketten (esdek?) waarin een aantal oost-west lopende sloten was gegraven. Hier bovenop bevond zich de bouwvoor, onder de graszoden.
afbeelding 14, overzicht van alle aangetroffen sporen met de karrensporen in bruin, de sloten in blauw en de paalgaten in rood aangegeven. Sporen In de verschillende sleuven is een aantal sloten, paalkuilen en karrensporen aangetroffen. De karrensporen zijn de oudste van alle aangetroffen sporen. Ze worden hierna chronologisch behandeld.
14
afbeelding 15, foto van het vlakdeel waarin een karrenspoor duidelijk zichtbaar was.
afbeelding 16, doorsnede van een van de noordelijke ontginningssloten met donkere vulling.
Karrensporen De karrensporen zijn in een vijftal verschillende sleuven aangesneden. De karrensporen zijn in het vlak zichtbaar als licht grijze, lange smalle banen en konden over een afstand van 42 meter worden getraceerd. Ze lopen in een zuidwestnoordoostelijke richting. De banen waren 17 tot 32 cm breed en de onderlinge afstand (asbreedte) varieerde tussen de 1,25 en 1,58 m. Dit betekent dat de sporen door meerdere karren zijn gevormd, die niet continu dezelfde sporen hebben gevolgd. De karrensporen kunnen gedurende een lange periode (intensief) zijn gebruikt.
Ontginningssloten In een elftal putten zijn gedeeltes van twee systemen van sloten gevonden. De oudste hiervan betreft een systeem van zogenaamde ontginningssloten. Deze hebben een noord/noordoost- zuid/zuidwestelijk richting of liggen haaks daarop. Ze komen qua oriëntering overeen met de ontginningssloten aan de noordzijde van de Birkstraat. Eén van de sloten aan de zuidzijde van het onderzoeksgebied valt op doordat ze een andere oriëntering heeft; meer in oostwestelijke richting gedraaid. Deze sloot, de zogenaamde achtersloot, heeft min of meer over de breedte van het terrein gelopen en behoort ook tot dit systeem van ontginningssloten, daar de meest oostelijk gelegen sloot in direct verband met de achtersloot bleek te staan. De overige ontginningssloten hebben waarschijnlijk ook met deze achtersloot in verbinding gestaan.
In de karrensporen is geen materiaal aangetroffen, dat kan helpen bij de datering. Wel is duidelijk dat de sporen dateren uit een periode waarin de sloten nog niet op het terrein waren gegraven. De sloten doorsneden namelijk de karrensporen en zijn dus jonger.
De vulling van de sloten is verschillend; de achtersloot en het zuidelijke deel van de ontginningssloten hebben een licht grijs gevlekte vulling. De noordelijker delen van de ontginningssloten hebben een donkergrijze vulling. In de sloten is geen materiaal gevonden, waardoor een precieze datering niet mogelijk is.
Analyse De karrensporen dateren uit de periode waarin het terrein nog niet was ontgonnen en de omgeving nog (gedeeltelijk) begroeid was met bos (mogelijk berken). Het systeem van ontginningssloten met de dunne cultuurlaag (akker? ) vormen de resten van de ontginning en een aansluitende periode van (agrarische?) gebruik.
afbeelding 17, foto van de coupe door spoor 17 toont de doorsnede van de paalkuil. Sloten en paalku ilen Het jongste systeem van sloten heeft een oost-west oriëntering en loopt parallel met de Birkstraat. Resten van deze sloten zijn in vrijwel alle proefsleuven aangetroffen. In de de de vulling ervan is materiaal uit de 18 -19 eeuw aangetroffen. De aangetroffen paalkuilen zijn onderdeel van een hekwerk geweest dat met deze laatst genoemde sloten kan worden geassocieerd. In de vulling van één paalgat is de de glas uit de 18 of 19 eeuw aangetroffen. Vondsten Tijdens de opgraving zijn weinig vondsten gedaan, in totaal is één glasfragment, een drietal roodbakkende scherven, één fragment industrieel-wit aardewerk, twee baksteenfragmenten en een aantal metaalvondsten gedaan. Alle vondsten op het metaal na zijn afkomstig uit de verschillende oost-west lopende sloten. De aardewerkscherven dateren allemaal tussen de 18 de en 19 de eeuw. De metaalvondsten zijn afkomstig uit de stort en hebben een recente datering.
Deze ontbossing heeft tot gevolg gehad dat zand vanaf de hoger gelegen stuwwal weg kon waaien en spoelen. Dit zien we terug in de bodemopbouw: het terrein is afgetopt en met ontginningssloten belegd. Mogelijk is er een tijdje geakkerd. Uiteindelijk is het terrein overstoven en zijn ook de ontginningssloten dichtgestoven of dichtgespoeld met zand vanaf de hoger gelegen delen op de stuwwal. De dikke humeuze laag hierbovenop vormt het residu van een tweede periode van agrarisch gebruik. In de 18de-19 de eeuw lijkt het terrein opnieuw te zijn ingericht met nieuwe sloten en hekwerk. De percelering loopt vanaf die periode parallel aan de Birkstraat.
15
Conclusie en advies 16
De onderzoeksvragen worden op basis van de resultaten als volgt beantwoord: Wat is de landschappelijke context van de locatie? • Het onderzoeksgebied bevindt zich op een egaal, maar licht hellend dekzandvlak, de flank van een dekzandrug die als een gordel om de stuwwal heen ligt. Er zijn resten van oude, natuurlijke bodemvorming aangetroffen, maar het gehele dekzand is aan de bovenzijde vergraven ('afgetopt') waardoor op veel plaatsen niets meer van de bodemvorming bewaard is gebleven. Het onderzoek heeft de aanwezigheid van een esdek aangetoond dat – hoewel niet gekarteerd op de bodemkaart – hier wel werd vermoed. Het esdek heeft de oudere ontginnings- en gebruikssporen afgedekt en beschermd. Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig? • Ja, binnen het onderzoeksterrein zijn archeologische resten aanwezig. Er zijn geen bewoningssporen aangetroffen, wel sporen van gebruik. Deze bestaan uit twee cultuurlagen en drie soorten sporen: karrensporen, sloten en paalkuilen. Er zijn enkele opeenvolgende perioden te onderscheiden. De karrensporen zijn het oudst, ze dateren van vóór de ontginningen (waarvan wordt aangenomen dat deze, net als in de gehele regio tussen Amersfoort en Soest, vanaf de late middeleeuwen heeft plaatsgevonden). De karrensporen lopen in een zuidwest-noordoostelijke richting en zijn door gebrek aan vondsten niet nader te dateren. de
Vanaf de 12 eeuw vinden in de regio A mersfoort en Soest grootschalige ontbossingen en ontginningen plaats ten behoeve van houtkap en agrarisch gebruik. Een systeem van ontginningssloten en een dunne cultuurlaag (mogelijk een akker?) vormen de resten van de ontginning en een aansluitende (korte?) periode van (agrarisch?) gebruik door de mens. Het terrein raakt echter overstuifd/verspoeld. Een nieuw, dik landbouwdek vormt het restant van een tweede (langdurige) periode van agrarisch gebruik. Met het graven van de oost-west sloten in de 18 de –19 de eeuw heeft het onderzoeksgebied een (andere?) perceelsindeling gekregen. De paalsporen vormen de resten van hekwerk langs de sloten.
Welke uitspraken zijn er op basis van bovengenoemde gegevens te formuleren voor de aanwezigheid van archeologische resten binnen de rest van het plangebied? • het inventariserend veldonderzoek is dusdanig opgezet dat de resultaten hiervan voor het gehele plangebied gelden: er worden in de niet opgegraven delen dan ook geen andere archeologische resten verwacht dan die reeds in het inventariserend onderzoek zijn aangetroffen. Waardestelling Om tot een besluit te komen hoe binnen de realisatie van het plan met de archeologische resten moet worden omgegaan, dienen deze eerst gewaardeerd te worden. Dit gebeurt volgens een in de KNA voorgeschreven waarderingsmethode, waarbij wordt gekeken naar belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit. De karrensporen en ontginningssloten zijn de enige sporen met een bepaalde archeologische waarde. De sporen passen echter binnen het reeds bestaande beeld van de ontginningen in de regio en kunnen niet nauwkeuriger worden onderzocht dan nu al is gedaan. Ze scoren daardoor uiteindelijk toch laag / niet behoudenswaardig. Op grond van de gegevens die het inventariserend onderzoek heeft opgeleverd, is de archeologische waardering van het plangebied dan ook laag. Advies De archeologische waarde van het terrein in oogschouw nemend, luidt de aanbeveling dat het onderzoeksterrein vrij gegeven kan worden voor de geplande ontwikkeling, zonder nader professioneel archeologisch onderzoek. NB: dit advies geldt alleen voor dit plangebied en niet voor de directe omgeving. Omliggende percelen dienen bij eventuele op handen zijnde ontwikkeling afzonderlijk beoordeeld en/of onderzocht te worden. Beslu it Het plangebied is middels een brief en een selectierapport aan de opdrachtgever door de Gemeente Amersfoort vrijgegeven voor verdere ontwikkeling.
Literatuur
Blijdenstijn, R., 2005. Tastbare Tijd. Cultuurhistorische atlas voor de Provincie Utrecht. Utrecht. Carmiggelt, A. en P.J.W.M. Schulten, 2002. Veldhandleiding Archeologie, Archeologie Leidraad 1. College voor de Archeologische Kwaliteit, Zoetermeer. Centraal College van Deskundigen, 2006. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1. Gouda. Dekker, C. en M. Mijnssen-Dutilh, 1995. De Eemlandtsche Leege Landen. Ontginningen rond de mond van de Eem in de 12 e en 13 e eeuw. Utrecht. Hilhorst, J.H.M. en J.G.M. Hilhorst, 2001: Soest, Hees en De Birkt . Van de achtste tot de zeventiende eeuw, Hilversum. ROB, 1998. Handboek ROB-specificaties. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, A mersfoort. ROB, 2001. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden e (IKAW) 2 generatie. Globale Archeologische Kaart van het continentale Plat. Archeologische Monumentenkaart. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort (cd-rom). Stiboka, 1966. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50 000. Blad 26 West Harderwijk, blad 32 West Amersfoort. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Stiboka/RGD, 1977. Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50 000. Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, Wageningen/Haarlem. Vervloet, J en S. van den Bergh (red.), 2007: Eemland in verandering. Ontginningen en ruilverkaveling in het gebied van de Eem, Utrecht.
17
Bijlagen 18
Feature
WP
Vlak
Tekening
Interpretatie
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
GREPPEL GREPPEL SLOO T PA ALGA T GREPPEL PA ALGA T PA ALGA T PA ALGA T PA ALGA T PA ALGA T PA ALGA T PA ALGA T PA ALGA T PA ALGA T SLOO T PA ALGA T PA ALGA T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T PA ALGA T PA ALGA T SLOO T SLOO T
4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 5 5 5 5 5 5 6 6 6 6 6
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2
SLOO T SLOO T PA ALGA T SLOO T SLOO T GREPPEL SLOO T PA ALGA T PA ALGA T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T SLOO T KA RRES PR
53 6 1 54 6 1 55 6 1 56 6 1 Totaal aant al: 56 featurenummers
2 2 2 2
KA RRES PR SLOO T SLOO T SLOO T
tabel 1 – featurelijst
Om schrijving
? Of natuurlijk? of slootje? onderdeel palenrij onder kant? ? onderdeel palenrij onderdeel palenrij onderdeel palenrij onderdeel palenrij onderdeel palenrij ook te zien in w p 2
of gr eppel? =F3
rand of gr eppel? recent recent of gr eppel of gr eppel? nummer niet uitgegev en of gr eppel? recent
of slootje? ? Recent ? Recent ?
of gr eppel?
? als F48 of gr eppel?
te z ien in pr ofie l stukje Z uid en West. Loopt dus v an ZW
Vnr . 1 2 3 4
WP 2 2 1 4
Vlak 1 1 1 1
Fnr 16 20 5 32
Ver z. wijze TROF SCHEP SCHEP SCHEP
Materiaal Glas Aardew erk Aardew erk Aardew erk Constr uctieaar dew erk Aardew erk Constr uctieaar dew erk
Soort ??? INWIT R R ???
Voor werp ??? KOP BORD G RA PE ???
code
R BA KSTEEN
BLOEM PO T BAKSTEEN
r-blo-
19
Omschr ijv ing aanleg/afw erken coupe; G LS aanleg c oupe sloot r ecent; A W aanleg c oupe sloot; AW afw erking coupe sloot; Bs
Totaal aant al: 4 vondstnumm ers
tabel 2, vondstenlijst Vnr 1 2 2 2 2
Fnr 16 20 20 20 20
N 1 1 1 1 1
fragment wandfragment randfragment bodemfragment fragment
3 4
5 32
1 1
bodemfragment fragment
Totaal aant al: 4 vondstnumm ers, 7 fragmenten
tabel 3, vondstcatalogus
Opmerking onderdeel olie lampenkap of sculptuurtje?
iw -kop r-bor r-gra
Datering 18/19e 19 17 17
Klomp hard baks el. klein deel v an w sch blo empotbodem. G at niet z ichtbaar.
17/20e
20
Archeologisc he perioden Paleolithicum (O ude Steentijd) Vroeg Midden Laat Mesolithic um (Midden Steentijd) Vroeg Midden Laat Neolithicum ( Nieuw e Steentijd) Vroeg Midden Laat Bronstijd Vroeg Midden Laat IJzertijd Vroeg Midden Laat Romeinse Tijd Vroeg Midden Laat Middeleeuw en Vroeg Hoog Laat Nieuw e tijd Nieuw ste tij d
2,5 miljoen tot 300.000 jaar geleden 300.000 tot 35.000 jaar gele den 35.000 tot 10.800 jaar geleden 8800 - 7100 v . Chr . 7100 - 6450 v . Chr . 6450 - 5300 v . Chr . 5300 - 4200 v . Chr . 4200 - 2850 v . Chr . 2850 - 2000 v . Chr . 2000 - 1800 v . Chr . 1800 - 1100 v . Chr . 1100 - 800 v. Chr. 800 - 500 v. Chr. 500 - 250 v. Chr . 250 - 12 v. Chr. 12 v. Chr. - 70 n. Chr. 70 - 270 n. Chr. 270 - 450 n. Chr. 450 - 1000 n. Chr. 1000 - 1250 n. Chr. 1250 - 1500 n. Chr. 1500 - 1850 n. Chr. 1850 - heden
tabel 4, archeologische periode-indeling
Centrum voor Archeologie Gemeente Amersfoort Langegracht 11, 3811 BT Amersfoort Telefoon (033) 463 77 97 Fax (033) 463 03 32 E−mail:
[email protected] Internet: www.amersfoort.nl/archeologie ISSN: 1879−4289