Voetverzorging bij diabetici 1.
Wanneer mag de pedicure persoonlijke gegevens van een cliënt met vakgenoten bespreken? A) B) C)
2.
1, 2, en 3. 1, 3, en 4. 2, 5, en 6.
Op welke wijze kan huidirritatie worden voorkomen? A) B) C)
7.
Op een pes planus. Op een pes valgus. Op een pes varus.
Welke adviezen geef je aan een cliënt met diabetes mellitus? 1. Draag goede schoenen die soepel zijn met een stevig contrefort. 2. Ga niet zitten met de benen over elkaar. 3. Droog de voeten goed, ook tussen de tenen. 4. Loop niet op blote voeten. 5. Maak iedere dag een flinke lange wandeling. 6. Neem dagelijks een lekker warm bad. A) B) C)
6.
Het bepalen van standafwijkingen. Het controleren van het verloop van de lichaamslast door de voet. Het onderzoeken van de diepte van een likdoorn.
Op een statische blauwdruk zie je dat de laterale zijde smal en donker is afgedrukt. Waar kan dit op duiden? A) B) C)
5.
Met een monofilament. Met speldenprikjes. Met een stemvork.
Wat is een doel van een statische blauwdruk? A) B) C)
4.
Alleen als de cliënt daarin toegestemd heeft. Alleen met collega's uit dezelfde voetverzorgingspraktijk. Alleen vanwege een zeer ernstige reden.
Waarmee bepaal je of het beschermend gevoel van een voet verminderd is? A) B) C)
3.
ID1939-110922
Door de huid dagelijks te wassen met desinfecterende zeep. Door de huid goed te drogen en te behandelen met alcohol 70-80%. Door de huid goed te drogen en huidverzorgingsmiddelen te gebruiken.
Wat is het juiste schoenadvies voor een cliënt met diabetes mellitus? A) B) C)
Een soepele leren schoen met een goede pasvorm en een leren zool. Een soepele leren schoen met een goede pasvorm en een schokabsorberende zool. Een veterschoen met een goede pasvorm en een leren zool.
Capabel Examens © 2011
Pagina 1
Voetverzorging bij diabetici 8.
Welke eis wordt gesteld aan de achterlijn van een schoen voor een cliënt met diabetes mellitus? A) B) C)
9.
Door een infectie. Door micro-angiopathie. Door sensibele neuropathie.
Wat kan een oorzaak zijn van nagelafwijkingen bij diabetici? A) B) C)
15.
Een angiopathisch ulcus. Een ischemisch ulcus. Een neuropathisch ulcus.
Waardoor kan een eenzijdige warme voet worden veroorzaakt? A) B) C)
14.
Ze moeten huidvriendelijk zijn. Ze moeten soepel zijn. Ze moeten steun bieden.
Wat kan er gemakkelijk ontstaan, als een eetplek onder het kopje van het eerste middenvoetsbeen bij een cliënt met diabetes mellitus niet wordt behandeld? A) B) C)
13.
Fixomull. Fleecy web. Optule.
Wat is een eis waaraan drukwerende materialen voor cliënten met diabetes mellitus moeten voldoen? A) B) C)
12.
Met PPT. Met unitule. Met wolvilt.
Wat is het juiste materiaal om een likdoorn op de dorsale zijde van de teen drukvrij te leggen? A) B) C)
11.
De achterlijn moet gelijk lopen met de stand van het hielbeen. De achterlijn moet hoger zijn dan normaal. De achterlijn moet sterk zijn ingenomen om uitslippen van de voet te voorkomen.
Waarmee kan een nagelwal drukvrij gelegd worden? A) B) C)
10.
ID1939-110922
Circulatiestoornissen. Een verhoogde insulineproductie. Hypoglykemie.
Wat gebeurt er bij afname van myoïnositol in de zenuwcel? A) B) C)
Het aantal myofibrillen neemt af. De prikkelgeleiding neemt af. De dikte van de myelineschede neemt af.
Capabel Examens © 2011
Pagina 2
Voetverzorging bij diabetici 16.
Wat is een kenmerk van sensibele neuropathie? A) B) C)
17.
Op droge eeltplekken met dichte kloven. Op slecht doorbloede plaatsen. Op vochtige plaatsen.
Waarom moet je bij een diabetescliënt alert zijn op een voetschimmelinfectie? A) B) C)
23.
Een circulatiestoornis en mechanische stress. Mechanische stress en verkeerd schoeisel. Verkeerd schoeisel en een circulatiestoornis.
Op welke plaatsen van de huid ontstaan gemakkelijk infecties door micro-organismen? A) B) C)
22.
2 en 3. 1, 3 en 4. 2, 3 en 4.
Wat kan de oorzaak zijn van overmatige eelt- en likdoornvorming? A) B) C)
21.
Autonome neuropathie. Motorische neuropathie. Sensibele neuropathie.
Wat zijn kenmerkende verschijnselen van een Charcot-voet? 1. Aantasting van de botstructuur. 2. Droge huid. 3. Verandering van positiegevoel. 4. Veranderde stand van de gewrichten. A) B) C)
20.
Glucagon. Insuline. Somatostatine.
Wat kan de oorzaak zijn van een pes excavatus bij cliënten met diabetes mellitus? A) B) C)
19.
Verminderling van de tastzin. Vermindering van de werking van de kleine voetspieren. Vermindering van de zweetproductie.
Welk hormoon veroorzaakt een verhoging van de bloedsuikerspiegel? A) B) C)
18.
ID1939-110922
Omdat de schimmelinfectie levensbedreigend kan zijn. Omdat de schimmel bloedvaten kan vernauwen. Omdat pathogene micro-organismen dan gemakkelijker de voet kunnen infecteren.
Wat kunnen gevolgen zijn van macro-angiopathie? A) B) C)
Een hartinfarct en aantasting van de tastzin. Een hersenbloeding en aantasting van de zenuwbanen. Een verminderde doorbloeding en claudicatio intermittens.
Capabel Examens © 2011
Pagina 3
Voetverzorging bij diabetici 24.
Wat is de oorzaak van een slechtere nierfunctie bij diabetes patiënten? A) B) C)
25.
Giftige stoffen worden verwijderd. De vertering wordt voltooid. Het voedsel wordt tijdelijk opgeslagen.
Wat produceren de bètacellen van de eilandjes van Langerhans? A) B) C)
32.
Aminozuren. Glucose. Vetten.
Wat gebeurt er in de maag? A) B) C)
31.
De overmatige inspanning die de nieren moeten leveren. De slechte doorbloeding van de nieren. Het hoge suikergehalte in de urine.
Wat wordt onvolledig verbrand bij keto-acidose? A) B) C)
30.
Bij de afbraak van glucose. Bij de omzetting van glycogeen in glucose. Bij de omzetting van glucose in glycogeen.
Wat is meestal de oorzaak van nierproblemen bij diabetespatiënten? A) B) C)
29.
Er ontstaat een te hoge glucosespiegel in het bloed. Er ontstaat een te lage bloedsuikerspiegel. Er wordt te veel glycogeen opgeslagen in de lever.
Bij welk proces speelt insuline een rol? A) B) C)
28.
Van een stoornis in de zuurstofafgifte van het bloed. Van een tekort aan erytrocyten in het bloed. Van een verhoogde afgiftecapaciteit van zuurstof aan de cellen.
Wat is het directe gevolg van het stoppen van de aanmaak van insuline in het lichaam? A) B) C)
27.
Mediasclerose. Micro-angiopathie Neuropathie.
Waar is sprake van bij het ontstaan van micro-angiopathie? A) B) C)
26.
ID1939-110922
Glucagon. Glucose. Insuline.
Wat doet insuline? A) B) C)
Het beïnvloedt de daling van het bloedsuikergehalte. Het stimuleert de opslag van glucagon in de lever. Het werkt op de celreceptor waardoor deze glycogeen doorlaat.
Capabel Examens © 2011
Pagina 4
Voetverzorging bij diabetici 33.
Wat behoort tot de externe secreten van de pancreas/alvleesklier? A) B) C)
34.
I en II zijn juist. Alleen I is juist. Alleen II is juist.
Waarom is de patiënt met diabetes mellitus type 1 afhankelijk van toediening van insulineinjecties in plaats van de toediening van tabletten? A) B) C)
40.
Onvoldoende gevoeligheid van de receptoren van de celwand. Onvoldoende glucagonproductie. Onvoldoende insulineproductie.
Beoordeel de volgende uitspraken. I Bij diabetes type 2 kan de behandeling bestaan uit orale medicatie. II Diabetes type 2 wordt vaak ontdekt door het ontstaan van langetermijncomplicaties. A) B) C)
39.
Het zorgt mede voor omzetting van glycogeen in glucose. Het zorgt mede voor omzetting van glucagon in glycogeen. Het zorgt mede voor omzetting van glucose in glucagon.
Wat is het gevolg van beschadiging van de bètacellen bij diabetes mellitus type 1? A) B) C)
38.
Adrenaline. Glucagon. Insuline.
Wat is een taak van adrenaline? A) B) C)
37.
Gebruik van voedingsstoffen voor opbouw van de cellen. Verbruik van voedingsstoffen voor energievoorziening van de cellen. Verwijdering van gebruikte voedingsstoffen uit het lichaam.
Welk hormoon heeft een anabole werking? A) B) C)
36.
Alvleeskliersap. Aminozuur. Somatostatine.
Wat is anabolisme? A) B) C)
35.
ID1939-110922
Omdat de glucagonproductie wordt geremd. Om de bètacellen te activeren. Omdat de spijsvertering de insuline afbreekt.
Waarmee wordt een lichte vorm van diabetes mellitus type 2 meestal als eerste behandeld? A) B) C)
Met antihistamine. Met een dieet. Met insuline.
Capabel Examens © 2011
Pagina 5
Voetverzorging bij diabetici
ID1939-110922
Answer Key K:\Itembank\Examiner\VV-bank\VoetVerz.xam "DiabVoet-110922" Exam ID: 1939 K:\Itembank\Examiner\VV-bank\VoetVerz\VH100000.TKY The answer key lists the item number, then item difficulty, then the correct answer. For multiple-choice items, this is followed by the points required for mastery, and, if there is more than one correct response, a list of points for each alternative. Other item types show the answer. The item identifier is listed below the item number. The Total Points is the number of possible points in the test. The Number of points required for mastery is the points required to pass the exam.
Number Difficulty
Answer
1: 0.50 (100.1.1.1.2.1.5)
A
2: 0.50 (100.1.1.2.6.1.1)
A
3: 0.91 (100.1.1.4.2.1.2)
A
4: 0.50 (100.1.1.4.2.3.10)
C
5: 0.50 (100.1.1.5.1.1.10)
B
6: 0.50 (100.1.1.5.2.2.5)
C
7: 0.50 (100.1.1.5.3.1.5)
B
8: 0.89 (100.1.1.5.3.3.3)
A
9: 0.65 (100.1.1.6.2.1.3)
B
10: 0.74 B (100.1.1.6.2.1.6) Any Response Feedback: #
11: 0.50 (100.1.1.6.2.4.1)
A
12: 0.50 (100.1.1.7.2.4.2)
C
13: 0.50 (100.1.1.7.2.5.3)
A
14: 0.50 (100.1.1.7.3.1.5)
A
15: 0.50 (100.1.1.7.4.1.1)
B
Capabel Examens © 2011
Pagina 1
Voetverzorging bij diabetici
ID1939-110922
Answer Key Number Difficulty
Answer
16: 0.95 (100.1.1.7.4.2.1)
A
17: 0.50 (100.1.1.7.4.5.6)
A
18: 0.50 (100.1.1.7.5.2.5)
B
19: 0.50 (100.1.1.7.5.2.15)
B
20: 0.78 B (100.1.1.8.2.2.2) Any Response Feedback: #
21: 0.95 (100.1.1.8.3.1.2)
C
22: 0.50 (100.1.1.8.3.4.4)
C
23: 0.72 (100.1.1.9.2.2.5)
C
24: 0.50 B (100.1.1.9.2.3.4) Any Response Feedback: # 25: 0.50 (100.1.1.9.2.3.17)
A
26: 0.89 (100.1.1.9.3.2.1)
A
27: 0.70 C (100.1.1.9.3.3.1) Any Response Feedback: # 28: 0.50 (100.1.1.10.2.1.5)
B
29: 0.50 C (100.1.1.10.2.3.5) Any Response Feedback: # 30: 0.50 (100.1.1.11.2.2.5)
C
31: 0.50 (100.1.1.11.2.4.12)
C
32: 0.50 (100.1.1.11.2.4.29)
A
33:
A
0.50
Capabel Examens © 2011
Pagina 2
Voetverzorging bij diabetici
ID1939-110922
Answer Key Number Difficulty
Answer
(100.1.1.11.2.4.45) 34: 0.95 (100.1.1.12.3.1.1)
A
35: 0.50 (100.1.1.12.3.1.5)
C
36: 0.50 (100.1.1.12.8.1.4)
A
37: 0.00 (100.1.1.13.2.3.1)
C
38: 0.50 (100.1.1.14.1.1.3)
A
39: 0.50 (100.1.1.14.3.2.2)
C
40: 0.50 (100.1.1.14.3.3.1)
B
Total points = 40 Percentage required for mastery = 65% (26 points)
Capabel Examens © 2011
Pagina 3