Specialistische Technieken 1.
Wanneer mag je een beugel plaatsen bij een ontstoken nagelwal? A) B) C)
2.
C)
Nagelbed. Nagelplaat. Nagelriem.
Met welke vloeistof kun je een nagel het beste ontvetten voor het plaatsen van een plakbeugel? A) B) C)
8.
Een advies meegeven aan de cliënt en afrekenen. Wegwerpmaterialen in de afvalemmer doen, niet-wegwerpmaterialen reinigen en desinfecteren en een schriftelijk advies meegeven aan de cliënt. Wegwerpmaterialen in de afvalemmer doen, niet-wegwerpmaterialen reinigen en een advies meegeven aan de cliënt.
Wat is het eponychium? A) B) C)
7.
Een allergie en een ingegroeide nagel. Een ingroeiende nagel en een allergie. Onycholysis en een ingroeiende nagel.
Hoe rond je een nagelbeugelbehandeling af? A) B)
6.
De kunststof plakbeugel. De Ross Fraserbeugel. Het stalen spanveertje.
Wat zijn contra-indicaties voor het plaatsen van een nagelbeugel? A) B) C)
5.
Een combinatie van de stalen plakbeugel en de draadbeugel. De draadbeugel. De kunststof plakbeugel.
Bij welke beugeltechniek is de trekkracht nagenoeg niet te regelen? A) B) C)
4.
Op verzoek van de cliënt. Op verzoek en doorverwijzing van de thuiszorg. Op verzoek en doorverwijzing van de arts.
Welke beugeltechniek kun je zeer proximaal plaatsen? A) B) C)
3.
ID1706-110121
Aceton. Smig. Waterstofperoxide 1½%.
In welke situatie dien je een cliënt door te sturen naar de huisarts? A) B) C)
Bij een onychorhexis. Bij een onychoschisis. Bij een unguis incarnatus.
Capabel Examens © 2011
Pagina 1
Specialistische Technieken 9.
Wat wordt er bedoeld met het corpus unguis? A) B) C)
10.
De beugel is scheef geplakt. De beugel is te kort. De beugel is te lang.
Welk reparatiemateriaal blijft enigszins soepel na het aanbrengen? A) B) C)
16.
Arts. Podoloog. Podotherapeut.
Een nagelbeugel (onyclip) geeft pijn aan de nagelwal. Wat kan de oorzaak van die pijn zijn? A) B) C)
15.
Loslaten van de nagelplaat. Splijten van de nagelplaat. Witte vlekken in de nagelplaat.
Naar welke andere discipline verwijs je in geval van een standafwijking van de teen, waardoor een ingroeiende nagel ontstaat? A) B) C)
14.
Distaal van de nagelplaat. Lateraal van de nagelplaat. Proximaal van de nagelplaat.
Wat is het kenmerk van een leuconychia? A) B) C)
13.
Koilonychia. Leukonychia. Unguis regulaties.
Waar bevindt zich de vallum unguis? A) B) C)
12.
Nagelbed. Nagelplaat. Nagelwortel.
Bij welke aandoening heeft het nut om een beugel te plaatsen? A) B) C)
11.
ID1706-110121
Acryl. Fiberglas. Gel.
Wat kan een indicatie zijn voor het toepassen van een nagelreparatie? A) B) C)
Een onychogryphosis. Een onycholysis. Een onychorhexis.
Capabel Examens © 2011
Pagina 2
Specialistische Technieken 17.
Wat is een belangrijk advies aan de cliënt na het repareren van een nagel? A) B) C)
18.
Binnen één week. Binnen twee weken. Binnen zes weken.
Wat is een nadeel van fiberglas? A) B) C)
24.
Een onychoschisis. Een koilonychia. Een unguis incarnatus.
Binnen welke termijn dien je volgens de richtlijnen een controleafspraak te maken bij een nagelprothese? A) B) C)
23.
Een stof om een chemische reactie te versnellen. Een stof om producten flexibel te houden. Een stof om vloeibare producten hard te laten worden.
Wat is een contra-indicatie voor een nagelprothese? A) B) C)
22.
Acryl. Fiberglas. Gel.
Wat is een katalysator? A) B) C)
21.
1. 2. 3.
Welk nagelreparatiemateriaal is het meest geschikt om ingroeiende nagels te begeleiden? A) B) C)
20.
Let op roodheid en drukplekken. Nagel eventueel zelf vijlen als deze ruwe plekjes heeft. Nagels lakken mag na 24 uur.
Uit hoeveel componenten is een éénfasegel opgebouwd? A) B) C)
19.
ID1706-110121
De nagel wordt keihard. Het vijlsel van fiberglas is schadelijk voor de gezondheid. Je hebt een UV-lamp nodig.
Hoe kun je een reparatie met acryl uitvoeren? A) B) C)
Acryl aanmaken en opgieten. Bolletjes acryl met penseel aanbrengen. Beide technieken zijn mogelijk.
Capabel Examens © 2011
Pagina 3
Specialistische Technieken 25.
Wat is een contra-indicatie voor een nagelreparatie? A) B) C)
26.
Het is dun en gemakkelijk onder een nagelhoek aan te brengen. Het plakt goed en blijft daardoor erg lang op zijn plek. Het rekt goed mee en is daardoor gemakkelijk aan te brengen.
Wanneer mag je beslist geen antidrukmiddel toepassen? A) B) C)
32.
Copoline. Epithelium. Smig.
Wat is het voordeel van copoline? A) B) C)
31.
Diachylonzalf. Ichtyolzalf. Unitule.
Wat is een goed antidrukmiddel voor een likdoorn op een hamerteen? A) B) C)
30.
De tricot-breilaag moet altijd over een fixomull onderlaag worden geplakt. De tricot-breilaag moet in de breedterichting op de voet worden geplakt. De tricot-breilaag moet in de lengterichting op de voet worden geplakt.
Welk middel gebruik je om de huidsoepelheid in de nagelwal te verbeteren bij een cliënt met diabetes? A) B) C)
29.
Controleren op drukplekjes en het antidrukmiddel na het douchen verwijderen. De controleafspraak nakomen en het antidrukmiddel na één dag verwijderen. Het antidrukmiddel na drie dagen verwijderen.
Wat is belangrijk bij het gebruik van fleecyweb? A) B) C)
28.
Een afbrokkelende nagel. Een dikke nagel. Een wondje.
Welk advies geef je een cliënt mee, als je een zelfklevend antidrukmiddel hebt aangebracht? A) B) C)
27.
ID1706-110121
Als er sprake is van atrofie van de huid. Na het behandelen van een ingroeiende nagel. Na het verwijderen van een pijnlijke likdoorn.
Welk materiaal is geschikt als schokbrekende inlegzool? A) B) C)
PPT. Soft. Vilt.
Capabel Examens © 2011
Pagina 4
Specialistische Technieken 33.
Met welk hulpmiddel kun je een hamerteentop het beste drukvrij leggen? A) B) C)
34.
's Nachts afdoen, wassen met zachte zeep, eventueel licht poederen. 's Nachts afdoen, beslist niet wassen, eventueel licht poederen. 's Nachts aanhouden, wassen met groene zeep, flink poederen.
Voor welke aandoening zou je een slingerorthese kunnen maken? A) B) C)
40.
Hij corrigeert. Hij is sneller stuk. Hij legt alleen drukvrij.
Welke instructie geef je mee als je een orthese hebt gemaakt? A) B) C)
39.
Correctief en preventief. Preventief en protectief. Protectief en correctief.
Wat is een nadeel van een soft orthese? A) B) C)
38.
Een drukplek onder de hiel permanent drukvrij leggen. Een likdoorn tussen de tenen permanent drukvrij leggen. Een likdoorn op de kleine teen tijdelijk drukvrij leggen.
Welke soort orthese kan een medisch pedicure maken? A) B) C)
37.
Voor een clavus op digitus 4 plantair. Voor een clavus op MTP 3 plantair. Voor een clavus op MTP 5 lateraal.
Wat is een duidelijke indicatie voor het maken van een orthese? A) B) C)
36.
Met een silopad teenkap. Met een silopad teenmof. Met een silopad teenspreider.
Waarvoor zou je een epithelium voorvoetsokje adviseren? A) B) C)
35.
ID1706-110121
Een hamerteen. Een klauwteen. Een ruiterteen.
Wanneer adviseer je een orthese? A) B) C)
Als het probleem incidenteel terugkomt. Als je geen antidruktechniek wilt toepassen. Als je permanent drukvrij wilt leggen.
Capabel Examens © 2011
Pagina 5
Specialistische Technieken
ID1706-110121
Answer Key K:\Itembank\Examiner\VV-bank\VoetVerz.xam "SpecTec-110121" Exam ID: 1706 K:\Itembank\Examiner\VV-bank\VoetVerz\EB100000.TKY The answer key lists the item number, then item difficulty, then the correct answer. For multiple-choice items, this is followed by the points required for mastery, and, if there is more than one correct response, a list of points for each alternative. Other item types show the answer. The item identifier is listed below the item number. The Total Points is the number of possible points in the test. The Number of points required for mastery is the points required to pass the exam.
Number Difficulty
Answer
1: 0.50 (202.1.1.1.1.1.2)
C
2: 0.50 (202.1.1.1.1.1.3)
C
3: 0.50 (202.1.1.1.1.1.10)
A
4: 0.00 (202.1.1.1.1.1.11)
A
5: 0.00 (202.1.1.1.1.1.16)
B
6: 0.50 (202.1.1.1.1.1.19)
C
7: 0.50 (202.1.1.1.1.1.27)
A
8: 0.50 (202.1.1.1.1.1.30)
C
9: 0.50 (202.1.1.1.1.1.31)
B
10: 0.50 (202.1.1.1.1.1.32)
C
11: 0.50 (202.1.1.1.1.1.38)
B
12: 0.50 (202.1.1.1.1.1.41)
C
13: 0.50 (202.1.1.1.1.1.43)
A
14: 0.50 (202.1.1.1.1.1.45)
C
15: 0.50 (202.2.1.1.1.1.2)
C
16:
C
0.50
Capabel Examens © 2011
Pagina 1
Specialistische Technieken
ID1706-110121
Answer Key Number Difficulty
Answer
(202.2.1.1.1.1.3) 17: 0.50 (202.2.1.1.1.1.7)
A
18: 0.50 (202.2.1.1.1.1.8)
C
19: 0.00 (202.2.1.1.1.1.10)
A
20: 0.00 (202.2.1.1.1.1.12)
A
21: 0.50 (202.2.1.1.1.1.14)
C
22: 0.50 (202.2.1.1.1.1.17)
A
23: 0.50 (202.2.1.1.1.1.22)
B
24: 0.50 (202.2.1.1.1.1.23)
C
25: 0.50 (202.2.1.1.1.1.29)
C
26: 0.50 (202.3.1.1.1.1.5)
A
27: 0.00 (202.3.1.1.1.1.7)
C
28: 0.00 (202.3.1.1.1.1.11)
C
29: 0.50 (202.3.1.1.1.1.14)
B
30: 0.50 (202.3.1.1.1.1.17)
A
31: 0.50 (202.3.1.1.1.1.18)
A
32: 0.50 (202.3.1.1.1.1.30)
A
33: 0.50 (202.3.1.1.1.1.31)
A
34: 0.50 (202.3.1.1.1.1.32)
B
Capabel Examens © 2011
Pagina 2
Specialistische Technieken
ID1706-110121
Answer Key Number Difficulty
Answer
35: 0.50 (202.4.1.1.1.1.1)
B
36: 0.50 (202.4.1.1.1.1.5)
B
37: 0.50 (202.4.1.1.1.1.11)
B
38: 0.50 (202.4.1.1.1.1.13)
A
39: 0.50 (202.4.1.1.1.1.15)
C
40: 0.50 (202.4.1.1.1.1.16)
C
Total points = 40 Percentage required for mastery = 65% (26 points)
Capabel Examens © 2011
Pagina 3