REDACTIE Kleine prijscompensatie In deze voor sommigen moeilijke tijden ontkomt ook de uitgever van dit blad er niet aan een zekere prijscompensatie door te berekenen in de abonnementsprijs. Die is toch al bijzonder laag; kijkt u maar eens om u heen naar de prijs van uw andere abonnementen. Volgens het HICP (Harmonized Indices of Consumer Prices), een instelling van de EU, is de inflatie in Nederland in juli 2011 2,82 % ten opzichte van juli 2010. Het lijkt ons daarom redelijk de abonnementsprijs per 1 januari te verhogen met € 0,50. Kleur Soms zijn verbeteringen in de uitstraling van dit blad simpel te realiseren. Zo ook de uitvoering in kleur (full-color zoals dat in de drukkerswereld wordt genoemd). We hadden natuurlijk kunnen wachten tot de nieuwe jaargang, maar deze verandering die nog net binnen het beschikbare budget past, willen we u niet onthouden. Digitale abonnementen Op de mededeling dat de mogelijkheid bestaat vanaf 1 januari 2012 een digitaal abonnement af te sluiten zijn tot nu toe slechts enkele reacties ontvangen. Het is een beetje lastig nu al met een definitieve prijs daarvoor te komen. Als de druk- en portokosten dalen omdat er aanzienlijk minder exemplaren behoeven te worden gedrukt en verzonden, kan de abonnementsprijs verlaagd worden tot bijvoorbeeld € 12,50, maar als er slechts een enkeling de voorkeur geeft aan een digitaal abonnement, dan is dat niet merkbaar op de rekening van de drukkerij. Alleen de porto wordt per stuk berekend, maar bij partijenpost is het tarief ca. 6 x € 0,35 = € 2,10 per jaargang. Dan zou de prijs uitkomen op € 15, 40. Voor buitenlandse abonnees is het een ander verhaal: de port binnen Europa bedraagt per jaar (2011) € 14,22 en buiten Europa zelfs € 17,10! Dus voor hen is er zeker voordeel te behalen. Wilt u dan z.s.m. opgeven of u belangstelling hebt voor een digitaal abonnement? Website Weet u dat u vragen en opmerkingen kwijt kunt via een forum op de website? Dus als u iets kwijt wilt of juist hebben wilt? Een boek, een leuke vondst of een bijeenkomst: meld het! Abonnees De meeste tijdschriften, ook dit, hebben problemen het abonneebestand op peil te houden of te vergroten. Bij dit blad is het duidelijk de vergrijzing die zijn tol eist! Daarom nog maar eens geprobeerd: Elke abonnee die een nieuwe abonnee aanbrengt krijgt een boek naar keuze. Op de website kunt u zien om welke prachtige boeken het gaat. Stamt u van Karel de Grote af? Dan heeft de heer Feikema een vervelende boodschap voor u. Hij reageert op het artikel van de heer Koten waarin o.m. de kalenderhervorming van 1582 aan de orde komt. Reageert u maar! september-oktober 2011
pagina 1
BEROEPEN VAN VROEGER ( Stadsaanplakker - stadsopkorter) H.M. Lups
Stadsaanplakker Door de stad aangestelde aanplakker belast met het aanplakken op daarvoor bestemde plaatsen van stedelijke en particuliere bekendmakingen. Stadsadvocaat Advocaat van de stad, die de stadsregering van advies dient en daarvoor een vast jaargeld ontvangt. Stadsafslager Persoon, die namens het stedelijk bestuur leiding geeft aan openbare verkopingen zoals van vis of granen. Stadsarmenarts, stadsarmendokter, stadsheelmeester Arts die door het stadsbestuur belast is met de medische zorg voor arme inwoners, en het stadsbestuur adviseert op het gebied van hygiënische maatregelen. In Delft bijv. werd de stad in 1734 opgedeeld in vier wijken. Binnen iedere wijk werd een universitair geschoolde arts aangesteld als armendokter tegen een vast salaris van 150 gulden per jaar. Daarvoor moest hij ook bij toerbeurt gedurende drie maanden naast zijn gebruikelijke huisbezoeken aan arme patiënten dagelijks drie maanden in het Gasthuis werken. Bronnen: T. Wijsenbeek-Olthuis, Achter de gevels van Delft; WNT Stadsarmenbezorger Lid van het stedelijk armbestuur. Stadsbaas Baas over de stadsarbeiders. Stadsblazer, stadshoornblazer Hoornblazer door de stad aangesteld. Stadsbrander Ambtenaar die namens het stadsbestuur maten, tonnen, vaten e.d. ijkte en bij goedkeuring van een brandmerk voorzag. Stadsdienaar Nu politieagent Stadskloksteller, clockenstelre Persoon die de klokken, de uurwerken van een stad regelt. "Dat den voorsz. Klockenstelder .... niet alleen sal hebben waer te nemen en te versorgen de acht horologien deser stad (te weten Rotterdam), dat deselve behoorlyk correct en precyse comen te gaen. Slaen en wysen maer ook te versorgen dat dese te diep of ondiep int werck gaende werden versien, de lichters mis loopende te helpen, den draad van de hoorloogens te verstellen en vast te maken, in Hoever, Tijdaanw. 131 (Anno 1677) Dat eyndelyc den voorsz. aentestellen klockenstelder sal gehouden wesen aen het allertyts verlopen ende ontstelde klockengeslagh ofte voorspel te herstellen, de draden te accommanderen ende bequaem te maken. 132. Stadsmakelaar Tussenpersoon bij transacties van de stad. september-oktober 2011
pagina 2
Stadsrentmeester Beheerder van de stedelijke domeinen. Stadsroedrager Gerechtsdienaar in dienst der stad, der stedelijke regeering; stadsbode. Stadsroeper Stadsomroeper Gerard van Gelder omroeper te Ravenstein. Stads-doorenbreyer Arbeider in dienst van de stad. Hij was belast met de taak de hagedoorns, die onder aan de stadswal stonden, om stokken te buigen, ze dicht ineen te vlechten en zodoende tot een bijkans ondoordringbare heg of omtuining te helpen maken ter verdediging van de stad. Deze functie kwam o.a. in Delft voor. Stadsheelmeester Heelmeester, door de stad aangesteld, en o.a. belast met het toezicht over de staat van de openbare gezondheid. Ook armendokter, stadschirurgijn of stadsvroedmeester. Stadshondenslager Hondenslager door de stad aangesteld. Hij droeg destijds (medio 1500) een ambtsgewaad. Gevangen loslopende honden werden o.a. gedood door verdrinking. Stadsklerk Vroeger stedeclerc. Stadsschrijver, stadssecretaris. Stadsmeester Meester (tot een gilde toegelaten ambachtsman die de gildenproef afgelegd heeft) in dienst van de stad. O.a. de stadstimmerman. Stadsmeier Term in Groningen voor pachters van (veen)-gronden die het eigendom van de stad Groningen waren. Dit waren veelal oorspronkelijk gronden die voor de hervorming eigendom waren van kloosters, maar die tijdens de hervorming onteigend werden. De boeren konden deze landerijen pachten tegen een vaste (eeuwigdurende) huur. Ze hadden het recht er opstallen (hun bedrijfsgebouwen) op te bouwen, die hun eigendom waren. Over beklemrecht/beklemde meier en de consequenties is tegenwoordig informatie op het internet te vinden. Het systeem heeft er o.a. aan bijgedragen dat de boerderijen niet versnipperd werden. Ook omdat de landhuur vast was en door de geregelde geldontwaarding relatief laag, was het vaak voordeliger het boerenbedrijf als beklemde meier uit te oefenen. Deze huurovereenkomsten waren onopzegbaar en de huurpacht was onverandelijk. De huurders van de venen, landbouwers en particulieren, waren verplicht bij verkoop (overdracht) van het door hen gebouwde, vijf procent van de verkoopprijs aan de stad Groningen te betalen. Na een periode van drieënhalve eeuw kwam er op 2 november 1988 een einde aan de stadsmeierrechten van de stad Groningen in Oude en Nieuwe Pekela.[bron: WikiPekela.nl] Stadsopkorter Opkorter, straatveger met kruiwagen, schop en bezem.■
september-oktober 2011
pagina 3
KAREL DE GROTE EN DE KALENDERAANPASSING IN 1582 Een uitgebreide reactie op het artikel over kalenders in Erfgoed van mei/juni 2011 H. Feikema
H
et zal in 1972 zijn geweest dat mijn vader mij vertelde dat hij bij het zoeken naar onze voorouders had ontdekt dat wij van keizer Karel de Grote afstammen. Het was een interessante mededeling, en ik vond het heel opwindend. Ik besefte toen nog niet dat deze voorvader wel een hele bijzondere historische figuur was die plotseling als een donderslag bij heldere hemel in de middeleeuwen was verschenen. Pas later toen ik het genealogische onderzoek van mijn vader had overgenomen, ben ik mij in deze persoon gaan verdiepen en kwam tot de conclusie dat Karel alleen maar met superlatieven wordt beschreven. Een reus van bijna twee meter lengte met brede schouders en beresterk. Zo kon hij bijvoorbeeld bewapende mannen met een arm optillen en vier hoefijzers met zijn handen dichtdrukken. Hij was aan het hof de beste zwemmer en kon uitstekend paardrijden. In zijn leven heeft hij een afstand afgelegd die zo'n twee tot vier keer de omtrek van de aarde omvat. Als het moest, reed hij dag en nacht, zonder slaap, van Italië naar de Rijn en vandaar direct door naar de Pyreneeën. Dit uithoudingsvermogen hadden zijn dochters ook, want zij moesten hem op zijn tochten vergezellen. Zelfs zijn witte olifant, Abul Abbas, ging met hem mee van 802 tot 810. Borstbeeld van Karel de Grote. Het is waarschijnlijk rond het jaar 1349 in de Duitse stad Aken gemaakt, de plek waar Karel de laatste jaren van zijn leven woonde. Bij de kroning van een nieuwe koning droegen de mensen het beeld naar de stadspoort van Aken. Zo leek het net een beetje alsof Karel de Grote zijn opvolger 'begroette'. Waarom zijn olifant hem vergezelde is niet bekend, maar zijn dochters moesten mee omdat Karel bang was dat ze anders zouden trouwen, wat hij beslist niet wilde. Het huwelijksverbod gold niet voor de keizer zelf. Zo had hij minstens 18 kinderen bij 10 vrouwen, waarvan er 4 met hem getrouwd waren. Dit waren Himiltrude (768-?), Desiderata (770771), Hildegard (771-783), Fastrade (783-794 en Luitgarde (795-800). Als weduwnaar had hij op 58 jarige leeftijd vier concubines. Verder zou hij bij zijn zuster, Gisela, de latere paladijn Roland hebben verwekt. Kortom, Karel was fysiek erg sterk, een levensgenieter en een zeer potent man. Men heeft uitgerekend dat ongeveer 2% van de bevolking van Midden-Europa van hem moet afstammen. Voor Nederland zijn dat ongeveer 300.000 personen. Karel was op meer terreinen actief. Hij was vrijwel altijd op oorseptember-oktober 2011
pagina 4
logspad. Slechts in twee van de 46 regeringsjaren voerde hij geen oorlog. Je kunt je dan ook afvragen hoe hij de tijd vond om zich ook nog met andere zaken te bemoeien. En dat waren er vele. Eigenlijk te veel om ze hier allemaal te noemen. Daarom een korte opsomming van enkele karakteristieke kenmerken die Karel het beste typeren. Zo was hij: alleenheerser, veldheer, analfabeet, architect, astronoom, stichter van bibliotheken, scholen, universiteiten en ziekenhuizen, taal- en letterkundige, verzamelaar van boeken, politicus, minister van financiën, wetgever, jurist, kruisvaarder, socialist, priesterkoning, zeer gelovig, beschermer van de christenheid, theoloog, utopist en vader van Europa. Verder hervormde hij o.a. de landbouw, het onderwijs, de rechtspraak, de kalender, de liturgie en het muntwezen. Op zijn initiatief zijn kerken, kloosters en andere grote bouwwerken gebouwd, 313 in totaal. Het zal duidelijk zijn dat Karel een buitengewoon mens was. Inleiding In de 3e aflevering (mei/juni) van dit tijdschrift heeft de heer Koten een interessant overzicht van de in het verleden gebruikte kalenders gegeven. Één daarvan, de Gregoriaanse kalender, gebruiken wij nog steeds. Deze is in 1582 ingevoerd omdat volgens de overlevering het lentepunt tien dagen was verschoven. Als er niet werd ingegrepen zou het kerstfeest niet meer in december gevierd kunnen worden. Nou doen een heleboel Australiërs dit al, maar dat heeft een heel andere oorzaak. Omdat het in december daar zo warm is dat de kaarsjes in de kerstbomen smelten, organiseren diverse restaurants in de wintermaanden juli en augustus kerstdiners. Maar in de zestiende eeuw vond men het kennelijk nodig een correctie toe te passen. Het is merkwaardig dat slechts tien dagen werden gecorrigeerd, want eigenlijk liep de Juliaanse kalender bijna dertien (12,7) dagen uit de pas. Tot deze ontdekking kwam ongeveer 25 jaar geleden Heribert Illig, met als gevolg dat het geloof in de betrouwbaarheid van de geschiedenis een behoorlijke deuk opliep 1. Hij had uitgerekend dat het Juliaanse kalenderjaar (365 dagen + 6 uren = 365 dagen + 5 uren + 60 minuten) 674 seconden langer was dan het astronomische jaar, de tijd die de aarde nodig heeft om in 365 dagen + 5 uren + 48 minuten + 46 seconden een ellipsvormige baan om de zon te doorlopen. Sinds de invoering van de Juliaanse kalender in 45 voor Chr. waren er in 1582 1627 jaren verlopen en was er al een jaarlijkse afwijking van 12,7 dagen ontstaan. Dit betekent dat er geen 10 dagen verrekend hadden moeten worden, maar 13 dagen (een correctie kan alleen maar in hele dagen plaatsvinden)! Toch bleek de maatregel van paus Gregorius voldoende te zijn om de kalender weer in de pas met de natuur te laten lopen. Waarom waren er dan drie dagen niet gecorrigeerd? Had er al een eerdere correctie van drie dagen plaatsgevonden? Een gebeurtenis die daarvoor in aanmerking komt is het in 325 gehouden concilie van Nicea. Uit nader onderzoek bleek dat er toen geen kalenderaanpassing is doorgevoerd. Er zijn ook geen aanwijzingen dat dit later nog is gebeurd. Illig vermoedde daarom dat er geen correctie van drie dagen nodig was omdat de daaraan gerelateerde tijd nooit heeft bestaan. Als we bedenken dat aan elke extra dag een periode van 128,1 (1627 : 12,7) jaren is gekoppeld, dan houdt dit in dat aan een tijdsbestek van minimaal twee en maximaal drie dagen een periode van 256 tot 384 jaren is gerelateerd. Op grond van nog een aantal ande1
Illig, Heribert (1998): Das erfundene Mitelalter, Econ & List Taschenbuch Verlag, München. september-oktober 2011
pagina 5
re overwegingen kwam Illig tot de conclusie dat 297 jaren nooit hebben bestaan, d.w.z.: er zouden volgens hem bijna drie eeuwen uit de geschiedenis kunnen worden geschrapt. Waar moet je de fictieve tijd dan zoeken? Er bestaan toch lijsten met de namen van keizers, koningen en andere machthebbers die ooit hebben geregeerd? Ook alle pausen sinds Petrus zijn toch bekend? Dit alles is toch een stevig fundament onder onze tijdas? Bovendien is alles wat van hen bekend is, beschreven. Talrijke schriftelijke bronnen, zoals oorkonden, documenten e.d. op papyrus, papier of perkament getuigen hiervan. Maar papier is geduldig en een kroniek is zo vervalst of verzonnen. Aan originele bronnen wordt minder snel getwijfeld als ze uit de tijd zelf stammen, ook dan moet je echter oppassen. Er zijn hiervan genoeg vervalsingen bekend. Van een kopie weten we zeker dat deze van latere datum is. Of het een exacte kopie is of een vervalsing, zul je van geval tot geval moeten onderzoeken. Zelfs inscripties in steen, in brons, in hout, in marmer of in andere materialen mag je niet zomaar vertrouwen. Kortom, met schriftelijke bewijzen moet je voorzichtig zijn.
Karel een romanfiguur? De vraag was natuurlijk welk tijdvak daarvoor in aanmerking kwam. Illig koos voor de Karolingische periode, want hij kon zeer overtuigend aantonen dat het Karolingische Rijk nooit heeft bestaan, waarbij vooral een rol heeft gespeeld dat er geen archeologisch bewijsmateriaal is. In zijn visie is de beroemdste keizer van dit imperium, Karel de Grote, een romanfiguur in het kader van de zogenaamde Karelromans 2. Illig heeft voor het onderbrengen van zijn drie fictieve eeuwen alleen aan het Karolingische rijk gedacht; bij nader inzien is deze keuze niet vanzelfsprekend. Want in zijn onderzoek heeft hij het feit dat de Juliaanse kalender bijna dertien dagen uit de pas liep helemaal niet gebruikt. Het was alleen maar een aanleiding om zich met dit imperium bezig te houden. Het was natuurlijk mooi meegenomen dat er volgens hem drie eeuwen niet bestonden en dat het Karolingische Rijk net zo lang duurde, maar nodig was het voor zijn onderzoek niet. Hij had ook andere tijdvakken kunnen kiezen, bijvoorbeeld de duistere middeleeuwen in het eerste millennium waarvan nauwelijks iets bekend is. De eerste helft van het tweede millennium lag niet voor de hand vanwege het overvloedige archeologische bewijsmateriaal. Aan de Romeinse tijd heeft hij zich ook niet gewaagd, want ook daarvoor zijn nogal wat archeologische bewijzen. Hoewel, als we de dateringen van de Romeinse vondsten met de meest recente kennis bekijken, dan moeten we daarbij nu toch vraagtekens zetten. Want uit nieuw onderzoek naar de betrouwbaarheid van de C14dateringen blijkt dat deze door foute aannames minder nauwkeurig zijn dan we eerst dachten. De afwijkingen kunnen meer dan duizend jaar bedragen en dat is een te grote marge voor de periode waarin genealogen in eerste instantie zijn geïnteresseerd (zie noot 6). Dus alleen het Karolingische rijk heeft de aandacht van Illig gehad. Toch lag het voor hand om ook de donkere middeleeuwen in het eerste millennium te schrappen. Hij heeft dit waarschijnlijk niet gedaan omdat hij dan niet kon verklaren waarom er maar tien dagen zijn gecorrigeerd. Bovendien heeft hij verder niet getwijfeld aan de juistheid van de geschiedenis, de chronologie en het feit dat in de eerste eeuw voor onze jaartelling de Juli2
Karelromans zijn verhalen gegroepeerd rond Karel de Grote en zijn twaalf paladijnen (vazallen). Ze berusten op historische (?) gebeurtenissen, maar er zijn al wel vier eeuwen verlopen tussen de regering van Karel de Grote en het moment dat de verhalen werden opgeschreven. Voorbeelden zijn het Roelandslied en Karel ende Elegast. Zo zijn er ook Arthurromans, die het leven van een legendarische koning Arthur beschrijven, waar hetzelfde voor geldt. september-oktober 2011 pagina 6
aanse kalender was ingevoerd. Hoe dan ook, het eerste millennium bevat een leeg tijdvak van zo’n zes tot zeven eeuwen, waarvan geen enkele historische gebeurtenis bekend is en waarvoor elk archeologisch bewijs ontbreekt. De consequentie van deze constatering is dat de Romeinse tijd direct aan de Byzantijnse periode kan worden gekoppeld.
Invloed van de precessiesprongen op de chronologie Geloofwaardigheid van historische bronnen Hierop aansluitend wil ik het recente onderzoek van Uwe Topper noemen. In zijn artikel 3 behandelt hij de invloed van de precessiebeweging van de aarde op de jaartelling, een verschijnsel waarbij de hellende aardas een kegelmantel beschrijft. Tegenwoordig verplaatst de aardas zich in 72 jaar over 1 graad of doorloopt de top van het verlengde van de aardas in 25.920 jaar een cirkel om de noordpool. Volgens Topper is dit niet altijd zo geweest, want uit de in de historische literatuur genoemde astronomische verschijnselen is af te leiden dat de precessie in het verleden af en toe sprongsgewijs is veranderd. Soms bedroeg deze 200, 100, 66 of 50 jaar per graad. Het gevolg hiervan voor de jaartelling is dat deze met vele eeuwen kan worden ingekort zoals in figuur 1 schematisch is weergegeven. Zo schuift bijvoorbeeld de tijd van Julius Caesar op naar de negende eeuw. Het Lotharkreuz in de Dom van Aken 3
Topper, Uwe (2009): Auswirkungen der Präzessionssprünge auf die Jahreszählung, http://www.ilya.it/chrono/pages/auswirkungendt.html. september-oktober 2011
pagina 7
Mocht Topper gelijk hebben, dan zijn Karel de Grote en Caesar tijdgenoten of misschien elkanders reflectie. In dit verband wil ik het Lotharkreuz in de Dom in Aken noemen. Op dit kruis (figuur 2) zijn zowel de middeleeuwse keizer Lotharius, een kleinzoon van Karel, als de Romeinse keizer Augustus afgebeeld (figuur 3). Camee van keizer Augustus op het Lotharkreuz Historici kunnen deze discrepantie, een verschil van ongeveer elfhonderd jaar, niet verklaren. Dus Topper zou eigenlijk wel eens gelijk kunnen hebben. Maar heeft hij dat ook? Het antwoord op deze vraag weet ik niet, maar ik heb zo mijn twijfels, want het fenomeen dat de aardas zich af en toe met sprongen heeft verplaatst doet mij sterk denken aan een zelfde soort gedrag van de maan omstreeks het jaar 1000 dat de onderzoeker Robert Newton van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA ruim veertig jaar geleden heeft vastgesteld, en dat hij niet kon verklaren. Nader onderzoek in Rusland wees uit dat het vreemde maangedrag te wijten was aan verkeerde dateringen van de in de historische literatuur vermelde eclipsen4. Deze constatering heeft uiteindelijk geleid tot een geheel nieuwe visie op het verleden (zie het in noot 3 genoemde boek). De precessie is een gevolg van de tolbeweging van de aarde, maar een sprong van de aardas lijkt mij een gevolg van externe invloeden vanuit de kosmos, waarbij je zou kunnen denken aan inslagen van grote aantallen meteoren. Een catastrofe van een dergelijke omvang zou in een paar duizend jaar zo’n vier keer moeten hebben plaatsgevonden. Het is niet uitgesloten, maar de literatuur rept met geen woord over deze rampen. Daarom denk ik dat het verhaal van Topper niet klopt. Ook bij hem moeten verkeerde dateringen van de astronomische verschijnselen in de historische bronnen een rol hebben gespeeld. Ook al kloppen hun uitgangspunten niet, Illig en Topper hebben in ieder geval aangetoond dat de geschiedenis van het eerste millennium niet met de werkelijkheid overeenkomt. Ook uit andere onderzoeken is gebleken dat dit het geval is. Het meest overtuigende is wel dat historische bronnen soms al melding maken van een toepassing van een uitvinding of ontdekking die nog moet worden gedaan, waarbij de tijd tussen de twee gebeurtenissen meer dan duizend jaar kan bedragen. Het is zoiets als eerst een gloeilamp fabriceren en pas daarna de elektrische stroom uitvinden. Dit verschijnsel wijst erop dat er met de geschiedenis is geschoven en dat historische gebeurtenissen soms in de verkeerde volgorde zijn geplaatst. Ongetwijfeld zal het nodige zijn verzonnen; dat betekent echter nog niet dat alle geschiedenis is bedacht, alleen de volgorde klopt af en toe niet, en soms zijn ook de tijdvakken waarin gebeurtenissen zich hebben afgespeeld korter dan in de boeken staat vermeld.
4
Zie p. 93 e.v. van Fomenko, A.T. (2003): History: Fiction or Science?, deel 1, Delamare Publishing, London. Dit deel staat volledig op Internet (zoeken op google books en daarna op naam van de auteur). september-oktober 2011 pagina 8
Sinds de invoering van het huidige model van de geschiedenis is er de nodige kritiek geweest. Informatie hierover kunt u vinden in mijn artikel Het snoer van Scaliger – geen sieraad voor genealogen in een vroeger nummer van dit tijdschrift5. Ondanks de wijdverbreide opvatting dat het huidige historische model volledig wordt ondersteund door archeologische vondsten, is een paar jaar geleden onomstotelijk aangetoond dat de door archeologen en historici gebruikte kalibratiekromme die het verband tussen de C14-dateringen en de kalenderdata aangeeft, niet correct is. De afwijkingen voor de periode van de menselijke beschaving kunnen tot meer dan duizend jaar oplopen. De oorzaak is de foute veronderstelling dat het C14-gehalte in de atmosfeer altijd constant is geweest. In het eerste millennium was het in een bepaalde periode zelfs vijftien procent lager! Zie voor een eerste oriëntatie over dit onderwerp mijn artikel Karel de Grote en de C14-methode.6 In mijn artikel Archeologische gaten in het eerste millennium 7 ga ik wat uitvoeriger op deze materie in, en geef o.a. als voorbeeld van een archeologisch gat het ontbreken van een Karolingische en Merovingische vondstlaag in Antwerpen. Hoewel de bronnen beweren dat daar destijds Merovingers en Karolingers hebben gewoond, blijkt echter een elfde- tot twaalfde-eeuwse vondstlaag direct bovenop de Gallo-Romeinse vondstlaag (tweede eeuw/medio derde eeuw) te liggen. Moeten we nu de bronnen geloven of de archeologen? Slotopmerkingen Bij de beoefening van de genealogie is het nuttig om enige kennis van de in het verleden gebruikte kalenders te hebben. Dit was waarschijnlijk ook de reden van de heer Koten om aan zijn artikel de titel Kalenders en genealogie mee te geven. Hij heeft zich zeer waarschijnlijk niet gerealiseerd dat de kalenderaanpassing in 1582 ook niet-vermoede gevolgen voor de genealogie zou hebben. Niet alleen degenen die menen van Karel de Grote af te stammen zijn de dupe, maar we moeten ons nu ook gaan afvragen of andere adellijke personen uit de vroege middeleeuwen in onze kwartierstaten wel hebben bestaan. Uit een aantal onderzoeken blijkt namelijk dat sommige lieden vroeger op dit gebied over een grote dosis fantasie beschikten. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in een artikel van Karin Wagner over haar genealogisch onderzoek in Frankrijk8; ook het in noot 4 genoemde boek geeft de nodige informatie. Als aanvulling op de in het artikel vermelde literatuur wil ik nog het boek De kalender van David Ewing Duncan noemen9. Hierin staat heel aardig beschreven hoe de Gregoriaanse kalender in 1582 volgens de overlevering tot stand is gekomen. De Engelse monnik 5
6
7
8
9
Feikema, Henk (2009): Het snoer van Scaliger – geen sieraad voor genealogen, Ons Genealogisch Erfgoed, 17e jg. nr 5, sept./okt. Dit artikel staat ook op de website http://www.ngv.nl (rubriek artikelen/archief; 2 aug. 2010). Feikema, Henk (2009): Karel de Grote en de C14-methode, Ons Genealogisch Erfgoed, 17e jrg. nr 6, nov./dec. Dit artikel staat ook op de website http://www.ngv.nl (rubriek artikelen/archief; 4 aug. 2010). Feikema, Henk (2010): Archeologische gaten in het eerste millenium, SEMAfoor, jrg. 11, nr 3 van de Studiekring Eerste Millennium (www.semafoor.net). Wagner, Karin (2006): Französische Adelsstambäume als Quelle, website www.geschichte-chronologie.de, rubriek ´Meist gelesene Artikel´. Duncan, David Ewing (1998): De kalender/Op zoek naar de tijd, BZZTôH, ’s-Gravenhage.
september-oktober 2011
pagina 9
Roger Bacon zou zeven eeuwen geleden een dringend bericht naar paus Clemens IV in Rome hebben gestuurd met het verzoek de juiste kalendertijd te bepalen. Hij besluit zijn schrijven met de volgende passage: Uwe Heiligheid heeft de macht om de correcties uit te voeren. U kunt de geschikte mensen vinden die de kalender niet alleen uitstekend aanpassen, maar hem ook kwalitatief de plaats geven die hij verdient. Het is een glorieus werk dat gebeuren moet. Uwe Heiligheid bewijst er de Kerk van God een opmerkelijke en zeer prijzenswaardige dienst mee. Het heeft nog ruim drie eeuwen geduurd voordat het Vaticaan aan zijn verzoek gehoor gaf. Daarna duurde het nog ongeveer vierhonderd jaar dat duidelijk werd wat de aanpassing voor de genealogie betekent. Wat een dertiende eeuwse monnik al niet kan bewerkstelligen! ■ Vragen die ik [DK] stelde aan de heer Feikema [HF] en de antwoorden die ik van hem kreeg: [DK] Je kunt toch niet stellen dat deze theorie algemeen is geaccepteerd? [HF] Ik weet niet over welke theorie je het hebt, want er is helemaal geen sprake van theorieën. Alle onderzoeken, zoals van Illig, en van vele andere chronologieonderzoekers, zelfs uit verschillende vakgebieden, leiden niet tot theorieën maar tot conclusies. Het is dus geen theorie van Illig, maar het is een conclusie die hij heeft getrokken uit de kalenderaanpassing in 1582. Je kunt het eens zijn met zijn conclusie of niet natuurlijk, het zou echter van een struisvogelmentaliteit getuigen wanneer je zo'n conclusie meteen afwijst omdat het jouw beeld van het verleden volledig op zijn kop zet. Ook Topper heeft een conclusie getrokken; deze is niet juist omdat deze op onjuiste gegevens is gebaseerd. Hetzelfde is de Amerikaan Robert Newton overkomen die ervan uitging dat historische bronnen zonder meer de waarheid vertellen. Het gevolg van zijn onderzoek was dat hij op zoek moest naar een nieuwe fysische kracht die niet blijkt te bestaan. Het is natuurlijk heel gemakkelijk om alles wat de chronologieonderzoekers concluderen meteen af te wijzen, maar als men de moeite neemt zich in deze materie te verdiepen, dan blijkt heel veel niet te kloppen wat de historici ons vertellen. Wij als genealogen moeten ervan kunnen uitgaan dat zij de waarheid spreken. Helaas blijkt dit niet altijd het geval te zijn. En dat is ons vertrouwen.
[DK] Ik snap je berekening niet in de zin die volgt op de vorige: die 674 seconden, hoe kom je daaraan? Misschien zou je dat iets uitgebreider kunnen beredeneren? [HF] De berekening heb ik uitgebreid door 6 uur te vervangen door 5 uur + 60 minuten. Die 674 seconden is gewoon het verschil tussen het Juliaanse jaar en het astronomische jaar. Ik mag toch wel aannemen dat de lezers de basisschool hebben afgerond.
[DK] Je voert Uwe Topper in een voor de meeste lezers ingewikkeld verhaal dat je zelf afrondt met: 'Daarom denk ik dat het verhaal van Topper niet klopt.' Ik stel voor dat fragment of te laten vervallen of danig in te korten en/of te vereenvoudigen. [HF] Zo ingewikkeld is het verhaal over de aardas toch niet? Het gaat gewoon over de stand en de schommeling van de as. Voor de rest van het verhaal is het nodig, ook al stel ik dat de conclusie van Topper niet klopt; dat komt doordat de historische bronnen met hun vermeldingen over de zons- en maansverduisteringen niet kloppen. Juist deze foute vermeldingen hebben geleid tot het grote chronologieonderzoek dat in Rusland heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt. De conclusie van de Russische onderzoekers is veel ingrijpender dan wat Illig heeft geconcludeerd. Uit vrij recent onderzoek blijkt dat zelfs de algemeen gebruikte archeologische dateringsmethoden door verkeerde aannames zeer grote fouten kunnen opleveren. Dus zelfs de archeologie kan het traditionele historische model niet meer ondersteunen. En hoeven wij genealogen hiervan geen kennis te nemen? Juist geschiedenis is het fundament waarop wij ons familieonderzoek baseren.
september-oktober 2011
pagina 10
DE HUGENOTEN (Tweede en laatste deel) Dr. J. P. Kuijlman & D. Kranen
I
n het tweede deel van dit artikel worden de gevolgen van de definitieve intrekking van het Edict van Nantes en de daarop volgende vlucht van de hugenoten belicht. Dat is o.a. gedaan aan de hand van enkele fragmenten uit de berichtgeving van de meest toonaangevende krant van die dagen, de Oprechte Haerlemse Courant. Intrekking van het Edict van Nantes Op 17 oktober 1685 volgde dan als laatste formaliteit de intrekking van het Edict door het afkondigen van het Edict van Fontainebleau. Het moest maar eens afgelopen zijn met de Religion prétendue réformée1! Eerst werden de predikanten aangepakt; ze kregen de keus tussen bekering of vertrek uit Frankrijk (binnen twee weken) op straffe van verbanning naar de galeien. 600 predikanten verlieten Frankrijk: 363 ervan gingen naar Nederland, en een gedeelte trok door naar Duitsland of Zuid-Afrika. De overige hugenoten werden verplicht in Frankrijk te blijven. Zij mochten slechts eenvoudige beroepen uitoefenen zoals het werk van handwerkslieden of als soldaat dienst nemen in het leger. Velen wisten te ontvluchten. Het aantal hugenoten op het eind van de 17e eeuw wordt op 1,2 miljoen geschat. Daarvan wisten 65.000 de Nederlanden, 60.000 Engeland, 30.000 Duitsland en 32.000 Zwitserland te bereiken. Verslaggeving in de krant Aan de hand van enkele berichten in de Oprechte Haerlemse Courant (OHC) wordt getoond wat de intrekking van het Edict van Nantes voor de gereformeerden, zoals ze stevast werden genoemd, betekende. Van belang hierbij is dat de intrekking van het edict in feite al jaren een feit was, het was simpelweg de slotacte van een al sinds tientallen jaren toenemende uitsluiting van de hugenoten. Onwillekeurig doet het denken aan de jodenvervolging door de nazi's. Ook daar zien we dat het net zich steeds verder sloot. U zult zien dat alles zeer snel ging, want al op dinsdag 23 oktober 1685, dus één dag na de intrekking, werd er al een verslag van de gebeurtenissen in Parijs naar Haarlem verzonden. Uit dat verslag dat op zaterdag 27 oktober 1685 werd gepubliceerd, blijkt dat al een week eerder, dus op de 16e, begonnen werd met het afkondigen van diverse maatregelen tegen de gereformeerden. Dus dat het Edict zou worden ingetrokken was al eerder bekend. In de laatste regels staat zowel het dreigen met de 'stok' (de galeien) als het voorhouden van de 'wortel' (meer tractement) voor de (dan ex-)predikanten. Men ging blijkbaar uit van de gedachte dat een geloofsgemeenschap zonder predikant, kerk en school, wel uit elkaar moest vallen, haar dwalingen inzien, en in de schoot van de moederkerk zou terugkeren. Parijs den 23 October.
1 Vert.: Het zogenaamde gereformeerde geloof september-oktober 2011
pagina 11
[..] Voorleden Dingsdach heeft men alhier onder 't geluyt van Trompetten gepubliceert, dat alle Gereformeerde, die haer tsedert een Jaer herwaerts in dese Stadt ter neder geslagen2 hebben, op poene van 1000 Ponden uyt deselve sullen moeten vertrecken, waer van de reden is, dat sy hare Geloofs-genooten van de suyverheyt en waerheyt van hare Religie soo seer overtuygen, dat sy van geen Afval willen hooren spreken: Ondertusschen heeft onse Aerts-Bisschop verlof gekregen, om met alle die geene, die alhier zijn, nae sijn welgevallen te leven. Het Arrest, waer door d'Edicten van Nantes en Nismes vernietigt zijn, behelst ook, dat alle Gereformeerde Kercken gesloten, en die Godsdienst in dit Rijck niet meer gedult sal werden, en dat de Predikanten in 11 dagen, op poene van de Galey, haer Religie afsweren, of vertrecken moeten: Den Koning belooft aen die geene, die tot den Afval resolveren, een derdepart Pensioen meerder, als sy nu trecken, en dat 't selve aen haer Kinderen na haer doot oock voldaen sal werden.
Op 1 november dit bericht, opnieuw uit Parijs, waarin onder andere sprake is van de beruchte dragonders: Parijs den 26 October. Te Nismes heeft men een generale Processie gehouden, waer in d'afgevallene Gereformeerden, soo arme als rijcke, met Was-Kaerssen in de Hant, assisteerden: men heeft van gelijcken in alle d'andere Steden daer omtrent gedaen. Weynig dagen voor dat de Dragonders te Lyons quamen, zijn byna alle de Gereformeerde Burgers, Koopluyden, Banquiers en andere, die een geruyme tijt aldaer gewoont hadden, naer Geneve geretireert, en weynige, die de Godsdienst niet bijster aen 't Hart lag, aldaer gebleven; sulcks, dat het wel waer is, dat (nadat de Dragonders, die op soo verschrickelijcke manier haer vehemente 3 Proceduren begonnen, dat niemant een oogenblick dorst resisteren, en by sijn Religie blyven, daer binnen gekomen waren) alle Gereformeerde in die Stadt afgevallen zijn; maer alsoo die geene, die van daer geretireert zijn, de rijckste en vermogenste waren, heeft dese verandering een onschatbare schade gedaen, en die Stadt byna gantsch geruineert : Monsr. de May, Stalmeester van den Marechal de Villeroy, heeft daer van de tyding alhier gebracht. Den Grave d'Avaux, extraordinaris Ambassadeur van sijn Majesteyt by haer Hoog Mog. de Heeren Staten Generael der Vereenigde Nederlanden, is alhier gearriveert. [..] Mr. de St.Martin, Raetsheer in den Hoogen Raedt, is soo stantvastig in sijn Religie, dat hy sig voor eenige dagen, om sijn Gemoet vry te konnen beleven, van hier, en, soo men gelooft, na Engelant, geretireert heeft: Ondertusschen zijn eenige Dragonders op sijne Landt-goederen gesonden, en den Coningh heeft hem, alsoo een van sijne Kinderen tot de Roomse Kerck afgevallen is, en sig onder de Musquettaires begeven heeft, gecondemneert4, om een Pensioen van 400 Ecus5 aen dese Soon te geven.
Op 10 november 1685 berichten uit Marseille, La Rochelle en Parijs: Marsilien den 26 October Men heeft door geheel Provence de Gereformeerden doen veranderen; doch in dese Stadt hebben de Vreemdelingen geen overlast geleden. Rochel den 29 October De desolatie en beklagelijcke staet, waer toe wy gebracht zyn, is met geen penne te beschryven: Wy zijn, (God zy danck) de Dragonders weder quyt, nae dat sy de grootste Tyrannie en Onmenschelijckheyt aen de Menschen hier gepleeght hadden, ja soo, dat er veele zijn, die het noch met de doot sullen moeten betalen : door sodanige middelen hebben sy de meeste noch hier gebleven zijnde Gereformeerden gedwongen, hare voorgeschreven Ordonnantien te ondertekenen, en de ware Religie af te sweeren; sommige hebben sy, half doot geslagen zijnde, nae de Kercken gesleept; maer wat uyt sulck een gedwongen Kerck gaen kan voortkomen, dat kan yder raisonnabel Mensch wel dencken. Na den voorleden Sondag, soo als eenige honderden, soo Mannen als Vrouwen, in de Roomsche Kerck waren, ende een Priester de Sermoen doen soude, alle de nieuw afgevalle Gereformeerden den 34 Psalm, die sy alle van buyten konden, gesongen hadden, en den Priester een kort Sermoen gedaen had, seyde hy haer aen, dat sy, alhoewel hy haer singen, sonder permissie van den Bisschop, niet konde toestaen, echter haer Psalm-Boecken in 't toekomende wel mochten mede brengen, om niet meer van buyten te singen; het welcke men echter gelooft, dat alleen geschiedt, om haer, soose dit Consent involgen, op een tijt van hare Boecken, diese noch hier en daer verborgen hebben, te beroven. 2 Gevestigd 3 Heftige 4 Opdracht gegeven 5 Zilveren munt ter waarde van 3 livres tournois september-oktober 2011
pagina 12
Parijs den 6 November [..] Ses Bataillons zijn uyt Luxemburg na Metz getrocken, om aldaer, als Missionarissen, de Gereformeerde tot den Afval te dwingen : Men heeft ondertusschen eenige, die haer niet genegen verklaerden, om hare Kinderen door Papen te laten dopen, gevangen geset. De Aerts-Bisschop deser Stadt liet voorleden Donderdag alle de Parochianen vergaderen, om haer uyt 's Conings naem aen te seggen, hoe yder sig in sijn Parochie omtrent de Gereformeerde sal hebben te (ge)dragen.
Op 20 en 27 december 1685 werd er geschreven over o.m. het gedrag van dragonders, soldaten of musketiers: Parijs den 14 December De Gereformeerden van Rouaen en Bordeaux, die het Eeuwige voor 't Tijdelijcke blyven prefereren, werden soo nau door de Dragonders bewaert, dat sy uyt derselver gesicht niet mogen komen; en alle avonden nemen de Soldaten, die by haer gehuysvest zijn, de Sleutels van de Deuren in haer bewaring, uyt vrees, dat de Gereformeerden 's nachts souden ontvluchten, gelijck bereyts veele, soo Mannen, Vrouwen als Kinderen, die daer toe gelegentheyt sagen, haer tot aen d'Oever van de Zee geretireert, en aldaer Chaloupen 6, om haer mee nae Engelant te transporteren, waervoor yder hooft voor hooft meenigmael 80 Escus betaelt heeft, gevonden hebben, maer het selve werdt tegenwoordig door de twee Fregatten, die uyt Calais gelopen zijn, langs de Kusten kruyssen, en alle Engelsse en Hollantse Schepen visiteren, seer geincommodeert. Een Musquettier, alleen in een groote Burgt in Guyenne, alwaer veele Gereformeerden waren, gekomen, heeft sig by een van de rijckste gelogeert , en aen sijn Waert belast, hem wel t'onthalen, en van 't beste, dat in de Plaets was, op te dissen; aen Tafel geseten, ordonneert hy aen den selven, alle de Gereformeerden, die daer waren, by een te doen komen, aen welcke hy, op haer verschijning, aenseyde, dat hy, soo sy alle, voor dat hy sijn Maeltijt geeyndigt souden hebben, na den Parochie niet gingen, om afsweringh, van haer Religie te doen, 400 Dragonders by haer soude laten huysvesten, en haer door deselve soo totael ruineren, dat sy noyt inde tegenwoordige staet herstelt souden werden : Sy presenteerden hem 50 Pistoolen7, om eenige dagen te mogen hebben, om haer te beraden, maer kregen tot antwoort, dat hy haer geen meer tijt wilde geven; en hy seyde, aen alle die geene, die op staende voet affswering souden doen, een Pistool te sullen vereren, 't welck door veele der geringste aengenomen, en daer door d'andere oock gedwongen wierden, om haer Godsdienst te versaecken. Den Koning, van dese daet door den Bisschop van dat Bisdom kennisse gekregen hebbende, heeft aen dien Musquettier een Luytenantschap onder de Musquettiers gegeven. Men casseert8 alle Gereformeerde Soldaten, die onder de Switsersse Guardes zijn, en incorporeert deselve onder andere Troupen.
27 december 1685: Parijs den 21 December [..] Soo dra 80 van de voornaemste Burgers en Banquiers deser Stadt by een ondertekende Acte belooft hadden, van de Gereformeerde Religie af te vallen, is Monsr. de Saignelay de tydingh daer van aen den Coningh gaen brengen, welcke hier over seer vergenoegt scheen, en tegens hem seyde : Monsr. de Saignelay, gy zijt een goet Missionaris. Van 50 Gereformeerde Officiers van de Regimenten van Maine en du Corps, die sig over Brisac na Duytslandt meenden te retireren, maer door Mons. de la Breteche by een Bosch tegen gehouden wierden, doch echter, na een lang Gevecht, waer in Mr. de Breteche gequetst wierdt, haer voor 't grootste gedeelte salveerden9, zijn 6 gevangen bekomen, herwaerts gebracht, en sullen, soo men gelooft, als Deserteurs gehandelt werden.
Toch waren er ook leidinggevende RK geestelijken, zoals de bisschop van Grenoble, Etienne le Camus, die bekering zonder dragonders wilden bewerkstelligen. Hij weigerde dwang te gebruiken en verwachtte meer van overtuiging, gematigdheid, en ook van predi-
6 Sloepen 7 Oude benaming voor verschillende buitenlandse gouden munten, in het bijzonder voor de Spaanse kroon en de Franse Louis d'or en later ook voor andere dergelijke goudstukken 8 Ontslaat 9 In veiligheid gebracht september-oktober 2011 pagina 13
king, cathechisatie en bestudering van bijbelteksten. Le Camus hield dat beleid vol tot 1696 toe ook hij moest erkennen: 'Ze worden gesterkt door hun psalmen en hun bijbel; ze houden kleine, geheimzinnige bijeenkomsten waar ze een paar hoofdstukken lezen, en daarna houdt de slimste er een verhaal over, net zoals bij het begin van de ketterij. Hun kerkdiensten verschillen op een vreselijke manier van de onze, die in een onbekende taal worden gehouden.' 10 Na 1685 - 1686 is er weinig meer over van enig georganiseerd kerkelijk gemeenteleven. De overgebleven halsstarrigen organiseren vanaf 1686 geheime bijeenkomsten op afgelegen locaties, ook wel de Désert genoemd. Echte predikanten waren er niet, maar wel lekenpredikers, predicants genoemd. Fanatisme en mindere kennis waren oorzaak van het ontstaan van het optreden van de zogenaamde kleine profeten. Één van de twee11 protestantse kerken die de intrekking van het Edict van Nantes heeft overleefd. (Le Poët-Laval in de Drôme, foto D. Kranen) De hugenoten die tijdens de z.g. tweede refuge naar Nederland kwamen, vestigden zich in de eerste plaats in de steden van Holland en Zeeland, waar zij hulp kregen van de Waalse kerken die daar al bestonden. Dit was een zware belasting voor deze kerkelijke gemeenten, gezien de relatief grote aantallen, meestal berooide nieuwkomers. Ook in west-ZeeuwsVlaanderen, waar toen nieuwe polders waren bedijkt, vestigden zich mensen veelal afkomstig uit Artois en Picardië, streken die nog niet zo lang onder Frans bestuur waren gekomen. Diverse steden stelden o.m. fiscale voordelen in het vooruitzicht bij vestiging in hun stad (zie hieronder). Er bevonden zich naar verhouding veel ambachtslieden onder de vluchtelingen die meer dan welkom waren. Veel hugenoten die militair waren, gingen naar garnizoenssteden; ook gingen veel militairen met Willem III mee naar Engeland en Ierland. Steden adverteren In ieder geval tussen 8 november 1685 en 30 april 1686 adverteerden diverse steden in de O.H.C. in een poging vluchtelingen uit Frankrijk attent te maken op de ideale vestigingsvoorwaarden in hun stad. Genoemd werden: vrijdom van stedelijke- en gildelasten gedurende tien - twaalf jaar (Den Briel, Middelburg, Hoorn, Deventer, Zaltbommel, Kampen, Schiedam, Vlissingen, Arnhem, Monnikendam, Enkhuizen, Harderwijk, Breda, Grave), zelfs levenslang (Den Briel) er is al een Franstalige predikant en gemeente aanwezig (Hoorn, Den Briel, Kampen, Arnhem, Zierikzee, Breda en Grave) er is al een Franse schoolmeester aanwezig (Den Briel) 10 Uit een brief van de bisschop van Luçon aan de aartsbisschop van Barillon op 20 juli 1696. 11 De andere staat in Dèze in Lozère september-oktober 2011
pagina 14
er zal een Franse predikant worden beroepen zodra een aantal gezinnen zich hebben gevestigd (Zaltbommel, Schiedam, Monnickendam, Enkhuizen) levensbehoeften zijn er voordelig dank zij de gunstige ligging (Deventer, Harderwijk) gratis woon- en werkruimte gedurende een jaar (Monnickendam) er zijn al verschillende ambachtslieden op het gebied van laken en stoffen werkzaam (Arnhem) goede en veelvuldige verbindingen met Amsterdam (Monnickendam, Harderwijk) er is een hogeschool en/of latijnse school aanwezig (Harderwijk) Als voorbeeld worden de advertenties van Den Briel getoond. Op 15 en 20 december is de volgende tekst geannonceerd: Burgermeesteren ende Regeerders der Stadt Briele notificeren by desen, dat deselve goetgevonden hebben, te accorderen aen alle Personen en Familien, die om de Religie uyt Vranckrijck ofte andere Quartieren hier te Lande aenkomen, ende buyten Laste met haer Hantwerck binnen de voorsz.Stadt haer sullen komen neder te stellen, vryheyt niet alleen van Tocht, Wacht en andere Lasten van de Burgerye, en van het Recht der Gildens, maer oock van de Stadts Impost van Wijn en Bier voor hare mênage, en verdere Benefitien meerder, aen deselve alsdan te presenteren; niet voor eenige tijt van Jaren, maer gedurende het Leven van Man of Vrouw, ofte de laetste van een van beyden, die het hooft van de Familie blijft : ende oock boven dien, dat soo wanneer de laetste, 't zy Vader ofte Moeder, sal komen te overlijden, de Kinderen, ofte Descendenten van deselve, de voorsz. Benefitien echter noch sullen komen te genieten den tijt van 15 Jaren, te reeckenen na het inkomen van hare Ouders. Notificerende deselve mede, dat binnen de voorsz. Stadt van outs is geweest, en noch is, een Fransche Kerck, en een vast Predicant; mitsgaders een Fransche Schoolmeester, nu eerst uyt een van de voornaemste Steden uyt Vranckrijck gekomen : Sullende deselve mede werden aengewesen veele goede Wooningen voor civile Huur, en bequaem tot allerhande Neeringe en Hantwerck, en bysonder tot de Manufacturye.
Op 20 april 1686 vestigde Den Briel nog eens speciaal de aandacht op de aanwezigheid van inmiddels drie Franse predikanten die twee diensten per zondag in de Franse taal, en door de week bovendien nog eens twee leerdiensten voor hun rekening namen: Burgermeesteren en Regeerders der Stadt Brielle notificeren, dat dewyl deselve boven haren ordinaire, noch binnen de voorsz. Stad bekomen hebben twee gerenomeerde gevluchte Fransse Predicanten, alle Sondagen aldaer sullen werden gedaen 2 Predicatien in de Fransse Tale, te weten voor en naer middaegs, also de Fransse Gemeente en 't Gehoor aldaer door de Vluchtelingen (die sig metter Woon aldaer haer hebben ter neder geset) merckelijck is toenemende, ende, so wanneer den aenwas van het voorsz. Gehoor komt te continueren, dat alsdan in de voorsz. Fransse Kerck ook eens ofte twee-mael in de Weke sal werden geleert; sulks dat alle Godsdienstige en Devote Vluchtelingen, die op de beneficien, voor desen gepresenteert, (die noch werden gepresteert) binnen de voorsz. Stad metter Woon haer komen te begeven, haer Gods-plicht ten haren contentemente sullen konnen exerceren.
De achterblijvers in Frankrijk De hugenoten die achterbleven, hielden hun kerkdiensten in het geheim: in huis of op afgelegen plaatsen buiten in het veld: in de 'désert'. Zie die gesnapt werden, gingen naar de gevangenis of naar de galeien. In het algemeen ondergingen de hugenoten de vervolgingen lijdzaam, alleen in de Cevennen was er tussen 1702 en 1710 sprake van gewapend verzet met overvallen om gevangen geloofsgenoten te bevrijden. Deze strijders werden Camisards genoemd. Pas in de tweede helft van de 18e eeuw werd onder invloed van de ideeën van de 'Verlichting' de tolerantie ten opzichte van de protestanten wat groter. Maar eerst onder Napoleon september-oktober 2011
pagina 15
genoten zij volledige vrijheid van godsdienstoefening. Dan werden kerk en staat volledig gescheiden en was er ook geen sprake meer van een staatskerk.
Waalse Gemeente Utrecht (Pieterskerk). De kerk dateert uit de elfde eeuw en is een van de vijf kerken van het Utrechtse kerkenkruis. Huidige situatie Nog steeds zijn er in Nederland veertien Waalse kerken; dat zijn dus hervormde kerken waar de dienst in het Frans wordt gehouden. Zij vormen thans een onderdeel van de Protestantse Kerken in Nederland (PKN). Er zijn er veel meer geweest, vooral in de 18 e eeuw, maar naar- mate de Franse vluchtelingen langer in Nederland woonden, pasten zij zich aan aan de Nederlandse samenleving en werd de behoefte aan Franstalige kerken minder. Een flink gedeelte van de Waalse kerken sloot dus in het eerste kwart van de 19 e eeuw de deuren. Familienamen De familienamen van de vluchtelingen waren hier natuurlijk vreemd. Soms werden ze vertaald: Tonnelier werd Kuiper; Le Jeune werd De Jonge; Romain Romijn. Jean Jardin werd Jan Tuin of Jan van het Hof en Chevalier werd De Ridder , Dieu werd Ju, Chateau Kasteel, Le Francq werd De Vrij, Drap werd Van der Laaken. Overigens kan uiteraard niet iedereen met een Franse achternaam zeggen dat hij van een gevluchte Hugenoot afstamt. Conclusie
De geschiedenis van de hugenoten leert ons dat het handhaven van een staatsgodsdienst door de overheid diep ingrijpende gevolgen voor individuen kan hebben. Vervolgingen wegens een geloofsovertuiging of omdat men bij een bepaald, niet door de overheid erkend kerkgenootschap is aangesloten, komen nog steeds veel voor. Het zal nog wel even duren voordat vrijheid van godsdienst overal ter wereld een geaccepteerd mensenrecht is.■ Literatuur: Pierre van Enk, Frankrijk en de hugenoten (2009) William Beik, Louis XIV and absolutism: a brief study with documents (2000) Gens Propria nr. 35 (2003), pag. 15: D.F. Goudriaan: 'Waal of Hugenoot' Gens Propria nrs. 59 en 60 (2010), resp. pag. 9 en 11: J.P. Kuijlman: 'De Hugenoten' Gegevens verstrekt door het Musée du Protestantisme Dauphinois te Le Poët-Laval in de Drôme.
september-oktober 2011
pagina 16
RIDDER JAN VAN KERSBERCH Naamgever van de familie Kersbergen Hans & Wim Kersbergen
D
e familienaam Kersbergen komt veel voor in het Land van Vianen. Het is een van de oudste namen in dit gebied. De eerste die deze naam voerde was Jan van Kersberch (1334-11 januari 1392). Via diverse schrijfwijzen zou de naam later veranderen in de huidige naam Kersbergen. Jan was ridder en een directe nazaat uit het vooraanstaande geslacht Van Vianen. Zijn vader was de bastaard Gerard Voorn van Vianen (1315-1362)1. Toch zou Jan niet de naam van zijn vader krijgen omdat ook hij een bastaard was. Toen hij werd geboren was zijn vader ongehuwd en pas 19 jaar oud. Zijn moeder kwam ook uit een zeer goede familie. Zij was Stephanie van Zuylen van Nijevelt (1309-1355), de jongste dochter van Heer Steven van Zuylen van Nijevelt, en was 6 jaar ouder dan Gerard. De komst van Jan zal in beide families een klein schandaal hebben veroorzaakt. Dit is min of meer opgelost door het kind de algemene naam Jan te geven en als achternaam Kersberch naar het kasteel in Zeist waar hij geboren is. Gerard zal later trouwen met een andere, niet nader bekende vrouw, bij wie hij 9 kinderen kreeg. Van Stephanie is weinig meer bekend dan dat zij 46 jaar oud geworden is. Jan groeide op tot een door beide families gewaardeerde jongeman. Zo werd hij tot ridder geslagen wat zeer ongebruikelijk was voor een bastaard. Ook kreeg hij een uitrusting met bijzondere kenmerken, zoals een zilveren kroon en zilveren oren als helmtooi. Hij kreeg hetzelfde wapen als zijn vader: drie zwarte zuilen op een zilveren ondergrond, met daaroverheen een gouden schuinbalk ten teken dat hij een bastaard was. Zijn helmtooi was overwegend rood als dat van de Van Zuylens. Bij de Van Vianens was dat blauw. In de oude armorialen, waarin de wapens van de adellijke geslachten worden vermeld, staat bij Jan van Kersberch naast het beschreven wapen van de Van Vianens, steeds uitdrukkelijk vermeld dat hij familie is van het geslacht Van Zuylen van Nijevelt. Zijn aanzien blijkt ook uit zijn afvaardiging naar de Staten van Holland om daar de belangen te behartigen van de Van Vianens in de slepende oorlog met de Van Arkels. Zoen gezegd door de bisschop van Utrecht en de graaf van Holland, over het conflict tussen de heer van Arkel en zijn zoon Johan van Arkel enerzijds en de heer van Vianen en de heer van Ameide anderzijds. Voor de niet behandelde klachten zullen de Van Arkels als onderhandelaars naar Den Haag zenden heer Johan van Kemenem en Johan Oem van Lochoven; de Vianezen zullen zenden heer Johan van Kersberch en Gijsbert de bastaard van Culenborg. 2
1
Zie voor de samenstelling van het gezin van Gerard Voorn van Vianen o.m.: www.geni.com/people/gerardvan-vianen. 2 Utrechts Archief, Archief Bisschoppen, inv. nr. 64*, d.d. 21 juli 1389. september-oktober 2011 pagina 17
Jan was getrouwd met Elisabeth (†11-05-1395) van wie de achternaam helaas niet bekend is. In de officiële stukken en aan de andere kant noemt zij zich consequent Vrouwe Elisabeth van Kersberch, een titel die zij als vrouw van een ridder mocht voeren. Haar naam werd voor het eerst genoemd in een stuk waarin Jan van zijn halfbroer Zweder de beschikking krijgt over een stuk grond genaamd het Kyveland. Hij krijgt dat voor de duur van zijn leven en dat van zijn vrouw Elisabeth. Waar het Kyveland gelegen was is vrij nauwkeurig omschreven in het Leen nr. 540. In Giessen verkreeg hij als leen 10 morgen en 3 hont land. Aardig detail is dat daaraan het recht verbonden was om op konijnen te jagen. Nichtstaatlichen Archive der Provinz Westfalen
Ook in Lakerveld beschikte hij over 1 morgen land. Dit, en mogelijk andere bezittingen in Achthoven/Lexmond, zal de aanleiding geweest zijn dat de familie Kersbergen zich later blijvend in dit gebied zou vestigen. 540. Een hoeve, (1435: genaamd Kijfhoeve), in Lakerveld, (1484: strekkend van de voorkade tot de opslag van de Zederik, zuid: de leenheer en de heer van Zevenbergen, neef van de leenheer, noord: Hendrik van Naaldwijk), (1435: vermeerderd met een halve hoeve aldaar, genaamd Kijfland; 1484: bij de houten brug, strekkend van de Lakerveldse brug tot de Zederik, noord: de leenheer, zuid: Braam die Waal), (1472: bijeen 3 24 morgen groot, jaarlijks 24 pond waardig).
Uit: 'Fundationes et Fata Ecclesiarum'
Vermeldenswaard is nog dat Jan en zijn vrouw Elisabeth zo verdienstelijk zijn geweest voor het katholieke geloof, dat zij 300 jaar na hun dood nog als steunpilaar van de Kerk worden vermeld in de 'Fundationes et Fata Ecclesiarum'.
3
Leenregisters van de Heeren van Vianen. Ons Voorgeslacht 1986, blz. 754.
september-oktober 2011
pagina 18
Het wapen van heer Jan van Kersberch volgens het Armorial Bellenville. Drie zwarte zuilen op een zilveren ondergrond (Van Vianen), met gouden schuinbalk.
Het wapen volgens het Armorial de Gelre. Drie rode zuilen op een zilveren ondergrond. (Van Zuylen van Nijevelt), met gouden schuinbalk.
De huidige (Van) Kersbergens zijn echter niet allemaal rechtstreekse afstammelingen van ridder Jan van Kersberch. Er zijn families bekend die de naam Kersbergen gingen voeren van wie de vrouw de naam Kersbergen had. Zij stammen dus niet rechtstreeks af, maar alleen via de vrouwelijke lijn.4 Kasteel Kersbergen Anonieme pentekening van het kasteel Kersbergen, naar een tekening van Cornelis Pronk, uit 1732 (Atlas Coenen van ’s-Gravesloot) De naam van de familie Kersbergen is afkomstig van het kasteel Kersbergen in Zeist. Het kasteel is dus niet naar de familie Kersbergen genoemd maar de familie is naar het kasteel genoemd. Het kasteel is gebouwd in de tweede helft van de 13e eeuw, maar de zware toren die bij het kasteel hoorde is waarschijnlijk van nog oudere datum. Deze toren wijst er op dat het kasteel van oorsprong, zoals veel Utrechtse kastelen, een mottekasteel is geweest. Een motte was een versterking op een kunstmatige heuvel met daar omheen een gracht, aanvankelijk een houten constructie en later een stenen toren waarop men zich kon terugtrekken bij een vijandelijke aanval. Mottes werden gebouwd van de 11e tot en met de 13e eeuw. Het waren de Noormannen die de mottes hier hebben geïntroduceerd. Later ontstond rond de woontoren verdere bebouwing. Tijdens de kruistochten maakten de ridders kennis met de grote kastelen in Zuid Europa, die vervolgens ook hier rond de mottes werden gebouwd. Zelfs de naam Kersbergen wijst op een mottekasteel. 'Kers' staat voor het middelnederlandse keers of kaars en 'berch' uiteraard voor berg. De toren werd kennelijk als een kaars op een verhoging gezien. Van oudsher wordt gesteld dat kasteel Kersbergen het jachthuis is geweest van de bisschoppen van Utrecht. Als Kersbergen op 27 juli 1418 in handen komt van Dirk van Zuilen van Harmelen wordt het omschreven als huis, hofstede en singel met 5 morgen en 4 hont land en 12 roeden wetering. Kersbergen was een statig huis dat aan één zijde werd begrensd door een zware toren die echter niet boven het huis uitstak. Via een sierlijk ijzeren hek en over een stenen brug kwam men op het voorplein. 5 4
Metgen Gerrits Kersbergen (1602) en Maeychen Kersbergen (1609) huwden resp. Aalbert Jansz van Agthoven en Huybert Dicksz. Hun kinderen voerden de naam Kersbergen. 5 V.A.M. van der Burg, De ridderhofstad Kersbergen te Zeist; Ben Olde Meierink, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht. september-oktober 2011 pagina 19
Het kasteel Kersbergen is in de loop der eeuwen uiteraard in het bezit geweest van verschillende families. Vanaf de vroegst bekende bewoners (1418) Jan VI van Renesse (1374-1438) x Elisabeth van Zuylen van Nijevelt (1387-1448), tot ver in de 18e eeuw is Kersbergen echter in het bezit geweest van nazaten van de familie Van Zuilen. In 1538 was Kersbergen een vrij allodiaal goed, wat wil zeggen dat het een erfelijk en vrij eigendom was. Daardoor werd het door de Staten van Utrecht als riddermatig erkend. Op grond hiervan maakten de bezitters van het goed deel uit van de Tweede Stand in de Staten van Utrecht. Zij gebruikten naast hun eigen wapen ook het wapen van de ridderhofstad die zij vertegenwoordigden. Het wapen van de Ridderhofstad Kersbergen Frederik van Baexen, die Kersbergen in 1592 verkreeg van zijn tante Gisberta van Zuilen van Harmelen, voerde net als zijn zoon Ewoud, als wapen van het goed Kersbergen dat zij vertegenwoordigden, drie zilveren sikkels met gouden handvatten op een schild van keel (rood). Op 30 september 1818 werd dit wapen officieel aan de Ridderhofstad Kersbergen toegekend. Dit wapen geeft echter een foute interpretatie van de naam Kersbergen weer. De getande sikkels zijn een snoeigereedschap voor o.a. kersenbomen, terwijl de naam Kersbergen niets met kersen te maken heeft. Links: Kersbergen 1663, naar Casper Specht Rechts: Kersbergen 1734, L.P.Serrurier
Rechts: Kersbergen, ca. 1825, J.A. Knip Links: Kersbergen, 1856
Het uiterlijk van het kasteel Kersbergen is in de loop der tijd ingrijpend veranderd. Aanvankelijk had het kasteel aan de rechterkant twee tuitgevels met daarachter een zadeldak. In 1734 had het gebouw volgens een tekening van L.P. Serrurier een schilddak, en kwam de toren los van het hoofdgebouw te staan. Op de tekening van J.A. Knip is het hoofdgebouw aan de linkerkant uitgebreid. De middeleeuwse toren is dan verdwenen, terwijl het renaissancepoortje nog steeds de hoofdingang is. In de jaren 1854-1856 liet de toenmalige september-oktober 2011
pagina 20
eigenaar J. van Eik het oude kasteel ingrijpend verbouwen. De voorgevel kreeg een symmetrische indeling, bekroond door een fronton. Het renaissancepoortje was niet langer de hoofdingang maar werd rechts van het gebouw bij de keukeningang geplaatst. De grondvorm van het gebouw werd echter niet aangetast. In 1934 werd het huis Kersbergen afgebroken. Het stond waar thans het Kersbergenplein in Zeist is, op de plek waar de villa’s met de huisnummers 13 en 15 staan. Het Kersbergenplein in Zeist, in de jaren 50 van de vorige eeuw
. Alleen dit Renaissancepoortje met het jaartal 1633 resteert nog van het kasteel Kersbergen
[Word vervolgd] Ingezonden door Hans van den Broek
In Middelburg werden de doden van het Gasthuis in een mat genaaid voordat ze begraven werden. Als in 1584 in januari veel mensen door een epidemie sterven schaft het Gasthuis 15 dozijn matten aan om de doden in te naaien en te begraven. Het was de taak van de dienstbodes om 'die dooden te reinigen en in een mat te naaien'. Na afloop kregen ze 'elck eenen roomer wyn geschoncken'. Illustratie afkomstig uit Knut M.Haeger, The Illustrated History of surgery, Bell Publishing New York (1988) september-oktober 2011
pagina 21
OVERZICHT PUBLICATIES OP HET GENEALOGISCHE ERF –aflevering 92 H. Klunder K.J. Slijkerman: Het geslacht met de naamdragers Baertman, Oversloot en Pendrecht uit Charlois (Afd. 3 en slot). [Vóór 1600-1801] Erfgoed, juli/aug. '11. Mw. P.J.C. Elema: Stamreeks van de voermansfamilie Beks (Groningen). [1670-1949] Gens Nostra, sept. '11. F.J. Voorhorst: Een deel van de stamreeks van de familie Boyenck uit Varssel, Hengelo (Gld.). [Vervolg, div. spellingen familienaam, 1670-1925] Oostgelders Tijdschr. v. Geneal. en Boerderijonderz., 3e kwart. '11. J. Bregman: Een familie op drift. [Met schema Bregman vanaf 1865] Jaarboek C.B.G. 2011. B. van Dooren: De patroniemenval of Hoe Bertram de Bruijn aan zijn naam kwam. [Met schema's 16e eeuw] Gens Nostra, sept. '11. B. Kwakkel: Kwartierstaat van Grietje Hendriks van den Burg. [Gedoopt 06-01-1760, patroniemen] Veluwse Geslachten, sept. '11. Mw. I. Brethouwer: Parenteel van Berent Geurink in Sinderen. [1721-1954] Oostgelders Tijdschr. v. Geneal. en Boerderijonderz., 3e kwart. '11. M. van Bourgondiën: 'Tot een beter, vreedzaam en arbeidzaam leven'. [Met 'Bijlage 2: Fragmentgenealogie De Goede en fragmentparenteel De Bruijn', Lisse 1633-1755, resp. Hillegom 1671-1775] Jaarboek C.B.G. 2011. P. Meijer: Genealogie Van de Goot. [1625-2002] Veluwse Geslachten, sept. '11. Mw. J. Bouwmeester-Tjoonk: Kwartierstaat van Johanna Groot Nueland. [Bokhorst, Leemkuil, Groot Bramel] Oostgelders Tijdschr. v. Geneal. en Boerderijonderz., 3 e kwart. '11. H. Snel: Het bewogen leven van 'De Surinaamsche Juffrouw'. [Met 'Fragmentparenteel van Isaac haCohen', div. familienamen, 1650-1923] Jaarboek C.B.G. 2011. G. Klopman: Van der Hei(j)de(n) te Elburg en omgeving. [1565-1992] Veluwse Geslachten, sept. '11. P. van der Hoeven: De nakomelingen van den Druijt – een Maaslandse familie Van der Houff. [Ook andere spellingen, ca. 1500-1770] Ons Voorgeslacht, juli-aug. '11. Professor François Huet,[zie portret] bezieler van het Huet Genootschap. [Met voorouders van vaders en moeders kant en kwartierstaat zonder data, 1640-1879] Vlaamse Stam, juli-aug. '11. François Huet E. de Jonge, B.J. van den Enk: Hulshof. [Vóór 1600-1720] Veluwse Geslachten, sept. '11. september-oktober 2011
pagina 22
G. Klopman: Kwartierstaat van Hendrikje Junte. [Geb. 1874, Vierhuizen, Koeleman, Hollander] Veluwse Geslachten, sept. '11. Mw. J. Bakker: Kwartierstaat van Harmina Jansen Kempe. [Vervolg] Oostgelders Tijdschr. v. Geneal. en Boerderijonderz., 3e kwart. '11. P. Sanders: Genealogie van de Koppel. [Vervolg, 1655-1759] G.T.M.W.B.Bw., sept. '11. R. Debbout: Op zoek naar Simon Laros in het Meetjesland. [1590-1829] Vlaamse Stam, juli-aug. '11. L.M. van der Hoeven, K.A. Reuvers: Genealogie van het geslacht Van Malburg - Deel 2. [Utrechtse tak, 15e eeuw-1705] Ned. Leeuw, juni '11. G. Klopman: Kwartierstaat van Gerrit van Milligen. [Geb. 1847, Van Soest, Dijkgraaf, Van Zoeren (no. 1 fout weergegeven als 'Johannes van de Kraats'!)] Veluwse Geslachten, sept. '11. Mw. P.J.C. Elema: Anderhalve eeuw Olympia (stad Groningen). [Met: 'Parenteel (fragment)', Molenkamp, Bonthuis, 1618-1836] Gens Nostra, juli/aug. '11. C. Hamoen: Matriarchale stamreeks van Johanna Riphagen. [1720-2001] Veluwse Geslachten, sept. '11. Kwartierstaat van Lena Roubos, geboren 18 augustus 1993. [N.B. geboren in 1893! Gen(n)et, de Jager, van de Berg] G.T.M.W.B.Bw., sept. '11. R. de Neve: Samlant (Samlandt). ['Vragen en antwoorden', 1625-1822] Ned. Leeuw, juni '11. L.Ph. Sloos: Militaire vakkennis van vader op zoon. [Met 'Fragmentgenealogie De Veye (de Burine)', 1630-1882] Jaarboek C.B.G. 2011. A. Stortelder: Parenteel van Joahnnes Wilhelmus Storteler. [1753-1976] Oostgelders Tijdschr. v. Geneal. en Boerderijonderz., 3 e kwart. '11. H.J. Tiessink: De kwartierstaat van Robert Tiessink. [Vervolg] Oostgelders Tijdschr. v. Geneal. en Boerderijonderz., 3e kwart. '11. J. van den Berg: Kwartierstaat van Petrus van der Ven uit Loon op Zand. [Vervolg] G.T.M.W.B.Bw., sept. '11. A.H.G. Verouden: 750 Jaar familiegeschiedenis & 350-jarig bestaan van de familienaam Verouden. [1270-2004] Erfgoed, juli/aug. '11. B. Oldekamp: Correcties en aanvullingen Kwartierstaat van Gerrit Wagenvoort. Veluwse Geslachten, sept. '11. S.A.C. Dudok van Heel, W.J. van den Berg: De schilders Jacob Cornelisz alias Jacob War [zie portret] en Cornelis Buys uit Oostzaan. [Met schema en parenteel Buys (soms War, 1440-1606) en andere schema's (o.a. Loen, 15e-16e eeuw)] Ned. Leeuw, juni '11. Red. Gens Nostra: Coenraad Harmannus (Coen) van Wijngaarden. [Kwartierstaat, Jentink, Schuurmans, Wieringa] Gens Nostra, sept. '11. Jacob Cornelisz. van Oostsanen, zelfportret (1533)
september-oktober 2011
pagina 23
ONGEZONDE BLOEDVERWANTSCHAP En de relatie met het ontstaan van de Republiek der Zeven Provinciën . J.W. Koten
D
at een ziekte van een monarch of president de loop van de geschiedenis drastisch kan veranderen is fascinerend en tevens schokkend. Bekend is dat President Roosevelt aan ernstige aderverkalking leed, en waarschijnlijk tijdens de Yaltaconferentie niet geestelijk tegen Stalin meer was opgewassen. Hetzelfde gold trouwens ook voor Stalins voorganger Lenin die aan de lichamelijke en geestelijke gevolgen van syfilis leed, waardoor Stalin hem in de laatste jaren van zijn leven kon manipuleren, en uiteindelijk de macht kon grijpen. Klassieke andere Russische voorbeelden zijn de krankzinnigheid van de tsaren in diverse generaties. Men zei soms dat ook onze Koning Willem III via zijn moeder, Anna Pavlovna, de dochter van de zieke tsaar Paul, hier iets van had meegekregen. Het is algemeen bekend dat Willem III een instabiel karakter had, waarbij nogal eens naar zijn geesteszieke grootvader Paul werd verwezen. Zelfs Wilhelmina kon soms uiterst ongemakkelijk zijn. Een bekende geschiedenis in het Russische koningshuis is ook de hemofilie van de enige zoon van tsaar Nicolaas II geweest. Bij hemofilie (bloederziekte) blijft de patiënt bij (onderhuidse) verwonding langer nabloeden dan mensen zonder hemofilie, ook bij een relatief klein ongeval zoals een sneetje of een bloedneus. Blauwe plekken of hematomen kunnen al het gevolg zijn van een niet al te ernstig trauma. Het duurt bovendien lang voor een blauwe plek bij iemand met hemofilie verdwenen is. Als deze ziekte onbehandeld blijft, kan bloedarmoede ontstaan en hemofilie kan indire ct zelfs leiden tot de dood. Bijzonder schadelijk zijn bloedingen in het hoofd en in de gewrichten (vooral enkels, knieën, schouders en heup). Als die onbehandeld blijven, kunnen ze leiden tot blijvende invaliditeit. De inwendige bloedingen zijn zeer pijnlijk. Een wijdverbreid misverstand over hemofilie is dat een sneetje al zou kunnen leiden tot doodbloeden. Weliswaar kan het dagen duren voor een kleine wond in de huid helemaal dicht is, wat vrij onhandig is, maar uiteindelijk zal het bloed wel stollen zonder al teveel bloedverlies.[bron: Wikipedia]
Grigori Jefimovitsj Raspoetin (1869-1916): Russische monnik en intrigant aan het hof van tsaar Nicolaas II. Deze hemofilie was van Koningin Victoria op haar mannelijk nageslacht via hun moeders overgeërfd. De moeder van de Tsaar was een dochter van Victoria. Raspoetin, een bedelmonnik waarvan men meende dat hij over magische krachten beschikte, kon de bloedingsneiging enigermate stoppen. Daardoor kreeg Raspoetin veel invloed op het hof dat tot algemene ontevredenheid leidde, en vermoedelijk mede tot de ondergang van de tsarenfamilie heeft bijgedragen. Ook in het latere Spaanse koningshuis leden enkele september-oktober 2011
pagina 24
prinsen aan dezelfde kwaal die zij eveneens via hun moeder van Victoria hadden geërfd, hetgeen ook dynastieke problemen gaf. De Spaanse Habsburgers In deze bijdrage wil ik echter op de vroegere Spaanse koningen ingaan, te weten de Spaanse tak van de Habsburgers die veel invloed hebben gehad op onze nationale onafhankelijkheid. In deze familie bestonden enkele erfelijke stoornissen die nog werden versterkt door het groot aantal consanguine (bloedverwante) huwelijken die tot inteelt leidden. Als eerste behoorde tot deze tak Philips de Schone, gevolgd door Karel de Vijfde en Philips de Tweede die vrijwel iedere Nederlander kent. Zij hadden diverse ziekten van lichaam en geest. De meest bekende afwijking is ongetwijfeld een misvormde onderkaak, waardoor het kauwen en eten werd bemoeilijkt. Ook leden veel Habsburgers op latere leeftijd aan depressie, en hadden zij een hang naar het mystieke, waarbij zij tot een ultraorthodoxie neigden. De Habsburgers trachten met behulp van familiehuwelijken hun macht te consolideren. Mede als gevolg van de overmatige inteelt werd deze familie bezocht door een uitzonderlijke hoge kindersterfte en vele kwalen. De laatste telg van deze Habsburgse tak, Karel de tweede (Carlos II), was zelfs een stakker die impotent en incontinent was. Door zijn kinderloosheid ontstond een grote Europese oorlog: de Spaanse Successieo Oorlog die door de Vrede van Utrecht (1713) werd beëindigd. De vraag is terecht of deze ernstige ziekten niet van invloed zijn geweest op de door hen gevoerde politiek. Vooral de ultraorthodoxe houding stootte ook gematigde katholieken af. Onafhankelijkheid van de Habsburgers was ook voor hen de enige uitweg. De reeks van Spaanse Habsburgers die globaal twee eeuwen de scepter voerden en waarvan enkelen op het politieke bestel van de latere Republiek grote invloed hebben gehad. De reeks omvat achtereenvolgens: Philips de Schone (1478-1506), Karel de Vijfde (15001558), Philips de Tweede (1527-1598), Philips de Derde (1578-1621), Philips de Vierde (1605-1665) en Karel de Tweede (1661-1700). Philips de Schone met om zijn hals de ketting met het Gulden Vlies Philips de Schone (1478-1506) en Johanna van Aragon (1479-1555) Philips de Schone was de laatste hertog van Bourbon en Aartshertog van Oostenrijk. Hij was de zoon van de Oostenrijkse Keizer Maximiliaan en Maria (de Rijke) van Bourgondië. Philips huwde Johanna van Aragon die later bekend werd als Johanna de Waanzinnige. Over dit huwelijk het volgende: Amper hadden de toekomstige echtelingen één blik uitgewisseld, of de vonk sloeg over. Tegen elke hofetiquette in liep het koppel zwijgend - ze spraken immers elkaars taal niet - de deur uit en lieten de verstijfde hovelingen achter voor wat ze waren. Ze gingen september-oktober 2011
pagina 25
samen op zoek naar een priester. Toen ze die vonden beval Johanna hem om hen ter plekke in de echt te verbinden, zomaar midden op een Lierse straat. Zonder op hun gevolg te letten begaven de jongelui zich op een drafje naar de voor hen voorziene woning en draaiden de deur achter zich dicht. De volgende dag kwamen zij buiten en werden zij tijdens een luisterrijke plechtigheid voor een tweede keer in de echt verbonden. Het huwelijk werd gevolgd door een hofbal, volksfeesten en een gigantisch banket; er werd 1200 liter wijn geconsumeerd. Het gedrum van de toeschouwers was zo intens dat op zeker ogenblik een brug over de Nete instortte door overgewicht, met als gevolg tal van dodelijke slachtoffers en gewonden [bron:wikimedia]. De verliefde Johanna van Aragon Door dit huwelijk verwierf Philips als prins-gemaal de Spaanse kroon. Toen Philips in september 1506 stierf, raakte zij steeds verder verward. Zijn lijk werd gebalsemd en in een loden kist gelegd, die Johanna in haar slaapkamer liet plaatsen. Elke ochtend liet ze de kist openen in de hoop dat Philips tot leven zou zijn gekomen. Ook als zij op reis ging, nam ze het lijk van haar echtgenoot met zich mee. Haar vader, Ferdinand, wist haar ervan te overtuigen dat Philips moest worden begraven [wikimedia]. Zij had een zoon Karel, geboren in het jaar 1500, die te Mechelen door een tante Margaretha en zijn stiefgrootmoeder werd opgevoed. Karel V (1500-1558) Ook de gezondheid van haar zoon Karel de vijfde was verre van optimaal. Karel had een ernstige kaakafwijking (prognathie) waardoor hij zijn voedsel nauwelijks kon kauwen, en het eten voor hem een kwelling was zodat hij gewoonlijk alleen at. Weergave prognathie Verder leed hij als meerdere van zijn familieleden aan zeer ernstige aanvallen van jicht; zijn handen en voeten waren door deze aandoening misvormd. De pijn moet zo hevig zijn geweest, dat regeren en beslissen erg moeilijk moeten zijn geweest. Vermoedelijk leed hij ook nog aan diabetes, mede door overgewicht en overmatig alcoholgebruik. Karel begon, ouder wordende, steeds meer aan zwaarmoedigheid te leiden. Het bestuur van zijn erflanden ging duidelijk boven zijn geestelijke vermogens: hij was maar matig begaafd. In zijn latere jaren was hij een lichamelijk en geestelijk wrak geworden. Hij trok zich terug in een Spaans klooster en leidde het leven van een kluizenaar. Hij had zijn september-oktober 2011
pagina 26
woongedeelte zo ingericht dat hij vanuit zijn slaapkamer door een raam naar het altaar kon kijken. Karel trouwde met Isabella van Spanje, dit was een neef-nicht-huwelijk, en versterkte daarmee zijn Spaanse positie. Philips de Tweede was een van de kinderen uit dit huwelijk Philips II ( 1527-1598) Philips de Tweede was ongetwijfeld een hard werkende, sober levende man. Maar ook hij was niet helemaal opgewassen tegen zijn moeilijke taak. Hij was een workaholic en werkte dwangmatig nauwkeurig en traag. Hoewel hij goede besluiten nam, kwamen die steeds te laat door zijn twijfelzucht. Hij was een kille wat teruggetrokken, wantrouwende persoonlijkheid. Ook Philips II leed aan ernstige jicht zodat zijn werkzaamheden daardoor belemmerd moeten zijn geweest. Hij verbleef vanwege de pijn vaak op een ligbed. Philips kreeg steeds een hang naar het mystieke en was zeer dogmatisch. Hij blokkeerde kerkelijke vernieuwingen. Daardoor vervreemdde hij zich van redelijke katholieken die de noodzaak van kerkelijke hervormingen als zeer noodzakelijk beschouwden. Dit is ongetwijfeld een van de aanzetten geweest tot de opstand van de Vlaamse steden tegen zijn bewind. Portret van Philips II (1527-1598) volgens Giacomo Antonio Moro. Philips huwde vier maal. Uit zijn vorige huwelijken waren vele kinderen geboren waarvan de meeste jong stierven. Een potentiële mannelijke troonopvolger was krankzinnig en stierf jong. Met zijn nicht Anna van Oostenrijk (het huwelijk was een oom-nicht relatie) kreeg hij uiteindelijk toch nog een zoon, de latere Philips III. Zijn laatste jaren leed Philips II aan een depressie, vooral omdat hij zag dat zijn zoon Philips III een ongeschikte troonopvolger was. Vandaar dat hij raadgevers aanstelde (de hertog van Lerma) die zijn zoon moesten bijstaan, mocht hij regeringsmacht krijgen. Philips III 1578-1621) Philips III kreeg de naam 'el Piadazo', de vrome. Hij was in vele opzichten een tegenhanger van zijn vader. Hij was, in tegenstelling tot zijn vader, open van aard en vriendelijk. Maar hij was slechts matig begaafd. Hij hield van feesten, van dans en muziek, en hij bekommerde zich nauwelijks om het landsbestuur. Zijn tijdgenoten noemden hem als monarch een catastrofe voor Spanje. Zij extravagante levensstijl en enkele domme zakelijke en bestuurlijke beslissingen brachten zijn bewind aan de rand van het bankroet. Dit was een van de redenen dat hij in de Zuidelijke Nederlanden een onvoldoende krijgsmacht kon mobiliseren. In zijn latere dagen raakt hij onder invloed van zijn vrouw, een dubbele nicht (nicht zowel van vaders als moederszijde), Margaretha van Oostenrijk, die hij na zijn kroning huwde. Zij was zeer godsdienstig. Zij beïnvloedde haar man daardoor in sterk kerkelijke zin. Philips’ biechtvader en een kloosternon kregen grote invloed op hem. In september-oktober 2011
pagina 27
zijn laatste jaren werd hij depressief; hij stierf jong. De oorzaak van zijn dood is niet opgehelderd, maar het verhaal gaat dat hij door verbranding aan een hete houtskoolstoof stierf. Philips III is in Nederland vooral bekend doordat hij zijn krijsvoogd Spinola stuurde om met de Republiek tot een wapenstilstand te komen, waarmee hij indirect de soevereiniteit van Holland erkende. Hollands knappe onderhandelaar Oldenbarnevelt wist gunstige voorwaarden te bedingen voor een bestand, dat later bekend zou worden als het Twaalfjarig Bestand (1608-1620), en dat een tijdelijke stopzetting van de krijgsactiviteiten betekende. De jeugdige Philips IV in 1623 door Diego Velázquez, welke de Habsburgse lip toont Philips IV (1605-1665) Philips IV ook wel Philips de Planeet genoemd, was eveneens een zwakke vorst, alhoewel hij de laatste jaren hij in meer positieve zin wordt beschreven. Philips was een dichter, kunstkenner en mecenas o.a. van Velasquez, maar geen goed bestuurder. Hij huwde zijn nicht Mariana van Oostenrijk van wie hij diverse kinderen kreeg. In tegenstelling tot zijn vader gold hij als intelligent. Te vergeefs probeerde hij zijn rijk intact te houden, en verzeilde, mede door slechte raadgevingen, in hopeloze oorlogen. Door chronisch geldtekort en steeds hogere belastingen braken onder de boerenbevolking steeds meer opstandjes uit. Uiteindelijk moest hij bij de Vrede van Munster (1648) de meerderen in andere landen erkennen. Nadien was de rol van Spanje als grootmacht volledig uitgespeeld. In latere jaren werd hij mede hierdoor depressief en zocht hij toevlucht in mystiek en religie. Het is bekend dat hij met zijn vrouw religieuze ceremonies hield voor een schilderij (Maria der Wonderen) dat hij door Velasquez had laten schilderen. Voor de afbeelding op dit schilderij hadden zij grote devotie. Philips raakte steeds meer ook onder de invloed van een kloosterzuster, Maria Agreda, waarmee hij een langdurige correspondentie onderhield. Zij laatste dagen werden nog somberder door de wetenschap dat zijn zoon-opvolger zeer gebrekkig was. Karel II naar Juan Carreño de Miranda Karel II (koning 1661-1700) Karel was zowel geestelijk als lichamelijk gehandicapt. Alle uiterlijke kenmerken die typisch waren voor de leden van het huis Habsburg waren in hem zeer overdreven vertegenwoordigd. Zijn hoofd was buitenproportioneel groot en misvormd, en zijn onderkaak stak zover uit dat hij zijn tanden niet op elkaar kon krijgen. Zijn tong was zo groot dat hij nauwelijks kon spreken. Lopen kon hij ook maar met moeite. Op 35-jarige leeftijd was hij verlamd, epileptisch, kaal, vrijwel tandeloos en slechtziend, en in 1698 werd hij ook nog eens doof. Karels geestelijke toestand was al niet veel september-oktober 2011
pagina 28
beter. Hij bleef erg lang kinderlijk, en werd vervolgens al snel seniel. Hij kon nauwelijks lezen en schrijven. Zijn moeder trad als regent voor hem op. Hij kreeg de bijnaam El Hechizado, de Behekste. Uiteraard waren de afwijkingen eerder te wijten aan de inteelt binnen de Habsburgse rangen. Exorcisten vanuit alle kanten van het rijk werden opgeroepen om de duivel uit hem te komen drijven. Toen hij op 39-jarige leeftijd stierf waren er geen nakomelingen meer, hetgeen aanleiding gaf tot de Spaanse Successie Oorlog (1701-1714). Studie over de nadelige gevolgen van de bloedverwantschap binnen de SpaansHabsburgse dynastie De vele bloedverwante huwelijken bij de Habsburgse dynastie waren aanleiding voor een studie van Alvazez e.a. die verscheen in het zeer prestigieuze blad Plos-One. Van de elf bestudeerde huwelijken waren er negen consanguinisch. De kindersterfte binnen het Spaanse koningshuis was uitzonderlijk hoog, zelfs in vergelijking met die bij gewone burgers. Van de 34 kinderen stierven er 10 voor de leeftijd van 1 jaar en nog eens 17 voor de leeftijd van 10 jaar. Om de mate van bloedverwantschap te kwantificeren, berekenden de onderzoekers de consanguiniteitsindex (de maat van bloedverwantschap uitgedrukt in een getal). Een consanguiniteitsindex van 0.50 bestaat wanneer een kind uit een vader-dochter-huwelijk is voortgekomen. Bij broer-zuster-nakomelingen is dit getal 0,25. Wat gebleken is, is, dat de consanguiniteitsindex gedurende de opvolgende generaties toenam van 0,025 (Philips de schone) tot 0,245 (Karel II). De kans op de manifestatie van recessieve (verborgen) erfelijke eigenschappen bleek dan ook zeer groot te zijn.
Conclusie De genealogische bestudering van de Spaanse Habsburgers toont aan hoe nadelig de invloed kan zijn van huwelijken met bloedverwanten. Familie-huwelijken waren bij de Habsburgers populair om macht, geld en invloed in een kleine kring te behouden waardoor, naar men meende, de dynastie in volgende generaties zich zou kunnen blijven handhaven. Doch deze opvatting en handelswijze bleken bijzonder ijdel. Deze huwelijken zijn juist de oorzaak geworden van de ondergang van deze tak van de Habsburgers. Door hun geestelijke en lichamelijke tekortkomingen bevorderden zij ongewild het onafhankelijkheidsstreven van de jonge Republiek. Literatuur Alvarez G, Ceballos FC, Quiteiro C (2009) The Role of Inbreeding in de the extinction of a Westeuropean Royal Dynasty. Plos-One 4(4) e5124.
september-oktober 2011
pagina 29
Eerste 500 oude drukken KB beschikbaar via Early European Books Den Haag, 18 augustus 2011 - De eerste resultaten van de samenwerking tussen de Koninklijke Bibliotheek en het Britse ProQuest zijn sinds 16 augustus online. Voor iedereen in Nederland zijn de gedigitaliseerde oude boeken toegankelijk. Er is al een mooie doorsnede te zien van wat de bewoners van de Nederlanden zoal bezighield in de zestiende eeuw: de Nederlandse opstand, godsdienstige geschillen, maar ook amoureus tijdverdrijf. Uiteindelijk zal ProQuest zo’n 50.000 bijzondere drukken tot 1700 uit de KB digitaliseren. Psalmen Davids Zo zijn met deze eerste release bijvoorbeeld ruim veertig edities van berijmingen van de psalmen van koning David online gebracht. In de vroegmoderne tijd waren vooral de bewerkingen van de gereformeerde predikant Petrus Dathenus zeer in trek. Dankzij ProQuest is nu een tiental uitgaven van hem online te vergelijken, waaronder enkele unieke edities. Jacob de Gheyn II: Waffenhandlvng von den Rören, Mvsqvetten vndt Spiessen (Amsterdam, 1608), in opdracht van Maurits van Nassau, Prins van Oranje Liedboekjes Liedboekjes vormden een populair genre in die dagen. En zo is ook het 'tGespeende Diemer-baersjen nu raadpleegbaar op het web en een boekje waarin Oraniens overwinning, van 'sHertogen-bos bezongen wordt of Cupido's lusthof ende der amoureuse boogaert beplant ende verciert met 22 schoone copere figuiren. Een beschrijving van de Nieuwe Wereld door Johannes de Laet, een kleurrijk boek over het hanteren van wapens, zes uitgaven van het Nieuwe Testament, werken van Brederode, Cats, Coornhert, Heinsius en Vondel zijn nu online beschikbaar voor heel Nederland. Zoekmogelijkheden De website is vanzelfsprekend te doorzoeken op de normale elementen als auteur en titel, maar er kan ook gekeken worden of er portretten, kaarten of illustraties in de gescande boeken zitten. Nauwkeurige, zuivere afbeeldingen van band en inhoud zorgen ervoor dat Early European Books de mogelijkheid biedt online een goede indruk te krijgen van het oude boek. Wetenschappers die oude drukken bestuderen, krijgen hiermee een belangrijk onderzoeksinstrument in handen. Maar door de prachtige, goed leesbare afbeeldingen is Early European Books aantrekkelijk voor iedereen die geïnteresseerd is in deze periode. Samenwerking KB – ProQuest Door de samenwerking met ProQuest realiseert de KB een deel van haar ambitie om alle Nederlandse boeken, kranten en tijdschriften vanaf 1470 te digitaliseren. ProQuest scant het materiaal in de KB zelf en stelt de resultaten gratis toegankelijk voor iedereen in Nederland. Uiteindelijk zal ProQuest ongeveer 50.000 bijzondere drukken uit de periode tot 1700 uit de collecties van de KB digitaliseren.[bron: KB] september-oktober 2011
pagina 30
LOTERIJEN IN DE 18e EEUW D.Kranen
'L
oterijwedloop bereikt weer een nieuw record'. Zo stond het in mijn krant. 'Want op 16 oktober valt de hoogste jackpot ooit in de Nederlandse loterijgeschiedenis, namelijk 36 miljoen euro bij de lotto. "Lottospelers laten zich gek maken door het bedrag, de winkans speelt kennelijk geen rol", aldus kansspeldeskundige Sytze Kingma. "Je zou ook 36 keer 1 miljoen euro kunnen uitkeren, maar dat biedt onvoldoende aantrekkingskracht". Uit het jaarverslag van het College van Toezicht op de kansspelen is op te maken dat de Postcodeloterij, de Lotto en de Staatsloterij respectievelijk ongeveer een kwart, de helft en 70% van de inleg uitkeren'1. In het artikel over Jaques Fabre, de koffiehuisexploitant in Groningen, verschenen in aflevering 3, jaargang 2010 van dit blad, noemde ik al de loterijen die Jaques in Groningen organiseerde. Uit onderzoek blijkt dat er circa drie eeuwen geleden verschillende vormen van loterijen bestonden die wij thans niet meer als zodanig kennen. Daarom denk ik dat het de moeite waard eens te kijken wat men in vroeger tijden een loterij noemde. Boven de prent staat: 'Verbeelding op wat voor een wyse de Loterye tot Amsterdam werd getrokken Ao. 1696 in Mey'. Met een 6-regelig vers van G. Sweerts. Prent van Pieter van den Berge (Stadsarchief Amsterdam) Het gedicht onder de afbeelding luidt: De waerelt is een Lotery, Wie hier 't geluk heeft op syn zy Trekt Hoogheid Staat en groote schatten Men telt veel Nieten weinig Watten2 Wie veel begeert ontbeert ook veel, Nederlands Dagblad van 12-10-2010. Een wat : een prijsbriefje in de loterij. september-oktober 2011 1 2
pagina 31
Elk krygt op aard zyn Lot en deel. De loterijen van Fabre Deze zouden we serieel kunnen noemen. Na de eerste trekking kunnen diegenen die geen prijs hadden, doorgaan naar de 2e (klasse) maar er moet dan wel opnieuw worden ingelegd door het betalen van 1½ gulden, enzovoort. Dat kan lonend zijn omdat de te winnen prijzen steeds hoger worden. De loterij van 1720 nader bekeken 'Voorwaarden van de LOTERIJ door J A Q U E S F A B R E ONTWORPEN EN INGEDIEND BIJ DE HEREN STATEN van STAD EN LANDE VAN GRONINGEN3. En door haar bij Resolutie van de 9 september 1720 goedgekeurd. Tot directeur van deze loterij is aangesteld JAQUES FABRE'. Voorwaarden en uitleg over deze loterij: De 1e klasse zal bestaan uit 100.000 loten à 1 gulden per lot die getrokken zullen worden tegen 5.000 prijzen, waarvan de hoogste 4.000 gulden, één à 2.000, 4 à 1.000 en de laagste 8 gulden. Wie in de 1e klasse niet trekt kan doorgaan naar de 2e klasse mits er 1½ gulden wordt ingelegd. Het loterijbriefje kan ook aan een ander worden verkocht. In de 2e klasse zijn te winnen prijzen van 5.000, 3.000, 1.500, 1.000 gulden etc. zoals uit de verdeling kan worden opgemaakt. De volgende klassen tot 20 toe, worden telkens met ½ gulden inleg verhoogd, zodat de hoogste inleg wordt 10½ gulden. In de 20e en dus laatste klasse zijn prijzen te winnen als volgt: 2 à 30.000, 2 à 15.000, 2 à 10.000, 2 à 7.000, 4 à 5.000, 20 à 1.500, 55 à 1.000 gulden en minder navenant, tot 30 gulden incluis, zoals uit de verdeling kan worden opgemaakt. De laatste klasse zal bedragen viermaal 189.770 gulden, en het kapitaal dat ingelegd wordt bedraagt niet meer dan 52.500 gulden. N.B. Van degene die tot de laatste klasse is doorgegaan en zijn lot wil verkopen (omdat hij 19 malen niet getrokken heeft), is het lot ruim 100 gulden waard. De prijzen die worden getrokken, zullen bij ieder verkoper in de plaats waar men ingelegd heeft, worden uitbetaald acht dagen na de laatste trekdag, onder korting van 10% ten bate van de Provincie en na aftrek van de onkosten. De trekking zal geschieden op 3 december 1720 of zo zo veel eerder als alle loten zijn verkocht. De trekking van de 2e klasse vindt acht weken daarna plaats, en zo verder. Degene van wie het lot niet wordt getrokken zal gehouden zijn binnen 3 weken na de trekking van iedere klasse opnieuw in te tekenen, anders is hij uitgesloten van verdere deelneming. Hij kan ook binnen die termijn zijn lot aan iemand anders overdoen. De inlegger zal van zijn inleg een kwitantie ontvangen, getekend door de vertegenwoordiger van de Directeur ter plaatse. Deze loterij zal worden getrokken in Groningen op een openbare locatie ten overstaan van de Gecommitteerden van Stad en Lande, tot meerdere zekerheid va de deelnemers. De trekking zal geschieden door twee willekeurige weesjongens. 3
Knuttel catalogus, pamflet nr. 16519. september-oktober 2011
pagina 32
De uitslag van elke trekking zal worden gepubliceerd. Om alle wederverkopers, zowel binnen als buiten Groningen, aan te moedigen, belooft de Directeur aan degene die de meeste loten in de eerste klasse verkoopt een premie van 300 gulden, aan de tweede een premie van 200 gulden, de derde 100, de vierde 70 gulden, de vijfde 50 en de zesde 30 gulden. En om de belangstelling onder de reders aan te moedigen, belooft de Directeur aan de grootste rederij in de eerste klasse een premie van 300 gulden, de 2e 200 gulden, de 3e 100, de 4e 70, de 5e 50 en de 6e 30 gulden. De collecteurs (wederverkopers) dienen drie weken na iedere trekking af te rekenen met de Directeur. Wanneer het prijzengeld bij een wederverkoper hoger is dan de opbrengst van de loten, zal door de Directeur met hem worden afgerekend. De aangestelde Collecteurs waren: Groningen Leeuwarden Franeker Sneek Dokkum Harlingen Workum Enkhuizen Zwolle Deventer Hamburg Emden Heerenveen
Derk Hulleweg Jurjen Rooswinkel Stephanus Gyza Martinus van Marsum Christian Brant Casper Brinkman H.G.Breusecum Anthoni van der Hart J.Blanck Berent van Welbergen en Piter Cordes Pieter Heus Ernest de La Porte Lodewyk Lefferink
(apotheker) (lakenkoper) (koffieschenker) (majoor) (boekverkoper)
Prijzen in natura De Bank van Lening van Middelburg blijkt in 1677 grote verliezen te hebben geleden. De stad organiseert daarom een loterij om het vermogen van de Bank te versterken. Het vreemde is dat er louter prijzen in natura zijn te winnen. De vraag die dan opkomt: Hoe komt de Bank aan dat (on)roerend goed? Zijn de (land)goederen beleend en niet terugbetaald door de eigenaren? Deelneming kan uitsluitend door het kopen van obligaties van de Bank van Lening. De 1 e prijs bestaat uit de Heerlijkheid Brigdamme, een buurtschap van Middelburg, met bijbehorende titel en het recht tot het benoemen van schout en schepenen. De 2 e prijs is de Heerlijkheid Sint Laurens met een heus kasteel, Popkensburg, ook een dorp in de buurt van Middelburg. Zo gaat het nog even door. Tot slot worden de aan de Bank vervallen, in pand gegeven voorwerpen die zich in de kluis van de Bank bevinden, als prijs aangeboden. Bijvoorbeeld: 12 zilveren wijnkannen, waarde per stuk 'met fatsoen' 100 gulden, 12 prijzen, etc.4
4
Pamflet nr.11.541. september-oktober 2011
pagina 33
In 1758 geeft de Magistraat van Harderwijk toestemming tot een 'Twede Verkoping van Bybels, gedrukt te Gorinchem by N. Goetzee [..] by manier van Verlotinge'. De loterij bestaat uit 468 loten van ieder 23 gulden. Het goede doel is het Burger Weeshuis in Harderwijk. De 104 prijzen bestaan uit kostbare bijbels in 'Marocquine, Fransche, en Jugtlere banden, zynde drie en een halve Niet tegen een Wat'. Er zijn bijvoorbeeld '5 Quarto Bybels, met volkomene Kanttekeningen, Apocryphen, Liturgie en Psalmen in 2 Marocquine Banden, verguld op snee' te winnen. De trekking zal plaatsvinden in het Burger Weeshuis ten overstaan van de Heren Weesmeesters door twee weeskinderen. Huwelijksloterijen Serieus lijkt de 'Nieuwe Haegsche Lotery' uit 1695. De ondertitel luidt: 'Vande Groote Winst en Kleyn Verlies'. Deze blijkt geinspireerd door het vermeende succes van een aantal Engelse loterijen uit die jaren. Deelnemers zijn 'jonge juffertjes en aerdige pleisierige meysiens tusschen de 15 en 20 jaren out, alsmede jonge heeren van deselve ouderdom'. Ook weduwen en vrijsters tussen de 30 en 50 jaar oud mogen meedoen. De laatsten 'uyt consideratie dat soveel mans inden oorlog zo te water als te land doot blijven, datter uyt geen 5 vrouliede tegens 1 mans persoon overblijve'. De loterij zal zowel in Den Haag als Amsterdam worden gehouden. Nadere bijzonderheden volgen nog. Aan het slot van deze aankondiging staat een wens: Ik wens u dames ende heeren, Dat gy 't trouwen meugt leeren, Dat 't eynde van dit Nieu-jaer, Gy getrouwt sijt allegaer.5 (Vani kal kal kal kalendis. 16956) Winst zonder verlies, een (huwelijks) loterij zonder nieten. Ten bate van de jonge dames die een man zoeken en ten dienste van jonge mannen die graag een rijkevrouw willen trouwen7. (1696) De beoogde deelnemers zijn 5.000 ongehuwde mannen tussen de 20 en 30 jaar oud, die van goede familie zijn, een onberispelijk uiterlijk hebben, geen afkeer (!) van het vrouwelijk geslacht hebben en die bereid zijn 1.100 gulden in te leggen. En natuurlijk ook 5.000 ongehuwde dames van gelijke leeftijd en eigenschappen. Ook zij moeten 1.100 gulden inleggen. Serieus? 8 Mogelijk bedoeld als bespotting van de 'Nieuwe Haegsche Lotery' uit 1695? Een serieus ogend 'Consept-Plan van Huwelyks Loteryen voor Neerlands Jufferschap9' dateert uit 1800. Het Plan begint met de vaststelling dat er in tegenstelling tot diegenen die Pamflet nr.14.197. Ik heb niet uit kunnen vinden wat dit betekent . 7 Tot geryf van de Juffers die een Man van nooden hebben, en ten dienst van Jongmans die garen een rijck Wyf hadden. (1696). 8 Pamflet nr.14.241. 9 Als collectief, concreet. De gezamenlijke juffers, maagden, jonge vrouwen, jongedames. september-oktober 2011 pagina 34 5 6
'liever alleen, losbandig als woeste dieren doorhollen' er gelukkig nog menschen gevonden worden, die waarlyk menschen zyn! [..] menschen die orde en regel beminnen, en in wiens ooren nog de zoete taal klinkt, die God het eerste paar toeriep: Leef, en vermenigvuldigt!' [..] Dit bevel is de dryfveer van het Jufferschap die uw aanbieden het bygaande Plan.' Een huwelijksloterij dient bestuurd te worden door vier mannen, te weten een geestelijke, een jurist, een koopman en een ambachtsman, en vier gehuwde moeders. Daarnaast zullen zij zich nog laten adviseren door een tweetal artsen en een vroedvrouw. Bij de vrouwen wordt de voorwaarde gesteld dat ze tevens moeder zijn. Iedere ongehuwde deugdzame vrouw van minimaal 18 jaar oud kan deelnemen door f. 10.- te storten in handen van het bestuur. Daarna zal er een grondig antecedentenonderzoek plaatsvinden. Ook een geneeskundig onderzoek door de twee artsen en de vroedvrouw hoort daarbij. Als er voldoende deelneemsters zijn, bijvoorbeeld 100, kan er periodiek een aantal worden uitgeloot. Deze uitgelote dames zullen vier dagen na de trekking huwbaar worden verklaard. Het bestuur van de loterij bemiddelt indien de favoriete uitgelote dame nog minderjarig is. In het andere geval kan er zonder tussenkomst van het bestuur contact met de vrouw in kwestie worden opgenomen. Voor nog meer randvoorwaarden verwijs ik u naar de originele tekst van het Plan. De ondertekening is wel aardig: 'Zie daar Vriend, lees dit Plan met aandagt, en doet 'er Uw voordeel mede. Hiermede U een bestendig heil en meer verstand toewenschende, ondertekenen wy ons, w.g. Eenige Nederlandsche Juffertjes.' Loterij van lijfrenten Werd ook wel tontine genoemd. Het voorbeeld uit 1745 beschrijft het volgende: De loterij bestaat uit 5.000 loten van 100 gulden elk. De trekking bestaat uit 5.000 prijzen die bestaan uit 7.000 porties van 100 gulden welke in 11 tontines worden verdeeld. Een tontine is een soort van lijfrenteverzekering in een vorm die is uitgedacht door de bankier Tonti en voor het eerst in Frankrijk in het jaar 1653 toegepast (zie Dictionnaire e raisonné des sciences, des arts et des métiers [1765] en Larousse du XIX siècle), hierin bestaande, dat elk jaar de overlevenden van een bepaalde groep van personen de rente genieten van het kapitaal door die groep bijeengebracht (tontinerenteverzekering); oorspronkelijk ten bate van de staat, aan wie ook na de dood van alle deelnemers het kapitaal ten deel viel. Later ook ten bate van andere instellingen. In een jongere vorm van tontineverzekering wordt het kapitaal onder een van tevoren bepaald aantal overlevenden of na een van tevoren bepaald aantal jaren onder de dan nog in leven zijnden verdeeld (tontinekapitaalverzekering). Bij de oprichting van een tontine wordt de inkoopsom voor iedere deelnemer naar diens ouderdom bepaald; de renten, door het aldus samengebracht kapitaal verkregen, worden gelijk onder de nog levende deelhebbers verdeeld totdat er van deze nog een zeer klein, vooruit bepaald getal is overgebleven die dan het kapitaal onder zich verdelen.
september-oktober 2011
pagina 35
De premielening, een loterij zonder nieten In 1711 bestond de Hollandse Loterye uit 60.000 loten van ieder 100 gulden. Totale inleg dus 6.000.000 gulden. Er zullen ook 60.000 prijzen zijn, met recht een loterij zonder nieten. De duur van deze loterij zou 30 jaar zijn. Elk jaar vervallen er mooie prijzen. Bijvoorbeeld in 1735 1 van 20.000, 1 van 10.000, 1 van 5.000, 2 van 2.000, 22 van 1000, 28 van 500, 36 van 300 en 2.438 van 120 gulden. Iets dergelijks vindt dus in 30 jaar plaats. De pechvogels krijgen dus in ieder geval 120 gulden uitgekeerd. Ook wordt er nog een (lage) rente uitgekeerd10. Het doet sterk denken aan de premieleningen welke na 1945 door een groot aantal overheden (vooral gemeentes) werden uitgegeven. Fragment van de 'Afbeelding van het trekken van de Hollandsche Lotery op de zaal van 't Hof' (1696). Hier staat een gedicht van Robert Hennebo. Hennebo was een man met een zeer afwisselende carrière. Hij was kantoorbediende, kwakzalver, soldaat, handelaar, kroegbaas, toneelspeler aan de Amsterdamse schouwburg, beursspeculant, zwerver, vertaler en makelaar. Daarbij was hij ook nog eens dichter van enkele amusante dichtwerkjes die zelfs in deze eeuw nog zijn herdrukt. Zijn Lof der Jeneever wordt tot op de dag van vandaag nog steeds uitgegeven. De definitie van een Premielening (of Premie-obligatie) is de volgende: Obligatielening met een couponrente beneden de gangbare marktrente11 op het moment van plaatsing. Het verschil met de marktrente wordt bij periodieke uitlotingen aan een beperkt aantal af te lossen obligaties toegewezen, waarvan de houders dan boven de hoofdsom een premie ontvangen. Prosen In het 'Register van de Prysen' van de loterij van Haarlem uit 1696 kunnen we lezen wie de 4.073 winnaars zijn geweest. Een aantal van hen heeft behalve zijn naam ook een motto in de vorm van een spreuk aan zijn lot meegegeven. Dat werd in ieder geval al gedaan tijdens een grote loterij in Leiden in 1596. Liefst meer dan 11.000 van deze 'prosen' zijn bewaard gebleven. Pamflet nr.15.972. Meestal 2½ %. september-oktober 2011 10 11
pagina 36
Prijs 3.878 (100 gulden) 'Wij syn drie goede vrinden, hopen hier een goed lot te vinden.' Prijs 1.700 (100 gulden) 'De Societeyt van tiene, God wilse met een goed lot versiene.' Prijs 2.826 (100 gulden) 'Drie geburen van gelijke jaren, soeken in Haarlem een schatje te vergaren' Prijs 904 (200 gulden) 'De hoop doet 't ons doen' Prijs 1.989 (100 gulden) 'De hoop is soet, door de liefde gevoet, de gratie van Godt, doet verleenen ons 't lot' Verzet tegen loterijen Merkwaardig genoeg heb ik vooral bezwaren uit Groningen ontdekt. In 1698 – Fabre was nog niet betrokken bij het loterijwezen - verbiedt de Stad uitdrukkelijk, en niet voor de eerste keer, particuliere loterijen. De Stad moet eerst toestemming geven want men heeft inmiddels ervaren dat 'verscheyden Penningen onnuttelijck worden verquist, streckende tot groot nadeel van de Jeught en andere Persoonen.' In 1778 wil de Groningse koopman H. Mensinga zijn oliemolen, de bijbehorende woning en verdere roerende goederen, door middel van een loterij van de hand doen, maar het bestuur van de Stad ziet dit niet als een goede ontwikkeling; ook nu wordt e.e.a. ten strengste verboden. De Generaliteitsloterij, vanaf 1848 Staatsloterij genoemd Op 8 januari 1726 besloot de Staten-Generaal, na overleg met de gewesten, alle overheidsloterijen te beëindigen om de Generaliteitsloterij een kans te geven. Om te bepalen hoe de loterij er uit moest zien, werd er een prijsvraag uitgeschreven. Het winnende ontwerp was van Adolf Huske. Zijn voorstel hield in dat de loterij uitsluitend geld moest uitkeren in plaats van lijfrentes, en wat al niet gebruikelijk was. Huske kreeg dus de prijs: ƒ500,00. Het was de befaamde wiskundige, we zouden thans zeggen actuaris, Willem Kersseboom, (1691-1771) die in dienst van de Raad van State, de ingezonden plannen moest beoordelen. [Bron: Lees het NA, uitgave 3/2011]■
Veelzijdig medicus verkrijgt octrooi op een uitvinding Also de Heer Pieter Camerlingh, Doctor in de Medicijne tot Rotterdam, voor de Navigatie uytgevonden heeft sekere nieuwe Inventie om allerley Vaertuygh van Zeeschepen, als andersints, 't zy kleyn ofte groot, sodanigh te maecken, 't zy by of voor de Windt, so snel en vaerdigh sullen zeylen, datse van geen Schepen, hoe uytsteeckent deselve bezeylt zijn, sullen konnen gevolght werden; en alsoo dito Camerlingh van hare Hoogh Mog: by Octroy vergunt is voor een ghetal van Jaren, soo werdt een yder by desen gewaerschout, hem niemandt sal vervorderen, eenige nieuwe Inventie onderwinden te maken, van eenigh Vaertuygh, 't zy kleyn of groot, buyten weten van de voorsz. Doctor, ende dat op verbeurte van sodanige Boete, in 't voorsz. Octroy vermelt. Ende soo yemandt na dese Konst begerigh is, ofte sodanigh vaertuygh begere, addresseere hem aen den selven. Dus sy een yder gewaerschout. [OHC van 19 januari 1666] september-oktober 2011
pagina 37
BURGERZAKEN Het probleem waar de heer Scharp tegenaan liep, zou ook uw probleem kunnen zijn! Ir. P.H.H. Scharp
O
nlangs had ik een discussie met de afdeling Burgerzaken van een niet nader te noemen Gemeente, laten we haar A noemen. Deze gemeente heeft haar archieven in bewaring gegeven bij het Gemeentearchief te B. Ik was op zoek naar twee overlijdensaktes van gemeente A, één uit 1945 en één uit 1955. Ik zond betrokken gemeente A een mailtje met de vraag waar ik deze aktes zou kunnen inzien. Tot mijn verbazing kreeg ik het volgende antwoord: 'Het is helaas niet mogelijk akten van de burgerlijke stand in te zien. Wel kunt u een uittreksel of, als u een gerechtvaardigd belang heeft, een afschrift van de akte opvragen. De kosten hiervoor bedragen € 11,50 per uittreksel of afschrift. U moet daarbij altijd wel specifiek kunnen aangeven om welke persoon het gaat met de datum waarop het rechtsfeit (bijvoorbeeld overlijden) heeft plaatsgevonden.' Dit bericht leidde tot de volgende reactie mijnerzijds: 'Hier begrijp ik niets van. Ik beoefen de genealogie nu zo'n 15 jaar en ik heb altijd begrepen dat NIET openbaar zijn de geboorteaktes jonger dan 100 jaar, huwelijksaktes jonger dan 75 jaar en overlijdensaktes jonger dan 50 jaar. Beide overlijdensaktes die ik zoek zijn ouder dan 50 jaar, dus die zouden m.i. openbaar moeten zijn. Meestal liggen ze dan in een archief, in dit geval zou je het Gemeente Archief van “B” verwachten. Daar zijn ze niet, vandaar dat ik mij tot de Gemeente “A” wendde met de vraag waar ze wel ter inzage zijn. De betrokken ambtenaar van gemeente A kwam op het net met volgende, verrassende bericht: 'Artikel 23 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek meldt: "Van de akten van de burgerlijke stand mogen slechts de bewaarders en het openbaar ministerie inzage nemen.” Verder wordt in ditzelfde artikel bepaald dat een ieder bevoegd is zich een uittreksel te doen afgeven. Voor een volledig afschrift moet de verzoeker een gerechtvaardigd belang hebben. Een verzoek om afgifte van een uittreksel of afschrift van een akte van de burgerlijke stand dient op een bepaalde persoon betrekking te hebben. De openbaarheid van de akten heeft dus betrekking op de mogelijkheid tot afgifte van uittreksels en afschriften volgens de daartoe geldende voorwaarden. De termijnen die u noemt hebben betrekking op de bewaartermijn bij de gemeente. Strikt genomen hadden deze registers inderdaad al overgebracht kunnen worden naar het archief in “B”. Een en ander neemt niet weg dat inzage in complete registers van de burgerlijke stand niet mogelijk is. september-oktober 2011
pagina 38
Ik was nog steeds niet tevreden en ging op nader onderzoek uit; Anny Käyser wees mij op een artikel van de heer Van Soldt in Gens Nostra van maart 2010. Internet leverde mij een leuke aanvulling op BW, art 23, GenLias gaf mij nog wat informatie en tenslotte kreeg ik ook een ondersteunende uitspraak van een zaalassistente van het Gemeentearchief B. Dus ging er weer een mailtje naar de afdeling Burgerzaken in A: 'Ik ben nog eens verder in het probleem gedoken. Ik heb niet alle wettelijke teksten gevonden, maar toch wel enige ondersteuning voor mijn positie. 1. Op internet vond ik in het Burgerlijk Wetboek, Boek 1, afd 8, De openbaarheid van de akten van de Burgerlijke stand, Artikel 23: De akten van de burgerlijke stand zijn openbaar. De akten van de burgerlijke stand, [..], zijn openbaar voor zover te dien aanzien in deze afdeling geen nadere voorziening is gegeven. Artikel 23a: Inzage en overlegging van akten. De door U aangehaalde tekst. 2. GenLias, de eerste bron bij het zoeken naar akten Burgerlijke Stand, opgezet door de gezamenlijke rijks- en gemeentearchieven, vermeldt onder “Openbaarheid” de door mij eerder genoemde 100, 75 en 50 jaar met “De registers worden in blokken van 10 jaar openbaar gemaakt.” De informatie uit deze openbare akten wordt opgenomen in GenLias. Akten die jonger zijn, moeten bij de gemeenten ter inzage worden gevraagd. De gemeenten mogen hiervoor leges heffen. 3. Ook de medewerkster van het gemeentearchief “B”, waar Uw oudere akten worden bewaard, is van mening dat overlijdensaktes na 50 jaar openbaar worden. 4. Openbaarheid betekent hier niet alleen de mogelijkheid tot afgifte van uittreksels, maar ook het recht op inzage. 5. Openbaarheid betekent voor mij dat ik gratis inzage in de akten (of microfiches of scans) mag hebben. Dat ik voor een kopie moet betalen accepteer ik. De aanhouder wint, want het slot van het liedje luidt: 'Ik ben ook nog eens verder in het probleem gedoken. Het misverstand aan mijn kant bestaat erin dat we na de bewaartermijn van 50 jaar niet meer te maken hebben met het Burgerlijk Wetboek maar met de Archiefwet. Nu ben ik niet zo op de hoogte van de inhoud van de Archiefwet, maar ik heb me door een medewerker bij het Gemeentearchief in “B” een beetje laten bijpraten. Nu blijkt dus dat u wel degelijk recht heeft op inzage, maar aangezien wij niet beschikken over scans of micro fiches moeten we een alternatief zien te regelen om u inzage te geven in het originele register in een enigszins beveiligde omgeving. Dit zou bijvoorbeeld kunnen in onze spreekkamer, tijdens kantooruren. Voor het maken van een afspraak verzoek ik u te bellen met de burgerlijke stand,etc.' Mocht u dus tegen een dergelijk probleem oplopen, dan weet u nu dat er een oplossing is!■ [Bron: Mededelingenblad van de afdeling Delfland van de NGV juni/juli 2011] september-oktober 2011
pagina 39
Komt Castro of komt hij niet? Uit de geheime correspondentie tussen het Gouvernement van Curaçao en het Ministerie van Koloniën1: Willemstad, den 21e Juni 1911 Ik heb de eer Uwer Excellentie te berichten, dat ik op den 17 e Juni 1911 het volgend telegram in cijferschrift, dat hierbij bevestigd wordt, aan Uwer Excellenties Departement heb verzonden: 'Colonies LaHaye (De) Venezuelaansche consul zegt bericht uit Caracas (te hebben ontvangen2) dat Castro mogelijk hier (met de) Hollandsche boot van Haïti (zal aankomen). (De) boot gaat (naar) Venezuela. Kan Castro hier (een) gelegenheid verwachten (om) naar elders (te vertrekken?) (Hij) wordt (anders) in Venezuela natuurlijk gevangen genomen, Nuijens.3' Als antwoord daarop ontving ik op den 19 e deses het volgende telegram in cijferschrift: 'Governor Curaçao In antwoord op Uw telegram van gisteren wil conform mijne laatste instructie Castro niet toelaten te landen, De Waal Malefijt'. Jan Hendrik de Waal Malefijt, minister van Koloniën,van 1909 tot 1913 'Ik kan Uwer Excellentie mededeelen, dat Maandag, 19 Juni ll, de Hollandsche boot van Haïti is binnengekomen, doch dat Castro zich niet aan boord bevond. De Gouverneur van Curaçao, Nuijens.' De overeenkomst in (achter)naam met Fidel van Cuba vond ik treffend. Cipriano Castro was president van Venezuela van 1899-1908. Vóór zijn presidentschap was hij muilezeldrijver en veesmokkelaar. Na de dood van president Crespo in 1899, versloeg hij in drie weken tijd met een legertje van ca. 600 man de troepen van de nieuwe president Andrade. Tijdens zijn presidentschap maakte hij ruzie met iedereen. In 1908, toen de grond te heet werd onder zijn voeten, vertrok hij voor een reis naar Europa. Tijdens zijn afwezigheid zakte zijn bewind in elkaar.4 In 1911 probeerde hij opnieuw de macht te grijpen. In Het Nieuws van den dag voor Nederlands Indië van 10 juli 1911 staat onder een artikel over hem: 'Castro is inderdaad in West-Venezuela geland'. In oktober d.o.v. strandden zijn pogingen echter. Castro overleed in ballingschap op Porto Rico op 5 dec. 1924, vrijwel vergeten. [D. Kranen] 1
Nationaal Archief, toegang 2.10.36.51, inv. nr. 134 De tussen haakjes geplaatste tekst is toegevoegd om de leesbarheid van de telegramtekst te verbeteren. In het oorspronkelijk telegram ontbrak uiteraard elk overbodig woord. 3 Theodorus Isaak Andreas Nuyens, gouverneur van 1909-1919 4 Tilburgsche Courant van 9 dec. 1924 september-oktober 2011 pagina 40 2