Campagne leidt tot forse stijging discriminatieklachten Inleiding Van 22 juni tot en met 2 augustus is door de rijksoverheid een landelijke campagne gevoerd om discriminatie en de mogelijkheid om discriminatie te melden onder de aandacht van de bevolking te brengen, onder het motto "Moet je je eigen ik verstoppen om geaccepteerd te worden?". De campagne had nadrukkelijk betrekking op verschillende discriminatiegronden zoals ras, geslacht, seksuele gerichtheid, godsdienst en handicap. Speerpunten van de campagne waren Postbus 51 televisiespotjes en zo’n 9.000 posters in tram- en bushaltes en op stations. Daarnaast is er een website gelanceerd, www.discriminatie.nl. Deze website blijft bestaan ook al is de campagne inmiddels voorbij.
Forse stijging aantal klachten Algemeen wordt verondersteld dat discriminatie veel minder vaak gemeld wordt dan het voorkomt. Deze zogenaamde ‘onderrapportage’ wordt ook door onderzoek bevestigd.1 De verwachting was daarom, dat een grootschalige campagne om de mogelijkheid tot het melden van discriminatie onder de aandacht van de bevolking te brengen, zou leiden tot een behoorlijke stijging van het aantal klachten. Deze verwachting is uitgekomen. In de periode dat de campagne liep werden in Hollands Midden en Haaglanden meer dan drie keer zoveel klachten geregistreerd als in dezelfde periode een jaar eerder.2 Gelet op het feit dat de campagne grotendeels plaatsvond in de vakantieperiode is deze stijging zelfs opmerkelijk fors te noemen. Hier wordt nader ingegaan op de klachten die tijdens de campagne geregistreerd werden. Deze klachten worden vergeleken met de klachten die in dezelfde periode in 2008 geregistreerd worden. Bij deze beschouwing worden ook de uitkomsten betrokken van een online steekproef die het Bureau Discriminatiezaken heeft uitgevoerd om enig inzicht te verkrijgen in de wijze waarop het publiek deze campagne ervaren heeft.3
Geregistreerde klachten tijdens de campagne In de periode van 22 juni tot en 2 augustus werden 169 klachten geregistreerd. Een jaar eerder waren dat er 50. De stijging bedroeg derhalve 238%. Dit wijst erop dat de campagne veel mensen bereikt heeft. De steekproef van het Bureau Discriminatiezaken onderschrijft dit: het grootste deel van de respondenten (87%) was op de hoogte van de campagne, zij het door de spotjes op televisie, door de posters of door beiden. Het grootste deel van de respondenten was bovendien van mening, dat de boodschap van de campagne heel duidelijk of tenminste tamelijk duidelijk was (89%). Gevraagd naar een rapportcijfer, kreeg de campagne van de respondenten dan ook gemiddeld een ruime voldoende (7,1). Toch waren de meningen verdeeld over de vraag of door deze campagne mensen discriminatie ook eerder zullen melden. Bijna een kwart beantwoordde deze vraag bevestigend. Bijna een derde antwoordde ontkennend en bijna de helft wist het niet.
Dat door de campagne wel degelijk meer mensen discriminatie gemeld hebben, wordt echter ook onderschreven door het feit dat van de klachten die tijdens de campagne het bureau bereikten, 40% bij het Bureau Discriminatiezaken binnenkwam via het meldformulier van de campagnesite (van de 112 klachten die meer werden geregistreerd ten opzichte van 2008 was dit 60%). Voorbeeld Een allochtone vrouw die in de zorg werkt, meldt dat zij is uitgescholden door een cliënt die vond dat ze niet correct geholpen werd. Deze zei dat buitenlanders apen zijn, zich niet kunnen gedragen en dat zij voor hun uitkeringen moet opdraaien. De bewuste cliënt is toch gewoon geholpen. Discriminatiegronden De stijging van het aantal klachten over rassendiscriminatie was iets minder fors dan de algehele stijging. Klachten die relatief het meest toenamen waren klachten over discriminatie op grond van leeftijd, geslacht, handicap en godsdienst. Het aandeel van klachten over rassendiscriminatie in het totaal nam dan ook iets af (53% tegen 66%). Toch had absoluut gezien verreweg het grootste deel van de klachten nog steeds betrekking op rassendiscriminatie. Het aantal klachten over homodiscriminatie nam ook behoorlijk toe, maar was absoluut gezien toch niet erg hoog (zeven klachten, tegen twee een jaar eerder). Dit terwijl homoseksuelen in de steekproef van het Bureau Discriminatiezaken juist vaak genoemd werden als groep waarvan verwacht werd dat deze door de insteek van de campagne aangesproken zou worden: o “Homoseksuelen. Jezelf thuislaten is één van de grootste problemen onder deze groep.” o “Het is een soort tweede natuur geworden om jezelf thuis te laten voor acceptatie.” Maatschappelijke terreinen Klachten over discriminatie op vrijwel alle terreinen stegen fors in de campagneperiode. Absoluut gezien betroffen de meeste klachten de arbeidsmarkt en de buurt of wijk en deze terreinen vertoonden ook de grootste relatieve stijging, afgezien van commerciële dienstverlening. Hierover werden in de campagneperiode veertien klachten geteld, tegen slechts één in dezelfde periode vorig jaar. Voorbeeld Een vrouw van tweeëntwintig meldt dat zij gesolliciteerd heeft naar een functie bij een supermarkt en tot haar verbazing te horen kreeg, dat zij te oud was. Aard van de klachten De aard van de klachten was in de campagneperiode vergelijkbaar met de aard van de klachten in dezelfde periode in 2008. De stijging is niet aan een bepaald type klachten toe te schrijven.
Van de klachten had 63% betrekking op omstreden behandeling (uitsluiting) tegen 62% een jaar eerder. Deze klachten gaan bijvoorbeeld over belemmering van de toegankelijkheid tot voorzieningen, uitsluiting van instroom of doorstroom op de arbeidsmarkt of toepassing van regels die discriminatie tot gevolg heeft. Denk hierbij bijvoorbeeld aan weigering bij discotheken, afwijzingen bij sollicitaties en aanhoudingen door de politie. Dit betreft ook zaken als uitsluiting van bepaalde diensten zoals verzekeringen, hypotheken of abonnementen. Vijandige bejegening (belediging) betrof 34% van de klachten tegen 36% in 2008. Dit gaat om het uiten van opvattingen, gedragingen en daden waarbij sprake is van (vermeend) discriminatoir onderscheid. Dit kan gaan om bijvoorbeeld beledigende, denigrerende of stigmatiserende uitspraken of pesterijen, zoals scheldpartijen op de werkvloer en pesterijen op school. Ook een nadere beschouwing van de klachtendossiers wijst op een evenredige stijging van alle klachten. Voorbeeld Een vrouw meldt dat zij ‘s avonds met haar vriendin hand in hand op straat liep. Toen zij een “groep Marokkanen” passeerden, kregen ze opmerkingen om hun oren als “zeker geen echte man gehad” en “vieze lesbo's.” Geografische spreiding Klachten uit het hele werkgebied van het Bureau Discriminatiezaken namen toe gedurende de campagne. Gelet op het feit dat het om een grote landelijke campagne ging, wekt dit weinig verbazing. Er was wel een verschil tussen de regio’s Hollands Midden en Haaglanden. In Haaglanden was sprake van een verdrievoudiging van het aantal klachten en in Hollands Midden ging het om een vervijfvoudiging. Dit ondersteunt de veronderstelling dat het Bureau Discriminatiezaken in Haaglanden al meer bekendheid genoot dan in Hollands Midden, waardoor het onder de aandacht van het publiek brengen van de mogelijkheid tot melden logischerwijs in Hollands Midden meer effect gesorteerd zal hebben dan in Haaglanden.4 Voorbeeld Een vrouw van Zuid-Amerikaanse afkomst meldt dat haar buurvrouw maakt vervelende opmerkingen maakt naar betrokkene toe als ze langs loopt, zoals “je bent lelijk” en “ga terug naar je eigen land”. Tot nu toe heeft de vrouw deze buurvrouw geprobeerd te negeren, maar nu wil zij graag weten wat hier tegen ondernomen kan worden, voordat het gaat escaleren. Melders De grootste groep melders was autochtoon. In dezelfde periode in 2008 was dit ook het geval, maar relatief nam het aantal autochtone melders behoorlijk toe (38% tegen 26%). Het percentage autochtone melders was tijdens de campagne hoger dan ooit tevoren.
Het is de vraag, of deze toename van het aantal autochtone melders toe te schrijven valt aan de inhoud van de campagne of de gekozen media. Hier zijn aanwijzingen voor. Zo nam het aantal klachten van personen van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst niet toe, terwijl circa 40% van deze groepen zegt “af en toe tot zeer vaak met discriminatie te worden geconfronteerd.”5 Relatief nam het aantal klachten van Marokkanen af van 16% naar 5% en van Antillianen werden tijdens de campagne zelfs in het geheel geen klachten geregistreerd. Opmerkelijk is dat het aantal klachten van mensen van Surinaamse en Turkse afkomst wel toenam, ongeveer evenredig aan de totale toename van het aantal klachten. Deze waarnemingen werpen de vraag op, welke groepen bereikt zijn door de campagne. In de steekproef van het Bureau Discriminatiezaken werd deze vraag gesteld en de meningen van de respondenten bleken hier behoorlijk verdeeld over te zijn: sommige respondenten dachten dat de campagne iedereen bereikt terwijl anderen juist stelden dat de campagne alleen mensen bereikt die toch al met deze materie bezig zijn. Een behoorlijk aantal mensen was van mening dat de campagne juist niet de mensen bereikt die met discriminatie geconfronteerd worden. Ter illustratie een aantal dergelijke reacties: o “Hoger opgeleide mensen. Niet de gemiddelde allochtoon bij ons uit de wijk Laak Noord in Den Haag.” o “Ik vind zelf de spot goed maar vraag me af of de doelgroep lager opgeleiden hiermee bereikt wordt.” o “Er zijn ook vele mensen die weinig naar de Nederlandse tv kijken en folders lezen. Juist deze mensen worden gediscrimineerd.”
Reacties op de campagne Veel respondenten in de steekproef van het Bureau Discriminatiezaken spraken hun waardering uit voor de campagne: o “Ik vind het een schot in de roos deze campagne. Het is zo herkenbaar!” o “Bijna alles wat gezegd kan worden op een poster wordt hier in beeld en woord gezegd.” o “Ik vind het een duidelijke en goede campagne. Het raakt me ook, het is goed gedaan!” Toch werden er door sommige respondenten ook kritische kanttekeningen geplaatst: o “Ik denk dat kleinschalige projecten in de wijk een betere aanpak is.” o “Deze campagne werkt misschien voor ‘overduidelijke’ discriminatie. Vaak is het echter zo, dat je er niet feitelijk je vinger op kunt leggen.” o “Jammer dat het in de zomer gestart is.” Daarnaast ontving het Bureau Discriminatiezaken tijdens de campagne ook een aantal negatieve reacties, veelal via het reactieformulier van de website. Deze reacties liepen wat betreft toon uiteen van kritisch tot ronduit agressief en waren vergelijkbaar met reacties die het Bureau Discriminatiezaken gewoonlijk ontvangt wanneer het bureau of het onderwerp discriminatie in het nieuws is. De meeste van deze reacties zijn afkomstig van autochtone burgers die menen dat juist zij gediscrimineerd worden in Nederland:
o “Ik als Nederlandse, niet homofiele, niet gelovige, niet gehandicapte, hoog opgeleide, blanke man word continue gediscrimineerd, omdat ik volgens allerlei organisaties ogenschijnlijk de bron van alle kwaad ben.” o “Hoe vaker ik iets van deze campagne waarneem, op de straat op billboards en op de radio en TV, hoe kwader ik word!” o “De hele perfide campagne is zorgvuldig ontworpen dat moslims als slachtoffer worden voorgesteld en de (blanke) autochtoon - van wiens belastinggeld u deze campagnes betaalt (!!!!!) - als de schuldige.” o “Wat een krankzinnig tv spotje. Jullie zijn stapelgek. Imbecielen.”
Conclusie Op basis van de tijdens de campagne geregistreerde klachten kunnen een aantal waarnemingen gedaan worden, zeker wanneer deze bezien worden in samenhang met de uitkomsten van de steekproef naar de publieksperceptie van de campagne. Ten eerste heeft de campagne veel mensen bereikt. Dit blijkt uit de stijging van het aantal klachten en uit de steekproef: het overgrote deel van de respondenten was op de hoogte van de campagne. Ook vonden de meeste respondenten de boodschap van de campagne duidelijk en gaven de respondenten de campagne gemiddeld een ruime voldoende. In dit opzicht kan de campagne dan ook als zeer succesvol worden beschouwd. Een nadere beschouwing van de klachten wijst er op dat de campagne wellicht niet de gehele bevolking in dezelfde mate bereikt heeft. Klachten van autochtone Nederlanders namen onevenredig toe, terwijl klachten van bepaalde groepen waarvan verondersteld wordt dat zij juist relatief vaak met discriminatie geconfronteerd worden, niet toenamen of zelfs afnamen. De steekproef bevestigt dit: de respondenten betwijfelden of de juiste mensen wel door de campagne bereikt zijn. Hoewel bij de effectiviteit van de campagne dus bepaalde kanttekeningen te maken zijn, blijft de belangrijkste waarneming dat het onder de aandacht brengen van de mogelijkheid tot melden onmiddellijk tot een forse toename van het aantal klachten over discriminatie leidt. Dit bevestigt niet alleen de algemeen veronderstelde onderrapportage als het om discriminatie gaat, maar onderschrijft ook de noodzaak om campagnes als deze te blijven herhalen. De Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen mag dan garanderen dat iedereen in zijn of haar nabije omgeving terecht moet kunnen voor hulp en advies als het gaat om discriminatie, burgers die discriminatie ervaren moeten dan wel op de hoogte zijn van het feit dat zij ergens met hun klacht terecht kunnen.
AUGUSTUS 2009
1
J. Kik, Jaarcijfers discriminatiezaken Haaglanden. Een overzicht van klachten en meldingen 20042008, Den Haag: Bureau Discriminatiezaken 2009, p. 10-11. 2 Alle gegevens over klachten zijn ontleend aan het geautomatiseerde registratiesysteem van het Bureau Discriminatiezaken. Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat het hier om voorlopige cijfers gaat en alleen om de klachten gaat die rechtstreeks bij het Bureau Discriminatiezaken ingediend zijn. Registraties van derden zoals de politie, die in reguliere rapportages van het bureau wel meegenomen worden, zijn hier buiten beschouwing gelaten ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de cijfers. 3 De steekproef bestond uit zes vragen over de campagne. Op 9 juli, toen de campagne ruim twee weken bezig was, is een uitnodiging om aan deze enquête deel te nemen per e-mail verzonden naar het bestand van het bureau. Op 17 augustus, twee weken na afloop van de campagne, is nog een herinnering verzonden. Uiteindelijk is de enquête ruim 140 keer bekeken en 60 keer volledig ingevuld. Hier worden de uitkomsten op een rijtje gezet. 4 De verschillen tussen de twee organisaties die in 2007 opgingen in het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden spelen hier waarschijnlijk een rol. Het Bureau Discriminatiezaken Haaglanden was al langer actief in de regio, terwijl het Meldpunt Discriminatie Leiden nog vooral in de centrumgemeente werkte en daarom hoogstwaarschijnlijk een kleiner bereik zal hebben gehad in de regio. 5 M. Gijsberts en M. Vervoort, ‘Wederzijdse beeldvorming’ in: J. Dagevos en M. Gijsberts, Jaarrapport integratie 2007, Den Haag: SCP 2007, p. 282-308.