09euEscalade.dut Page 1 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Cadillac Escalade
Instructieboekje
Inhoudsopgave Gebruik van dit instructieboekje ....................... 3 Belangrijke veiligheidsvoorschriften ................. 5 Hoofdstuk 1 Instrumenten en bedieningsorganen ............. 21 Hoofdstuk 2 Stoelen en inzittendenbeveiliging ................ 163 Hoofdstuk 3 Starten en bedieningsvoorschriften.............. 225 Hoofdstuk 4 Onderhoud en verzorging............................. 287 Hoofdstuk 5 Werkzaamheden in noodgevallen ................ 353 Index................................................................ 393
04AKDUT44
09euEscalade.dut Page 2 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke informatie over dit instructieboekje Wij danken u voor het kiezen van product van General Motors en wij verzekeren u dat wij ons in zullen blijven zetten voor uw rijplezier en tevredenheid. Dit instructieboekje moet als vast onderdeel van de auto worden beschouwd. Dit instructieboekje dient in de auto te worden achtergelaten wanneer de auto wordt verkocht, zodat de nieuwe eigenaar alle informatie over gebruik, onderhoud en veiligheid ter beschikking heeft. Voor de ontwikkeling en productie van uw auto is gebruik gemaakt van milieuvriendelijke en gerecyclede materialen. De productiemethoden die zijn toegepast voor de fabricage van uw auto zijn eveneens milieuvriendelijk.
...2
Productieafval wordt gerecycled, waarbij een deel van het afvalmateriaal kan worden teruggewonnen voor hergebruik. De benodigde hoeveelheid water is verlaagd, om natuurlijke bronnen te sparen. Alle beschrijvingen, illustraties en specificaties in dit boekje zijn gebaseerd op de stand van zaken bij het ter perse gaan. Wij behouden ons het recht voor zonder voorafgaande kennisgeving onze producten te wijzigen. De afbeeldingen in dit boekje dienen slechts ter verduidelijking van de tekst en zijn niet bedoeld om een exacte weergave te geven van de onderdelen van uw auto.
Verder dient u er rekening mee te houden dat de door u gekochte auto niet over alle accessoires hoeft te beschikken die in dit boekje worden beschreven. Naast dit instructieboekje ontvangt u het boekje "Onderhoudsschema en garantie en aanwijzingen voor de eigenaar". Hoewel wij van mening zijn dat dit instructieboekje alle noodzakelijke aanwijzingen bevat voor het gebruik van de auto, dient u voor de juiste verzorging tevens het onderhoudsoverzicht te raadplegen.
09euEscalade.dut Page 3 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Gebruik van dit instructieboekje Wanneer onderhoud nodig is, vergeet dan niet dat uw dealer uw auto beter kent dan wie dan ook, terwijl hij alles in het werk zal stellen om u volledig tevreden te stellen. Uw dealer nodigt u uit om alle onderhouds- en reparatiewerkzaamheden door hem te laten verrichten, niet alleen tijdens, maar ook na de garantieperiode. Raadpleeg het Onderhouds- en Garantieboekje indien eventuele problemen niet tot uw volle tevredenheid mochten zijn opgelost. In dit boekje is aangegeven welke stappen u in zo'n geval kunt ondernemen.
HOUD UW AUTO ORIGINEEL DOOR BIJ VERVANGING UITSLUITEND GMONDERDELEN TE GEBRUIKEN. ALLEEN DAN KAN EEN OPTIMALE KWALITEIT EN LANGE LEVENSDUUR VAN UW AUTO WORDEN VERZEKERD. ORIGINELE ONDERDELEN VAN GENERAL MOTORS ZIJN TE HERKENNEN AAN DE VOLGENDE HANDELSMERKEN:
Gebruik dit instructieboekje om vertrouwd te raken met alle functies van uw nieuwe auto en de juiste bedieningswijze. Het boekje is bedoeld als een gids die u helpt om snel de verschillende functies van de auto te herkennen en te gebruiken. Om deze reden zijn in het instructieboekje de plaatsen van de speciale voorzieningen vermeld en niet de werking daarvan.
Hierin is ook zeer belangrijke informatie over veiligheid en onderhoud opgenomen terwijl ook problemen die tijdens het rijden kunnen optreden ter sprake komen. Dit instructieboekje is onderverdeeld in vijf hoofdstukken. • Hoofdstuk 1: Instrumenten en bedieningsorganen Om een idee te krijgen hoe de informatie in dit instructieboekje is onderverdeeld, moet u zich voorstellen dat u heeft plaatsgenomen in de bestuurdersstoel. Uw aandacht is dan allereerst gericht op het instrumentenpaneel recht voor u, dan wat hoger en naar buiten toe op de spiegels, ramen en portieren, vervolgens op de bagageruimte aan de achterzijde en tenslotte op de ruimte boven uw hoofd en het dak. De inhoud van dit instructieboek is zo georganiseerd dat het deze volgorde volgt. De meeste instrumenten en regelaars zijn ingebouwd in deze ruimten en worden eerst besproken in dit boekje, in hoofdstuk 1.
3 ...
09euEscalade.dut Page 4 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Gebruik van dit instructieboekje • Hoofdstuk 2: Zitplaatsen en inzittendenbeveiliging Richt vervolgens uw aandacht op het centrum van de auto: de zitplaatsen en de veiligheidsgordels. Informatie hierover en over het airbagsysteem van uw auto vindt u in hoofdstuk 2, waarin bovendien informatie is opgenomen over veiligheidssystemen voor kinderen.
...4
• Hoofdstuk 3: Starten en bedieningsvoorschriften Nadat u in hoofdstuk 1 en 2 vertrouwd bent geraakt met de werking van de instrumenten en bedieningsorganen en het gebruik van stoelen en gordelen airbagsystemen, worden in hoofdstuk 3 instructies gegeven over het starten en rijden met de auto. In dit hoofdstuk vindt u informatie over uw sleutels en de sloten met afstandsbediening (indien van toepassing), over het ontstekingssysteem, starten, transmissie, verdeelbak (indien van toepassing), parkeren, tractie, stuurinrichting, het remsysteem en de wielophanging. Verder wordt hier informatie gegeven over de maximale belading van de auto en over het rijden met een aanhanger.
• Hoofdstuk 4: Onderhoud en verzorging Het hoofdstuk Onderhoud en verzorging - bevat gegevens over de juiste brandstof - geeft aan waar diverse onderdelen in de motorruimte te vinden zijn - geeft basisinformatie over onderhoud en vloeistoffen voor belangrijke en gemakkelijk toegankelijke motorcomponenten (bijv. motorolie, koelvloeistof, transmissievloeistof, stuurbekrachtigingsvloeistof, remvloeistof, koelmiddel voor airconditioningsysteem, ruitensproeiervloeistof, accuvloeistof)
09euEscalade.dut Page 5 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Gebruik van dit instructieboekje - bevat informatie over bandenspanning en over het inspecteren, verwisselen en vervangen - geeft aan waar en welk type zekeringen en stroomonderbrekers in uw auto gemonteerd zijn - bevat instructies en specificaties over het vervangen van gloeilampen - geeft de specificaties en capaciteit/inhoud aan van belangrijke componenten
• Hoofdstuk 5: Werkzaamheden in noodgevallen In dit hoofdstuk is beschreven hoe u zou moeten handelen als er tijdens het rijden bepaalde problemen optreden. Het betreft: - Starten met een hulpaccu - Slepen van uw auto - Oververhitting van de motor - Lekke band verwisselen
Aan het begin van elk hoofdstuk vindt u een inhoudsopgave om het snel opzoeken te vergemakkelijken.
5 ...
09euEscalade.dut Page 6 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften DE AANDUIDINGEN WAARSCHUWING EN OPMERKING De WAARSCHUWINGEN en OPMERKINGEN in de tekst dienen om u te wijzen op toestanden die lichamelijk letsel of beschadiging van de auto tot gevolg kunnen hebben.
Veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING Betekent: Kan letsel veroorzaken.
Zitpositie
WAARSCHUWING OPMERKING Betekent: Kan beschadiging veroorzaken.
...6
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden. De stoel kan plotseling in beweging komen hetgeen gevaarlijke situaties tot gevolg kan hebben. Rijden met naar beneden gekantelde rugleuning kan gevaar opleveren. Ook al heeft u uw veiligheidsgordel goed sluitend omgedaan, dan nog kan de gordel geen volledige bescherming bieden wanneer de rugleuning te ver naar achteren is gekanteld.
Draag altijd uw veiligheidsgordel. Zorg dat deze altijd goed is afgesteld. Vervoer geen personen in de auto waar een veiligheidsgordel niet goed kan worden gedragen. Personen die geen veiligheidsgordel dragen kunnen tijdens een aanrijding ernstig gewond raken of zelfs om het leven komen. Wanneer onder dezelfde omstandigheden alle inzittenden een veiligheidsgordel dragen, dan kunnen verwondingen worden voorkomen. Draag tijdens het rijden altijd uw veiligheidsgordel en verzeker uzelf ervan dat uw passagiers dat ook doen.
09euEscalade.dut Page 7 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
WAARSCHUWING Het verkeerd dragen van een veiligheidsgordel kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel. Het heupgedeelte van de gordel moet laag en comfortabel op de heupen liggen, juist boven de dijen. Bij een botsing zullen stoten dan worden opgevangen door het sterke bekken en zult u minder gemakkelijk onder de heupgordel doorglijden. Als u wel onder de gordel door glijdt, moeten stoten worden opgevangen door de onderbuik. Daarbij kunt u ernstig en zelfs dodelijk letsel oplopen.
De veiligheidsgordels moeten nauwsluitend om het lichaam worden gedragen. Laat de schoudergordel niet onder uw arm doorlopen. Zorg dat de gordelriemen niet gedraaid zitten. Ernstig lichamelijk letsel is mogelijk als u uw gordel in het verkeerde gordelslot vastzet. Druk de slottong steeds vast in het meest nabije gordelslot.
WAARSCHUWING De schoudergordel moet over de schouder en diagonaal over de borst lopen. Deze lichaamsdelen zijn het beste in staat om grote krachten op te vangen.
WAARSCHUWING Een veiligheidsgordel mag steeds slechts door 1 persoon tegelijk worden gedragen. Sta niet toe dat twee kinderen van dezelfde gordel gebruik maken. Uit ongevallenstatistieken is gebleken dat kinderen meer veiligheid wordt geboden wanneer ze gebruikmaken van de veiligheidsvoorzieningen achterin het voertuig.
7 ...
09euEscalade.dut Page 8 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Airbags
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING Een zwangere vrouw dient altijd een heup-/schoudergordel te dragen (zgn. driepuntsgordel). Daarbij moet de heupgordel zo laag mogelijk over de heupen lopen.
...8
De veiligheidsgordels en het airbagsysteem zijn ontworpen om volwassenen de best mogelijke bescherming te bieden. Personen die met het airbagsysteem in aanraking komen of die zich te dicht bij een airbag bevinden die wordt opgeblazen, kunnen ernstige verwondingen oplopen met mogelijk dodelijke gevolgen.
WAARSCHUWING Zorg er voor dat indien kinderen die te klein zijn om van een gordel gebruik te maken, goed worden beveiligd met een veiligheidssysteem voor kinderen. De aanwezigheid van een airbag mag u er nooit toe verleiden om geen veiligheidsgordel te dragen, aangezien de airbags alleen effectief zijn in combinatie met veiligheidsgordels.
09euEscalade.dut Page 9 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Airbags bieden aanvullende bescherming bij het gebruik van veiligheidsgordels. Ook in een auto met airbags bestaat er grotere kans op letsel indien u bij een aanrijding geen veiligheidsgordel draagt. Wanneer u zich te dicht bevindt bij een airbag die wordt opgeblazen, kunt u ernstige verwondingen oplopen. Veiligheidsgordels houden u bij een aanrijding op uw plaats wanneer de airbag wordt opgeblazen. De bestuurder moet zo ver mogelijk naar achteren zitten maar toch de auto volledig onder controle hebben. Het gebied waarin een airbag zich vult, moet altijd worden vrijgehouden.
WAARSCHUWING Bij het opblazen van een airbag komt enig stof vrij dat in de lucht blijft hangen. Deze stof kan de ademhaling bemoeilijken bij mensen die last hebben van astma of van andere aandoeningen aan de luchtwegen. Om dit te voorkomen dient iedereen de auto te verlaten zodra dat veilig mogelijk is. Als uitstappen onmogelijk is, open dan een portier of een ruit.
Kinderen en kinderzitjes
WAARSCHUWING Houd in een rijdende auto nooit een baby in uw armen. Bij een botsing wordt de baby zo zwaar dat u niet in staat zult zijn deze vast te houden. Zo zal bijvoorbeeld een baby van 5,5 kg bij een botsing bij 40 km/u al een gewicht van 110 kg op uw armen uitoefenen. U zult dan vrijwel zeker niet in staat zijn de baby vast te houden. Zet een baby altijd vast in een babyzitje.
9 ...
09euEscalade.dut Page 10 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING Een naar achteren gericht kinderzitje op de voorstoel kan bij het opblazen van de passagiersairbag tegen de rugleuning worden gedrukt. Een kind in een dergelijk zitje kan daardoor ernstige verwondingen oplopen. Als het voertuig is uitgerust met een airbag voor de voorstoel, moet een naar achteren gericht kinderzitje altijd op de achterbank worden geplaatst.
. . . 10
WAARSCHUWING Kinderen die in een naar achteren gericht kinderzitje moeten worden vervoerd, kunnen niet veilig in een voertuig met airbag aan de passagierszijde zonder achterbank worden vervoerd. Wanneer u echter een voorwaarts geplaatst kinderzitje op de stoel voor de rechter passagier voorin vastzet, moet deze stoel zo ver mogelijk naar achteren worden geschoven.
Auto verlaten
WAARSCHUWING Stap niet uit terwijl de motor nog draait. Laat kinderen niet achter in een auto met de contactsleutel. Ze kunnen de elektrisch bediende ramen of andere bedieningen gebruiken en zelfs de auto in beweging brengen. Zo kan een kind zichzelf of anderen letsel toebrengen met mogelijk fatale gevolgen.
09euEscalade.dut Page 11 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Het is buitengewoon gevaarlijk om kinderen gedurende lange tijd in de auto achter te laten vooral bij warm weer. Neem de kinderen met u mee wanneer u de auto achterlaat.
Auto's met automatische transmissie
WAARSCHUWING Wanneer uw auto met een automatische transmissie is uitgerust, dienen de volgende voorzorgsmaatregelen te worden opgevolgd om goede en veilige werking te waarborgen. De auto kan dan niet plotseling in beweging komen en/of een ongeval veroorzaken.
• Zet bij het verlaten van de auto altijd de keuzehendel in P (parkeerstand) en gebruik tevens de parkeerrem. • Houd het rempedaal stevig ingedrukt en geef geen gas wanneer u vanuit P (parkeren) of N (neutraal) naar een van de rijstanden schakelt. • Schakel niet in D (vooruit) of R (achteruit) wanneer de motor sneller dan met stationair toerental draait. • Schakel niet in de stand P (parkeren) terwijl de auto nog in beweging is. Raadpleeg hoofdstuk 3 "Starten en bedieningsvoorschriften", voor meer informatie.
11 . . .
09euEscalade.dut Page 12 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING
Waarschuwingen m.b.t. het uitlaatsysteem
WAARSCHUWING • Brandbare voorwerpen kunnen in aanraking komen met hete delen van de uitlaat en ontbranden. Parkeer de auto niet op papier, droge bladeren, droog gras of andere voorwerpen die vlam kunnen vatten. • Uitlaatgassen kunnen dodelijk zijn. Zij bevatten koolmonoxide (CO), dat onzichtbaar en reukloos is. Inademing kan bewusteloosheid en de dood tot gevolg hebben.
. . . 12
• Laat de motor niet in een afgesloten ruimte, zoals een garage, draaien. Koolmonoxide (CO) kan het interieur binnenstromen. • Als de motor stationair draait terwijl de ramen gesloten zijn en de aanjager van de airconditioning (indien van toepassing) uitgeschakeld is, kunnen giftige uitlaatgassen in het interieur stromen.
WAARSCHUWING • Rijden met geopende achterruiten, kofferdeksel of achterdeuren kan ook bijzonder gevaarlijk zijn. Wanneer u toch met geopende of slecht sluitende achterramen, achterklep of achterdeuren moet rijden, sluit dan alle overige ramen en zet de aanjager in de hoogste stand, ingesteld op aanzuiging van buitenlucht. Op deze wijze zal buitenlucht de auto doorstromen. • Let erop dat achterramen, achterportieren of kofferdeksel gesloten zijn als u gaat rijden met een aanhanger.
09euEscalade.dut Page 13 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Indien u vermoedt dat uitlaatgassen het interieur binnendringen, open dan alle ramen, zet de airconditioning aan (indien van toepassing), ingesteld op aanzuiging van buitenlucht, en laat uw auto onmiddellijk repareren.
WAARSCHUWING • Uitlaatgassen kunnen ook het interieur binnenstromen indien: – de uitlaat vreemd of anders klinkt – uw auto aan de onderzijde roestig wordt – uw auto is beschadigd of slecht is onderhouden – de auto aan de onderzijde, met name de uitlaat, is geblokkeerd door sneeuw of vuil
Water en uw auto
WAARSCHUWING Na het wassen van de auto of het rijden door plassen kunnen de remmen tijdelijk minder goed werken. Houdt u het rempedaal licht ingedrukt tot de remmen weer normaal functioneren. Rijdt u niet door poelen of diepe plassen. Als er water in een luchtinlaat komt, kan dat de motor ernstig beschadigen. Als u door een plas moet rijden, doe dit dan voorzichtig zodat het water niet tegen de bodemplaat en het schutbord kan spatten.
13 . . .
09euEscalade.dut Page 14 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Stromend water of water dat in heftige beweging is, heeft grote kracht. Indien u tracht om door stromend water te rijden, zoals een doorwaadplaats bij laag water, dan kan uw auto worden meegesleurd. Zelfs 15 cm stromend water kan een kleine auto meesleuren. In dergelijke gevallen kunnen de inzittenden verdrinken. Let op waarschuwingsborden van de politie en neem in andere gevallen de grootst mogelijke zorg in acht tijdens het rijden door stromend water.
. . . 14
Rijden op hellingen
WAARSCHUWING Als u op een helling moet stoppen, probeer dan nooit om de auto met het gaspedaal op zijn plaats te houden. Door deze handelwijze kan schade aan de transmissie ontstaan. Gebruik de remmen om de auto op zijn plaats te houden. Schakel bij het afdalen van een steile helling terug naar een lagere versnelling om de auto op de motor te laten afremmen. Rijdt u nooit heuvelafwaarts met de transmissie in neutraal of met uitgeschakeld contact. De remmen kunnen dan oververhit raken en een ongeval is dan niet denkbeeldig.
Voertuig beladen
WAARSCHUWING Belaadt de auto niet zwaarder dan is aangegeven bij Gross Vehicle Weight Rating (Maximaal Toelaatbaar Totaalgewicht) of bij Gross Axle Weight Rating (Maximaal Toelaatbare Asbelasting). Door te zware belasting kan breuk optreden in sommige onderdelen en wordt slechte invloed uitgeoefend op de wegligging. Door te zwaar te beladen kunt u de macht over het stuur verliezen, met mogelijk letsel tot gevolg. Ook kan de levensduur van de auto worden bekort.
09euEscalade.dut Page 15 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Brandstof en andere ontvlambare stoffen
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING Bij een noodstop, een botsing of een plotselinge ruk aan het stuur kunnen losse voorwerpen in het interieur in beweging komen en zo inzittenden letsel toebrengen. Berg losse voorwerpen op in de bagageruimte en verdeel het gewicht gelijkmatig. Stapel bagage nooit op tot boven de rugleuningen. Laat geen kinderzitjes los in de auto zitten. Tracht losse voorwerpen in de auto vast te zetten.
Zet de motor af voordat u brandstof tankt. Draai bij het openen de tankvuldop eerst gedeeltelijk los om de druk in de tank te laten ontsnappen en verwijder daarna de dop. Vul nooit een jerrycan met benzine terwijl deze zich in uw auto bevindt. Benzine mag alleen worden afgetapt in goedgekeurde vaten. Rook niet tijdens het tanken van benzine. Vervoer geen ontvlambare stoffen, zoals benzine, in de auto.
WAARSCHUWING Plaats geen papier of ander brandbaar materiaal in de asbak, om te voorkomen dat dit door een sigaret vlam vat. Vul de tank slechts tot het vulpistool van de brandstofpomp automatisch afsluit, waardoor er ruimte overblijft voor het uitzetten van de brandstof in de brandstoftank (veroorzaakt door warmte van de motor).
15 . . .
09euEscalade.dut Page 16 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Accu's
WAARSCHUWING Een accu kan letsel toebrengen. Accu's bevatten bijtende vloeistoffen en elektriciteit die brandwonden kunnen veroorzaken en gassen die kunnen exploderen of vlamvatten. Wees voorzichtig en volg alle van toepassing zijnde instructies nauwgezet op als u nabij een accu werkt. Zorg er voor dat geen accuzuur met de huid in aanraking kan komen. Mocht u accuzuur in uw ogen of op uw huid krijgen, spoel de plek dan met water en consulteer onmiddellijk een arts. Gebruik nabij een accu nooit lucifers of open vuur. Gebruik een zaklantaarn als u moet bijlichten.
. . . 16
WAARSCHUWING Nieuwe GM-auto's zijn altijd voorzien van een onderhoudsvrije AC Delco® accu. Wanneer echter toch een ander type accu met celdoppen gemonteerd is, controleer dan of de cellen voldoende vloeistof bevatten. Vul bij met gedistilleerd water als het niveau laag staat, zodat geen explosieve gassen aanwezig kunnen zijn.
Slepen van uw auto
WAARSCHUWING Let op het onderstaande om uzelf en anderen zoveel mogelijk te beschermen tegen verwondingen en letsel: • Laat niemand rijden in een auto die wordt gesleept. • Rijdt u niet sneller dan veilig is en overschrijdt de snelheidsbeperkingen niet. • Zet alle losse en beschadigde onderdelen stevig vast. • Werk nooit onder een auto die omhoog is gebracht. • Gebruik steeds afzonderlijke veiligheidskettingen aan elke kant van de auto.
09euEscalade.dut Page 17 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Wees voorzichtig in de buurt van de elektrische ventilator. De ventilator kan plotseling in werking treden, ook als de motor is afgezet. Koelsysteem Motorruimte
WAARSCHUWING Stoom van een oververhitte motor kan ernstige brandwonden veroorzaken. Blijf bij de motor vandaan wanneer u stoom hoort of ziet ontsnappen. Wees voorzichtig als u in of nabij de motorruimte bezig bent. Sommige motoronderdelen worden zeer heet en kunnen brandwonden veroorzaken.
WAARSCHUWING Laat de motor niet lopen indien er lekkage is. Als alle koelvloeistof naar buiten lekt dan kan motorbrand ontstaan en kan u brandwonden oplopen. Het kan gevaar opleveren indien alleen water of andere vloeistof dan de aanbevolen koelvloeistof wordt toegevoegd. De motor kan oververhit raken, maar de waarschuwingslamp gaat niet branden. De motor kan in brand vliegen en u of anderen verwonden.
WAARSCHUWING Onder sommige omstandigheden is ethyleenglycol in koelvloeistof ontvlambaar. Voorkom brandwonden en zorg dat nooit koelvloeistof wordt gemorst op het uitlaatsysteem of op hete motoronderdelen. Als u twijfelt, laat het bijvullen dan uitvoeren door een vakkundig automecanicien.
17 . . .
09euEscalade.dut Page 18 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Lekke band verwisselen
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING Stoom en hete vloeistof kunnen uit een heet koelsysteem naar buiten spuiten en ernstige brandwonden veroorzaken. Draai de dop niet los wanneer de motor en het koelsysteem heet zijn.
. . . 18
Het verwisselen van een wiel is niet zonder gevaar. De auto kan van de krik glijden en zo uzelf of andere mensen verwonden. Het is gevaarlijk onder de auto te werken wanneer deze is opgekrikt. U kunt zwaar gewond raken of zelfs omkomen, wanneer de auto van de krik valt. Werk nooit onder een auto die alleen wordt ondersteund door een krik.
WAARSCHUWING Wanneer er roest of vuil zit op het wiel of op die delen van de auto waarmee het wiel in aanraking komt, kan dat tot gevolg hebben dat de wielbouten na verloop van tijd loslopen. Hierdoor kan het wiel geheel loskomen en een ongeval veroorzaken. Wanneer u een wiel verwisselt, maak dan de plaatsen schoon waar het wiel met de auto in aanraking komt. In noodgevallen kunt u daarvoor een doek of een stuk papier gebruiken. Zorg er echter voor dat u later, als dat nodig is, met behulp van een schraper of een staalborstel de contactvlakken goed reinigt.
09euEscalade.dut Page 19 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Problemen met componenten van de auto
OPMERKING
WAARSCHUWING Doorrijden met een brandende waarschuwingslamp van het remsysteem kan een ongeval tot gevolg hebben. Laat het remsysteem onmiddellijk controleren zodra de waarschuwingslamp van het remsysteem blijft branden. Blijf niet doorrijden met een te laag oliepeil. De motor kan te heet worden en in brand vliegen. U en anderen kunnen hierdoor ernstig gewond raken. Controleer zo spoedig mogelijk het oliepeil en laat een onderhoudsbeurt uitvoeren.
WAARSCHUWING Wanneer tijdens het rijden een waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden, dient u de auto onmiddellijk op een veilige plaats te parkeren waarna de aanwijzingen in dit boekje moeten worden opgevolgd. Als de motor tijdens het rijden afslaat, werken de systemen voor stuurbekrachtiging en rembekrachtiging niet langer naar behoren. Er is dan aanzienlijk meer kracht vereist om te sturen en te remmen. Probeer de auto op een veilige plek langs de weg neer te zetten voordat hij uit zichzelf tot stilstand komt.
Aanvullende elektronische apparatuur, zoals een autotelefoon, zend-/ontvanginstallaties of navigatiesystemen kunnen negatieve invloed uitoefenen op de werking van de motor, de radio of de overige elektrische apparatuur en zelfs beschadiging veroorzaken. Alvorens extra apparatuur te installeren is het raadzaam contact op te nemen met een erkende GM-dealer.
19 . . .
09euEscalade.dut Page 20 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Belangrijke veiligheidsvoorschriften Aanvullende waarschuwingen
WAARSCHUWING Rijden onder invloed is zeer gevaarlijk. Ook een geringe hoeveelheid alcohol heeft al een nadelige invloed op uw reflexen, aandachtsniveau en beoordelingsvermogen. Rijden nadat u alcohol heeft gedronken kan een ernstig of zelfs dodelijk ongeval tot gevolg hebben. Rjijdt nooit als u alcohol gedronken heeft en rijdt ook nooit mee met iemand die gedronken heeft. Ga naar huis met een taxi of vraag of u kunt meerijden met iemand die niet drinkt.
. . . 20
WAARSCHUWING Uit medisch research is gebleken dat alcohol in het lichaam van een persoon verwondingen tijdens een ongeval ernstiger kunnen maken. Dat is met name het geval met letsel aan de hersenen, ruggenmerg of hart. Dit betekent dat wanneer een persoon die alcohol heeft gedronken - hetzij een bestuurder of passagier - een aanrijding krijgt, deze persoon meer kans heeft om gedood of permanent invalide te worden dan iemand die geen alcohol heeft gedronken.
WAARSCHUWING Rijden met niet behoorlijk afgesloten portieren is gevaarlijk. Controleer of alle portieren en de bagageruimte zijn afgesloten voordat u gaat rijden. Zet de cruise control-schakelaar af wanneer de cruise control niet wordt gebruikt.
09euEscalade.dut Page 21 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
–
Hoofdstuk 1 - Instrumenten en bedieningsorganen
1 Instrumenten en bedieningsorganen op het dashboard .....................................................24 Instrumentengroep ..............................................26 Waarschuwingslampen.......................................28 Informatiecentrum voor de bestuurder ................39 Toetsen van het informatiecentrum voor de bestuurder....................................................40 Menu Reis-/brandstofinformatie.........................42 Menu Voertuiginformatie ...................................45 Bijzondere eigenschappen..................................49 Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder............................................65 Analoge klok ........................................................78 Stabilitrak®-systeem.............................................80 Stabilitrak-tractieregelsysteem .................................82 Aansluitpunten voor elektrische accessoires ......84 Verlichting.............................................................86 Verlichting hoofdschakelaar .................................86 Automatisch koplampsysteem............................87 Dimmer voor de instrumentenverlichting ..........89 Mistlampen voor ................................................89 Mistachterlichten................................................90 Interieurverlichting .............................................90 In- en uitstapverlichting......................................91 Leeslampen ........................................................91 Bescherming tegen ontlading van accu .............91
Schakelaarpaneel in de instrumentengroep...... 91 Verwarmings- en airconditioningsysteem ......... 92 Automatisch klimaatregelsysteem met twee zones ......................................................... 92 Airconditioning/verwarming, achter, automatisch ..................................................... 100 Tips voor het gebruik ........................................ 102 Luchtroosters ..................................................... 103 Achterruitverwarming ....................................... 103 Geluidsinstallatie en klok .................................. 104 Audiosysteem voor inzittenden achterin ........... 106 Bedieningstoetsen voor het audiosysteem op het stuurwiel ............................................... 108 Beveiliging tegen diefstal ................................... 109 Antenne ............................................................. 110 Navigatiesysteem .............................................. 110 Bedieningsorganen op stuurwiel/stuurkolom. 111 Stuurkolomschakelaar...................................... 111 Schakelaar elektrisch instelbare stuurkolom ..... 112 Verwarmd stuurwiel ........................................ 113 Toetsen cruise control...................................... 113 Claxon ............................................................. 113 Bedieningstoetsen voor het audiosysteem op het stuurwiel................................................... 113 Contactslot ...................................................... 113 Schakelhendel.................................................. 114 Waarschuwingsknipperlichten..............................114
21 . . .
09euEscalade.dut Page 22 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 - Instrumenten en bedieningsorganen Stuurkolomschakelaar........................................115 Richtingaanwijzers............................................115 Grootlicht-/dimlichtschakelaar..........................116 Ruitenwissers ....................................................116 Ruitenwisser/ruitensproeier, achter...................120 Cruise control .....................................................121 Spiegels ...............................................................125 Buitenspiegels...................................................125 Automatisch dimmende binnenspiegel............128 Make-up spiegels..............................................128 Ramen .................................................................129 Elektrisch bediende portierramen.....................130 Portieren .............................................................134 Handbediende portiersloten.............................134 Elektrisch bediende portiersloten......................135 Kinderveiligheidssloten op de achterportieren .137 Elektrisch bedienbare treeplanken ...................138 Bagageruimte achterin ......................................138 Achterklep/achterruit........................................139 Elektrisch bediende achterklep .........................141 Achterste bergruimte........................................145 Krik en reservewiel verwijderen ........................145
. . . 22
Hoofdruimte en dak .......................................... 145 Zonnekleppen ................................................. 145 Zonnedak ....................................................... 146 Bagagerek........................................................ 149 Bergvakken......................................................... 151 Middenconsole .................................................. 151 Armleuning van de achterbank ......................... 151 Handschoenenkastje ......................................... 151 Bekerhouders .................................................... 152 Verwarmde en gekoelde bekerhouders (waar aanwezig) ............................................. 152 Achterste bergruimte ........................................ 153 Bagagerek ......................................................... 153 Asbak en aansteker............................................ 153 Accessoirevoeding ............................................. 154 Bescherming tegen leeglopen accu ................. 154 Ultrasoon hulpsysteem voor achteruitparkeren............................................. 155 Problemen met het parkeerhulpsysteem ......... 158 Beheer elektrisch vermogen ............................. 159 Geheugen........................................................... 160
09euEscalade.dut Page 23 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 1 2
3
4 3
2
80
4
60
RPM x 1000
5
1 0
P R N D M
6
40
5
6 1 7
8
9
1
10
1
100 120 140 km/h 160 MPH
180
20
200
0
220
ABS
– RES
SET
AUTO
AUX
11 12 13
14 15
16
17
18
19 23 . . .
09euEscalade.dut Page 24 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen ■ INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN OP HET DASHBOARD 1. Luchtroosters 2. Stuurkolomschakelaar 3. Instrumentengroep 4. Waarschuwingsknipperlichten 5. Schakelhendel 6. Toets sleep-/trekfunctie 7. Toetsen van het informatiecentrum voor de bestuurder 8. Analoge klok
. . . 24
9. Navigatiegeluidsinstallatie 10. Toets Stabilitrak®; Schakelaar uitschakelen ultrasoon parkeerhulpsysteem 11. Schakelaar elektrisch instelbare stuurkolom 12. Schakelaars koplampen 13. Uitschakelknop interieurverlichting 14. Toetsen cruise control 15. Claxon 16. Bedieningstoetsen voor het audiosysteem op het stuurwiel
17. Automatisch klimaatregelsysteem met twee zones 18. Schakelaarpaneel in de instrumentengroep Deze schakelaargroep heeft de volgende bedieningsorganen: - Bediening verstelbare gas- en rempedalen - Knop ruitensproeier verwarmde voorruit - Bediening elektrisch bedienbare treeplanken (indien van toepassing) 19. Handschoenenkastje
09euEscalade.dut Page 25 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
7
2
3
1
6
2
5
–
3 2
80
4
60
RPM x 1000
5
1 0
P R N D M
6
40
100 120 140 km/h 160 MPH
180
20
200
0
220
ABS
4
8
25 . . .
09euEscalade.dut Page 26 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen INSTRUMENTENGROEP De afgebeelde instrumentengroep dient slechts als voorbeeld. Afhankelijk van de door u gekozen opties kan de instrumentengroep in uw auto hiervan afwijken. De instrumentengroep is zodanig ontworpen dat u snel kunt zien of alle systemen in uw auto goed functioneren. Voor informatie over de verschillende waarschuwingslampen die zich binnen de instrumentengroep of op andere plaatsen in uw auto bevinden, zie "Waarschuwingslampen" verderop in dit hoofdstuk.
. . . 26
In uw auto is een informatiecentrum voor de bestuurder aanwezig dat samenwerkt met de waarschuwingslampen en meetinstrumenten. Zie "Informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk. 1. Controlelamp grootlicht Dit lampje gaat branden wanneer het grootlicht ingeschakeld is. 2. Controlelampen richtingaanwijzers Bij inschakeling van de richtingaanwijzers zal een pijl gaan knipperen in de richting van de voorgenomen richtingsverandering of rijbaanwisseling.
3. Koelvloeistoftemperatuurmeter De meter voor de motorkoelvloeistof geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan. Wanneer de naald het gearceerde waarschuwingsgebied van de meter bereikt, wordt de motor te heet! Indien het koelsysteem oververhit is geraakt, zet dan onmiddellijk de motor af. Raadpleeg hoofdstuk 4 en 5 voor meer informatie over het koelsysteem van uw auto.
09euEscalade.dut Page 27 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 4. Kilometerteller/Dagteller De kilometerteller geeft aan hoeveel kilometer uw auto in totaal heeft gereden. De dagteller geeft aan hoeveel kilometer de auto heeft afgelegd sinds de teller voor het laatst op nul werd gezet. U kunt de dagteller op nul zetten door de dagteller op het display te laten weergeven en dan op de instel-/resettoets van het informatiecentrum voor de bestuurder te drukken. Wanneer u de dagteller wilt zien terwijl het contact is uitgeschakeld, drukt u op de toets voor reis-/brandstofinformatie. Raadpleeg het volgende onder "Toetsen van het informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: - Toets Reis-/brandstofinformatie
5. Snelheidsmeter De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de auto weer. De waarde wordt aangegeven in metrische eenheden van KM/ H (kilometers per uur) of in Engelse eenheden van MPH (mijl per uur). U kunt het informatiecentrum voor de bestuurder gebruiken om de temperatuursaanduiding om te zetten in Engelse of metrische eenheden. Raadpleeg "Menu Voertuiginformatie" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
–
6. Brandstofmeter De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof in de tank aanwezig is. De brandstofmeter werkt uitsluitend als het contact is ingeschakeld. Zodra de meter de stand "leeg" bereikt, is er nog een geringe hoeveelheid brandstof in de tank, maar u moet wel zo snel mogelijk tanken. De pijl op de meter geeft de zijde van het voertuig aan waar de brandstofvulklep zich bevindt.
27 . . .
09euEscalade.dut Page 28 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen 7. Toerenteller De toerenteller geeft het aantal toeren weer in duizend omwentelingen per minuut (omw/ min). 8. Display van het informatiecentrum voor de bestuurder Zie voor meer informatie "Informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk.
. . . 28
Waarschuwingslampen Uw auto is voorzien van een aantal waarschuwingslampen. De waarschuwingslampen gaan branden wanneer er in een of meer systemen zich een storing voordoet of de kans daartoe bestaat. Sommige waarschuwingslampen branden kort na het aanzetten van het contact om aan te geven dat de gloeilampen goed functioneren. In uw auto is een informatiecentrum voor de bestuurder aanwezig dat samenwerkt met de waarschuwingslampen en meetinstrumenten. Zie "Informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk.
Waarschuwingslamp oliedruk Deze lamp gaat even branden zodra u de motor start om aan te tonen dat hij goed werkt. Als de lamp niet gaat branden, dient u dit spoedig te laten herstellen, zodat het gereed is om u te waarschuwen indien er zich een probleem voordoet.
09euEscalade.dut Page 29 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Indien er een probleem is met de smeerolie, zal deze lamp blijven branden nadat u de motor start, maar het is ook mogelijk dat de lamp tijdens het rijden plotseling aangaat. Dit duidt er op dat de olie niet snel genoeg door de motor circuleert om voor voldoende smering te zorgen. Het oliepeil kan te laag zijn of er kan zich een ander probleem in het smeersysteem hebben voorgedaan. Laat onmiddellijk een onderhoudsbeurt uitvoeren.
WAARSCHUWING Blijf niet doorrijden met een te laag oliepeil. De motor kan te heet worden en in brand vliegen. U en anderen kunnen hierdoor ernstig gewond raken. Controleer zo spoedig mogelijk het oliepeil en laat een onderhoudsbeurt uitvoeren.
OPMERKING Schade aan de motor die is ontstaan door het negeren van de waarschuwingslamp kan kostbare reparaties tot gevolg hebben die niet onder de garantie vallen. –
Raadpleeg "Motorolie" in hoofdstuk 4 voor aanvullende informatie.
Laadstroomcontrolelamp Om aan te geven dat de gloeilamp goed functioneert, brandt deze lamp wanneer het contact aanstaat, maar de motor niet draait. Als de lamp niet gaat branden, dient u dit spoedig te laten herstellen, zodat het gereed is om u te waarschuwen indien er zich een probleem voordoet. Indien de lamp blijft branden, of tijdens het rijden gaat branden, kan dit duiden op een storing in het systeem.
29 . . .
09euEscalade.dut Page 30 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Laat het systeem zo spoedig mogelijk controleren. Als u blijft doorrijden terwijl deze lamp brandt, kan de accu worden ontladen. Als er een probleem is met het laadsysteem van de accu, wordt er een bericht weergegeven. Raadpleeg "Informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk. Wanneer u een korte afstand moet rijden terwijl de lamp brandt, schakel dan alle accessoires uit, zoals de radio en de airconditioning.
. . . 30
Controlelamp remsysteem Uw auto is voorzien van een gescheiden remsysteem. Indien een van beide systemen uitvalt, kunt u de auto met behulp van het andere systeem veilig tot stilstand brengen. Deze lamp gaat even branden zodra u de motor start om aan te tonen dat hij goed werkt. Als de lamp niet gaat branden, dient u dit spoedig te laten herstellen, zodat het gereed is om u te waarschuwen indien er zich een probleem voordoet.
Dit lampje gaat branden wanneer het vloeistofpeil in het reservoir laag is of wanneer er een ander probleem met de remmen is. Een akoestisch signaal waarschuwt u als dit waarschuwingslampje gaat branden. Zie "Remvloeistof" in hoofdstuk 4. Als de lamp gaat branden en het gonggeluid weerklinkt terwijl u rijdt, stop dan op een veilige plek langs de weg. Het kan nodig zijn grotere druk uit te oefenen op het rempedaal en het pedaal kan zich verder omlaag bewegen. Het kan meer tijd in beslag nemen om het voertuig tot stilstand te brengen. Laat, wanneer de lamp blijft branden, de auto naar de dichtstbijzijnde GM-dealer slepen. Het remsysteem moet onmiddellijk worden gecontroleerd.
09euEscalade.dut Page 31 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Deze lamp gaat ook branden wanneer u de parkeerrem inschakelt terwijl het contact is ingeschakeld. Wanneer u begint te rijden terwijl de handrem nog niet is uitgeschakeld, begint het waarschuwingslampje van het remsysteem te knipperen en hoort u een geluidssignaal om u te waarschuwen. Als de lamp blijft branden na het vrijzetten van de parkeerrem, duidt dit op een storing in het remsysteem. Laat het systeem zo spoedig mogelijk controleren. Indien de lamp niet gaat branden nadat de parkeerrem is ingeschakeld, moet u uw auto voor onderhoud naar de dealer brengen.
WAARSCHUWING Doorrijden met een brandende waarschuwingslamp van het remsysteem kan een ongeval tot gevolg hebben. Laat het remsysteem onmiddellijk controleren zodra de waarschuwingslamp van het remsysteem blijft branden. Laat het voertuig voor reparatie wegslepen. Als het waarschuwingslampje van het remsysteem en het controlelampje van het ABS-systeem allebei branden en u tien seconden lang een geluidssignaal hoort, dan kan er een probleem zijn met de dynamische remkrachtverdeling. Zie "Dynamische remkrachtverdeling" onder "Remmen" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
ABS –
Controlelamp ABS Deze lamp gaat even branden zodra u de motor start om aan te tonen dat hij goed werkt. Als de lamp niet gaat branden, dient u dit spoedig te laten herstellen, zodat het gereed is om u te waarschuwen indien er zich een probleem voordoet. Indien de lamp blijft branden, of tijdens het rijden gaat branden, kan dit duiden op een storing in het systeem. Tevens kan in het display van het informatiecentrum kan een bericht verschijnen.
31 . . .
09euEscalade.dut Page 32 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Raadpleeg voor meer informatie "Informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk. Breng, zodra dit veilig kan, het voertuig tot stilstand en zet het contact af. Start de motor opnieuw om het waarschuwingssysteem weer in werking te stellen. Laat een onderhoudsbeurt uitvoeren wanneer de lamp blijft branden of tijdens het rijden gaat branden. Tot de reparatie voltooid is, kunnen de remmen nog wel worden gebruikt, maar zonder ABS-functie.
WAARSCHUWING Doorrijden terwijl een controlelamp van het remsysteem brandt, kan ongevallen tot gevolg hebben. Laat de remmen onmiddellijk controleren zodra een van deze waarschuwingslampen blijft branden.
. . . 32
Indien de normale controlelamp van het remsysteem ook brandt, werkt het antiblokkeersysteem niet en is er sprake van een storing in het remsysteem. Parkeer de auto voorzichtig aan de kant van de weg. Laat het voertuig voor reparatie wegslepen. Raadpleeg de rubriek "Controlelamp remsysteem" eerder in dit hoofdstuk. Als het waarschuwingslampje van het remsysteem en het controlelampje van het ABS-systeem allebei branden en u tien seconden lang een geluidssignaal hoort, dan kan er een probleem zijn met de dynamische remkrachtverdeling. Zie "Dynamische remkrachtverdeling" onder "Remmen" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
Controlelamp voor voertuigstoring Deze lamp bewaakt de brandstof-, ontstekings- en emissieregelsystemen. Om aan te geven dat de gloeilamp goed functioneert, brandt deze lamp wanneer het contact aanstaat, maar de motor niet draait. Als de lamp niet gaat branden, dient u dit spoedig te laten herstellen, zodat het gereed is om u te waarschuwen indien er zich een probleem voordoet.
09euEscalade.dut Page 33 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Indien de lamp blijft branden, of tijdens het rijden gaat branden, kan dit duiden op een storing in het systeem. Laat het systeem zo spoedig mogelijk controleren. Wanneer na een tankstop de lamp blijft branden, kunt u de storing misschien verhelpen door te controleren of de tankdop correct is aangebracht.
OPMERKING Als u blijft doorrijden terwijl dit lampje brandt, zal na verloop van tijd mogelijk de emissieregeling minder goed functioneren, de motor kan meer brandstof gaan verbruiken en zal wellicht minder soepel functioneren. Uiteindelijk kunnen kostbare reparaties nodig zijn die niet door de garantie worden gedekt.
OPMERKING (vervolg) Modificaties aan de motor, de versnellingsbak, het uitlaat-, luchtinlaat- of brandstofsysteem van uw auto of de vervanging van de oorspronkelijke banden door banden die niet voldoen aan dezelfde bandenspecificaties, kunnen van invloed zijn op het emissiesysteem voor uitlaatgassen en zorgen er mogelijk voor dat dit lampje gaat branden. Modificaties aan deze systemen kunnen leiden tot dure reparaties die niet onder de garantie vallen. Zie "Accessoires en aanpassingen" voor meer informatie.
Uw voertuig kan alleen voldoen aan de voorschriften voor de emissieregelapparatuur als het storingslampje goed werkt. • Wanneer de motor draait, moet het lampje uit zijn. • Wanneer het contact is ingeschakeld en de motor uit, moet het lampje branden.
33 . . .
–
09euEscalade.dut Page 34 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Indien de accu van uw auto kortgeleden is vervangen, of als de accu ontladen is, kan het boorddiagnosesysteem vaststellen dat het emissiesysteem van de auto niet gereed is om te worden geïnspecteerd. Het kan nodig zijn een aantal dagen normaal te rijden om het diagnosesysteem voldoende gegevens te verstrekken voor de inspectie. Nadat enige dagen is gereden met de auto (met geheel geladen accu) voordat de inspectie plaatsvindt, maar de auto nog steeds niet gecontroleerd kan worden omdat het boorddiagnosesysteem niet gereed is, neem dan contact op met uw dealer of met een goedgekeurd servicecentrum om de auto klaar te maken voor de inspectie.
. . . 34
Controlelampje Stabilitrak® Deze lamp gaat even branden zodra u de motor start om aan te tonen dat hij goed werkt. Als de lamp niet gaat branden, dient u dit spoedig te laten herstellen, zodat het gereed is om u te waarschuwen indien er zich een probleem voordoet. Wanneer het Stabilitrak-systeem wordt geactiveerd, gaat het controlelampje voor Stabilitrak knipperen.
Na de gloeilampcontrole begint dit lampje te branden om aan te geven dat het systeem is uitgeschakeld. Wanneer het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden terwijl u Stabilitrak niet heeft uitgeschakeld, kan dit duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met uw dealer voor onderhoud. Wanneer deze waarschuwingslamp brandt, zal het doorslippen van de wielen niet door het tractieregelsysteem worden beperkt. Pas uw rijstijl aan. Zie voor meer informatie "Stabilitrak-systeem" verderop in dit hoofdstuk.
09euEscalade.dut Page 35 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
–
Waarschuwingslamp voor niet dragen veiligheidsgordel Zie voor meer informatie onder "Veiligheidsgordels" in hoofdstuk 2.
Waarschuwingslampje voor veiligheidsgordel passagier Het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel van de passagier bevindt zich in de dakconsole. Zie voor meer informatie onder "Veiligheidsgordels" in hoofdstuk 2.
Controlelamp airbag Deze lamp gaat branden zodra u de motor start en kan enkele seconden blijven knipperen. Als de lamp niet gaat branden, dient u dit spoedig te laten herstellen, zodat het gereed is om u te waarschuwen indien er zich een probleem voordoet. Indien de lamp blijft branden, of tijdens het rijden gaat branden, kan dit duiden op een storing in het systeem. Tevens kan in het display van het informatiecentrum kan een bericht verschijnen.
35 . . .
09euEscalade.dut Page 36 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Raadpleeg voor meer informatie "Informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk. Laat de auto onmiddellijk repareren. Raadpleeg hoofdstuk 2 voor meer informatie omtrent de werking van de controlelamp van de airbag.
. . . 36
WAARSCHUWING Indien de airbaglamp blijft branden, of tijdens het rijden gaat branden, kan dit duiden op een storing in het systeem. De airbags kunnen niet in werking komen tijdens een aanrijding of kunnen in werking komen wanneer geen aanrijding heeft plaatsgevonden. Om u en anderen te beschermen tegen letsel is het nodig om het defect onmiddellijk te laten verhelpen.
Aan/uit-indicator airbag aan passagierszijde Het controlelampje bevindt zich in de dakconsole. Zie "Passagiersdetectiesysteem" in hoofdstuk 2.
09euEscalade.dut Page 37 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
–
Controlelamp alarmsysteem Deze lamp gaat even branden zodra u de motor start om aan te tonen dat hij goed werkt. Als de lamp niet gaat branden, dient u dit spoedig te laten herstellen, zodat het gereed is om u te waarschuwen indien er zich een probleem voordoet. Zie "Elektronisch immobilisatiesysteem PASS-Key® III Plus" in hoofdstuk 3 voor informatie over het PASS-Key®-systeem. Zie ook "Antidiefstalsysteem" in hoofdstuk 3 voor meer informatie over dit lampje.
Controlelamp cruise control Deze lamp begint te branden wanneer de cruise control is ingeschakeld. Zie onder "Cruise control" verderop in dit hoofdstuk voor aanvullende informatie.
Controlelampje sleep-/trekfunctie Dit lampje gaat branden wanneer sleep-/trekfunctie gekozen is. Zie onder "Sleep-/trekfunctie" in de rubriek "Het rijden met een aanhanger" in hoofdstuk 3.
37 . . .
09euEscalade.dut Page 38 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
Waarschuwingssignaal ingeschakelde verlichting Deze lamp begint te branden wanneer de parkeerlichten zijn ingeschakeld. Zie voor meer informatie "Verlichting" verderop in dit hoofdstuk.
. . . 38
Mistlampcontrolelamp Deze lamp zal branden wanneer de mistlampen zijn ingeschakeld. Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Mistlampen" in dit hoofdstuk.
Controlelamp mistachterlicht Deze lamp zal branden wanneer de mistachterlichten zijn ingeschakeld. Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Mistachterlichten" in dit hoofdstuk.
09euEscalade.dut Page 39 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
INFORMATIECENTRUM VOOR DE BESTUURDER Het informatiecentrum voor de bestuurder geeft aan in welke staat de diverse systemen van uw voertuig verkeren. Het display bevindt zich aan de onderzijde van het instrumentenpaneel. De regeltoetsen bevinden zich op het instrumentenpaneel rechts van de stuurkolom. Raadpleeg voor meer informatie "Toetsen van het informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk.
Het informatiecentrum voor de bestuurder kan ook worden gebruikt voor het programmeren van diverse functies die op uw voertuig beschikbaar kunnen zijn. Zie onder "Bijzondere eigenschappen" verderop in dit hoofdstuk. Wanneer het contact wordt ingeschakeld, gaat het informatiecentrum voor de bestuurder aan. Na een korte vertraging roept het informatiecentrum voor de bestuurder de modus op die het laatst werd weergegeven voordat de motor werd uitgeschakeld. Indien het systeem een storing waarneemt, verschijnt een melding op het display. Raadpleeg voor meer informatie "Informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk.
Wanneer uw voertuig met deze functies is uitgerust, worden het kompas en de buitentemperatuur op het display weergegeven als het contact is ingeschakeld en het menu voor reis-/ brandstofinformatie actief is. –
39 . . .
09euEscalade.dut Page 40 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
Toetsen van het informatiecentrum voor de bestuurder De regeltoetsen bevinden zich op het instrumentenpaneel rechts van de stuurkolom. TOETS REIS-/BRANDSTOFINFORMATIE Wanneer u deze toets herhaaldelijk indrukt, kunt u door de volgende displays te bladeren: • Kilometerteller • Trajectkilometerteller
. . . 40
• Brandstofbereik • Gemiddeld brandstofverbruik • Verbruikte brandstof • Timer • Temperatuur transmissievloeistof • Gemiddelde snelheid Dit menu eindigt met een blanco pagina. Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Menu Reis-/brandstofinformatie
VOERTUIGINFORMATIETOETS Wanneer u deze toets herhaaldelijk indrukt, kunt u door de volgende displays te bladeren: • Levensduur motorolie • Engelse/metrische eenheden selecteren • Accuspanning • Oliedruk • De afstandsbediening aanpassen
09euEscalade.dut Page 41 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • Instellingen kompasafwijkingszone (waar aanwezig) • Kompaskalibratie (waar aanwezig) Dit menu eindigt met een blanco pagina. Raadpleeg "Menu Voertuiginformatie" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
–
AANPASSINGSTOETS Druk herhaaldelijk op de toets om door de lijst te bladeren met instelbare functies die in uw voertuig beschikbaar zijn. Alleen beschikbare opties worden in het display weergegeven. Zie "Bijzondere eigenschappen" verderop in dit hoofdstuk voor het programmeren van de aangepaste instellingen.
(INSTEL-/RESETTOETS) Druk op deze toets om functies van het informatiecentrum voor de bestuurder opnieuw in te stellen of om berichten uit te schakelen of de ontvangst ervan te bevestigen. Gebruik deze toets voor het wijzigen van de volgende opties: • het resetten van de dagteller • het starten, stoppen of resetten van de timer • het resetten van de meting van de verbruikte brandstof
41 . . .
09euEscalade.dut Page 42 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • het resetten van de uitlezing van het gemiddeld brandstofverbruik Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: - Menu Reis-/brandstofinformatie • voor toegang tot de instellingen voor de weergegeven aanpassingsfunctie Zie onder "Bijzondere eigenschappen" verderop in dit hoofdstuk. • de kompasafwijkingszone wijzigen Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: - Menu Voertuiginformatie • het wissen van berichten uit het informatiecentrum voor de bestuurder Zie "Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk.
. . . 42
Menu Reis-/brandstofinformatie Druk op deze toets om het menu voor reis-/brandstofinformatie te openen. Dit menu eindigt met een blanco pagina.
Wanneer u deze toets herhaaldelijk indrukt, kunt u door de volgende displays te bladeren: • ODOMETER (kilometerteller) De kilometerteller geeft aan hoeveel kilometer uw auto in totaal heeft gereden. De waarde wordt weergegeven in metrische eenheden (KM) of in Engelse eenheden, MI (mijl). Raadpleeg "Menu Voertuiginformatie" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
09euEscalade.dut Page 43 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • TRIP (reis) De dagteller geeft aan hoeveel kilometer de auto heeft afgelegd sinds de teller voor het laatst op nul werd gezet. De waarde wordt weergegeven in metrische eenheden (KM) of in Engelse eenheden, MI (mijl). Wanneer u deze waarde weer op nul wilt zetten, moet u de waarde eerst weergeven en vervolgens de toets ingedrukt houden.
• FUEL RANGE (brandstofbereik) Dit display toont hoe ver u volgens de computer nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid brandstof in de tank. De actieradius wordt berekend aan de hand van het gemiddelde brandstofverbruik tijdens de laatste ritten. De waarde wordt weergegeven in metrische eenheden (KM) of in Engelse eenheden, MI (mijl). Als voor actieradius LOW wordt weergegeven, moet u onmiddellijk tanken. Dit item kan niet worden gereset.
• AVERAGE ECONOMY (gemiddeld brandstofverbruik) Dit display toont het gemiddelde brandstofverbruik sinds u het systeem voor het laatst op nul hebt ingesteld. De waarde wordt aangegeven in metrische eenheden van L/100 KM (de hoeveelheid verbruikte brandstof in liters per 100 km) of in Engelse MPG-eenheden (mijl per gallon). U kunt deze waarde terugzetten naar nul door het display te selecteren en vervolgens de toets ingedrukt te houden.
43 . . .
–
09euEscalade.dut Page 44 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • FUEL USED (verbruikte brandstof) Dit display toont hoeveel brandstof er is verbruikt sinds u het systeem voor het laatst op nul heeft ingesteld. De waarde wordt weergegeven in metrische eenheden (liters) of Engelse eenheden (gallons). U kunt deze waarde terugzetten naar nul door het display te selecteren en vervolgens de toets ingedrukt te houden.
. . . 44
• TIMER (timer) De timerfunctie werkt als een stopwatch. U kunt de timer starten door deze eerst weer te geven en daarna op de toets te drukken. Indien u tijdens een rit het voertuig tot stilstand brengt en weer start, dan zal de timer automatisch starten met de timingfunctie vanaf de laatste keer dat het voertuig tot stilstand was gebracht. De velden zijn voor de uren, minuten en seconden. De timer wordt teruggezet naar 00:00:00 bij het verstrijken van 99:59:59. Wanneer u de timer wilt stoppen zonder deze te resetten, geeft u deze eerst weer en drukt u daarna kort op de toets . Wanneer u de timer terug wilt zetten naar 00:00:00, houdt u de toets ingedrukt.
• TRANS TEMP (transmissietemperatuur) Dit display geeft de temperatuur van de transmissievloeistof weer. De waarde wordt aangegeven in metrische eenheden (°C) of in Engelse eenheden (°F).
09euEscalade.dut Page 45 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • AVERAGE SPEED (gemiddelde snelheid) Dit display toont de gemiddelde rijsnelheid sinds de laatste keer dat het systeem werd teruggesteld. De waarde wordt aangegeven in metrische eenheden van KM/H (kilometers per uur) of in Engelse eenheden van MPH (mijl per uur). U kunt deze waarde terugzetten naar nul door het display te selecteren en vervolgens de toets ingedrukt te houden.
Menu Voertuiginformatie Druk op deze toets om het voertuiginformatiemenu te openen. Dit menu eindigt met een blanco pagina. Wanneer u deze toets herhaaldelijk indrukt, kunt u door de volgende displays te bladeren: • OIL LIFE REMAINING (resterende levensduur olie) Op het display verschijnt het percentage van de levensduur van de olie die nog resteert nadat het systeem voor de laatste maal op nul werd teruggesteld.
Als u bijvoorbeeld 95% ziet, betekent dit dat op de wijze waarop u met uw voertuig rijdt, de olie nog 95% van zijn levensduur ter beschikking heeft. Hoe vaak u de olie moet verversen, hangt af van uw rijstijl, motortoerentallen en motortemperatuur. De eigenaar is verantwoordelijk voor het regelmatig controleren van het oliepeil. Raadpleeg "Motorolie" in hoofdstuk 4 voor aanvullende informatie. Wanneer de levensduur van de olie laag is, verschijnt het bericht CHANGE ENGINE OIL SOON (binnenkort olie verversen) op het display. Wanneer het lampje voor olie verversen gaat branden, moet u de motorolie zo snel mogelijk binnen 1000 kilometer verversen.
45 . . .
–
09euEscalade.dut Page 46 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Vervang het motoroliefilter ook altijd als u de motorolie ververst. Zelfs als het systeem voor de levensduur van de olie niet aangeeft dat olie verversen noodzakelijk is, moeten motorolie en filter minimaal eenmaal per jaar worden vervangen. Wanneer u de olie heeft ververst, moet het controlesysteem voor de levensduur van de olie worden gereset. Ga naar uw dealer voor een onderhoudsbeurt. Raadpleeg "Motorolie" in hoofdstuk 4 voor aanvullende informatie. Zie het boekje met het onderhoudsschema voor meer informatie.
. . . 46
• UNITS (eenheden) U kunt door de onderstaande eigenschapinstellingen bladeren en er één selecteren: - ENGLISH (Engelse eenheden) Met deze instelling kunt u de weergaven in AmerikaansEngelse eenheden bekijken. - METRIC (metrisch eenheden) Met deze instelling kunt u de weergaven in metrische eenheden bekijken. Wanneer de instelling van de gewenste functie wordt weergegeven, drukt u op de toets om deze te selecteren.
• BATTERY VOLTAGE (accuspanning) Dit display maakt het mogelijk de accuspanning te controleren om vast te stellen of de accu goed opgeladen wordt. De waarde kan schommelen. Dat is normaal. Wanneer de huidige spanningswaarde buiten het normale bereik ligt, wordt LOW of HIGH op het display naast de waarde voor de spanning weergegeven. Als er een probleem is met het laadsysteem van de accu, wordt er een bericht weergegeven. Raadpleeg "Informatiecentrum voor de bestuurder" verderop in dit hoofdstuk. Het lampje voor het opladen van de accu kan op het instrumentenpaneel branden. Zie "Lampje laadsysteem" onder "Waarschuwingslampjes" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
09euEscalade.dut Page 47 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • OIL PRESSURE (oliedruk) Op dit display wordt de motoroliedruk weergegeven. De waarde wordt weergegeven in metrische eenheden (kPa) of in Engelse eenheden (PSI). • PRESS TO RELEARN REMOTE KEY (druk op om de afstandsbediening opnieuw te programmeren) Informeer bij uw dealer wanneer u een nieuwe zender wilt aanschaffen en zenders wilt voorbereiden om voor uw auto te worden gebruikt.
PRESS TO CHANGE COMPASS ZONE (druk op om de kompaszone te wijzigen) Let op: Deze functie is niet beschikbaar bij alle uitvoeringen. Het kompas van uw auto moet vooraf zijn afgesteld voor uw zone. Indien uw voertuig buiten uw zone wordt gebruikt dan kan het nodig zijn om het kompas bij te stellen om te compenseren voor de afwijking. Kompasafwijking is het verschil tussen het magnetische noorden en het geografische noorden.
Kompasafwijking bijstellen: - Vraag uw dealer in welke zone u zich bevindt. - Zet de transmissie in P (parkeren). - Druk herhaaldelijk op om dit display te selecteren. - Druk herhaaldelijk op om de juiste kompaszone te selecteren. - Druk op de reis-/brandstoftoets totdat er een kompasrichting op het display wordt aangegeven. - Kalibreer waar nodig het kompas.
47 . . .
–
09euEscalade.dut Page 48 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • PRESS TO CALIBRATE COMPASS (druk op om kompas te kalibreren) Let op: Deze functie is niet beschikbaar bij alle uitvoeringen. Wanneer er een verkeerde waarde op het display staat, controleer dan eerst of het kompas is ingesteld op de juiste afwijkingszone. Als dat het geval is, moet het kompas worden gekalibreerd. Er kan een sterk magnetisch veld aanwezig zijn (van een aantal magnetische voorwerpen in de auto) dat invloed uitoefent op het kompas. Verwijder deze voorwerpen of vraag uw dealer om hulp.
. . . 48
Gebruik geen andere functies zoals de elektrisch bedienbare ramen, het zonnedak of de klimaatregeling tijdens de kalibratie. - Rijd met uw voertuig naar een open parkeerplaats waar u veilig in een cirkel kunt rijden. - Druk herhaaldelijk op om het juiste kalibratiedisplay voor het kompas te selecteren. - Druk de toets in. CALIBRATING DRIVE IN CIRCLES (bezig met kalibreren, rijd rondjes) wordt op het display weergegeven.
- Rijd langzaam en veilig met uw voertuig in een cirkel totdat CALIBRATION COMPLETE (kalibratie voltooid) op het display wordt weergegeven. De rijsnelheid moet lager dan 8 km/u liggen. Wanneer CAL op het display staat, dan is het kompas niet gekalibreerd. Herhaal de procedure om het kompas te kalibreren.
09euEscalade.dut Page 49 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Bijzondere eigenschappen Het informatiecentrum voor de bestuurder kan ook worden gebruikt voor het programmeren van diverse functies die op uw voertuig beschikbaar kunnen zijn. Alleen beschikbare opties worden in het display weergegeven. Uw voertuig kan uitgerust zijn met de volgende voorzieningen die afzonderlijk kunnen worden aangepast. Er kan één voorkeursinstelling per beschikbare instelbare functie worden opgeslagen.
- DISPLAY IN ENGLISH (display in Engels) - DISPLAY LANGUAGE (Displaytaal) - AUTO DOOR LOCK (automatische portiervergrendeling) - AUTO DOOR UNLOCK (automatische portierontgrendeling) - REMOTE DOOR LOCK (portiervergrendeling met afstandsbediening) - REMOTE DOOR UNLOCK (portierontgrendeling met afstandsbediening) - DELAY DOOR LOCK (portiervergrendeling met vertraging) - EXIT LIGHTING (uitstapverlichting)
- APPROACH LIGHTING (naderingslichten) - CHIME VOLUME (volume geluidssignaal) - PARK TILT MIRRORS (spiegels kantelen bij parkeren) - EASY EXIT RECALL (uitstapstand oproepen) - EASY EXIT SETUP (instellingen uitstapstand) - MEMORY SEAT RECALL (stoelstand oproepen) - DISPLAY DIGITAL SPEED (digitale snelheid weergeven) - FACTORY SETTINGS (fabrieksinstellingen) - EXIT FEATURE SETTINGS (instellingen uitstapfunctie)
49 . . .
–
09euEscalade.dut Page 50 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen PROGRAMMEERMODUS OPENEN 1. Zet het contact aan. 2. Zet de transmissie in P (parkeren). 3. Schakel de koplampen uit om te voorkomen dat de accu leegloopt. 4. Druk op om te bladeren door de lijst met programmeerbare functies die in uw voertuig beschikbaar zijn. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk.
. . . 50
MENU BIJZONDERE EIGENSCHAPPEN Zie "Programmeermodus openen" eerder in dit hoofdstuk om dit menu te openen. Wanneer u in de programmeermodus bent, kunt u door de lijst met bijzondere eigenschappen die voor uw voertuig beschikbaar zijn bladeren door de toets herhaaldelijk in te drukken. Alleen beschikbare opties worden in het display weergegeven.
De volgende functies, die automatisch worden opgeroepen, kunnen alleen in één voertuiginstelling worden geprogrammeerd: • PRESS TO DISPLAY IN ENGLISH (druk op om het display in Engels weer te geven) Opmerking: Deze menuoptie wordt niet weergegeven wanneer het display van het informatiecentrum voor de bestuurder al in het Engels wordt weergegeven. Wanneer deze optie wordt weergegeven, kunt u met de toets Engels selecteren als de taal voor het display van het informatiecentrum voor de bestuurder.
09euEscalade.dut Page 51 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • DISPLAY LANGUAGE (Displaytaal) Gebruik dit menu om de taal te selecteren die het voertuig moet gebruiken voor de weergave van informatie. - Opmerking: De talen in deze handleiding zijn mogelijk niet in alle gebieden en/of voor alle voertuigen beschikbaar. Neem contact op met uw dealer als u nadere informatie wenst. Druk op de toets om het submenu weer te geven.
Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de taalopties te bladeren. - ENGLISH (Engelse taal) Alle informatie wordt in het Engels weergegeven. - FRANÇAIS (Franse taal) Alle informatie wordt in het Frans weergegeven. - ESPAÑOL (Spaanse taal) Alle informatie wordt in het Spaans weergegeven. - DEUTSCH (Duitse taal) Alle informatie wordt in het Duits weergegeven.
- ITALIANO (Italiaanse taal) Alle informatie wordt in het Italiaans weergegeven. - CHINESE (Chinees) Alle informatie wordt in het Chinees weergegeven. - NO CHANGE (geen wijziging) Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Ga naar uw dealer wanneer u wilt dat het display voor het informatiecentrum voor de bestuurder in een andere taal wordt weergegeven.
51 . . .
–
09euEscalade.dut Page 52 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • AUTO DOOR LOCK (automatische portiervergrendeling) Met deze voorziening kunt u uw automatische portiersloten op uw persoonlijke wensen aanpassen. Druk op de toets om het submenu weer te geven.
. . . 52
Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - SHIFT OUT OF PARK (uit parkeerstand schakelen) Alle portieren worden automatisch vergrendeld wanneer u de versnellingshendel uit de stand P (parkeren) zet. Dit is de standaardinstelling. - AT VEHICLE SPEED (bij rijsnelheid) Alle portieren worden automatisch vergrendeld wanneer de snelheid van het voertuig gedurende drie seconden hoger is dan 13 km/u. - NO CHANGE (geen wijziging)
Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Zie "Portieren" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
09euEscalade.dut Page 53 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • AUTO DOOR UNLOCK (automatische portierontgrendeling) Met deze voorziening kunt u de functie voor automatische portierontgrendeling van uw voertuig aanpassen. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - OFF (uit) Wanneer deze instelling geactiveerd is, worden de portieren niet automatisch ontgrendeld. - DRIVER AT KEY OUT (bestuurdersportier bij sleutel uit contactslot) Het bestuurdersportier wordt automatisch ontgrendeld wanneer de contactsleutel uit het contact wordt verwijderd.
- DRIVER IN PARK (bestuurdersportier in parkeerstand) Het bestuurdersportier ontgrendelt automatisch wanneer u in P (parkeren) schakelt. - ALL AT KEY OUT (alle portieren bij sleutel uit contactslot) Alle portieren worden automatisch ontgrendeld, wanneer de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd. - ALL IN PARK (alle portieren in parkeerstand) Alle portieren worden automatisch ontgrendeld wanneer u uit P (parkeren) schakelt. Dit is de standaardinstelling. - NO CHANGE (geen wijziging)
Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Zie "Portieren" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
53 . . .
–
09euEscalade.dut Page 54 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • REMOTE DOOR LOCK (portiervergrendeling met afstandsbediening) Met deze functie kunt u het type feedback selecteren dat u krijgt wanneer u het voertuig vergrendelt met de afstandsbediening. Opmerking: u krijgt alleen feedback wanneer de portieren worden vergrendeld. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - OFF (uit) Er is geen feedback via claxon of verlichting wanneer de vergrendelingstoets op de afstandsbediening wordt ingedrukt.
. . . 54
- LIGHTS ONLY (alleen verlichting) Wanneer deze instelling is geactiveerd, knippert de buitenverlichting wanneer u de vergrendelknop op de afstandsbediening indrukt. - HORN ONLY (alleen claxon) Wanneer deze instelling is geactiveerd, hoort u de claxon wanneer u de vergrendelknop op de afstandsbediening twee keer indrukt. - HORN & LIGHTS (claxon en verlichting) Wanneer deze instelling is geactiveerd, knippert de buitenverlichting wanneer u de vergrendelknop op de afstandsbediening indrukt. U hoort de claxon wanneer u de vergrendelknop binnen vijf seconden opnieuw indrukt. Dit is de standaardinstelling. - NO CHANGE (geen wijziging)
Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Zie "Afstandsbediening" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
09euEscalade.dut Page 55 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • REMOTE DOOR UNLOCK (portierontgrendeling met afstandsbediening) Met deze functie kunt u het type feedback selecteren dat u krijgt wanneer u het voertuig ontgrendelt met de afstandsbediening. Opmerking: u krijgt alleen feedback wanneer de portieren worden vergrendeld. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaalde-
lijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - LIGHTS OFF (verlichting uit) Wanneer deze instelling is geactiveerd, knippert de buitenverlichting niet wanneer u op de ontgrendelknop op de afstandsbediening drukt. - LIGHTS ON (verlichting aan) Wanneer deze instelling is geactiveerd, knippert de buitenverlichting wanneer u de ontgrendelknop op de afstandsbediening indrukt. Dit is de standaardinstelling. - NO CHANGE (geen wijziging)
Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Zie "Afstandsbediening" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
55 . . .
–
09euEscalade.dut Page 56 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • DELAY DOOR LOCK (portiervergrendeling met vertraging) Met deze functie kunt u de vergrendeling van het voertuig vijf seconden uitstellen wanneer het voertuig een opdracht tot portiervergrendeling ontvangt terwijl de achterklep of een portier is geopend. Druk op de toets om het submenu weer te geven.
. . . 56
Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - OFF (uit) De portieren worden meteen vergrendeld wanneer de vergrendelknop voor de elektrisch bediende portieren wordt ingedrukt. - ON (aan) Wanneer de vergrendelknop voor de elektrisch bedienbare portieren wordt ingedrukt terwijl de achterklep of een portier is geopend, wordt de vergrendeling van de portieren tot vijf seconden nadat het laatste portier is gesloten uitgesteld. Dit is de standaardinstelling. - NO CHANGE (geen wijziging)
Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Zie "Vertraagd vergrendelen" onder "Portieren" voor informatie over de wijze waarop deze functie werkt.
09euEscalade.dut Page 57 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • EXIT LIGHTING (uitstapverlichting) Met deze functie kunt u de tijd instellen dat de buitenverlichting aan moet blijven (wanneer het buiten donker is) nadat het contact is uitgeschakeld. Druk op de toets om het submenu weer te geven.
Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - OFF (uit) De buitenverlichting blijft niet aan. - 30 SECONDS (30 seconden) Dit is de standaardinstelling. - 1 MINUTE (1 minuut) - 2 MINUTES (2 minuten) - NO CHANGE (geen wijziging)
Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk.
57 . . .
–
09euEscalade.dut Page 58 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • APPROACH LIGHTING (naderingslichten) Deze voorziening maakt het mogelijk de buitenverlichting zodanig te programmeren dat de lampen ingeschakeld worden of uitgeschakeld blijven wanneer u de afstandsbediening gebruikt om het voertuig te ontgrendelen wanneer het buiten donker is. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - OFF (uit) De verlichting wordt niet ingeschakeld, wanneer u het voertuig ontgrendeld met de afstandsbediening.
. . . 58
- ON (aan) Wanneer het voertuig wordt ontgrendeld met de afstandsbediening, dan wordt de buitenverlichting ook ingeschakeld. De verlichting blijft 20 seconden branden of totdat het contactslot wordt ingeschakeld of de vergrendelknop op de afstandsbediening wordt ingedrukt. Dit is de standaardinstelling. - NO CHANGE (geen wijziging) Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Zie "Afstandsbediening" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
• CHIME VOLUME (volume geluidssignaal) Met deze functie kunt u het volumeniveau van het gongsignaal wijzigen. Het gongsignaal kan niet volledig worden uitgeschakeld. Het systeem beschikt over twee volumeniveaus voor het gongsignaal, normaal en luid. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - NORMAL (normaal) - LOUD (luid) - NO CHANGE (geen wijziging)
09euEscalade.dut Page 59 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk.
• PARK TILT MIRRORS (spiegels kantelen bij parkeren) Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt de spiegel aan de bestuurderszijde en/of passagierszijde omlaag gekanteld in een voorgeprogrammeerde stand wanneer de versnellingshendel van het voertuig in R (achteruit) wordt gezet zodat u de trottoirband kunt zien terwijl u inparkeert. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - OFF (uit) De buitenspiegels kantelen niet omlaag wanneer de keuzehendel in de stand R (achteruit) wordt geschakeld. Dit is de standaardinstelling.
- DRIVER MIRROR (spiegel bestuurderszijde) De buitenspiegel aan de bestuurderszijde van het voertuig kantelt omlaag naar de trottoirband wanneer de versnellingshendel in R (achteruit) wordt gezet. - PASSENGER MIRROR (spiegel passagierszijde) De buitenspiegel aan de passagierszijde van het voertuig kantelt omlaag naar de trottoirband wanneer de versnellingshendel in R (achteruit) wordt gezet. - BOTH MIRRORS (beide spiegels) Beide buitenspiegels kantelen omlaag naar de trottoirband wanneer de versnellingshendel in R (achteruit) wordt gezet. - NO CHANGE (geen wijziging)
59 . . .
–
09euEscalade.dut Page 60 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: - Spiegels Instellingen voor de spiegels voor het zien van de trottoirband
. . . 60
• EASY EXIT RECALL (uitstapstand oproepen) Met deze functie kunt u het automatisch oproepen van de instapstand uit het geheugen inof uitschakelen. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - DOOR BUTTON ONLY (alleen toets portier) Wanneer deze instelling is geactiveerd, dan kan de in het geheugen opgeslagen uitstapstand niet automatisch worden opgeroepen. De instellingen voor de uitstapstand worden alleen opgeroepen als de uitstaptoets wordt ingedrukt.
- BUTTON AND KEY OUT (toets en sleutel uit) Wanneer deze instelling is geactiveerd, wordt de in het geheugen opgeslagen uitstapstand automatisch opgeroepen wanneer de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd. De elektrisch instelbare stuurkolom beweegt ook omhoog. Wanneer de sleutel in het contact wordt gestoken en weer wordt verwijderd zonder dat de geheugenfunctie wordt geactiveerd, blijven de stoel en de stuurkolom in de originele uitstapstand staan. Dit is de standaardinstelling. - NO CHANGE (geen wijziging)
09euEscalade.dut Page 61 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Raadpleeg voor het invoeren van uw voorkeurstanden het hoofdstuk "Geheugen" verderop in dit hoofdstuk.
• EASY EXIT SETUP (instellingen uitstapstand) Met deze functie kunt u selecteren welke instellingen worden opgeroepen bij de instapstand in het geheugen. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - OFF (uit) Wanneer deze instelling is geactiveerd, dan kan de in het geheugen opgeslagen uitstapstand niet automatisch worden opgeroepen. - SEAT ONLY (alleen stoel) Wanneer deze instelling is geactiveerd, wordt de in het geheugen opgeslagen uitstapstand voor de bestuurdersstoel automatisch opgeroepen.
- TILT ONLY (alleen kantelen) Wanneer deze instelling is geactiveerd, wordt de in het geheugen opgeslagen uitstapstand voor het stuurwiel automatisch opgeroepen. - ALL (alle) Wanneer deze instelling is geactiveerd, wordt de in het geheugen opgeslagen uitstapstand voor de bestuurdersstoel en het stuurwiel automatisch opgeroepen. Dit is de standaardinstelling. - NO CHANGE (geen wijziging)
61 . . .
–
09euEscalade.dut Page 62 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Raadpleeg voor het invoeren van uw voorkeurstanden het hoofdstuk "Geheugen" verderop in dit hoofdstuk.
. . . 62
• MEMORY SEAT RECALL (stoelstand oproepen) Met deze functie kunt u het automatisch oproepen van instellingen uit het geheugen inen uitschakelen. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - OFF (uit) Wanneer deze instelling is ingeschakeld dan kunnen de geheugeninstellingen niet automatisch worden opgeroepen. Dit is de standaardinstelling.
- ON (aan) Wanneer deze instelling is gekozen, worden de geheugeninstellingen automatisch opgeroepen wanneer u het voertuig ontgrendelt met de afstandsbediening. - NO CHANGE (geen wijziging) Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk. Raadpleeg voor het invoeren van uw voorkeurstanden het hoofdstuk "Geheugen" verderop in dit hoofdstuk.
09euEscalade.dut Page 63 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • DISPLAY DIGITAL SPEED (digitale snelheid weergeven) Met deze functie kunt u de digitale snelheidsweergave op het informatiecentrum voor de bestuurder in- en uitschakelen. Druk op de toets om het submenu weer te geven.
Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - OFF (uit) Selecteer deze optie om de functie uit te schakelen - ON (aan) Selecteer deze optie om de functie in te schakelen Dit is de standaardinstelling. - NO CHANGE (geen wijziging)
Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk.
63 . . .
–
09euEscalade.dut Page 64 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • FACTORY SETTINGS (fabrieksinstellingen) Met deze functie kunt u alle programmeerbare functies instellen op hun standaardinstellingen. Druk op de toets om het submenu weer te geven. Druk in dit submenu herhaaldelijk op de toets om door de volgende opties te bladeren: - RESTORE ALL (alles herstellen) Wanneer u deze optie selecteert, worden alle programmeerbare functies van het systeem op de standaardinstellingen hersteld. Dit is de standaardinstelling.
. . . 64
- DO NOT RESTORE (niet herstellen) Wanneer u deze optie selecteert, worden de huidige instellingen niet gewijzigd. Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, drukt u op de toets om de instelling te selecteren. U kunt de programmeermodus verlaten of de volgende beschikbare functie programmeren. Zie voor het verlaten van de programmeermodus "Programmeermodus afsluiten" verderop in dit hoofdstuk.
• PRESS TO EXIT FEATURE SETTINGS (druk op om de instellingen van de functies af te sluiten) • Met deze menuoptie kunt u het menu voor bijzondere eigenschappen afsluiten. Druk op de toets om het menu af te sluiten.
09euEscalade.dut Page 65 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 DE PROGRAMMEERMODUS AFSLUITEN Ga als volgt te werk om de programmeermodus af te sluiten: • Zet het contact af. • Druk op de toets voor reis-/ brandstofinformatie van het informatiecentrum voor de bestuurder of de voertuiginformatietoets. • Druk de aanpassingstoets herhaaldelijk in totdat het volgende bericht op het display wordt weergegeven: - PRESS TO EXIT FEATURE SETTINGS (druk op om de instellingen van de functies af te sluiten) - Druk op de toets om het menu af te sluiten. • Druk niet op een knop. Na 40 seconden inactiviteit treedt een time-out op van het display.
Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder Deze meldingen worden weergegeven wanneer er zich een storing in een van de systemen in het voertuig voordoet of om systeeminformatie weer te geven. Wanneer er meerdere meldingen zijn, worden ze na elkaar weergegeven. Wis alle waarschuwingsberichten van het informatiecentrum voor de bestuurder door één van de vier toetsen van het informatiecentrum voor de bestuurder op het instrumentenpaneel, rechts van het stuurwiel, in te drukken. Wanneer u het bericht wist, verdwijnt alleen het bericht. Hierdoor wordt niet het probleem verholpen. Neem het bericht serieus.
Sommige berichten kunnen niet worden gewist tot de storing is verholpen. • CALIBRATING: DRIVE IN CIRCLES (kalibreren: rijd rondjes) Dit wordt weergegeven wanneer het kompas wordt gekalibreerd. Wanneer u het kompas wilt kalibreren, moet u uw voertuig in een cirkel van 360° laten rijden bij een snelheid van 8 km/u of minder. Zie het volgende, eerder in dit hoofdstuk, voor meer informatie: - Menu Voertuiginformatie PRESS TO CALIBRATE COMPASS (druk op om kompas te kalibreren)
65 . . .
–
09euEscalade.dut Page 66 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • CALIBRATION COMPLETE (kalibratie voltooid) Wordt weergegeven wanneer het kompas is gekalibreerd. Zie het volgende, eerder in dit hoofdstuk, voor meer informatie: - Menu Voertuiginformatie PRESS TO CALIBRATE COMPASS (druk op om kompas te kalibreren)
. . . 66
• CHANGE ENGINE OIL SOON (motorolie binnenkort verversen) Wanneer de levensduur van de olie laag is, verschijnt het bericht CHANGE ENGINE OIL SOON (binnenkort olie verversen) op het display. Raadpleeg "Motorolie" in hoofdstuk 4 voor aanvullende informatie. Zie het boekje met het onderhoudsschema voor meer informatie. Wanneer u de olie heeft ververst, moet het controlesysteem voor de levensduur van de olie worden gereset. Ga naar uw dealer voor een onderhoudsbeurt.
• DRIVER DOOR OPEN (bestuurdersportier geopend) Wordt weergegeven met een geluidssignaal als het bestuurdersportier open of op een kier staat en het voertuig uit P (parkeren) wordt gehaald. Zorg dat het portier bij het sluiten niet wordt gehinderd door obstakels.
09euEscalade.dut Page 67 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • ENGINE HOT -- A/C TURNED OFF (motor heet -- airconditioning uitgeschakeld) Verschijnt wanneer de koelvloeistof te heet wordt. Om extra spanning op een hete motor te voorkomen, wordt de airconditioning automatisch uitgeschakeld. Wanneer de koelvloeistoftemperatuur weer normaal is, wordt de werking van de airconditioningcompressor weer hervat. U kunt door blijven rijden met het voertuig. Wanneer dit bericht terug blijft komen, laat dan het systeem zo spoedig mogelijk repareren om schade aan de motor te voorkomen.
• ENGINE OIL HOT -- IDLE ENGINE (motorolie heet -motor stationair) Wordt weergegeven wanneer de motorolie te heet wordt. Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand. Laat de motor stationair draaien totdat de motor afgekoeld is. • ENGINE OVERHEATED -- IDLE ENGINE (motor oververhit -- stationair toerental) Verschijnt wanneer de koelvloeistof te heet wordt. Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
Laat de motor stationair draaien totdat de motor afgekoeld is. Zie de volgende informatie: - Koelvloeistoftemperatuurmeter - Bescherming tegen oververhitting
OPMERKING
–
Als u blijft rijden terwijl uw voertuig oververhit is, kan de motor ernstig beschadigd raken. Wanneer u een waarschuwing voor oververhitting krijgt, stop dan zo snel mogelijk. Zie "Oververhitting van de motor" in hoofdstuk 5 voor meer informatie.
67 . . .
09euEscalade.dut Page 68 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • ENGINE OVERHEATED -- STOP ENGINE (motor oververhit -stop motor) Deze melding verschijnt op het display wanneer de motor oververhit is. Tevens klinkt er een gongsignaal. Breng het voertuig tot stilstand en zet de motor onmiddellijk af om ernstige schade te voorkomen. Zie "Oververhitting van de motor" in hoofdstuk 5. Dit bericht verdwijnt wanneer de motor afgekoeld is.
OPMERKING Als u blijft rijden terwijl uw voertuig oververhit is, kan de motor ernstig beschadigd raken. Wanneer u een waarschuwing voor oververhitting krijgt, stop dan zo snel mogelijk. Zie "Oververhitting van de motor" in hoofdstuk 5 voor meer informatie.
. . . 68
• ENGINE POWER IS REDUCED (verminderd motorvermogen) Dit bericht geeft weer dat de temperatuur van de koelvloeistof te hoog is en dat het systeem de beschermfunctie voor oververhitting van de motor heeft ingeschakeld. Zie "Oververhitting van de motor" in hoofdstuk 5 voor meer informatie. Tevens klinkt er een gongsignaal. De prestaties van het voertuig kunnen aanzienlijk zijn verminderd. Dit kan ook invloed hebben op het acceleratievermogen van het voertuig.
Wanneer deze melding wordt weergegeven zonder vermindering van de prestaties van het voertuig, rijd dan verder naar uw bestemming. De volgende keer dat er met het voertuig wordt gereden, kunnen de acceleratie en snelheid zijn verminderd. Rijd met een lagere snelheid. Wanneer dit bericht terug blijft komen, laat dan het systeem zo spoedig mogelijk repareren om schade aan de motor te voorkomen.
09euEscalade.dut Page 69 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • HEATED WASHER FLUID SYSTEM OFF (verwarmd sproeiervloeistofsysteem uit) Wordt weergegeven wanneer het systeem voor verwarmde ruitensproeiervloeistof handmatig of automatisch is uitgeschakeld. Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: - Ruitensproeiers Verwarmde sproeiervloeistof
• HEATING WASH FLUID -WASH WIPES PENDING (sproeiervloeistof verwarmen -wachten op sproeier/wissen) Wordt weergegeven wanneer het systeem voor het verwarmd ruitensproeiersysteem wordt ingeschakeld en het systeem de sproeiervloeistof opwarmt. Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: - Ruitensproeiers Verwarmde sproeiervloeistof • HOOD OPEN (motorkap open) Dit bericht wordt weergegeven wanneer de motorkap niet volledig gesloten is. Tevens klinkt er een gongsignaal. Sluit de motorkap.
• ICE POSSIBLE -- DRIVE WITH CARE (ijzelgevaar -- rijd voorzichtig) Deze melding verschijnt wanneer de buitentemperatuur voldoende laag is om het wegoppervlak te laten bevriezen. Pas uw rijstijl aan. • LEFT REAR DOOR AJAR (achterportier links geopend) Wordt in combinatie met een geluidssignaal weergegeven als het achterportier links open of op een kier staat en het voertuig uit P (parkeren) wordt gehaald. Zorg dat het portier bij het sluiten niet wordt gehinderd door obstakels.
69 . . .
–
09euEscalade.dut Page 70 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • OIL PRESSURE LOW -- STOP ENGINE (oliedruk laag -- stop motor) Indien dit bericht op het display verschijnt terwijl de motor draait, breng dan het voertuig tot stilstand en zet de motor onmiddellijk af. Rijd niet met het voertuig tot het probleem is verholpen. Controleer het oliepeil. Raadpleeg "Motorolie" in hoofdstuk 4 voor aanvullende informatie.
OPMERKING Blijf niet doorrijden met een te laag oliepeil. Ernstige motorschade kan het gevolg zijn van rijden met een te lage oliedruk. Controleer zo spoedig mogelijk het oliepeil en laat een onderhoudsbeurt uitvoeren. Gebruik het voertuig niet zolang het probleem niet is verholpen.
. . . 70
• PARKING ASSIST OFF (parkeerhulpsysteem uitgeschakeld) Dit wordt weergegeven wanneer het voertuig wordt gestart terwijl het ultrasone parkeerhulpsysteem is uitgeschakeld. Dit is een herinnering dat het systeem is uitgeschakeld en dat u dus niet wordt gewaarschuwd voor obstakels. Zie voor meer informatie over dit systeem "Ultrasoon parkeerhulpsysteem" verderop in dit hoofdstuk.
• PASSENGER DOOR OPEN (passagiersportier geopend) Wordt in combinatie met een geluidssignaal weergegeven als het passagiersportier voor open of op een kier staat en het voertuig uit P (parkeren) wordt gehaald. Zorg dat het portier bij het sluiten niet wordt gehinderd door obstakels. • REAR ACCESS OPEN (achterklep geopend) Wordt weergegeven wanneer de achterklep of achterruit open of niet goed gesloten is terwijl het contact is ingeschakeld. U hoort ook een geluidssignaal en de interieurverlichting gaat branden. Sluit de achterklep en de achterruit.
09euEscalade.dut Page 71 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • REMOTE KEY LEARNING ACTIVE (programmeren afstandsbediening actief) Dit wordt weergegeven als de afstandsbediening aan het voertuig wordt aangepast. Zie het volgende, eerder in dit hoofdstuk, voor meer informatie: - Menu Voertuiginformatie PRESS TO RELEARN REMOTE KEY (druk op om de afstandsbediening opnieuw te programmeren) Zie tevens "Sloten met afstandsbediening" in hoofdstuk 3.
• REPLACE BATTERY IN REMOTE KEY (batterij in afstandsbediening vervangen) Het bericht verschijnt als de batterij van de afstandsbediening leeg is. Vervang de batterij. Zie "Batterij vervangen" onder "Afstandsbediening" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
• RIGHT REAR DOOR OPEN (achterportier rechts geopend) Wordt in combinatie met een geluidssignaal weergegeven als het achterportier rechts open of op een kier staat en het voertuig uit P (parkeren) wordt gehaald. Zorg dat het portier bij het sluiten niet wordt gehinderd door obstakels.
71 . . .
–
09euEscalade.dut Page 72 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • SERVICE AIR BAG (onderhoud airbag) Wordt weergegeven wanneer er een probleem met het airbagsysteem is. Neem contact op met uw dealer voor onderhoud. Zie "Airbaglamp" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
. . . 72
• SERVICE BATTERY CHARGING SYSTEM (onderhoud laadsysteem accu) Let op: dit bericht is mogelijk niet op alle voertuigen beschikbaar. Deze melding verschijnt op het display bij storingen in het laadstroomcircuit. Laat het systeem onmiddellijk controleren. Wanneer u blijft rijden met deze melding op het display, kan de accu worden ontladen. Schakel elektrische accessoires, zoals de radio en de airconditioning, uit wanneer u een korte afstand moet afleggen met deze storing. Het lampje voor het opladen van de accu kan op het instrumentenpaneel branden.
Neem contact op met uw dealer voor onderhoud. Zie "Lampje laadsysteem" onder "Waarschuwingslampjes" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
09euEscalade.dut Page 73 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • SERVICE BRAKE SYSTEM (onderhoud remsysteem) Dit bericht verschijnt indien er een probleem is met het remsysteem. Het waarschuwingslampje van het remsysteem wordt ook ingeschakeld. Breng de auto tot stilstand en zet de motor af om het systeem te resetten. Start de motor opnieuw. Als het bericht opnieuw verschijnt heeft de auto onderhoud nodig. Raadpleeg de rubriek "Controlelamp remsysteem" eerder in dit hoofdstuk. Zie ook "Remmen" in hoofdstuk 3 voor meer informatie over het remsysteem.
• SERVICE BRAKES SOON (onderhoud remmen binnenkort) Dit bericht verschijnt indien er een probleem is met het remsysteem. Breng de auto tot stilstand en zet de motor af om het systeem te resetten. Start de motor opnieuw. Als het bericht opnieuw verschijnt heeft de auto onderhoud nodig. Zie ook "Remmen" in hoofdstuk 3 voor meer informatie over het remsysteem.
• SERVICE PARKING ASSIST (onderhoud parkeerhulpsysteem) Dit wordt weergegeven bij problemen met het ultrasone parkeerhulpsysteem. Gebruik het parkeerhulpsysteem niet wanneer deze melding wordt weergegeven. Neem contact op met uw dealer voor onderhoud. Zie voor meer informatie over dit systeem "Ultrasoon parkeerhulpsysteem" verderop in dit hoofdstuk.
73 . . .
–
09euEscalade.dut Page 74 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • SERVICE STABILITRAK (onderhoud Stabilitrak) Dit wordt weergegeven wanneer het systeem voor optimale stabiliteit storingen vertoont. Wanneer u het systeem wilt resetten, stopt u en schakelt u het contact uit. Wacht ongeveer 15 seconden voordat u de motor weer start. Wanneer de melding blijft of opnieuw wordt weergegeven onder het rijden, moet uw voertuig voor een onderhoudsbeurt naar de werkplaats. Breng het voertuig zo snel mogelijk naar de dealer om het systeem na te laten kijken.
. . . 74
Wanneer dit bericht wordt weergegeven, is het systeem niet ingeschakeld en moet u uw rijstijl overeenkomstig aanpassen. Zie voor meer informatie "Stabilitrak-systeem" verderop in dit hoofdstuk.
• SERVICE SUSPENSION SYSTEM (onderhoud wielophanging) Dit bericht verschijnt indien het elektronisch ophangingsysteem niet goed werkt. Neem contact op met uw dealer voor onderhoud. • SERVICE THEFT DETERRENT SYSTEM (onderhoud antidiefstalsysteem) Dit wordt weergegeven wanneer er een probleem is met het antidiefstalsysteem dat in de sleutel is geprogrammeerd. Het voertuig kan meestal weer worden gestart, maar het is toch het beste om het voertuig naar een betrouwbaar servicecentrum te brengen voordat u de motor uitschakelt. Zie "Elektronisch immobilisatiesysteem PASS-Key® III Plus" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
09euEscalade.dut Page 75 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • SERVICE TRACTION CONTROL (onderhoud tractieregeling) Deze melding wordt getoond als het tractieregelsysteem gebreken vertoont. Wanneer dit bericht wordt weergegeven, is het systeem niet ingeschakeld en moet u uw rijstijl overeenkomstig aanpassen. Neem contact op met uw dealer voor onderhoud. Zie voor meer informatie "Stabilitrak-systeem" verderop in dit hoofdstuk.
• STABILITRAK OFF (Stabilitrak uit) Wordt weergegeven wanneer het stabiliteitsverbeteringssysteem wordt uitgeschakeld via de Stabilitrak-toets of wanneer Stabilitrak automatisch is uitgeschakeld. Dit bericht wordt ook weergegeven onder de volgende omstandigheden: - Het stabiliteitssysteem is oververhit als gevolg van continu gebruik gedurende een lange periode.
- De controlelamp van het remsysteem brandt. Raadpleeg de rubriek "Controlelamp remsysteem" eerder in dit hoofdstuk. - Het stabiliteitssysteem heeft te veel tijd nodig om diens diagnostische controles te voltooien als gevolg van de rijomstandigheden. - Er sprake is van een storing die betrekking heeft op de werking van de motor. Neem contact op met uw dealer voor onderhoud. Het bericht wordt gewist zodra de omstandigheden weer normaal zijn. Zie voor meer informatie "Stabilitrak-systeem" verderop in dit hoofdstuk.
75 . . .
–
09euEscalade.dut Page 76 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen • TIGHTEN GAS CAP (benzinedop vastdraaien) Dit bericht verschijnt wanneer de dop van de brandstoftank niet volledig is vastgedraaid, ontbreekt of niet goed is gemonteerd. Het storingslampje moet gaan branden. Controleer of de tankdop goed bevestigd is. Na een paar ritjes moeten deze melding en het lampje verdwijnen. Zie "Controlelampje voor voertuigstoring" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
. . . 76
• TRACTION CONTROL OFF (tractieregeling uit) Dit wordt weergegeven wanneer het tractieregelingssysteem is uitgeschakeld. Pas uw rijstijl aan. Zie voor meer informatie "Stabilitrak-systeem" verderop in dit hoofdstuk.
• TRANSMISSION HOT -- IDLE ENGINE (transmissie heet, stationair toerental) Deze melding verschijnt wanneer de transmissievloeistof te heet is. Stop en laat de motor stationair draaien tot het bericht is verdwenen. U hoort vier gongsignalen wanneer dit bericht op het display verschijnt. Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand. Laat de motor stationair draaien totdat de motor afgekoeld is. Dit bericht verdwijnt wanneer de vloeistof afgekoeld is.
09euEscalade.dut Page 77 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 OPMERKING Wanneer u door blijft rijden terwijl de temperatuur van de motor en de transmissie hoger is dan de normale bedrijfstemperatuur, kan uw voertuig beschadigd raken. Uiteindelijk kunnen kostbare reparaties nodig zijn die niet door de garantie worden gedekt.
• TURN SIGNAL ON (richtingaanwijzer aan) Verschijnt met een gonggeluid als een richtingaanwijzer langer dan 1,2 km ingeschakeld is. Zie "Richtingaanwijzers" "Stuurkolomschakelaar" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
• WASHER FLUID LOW -- ADD FLUID (sproeiervloeistofpeil laag -- vloeistof bijvullen) Dit bericht verschijnt wanneer het vloeistofpeil van de ruitensproeiers laag is. Wanneer u sproeiervloeistof toevoegt, verdwijnt het bericht. Zie "Ruitensproeiervloeistof" in hoofdstuk 4 voor informatie.
77 . . .
–
09euEscalade.dut Page 78 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen ANALOGE KLOK Uw voertuig is voorzien van een analoge klok op het instrumentenpaneel. Het gelijkzetten van de klok geschiedt als volgt: • De afstelknop bevindt zich links onderaan de klok • Druk de klok in en houd hem ingedrukt om de wijzers te verdraaien. Laat de knop los voor u de gewenste tijdinstelling hebt bereikt. • Druk de knop in en laat hem los om de tijdsaanduiding één minuut vooruit te zetten tot de gewenste tijdinstelling is bereikt.
. . . 78
Uw voertuig is ook voorzien van een digitale klok die zich in het display van het navigatiesysteem bevindt; deze werkt onafhankelijk van de analoge klok. Raadpleeg de afzonderlijke handleiding voor het navigatiesysteem voor het instellen van de klok.
TOETSEN VAN HET INFORMATIECENTRUM VOOR DE BESTUURDER Raadpleeg voor meer informatie "Toetsen van het informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk.
SCHAKELHENDEL Zie "Automatische transmissie" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
09euEscalade.dut Page 79 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 VERLICHTING
NAVIGATIESYSTEEM
De grootlichtschakelaar bevindt zich op het dashboard. Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Verlichting" in dit hoofdstuk.
Zie de afzonderlijke handleiding voor meer informatie over de wijze waarop dit systeem moet worden gebruikt.
VERWARMINGS- EN AIRCONDITIONINGSYSTEEM
ONTGRENDELING VAN DE MOTORKAP
Uw auto is uitgerust met een verwarmings- en airconditioningsysteem. Raadpleeg de rubriek "Verwarming en airconditioning" in dit hoofdstuk voor gegevens over de bediening van het systeem.
Met de handgreep linksonder het dashboard kan de motorkap worden ontgrendeld. Raadpleeg hoofdstuk 4 voor meer informatie.
ONTGRENDELING PARKEERREM (WAAR AANWEZIG) De hendel voor het ontgrendelen van de parkeerrem bevindt zich aan de linkerkant van het instrumentenpaneel. Trek de hendel uit om de parkeerrem te lossen. Raadpleeg de rubriek "Parkeerrem" in hoofdstuk 3 voor informatie over de juiste wijze waarop de parkeerrem in werking gesteld en gelost moet worden.
79 . . .
–
09euEscalade.dut Page 80 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen ■ STABILITRAK®-SYSTEEM Dit systeem combineert ABS-, tractie- en stabiliteitsregelsystemen om de richtingscontrole onder de meeste rijomstandigheden te behouden. Wanneer het systeem voelt dat er een verschil is tussen de bedoelde richting en de richting waarin de auto gaat, past het selectief de remmen toe om te helpen de auto onder controle te houden. Bij het starten van de motor wordt het systeem automatisch geactiveerd. Wanneer u de auto voor de eerste keer start en wegrijdt, voert het Stabilitrak-systeem verschillende diagnostische controles uit om na te gaan of er geen problemen zijn. U hoort of voelt mogelijk dat het systeem actief is, maar dat is normaal.
. . . 80
Het systeem moet klaar zijn met het initialiseren voordat de auto een snelheid bereikt van 32 km/h. In sommige gevallen duurt het ca. 3,5 km voordat het systeem de initialisatie heeft voltooid. Wanneer het systeem niet kan worden geïnitialiseerd, dan wordt één van de volgende berichten op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder weergegeven: • TRACTION CONTROL OFF (tractieregeling uit) • SERVICE TRACTION CONTROL (onderhoud tractieregeling)
• STABILITRAK OFF (Stabilitrak uit) • SERVICE STABILITRAK (onderhoud Stabilitrak) Het controlelampje voor het Stabilitrak-systeem gaat ook aan en blijft branden. Draai het stuurwiel naar links in de stand voor negen uur en daarna naar rechts in de stand voor drie uur. Hierdoor kan het bericht verdwijnen. Wanneer het bericht nog steeds wordt weergegeven, moet u mogelijk het systeem resetten.
09euEscalade.dut Page 81 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Doe het volgende om het systeem te resetten: 1. Stop het voertuig en schakel de motor uit. 2. Wacht ongeveer 15 seconden voordat u de motor weer start. Wanneer het bericht weer wordt weergegeven, moet het voertuig voor onderhoud naar de werkplaats. Als geen van de berichten wordt weergegeven en er geen lampje gaat branden, dan is het systeem op de juiste manier geïnitialiseerd en gereed om de richtingscontrole op een glad wegdek te behouden. Wanneer het voertuig in een andere richting rijdt dan door de bestuurder was bedoeld, wordt het Stabilitrak-systeem geactiveerd. Aanpassingen worden automatisch uitgevoerd om te proberen de controle over de auto weer terug te krijgen. U hoort of voelt mogelijk dat het systeem actief is, maar dat is normaal.
–
Wanneer het Stabilitrak-systeem wordt geactiveerd, gaat het controlelampje voor Stabilitrak knipperen. Normaliter moet u het systeem in diens normale bedrijfsmodus laten, zorg er echter voor dat het systeem wordt uitgeschakeld wanneer de auto vast komt te zitten in modder, zand of sneeuw. Zie "Als uw voertuig vast komt te zitten" in hoofdstuk 5. Het kan ook noodzakelijk zijn het systeem uit te schakelen in extreme terreinomstandigheden waarvoor een krachtig doordraaien van de wielen vereist is.
Houd de Stabilitrak-toets meer dan vijf seconden ingedrukt om het Stabilitrak-systeem en een deel van het tractieregelsysteem uit te schakelen. De toets bevindt zich op het instrumentenpaneel rechts van de geluidsinstallatie.
81 . . .
09euEscalade.dut Page 82 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Stabilitrak kan ook automatisch worden uitgeschakeld wanneer er een probleem wordt waargenomen in het systeem. Als het probleem niet vanzelf verdwijnt nadat de auto opnieuw is gestart, moet u contact opnemen met uw dealer voor onderhoud. Wanneer het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het controlelampje van Stabilitrak branden en wordt STABILITRAK OFF (Stabilitrak uitgeschakeld) op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder weergegeven. De auto beschikt nog steeds over anti-slipregeling wanneer Stabilitrak uitgeschakeld is, maar het managementsysteem voor het motortoerental is uitgeschakeld. Druk nogmaals op de toets om het systeem in de normale bedieningsmodus terug te zetten.
. . . 82
Stabilitrak-tractieregelsysteem De tractieregeling maakt deel uit van het Stabilitrak-systeem. Bij het starten van de motor wordt het systeem automatisch geactiveerd. Wanneer het systeem waarneemt dat één van de wielen doorslipt of tractie verliest, dan zal het systeem voorzichtig gaan afremmen en/of het motorvermogen verminderen om het slippen te begrenzen. Het controlelampje voor Stabilitrak gaat knipperen.
09euEscalade.dut Page 83 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Normaliter moet u het systeem in diens normale bedrijfsmodus laten, zorg er echter voor dat het systeem wordt uitgeschakeld wanneer de auto vast komt te zitten in modder, zand of sneeuw. Zie "Als uw voertuig vast komt te zitten" in hoofdstuk 5. Het kan ook noodzakelijk zijn het systeem uit te schakelen in extreme terreinomstandigheden waarvoor een krachtig doordraaien van de wielen vereist is. Druk op de toets voor Stabilitrak om het systeem uit te schakelen. De toets bevindt zich op het instrumentenpaneel rechts van de geluidsinstallatie.
Het controlelampje voor het Stabilitrak-systeem moet gaan branden. Het bericht TRACTION CONTROL OFF (tractieregeling uit) wordt op het informatiecentrum voor de bestuurder weergegeven. Druk nogmaals op de toets om het systeem in de normale bedieningsmodus terug te zetten. Als Stabilitrak uitgeschakeld is, zal alleen het anti-slipregelingsgedeelte van het tractieregelsysteem functioneren. Beheer van het motortoerental zal uitgeschakeld zijn. De anti-slipregeling kan wat vaker worden ingeschakeld.
OPMERKING Laat één of meerdere wielen van een as niet overmatig spinnen wanneer de waarschuwingslampjes voor het Stabilitrak-, ABS- en remsysteem branden en er een bericht voor het Stabilitrak-/tractieregelsysteem wordt weergegeven. Anders kan de verdeelbak beschadigd worden. Uiteindelijk kunnen kostbare reparaties nodig zijn die niet door de garantie worden gedekt. Verlaag onmiddellijk het motorvermogen tot de lampen niet langer branden en berichten niet langer worden weergegeven.
83 . . .
–
09euEscalade.dut Page 84 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Het tractieregelsysteem kan ingeschakeld worden op oneffen wegen, tijdens krachtig gas geven tijdens draaien of wanneer de transmissie plotseling omhoog of omlaag schakelt. Als dit gebeurt, kan de snelheid van de auto worden verlaagd. U hoort of voelt mogelijk dat het systeem actief is, maar dat is normaal. Wanneer de cruise control is ingeschakeld op het moment dat het Stabilitrak-systeem het doorslippen van het wiel begint te beperken, zal de cruise control automatisch worden uitgeschakeld.
. . . 84
■ AANSLUITPUNTEN VOOR ELEKTRISCHE ACCESSOIRES OPMERKING
Het controlelampje voor Stabilitrak gaat knipperen. Zodra de omstandigheden weer normaal zijn, mag u de cruise control weer inschakelen. Stabilitrak kan ook automatisch worden uitgeschakeld wanneer er een probleem wordt waargenomen in het systeem. Als het probleem niet vanzelf verdwijnt nadat de auto opnieuw is gestart, moet u contact opnemen met uw dealer voor onderhoud.
Elektrische apparatuur mag niet meer stroom vragen dan 20 ampère. Wanneer elektrische uitrusting langdurig ingeschakeld blijft, kan de accu ontladen raken. Schakel altijd alle elktrische apparatuur uit die niet in gebruik is. De aansluitpunten kunnen worden gebruikt voor het aansluiten van elektrische uitrusting zoals een autotelefoon, 27 MC radio, enz. Er zijn drie aansluitpunten voor elektrische accessoires. Deze aansluiting bevindt zich in het opbergcompartiment in de middenconsole.
09euEscalade.dut Page 85 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Op de achterkant van de middenconsole zit een aansluitpunt. De achterste aansluiting bevindt zich aan de rechterzijde in het achtercompartiment. Als u een aansluiting wilt gebruiken, moet eerst de dop worden verwijderd. Sluit de aansluitingen altijd met de kapjes af wanneer ze niet worden gebruikt.
OPMERKING Het toevoegen van elektrische apparatuur aan uw voertuig kan het voertuig beschadigen of ertoe leiden dat andere dingen niet juist werken. Een dergelijke beschadiging valt niet onder de garantie. Raadpleeg uw dealer voordat u elektrische apparatuur toevoegt en gebruik nooit iets met een hoger vermogen dan dat van de betreffende zekering. Zorg er tijdens het toevoegen van elektrische apparatuur voor dat u de juiste installatie-instructies volgt die bij de apparatuur zijn geleverd.
Aansluitstekkers van de bepaalde accessoires zijn wellicht niet geschikt voor de aansluitpunten in uw voertuig. Het gebruik van dergelijke aansluitstekkers kan resulteren in defecte zekeringen. Als u problemen ondervindt, neem dan contact op met uw dealer voor meer informatie over aansluitstekkers voor accessoires.
OPMERKING De aansluitpunten zijn uitsluitend bedoeld voor accessoirestekkers. Bevestig geen enkel type accessoire of beugel aan de accessoirestekker. Onjuist gebruik van de aansluitingspunten kan leiden tot schade die niet door de garantie wordt gedekt.
85 . . .
–
09euEscalade.dut Page 86 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen ■ VERLICHTING VERLICHTING HOOFDSCHAKELAAR De hoofdlichtschakelaar bedient de volgende verlichtingssystemen: • Koplampen • Achterlichten • Parkeerlichten • Kentekenverlichting • Contourverlichting • Mistachterlichten • Verlichting van het instrumentenpaneel
. . . 86
B A
C D
Draai de knop in de stand om het parkeerlicht en de overige verlichting in te schakelen. De koplampen branden niet. Draai de knop in de stand om de koplampen in te schakelen. De parkeerlichten en de overige verlichting worden ook ingeschakeld. Druk de multifunctionele hendel naar de voorzijde van het voertuig om van dimlicht over te schakelen op groot licht. Trek de hendel naar u toe om het dimlicht weer in te schakelen. Wanneer het groot licht is ingeschakeld, brandt het controlelampje op het instrumentenpaneel.
Opmerking: De elektrische stroom voor de buitenverlichting en een groot deel van de interieurverlichting wordt 10 minuten nadat het contact is uitgeschakeld automatisch onderbroken. Wanneer u wilt dat de koplampen nog 10 minuten blijven branden, kunt u de hoofdlichtschakelaar gebruiken om de lampen handmatig weer in te schakelen. Draai de knop in de stand om het automatische koplampsysteem in te schakelen.
09euEscalade.dut Page 87 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Als deze functie actief is, worden de koplampen en andere verlichting automatisch aan- of uitgeschakeld dankzij sensors die gevoelig zijn voor omgevingslicht. Zie "Automatisch koplampsysteem" verderop in dit hoofdstuk voor meer gegevens. Draai de knop naar om de buitenverlichting en automatische verlichting uit te schakelen. U kunt het automatische koplampsysteem weer inschakelen door de knop opnieuw in de uitstand te draaien en daarna los te laten. Druk op de knop op de schakelaar voor de koplampen om de mistachterlichten in en uit te schakelen. Zie "Mistachterlichten" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Waarschuwingssignaal ingeschakelde verlichting Wanneer u een portier opent terwijl de handbediening van de verlichting nog is ingeschakeld en de sleutel zich niet in het contact bevindt, weerklinkt een waarschuwingssignaal. Er zijn twee manieren om deze functie uit te schakelen: • Draai de knop om alle lampen uit en daarna weer in te schakelen. • Sluit het portier en doe het weer open.
Automatisch koplampsysteem Als deze functie actief is, worden de koplampen en andere verlichting automatisch aan- of uitgeschakeld dankzij sensors die gevoelig zijn voor omgevingslicht. Om deze voorziening goed te laten werken, mag de lichtsensor op de bovenkant van het instrumentenpaneel niet worden bedekt. Draai de knop in de stand AUTO om het systeem in te schakelen. Wanneer het buiten donker is, worden de koplampen en andere verlichting automatisch ingeschakeld. Als het buiten weer licht genoeg is, gaan de koplampen en andere verlichting automatisch weer uit.
87 . . .
–
09euEscalade.dut Page 88 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen De verlichting kan ook worden ingeschakeld wanneer u in een donkere omgeving rijdt. Zodra u het gebied met weinig licht verlaat, kan het ca. een minuut duren voordat de automatisch ingeschakelde koplampen worden uitgeschakeld. Tijdens deze korte vertraging is de instrumentengroep wellicht niet zo helder als gebruikelijk. Zorg ervoor dat de dimmer voor de instrumentenverlichting op volledige lichtsterkte staat ingesteld. Zie "Dimmer voor de instrumentenverlichting" verderop in dit hoofdstuk.
. . . 88
Om de motor tijdens stilstand stationair te laten draaien met uitgeschakeld automatisch koplampsysteem, draait u de knop geheel naar links. U kunt het automatische koplampsysteem weer inschakelen door de knop opnieuw in de uitstand te draaien en daarna los te laten. U moet de normale verlichting inschakelen wanneer dat noodzakelijk is. Wanneer het automatische koplampsysteem de koplampen ingeschakeld heeft en u het contact uitschakelt, dan blijft de buitenverlichting nog enige tijd ingeschakeld terwijl u zich van de auto verwijdert.
Gebruik het bestuurderinfocentrum om deze functie aan of uit te schakelen en om de duur van aanvullende verlichtingsperiode aan te passen. Raadpleeg het volgende onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Bijzondere eigenschappen - EXIT LIGHTING (uitstapverlichting)
09euEscalade.dut Page 89 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 De koplampen worden automatisch ingeschakeld. Als de mistlampen ingeschakeld zijn, brandt tevens de controlelamp voor de mistlampen in de instrumentengroep. –
Dimmer voor de instrumentenverlichting De dimmer voor de instrumentenverlichting regelt de sterkte waarmee het instrumentenpaneel wordt verlicht. De bediening bevindt zich bij de koplampschakelaar. Druk lichtjes op de knop zodat deze naar voren springt. Draai de knop daarna naar rechts om de lichtsterkte te verhogen of naar links om de lichtsterkte te verlagen. Draai de knop helemaal naar rechts om de interieurverlichting in te schakelen.
Mistlampen voor Gebruik mistlampen voor beter zicht in mistige omstandigheden. De mistachterlichten kunnen alleen branden bij ingeschakeld contact. Druk de schakelaar in voor het in- en uitschakelen van de voorste mistlampen.
89 . . .
09euEscalade.dut Page 90 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Interieurverlichting
Mistachterlichten Druk op de knop op de schakelaar voor de koplampen om de mistachterlichten in en uit te schakelen. De mistachterlichten werken alleen wanneer de koplampen en/of de voorste mistlampen zijn ingeschakeld. Wanneer de mistachterlichten zijn ingeschakeld, brandt het controlelampje ook. De mistachterlichten gaan mogelijk niet aan wanneer er een aanhanger aan het voertuig is gekoppeld. De mistachterlichten van de aanhanger gaan wel aan (indien aanwezig).
. . . 90
De interieurverlichting gaat automatisch branden wanneer u een portier opent. Zie "Uitschakelknop interieurverlichting" wanneer de verlichting niet hoeft te worden ingeschakeld. Draai de dimschakelaar voor instrumentenverlichting geheel naar rechts om de verlichting bij gesloten of geopende portieren in te schakelen.
Uitschakelknop interieurverlichting Deze toets bevindt zich op het instrumentenpaneel naast de bediening voor de koplampen. Als de toets wordt ingedrukt, wordt de interieurverlichting niet ingeschakeld wanneer u de portieren opent. Wanneer de toets in de uitstand staat, werkt de interieurverlichting op de normale manier.
09euEscalade.dut Page 91 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 In- en uitstapverlichting
Leeslampen
Wanneer een portier wordt geopend zullen sommige lampen in de auto worden ingeschakeld om het instappen te vergemakkelijken. Wanneer de contactsleutel uit de contactschakelaar wordt genomen zullen sommige lampen in de auto worden ingeschakeld om het uitstappen te vergemakkelijken. De uitstapverlichting blijft ongeveer 20 seconden branden. Zie "Uitschakelknop interieurverlichting" wanneer de verlichting niet hoeft te worden ingeschakeld.
Uw auto kan zijn uitgerust met leeslampen. De aan/uit-schakelaars hiervan zijn naast de lampen aangebracht. Druk op de schakelaar om de verlichting in of uit te schakelen.
Bescherming tegen ontlading van accu Zie "Accu-ontladingsbescherming" verderop in dit hoofdstuk.
■ SCHAKELAARPANEEL IN DE INSTRUMENTENGROEP De schakelaargroep bevindt zich op het instrumentenpaneel, onder het klimaatregel- en airconditioningssysteem. Deze schakelaargroep heeft de volgende bedieningsorganen: • Bediening verstelbare gas- en rempedalen • Toets voor verwarmde ruitensproeiervloeistof • Bediening elektrisch bedienbare treeplanken (indien van toepassing) Wanneer uw voertuig geen opties heeft die door één van de bovenstaande schakelaars worden bediend, is er een loze schakelaar op die plaats gemonteerd.
91 . . .
–
09euEscalade.dut Page 92 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
A
B
C
D
AUTO
AUX
E
G
■ VERWARMINGS- EN AIRCONDITIONINGSYSTEEM AUTOMATISCH KLIMAATREGELSYSTEEM MET TWEE ZONES . . . 92
F
Bij dit airconditioningsysteem met twee zones is het mogelijk dat de bestuurder en de voorpassagier ieder afzonderlijk een temperatuur kunnen kiezen.
De gewenste temperatuur wordt ingesteld op basis van informatie van de interieursensoren, een zonnesensor en een buitentemperatuursensor. Teneinde het automatische klimaatregelsysteem juist te laten werken, mogen de sensoren niet afgedekt zijn. Zie "Sensoren" verderop in dit hoofdstuk. Druk op de bestuurderstemperatuur-, ventilator-, ontdooi-, AUTOof airconditioningstoets op het bedieningspaneel van de klimaatregeling om het systeem in te schakelen. Indien u AUTO indrukt om het systeem in te schakelen, dan zal bekrachtiging van de automatische functie plaatsvinden. Zie "Automatische functie" verderop in dit hoofdstuk.
09euEscalade.dut Page 93 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 STAND OFF (UIT) Druk op de knop om het systeem in of uit te schakelen. Het systeemdisplay wordt ingeschakeld wanneer het systeem is ingeschakeld. Er stroomt wel lucht door de luchtroosters in de beenruimte wanneer het systeem is uitgeschakeld. Zelfs als het systeem is uitgeschakeld, kunt u nog steeds de temperatuur en de luchtverdelingsmodus instellen. Wanneer de instellingen voor de temperatuur of luchtverdelingsmodus zijn aangepast terwijl het systeem was uitgeschakeld, dan wordt de nieuwe instelling kort op het display weergegeven voordat het wordt uitgeschakeld. Wanneer het systeem is uitgeschakeld, kunt u nog wel op de ventilator-, ontdooi-, AUTO- of airconditioningstoets op het bedieningspaneel van de klimaatregeling drukken om het systeem weer in te schakelen.
TEMPERATUURREGELING De temperatuur kan worden ingesteld van 15°C (60°F) tot 32°C (90°F). Als het systeem zich echter in de automatische modus bevindt en u kiest 15°C (60°F) voor maximale koeling of 32°C (90°F) voor maximale verwarming, dan blijft het systeem in de maximale koelings- of verwarmingsinstelling. Door de maximale instelling voor verwarming of koeling te kiezen, zal het systeem niet sneller verwarmen of koelen.
Temperatuurregeling voor de bestuurder Draai de knop aan de bestuurderszijde om de gewenste temperatuur in de auto te kiezen. Draai de knop rechtsom voor het verhogen of linksom voor het verlagen van de temperatuur. Het display toont de temperatuurinstelling. Zelfs als het systeem is uitgeschakeld, kunt u nog steeds de temperatuur instellen.
93 . . .
–
09euEscalade.dut Page 94 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen A
B
C
D
AUTO
AUX
E
G
Temperatuurregeling voor de passagier Druk op om de temperatuurregeling aan de passagierszijde in of uit te schakelen. Draai de knop rechtsom om de temperatuur te verhogen en linksom om de temperatuur te verlagen voor de voorste passagierszone. Wanneer de temperatuurinstellingen niet overeenkomen, dan wordt de ingestelde temperatuur aan de passagierszijde op het display met de ingestelde temperatuur aan de bestuurderszijde weergegeven.
. . . 94
F
Zelfs als het systeem is uitgeschakeld, kunt u nog steeds de temperatuur instellen. Wanneer u de temperatuur voor de passagierszijde wilt resetten, zodat deze gelijk is aan die van de bestuurder, houd dan ingedrukt om de bediening aan de passagierszijde uit te schakelen.
AUTOMATISCHE TEMPERATUURREGELING Teneinde het automatische klimaatregelsysteem juist te laten werken, mogen de sensoren niet afgedekt zijn. Zie "Sensoren" verderop in dit hoofdstuk. 1. Druk de toets AUTO in om de airconditioning en het temperatuurregelsysteem in te schakelen. AUTO zal op het display verschijnen. Wanneer AUTO is geselecteerd, worden op het display de huidige ventilatorsnelheid, luchtverdelingsmodus en temperatuur vijf seconden weergegeven.
09euEscalade.dut Page 95 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 2. Stel de temperatuur in op een comfortabele instelling. Zie "Temperatuurregeling" eerder in dit hoofdstuk. Het kan tot 20 minuten duren voordat het systeem de temperatuur heeft geregeld. Pas zonodig de temperatuur aan. In de automatische modus zal het systeem de binnentemperatuur, de luchtverdelingsmodus en de ventilatorsnelheid automatisch regelen, om zo snel mogelijk de door u ingestelde temperatuur te bereiken. Wanneer u de temperatuur voor de passagierszijde wilt resetten, zodat deze gelijk is aan die van de bestuurder, houd dan ingedrukt om de bediening aan de passagierszijde uit te schakelen. In deze stand wordt bij een buitentemperatuur van meer dan 4°C de compressor van de airconditioning ingeschakeld.
De automatische temperatuurregeling schakelt ook de recirculatiefunctie in wanneer het buiten heet is en er snel koeling nodig is. Bij koud weer zal het systeem de inschakeling van de aanjager vertragen om te voorkomen dat koude lucht in de auto wordt geblazen. Als u deze vertraging wilt uitschakelen, drukt u de aanjagerschakelaar in om de aanjagersnelheid handmatig in te stellen.
HANDMATIGE BEDIENING Regelaar voor ventilatorsnelheid Gebruik om de snelheid van de aanjager handmatig te regelen. Druk op het bovenste gedeelte van de schakelaar om de aanjagersnelheid te vergroten en op het onderste gedeelte van de schakelaar om de snelheid te verkleinen. Wanneer dit bedieningselement wordt ingedrukt terwijl het systeem zich in de automatische modus bevindt, zal AUTO van het display verdwijnen. De huidige ventilatorsnelheid wordt op het display weergegeven. Het systeem blijft de luchtverdelingsmodus automatisch regelen.
95 . . .
–
09euEscalade.dut Page 96 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen A
B
C
D
AUTO
AUX
E
G
Regelaar voor luchtverdeling Druk op de pijl omhoog of omlaag op schakelaar om de automatische functie uit te schakelen en met de hand één van de standen te kiezen voor het regelen van de richting van de luchtstroom. Op het display wordt de geselecteerde stand aangegeven. Wanneer dit bedieningselement wordt ingedrukt terwijl het systeem zich in de automatische modus bevindt, zal AUTO van het display verdwijnen.
. . . 96
F
Het systeem blijft de ventilatorsnelheid automatisch regelen. Wanneer u op drukt terwijl het systeem is uitgeschakeld, dan verandert de luchtverdelingsmodus zonder dat het systeem wordt ingeschakeld. Wanneer het systeem is uitgeschakeld, is het display leeg nadat de huidige instelling is weergegeven. Met deze modus wordt de lucht naar de luchtroosters in het instrumentenpaneel gevoerd.
In de stand "mengen" (blending) wordt de lucht naar beide luchtroosters in het dashboard en naar de openingen in de beenruimten gevoerd. Een gedeelte van de lucht kan naar de luchtroosters voor de voorruit en de zijruiten gaan. De lucht die naar de beenruimten wordt geleid kan in geringe mate zijn verwarmd. De verwarmingsstand leidt de meeste lucht naar de luchtroosters in de beenruimte, terwijl een kleine hoeveelheid lucht naar het ventilatiesysteem van de voorruit en de zijruiten wordt geleid. Gebruik deze stand om de lucht achterin de auto te leiden. De recirculatiefunctie kan in deze modus niet worden geactiveerd.
09euEscalade.dut Page 97 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 In deze stand wordt de luchtstroom verdeeld over de ontwasemingsroosters voor de voorruit, de luchtroosters in de beenruimten en de ontwasemingsroosters voor de zijramen. Gebruik deze modus om beslagen voor- en zijruiten te ventileren terwijl tegelijkertijd de auto wordt verwarmd. Bij temperaturen van meer dan 4°C treedt de compressor van de airconditioning automatisch in werking. De recirculatiefunctie kan in deze modus niet worden geactiveerd. Veeg altijd de condens, sneeuw, ijs of iets anders van de ramen dat het zicht kan belemmeren voordat u met het voertuig gaat rijden.
Ontdooien Druk op om condens of ijs van de voorruit en de zijruiten te verwijderen. In deze stand wordt de luchtstroom verdeeld over de ontwasemingsroosters voor de voorruit, de luchtroosters in de beenruimten en de ontwasemingsroosters voor de zijramen. Bij temperaturen van meer dan 4°C treedt de compressor van de airconditioning automatisch in werking. De recirculatiefunctie kan in deze modus niet worden geactiveerd. Veeg altijd de condens, sneeuw, ijs of iets anders van de ramen dat het zicht kan belemmeren voordat u met het voertuig gaat rijden.
Recirculeren Druk op de recirculatietoets om de lucht in het voertuig te laten recirculeren. Dit is nuttig om stof en geurtjes uit het systeem te houden en wanneer het interieur snel moet worden gekoeld. Het recirculatiesymbool wordt op het display weergegeven wanneer de functie actief is. De aircocompressor wordt ingeschakeld wanneer het systeem zich in de recirculatiemodus bevindt. Druk nog een keer op de toets of schakel het contact uit om de recirculatiefunctie uit te schakelen. De recirculatiefunctie kan niet worden ingeschakeld in de verwarmings-, ontwasemings- of ontdooistand.
97 . . .
–
09euEscalade.dut Page 98 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Wanneer u probeert de recirculatiefunctie in te schakelen terwijl deze niet beschikbaar is, knippert het controlelampje drie keer om u te laten weten dat de functie niet kan worden ingeschakeld. Door deze functie te kiezen bij koud en vochtig weer kunnen de ruiten beslaan. U kunt de ramen snel ontwasemen door de ontwasemings- of ontdooistand in te schakelen en de ventilator op de hoogste stand in te stellen.
. . . 98
Toets voor compressor van airconditioning (A/C) Druk op om de compressor van de airconditioning in te schakelen. Het controlelampje wordt op het display weergegeven. Het systeem koelt en droogt de lucht in de auto. Druk de toets nogmaals in om deze voorziening uit te schakelen. De airconditioning wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de buitentemperatuur onder een niveau daalt waarbij de compressor gaat werken.
Als u probeert de airconditioningsfunctie in te schakelen, wanneer deze niet beschikbaar is, knippert het controlelampje drie keer om u te laten weten dat de functie niet kan worden ingeschakeld. Het controlelampje gaat uit. Wanneer de temperatuur boven het vriespunt ligt, draait de compressor van de airconditioning in de ontwasemings- en ontdooistand om het vocht van de ramen te verwijderen. Soms loopt er water onder de motor uit terwijl u met de airconditioning ingeschakeld rijdt. Dit is normaal.
09euEscalade.dut Page 99 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Toets AUX (extra) Druk op AUX op het klimaatregelingssysteem voorin om het klimaatregelsysteem achterin in en uit te schakelen. Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Airconditioning/verwarming, achter, automatisch
SENSOREN Teneinde het automatische klimaatregelsysteem juist te laten werken, mogen de sensoren niet afgedekt zijn. Het klimaatregelsysteem gebruikt de informatie van de sensoren om de uitlaattemperatuur, ventilatorsnelheid en luchtverdelingsmodus aan te passen. Zonlichtsensor De sensor bevindt zich boven op het instrumentenpaneel, bij de voorruit.
Temperatuursensoren De binnentemperatuursensor bevindt zich in de hemelbekleding boven de voorstoelen. De buitentemperatuursensor bevindt zich aan de voorzijde van het voertuig, achter de grille. Elke type afdekking aan de voorzijde van de auto kan ertoe leiden dat het systeem een foutieve temperatuurweergave laat zien.
99 . . .
–
09euEscalade.dut Page 100 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
A
B
SRCE
AIRCONDITIONING/VERWARMING, ACHTER, AUTOMATISCH Uw voertuig is uitgerust met een klimaatregelsysteem voor de achterbank.
. . . 100
C
PROG
De achterbediening voor de airconditioning/verwarming is in het bedieningspaneel voor het audiosysteem voor achterpassagiers geïntegreerd.
U kunt het klimaatregelingssysteem voor achterin als volgt regelen: • Druk op AUX op het klimaatregelingssysteem voorin om het systeem in en uit te schakelen. Het controlelampje in de toets brandt wanneer het systeem is ingeschakeld. • Druk op de knop om de ventilatorsnelheid te verhogen , de modustoets of de toets plus (+) of min (-) op het bedieningspaneel achterin om het systeem in te schakelen. • Druk herhaaldelijk op om het systeem uit te schakelen. Wanneer het controlelampje AUX uit is, is het klimaatregelsysteem voor achterin uitgeschakeld.
09euEscalade.dut Page 101 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Wanneer het systeem achterin voor het eerst wordt ingeschakeld met het klimaatregelsysteem voorin, gaat het systeem in de "imitatie"modus. Alle instellingen voor het systeem achterin zijn gelijk aan de instellingen voor het systeem voorin. Wanneer u de instellingen voor het systeem achterin aanpast met het bedieningspaneel achterin, werken de systemen voorin en achterin onafhankelijk van elkaar. Wanneer de instellingen voor achterin niet overeenkomen met de instellingen voor voorin, worden de instellingen op het display achterin weergegeven.
AUTOMATISCHE TEMPERATUURREGELING Druk herhaaldelijk op totdat AUTO wordt weergegeven. Druk op de toets plus (+) of min (-) om de temperatuur te verhogen of te verlagen. Het systeem regelt automatisch de binnentemperatuur, de luchtverdelingsmodus en de ventilatorsnelheid. Wanneer de automatische werking is ingeschakeld, wordt het woord AUTO op het display weergegeven. Wanneer de instellingen voor achterin niet overeenkomen met de instellingen voor voorin, worden de instellingen op het display achterin weergegeven.
HANDMATIGE BEDIENING Regelaar voor ventilatorsnelheid Druk op de pijl omhoog om de automatische stand uit te schakelen en handmatig de hoeveelheid binnenstromende lucht te verhogen. Druk op de pijl omlaag om de automatische stand uit te schakelen en de ventilatorsnelheid te verlagen. Het systeem blijft wel de luchtverdelingsmodus regelen.
101 . . .
–
09euEscalade.dut Page 102 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen A
B
SRCE
Temperatuurregeling Druk op de toets plus (+) of min (-) om de temperatuur te verhogen of te verlagen.
. . . 102
TIPS VOOR HET GEBRUIK
C
PROG
Regelaar voor luchtverdeling Druk herhaaldelijk op om de automatische stand stop te zetten en de richting van de luchtstroom automatisch in te stellen. Op het display wordt de geselecteerde stand weergegeven.
Voor u de airconditioning gebruikt, moet u eerst enkele minuten de ramen openen om de warme lucht te laten ontsnappen. Houd tijdens het gebruik van de airconditioning de ramen gesloten. Houd de motorkap en de luchtinlaten aan de voorzijde vrij van ijs, sneeuw, bladeren of andere obstakels. Bij koud weer zet u de aanjager in de hoogste snelheid wanneer u voor het eerst in de auto stapt om de luchtinlaten vrij te maken van sneeuw en vocht zodat de kans wordt verkleind dat de auto van binnen beslaat. Leg geen voorwerpen onder de voorstoelen, zodat de lucht door het voertuig kan circuleren. Door opties toe te voegen aan de voorzijde van de auto is het mogelijk dat het klimaatregelsysteem niet goed meer kan functioneren. Raadpleeg uw dealer voordat u opties installeert aan de buitenzijde van uw auto.
09euEscalade.dut Page 103 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 LUCHTROOSTERS
OPMERKING
Beweeg de voorste roosters omhoog, omlaag, naar rechts of naar links om de luchtstroom in de gewenste richting te leiden.
ACHTERRUITVERWARMING
Gebruik voor het reinigen van de binnenzijde van de achterruit geen scherpe voorwerpen. Hierdoor kunnen de verwarmingsdraden worden beschadigd. De reparaties worden niet gedekt door uw garantie. Bevestig niets op de achterruitverwarming.
Druk op deze toets om de achterruit te ontwasemen. Druk nog een keer op de toets of schakel het contact uit om deze functie uit te schakelen. Anders wordt de ontwaseming automatisch na enkele minuten uitgeschakeld. Druk nog een keer op de toets om de achterruitverwarming opnieuw in te schakelen. De verwarming van de buitenspiegels werkt in combinatie met de achterruitverwarming.
103 . . .
–
09euEscalade.dut Page 104 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen ■ GELUIDSINSTALLATIE EN KLOK OPMERKING Extra gemonteerde elektronische apparatuur zoals een MCzender/ontvanger, autotelefoon of zend-/ontvanginstallatie kan storen op de werking van de motor, radio of overige systemen van uw voertuig en deze zelfs beschadigen. De systemen van uw voertuig kunnen storen op de werking van later toegevoegde geluidsapparatuur. Raadpleeg uw dealer voordat u extra apparatuur aan uw voertuig toevoegt. Controleer ook de nationale regelgeving voor mobiele radioen telefooneenheden.
. . . 104
OPMERKING Het gongsignaal in uw voertuig wordt geproduceerd door de radio. Wanneer de autoradio verwijderd is en niet vervangen door een fabrieksradio of de gongmodule is niet geïnstalleerd, dan zijn de gongsignalen van uw auto uitgeschakeld. Zie "Accessoires en aanpassingen" voor meer informatie.
Uw voertuig is uitgerust met een navigatiesysteem. De radio is geïntegreerd in het regelpaneel van dat systeem. Zie het afzonderlijke handboek voor het navigatiesysteem en de radio voor meer informatie. Om de radio te kunnen inschakelen, moet het contact aangezet zijn of de accessoirevoeding ingeschakeld zijn. Neem wanneer uw voertuig staat geparkeerd de tijd om de knoppen en bediening van het systeem te leren kennen en de verschillende functies in te stellen.
09euEscalade.dut Page 105 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Op die manier kunt u het systeem gemakkelijker gebruiken en op de weg blijven letten.
WAARSCHUWING Vermijd of minimaliseer activiteiten met de geluidsinstallatie of navigatiesysteem wanneer u rijdt. Wanneer u uitgebreid met het entertainmentsysteem bezig bent, hebt u meer kans op een aanrijding met letsel of de dood tot gevolg. Veilig rijden gaat voor alles. Gebruik het systeem alleen wanneer de weg- en verkeersomstandigheden dit toelaten. De bestuurder moet zijn volledige aandacht bij het rijden houden.
Gebruik van een mobiele telefoon kan storing veroorzaken bij de ontvangst van autoradio. Deze storing kan optreden wanneer u belt of wordt gebeld, wanneer de telefoon wordt opgeladen of als de telefoon alleen maar aanstaat. Deze storing wordt omschreven als een verhoogd niveau statische ruis terwijl naar de radio wordt geluisterd. Als u statische ruis hoort, terwijl u naar de radio luistert, verwijder dan de mobiele telefoon en schakel deze uit.
Ook andere apparatuur (opladers voor mobiele telefoons, extra accessoires of elektronische apparaten) die op het contact voor accessoires zijn aangesloten kunnen voor storing zorgen. Wanneer u merkt dat u last hebt van storing of statische elektriciteit, haal het apparaat dan uit het contact voor accessoires.
105 . . .
–
09euEscalade.dut Page 106 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
SRCE
AUDIOSYSTEEM VOOR INZITTENDEN ACHTERIN WAARSCHUWING Deze voorziening is bedoeld om alleen te worden gebruikt door passagiers achterin de auto. Met deze functies kunnen de passagiers op de achterbank de beschikbare audiobronnen (AM-FM, cd, dvd of extra bron, indien aanwezig) selecteren en bedienen.
. . . 106
PROG
Opmerking: Sommige functies werken niet wanneer de passagiers voor en achter in het voertuig naar dezelfde geluidsbron luisteren. Het geluid van het systeem kan met de bedrade koptelefoon (niet meegeleverd) of via de luidsprekers worden beluisterd.
Wanneer uw voertuig is uitgerust met het optionele entertainmentsysteem voor achterpassagiers, kunt u het geluid beluisteren met de draadloze koptelefoon. Zie het aparte boekje voor het entertainmentsysteem voor achterpassagiers voor meer informatie Dit systeem is geschikt voor maximaal twee bedrade koptelefoons. Het audiosysteem achterin kan ook worden gebruikt wanneer het voorste hoofdsysteem is afgezet. Wanneer u met dit systeem naar een draagbaar audioapparaat wilt luisteren, sluit u het apparaat aan op de extra aansluiting achter en schakelt u het apparaat in. Druk vervolgens, indien noodzakelijk, op SRCE om de aanvullende apparaatbron te selecteren. Zie voor meer informatie "Geluidsbron kiezen" verderop in dit hoofdstuk.
09euEscalade.dut Page 107 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Aan/uit-toets Druk op om het audiosysteem voor de achterbank in te schakelen. Druk nog een keer op de toets om het systeem uit te schakelen. Volumeregelaar De linkerknop regelt het volume voor de bedrade koptelefoon links en de rechterknop regelt het volume voor de bedrade koptelefoon rechts. Draai de volumeknop om het volume te vergroten of te verkleinen. Geluidsbron kiezen Druk op SRCE om tussen de beschikbare audiobronnen te schakelen: • Radio • DVD-speler • Cd-wisselaar • Extra apparaat achter (waar aanwezig en aangesloten)
Zoeken Wanneer u op de toets drukt, gaat de radio naar de volgende lagere zender en blijft daar staan. Wanneer u naar een cd of audio-dvd luistert, kunt u met deze toets het begin van de huidige of vorige track/hoofdstuk zoeken. Als er minder dan 10 seconden van de track of het hoofdstuk is afgespeeld, gaat het systeem terug naar de vorige track. Als er meer dan 10 seconden van de track is afgespeeld, start het systeem de huidige track/ hoofdstuk opnieuw. Wanneer u op de toets drukt, gaat de radio naar de volgende hogere zender en blijft daar staan. Wanneer u op een bepaalde frequentie wilt afstemmen, kunt u of ingedrukt houden totdat het display knippert.
Druk daarna op de pijl links of rechts om de zenderfrequentie met één stap te verhogen of te verlagen. Wanneer er enkele seconden niets gebeurt, stopt het display met knipperen en wordt de zender weergegeven waarop nu is afgestemd. Wanneer u naar een cd luistert, kunt u met deze toets naar de volgende track gaan. Wanneer uw voertuig is voorzien van het entertainmentsysteem voor achterpassagiers, kan deze bediening worden gebruikt om door de diskmenu's te navigeren. Zie het aparte boekje voor het entertainmentsysteem voor achterpassagiers voor meer informatie
107 . . .
–
09euEscalade.dut Page 108 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
A B
SRCE
PROG-toets Wanneer de radio geselecteerd is als audiobron voor de achterpassagiers, druk dan op de toets PROG om door de zenders te bladeren die zijn opgeslagen onder de voorkeuzetoetsen van de hoofdradio. Wanneer u naar een cd of audio-dvd luistert, kunt u met deze toets het begin van de huidige of vorige track/hoofdstuk zoeken.
. . . 108
PROG
Als er een disk met de cd-/dvdwisselaar wordt afgespeeld, kunt u met deze toets de volgende disk in de wisselaar selecteren. Wanneer uw voertuig is voorzien van het entertainmentsysteem voor achterpassagiers, kan deze bediening worden gebruikt om door de dvd-menu's te navigeren. Zie het aparte boekje voor het entertainmentsysteem voor achterpassagiers voor meer informatie
BEDIENINGSTOETSEN VOOR HET AUDIOSYSTEEM OP HET STUURWIEL De bediening voor de radio is bij uw voertuig op het stuurwiel gemonteerd. Druk op om het geluid uit de luidsprekers van het systeem te dempen. Wanneer de inzittenden op de achterbank via de koptelefoon luisteren, wordt het geluid niet gedempt. Druk nog een keer op de toets om het geluid weer in te schakelen.
09euEscalade.dut Page 109 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Bij het navigatiesysteem regelt de toets het spraakherkenningssysteem. Zie de afzonderlijke handleiding van het navigatiesysteem voor meer informatie over hoe u dit systeem moet gebruiken. Druk op de pijl omhoog om snel af te stemmen op de volgende voorkeurzender of om naar de volgende selectie te gaan als u naar een cd of dvd luistert. Druk op om snel af te stemmen op de vorige voorkeurzender of om naar de vorige selectie te gaan als u naar een cd of dvd luistert.
Druk op SRCE om tussen de beschikbare audiobronnen te schakelen: • AM-band • FM1-band • FM2-band • Cd-wisselaar • DVD-speler • Extra apparaat achter (waar aanwezig en aangesloten) Trek + of – naar u toe om het volume te verhogen of te verlagen. Druk op om de radio af te stemmen op de volgende zender. De radio zal niet stoppen bij radiozenders met zwakke ontvangst. Wanneer u naar een cd of dvd luistert, gaat het systeem naar de volgende track/hoofdstuk of naar de volgende disk, als er meerdere disks zijn geplaatst.
BEVEILIGING TEGEN DIEFSTAL De beveiliging tegen diefstal is automatisch ingesteld en hoeft niet te worden geprogrammeerd. De antidiefstalfunctie leert automatisch een deel van het voertuigidentificatienummer. Het systeem wordt automatisch ingeschakeld, zodra het contact wordt uitgezet. Uw radio zal in geval van diefstal niet functioneren.
109 . . .
–
09euEscalade.dut Page 110 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen ANTENNE De antenne is in de achterraampjes ingebouwd. Beschadigingen aan de binnenzijde van de achterste zijruiten kan storing van de radio-ontvangst tot gevolg hebben.
OPMERKING Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een scheermesje om de achterraampjes te reinigen. Breng later geen getinte folie aan op de ruiten. De metallic laag in sommige getinte folie-producten zorgt voor interferentie met of verstoort de binnenkomende radio-ontvangst. Deze schade wordt niet door uw garantie gedekt.
. . . 110
Indien u gebruik maakt van een draagbare telefoon die niet met het voertuig is bijgeleverd, en de antenne aan de ruit moet worden bevestigd, voorkom dan beschadiging van de bestaande verwarmingsdraden in de ruit. Plaats de antenne van de draagbare telefoon niet op de verwarmingsdraden in de ruit.
■ NAVIGATIESYSTEEM Het navigatiesysteem bevindt zich in het midden van het instrumentenpaneel. Het systeem bestaat uit bedieningstoetsen en een aanraakscherm en is uitgerust met een navigatiegeleidingssysteem met routeplanner. Zie de afzonderlijke handleiding voor meer informatie over de wijze waarop dit systeem moet worden gebruikt.
09euEscalade.dut Page 111 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 ■ BEDIENINGSORGANEN OP STUURWIEL/STUURKOLOM
C
De volgende bedieningsorganen zijn op het stuurwiel en de stuurkolom aangebracht.
A
J 3 2
80
4
60
RPM x 1000
5
1 0
P R N D M
6
40
H
I
100 120 140 km/h 160 MPH
180
20
200
0
220
ABS
– RES
SET
B
D E G F
Stuurkolomschakelaar Gebruik deze toets om de volgende functies te regelen: • Groot licht/dimlicht van de koplampen • Richtingaanwijzers • Ruitenwissers/ruitensproeier
• Ruitenwisser/ruitensproeier, achter Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Stuurkolomschakelaar" verderop in dit hoofdstuk.
111 . . .
09euEscalade.dut Page 112 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Zie de volgende informatie: • Bijzondere eigenschappen - EASY EXIT SETUP (instellingen uitstapstand) - EASY EXIT SEAT (Uitstapvoorziening) - MEMORY SEAT RECALL (stoelstand oproepen)
Schakelaar elektrisch instelbare stuurkolom U kunt het stuurwiel in verschillende standen zetten. Beweeg de schakelaar in de richting waarin het stuur moet bewegen. Druk de schakelaar omhoog of omlaag om het stuur omhoog of omlaag te kantelen. Het is niet raadzaam te rijden met het stuurwiel in de hoogste stand. De airbag kan in deze stand niet optimaal functioneren. Plaats het stuurwiel alleen tijdens het in- en uitstappen in de hoogste stand.
. . . 112
WAARSCHUWING Wijzig de stand van het stuurwiel niet tijdens het rijden.
09euEscalade.dut Page 113 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Toetsen cruise control Gebruik deze toetsen voor de bediening van uw cruise-controlsysteem. Zie "Cruise control" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Claxon Verwarmd stuurwiel (indien van toepassing) De bedieningsschakelaar bevindt zich op het stuurwiel. Druk op de toets om het stuurwiel te verwarmen. Het controlelampje in de toets brandt wanneer het systeem is ingeschakeld. Het duurt enkele minuten voordat het stuurwiel de hoogste temperatuur bereikt.
U kunt de claxon gebruiken door op de bekleding van het stuurwiel te drukken.
Bedieningstoetsen voor het audiosysteem op het stuurwiel Uw voertuig is uitgerust met radiotoetsen op het stuurwiel . Zie onder "Geluidsinstallatie en klok" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Contactslot Zie Starten en bedieningsvoorschriften voor meer informatie over het contactslot .
113 . . .
–
09euEscalade.dut Page 114 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Schakelhendel
Toets sleep-/trekfunctie
Waarschuwingsknipperlichten
Zie de instructies Starten en bedieningsvoorschriften voor meer informatie over de keuzehendel .
Druk op de toets en laat deze weer los om de sleep-/trekfunctie in en weer uit te schakelen. Zie onder "Sleep-/trekfunctie" in de rubriek "Het rijden met een aanhanger" in hoofdstuk 3. U kunt het afremmen op een helling in- of uitschakelen door de toets voor de sleep-/trekfunctie op het uiteinde van de versnellingshendel in te drukken en weer los te laten. Zie "Afremmen op hellingen" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
Druk de waarschuwingsknipperlichtschakelaar in zodat de richtingaanwijzers aan de voor- en achterzijde van de auto knipperen. De waarschuwingsknipperlichten werken in iedere willekeurige stand van de contactsleutel, ook wanneer de sleutel uit het contactslot is genomen. Druk de schakelaar nogmaals in om de waarschuwingsknipperlichten uit te schakelen. Bij ingeschakelde waarschuwingsknipperlichten is de richtingaanwijzerschakelaar buiten werking.
. . . 114
09euEscalade.dut Page 115 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
■ STUURKOLOMSCHAKELAAR Richtingaanwijzers Wanneer u wilt aangeven dat u wilt afslaan, zet u de hendel helemaal omhoog (rechts) of omlaag (links). Na de afslag gaat de hendel automatisch terug in de oorspronkelijke stand. Wanneer u naar een andere rijbaan wilt, druk dan de hendel minder dan een seconde in zodat de richtingaanwijzer automatisch drie keer knippert. Wanneer u wilt dat de richtingaanwijzer vaker knippert, kunt u de hendel omhoog of omlaag houden totdat u op de andere rijbaan bent.
Er gaat een pijltje op het instrumentenpaneel knipperen in de richting van de afslag of rijbaanwissel. Wanneer de sleep-/trekfunctie is geactiveerd terwijl u van rijbaan wisselt, knipperen de richtingaanwijzers zes keer. Uw voertuig is uitgerust met zijmarkeringslichten. De zijmarkeringslichten gaan branden wanneer de richtingaanwijzers aan staan. Als de richtingaanwijzers sneller dan normaal knipperen, is waarschijnlijk een gloeilamp doorgebrand. Controleer de werking van de richtingaanwijzers aan de voor- en achterzijde van de auto.
De pijltjes van de richtingaanwijzers op het instrumentenpaneel knipperen niet sneller wanneer de gloeilamp van een zijmarkeringslicht kapot is. Controleer regelmatig of de zijmarkeringslichten goed werken. Wanneer een gloeilamp defect is, moet u deze vervangen om ongevallen te voorkomen. Wanneer de groene pijltjes helemaal niet gaan knipperen terwijl u de richtingaanwijzer inschakelt, dan moet u de zekering controleren en kijken of alle gloeilampen het doen. Zie "Zekeringen en stroomonderbrekers" in hoofdstuk 4 voor meer informatie. Wanneer de richtingaanwijzers langer dan 1 km ingeschakeld blijven, klinkt er een gongsignaal en het bericht TURN SIGNAL ON verschijnt in het informatiecentrum voor de bestuurder om u eraan te herinneren deze uit te schakelen. Wanneer u de richtingaanwijzers langer wenst te laten werken, schakel ze dan even uit en meteen weer in.
115 . . .
–
09euEscalade.dut Page 116 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Het is mogelijk met grootlicht een signaal te geven om de aandacht te trekken van andere weggebruikers. Om deze voorziening te gebruiken, moet u de stuurkolomschakelaar naar u toe trekken. Laat de hendel los.
Grootlicht-/dimlichtschakelaar Wanneer de koplampen zijn ingeschakeld en de schakelaararm in de middenstand staat, dan branden de koplampen op dimlicht. Druk de schakelaar in de richting van het instrumentenpaneel om van dimlicht over te schakelen op grootlicht. Trek de schakelaar in de richting van het stuurwiel om het dimlicht weer in te schakelen. Bij ingeschakeld grootlicht brandt de controlelamp op het instrumentenpaneel.
. . . 116
Ruitenwissers OPMERKING Verwijder sneeuw en ijs van de wisserbladen voordat ze worden ingeschakeld, om beschadiging van de wisserbladen en de wissermotor te voorkomen. Draai het schakelaardeel om de ruitenwissers in te schakelen. Draai het schakelaardeel naar de instelling "mist" voor een enkele wisbeweging.
09euEscalade.dut Page 117 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Houd het schakelaardeel in deze stand om de ruitenwissers meerdere wisbewegingen te laten maken. Draai, afhankelijk van de wissnelheid, het schakelaardeel in één van de hoogste standen voor ononderbroken wisbewegingen. Tijdens lichte regen of sneeuw kan de intervalfunctie worden gekozen. Draai het schakelaardeel in een van de intervalinstellingen om de gewenste intervalperiode tussen de wisserbewegingen te kiezen. Hoe dichter de instelling bij de bovenzijde van de hendel is, des te korter is de interval. De ruitenwissers worden beschermd door een stroomonderbreker en een zekering. Bij een elektrische overbelasting stopt het wissersysteem tot de motor is afgekoeld.
Draai het schakelaardeel naar de "uit"-stand om de wissers uit te schakelen. Ruitenwissers slijten en wissen dan niet goed meer, waardoor het zicht wordt verminderd. Vervang versleten ruitenwissers. Ruitenwissers met regensensor Vlakbij de achteruitkijkspiegel is een sensor op de voorruit gemonteerd. De sensor bewaakt de hoeveelheid vocht op de voorruit en schakelt de ruitenwissers overeenkomstig automatisch in.
Het regenafhankelijke wissersysteem kan worden ingeschakeld door het wisserschakelaardeel in één van de vijf gevoeligheidsniveaus, aangegeven op de schakelaar, te draaien. Draai de ring naar u toe voor het laagste gevoeligheidsniveau en van u af voor het hoogste niveau. De ruitenwissers werken zowel in een vertragingsfunctie als een continue lage of hoge snelheid, afhankelijk van het ingestelde gevoeligheidsniveau en de hoeveelheid vocht. Om deze functie op te heffen en de ruitenwissers handmatig te bedienen, zet u de schakelaar in de positie voor lage of hoge snelheid.
OPMERKING Schakel om beschadigingen te voorkomen de ruitenwissers uit voordat u een wasstraat binnenrijdt.
117 . . .
–
09euEscalade.dut Page 118 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen De ontwasemings- en sproeierfuncties werken op de normale manier. Ze worden niet beïnvloed door het regenafhankelijke ruitenwissersysteem. Wanneer het automatische koplampsysteem is ingeschakeld, gaat de buitenverlichting automatisch aan als de ruitenwissers acht cycli hebben gemaakt. Wanneer er meer dan drie minuten zijn verstreken sinds de laatste beweging van de ruitenwissers, worden de koplampen uitgeschakeld.
. . . 118
WAARSCHUWING Gebruik als het vriest pas ruitensproeier als de voorruit is verwarmd; anders kan zich ijsvorming voordoen, wat uw zicht ernstig belemmerd.
RUITENSPROEIERS Op de bovenzijde van de stuurkolomschakelaar bevindt zich een toets met het symbool van ruitensproeiers. Om ruitensproeiervloeistof op de voorruit te sproeien moet u de toets indrukken en loslaten. De wissers zullen de ruit schoonvegen en dan tot stilstand komen of weer werken met de vooraf afgestelde snelheid.
09euEscalade.dut Page 119 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
Verwarmde sproeiervloeistof De schakelaar bevindt zich in de schakelaargroep op het instrumentenpaneel, onder het verwarmingsen airconditioningssysteem. Zie "Schakelaargroep op het instrumentenpaneel" eerder in dit hoofdstuk. De verwarming werkt alleen bij aangezet contact.
Druk op de toets om vier cycli van verwarmde sproeiers/wissers te starten. Druk het opnieuw in om uit te schakelen. Nadat u op de schakelaar heeft gedrukt, kan de eerste cyclus 40 seconden worden vertraagd, afhankelijk van de buitentemperatuur. Tussen de overige cycli kan een interval van 20 seconden zitten. Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer de vier cycli zijn voltooid. Wanneer het systeem bij bepaalde weersomstandigheden wordt geactiveerd, kan er stoom uit de sproeiermondstukken komen voordat er sproeiervloeistof uitkomt, dit is normaal.
HEATING WASH FLUID -- WASH WIPES PENDING (sproeiervloeistof verwarmen -- wachten op sproeier/ wissen) kan op het informatiecentrum voor de bestuurder worden weergegeven als het sproeiersysteem de sproeiervloeistof verwarmt. Wanneer het ruitensproeierreservoir bijna leeg is, wordt op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder WASHER FLUID LOW -ADD FLUID (sproeiervloeistofpeil laag -- voleistof bijvullen) weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie "Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk. Zie "Ruitensproeiervloeistof" in hoofdstuk 4 voor meer informatie over het vullen van het reservoir voor de ruitensproeiervloeistof.
119 . . .
–
09euEscalade.dut Page 120 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
Ruitenwisser/ruitensproeier, achter De achterruitenwisser/-sproeier wordt met de schakelaar op het uiteinde van de multifunctionele hendel bediend. Schuif de hendel naar om de achterruitenwisser in te schakelen. Schuif de schakelaar naar voor een vertraagde wissercyclus.
. . . 120
Druk om sproeiervloeistof op de achterruit te sproeien op de toets op het uiteinde van de hendel. Houd de toets ingedrukt voor meer cycli. Schuif de schakelaar naar om de achterruitenwisser uit te schakelen. Wanneer de achterklep of de achterruit niet goed is gesloten, werkt de achterruitenwisser/-sproeier niet. Wanneer u de achterklep of achterruit opent terwijl de achterruitenwisser/ruitensproeier is ingeschakeld, wordt deze functie uitgeschakeld.
WAARSCHUWING Gebruik als het vriest de ruitensproeier pas als de voorruit is verwarmd zodat ijsvorming uw zicht niet kan belemmeren.
09euEscalade.dut Page 121 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
RES
SET
■ CRUISE CONTROL Cruise control biedt de mogelijkheid om uw auto met een snelheid van ongeveer 40 km/u of sneller met constante snelheid te laten rijden, zonder dat u uw voet op het gaspedaal houdt. De bedieningsschakelaars bevinden zich op het stuurwiel. Wanneer de cruise control wordt ingeschakeld, zal de cruise controlelamp in de instrumentengroep ook gaan branden.
Wanneer de cruise control is ingeschakeld en het als optie leverbare tractieregelsysteem wordt geactiveerd, zal de cruise control automatisch worden uitgeschakeld. Zie de volgende informatie: • Stabilitrak®-systeem Zodra de omstandigheden weer normaal zijn, mag u de cruise control weer inschakelen.
WAARSCHUWING Het is gevaarlijk om de cruise control in druk verkeer te gebruiken, evenals op gladde of bochtige wegen.
RES
SET
–
Cruise control inschakelen 1. Druk op de toets voor de cruise control. 2. Geef gas tot u met de gewenste snelheid rijdt.
De cruise control werkt niet wanneer de handrem is ingesteld of wanneer het remvloeistofpeil in de hoofdremcilinder laag is.
121 . . .
09euEscalade.dut Page 122 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
RES
SET
3. Druk op de toets SET en laat deze los. 4. Neem uw voet van het gaspedaal. Het lampje voor de cruise control op het instrumentenpaneel moet nu gaan branden.
WAARSCHUWING Laat de cruise controlschakelaar niet in de ingeschakelde stand staan wanneer u de cruise control niet gebruikt.
. . . 122
Cruise control uitschakelen Wanneer u de cruise control wilt uitschakelen zonder het geheugen voor de ingestelde snelheid te wissen, moet u het volgende doen: • Druk het rempedaal in. Of • Druk op de annuleertoets van de cruise control. Het lampje voor de cruise control gaat uit.
RES
SET
Wanneer u de cruise control wilt uitschakelen en het geheugen voor de ingestelde snelheid wilt wissen, moet u het volgende doen: • Druk op de toets voor de cruise control. of • Zet het contact af.
09euEscalade.dut Page 123 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
RES
SET
Rijden met de eerder afgestelde snelheid Wanneer u de cruise control tijdelijk heeft uitgeschakeld zonder het geheugen voor de ingestelde snelheid te wissen, kunt u de cruise control als volgt weer inschakelen: • Druk zodra u weer sneller dan 40 km/u rijdt even op de toets plus (+). Het voertuig gaat dan automatisch over op de eerder ingestelde snelheid en houdt deze snelheid aan.
Wanneer u op de toets plus (+) drukt om terug te keren naar de geselecteerde snelheid, houd de schakelaar dan niet ingedrukt. Wanneer u de schakelaar wel ingedrukt houdt, gaat het voertuig accelereren en sneller rijden. Het voertuig blijft sneller rijden totdat u de schakelaar loslaat of de rem indrukt.
RES
SET
–
Ingestelde snelheid verhogen Zo verhoogt u de ingestelde snelheid: • Druk het gaspedaal in om de gewenste snelheid te bereiken. Druk op SET. Laat de toets en het gaspedaal los. Uw auto zal nu met de hogere snelheid blijven rijden.
123 . . .
09euEscalade.dut Page 124 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
RES
RES
SET
SET
• Houd de toets plus (+) ingedrukt. U kunt de toets ingedrukt houden terwijl u accelereert naar de nieuwe snelheid. Wanneer het voertuig de gewenste snelheid heeft bereikt, laat u de toets los. Het voertuig blijft nu met de hogere snelheid rijden. • Door de schakelaar kortstondig aan te tippen, wordt de snelheid telkens met stappen van 1,6 km/ u verhoogd.
. . . 124
Ingestelde snelheid verlagen • Houd de toets SET ingedrukt. De auto gaat langzamer rijden. Zodra de gewenste, lagere snelheid is bereikt, laat u de toets los. De auto zal nu de lagere snelheid handhaven. • Door het intikken van de toets zal de snelheid van uw auto telkens met 1,6 km/u afnemen.
Andere weggebruikers inhalen wanneer cruise control is ingeschakeld Druk eenvoudig het gaspedaal in om de snelheid te verhogen. Na het loslaten van de gaspedaal zal de auto weer automatisch met de eerder ingestelde snelheid gaan rijden en deze snelheid handhaven.
09euEscalade.dut Page 125 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 De cruise control op heuvels gebruiken Hoe goed het cruise-controlsysteem werkt op heuvels, hangt af van verschillende factoren: • voertuigsnelheid • voertuigbelasting • steilheid van de heuvel Wanneer u een steile heuvel oprijdt, moet u eventueel het gaspedaal gebruiken om de snelheid te handhaven. Wanneer u bergafwaarts gaat, moet u eventueel het rempedaal gebruiken om de snelheid van het voertuig te controleren. Als u op de rem trapt, wordt cruise control uitgeschakeld. Afremmen op hellingen via cruise control wordt geactiveerd als de cruise control wordt gebruikt terwijl de sleep-/trekfunctie actief is. Zie het volgende in hoofdstuk 3 voor meer informatie: • Afremmen op hellingen en afremmen op hellingen via cruise control
■ SPIEGELS Buitenspiegels Stel de buitenspiegels zodanig af dat u juist de zijkant van de auto kunt zien wanneer u in een comfortabele rijpositie zit. Beide buitenspiegels zijn convex. Een convexe spiegel is bolrond zodat u meer kunt zien vanaf de bestuurdersstoel.
WAARSCHUWING Convex (bolstaand) spiegelglas heeft een verkleinende werking, waardoor voorwerpen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn. Gebruik ook de binnenspiegel of kijk over uw schouder voordat een andere rijbaan wordt gekozen.
A
B
– C
D
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS De bedieningstoetsen bevinden zich op de armleuning van het bestuurdersportier. Druk op om de linkerspiegel of op om de rechterspiegel te selecteren. Gebruik de ronde regelaar om de spiegel af te stellen. Druk op de zijde van de toets die overeenkomt met de richting waarin u de spiegel wilt verstellen. Druk wanneer u klaar bent opnieuw op de toets of om de selectie van de spiegel op te heffen.
125 . . .
09euEscalade.dut Page 126 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Indien de automatische voorziening voor het dimmen van de dag-/ nachtspiegel in het interieur is ingeschakeld, dan wordt de spiegel aan de bestuurderszijde automatisch gedimd om verblinding te voorkomen en het zicht achteruit te verbeteren. Wanneer het lichtschijnsel afneemt, neemt het spiegelglas zijn oorspronkelijke kleur weer aan. Zie voor meer informatie onder "Automatisch dimmende binnenspiegel" verderop in dit hoofdstuk.
. . . 126
VERWARMDE SPIEGELS De verwarming van de buitenspiegels werkt samen met de achterruitverwarming. Zie "Achterruitverwarming" onder "Verwarmings- en airconditioningsysteem" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
A
B
C
D
ELEKTRISCH INKLAPBARE BUITENSPIEGELS Uw voertuig is uitgerust met inklapbare buitenspiegels. Wanneer u in smalle straten staat geparkeerd of een wasstraat binnenrijdt, kunt u altijd het beste de spiegels inklappen. Zo voorkomt u schade. U kunt de spiegels naar binnen inklappen door op de toets op de armsteun in het bestuurdersportier in te drukken. Druk op om de spiegels in de normale stand te zetten.
09euEscalade.dut Page 127 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Klap de spiegels niet met de hand in of uit. Anders kunnen de spiegels worden uitgeschakeld. Een spiegel die niet goed vastzit kan bij normale snelheden schudden of klapperen en niet op zijn plaats blijven zitten. Wanneer de spiegel ooit los komt te zitten, moet de spiegel worden gereset. Wanneer u een spiegel wilt resetten, moet u de spiegel in- en uitklappen met de bediening.
STOELEN, SPIEGELS, STUURKOLOM EN VERSTELBARE PEDALEN MET GEHEUGENFUNCTIE Met deze functie kunnen twee verschillende bestuurders (bestuurder nummer 1 of bestuurder nummer 2) de door hun gekozen bestuurdersstoelposities (waaronder rugleuning en lendensteunaanpassing), buitenspiegelstanden, stuurwielstand en verstelbare pedaalstanden in het geheugen van het systeem opslaan en weer oproepen. De bedieningstoetsen bevinden zich op het paneel van het bestuurdersportier. Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Geheugen" verderop in dit hoofdstuk.
AUTOMATISCHE INSTELLING SPIEGEL VOOR HET ZIEN VAN DE TROTTOIRBAND Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt de spiegel aan de passagierszijde en/of bestuurderszijde omlaag gekanteld wanneer R (achteruit) wordt geselecteerd in een geprogrammeerde stand, zodat u de trottoirband tijdens het parkeren kunt zien. Gebruik de schakelaar voor de elektrisch bedienbare buitenspiegels wanneer u de spiegel verder wilt afstellen. Enkele seconden nadat u de versnellingsbak uit R (achteruit) heeft gehaald, gaat de spiegel weer terug naar de oorspronkelijke stand. U kunt het informatiecentrum voor de bestuurder gebruiken om deze functie in of uit te schakelen. Raadpleeg het volgende onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Bijzondere eigenschappen - PARK TILT MIRRORS (spiegels kantelen bij parkeren)
127 . . .
–
09euEscalade.dut Page 128 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Automatisch dimmende binnenspiegel De spiegel heeft draaipunten zodat u hem zowel omhoog en omlaag als naar links en rechts kunt bewegen. Uw auto is voorzien van de volledig automatische achteruitkijkspiegel met een aan/uit-toets aan de onderzijde. Bij het starten van de motor wordt het systeem automatisch geactiveerd. Overdag reflecteert de spiegel al het licht aan de achterkant van uw auto. Wanneer in het donker te veel licht wordt opgevangen, zal het spiegelglas donker kleuren, zodat slechts een deel van het licht wordt gereflecteerd.
. . . 128
Druk op de toets om de automatische spiegelfunctie in en uit te schakelen. Het controlelampje bij de toets brandt wanneer het systeem is ingeschakeld. Hiermee worden ook de automatisch dimmende buitenspiegels geactiveerd.
OPMERKING Spuit geen ruitreiniger rechtstreeks op de spiegel. Gebruik voor het reinigen van de spiegel een vochtige doek of keukenpapier.
Make-up spiegels Er bevinden zich make-upspiegels op de zonnekleppen. De verlichting rondom de spiegel gaat branden zodra u het klepje opent en gaat weer uit zodra u het klepje sluit.
09euEscalade.dut Page 129 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 ■ RAMEN WAARSCHUWING Kinderen, hulpeloze volwassenen of huisdieren achterlaten in een voertuig met gesloten ramen is gevaarlijk. Zij kunnen onwel worden door extreme hitte en permanent letsel overhouden of zelfs overlijden door de hitte. Laat een kind, hulpeloze volwassene of huisdier nooit alleen achter in een voertuig, met name niet wanneer de ramen gesloten zijn bij warm of heet weer.
WAARSCHUWING Laat kinderen niet achter in een auto met de contactsleutel. Ze kunnen de elektrisch bediende ramen of andere bedieningen gebruiken en zelfs de auto in beweging brengen. Zo kan een kind zichzelf of anderen letsel toebrengen met mogelijk fatale gevolgen.
WAARSCHUWING Kinderen kunnen ernstig of dodelijk gewond raken wanneer ze vast komen te zitten in een sluitend raam. Wanneer er kinderen in het voertuig zitten, moet u de blokkeringsfunctie voor het raam gebruiken om te voorkomen dat ze de elektrisch bediende ramen bedienen.
129 . . .
–
09euEscalade.dut Page 130 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen De elektrisch bedienbare ramen worden door een stroomonderbreker beschermd. Als het elektrisch systeem overbelast wordt, stopt het systeem voor de elektrisch bedienbare ramen totdat de belasting weer normaal of het probleem verholpen is.
Elektrisch bediende portierramen Elektrische portierruitschakelaars op het bestuurdersportier dienen voor de bediening van alle portierramen wanneer de contactsleutel in de stand ON of ACC (accessoire-) stand staat of wanneer de accessoirevoeding is ingeschakeld. Elk passagiersportier heeft een schakelaar voor het bijbehorende portierraam. Druk op de schakelaar om het raam te openen. Om de ruit omhoog te bewegen, drukt u op de voorkant van de schakelaar.
. . . 130
FUNCTIE EXPRESS DOWN De schakelaar voor het raam aan de bestuurderszijde is voorzien van een Express Down-functie. Het raam kan iets worden geopend door op het voorste deel van de schakelaar te tikken. Wanneer de schakelaar helemaal wordt ingedrukt en losgelaten, gaat het raam helemaal open. U kunt het raam stoppen door op de schakelaar te tikken of de schakelaar kort omhoog te trekken. Om de ruit omhoog te bewegen, drukt u op de voorkant van de schakelaar.
09euEscalade.dut Page 131 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 FUNCTIE EXPRESS UP EN DOWN De schakelaars van de voorramen aan bestuurders- en passagierszijde zijn voorzien van een Express Up- en Express Down-functie. De ramen kunnen iets worden geopend door het voorste deel van de schakelaar even kort in te drukken. Wanneer de schakelaar volledig wordt ingedrukt en losgelaten, gaat het raam helemaal open. U kunt het raam stoppen door op de schakelaar te tikken of de schakelaar kort omhoog te trekken.
U kunt het raam iets omhoog bewegen door het voorste deel van de schakelaar iets omhoog te houden. Wanneer u de express-stand wilt activeren om het raam volledig te sluiten, tilt u het voorste deel van de schakelaar naar de tweede stand en laat u los. U kunt het raam stoppen door op de schakelaar te tikken of de schakelaar kort omhoog te trekken.
BEVEILIGING TEGEN AFKLEMMEN Als er zich tijdens het sluiten van het raam een hoofd, hand of ander voorwerp in de baan van het raam bevindt, zal het raam onmiddellijk stoppen en tot een vooringestelde stand openen. Het raam werkt weer normaal als het obstakel is verwijderd. De beveiliging tegen afklemmen kan ook door bepaalde omstandigheden worden geactiveerd, bijvoorbeeld door ernstige ijsvorming.
131 . . .
–
09euEscalade.dut Page 132 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Uitschakelstand beveiliging tegen afklemmen
WAARSCHUWING Wanneer u de schakelaar voor het elektrisch bedienbare raam omhoog houdt, wordt de beveiliging tegen afklemmen opgeheven. Als dit gebeurt, stopt het elektrisch bedienbare raam niet als er zich iets in de baan bevindt. U en anderen kunnen gewond raken en het raam kan beschadigd raken. Zorg dat u niet per ongeluk de schakelaar voor het elektrisch bedienbare raam omhoog houdt. Controleer voordat u de beveiliging tegen afklemmen uitschakelt of er zich geen mensen of voorwerpen in de baan van het raam bevinden.
. . . 132
Als u de beveiliging tegen afklemmen wilt uitschakelen, houdt u de schakelaar voor de elektrisch bedienbare ramen in de expressstand ingedrukt. Het raam gaat omhoog zolang de schakelaar wordt ingedrukt. In deze stand sluit het raam op een voorwerp in de baan van het raam. Gebruik de beveiliging tegen afklemmen daarom met beleid. De express-stand werkt weer normaal als de schakelaar wordt losgelaten.
BLOKKEERSCHAKELAAR RUITBEDIENING Er is een schakelaar aanwezig voor het blokkeren van de raambediening achter zodat de bestuurder kan voorkomen dat de achterramen door de passagiers worden bediend. De bedieningstoets bevindt zich op de armsteun van het bestuurdersportier, nabij de schakelaars voor de elektrische raambediening. Druk de blokkeertoets in om de bediening van het rechter voorraam uit te schakelen. Druk de toets nogmaals in om de blokkering op te heffen.
09euEscalade.dut Page 133 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Het controlelampje in de toets brandt wanneer de blokkering is ingeschakeld. U kunt de passagiersramen bedienen met de schakelaars op het bestuurdersportier wanneer deze functie is geactiveerd.
DE ELEKTRISCH BEDIENBARE RAMEN PROGRAMMEREN Als de spanning naar de ramen is onderbroken, moet u de tiptoetsvoorziening voor elke voorportierruit opnieuw inprogrammeren. Om een ruit opnieuw te programmeren als elektrische spanning weer is hersteld: 1. Zorg dat de contactsleutel in de accessoirestand staat of dat de accessoirevoeding actief is. 2. Sluit alle portieren. 3. Houd de raamschakelaar ingedrukt om het raam volledig te openen.
4. Trek de raamschakelaar omhoog om het raam volledig te sluiten en houd de schakelaar nog ongeveer twee seconden in die stand. Laat de schakelaar los. 5. Herhaal de stappen voor het raam van het andere voorportier.
133 . . .
–
09euEscalade.dut Page 134 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen ■ PORTIEREN WAARSCHUWING Rijden met niet-afgesloten portieren is gevaarlijk. • Passagiers - met name kinderen - kunnen de portieren gemakkelijk openen en uit een rijdend voertuig vallen als de portieren onvergrendeld blijven. Als een portier vergrendeld is, kan deze niet met de hendel worden geopend. • Jonge kinderen die in niet-afgesloten voertuigen komen, zijn wellicht niet in staat deze te verlaten. Een kind kan onwel worden door de extreme hitte en permanent letsel overhouden of zelfs overlijden door de hitte. Sluit uw voertuig altijd af als u deze verlaat.
. . . 134
WAARSCHUWING • Als de portieren niet vergrendeld zijn, is de kans groter om tijdens een ongeluk uit het voertuig te worden geslingerd. Draag uw veiligheidsgordels op de juiste wijze en vergrendel de portieren altijd als u rijdt. • Het vergrendelen van uw portieren als u rijdt, kan voorkomen dat ongewenste buitenstaanders uw voertuig kunnen binnendringen wanneer u snelheid mindert of uw voertuig tot stilstand brengt.
Handbediende portiersloten De portieren kunnen van buitenaf met de sleutel op slot worden gedaan of ontsloten. Let op: de achterklep is niet voorzien van een slotcilinder. U kunt ook de afstandsbediening gebruiken om de portieren en de achterklep te vergrendelen of ontgrendelen. Van binnen kunt u elk portier afzonderlijk op slot doen en ontsluiten met behulp van het handbediende slot.
09euEscalade.dut Page 135 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
Elektrisch bediende portiersloten Met de schakelaars van de elektrisch bediende voorportiersloten worden alle portieren op slot gedaan of ontsloten. Druk op om alle portieren en de achterklep te vergrendelen. Druk op om alle portieren en de achterklep te ontgrendelen. De portieren kunnen van buitenaf met de sleutel op slot worden gedaan of ontsloten.
Let op: de achterklep is niet voorzien van een slotcilinder. U kunt ook de afstandsbediening gebruiken om de portieren en de achterklep te vergrendelen of ontgrendelen. Zie "Afstandsbediening" in hoofdstuk 3 voor meer informatie. Het systeem voor sleutelloze toegang kan samen met het antidiefstalsysteem van het voertuig werken. Zie "Anti-diefstalsysteem" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
VOORZIENING OM BUITENSLUITEN TE VOORKOMEN Deze voorziening voorkomt dat u de portieren op slot kunt doen terwijl de sleutel zich nog in het contactslot bevindt. Wanneer de elektrische portierslotschakelaar aan de bestuurderszijde wordt ingedrukt terwijl één van de portieren nog is geopend en de sleutel zich nog in het contactslot bevindt, worden alle portieren vergrendeld en het bestuurdersportier ontgrendeld. Wanneer de elektrische portierslotschakelaar aan de passagierszijde wordt ingedrukt terwijl het passagiersportier nog is geopend en de sleutel zich nog in het contactslot bevindt, worden alle portieren vergrendeld en het passagiersportier ontgrendeld.
135 . . .
–
09euEscalade.dut Page 136 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen UITGESTELDE VERGRENDELING Wanneer u op de schakelaar voor het elektrisch bedienbare portierslot drukt terwijl een portier of de achterklep open is, hoort u drie geluidssignalen om aan te geven dat de functie is geactiveerd. De portieren worden niet vergrendeld. Vijf seconden nadat het laatste portier is gesloten, worden alle portieren vergrendeld. Tijdens de vijf seconden vertraging kan elk portier worden geopend. Om deze voorziening te annuleren en de portieren meteen te vergrendelen, drukt u tweemaal op de elektrische portierslotschakelaar of op de vergrendeltoets op de afstandsbediening.
. . . 136
U kunt het informatiecentrum voor de bestuurder gebruiken om deze functie in of uit te schakelen. Raadpleeg het volgende onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Bijzondere eigenschappen - DELAY DOOR LOCK (portiervergrendeling met vertraging)
PROGRAMMEERBARE AUTOMATISCHE PORTIERSLOTEN Met deze voorziening kunt u uw automatische portiersloten op uw persoonlijke wensen aanpassen. Zie "Bijzondere eigenschappen" onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1 om de instellingen voor automatische portiervergrendeling te programmeren.
09euEscalade.dut Page 137 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
Kinderveiligheidssloten op de achterportieren
Wanneer het kinderveiligheidsslot ingeschakeld is, kunt u de achterportieren vergrendelen en ontgrendelen met behulp van de afstandsbediening, de voorste toets voor de centrale portiervergrendeling of door het slot van het achterportier handmatig met de hand omhoog te brengen. Maar het portier kan alleen van buiten worden geopend.
Kinderveiligheidsslot activeren U kunt deze functie inschakelen door met de contactsleutel het veiligheidsslot voor de achterportier in de horizontale stand te zetten en daarna het portier te sluiten. Open het portier door het vanaf de buitenzijde te ontgrendelen en te openen. U kunt de functie uitschakelen door met de contactsleutel het veiligheidsslot van het achterportier in de verticale stand te draaien.
De achterportieren zijn uitgerust met kinderveiligheidssloten om te voorkomen dat passagiers, in het bijzonder kinderen, de portieren van binnenuit kunnen openen. De sloten bevinden zich op de rand van elk achterportier. U moet de achterportieren openen om bij de sloten te kunnen.
137 . . .
–
09euEscalade.dut Page 138 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
Elektrisch bedienbare treeplanken (indien van toepassing) De elektrisch bedienbare treeplanken komen automatisch naar buiten om gemakkelijker in en uit het voertuig te kunnen stappen. Wanneer één van de portieren is geopend, komt de treeplank aan die zijde van het voertuig naar buiten. Wanneer het portier is gesloten, gaat de treeplank weer naar binnen en blijft onder het voertuig totdat het portier weer wordt geopend.
. . . 138
Het voertuig moet stilstaan, anders werkt deze functie niet. U kunt deze functie uitschakelen met de uitschakelknop in de schakelaargroep van het instrumentenpaneel. Druk de toets nogmaals in om de normale werking weer te herstellen. Opmerking: de treeplanken kunnen alleen worden uitgeschakeld wanneer ze in de ingetrokken stand staan.
OPMERKING Zorg dat de elektrisch bediende treeplanken zijn ingetrokken voordat u met uw voertuig een automatische wasstraat binnenrijdt. Anders kan het voertuig beschadigd raken en deze reparaties vallen niet onder garantie.
■ BAGAGERUIMTE ACHTERIN WAARSCHUWING Het kan gevaarlijk zijn met geopende achterklep of achterruit te rijden. Er kan koolmonoxide (CO) in uw voertuig komen. CO is niet zichtbaar en is reukloos. Het kan bewusteloosheid veroorzaken en zelfs dodelijk zijn. Wanneer het nodig is om met geopende achterklep te rijden of wanneer de afdichting tussen de carrosserie en de achterruit of achterklep kapot is, sluit dan alle ramen, laat de ventilator op de hoogste stand draaien en kies een functie die buitenlucht in het interieur laat stromen. Zo stroomt er buitenlucht door het voertuig.
09euEscalade.dut Page 139 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 WAARSCHUWING Controleer of de luchtroosters op of onder het instrumentenpaneel volledig open staan. Schakel de elektrische bediening voor de achterklep uit. Zie "Elektrisch bedienbare achterklep" voor meer informatie. De melding REAR ACCESS OPEN (achterklep open) wordt op het informatiecentrum voor de bestuurder weergegeven als de achterklep of achterruit niet volledig is gesloten. U hoort ook een geluidssignaal en de interieurverlichting gaat branden. Raadpleeg voor meer informatie "Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk.
Achterklep/achterruit De achterklep kan alleen onder de volgende voorwaarden handmatig worden bediend: • De transmissie moet in de stand P (parkeren) staan. • De achterruitenwisser is uitgeschakeld. Wanneer u de achterklep of achterruit probeert te openen terwijl de achterruitenwisser is ingeschakeld, dan opent de achterklep/achterruit niet totdat de achterruitenwisser is uitgeschakeld. Wanneer de portieren van het voertuig zijn ontgrendeld met een elektrische portierslotschakelaar of met de afstandsbediening, dan worden de achterklep en achterruit ook ontgrendeld.
Opmerking: Wanneer u op de toets voor de elektrisch bediende achterklep op de afstandsbediening drukt terwijl het voertuig is vergrendeld, dan gaat de achterklep open. Alle andere portieren blijven vergrendeld. Druk nog een keer op de toets voor de elektrisch bediende achterklep om de achterklep te sluiten. De achterklep wordt automatisch vergrendeld. Zie voor meer informatie "Elektrisch bediende achterklep" verderop in dit hoofdstuk.
139 . . .
–
09euEscalade.dut Page 140 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
A
B
Wanneer u de gehele achterklep wilt openen, moet u de handgreep omhoog trekken. Druk op de drukknop op de achterklep om de achterruit te openen of druk op de ontgrendelknop voor de achterruit op de afstandsbediening.
. . . 140
Zowel de achterklep als de achterruit hebben een elektrische vergrendeling. Wanneer de spanningstoevoer laag is of de accu ontkoppeld is, dan gaan de achterklep en de achterruit niet open. Het systeem gaat weer over op de normale werking wanneer de accuvoeding is hersteld. Wanneer het systeem daarna nog niet werkt zoals hierboven beschreven, ga dan naar uw dealer voor een onderhoudsbeurt.
Zie de volgende informatie: • Ruitenwisser/ruitensproeier, achter • Sloten met afstandsbediening
09euEscalade.dut Page 141 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Elektrisch bediende achterklep WAARSCHUWING U of andere inzittenden kunnen gewond raken wanneer u of een inzittende zich in de baan van de elektrisch bedienbare achterklep bevindt. Controleer of de baan van de achterklep vrij is voordat u de elektrisch bedienbare achterklep opent of sluit.
OPMERKING Controleer of er geen obstakels boven de achterklep (bijvoorbeeld een garagedeur) in de baan van de achterklep aanwezig zijn voordat u deze opent. Anders kan het glas van de achterklep breken en/of kan de achterklep beschadigd raken.
Uw voertuig heeft een elektrisch bediende achterklep. De elektrisch bediende achterklep kan alleen onder de volgende voorwaarden worden bediend: • De achterklep moet volledig geopend of volledig gesloten zijn. • De achterruit moet worden gesloten en vergrendeld. • De transmissie moet in de stand P (parkeren) staan. Als de transmissie uit P (parkeren) wordt gezet terwijl de achterklep beweegt, dan blijft de achterklep openen of sluiten. Wanneer u gaat rijden terwijl de achterklep nog niet volledig is gesloten, dan kan de achterklep stoppen en in de andere richting gaan tot de volledig geopende stand. Rijd nooit met de achterklep geopend.
U kunt deze functie als volgt gebruiken: • Houd de toets voor de achterklep op de afstandsbediening ingedrukt totdat de achterklep open of dicht gaat. Wanneer u nog een keer op de toets drukt terwijl de achterklep in beweging is, dan gaat de achterklep in de andere richting. Wanneer de toets voor de achterklep wordt ingedrukt terwijl de elektrisch bediende achterklep is uitgeschakeld, dan knipperen de lichten één keer om aan te geven dat de elektrische bediening niet actief is. Zie "Afstandsbediening" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
141 . . .
–
09euEscalade.dut Page 142 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
• Druk op het bovenste deel van de toets voor de elektrisch bedienbare achterklep in de dakconsole. Wanneer u nog een keer op het bovenste deel van de toets drukt terwijl de achterklep in beweging is, dan gaat de achterklep in de andere richting. - Opmerking: Deze functie werkt niet wanneer het antidiefstalsysteem is geactiveerd.
. . . 142
• Druk op het aanraakpaneel op de handgreep van de achterklep. Wanneer u nog een keer op het aanraakpaneel drukt terwijl de achterklep in beweging is, gaat de achterklep in de andere richting. - Opmerking: Deze functie werkt alleen wanneer alle portieren zijn ontgrendeld. De achterlichten knipperen en u hoort een geluidssignaal wanneer de achterklep wordt geopend en gesloten.
Als de achterklep open is, gaat de elektrische achterklep dicht als u op de knop naast het slot van de achterklep drukt. Wanneer u nog een keer op de toets drukt terwijl de achterklep in beweging is, dan gaat de achterklep in de andere richting. Wanneer de achterruitenwisser actief is terwijl u de toets voor de elektrisch bedienbare achterklep indrukt, gaat de achterruitenwisser in de "parkeerstand" terwijl de achterklep wordt geopend. De achterruitenwisser gaat weer over op de normale werking wanneer de achterklep is gesloten.
09euEscalade.dut Page 143 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
U kunt de elektrisch bedienbare achterklep uitschakelen door op het onderste deel van de toets voor de elektrisch bedienbare achterklep op de dakconsole te drukken. Rijd, waar mogelijk, niet met de achterklep geopend. Wanneer u met de achterklep geopend moet rijden, schakel dan de elektrisch bediening voor de achterklep uit. Wanneer de elektrisch bedienbare achterklep is uitgeschakeld, kan de achterklep handmatig worden geopend of gesloten.
• Open de achterklep door aan de handgreep op de buitenzijde van de achterklep te trekken. • Als u de achterklep wilt sluiten, trekt u de handgreep omlaag en sluit u de achterklep.. Bij zeer lage temperaturen kan de elektrisch bediende achterklep tijdelijk zijn uitgeschakeld. Open of sluit de achterklep handmatig totdat de functie van de elektrisch bediende achterklep weer wordt geactiveerd. De melding REAR ACCESS OPEN (achterklep open) wordt op het informatiecentrum voor de bestuurder weergegeven als de achterklep of achterruit niet volledig is gesloten. U hoort ook een geluidssignaal en de interieurverlichting gaat branden. Zie "Informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Functie obstakeldetectie Als de elektrisch bediende achterklep tegen een obstakel komt wanneer de achterklep wordt geopend of gesloten, dan gaat de achterklep automatisch in de andere richting. Tevens klinkt er een gongsignaal. De elektrisch bediende achterklep werkt weer normaal als het obstakel is verwijderd. Wanneer de elektrisch bediende achterklep niet volledig kan worden geopend of gesloten vanwege meerdere obstakels in dezelfde cyclus, dan wordt de elektrische bediening uitgeschakeld en gaat de achterklep weer over op handmatige bediening.
143 . . .
–
09euEscalade.dut Page 144 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Het volgende bericht kan op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder worden weergegeven. • REAR ACCESS OPEN (achterklep geopend) Raadpleeg voor meer informatie "Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk. U kunt de functie van de elektrisch bediende achterklep als volgt herstellen: 1. Verwijder het obstakel. 2. Open en sluit de achterklep volledig met de hand.
. . . 144
Beveiliging tegen afklemmen Wanneer er een voorwerp tegen de sensoren aan de zijkant van de achterklep komt terwijl de elektrisch bedienbare achterklep aan het sluiten is, dan gaat de elektrisch bedienbare achterklep in de andere richting en gaat de achterklep helemaal open. De elektrisch bediende achterklep blijft open totdat de achterklep weer wordt geactiveerd of handmatig wordt gesloten.
Problemen met de elektrisch bedienbare achterklep Zowel de achterklep als de achterruit hebben een elektrische vergrendeling. Wanneer de spanningstoevoer laag is of de accu ontkoppeld is, dan gaan de achterklep en de achterruit niet open. Het systeem gaat weer over op de normale werking wanneer de accuvoeding is hersteld. Wanneer het systeem daarna nog niet werkt zoals hierboven beschreven, ga dan naar uw dealer voor een onderhoudsbeurt. Wanneer de steunarmen waarmee de achterklep wordt geopend niet meer onder druk staan terwijl de achterklep met de elektrische bediening wordt geopend, blijft de achterklep tijdelijk open en sluit daarna voorzichtig. De achterlichten knipperen en u hoort een geluidssignaal. Gebruik de achterklep niet zolang het probleem niet is verholpen. Neem contact op met uw dealer voor onderhoud.
09euEscalade.dut Page 145 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Achterste bergruimte Uw auto kan voorzien zijn van bergruimte in het bekledingspaneel aan de bestuurderszijde in de bagageruimte achterin. Open het opbergvak door de knoppen te draaien en het deksel te openen.
Krik en reservewiel verwijderen De krik bevindt zich achterin uw auto. Zie hoofdstuk 5 voor meer informatie over het verwijderen en vervangen van een reservewiel in het geval van een lekke band.
■ HOOFDRUIMTE EN DAK Zonnekleppen Trek de zonneklep naar beneden of opzij om verblinding te voorkomen. U kunt de zonneklep ook zo ver als nodig langs de stang schuiven. Trek de zonneklep naar buiten, van het bevestigingspunt af. De zonneklep schuift over de steunstang. Wanneer een zonneklep naar de zijkant wordt bewogen, is ook het vooruit en achteruit schuiven mogelijk.
145 . . .
–
09euEscalade.dut Page 146 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Make-up spiegels Er bevinden zich make-upspiegels op de zonnekleppen. De verlichting rondom de spiegel gaat branden zodra u het klepje opent en gaat weer uit zodra u het klepje sluit.
Zonnedak (indien van toepassing) OPMERKING Laat het zonnedak niet lange tijd open staan. Dan kan vuil zich verzamelen in de geleiders. Opgehoopt vuil kan ervoor zorgen dat het zonnedak wordt beschadigd en het waterafvoersysteem verstopt raakt. Om het zonnedak te kunnen bedienen, moet het contact aanstaan of de accessoirevoeding ingeschakeld zijn.
. . . 146
A
B
De schakelaars bevinden zich op de dakconsole. Het zonnedak heeft twee schakelaars. Schakelaar wordt gebruikt om de handmatige oprol- en sluitfunctie en de versnelde oprol- en sluitfunctie te bedienen. Schakelaar wordt gebruikt om de ventilatie- en sluitfuncties te bedienen.
09euEscalade.dut Page 147 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1
A
Handmatige bediening Druk het achterste deel van de zonnedakschakelaar in om het zonnedak in de gewenste stand te zetten. Laat de schakelaar los als het zonnedak in de gewenste stand staat. Het systeem beschikt over een voorziening waarmee u automatisch uw zonnedak kunt openen tot een voorgeprogrammeerde comfortabele stand. Gebruik deze stand om het geluid te minimaliseren en het de passagiers comfortabeler te maken.
Druk opnieuw op de schakelaar om het dak vanaf de comfortstand volledig te openen. Er komt een rijwindgeleider omhoog wanneer het zonnedak volledig is geopend. Druk op de voorzijde van de schakelaar en houd hem ingedrukt om het glaspaneel te sluiten. Laat de schakelaar los als het zonnedak in de gewenste stand staat.
Functie Express U kunt de express-stand voor openen gebruiken om het zonnedak helemaal open te zetten door het achterste deel van de schakelaar volledig omlaag in de tweede stand te drukken. Het systeem beschikt over een voorziening waarmee u automatisch uw zonnedak kunt openen tot een voorgeprogrammeerde comfortabele stand. Gebruik deze stand om het geluid te minimaliseren en het de passagiers comfortabeler te maken. Druk opnieuw op de schakelaar om het dak vanaf de comfortstand volledig te openen. Er komt een rijwindgeleider omhoog wanneer het zonnedak volledig is geopend.
147 . . .
–
09euEscalade.dut Page 148 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Wanneer u de express-stand voor sluiten wilt activeren om het zonnedak volledig te sluiten, drukt u het voorste deel van de schakelaar helemaal in de tweede stand en laat u de schakelaar daarna los. Het contact moet zijn ingeschakeld, anders werkt de express-stand voor sluiten niet. Wanneer u het dak in de gedeeltelijk geopende stand wilt stoppen, druk dan de schakelaar lichtjes in een richting en het dak stopt.
. . . 148
B
Ventileerstand Wanneer het glaspaneel is gesloten, druk dan het achterste deel van de schakelaar in en laat weer los om het zonnedak in de ventilatiestand te openen. Wanneer u het dak in de gedeeltelijk geopende stand wilt stoppen, druk dan de schakelaar lichtjes in een richting en het dak stopt. Druk op de voorzijde van de schakelaar en houd hem ingedrukt om het glaspaneel te sluiten. Laat de schakelaar los als het zonnedak in de gewenste stand staat.
Zonnescherm Het zonnescherm opent automatisch wanneer het zonnedak wordt geopend, behalve wanneer geopend wordt in de ventilatiestand. Het zonnescherm blijft geopend tot u deze met de hand sluit. Open het zonnescherm met de hand wanneer de ventilatiestand is gekozen. Het zonnescherm kan alleen met de hand worden gesloten.
09euEscalade.dut Page 149 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Beveiliging tegen afklemmen Wanneer de beweging van het zonnedak tijdens het sluiten vanuit de opgerolde stand wordt belemmerd door een hoofd, hand of een voorwerp, dan stopt het glaspaneel en gaat het halverwege open. De rijwindgeleider komt helemaal omhoog. Wanneer de obstructie wordt verwijderd, kan het glaspaneel worden gesloten.
Bagagerek Het bagagerek heeft zijrails en verplaatsbare dwarsrails. Bind de bagage aan de zijrails of de zijrailsteunen. Gebruik de dwarsrails alleen om het verschuiven van de last te voorkomen.
WAARSCHUWING Vervoer geen voorwerpen met een groter gewicht dan 90 kg. Vervoer ook geen voorwerpen die breder of langer zijn dan het bagagerek (zoals bijvoorbeeld surfplanken, panelen hout, enz.) aangezien dergelijke voorwerpen door de wind kunnen losraken tijdens het rijden met als gevolg het niet meer kunnen besturen van de auto. De voorwerpen op het bagagerek, evenals het bagagerek zelf kunnen met grote kracht van de auto worden gerukt en een aanrijding, verwondingen of beschadiging van uw auto of eigendommen van andere personen veroorzaken.
OPMERKING • Wanneer voorwerpen met een gewicht van meer dan 90 kg op het bagagerek worden vervoerd dan kan het dak worden beschadigd. • Wanneer grote voorwerpen op het bagagerek moeten worden vervoerd, laat ze dan niet uitsteken buiten de achterkant of zijkanten van de auto. • Plaats voorwerpen zodanig dat ze op het dak rusten, zonder het voertuig te beschadigen. • Plaats de lading tegen de zijrails en zet stevig op het bagagerek vast. • Plaats het zwaarste deel van de lading zover mogelijk naar voren.
149 . . .
–
09euEscalade.dut Page 150 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Overbelast de auto niet. Zie "Voertuig beladen" in hoofdstuk 3. Hier volgen enkele zaken die u in gedachten moet houden. • Wanneer voorwerpen op het dak van de auto vervoerd moeten worden, zorg er dan voor het derde remlicht niet af te dekken of te beschadigen. • Wanneer kleine zware voorwerpen op een bagagerek vervoerd moeten worden, plaats ze dan op een gedeelte van het bagagerek boven de achterwielen. Indien nodig kan gebruik worden gemaakt van een stuk multiplex dat tussen de dwars- en zijrails past om de last te verdelen. Bind het paneel vast tussen de zijrailsteunen.
. . . 150
Bind de last vast aan de zijrails of de zijrailsteunen. Gebruik de dwarsrails alleen om het verschuiven van de last te voorkomen. Wanneer het nodig is om dwarsrails of sjor-ogen naar voren of naar achteren op de zijrails te bewegen, dan moet u eerst de bevestigingsknoppen losdraaien door ze linksom te draaien. Schuif de dwarsrail in de gewenste positie waarbij de zijdelingse krachten in balans zijn. Draai de ontgrendelknoppen weer terug in de vergrendelde stand en schuif de dwarsrail iets heen en weer om er zeker van te zijn dat de vergrendeling goed ingrijpt.
• Na het verplaatsen van de dwarsrail dient u te controleren dat hij stevig vastzit in de zijrail. • Wanneer lange voorwerpen vervoerd moeten worden, plaats de dwarsrails dan zover mogelijk uit elkaar. Zet de lading tevens vast aan de bumpers. Bind de lading niet zo stevig vast dat de dwarsrails of de zijrails beschadigd kunnen worden. • Om schade of verlies van bagage tijdens het rijden te voorkomen, moet u regelmatig controleren of de bagage nog steeds stevig is bevestigd.
09euEscalade.dut Page 151 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 ■ BERGVAKKEN Uw auto heeft vele bergplaatsen.
MIDDENCONSOLE De console tussen de voorste stoelen kan worden geopend zodat bergruimte ontstaat. De console heeft bovenin en onderin opbergvakken. Open het opbergvak door de sluiting omhoog te trekken en draai het deksel open. Er kan een stopcontact zitten in het opbergvak in de middenconsole. Zie voor meer informatie onder "Aansluitpunten voor elektrische accessoires" eerder in dit hoofdstuk.
Daarnaast beschikt het achterste deel van de middenconsole over de volgende functies: • bedieningsorganen voor een audiosysteem voor passagiers achterin de auto • Aansluiting elektrische accessoires • bedieningsorganen van de stoelverwarming voor de achterbank. • Klimaatregeling achter • bekerhouders achter
ARMLEUNING VAN DE ACHTERBANK Uw auto kan zijn uitgerust met een armsteun achterin, die een opbergvak bevat. Trek aan de lus aan de voorzijde van de armsteun om hem naar beneden te klappen. Om de bergruimte te openen moet u de knop indrukken en het deksel in de geopende stand draaien.
HANDSCHOENENKASTJE Het handschoenenkastje kan worden gebruikt voor het opbergen van kleine voorwerpen. Gebruik een sleutel om het te ontgrendelen en te vergrendelen. Om het handschoenenkastje te openen trekt u aan de onderzijde van de hendel op de klep van het handschoenenkastje.
151 . . .
–
09euEscalade.dut Page 152 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
BEKERHOUDERS Er bevindt zich een bekerhouder voor twee bekers onder een paneel aan de voorzijde van de middenconsole. Druk op het paneel om de bekerhouder te openen. De voorste bekerhouder kan voor reiniging makkelijk worden verwijderd door de bekerhouder naar beneden en terug te duwen.
. . . 152
Voor de passagiers achterin is ook een bekerhouder aanwezig aan de achterzijde van de middenconsole. Trek de klep omlaag om deze bekerhouders te kunnen bereiken. In de achterste middenarmsteun kunnen zich ook twee bekerhouders bevinden. U kunt de bekerhouders gebruiken door de armsteun omlaag te klappen. Er kan zich een bekerhouder bevinden voor de passagiers op de derde zitrij.
Verwarmde en gekoelde bekerhouders (waar aanwezig) De bekerhouders voorin kunnen zijn voorzien van een verwarmings- en koelfunctie. • U kunt de koelfunctie activeren door op de toets naast de bekerhouder te drukken. Wanneer de koelfunctie is ingeschakeld, is het sneeuwvlokje op de toets blauw.
09euEscalade.dut Page 153 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 • U kunt de verwarmingsfunctie activeren door op de toets naast de bekerhouder te drukken. Wanneer de verwarmingsfunctie is ingeschakeld, is het verwarmingssymbool op de toets rood. Druk de toets nogmaals in om deze voorziening uit te schakelen. Gebruik alleen niet-geïsoleerde bekers. Geïsoleerde bekers werken niet met de verwarmings- en koelfunctie van de bekerhouder.
OPMERKING Er kan condens in de bekerhouders ontstaan door temperatuurschommelingen. Elektronische apparaten of andere voorwerpen die in de bekerhouders worden geplaatst, kunnen beschadigd raken. Deze schade wordt niet door uw garantie gedekt.
ACHTERSTE BERGRUIMTE
■ ASBAK EN AANSTEKER
Zie "Bagageruimte achterin" eerder in dit hoofdstuk.
De voorste asbak zit op het voorste deel van de middenconsole. Druk op de deksel van de asbak om de asbak te openen. U kunt de asbak verwijderen door deze uit de console te trekken.
BAGAGEREK Raadpleeg de rubriek "Hoofdruimte en dak" in dit hoofdstuk.
OPMERKING Deponeer geen papier of ander brandbaar materiaal in de asbakken. Als u dergelijke materialen in de asbak deponeert, kan dit brand veroorzaken. Druk de aansteker in en wacht tot hij gedeeltelijk naar buiten springt, gereed voor het gebruik.
153 . . .
–
09euEscalade.dut Page 154 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen WAARSCHUWING Houd de aansteker niet ingedrukt terwijl hij opwarmt. Hierdoor kan het verwarmingselement en het mechanisme dat ervoor zorgt dat de aansteker omhoog springt worden beschadigd. Ook kan daardoor de zekering doorbranden.
. . . 154
■ ACCESSOIREVOEDING Uw auto heeft een voorziening voor accessoirevoeding waarmee u de onderstaande stroomverbruikers gedurende een periode van 10 minuten na het afzetten van het contact kunt gebruiken, tenzij een portier wordt geopend: • Elektrisch bediende portierramen • Zonnedak (indien van toepassing) U kunt de radio bedienen tot 10 minuten nadat het contact is uitgeschakeld of totdat het bestuurdersportier wordt geopend. Wanneer u nog 10 minuten langer gebruik wilt maken van deze stroomvoorziening, moet u alle portieren sluiten en de contactsleutel in ON en dan weer terug in de stand LOCK draaien.
■ BESCHERMING TEGEN LEEGLOPEN ACCU De interieurverlichting wordt 10 minuten nadat het contact is afgezet automatisch uitgeschakeld.
09euEscalade.dut Page 155 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 ■ ULTRASOON HULPSYSTEEM VOOR ACHTERUITPARKEREN OPMERKING Wanneer de achterbumper is beschadigd, kan het parkeerhulpsysteem mogelijk niet goed werken.
WAARSCHUWING Wees voorzichtig wanneer u uw voertuig parkeert. Controleer of er geen mensen, andere voertuigen of obstakels in de buurt aanwezig zijn. Controleer ook of het zicht is geblokkeerd. Het systeem kan alleen voorwerpen detecteren op basis van de parameters in dit hoofdstuk. Het systeem is niet ontworpen om kinderen, voetgangers, fietsers of dieren waar te nemen. Als u deze voorzorgsmaatregelen niet neemt, kan dat leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel.
WAARSCHUWING Het systeem neemt geen voorwerpen die zich onder de bumper of onder het voertuig bevinden of voorwerpen die zeer dicht bij het voertuig staan waar. De maximale afstand waarop het systeem voorwerpen kan waarnemen, kan afnemen wanneer het warm is of de vochtigheidsgraad hoog is. Pas uw rijstijl aan.
Deze voorziening is bedoeld om achteruit- en evenwijdig parkeren gemakkelijker te maken door u behulpzaam te zijn bij het bepalen van de afstand tussen uw voertuig en een voorwerp. De sensoren van het systeem in de achterbumper worden gebruikt om de afstand tot een voorwerp achter het voertuig te bepalen. De sensoren kunnen alleen een voorwerp waarnemen wanneer er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: • Het voorwerp moet zich minstens 25,4 cm boven de grond bevinden. • Het voorwerp moet zich onder de bovenzijde van het voertuig bevinden. • De rijsnelheid moet lager dan 8 km/u liggen.
155 . . .
–
09euEscalade.dut Page 156 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Een achtersensor kan een voorwerp achter het voertuig alleen waarnemen wanneer het voorwerp zich binnen 2,5 m van de achterbumper bevindt. Het systeem maakt gebruikt van een combinatie van display-lampjes en klokgeluiden om u te waarschuwen als de achterzijde van het voertuig een voorwerp nadert. Het display van het systeem dat zich in het voertuig boven de achterruit aan de passagierszijde bevindt, kan worden gezien door over uw rechterschouder te kijken. Wanneer de snelheid van het voertuig minder dan 8 km/u is en u naar de achteruitversnelling schakelt, dan wordt het systeem automatisch ingeschakeld. Er gaan drie lampjes op het display branden om aan te geven dat het systeem functioneert. Er klinkt een klokgeluid zodra een voorwerp wordt gedetecteerd.
. . . 156
Opmerking: Wanneer het voertuig in R (achteruit) rijdt bij een snelheid van meer dan 8 km/u, dan begint het rode lampje op het achterdisplay van het systeem te knipperen om u te waarschuwen. Gebruik de onderstaande tabel om de waarschuwingssignalen op het display te leren interpreteren en de afstand tussen voertuig en voorwerp te bepalen.
09euEscalade.dut Page 157 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Waarschuwingssignalen (lampen en klokgeluiden) • een geel lampje • Twee gele lampjes • twee gele lampjes en één rood lampje
1,0 m tot 2,5 m 0,6 m tot 1,0 m 0,3 m tot 0,6 m
• continu geluidssignaal gedurende vijf seconden • twee knipperende gele lampjes en één knipperend rood lampje
• continu geluidssignaal gedurende vijf seconden
Raadpleeg voor meer informatie "Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk. Wanneer de motor wordt uitgeschakeld en weer ingeschakeld, wordt het systeem automatisch opnieuw ingeschakeld.
Afstand
0,3 m of minder
Het systeem kan worden uitgeschakeld door op de toets voor het parkeerhulpsysteem bij de geluidsinstallatie in te drukken. Het controlelampje gaat branden wanneer het systeem wordt uitgeschakeld en u naar R (achteruit) schakelt. Wanneer u het systeem uitschakelt, wordt de melding PARKING ASSIST OFF (parkeerhulp uitgeschakeld) op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder weergegeven.
157 . . .
–
09euEscalade.dut Page 158 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Problemen met het parkeerhulpsysteem Wanneer er zich een tijdelijke situatie voordoet die ervoor zorgt dat het systeem niet automatisch wordt ingeschakeld, dan gaat het rode lampje op het achterdisplay branden wanneer u naar R (achteruit) schakelt. Het volgende bericht kan op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder worden weergegeven. • PARKING ASSIST OFF (parkeerhulpsysteem uitgeschakeld) Dit bericht wordt ook weergegeven onder de volgende omstandigheden: • Het systeem is handmatig uitgeschakeld. • De sensoren van het systeem of de achterbumper zijn beschadigd. • Er is een fiets of ander voorwerp op de achterzijde van het voertuig bevestigd.
. . . 158
• Er hangt een voorwerp uit de achterklep. • Er is een trekhaak aan het voertuig bevestigd. • Er is een trekhaak met een aanhanger aan het voertuig bevestigd. • Het systeem ontvangt trillingen van een groot voertuig in de buurt of van zware apparatuur zoals een drilboor. Het rode lampje blijft branden en het bericht blijft op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder staan totdat de omstandigheden weer normaal zijn.
Wanneer u het systeem probeert in te schakelen met behulp van de toets voor het parkeerhulpsysteem terwijl het systeem automatisch is uitgeschakeld, dan knippert het controlelampje op de toets drie seconden en blijft daarna branden. Wanneer het bericht niet verdwijnt als de omstandigheden weer normaal zijn, dan moet het voertuig vooruit worden gereden met een minimale snelheid van 25 km/u. Wanneer het rode lampje blijft branden en het bericht niet verdwijnt, dan kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Mogelijk moeten de sensoren worden gereinigd. Wanneer het rode lampje nog altijd brandt en het bericht nog altijd wordt weergegeven nadat de achterbumper en sensoren zijn schoongemaakt en u vooruit rijdt met een minimale snelheid van 25 km/u, ga dan naar uw dealer voor onderhoud.
09euEscalade.dut Page 159 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 Raadpleeg het volgende onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder - SERVICE PARKING ASSIST (onderhoud parkeerhulpsysteem)
■ BEHEER ELEKTRISCH VERMOGEN Dit systeem controleert de temperatuur- en laadstatus van de accu en past automatisch de spanning aan om de prestaties te verbeteren en de levensduur van de accu te verlengen. Bij voertuigen met voltmeter of spanningsdisplay kunt u zien dat de waarde schommelt. Dit is normaal. Wanneer het systeem een probleem waarneemt, wordt er een bericht weergegeven op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder.
Het lampje voor het opladen van de accu kan op het instrumentenpaneel branden. Zie het volgende, eerder in dit hoofdstuk, voor meer informatie: • Laadstroomcontrolelamp • Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder
159 . . .
–
09euEscalade.dut Page 160 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen
■ GEHEUGEN Met deze functie kunnen twee verschillende bestuurders (bestuurder nummer 1 of bestuurder nummer 2) de door hun gekozen bestuurdersstoelposities (waaronder rugleuning en lendensteunaanpassing), buitenspiegelstanden, stuurwielstand en verstelbare pedaalstanden in het geheugen van het systeem opslaan en weer oproepen. De bedieningstoetsen bevinden zich op het paneel van het bestuurdersportier.
. . . 160
De geheugeninstellingen programmeren: 1. Stel de stand van de bestuurdersstoel, de buitenspiegels, het stuurwiel en de instelbare pedalen naar wens in. 2. Houdt de juiste bestuurdersgeheugentoets (1 of 2) ingedrukt tot u twee pieptonen hoort, die aangeven dat de instellingen zijn opgeslagen. Wanneer de transmissie in P (parkeren) staat en u op een van de geheugentoetsen 1 of 2 drukt, hoort u een geluidssignaal en worden de geheugeninstellingen opgeroepen. U kunt het oproepen uit het geheugen afbreken door op één van de volgende toetsen te drukken: • Elektrisch verstelbare stoelen • bediening van de elektrisch bedienbare spiegels • geheugentoetsen 1 of 2 • schakelaar verstelbaar pedaal • schakelaar elektrisch instelbare stuurkolom
U kunt het informatiecentrum voor de bestuurder gebruiken voor het programmeren van de geheugenfunctie en deze aanpassen aan de door u gekozen instellingen wanneer u de ontgrendelknop op de afstandsbediening indrukt. Raadpleeg het volgende onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Bijzondere eigenschappen - MEMORY SEAT RECALL (stoelstand oproepen) Opmerking: Sommige spiegels zijn mogelijk niet compatibel met de geheugenfunctie.
09euEscalade.dut Page 161 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 1 3. Druk de geheugentoets voor de betreffende bestuurder (1 of 2) in. Wanneer de geheugenstand niet kan worden opgeroepen, moet uw voertuig voor onderhoud naar de werkplaats.
De geheugenfunctie resetten Wanneer de stoel of verstelbare pedalen ergens door worden belemmerd terwijl ze naar de opgeslagen geheugenstanden gaan, kunnen de stoel en pedalen niet langer werken. Het kan zijn dat u de geheugenfunctie moet resetten.
–
U kunt de geheugenfunctie als volgt resetten: 1. Verwijder het obstakel. 2. Houd de knop voor de functie die niet reageert twee seconden ingedrukt. Wanneer de verstelbare pedalen bijvoorbeeld niet naar de geprogrammeerde geheugenstand bewegen, houd de schakelaar voor de verstelbare pedalen dan twee seconden ingedrukt.
161 . . .
09euEscalade.dut Page 162 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Instrumenten en bedieningsorganen Uitstappen: Om het in- en uitstappen te vergemakkelijken, kunt u gebruik maken van de uitstaptoets. Wanneer u op de uitstaptoets met de transmissie in P (parkeren) drukt, worden de bestuurdersstoel en/of de stuurkolom in de ingestelde positie gezet.
. . . 162
U zult één pieptoon horen. U kunt met behulp van het informatiecentrum voor de bestuurder de geheugenfunctie zo programmeren dat uw uitstappositie wordt gekozen wanneer u uw sleutel uit het contactslot verwijdert.
Raadpleeg het volgende onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Bijzondere eigenschappen - EASY EXIT SETUP (instellingen uitstapstand) - EASY EXIT SEAT (Uitstapvoorziening)
09euEscalade.dut Page 163 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
––
Hoofdstuk 2 - Zitplaatsen en inzittendenbeveiliging
2 Sto ele n en
Bedieningsorganen voor de stoelen.................164 Elektrisch verstelbare stoelen ............................164 Verwarmde voorstoelen....................................166 Verwarmde en geventileerde voorstoelen .......167 Verwarmde stoelen van de tweede rij...............168 Hoofdsteunen...................................................169 Tweede rij zitplaatsen .......................................170 Zitplaats op de derde rij ...................................179 Veiligheidsgordels ..............................................184 Heup-/schoudergordel .....................................186 Verlenger voor veiligheidsgordel ......................191 Veiligheidsgordels vervangen ...........................191 Gebruik van veiligheidsgordel tijdens zwangerschap .................................................192 Waarschuwingslamp voor niet dragen veiligheidsgordel.................................................. 192 Waarschuwingslampje voor veiligheidsgordel passagier .........................................................193
Extra Inzittendenbeveiliging ............................ 194 Gordelspanners ................................................. 194 Airbagsysteem ................................................... 194 Passagiersdetectiesysteem ................................. 201 Veiligheid voor kinderen .................................... 208 Ankers voor kinderzitjes met lage bevestigingspunten en bovenriem ................. 217
163 . . .
09euEscalade.dut Page 164 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging
■ BEDIENINGSORGANEN VOOR DE STOELEN Elektrisch verstelbare stoelen De bedieningsorganen van de elektrisch bedienbare stoelen bevinden zich aan de buitenkanten van de voorstoelen. Druk op de voorzijde van de schakelaar om de voorzijde van de zitting omhoog of omlaag te laten bewegen.
. . . 164
Druk op de achterzijde van de schakelaar om de achterzijde van de zitting omhoog of omlaag te laten bewegen. Schuif de complete schakelaar naar boven of beneden om de complete zitting omhoog of omlaag te laten bewegen. Beweeg de schakelaar naar voren of naar achteren om de stoel naar voren of naar achteren te laten bewegen.
SCHAKELAAR ELEKTRISCH VERSTELBARE RUGLEUNING VAN VOORSTOELEN Beweeg de bovenkant van de schakelaar naar voren of naar achteren om de stand van de rugleuning te wijzigen. Zet de rugleuning niet naar achteren terwijl het voertuig rijdt.
09euEscalade.dut Page 165 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Rijden met naar beneden gekantelde rugleuning kan gevaar opleveren. Ook al heeft u uw veiligheidsgordel goed sluitend omgedaan, dan nog kan de gordel geen volledige bescherming bieden wanneer de rugleuning te ver naar achteren is gekanteld. Zet de rugleuning rechtop voor de juiste bescherming wanneer het voertuig rijdt. Ga daarna goed in de stoel zitten en draag uw veiligheidsgordel.
–
AAN/UIT-TOETS/ELEKTRISCHE LENDENSTEUNVERSTELLING De schakelaars bevinden zich aan de buitenkanten van de voorstoelen. Om de lendensteun aan te passen, houdt u de schakelaar naar voren om de lendensteun in de rugleuning op te blazen of naar achteren om het kussen te laten leeglopen. Houd het bovenste deel van het bedieningsorgaan ingedrukt om de lendensteun hoger te zetten. Wanneer u de lendensteun lager wilt zetten, houdt u het onderste deel van het bedieningsorgaan ingedrukt. Laat de schakelaar los als de onderste rugleuning in de gewenste stand staat.
STOELEN, SPIEGELS, STUURKOLOM EN VERSTELBARE PEDALEN MET GEHEUGENFUNCTIE Met deze functie kunnen twee verschillende bestuurders (bestuurder nummer 1 of bestuurder nummer 2) de door hun gekozen bestuurdersstoelposities (waaronder rugleuning en lendensteunaanpassing), buitenspiegelstanden, stuurwielstand en verstelbare pedaalstanden in het geheugen van het systeem opslaan en weer oproepen. De bedieningstoetsen bevinden zich op het paneel van het bestuurdersportier. Raadpleeg voor meer informatie de rubriek "Geheugen" in hoofdstuk 1.
165 . . .
–
09euEscalade.dut Page 166 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging
Verwarmde voorstoelen Om de stoelverwarming te laten werken, moet de motor lopen. De bedieningstoetsen voor de verwarmde voorstoelen bevinden zich op het bedieningspaneel van de klimaatregeling. • Druk op als u alleen de verwarming van de rugleuning wilt inschakelen. Er wordt een symbool op het display weergegeven wanneer deze functie wordt ingeschakeld.
. . . 166
• Druk op als u de verwarming van de stoel en de rugleuning wilt inschakelen. Er wordt een symbool op het display weergegeven wanneer deze functie wordt ingeschakeld. Druk herhaaldelijk op de toets om tussen de hoogste, middelste en laagste verwarmingsinstellingen te schakelen.
De balkjes naast het symbool voor verwarmde stoel gaan branden om de gewenste temperatuurinstelling weer te geven. • 3 lampjes (hoogste stand verwarming) • 2 lampjes (middelste stand verwarming) • 1 lampje (laagste stand verwarming) Druk de toets nogmaals in voor het uitschakelen. De functie voor de stoelverwarming wordt automatisch uitgeschakeld 10 seconden nadat het contact is uitgeschakeld.
09euEscalade.dut Page 167 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2
Verwarmde en geventileerde voorstoelen (indien van toepassing) Uw voertuig kan zijn uitgerust met optionele verwarmde en geventileerde voorstoelen. De bedieningstoetsen voor de verwarmde en gekoelde voorstoelen bevinden zich op het bedieningspaneel van de klimaatregeling.
Geventileerde stoelen Druk op om de stoelventilatiefunctie in en uit te schakelen en om tussen de hoogste, middelste en laagste instellingen te schakelen. Er wordt een symbool op het display weergegeven wanneer deze functie wordt ingeschakeld. Er gaat een controlelampje branden om de geselecteerde instelling aan te geven. • 3 lampjes (hoog) • 2 lampjes (middel) • 1 lampje (laag) Druk de toets nogmaals in voor het uitschakelen. Het uitschakelen van deze functie vindt automatisch plaats wanneer het contact wordt afgezet.
Elektrisch verwarmde stoelen • Druk op als u alleen de verwarming van de rugleuning wilt inschakelen. Er wordt een symbool op het display weergegeven wanneer deze functie wordt ingeschakeld. • Druk op als u de verwarming van de stoel en de rugleuning wilt inschakelen. Er wordt een symbool op het display weergegeven wanneer deze functie wordt ingeschakeld. Druk herhaaldelijk op de toets om tussen de hoogste, middelste en laagste verwarmingsinstellingen te schakelen.
167 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 168 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging Er gaat een controlelampje branden om de geselecteerde instelling aan te geven. • 3 lampjes (hoogste stand verwarming) • 2 lampjes (middelste stand verwarming) • 1 lampje (laagste stand verwarming) Druk de toets nogmaals in voor het uitschakelen. Het uitschakelen van deze functie vindt automatisch plaats wanneer het contact wordt afgezet.
. . . 168
Verwarmde stoelen van de tweede rij De bedieningsorganen zijn in het bedieningspaneel van het audiosysteem voor achterpassagiers geïntegreerd. Druk op om de stoelverwarming in en uit te schakelen en om tussen de hoogste, middelste en laagste verwarmingsinstellingen te schakelen. Er wordt een symbool op het display weergegeven wanneer deze functie wordt ingeschakeld.
De balkjes naast het symbool voor verwarmde stoel gaan branden om de gewenste temperatuurinstelling weer te geven. • 3 lampjes (hoogste stand verwarming) • 2 lampjes (middelste stand verwarming) • 1 lampje (laagste stand verwarming) Druk de toets nogmaals in voor het uitschakelen. De functie voor de stoelverwarming wordt automatisch uitgeschakeld 10 seconden nadat het contact is uitgeschakeld.
09euEscalade.dut Page 169 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2
–
Hoofdsteunen De voorste hoofdsteunen kunnen worden afgesteld. Trek aan de hoofdsteun om hem omhoog te zetten. De bovenrand van de hoofdsteun moet zich ter hoogte van de bovenzijde van uw hoofd bevinden.
De hoofdsteunen worden vergrendeld wanneer ze omhoog worden gebracht. U kunt de hoofdsteun ontgrendelen of omlaag zetten door de toets boven op de rugleuning in te drukken. Druk de verstelbare hoofdsteunen geheel omlaag. Sommige hoofdsteunen kunnen ook naar voren en naar achteren worden gekanteld.
Druk op de toets aan de zijkant van de steun en kantel de hoofdsteun naar voren of naar achteren. Wanneer u een hoofdsteun heeft afgesteld, moet u de hoofdsteun omhoog en omlaag bewegen om te controleren of hij goed is vergrendeld.
169 . . .
–
09euEscalade.dut Page 170 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING U kunt bij een aanrijding ernstig hoofd- en nekletsel oplopen als er geen hoofdsteun is gemonteerd of wanneer de hoofdsteun niet goed is afgesteld of goed opgeborgen in het voertuig. Zorg dat de hoofdsteun goed op de rugleuning is bevestigd en goed is ingesteld voordat u gaat rijden.
. . . 170
De hoofdsteunen van de derde rij verwijderen U moet de hoofdsteunen verwijderen voordat u de stoelen van de derde rij neerklapt. Verwijder de hoofdsteun door de knop aan de zijkant van elke hoofdsteungeleider in te drukken en deze omhoog en uit de rugleuning te trekken. Berg de hoofdsteunen op in de opslaggeleiders op de stoel
Tweede rij zitplaatsen Uw voertuig is voorzien van een gedeelde achterbank op de tweede rij of kuipstoelen op de tweede rij. Uw voertuig kan zijn voorzien van een achterbank met neerklapbare rugleuning waarmee de laadruimte kan worden vergroot. De stoelen kunnen ook naar voren worden geklapt zodat de stoel op de derde rij beter toegankelijk is. Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Instapvoorziening
09euEscalade.dut Page 171 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Wanneer de rugleuning niet goed is vergrendeld, kan deze bij een aanrijding of noodstop naar voren bewegen. Hierdoor kunnen u en anderen gewond raken. Druk altijd de rugleuning naar achteren om te controleren of deze is vergrendeld. MET DE HAND VERSTELBARE RUGLEUNING (ALLEEN KUIPSTOELEN) Om de rugleuning schuin te plaatsen, leunt u voorover zodat u niet tegen de rugleuning steunt en trekt u de hendel helemaal omhoog. Leun vervolgens achterover en druk tegen de rugleuning om deze in de gewenste stand te drukken. Laat de hendel los en controleer of de rugleuning goed is vastgezet. Om de rugleuning rechtop te zetten, moet u de hendel omhoog trekken en geen druk uitoefenen op de rugleuning. Druk en trek aan de rugleuning om te controleren of deze goed is vergrendeld.
NEERKLAPPEN TWEEDE RIJ ZITPLAATSEN Om de bagageruimte te vergroten kan de achterbank worden neergeklapt. Controleer, alvorens de zitting neer te klappen, of er zich niets onder of aan de voorkant van de zitting bevindt.
WAARSCHUWING
–
–
Rijden met naar beneden gekantelde rugleuning kan gevaar opleveren. Ook al heeft u uw veiligheidsgordel goed sluitend omgedaan, dan nog kan de gordel geen volledige bescherming bieden wanneer de rugleuning te ver naar achteren is gekanteld. Zet de rugleuning rechtop voor de juiste bescherming wanneer het voertuig rijdt. Ga daarna goed in de stoel zitten en draag uw veiligheidsgordel.
171 . . .
09euEscalade.dut Page 172 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging Handmatig neerklapbare en kantelbare stoelen (indien van toepassing) Wanneer uw voertuig is voorzien van deze functie, bevinden de bedieningsorganen voor het ontgrendelen van de stoelen zich aan de buitenkant van de stoel. 1. Verwijder alle voorwerpen van de stoel.
OPMERKING Wanneer de stoel wordt neergeklapt terwijl de veiligheidsgordels zijn bevestigd, kunnen de achterste stoelen en de veiligheidsgordels beschadigd raken. Haal voordat u een stoel neerklapt de veiligheidsgordels los en doe ze in de normale opbergstand.
. . . 172
2. Trek de hendel omhoog en klap de rugleuning naar voren. Het kan nodig zijn de voorste stoel naar voren te bewegen of de voorste rugleuning rechtop te zetten teneinde de rugleuning geheel plat te kunnen leggen.
3. Breng de hendel weer omhoog om de achterzijde van de stoel los te halen van de vloer en kantel de stoel naar voren.
09euEscalade.dut Page 173 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Druk niet op de ontgrendelknop van de stoel terwijl er iemand op de stoel zit. Dit kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of schade aan het voertuig. Elektrisch neerklapbare en kantelbare stoelen (indien van toepassing) Wanneer uw voertuig is voorzien van deze functie, bevinden de bedieningsorganen voor het ontgrendelen van de stoelen zich in de dakconsole. De ontgrendelknop werkt alleen wanneer de transmissie in P (parkeren) staat. 1. Verwijder alle voorwerpen van de stoel.
2. Druk één keer op deze toets om de rugleuning neer te klappen. Na een korte vertraging kantelt de stoel naar voren.
–
OPMERKING Wanneer de stoel wordt neergeklapt terwijl de veiligheidsgordels zijn bevestigd, kunnen de achterste stoelen en de veiligheidsgordels beschadigd raken. Haal voordat u een stoel neerklapt de veiligheidsgordels los en doe ze in de normale opbergstand.
–
173 . . .
09euEscalade.dut Page 174 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging Zitplaats weer in de normale stand zetten Wanneer u de achterbank in de normale stand wilt zetten, moet u de achterbank omlaag trekken totdat deze op zijn plaats wordt vergrendeld. De rugleuning kan pas worden opgeklapt wanneer de stoel goed vergrendeld is. Om de rugleuning rechtop te zetten moet u hem oplichten en aandrukken tot hij wordt vergrendeld. Druk en trek aan de rugleuning om te controleren of deze goed is vergrendeld.
WAARSCHUWING Wanneer de rugleuning niet goed is vergrendeld, kan deze bij een aanrijding of noodstop naar voren bewegen. Hierdoor kunnen u en anderen gewond raken. Druk altijd de rugleuning naar achteren om te controleren of deze is vergrendeld.
. . . 174
Controleer of de veiligheidsgordels op de juiste plaats zijn geplaatst en niet gedraaid zijn.
WAARSCHUWING Een veiligheidsgordel die gedraaid zit of verkeerd is bevestigd, geeft bij een botsing onvoldoende bescherming. Controleer na het rechtopzetten van een achterleuning steeds of de gordels niet gedraaid zitten en of ze goed bevestigd en geleid zijn.
INSTAPVOORZIENING De stoelen van de tweede rij van uw voertuig kunnen naar voren worden neergeklapt. Door deze functie wordt het gemakkelijker op de derde zitrij in en uit te stappen. Voordat een zitting wordt neergeklapt, dient u steeds te controleren dat niets onder of aan de voorkant van de zitting ligt. Verwijder alle voorwerpen van de stoel.
OPMERKING Wanneer de stoel wordt neergeklapt terwijl de veiligheidsgordels zijn bevestigd, kunnen de achterste stoelen en de veiligheidsgordels beschadigd raken. Haal voordat u een stoel neerklapt de veiligheidsgordels los en doe ze in de normale opbergstand.
09euEscalade.dut Page 175 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Handmatige instapvoorziening/ uitstapvoorziening (indien van toepassing) Zo komt u op de stoel van de derde rij: • Klap de stoel neer. Zie het volgende, eerder in dit hoofdstuk, voor meer informatie: • Neerklappen tweede rij zitplaatsen - Handmatig neerklapbare en kantelbare stoelen (indien van toepassing)
–
Zo verlaat u de stoel van de derde rij: 1. Trek de hendel omhoog en klap de rugleuning naar voren. De hendel bevindt zich op de achterzijde van de binnenste stoel.
2. Trek nog een keer aan de hendel om de stoel los te halen en kantel de stoel naar voren. 3. Plaats de stoel terug in de oorspronkelijke stand.
175 . . .
–
09euEscalade.dut Page 176 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING Laat passagiers nooit op een zitplaats op de derde rij plaatsnemen terwijl de stoel van de tweede rij naar voren is geklapt. De mensen in het voertuig kunnen zo letsel oplopen. Controleer of de stoel, wanneer hij weer in de oorspronkelijke stand staat, stevig vastzit.
4. Druk en trek aan de rugleuning om te controleren of deze goed is vergrendeld.
WAARSCHUWING Wanneer de rugleuning niet goed is vergrendeld, kan deze bij een aanrijding of noodstop naar voren bewegen. Hierdoor kunnen u en anderen gewond raken. Druk altijd de rugleuning naar achteren om te controleren of deze is vergrendeld. 5. Controleer of de veiligheidsgordels op de juiste plaats zijn geplaatst en niet gedraaid zijn.
. . . 176
WAARSCHUWING Een veiligheidsgordel die gedraaid zit of verkeerd is bevestigd, geeft bij een botsing onvoldoende bescherming. Controleer na het rechtopzetten van een achterleuning steeds of de gordels niet gedraaid zitten en of ze goed bevestigd en geleid zijn.
09euEscalade.dut Page 177 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Elektrisch bedienbare instapvoorziening/uitstapvoorziening (indien van toepassing) Zo bereikt u de zitplaats op de derde rij: Druk op de ontgrendelknop van de stoel, op het paneel achter het achterportier, om de stoel op de tweede rij neer te klappen.
OPMERKING
Deze functie werkt alleen wanneer het voertuig in P (parkeren) staat. 1. Druk één keer op deze toets om de rugleuning neer te klappen. Na een korte vertraging kantelt de stoel naar voren.
Wanneer de stoel wordt neergeklapt terwijl de veiligheidsgordels zijn bevestigd, kunnen de achterste stoelen en de veiligheidsgordels beschadigd raken. Haal voordat u een stoel neerklapt de veiligheidsgordels los en doe ze in de normale opbergstand. 2. Plaats de stoel terug in de oorspronkelijke stand.
177 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 178 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING Laat passagiers nooit op een zitplaats op de derde rij plaatsnemen terwijl de stoel van de tweede rij naar voren is geklapt. De mensen in het voertuig kunnen zo letsel oplopen. Controleer of de stoel, wanneer hij weer in de oorspronkelijke stand staat, stevig vastzit.
. . . 178
3. Druk en trek aan de rugleuning om te controleren of deze goed is vergrendeld.
WAARSCHUWING Wanneer de rugleuning niet goed is vergrendeld, kan deze bij een aanrijding of noodstop naar voren bewegen. Hierdoor kunnen u en anderen gewond raken. Druk altijd de rugleuning naar achteren om te controleren of deze is vergrendeld.
4. Controleer of de veiligheidsgordels op de juiste plaats zijn geplaatst en niet gedraaid zijn.
WAARSCHUWING Een veiligheidsgordel die gedraaid zit of verkeerd is bevestigd, geeft bij een botsing onvoldoende bescherming. Controleer na het rechtopzetten van een achterleuning steeds of de gordels niet gedraaid zitten en of ze goed bevestigd en geleid zijn.
09euEscalade.dut Page 179 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Zitplaats op de derde rij Uw voertuig is voorzien van een zitplaats op de derde rij. De achterste rugleuning kan worden neergeklapt. Ook de stoel kan omhoog worden gekanteld of verwijderd om in een grotere laadruimte te voorzien. Zie voor gemakkelijke toegang tot de zitplaats op de derde rij "Instapvoorziening/uitstapvoorziening" onder "Zitplaatsen van de tweede rij" eerder in dit hoofdstuk.
RUGLEUNINGEN VAN DE STOEL OP DE DERDE RIJ NEERKLAPPEN Voordat een zitting wordt neergeklapt, dient u steeds te controleren dat niets onder of aan de voorkant van de zitting ligt. Verwijder alle voorwerpen van de stoel. 1. Open de achterklep.
OPMERKING Wanneer de stoel wordt neergeklapt terwijl de veiligheidsgordels zijn bevestigd, kunnen de achterste stoelen en de veiligheidsgordels beschadigd raken. Haal voordat u een stoel neerklapt de veiligheidsgordels los en doe ze in de normale opbergstand.
–
2. Zet de hendel aan de onderzijde van de achterzijde van de rugleuning van de buitenste zitplaats omhoog. De rugleuning wordt naar voren geklapt.
179 . . .
–
09euEscalade.dut Page 180 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging DE RUGLEUNING OMHOOG KLAPPEN Open de achterklep om de rugleuning weer in de passagiersstand te zetten. Om de rugleuning rechtop te zetten moet u hem oplichten en aandrukken tot hij wordt vergrendeld. Druk en trek aan de rugleuning om te controleren of deze goed is vergrendeld.
WAARSCHUWING Wanneer de rugleuning niet goed is vergrendeld, kan deze bij een aanrijding of noodstop naar voren bewegen. Hierdoor kunnen u en anderen gewond raken. Druk altijd de rugleuning naar achteren om te controleren of deze is vergrendeld.
. . . 180
DE ZITPLAATS VAN DE DERDE RIJ KANTELEN Voordat een zitting wordt neergeklapt, dient u steeds te controleren dat niets onder of aan de voorkant van de zitting ligt. Verwijder alle voorwerpen van de stoel.
OPMERKING Wanneer de stoel wordt neergeklapt terwijl de veiligheidsgordels zijn bevestigd, kunnen de achterste stoelen en de veiligheidsgordels beschadigd raken. Haal voordat u een stoel neerklapt de veiligheidsgordels los en doe ze in de normale opbergstand.
1. Open de achterklep. 2. Verwijder de hoofdsteunen. Zie "Hoofdsteunen" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie. 3. Zet de hendel aan de onderzijde van de achterzijde van de rugleuning van de buitenste zitplaats omhoog. De rugleuning wordt naar voren geklapt. De stoel kan niet van de vloer worden ontgrendeld tenzij de rugleuning is neergeklapt.
09euEscalade.dut Page 181 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2
4. Haal vanuit de achterzijde van het voertuig de achterzijde van de stoel uit de vloer door de hendel omhoog te zetten. De hendel bevindt zich op de achterzijde van de stoel, naast de handgreep. 5. Licht de achterkant van de zitplaats op en klap hem naar voren tot het vergrendelen in de opbergstand plaatsvindt. 6. Druk en trek aan de stoel om te controleren of deze goed vastzit. 7. Berg de hoofdsteunen op in de opslaggeleiders op de stoel
DE STOELEN VAN DE DERDE RIJ NEERKLAPPEN Controleer voordat u de stoel neerklapt of er niets onder de stoel vastzit. Zo plaatst u de stoel terug in de oorspronkelijke stand: 1. Open de achterklep. 2. Verwijder de hoofdsteunen uit de opberggeleiders op de stoel. 3. Zet vanaf de achterzijde van het voertuig de hendel omhoog op de achterzijde van de stoel, naast de handgreep.
4. Wanneer u de achterbank in de normale stand wilt zetten, moet u de achterbank omlaag trekken totdat deze op zijn plaats wordt vergrendeld. 5. Om de rugleuning rechtop te zetten moet u hem oplichten en aandrukken tot hij wordt vergrendeld. De rugleuning kan pas worden opgeklapt wanneer de stoel goed vergrendeld is.
WAARSCHUWING Wanneer de rugleuning niet goed is vergrendeld, kan deze bij een aanrijding of noodstop naar voren bewegen. Hierdoor kunnen u en anderen gewond raken. Druk altijd de rugleuning naar achteren om te controleren of deze is vergrendeld.
181 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 182 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging 6. Druk en trek aan de rugleuning om te controleren of deze goed is vergrendeld. 7. Zorg dat de hoofdsteun goed op de rugleuning is bevestigd en goed is ingesteld voordat u gaat rijden. Zie "Hoofdsteunen" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
. . . 182
VERWIJDERBARE ACHTERSTE ZITPLAATS Verwijderen van de zitplaats uit de derde rij zitplaatsen: 1. Open de achterklep. 2. Zet de hendel aan de onderzijde van de achterzijde van de rugleuning van de buitenste zitplaats omhoog. De rugleuning wordt naar voren geklapt. De stoel kan niet worden verwijderd tenzij de rugleuning neergeklapt is.
3. Wanneer u de stoel van de vloer wilt loskoppelen, trekt u de hendel op de achterzijde van de stoel naar achteren. 4. Rol de stoel uit het voertuig. In de vloer zit een spoor om de wielen van de stoel te leiden.
09euEscalade.dut Page 183 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Aanbrengen van de zitplaats: 1. Open de achterklep. 2. Schuif de wielen van de buitenste voorste zitplaats in het spoor in de vloer. 3. Rol de stoel op zijn plaats en vergrendel de stoel. De voorste vergrendelingen moeten aangrijpen. Indien dit niet het geval is, probeer dan de achterzijde van de stoel omhoog te kantelen. 4. Druk de achterzijde van de stoel omlaag om de achterste sluitingen te vergrendelen.
WAARSCHUWING Een stoel die niet goed is vergrendeld, kan bij een aanrijding of noodstop losschieten. Hierdoor kunnen de inzittenden worden verwond. Overtuig u ervan dat de stoel goed wordt vergrendeld bij het monteren. 5. Plaats de rugleuning weer rechtop. De rugleuning kan pas worden opgeklapt wanneer de stoel goed vergrendeld is.
WAARSCHUWING Wanneer de rugleuning niet goed is vergrendeld, kan deze bij een aanrijding of noodstop naar voren bewegen. Hierdoor kunnen u en anderen gewond raken. Druk altijd de rugleuning naar achteren om te controleren of deze is vergrendeld.
6. Controleer dat de rugleuning, wanneer hij weer in de oorspronkelijke stand staat, stevig vastzit. 7. Plaats de veiligheidsgordels terug in hun oorspronkelijke posities, zodat ze beschikbaar zijn voor de achterpassagiers.
–
WAARSCHUWING Een veiligheidsgordel die gedraaid zit of verkeerd is bevestigd, geeft bij een aanrijding onvoldoende bescherming. Degene die de gordel draagt, kan ernstig gewond raken. Controleer nadat u een rugleuning omhoog heeft gezet altijd of de gordels niet gedraaid zitten en of ze goed zijn bevestigd.
183 . . .
–
09euEscalade.dut Page 184 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING Als u uw veiligheidsgordel heeft bevestigd, is er een kleinere kans dat u gewond raakt. Bevestig altijd de veiligheidsgordel en controleer of alle passagiers ook hun veiligheidsgordel goed hebben bevestigd.
■ VEILIGHEIDSGORDELS WAARSCHUWING Vervoer geen personen in het voertuig op plaatsen waar een veiligheidsgordel niet goed kan worden gedragen. Als u geen veiligheidsgordel draagt, kunt u tijdens een aanrijding ernstig gewond raken of zelfs om het leven komen. Bij een aanrijding kan een inzittende die niet met de veiligheidsgordel vastzit een ander persoon in het voertuig raken en verwonden of uit het voertuig worden geworpen.
. . . 184
WAARSCHUWING Het is buitengewoon gevaarlijk om in een laadruimte te rijden, zowel binnen als buiten de auto. Tijdens een botsing is de kans groter dat mensen op deze plaatsen ernstig of fataal letsel ondervinden. Zorg ervoor dat iedereen in de auto in een stoel zit en de veiligheidsriem op de juiste wijze gebruikt.
09euEscalade.dut Page 185 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Laat niemand in een deel van het voertuig rijden waar geen stoelen en veiligheidsgordels zijn voorzien. De veiligheidsgordelinformatie is bedoeld voor volwassen bestuurders/passagiers en voor oudere kinderen die kinderzitjes zijn ontgroeid.
Oudere kinderen die te groot zijn geworden voor een zitverhoger, moeten op de achterbank zitten, met de veiligheidsgordel goed bevestigd. U kunt bepalen of een kind te groot is geworden voor een zitverhoger en op de achterbank kan zitten aan de hand van de informatie in "Oudere kinderen" onder "Kinderzitjes" verderop in dit hoofdstuk. Zorg er voor dat kinderen die te klein zijn om van een gordel gebruik te maken goed worden beveiligd door een veiligheidssysteem voor kinderen. Zie "Veiligheid voor kinderen" verderop in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING Een veiligheidsgordel mag steeds slechts door 1 persoon tegelijk worden gedragen. Sta niet toe dat twee kinderen van dezelfde gordel gebruik maken. –
–
185 . . .
09euEscalade.dut Page 186 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging 4. Druk de slottong in het gordelslot tot u een tikgeluid hoort. Overtuig u ervan dat de ontsluitknop op het gordelslot naar boven of naar buiten wijst. Trek aan de slottong om er zeker van te zijn dat deze stevig vast zit.
WAARSCHUWING Heup-/schoudergordel Alle zitposities zijn voorzien van heup-/schoudergordels. De heup/schoudergordel moet op de juiste manier worden gedragen, zoals hieronder is beschreven. Veiligheidsgordel vastmaken: 1. Stel de stoel in en ga rechtop zitten.
. . . 186
2. Pak de gordel bij de slottong vast. 3. Trek de gordel over het lichaam. Zorg dat de riemen niet gedraaid zitten. De schouderriem kan blokkeren wanneer hij te snel wordt uitgetrokken. Om hem te ontgrendelen, laat de riem eerst iets weer oprollen en trek hem daarna langzamer naar buiten.
Ernstig lichamelijk letsel is mogelijk als u uw gordel in het verkeerde gordelslot vastzet. Druk de slottong steeds vast in het meest nabije gordelslot. Zorg dat de riem onder de armleuningen (waar aanwezig) door loopt. Wanneer de veiligheidsgordel over een armleuning (waar aanwezig) gaat, dan kan de heupgordel bij een aanrijding op de buik drukken, niet tegen de veel sterkere botten van het bekken.
09euEscalade.dut Page 187 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 5. Wanneer uw stoel is voorzien van een in hoogte verstelbare schoudergordel, kunt u de hoogte van de schoudergordel afstellen. Zie "In hoogte verstelbare schoudergordel" verderop in dit hoofdstuk. 6. Trek aan de schouderriem om de heupriem af te stellen. Bij kleinere inzittenden kan het nodig zijn het stiksel op de heupgordel door de slottong te halen om de gordel volledig vast te zetten. De schouderriem blokkeert als het voertuig plotseling stopt of bij een aanrijding.
OPMERKING Controleer, voordat u het portier sluit, dat de veiligheidsgordels niet ingeklemd kunnen raken. Beschadiging van de gordel en/ of carrosserie wordt dan voorkomen. –
Veiligheidsgordel losmaken: • Druk de knop op het slotmechanisme in.
–
187 . . .
09euEscalade.dut Page 188 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging
De heup-/schoudergordel moet worden gedragen zoals hierboven is afgebeeld.
WAARSCHUWING De veiligheidsgordels moeten nauwsluitend om het lichaam worden gedragen. Laat de schoudergordel niet onder uw arm of achter uw rug doorlopen. Zorg dat de riem niet gedraaid over uw lichaam zit en bevestig een veiligheidsgordel nooit over een armleuning (waar aanwezig).
. . . 188
Wanneer u een veiligheidsgordel gebruikt, moet u rechtop zitten met uw voeten op de vloer voor u. De schoudergordel moet over de schouder en diagonaal over de borst lopen. Deze lichaamsdelen zijn het beste in staat om grote krachten op te vangen. De schouderriem moet voor het gezicht of de nek lopen. Het heupgedeelte van de gordel moet laag en comfortabel op de heupen liggen, juist boven de dijen. Bij een botsing zullen stoten dan worden opgevangen door het sterke bekken en zult u minder gemakkelijk onder de heupgordel doorglijden. Als u wel onder de gordel door glijdt, moeten stoten worden opgevangen door de onderbuik. Daarbij kunt u ernstig en zelfs dodelijk letsel oplopen.
In hoogte verstelbare schoudergordel
WAARSCHUWING Wanneer de hoogte van de veiligheidsgordel niet goed is afgesteld, kan de effectiviteit van de veiligheidsgordel bij een aanrijding afnemen. Uw voertuig kan zijn voorzien van hoogteverstellers voor de schouderriem. Hiermee wordt de hoogte van de voorste schoudergordel afgesteld. De hoogte moet zodanig worden afgesteld dat de gordel over het midden van de schouder komt te liggen en zich niet in de omgeving bevindt van het gezicht of de nek.
09euEscalade.dut Page 189 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2
A
A
–
U kunt de hoogteafsteller omlaag zetten door de ontgrendelknoppen in te drukken en omlaag te schuiven tot de gewenste hoogte. U kunt de hoogteafsteller omhoog zetten door de schoudergordelgeleider omhoog te schuiven. Controleer of deze goed op zijn plaats vastzit door de hoogteversteller omhoog te trekken zonder de ontgrendelknoppen in te drukken.
Comfortgeleiders voor schoudergordel Uw voertuig is uitgerust met achterste schoudergordelgeleiders voor het comfort en de veiligheid van sommige volwassenen en van kinderen die niet meer in een stoelverhoger passen. Deze geleiders werken door de veiligheidsgordel bij de nek en het hoofd vandaan te trekken. Er is één geleider voor elke buitenste zitplaats op de achterbank.
Comfortgeleiders aanbrengen: 1. Verwijder de geleider uit de opbergklem op de interieurbekleding of uit het opbergvak aan de zijkant van de rugleuning.
189 . . .
–
09euEscalade.dut Page 190 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING De schoudergordel moet over de schouder en diagonaal over de borst lopen. Deze lichaamsdelen zijn het beste in staat om grote krachten op te vangen. Het verkeerd dragen van een veiligheidsgordel kan leiden tot ernstig lichamelijk letsel. 2. Plaats de geleider op de gordel door de randen van de gordel in de sleuven van de geleider te schuiven.
. . . 190
3. Let erop dat de gordel niet is gedraaid en dat het trekkoord onder de gordel zit. De geleider moet zich aan de bovenkant bevinden. 4. Bevestig de sluiting en laat de veiligheidsgordel los zoals u normaal ook doet. Zie voor meer informatie over het gebruik van heup-/schoudergordels "Heup-/schoudergordel" eerder in dit hoofdstuk.
Comfortgeleider verwijderen: 1. Knijp de gordelranden samen en verwijder de gordel uit de comfortgeleider. 2. Schuif de comfortgeleider terug in de opbergklem of het opbergvak als deze niet wordt gebruikt.
09euEscalade.dut Page 191 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Verlenger voor veiligheidsgordel Indien de veiligheidsgordel niet lang genoeg is voor uw postuur, kan uw dealer een verlengstuk bestellen. Het verdient aanbeveling om de gordelverlengers tevoren met uw dikste jas aan te passen, zodat een voldoende lang exemplaar wordt besteld. Gebruik de gordelverlenger alleen op de stoel waarvoor hij is gemaakt. Laat niemand anders er gebruik van maken. De gordelverlengers kunnen aan de gebruikelijke veiligheidsgordels worden bevestigd. Volg de instructies van de fabrikant op. Gebruik de gordelverlenger nooit voor het vastmaken van een kinderzitje.
Veiligheidsgordels vervangen WAARSCHUWING Een botsing kan schade veroorzaken aan de inzittendenbeveiliging, zodat deze niet de juiste bescherming biedt. Dit kan tijdens een botsing resulteren in ernstig of zelfs fataal letsel. Om er zeker van te zijn dat de systemen voor inzittendenbeveiliging nog correct werken na een botsing, moet u deze zo snel mogelijk laten controleren en vervangen. Indien u bij een aanrijding betrokken bent geweest, kunnen de veiligheidsgordels zijn uitgerekt, ingesneden of anderszins beschadigd waardoor vervanging noodzakelijk is. Zelfs wanneer de veiligheidsgordel niet werd gebruikt ten tijde van de aanrijding kunnen reparaties nodig zijn. Laat na een aanrijding altijd de systemen voor inzittendenbeveiliging inspecteren.
Uw voertuig is met gordelspanners uitgerust voor de bestuurder en de voorpassagier. Gordelspanners werken slechts één keer. Als de spanners bij een aanrijding werden geactiveerd, moeten ze worden vervangen. Als het airbaglampje blijft branden of gaat branden terwijl u rijdt, laat dan de gordelspanner controleren. Zie "Gordelspanners" onder "Extra inzittendenbeveiliging" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie over deze functie.
WAARSCHUWING Bij het verwijderen (sloop) van het voertuig of voertuigonderdelen moeten altijd de veiligheidsprocedures in acht worden genomen. Verwijdering mag uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend onderhoudsbedrijf om het milieu en uw gezondheid te beschermen.
191 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 192 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging
Gebruik van veiligheidsgordel tijdens zwangerschap Veiligheidsgordels zijn nuttig voor iedereen, dus ook voor zwangere vrouwen. Ook bij hen is de kans op ernstig letsel groter indien geen veiligheidsgordel wordt gedragen. Een zwangere vrouw dient altijd een heup-/schoudergordel te dragen (zgn. driepuntsgordel). Daarbij moet de heupriem zo laag mogelijk over de heupen liggen.
. . . 192
De beste manier om de foetus te beschermen, is het beschermen van de moeder. Wanneer een veiligheidsgordel goed wordt gedragen, is de kans groter dat de foetus ongedeerd blijft bij een aanrijding. Voor zwangere vrouwen geldt, net als voor iedereen, dat de effectiviteit van de veiligheidsgordels aanzienlijk wordt verhoogd indien ze goed worden gedragen.
Waarschuwingslamp voor niet dragen veiligheidsgordel U vindt het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel op het instrumentenpaneel. Wanneer u de motor inschakelt, hoort u enkele seconden een geluidssignaal om u eraan te herinneren de veiligheidsgordels vast te maken. Ook gaat het lampje voor de veiligheidsgordels enkele seconden branden, waarna het lampje nog enkele seconden blijft knipperen. Wanneer de bestuurder zijn gordel heeft vastgemaakt, gaat het lampje niet branden en hoort u geen geluidssignaal.
09euEscalade.dut Page 193 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 De gong en het lampje worden opnieuw geactiveerd als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgedaan terwijl het voertuig rijdt.
Waarschuwingslampje voor veiligheidsgordel passagier Het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel van de passagier bevindt zich in de dakconsole. Wanneer de airbag aan de passagierszijde is ingeschakeld wanneer u het voertuig start, hoort u enkele seconden lang een geluidssignaal om de passagier op de voorstoel eraan te herinneren de veiligheidsgordel te bevestigen.
Ook gaat het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel van de passagier enkele seconden branden. Daarna blijft het lampje nog enkele seconden knipperen. Wanneer de passagier zijn gordel heeft vastgemaakt, gaat het lampje niet branden en hoort u geen geluidssignaal. De geluidssignaal en het lampje worden opnieuw geactiveerd als de passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft bevestigd terwijl het voertuig rijdt. Het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel van de passagier en het geluidssignaal kunnen worden geactiveerd als er een voorwerp op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, zoals een aktetas of boodschappentas. Verwijder het voorwerp van de stoel of bevestig de veiligheidsgordel; het waarschuwingslampje en/of geluidssignaal gaan uit. Zie "Passagiersdetectiesysteem" verderop in dit hoofdstuk.
193 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 194 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging ■ EXTRA INZITTENDENBEVEILIGING WAARSCHUWING Een botsing kan de inzittendenbeveiligingen van uw auto beschadigen. Een beschadigd inzittendenbeveiligingssysteem kan de persoon die het gebruikt niet goed beschermen, wat kan leiden tot ernstig en zelfs fataal letsel bij een botsing. Laat na een aanrijding altijd de systemen voor inzittendenbeveiliging inspecteren. Zorg er zo spoedig mogelijk voor dat de noodzakelijke vervangingen worden uitgevoerd.
. . . 194
GORDELSPANNERS Uw voertuig is uitgerust met gordelspanners. Deze gordelspanners zorgen dat de gordel wordt aangespannen in de eerste fasen van een gemiddelde tot ernstige frontale aanrijding, een bijna frontale aanrijding of een aanrijding van achter wanneer er aan de drempelvoorwaarden voor de gordelspanners wordt voldaan. Gordelspanners helpen ook de veiligheidsgordels aan te spannen bij een aanrijding van opzij of wanneer het voertuig omslaat. De gordelspanners bevinden zich in het veiligheidsgordeleenheden voor de bestuurder en de passagier op de voorstoel rechts. Gordelspanners werken slechts éénmaal. Als de spanners bij een botsing werden geactiveerd, moeten ze worden vervangen.
AIRBAGSYSTEEM Uw auto kan uitgerust zijn met twee airbags die in de stuurwielnaaf en achter de rechterkant van het instrumentenpaneel zijn ondergebracht. Bij een frontale aanrijding kunnen de airbags worden opgeblazen. Dit zijn tweetraps front-airbags waarvan het weerstandsniveau wordt aangepast aan de ernst van de botsing. Voor lichtere frontale botsingen worden de airbags niet volledig opgeblazen. Voor ernstigere frontale botsingen, worden de airbags volledig opgeblazen.
09euEscalade.dut Page 195 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Voertuigen die zijn uitgerust met tweefasenairbags beschikken ook over een stoelpositiesensor voor de bestuurdersstoel die helpen te bepalen of de airbags gedeeltelijk of volledig moeten worden opgeblazen. Voertuigen voorzien van tweefasenairbags hebben ook elektronische frontale sensoren die zorgen dat het systeem onderscheid kan maken tussen een gemiddelde en ernstige frontale aanrijding.
–
Daarnaast is uw voertuig voorzien van twee in het dak gemonteerde zijairbags die kunnen worden geactiveerd bij een aanrijding van opzij, bij een ernstige frontale aanrijding of wanneer het voertuig omslaat om de bestuurder, de voorpassagier, de twee passagiers direct achter deze voorste stoelen, inclusief de passagiers op de derde rij, te beschermen.
195 . . .
–
09euEscalade.dut Page 196 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging Wanneer er accuvoeding is, kunnen de portieren automatisch worden ontgrendeld en wordt de interieurverlichting ingeschakeld wanneer er een airbag wordt geactiveerd. De waarschuwingsknipperlichten worden ook ingeschakeld als er een airbag wordt geactiveerd. U kunt de portieren vergrendelen, de interieurverlichting uitschakelen en de waarschuwingsknipperlichten uitschakelen met de knoppen voor die functies.
. . . 196
WAARSCHUWING Airbags zijn ontworpen om in combinatie met veiligheidsgordels te worden gebruikt. Bij een aanrijding kan een inzittende die niet met de veiligheidsgordel vastzit een ander persoon in het voertuig raken en verwonden of uit het voertuig worden geworpen. Iedereen in het voertuig die te groot is voor een kinderzitje, moet een veiligheidsgordel op de juiste manier dragen. Het maakt daarbij niet uit of er een airbag voor die persoon aanwezig is.
WAARSCHUWING De veiligheidsgordels en het airbagsysteem zijn ontworpen om volwassenen de best mogelijke bescherming te bieden. Personen die met het airbagsysteem in aanraking komen of die zich te dicht bij een airbag bevinden die wordt opgeblazen, kunnen ernstige verwondingen oplopen met mogelijk dodelijke gevolgen. Zorg er voor dat kinderen die te klein zijn om van een gordel gebruik te maken goed worden beveiligd door een veiligheidssysteem voor kinderen. Zie "Veiligheid voor kinderen" verderop in dit hoofdstuk.
09euEscalade.dut Page 197 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Wanneer u zich te dicht bevindt bij een airbag die wordt opgeblazen, kunt u ernstige verwondingen oplopen. Veiligheidsgordels houden u bij een aanrijding op uw plaats wanneer de airbag wordt opgeblazen. De bestuurder moet zo ver mogelijk naar achteren zitten maar toch de auto volledig onder controle hebben. Uit ongevallenstatistieken is gebleken dat kinderen veiliger in een voertuig worden vervoerd wanneer ze in een kinderstoeltje op de achterbank zitten. Daarom raden wij u aan kinderen in kinderzitjes te plaatsen en oudere kinderen die groot genoeg zijn om een veiligheidsgordel te dragen op de achterbank te zetten.
WAARSCHUWING Een kind in een achterwaarts gekeerd kinderzitje op de zitplaats voor de passagier voor in de auto kan ernstig worden gewond of de gevolgen kunnen fataal zijn indien de airbag voor de passagier in werking komt. De achterkant van het kinderzitje kan zich namelijk dichtbij de ontstoken airbag bevinden. Een kind in een naar voren gericht kinderzitje op de zitplaats van de passagier voor in het voertuig kan ernstig of dodelijk gewond raken als de airbag voor de passagier in werking treedt en de passagiersstoel naar voren staat. Wanneer u echter een voorwaarts geplaatst kinderzitje op de stoel voor de rechter passagier voorin vastzet, moet deze stoel zo ver mogelijk naar achteren worden geschoven.
WAARSCHUWING Hoewel uw voertuig is voorzien van een uitschakelfunctie voor de airbag aan passagierszijde die is ontworpen om de airbag aan passagierszijde onder bepaalde omstandigheden uit te schakelen, is geen enkel systeem 100% storingvrij. Niemand kan garanderen dat een airbag onder ongebruikelijke omstandigheden niet kan worden ingeschakeld, zelfs als het systeem is uitgeschakeld.
197 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 198 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING We raden u daarom aan kinderzitjes op een stoel achterin vast te maken, zelfs als de voorairbag is uitgeschakeld. Omdat het risico bij een naar achteren gericht kinderzitje groot is als de airbag wordt geactiveerd, zit er een sticker op de zonneklep die u waarschuwt nooit een naar achteren gericht kinderzitje op de voorstoel te zetten.
WAARSCHUWING Airbags vóór in de auto treden helemaal niet in werking wanneer de auto om de lengteas rolt, bij aanrijdingen van achteren en bij veel zij-aanrijdingen. De zijairbags in het dak kunnen worden geactiveerd bij een aanrijding vanaf de zijkant, bij een ernstige frontale aanrijding of wanneer het voertuig omslaat. Ze worden niet geactiveerd bij een aanrijding van achteren.
WAARSCHUWING Bevestig niets in de ruimte waar het opblazen van de airbag plaatsvindt. Als er zich iets tussen inzittende en een airbag bevindt, kan de airbag niet juist worden opgeblazen, of kan het voorwerp tegen de inzittende duwen, met ernstig of fataal letsel tot gevolg. Het gebied waarin een airbag zich vult, moet altijd worden vrijgehouden. Het aanpassen of verplaatsen van onderdelen van de voorstoelen, veiligheidsgordels, sensor- en diagnosemodule voor de airbags, stuurwiel, instrumentenpaneel, dakairbagmodules, hemelbekleding of stijlbekleding, dakconsole, voorsensoren, zijbotsingssensoren, omrolsensormodule of bedrading van de airbags kan invloed hebben op de werking van het airbagsysteem.
. . . 198
09euEscalade.dut Page 199 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Wanneer u opties aan de voorzijde of zijkanten van het voertuig toevoegt, is het mogelijk dat airbags niet goed meer functioneren. Raadpleeg uw dealer voordat u opties aan de buitenzijde van uw auto monteert.
WAARSCHUWING Bevestig niets op het dak van uw voertuig door touwen of spanbanden door portier- of raamopeningen te leiden. Hierdoor wordt de opblaaszone van de in het dak gemonteerde zij-airbags geblokkeerd. Het gebied waarin een airbag zich vult, moet altijd worden vrijgehouden. Inzittenden van het voertuig mogen niet tegen de portieren of zijramen leunen of slapen.
WAARSCHUWING Bij het opblazen van een airbag komt enig stof vrij dat in de lucht blijft hangen. Deze stof kan de ademhaling bemoeilijken bij mensen die last hebben van astma of van andere aandoeningen aan de luchtwegen. Om dit te voorkomen dient iedereen de auto te verlaten zodra dat veilig mogelijk is. Als uitstappen onmogelijk is, open dan een portier of een ruit. Als u ademhalingsproblemen ondervindt nadat een airbag is geactiveerd, moet u een arts raadplegen.
Bij vele ernstige botsingen barst de voorruit als gevolg van de vervorming van het voertuig. Extra schade aan de voorruit kan ook plaatsvinden door het opblazen van de rechter front-airbag. De airbag treedt slechts eenmaal in werking. Na een botsing moet hij worden vervangen. Laat alleen speciaal opgeleid personeel aan het airbagsysteem werken. Uw voertuig is voorzien van computermodules die informatie na een aanrijding kunnen registreren. Tijdens een aanrijding kan uw voertuig informatie opslaan over de conditie van het voertuig en hoe dit werd bediend.
199 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 200 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging Zie "Gegevensverzameling en gegevensrecorders voor gebeurtenissen" in hoofdstuk 5 voor meer informatie. Uw voertuig is voorzien van een omrolsensor die is bedoeld om met banden van de originele afmetingen en het originele type waarmee uw voertuig werd afgeleverd te werken. Banden en wielen van andere afmetingen en typen kunnen invloed hebben op de werking van het in het dak gemonteerd airbagsysteem bij omrollen. Raadpleeg "Banden" in hoofdstuk 4 voor meer informatie.
WAARSCHUWING Wanneer een airbag is geactiveerd, kunnen de onderdelen van de airbag heet zijn. Raak de onderdelen van de airbag niet aan.
. . . 200
OPMERKING Voorkom beschadiging van de airbagbekleding. Wanneer de afdekkingen beschadigd raken, kan de airbag mogelijk niet goed werken. Wanneer een afdekking van een airbag beschadigd is, moet in sommige gevallen de airbagmodule of de module en afdekking van de airbag worden vervangen. De kappen van de airbags mogen niet worden geopend of gebroken.
WAARSCHUWING Een airbag kan bij onjuiste behandeling tot maximaal tien minuten na het afzetten van het contact en na het verbreken van de stroomverbinding alsnog worden geactiveerd. Wanneer u zich te dicht bij een geactiveerde airbag bevindt, kunt u ernstig gewond raken. Voorkom contact met gele connectors. Wees er zeker van dat u of de persoon die de werkzaamheden verricht goed is opgeleid en de voorgeschreven handelingen kan opvolgen.
09euEscalade.dut Page 201 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Bij het verwijderen (sloop) van het voertuig of voertuigonderdelen moeten altijd de veiligheidsprocedures in acht worden genomen. Verwijdering mag uitsluitend worden uitgevoerd door een erkend onderhoudsbedrijf om het milieu en uw gezondheid te beschermen.
–
CONTROLELAMP AIRBAG Bij het aanzetten van het contact knippert de controlelamp van de airbag om aan te geven dat het systeem operationeel is. Zie "Airbaglamp" in hoofdstuk 1 voor meer informatie.
WAARSCHUWING Laat onmiddellijk onderhoud verrichten indien bij het aanzetten van het contact de controlelamp van de airbag niet aangaat of blijft branden, of als hij tijdens het rijden gaat branden.
PASSAGIERSDETECTIESYSTEEM Uw voertuig is uitgerust met het passagiersdetectiesysteem. Het passagiersdetectiesysteem schakelt de airbag rechtsvoor onder bepaalde omstandigheden uit. Opmerking: De voorairbag voor de bestuurder en de in het dak gemonteerde zijairbags behoren niet tot dit systeem.
201 . . .
–
09euEscalade.dut Page 202 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging Wanneer u het voertuig start, voert het systeem een zelfcontrole uit. De lampjes voor airbag "aan" en "uit" branden kort in de statusbalk van het passagiersdetectiesysteem (in de dakconsole). Wanneer de zelfcontrole van het systeem is voltooid, blijft één van de lampjes branden om aan te geven dat de airbag van de passagier rechtsvoor is in- of uitgeschakeld. Sensoren in de rechter voorstoel en de veiligheidsgordel detecteren de aanwezigheid van een inzittende om te bepalen of de frontairbag voor de voorpassagier in- of uitgeschakeld moet zijn.
. . . 202
Het passagiersdetectiesysteem schakelt de airbag rechtsvoor onder de volgende omstandigheden uit: • Er is gedurende een bepaalde periode geen gewicht geplaatst op de passagiersstoel rechtsvoor of er zit gedurende die tijd niemand op de stoel. • Het systeem detecteert een kind in een kinderzitje. Het is belangrijk hierbij op te merken dat bij sommige kinderen, inclusief kinderen in een kinderstoeltje, en bij zeer kleine volwassenen het systeem de airbag niet altijd kan inschakelen, afhankelijk van de zithouding en lichaamsbouw van die persoon.
Iedereen in het voertuig die te groot is voor een kinderzitje, moet een veiligheidsgordel op de juiste manier dragen. Het maakt daarbij niet uit of er een airbag voor die persoon aanwezig is. De airbag aan de passagierszijde wordt ook uitgeschakeld als er een kritiek probleem is met het voorairbagsysteem of met het passagiersdetectiesysteem. Het lampje voor 'uit' blijft branden wanneer de airbag rechtsvoor is uitgeschakeld.
09euEscalade.dut Page 203 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Wanneer het systeem een persoon met volwassen afmetingen waarneemt in de passagiersstoel rechtsvoor, wordt de airbag vóór aan de passagierszijde ingeschakeld en gaat het lampje voor "aan" in de statusbalk van het passagiersdetectiesysteem branden. Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Werking van het systeem met een kinderzitje • Werking van het systeem met volwassen passagiers
Accessoires die later zijn gemonteerd, zoals stoelhoezen, stoelverwarming en stoelmassagesystemen, kunnen de prestaties van het passagiersdetectiesysteem beïnvloeden. Gebruik deze accessoires niet als uw voertuig is uitgerust met dit systeem.
WAARSCHUWING Houd het gebied onder de passagierstoel of tussen stoelkussen en rugleuning vrij van voorwerpen waardoor het passagiersdetectiesysteem op de juiste manier kan functioneren.
WAARSCHUWING Indien de airbaglamp blijft branden, of tijdens het rijden gaat branden, kan dit duiden op een storing in het systeem. Laat de auto onmiddellijk repareren. Zie "Airbaglamp" in hoofdstuk 1 voor meer informatie.
–
–
203 . . .
09euEscalade.dut Page 204 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WERKING VAN HET SYSTEEM MET EEN KINDERZITJE Uit ongevallenstatistieken is gebleken dat kinderen veiliger in een voertuig worden vervoerd wanneer ze in een kinderstoeltje op de achterbank zitten. Daarom raden wij u aan kinderen in kinderzitjes te plaatsen en oudere kinderen die groot genoeg zijn om een veiligheidsgordel te dragen op de achterbank te zetten.
. . . 204
WAARSCHUWING Een kind in een achterwaarts gekeerd kinderzitje op de zitplaats voor de passagier voor in de auto kan ernstig worden gewond of de gevolgen kunnen fataal zijn indien de airbag voor de passagier in werking komt. De achterkant van het kinderzitje kan zich namelijk dichtbij de ontstoken airbag bevinden. Een kind in een naar voren gericht kinderzitje op de zitplaats van de passagier voor in het voertuig kan ernstig of dodelijk gewond raken als de airbag voor de passagier in werking treedt en de passagiersstoel naar voren staat. Wanneer u echter een voorwaarts geplaatst kinderzitje op de stoel voor de rechter passagier voorin vastzet, moet deze stoel zo ver mogelijk naar achteren worden geschoven.
WAARSCHUWING Sommige voertuigen zijn uitgerust met een uitschakelfunctie voor de airbag aan passagierszijde waarbij de voorairbag aan de passagierszijde onder bepaalde omstandigheden wordt uitgeschakeld. Toch is geen enkel systeem 100% storingvrij. Niemand kan garanderen dat een airbag onder ongebruikelijke omstandigheden niet kan worden geactiveerd, zelfs als het systeem is uitgeschakeld. Omdat het risico bij een naar achteren gericht kinderzitje groot is als de airbag wordt geactiveerd, zit er een sticker op de zonneklep die u waarschuwt nooit een naar achteren gericht kinderzitje op de voorstoel te zetten.
09euEscalade.dut Page 205 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING We raden u daarom aan kinderzitjes op een stoel achterin vast te maken, zelfs als de voorairbag is uitgeschakeld. Wanneer het voertuig wordt gestart met een kinderzitje op de passagiersstoel voor, dan moet het lampje voor "uit" in de statusbalk van het passagiersdetectiesysteem branden nadat het systeem de zelfcontrole heeft doorlopen.
Als er een kinderzitje is geplaatst en het passagiersdetectiesysteem de airbag niet heeft uitgeschakeld, schakel de motor dan uit. Verwijder het kinderzitje en plaats het opnieuw. Volg de instructies van de fabrikant op. Opmerking: Een dikke laag materiaal (bijvoorbeeld een deken) of later gemonteerde voorzieningen (zoals stoelhoezen, -verwarming of massagesystemen) tussen het zitkussen en het kinderzitje of een kleine inzittende kan invloed hebben op de werking van het passagiersdetectiesysteem. Verwijder alle extra materiaal van het zitkussen voordat u een kinderzitje monteert of een kleine inzittende vastzet.
Wanneer het lampje voor "aan" nog altijd brandt, schakelt u de motor opnieuw uit. Controleer of de rugleuning van het voertuig het kinderzitje niet in het zitkussen drukt. Als dit het geval is, kantelt u de rugleuning van het voertuig iets en stelt u waar mogelijk het zitkussen af. Controleer ook of het kinderzitje niet vastzit onder de hoofdsteun van het voertuig. Als dit wel het geval is, moet u de hoofdsteun afstellen. Start de motor weer.
205 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 206 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING Als de "aan"-indicator nog steeds verschijnt, kunt u het zitje beter op de achterbank plaatsen en uw auto zo snel mogelijk na laten kijken in de garage. Zie "Veiligheid voor kinderen" verderop in dit hoofdstuk. WERKING VAN HET SYSTEEM MET VOLWASSEN PASSAGIERS Wanneer het systeem een persoon met volwassen afmetingen waarneemt in de stoel rechtsvoor, wordt de airbag vóór aan de passagierszijde opnieuw ingeschakeld en gaat het lampje voor "aan" in de statusbalk van het passagiersdetectiesysteem branden. Het systeem kan de status van de airbag voor de passagier rechtsvoor alleen goed beoordelen wanneer de passagier goed op de stoel zit.
. . . 206
De passagier moet de veiligheidsgordel dragen om in de juiste zitpositie te zitten, vooral bij manoeuvres van het voertuig en bij remmen. Zorg dat de veiligheidsgordel altijd goed is afgesteld. Zie "Veiligheidsgordels" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie over veiligheidsgordels en veiligheid. Als het passagiersdetectiesysteem niet kan waarnemen of er een persoon van volwassen afmetingen in de stoel zit, zet de motor dan uit. Een dikke laag materiaal (zoals een deken) of optionele uitrusting (zoals stoelhoezen, verwarming of massagesystemen) kan effect op de werking van het passagiersdetectiesysteem hebben. Verwijder alle extra materiaal van de stoel.
09euEscalade.dut Page 207 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Plaats de rugleuning in rechtopstand. Zorg ervoor dat de passagier rechtop in het midden van de stoel op het stoelkussen zit met de benen comfortabel gestrekt. Start de motor opnieuw. Hierdoor zou het systeem de persoon moeten kunnen waarnemen en de airbag aan passagierszijde inschakelen. Het kan twee tot drie minuten duren voordat het systeem de passagier heeft waargenomen en de airbags inschakelt.
AAN/UIT-INDICATOR AIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDE Wanneer u het voertuig start, voert het systeem een zelfcontrole uit. De lampjes voor airbag "aan" en "uit" branden kort in de statusbalk van het passagiersdetectiesysteem (in de dakconsole).
Wanneer de zelfcontrole van het systeem is voltooid, blijft één van de lampjes branden om aan te geven dat de airbag van de passagier rechtsvoor is in- of uitgeschakeld. Als de twee lampjes nooit gaan branden wanneer het voertuig voor het eerst wordt gestart of wanneer beide lampjes na een aantal seconden blijven branden, kan er een probleem zijn met het systeem. Neem contact op met uw dealer voor onderhoud. Het lampje voor "aan" kan gaan branden als er een voorwerp, zoals een aktetas, handtas of boodschappentas, op de passagiersstoel voor wordt geplaatst. Als u het voorwerp verwijdert, gaat het lampje ook uit.
207 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 208 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING Indien de airbaglamp blijft branden, of tijdens het rijden gaat branden, kan dit duiden op een storing in het systeem. Laat de auto onmiddellijk repareren. Zie "Airbaglamp" in hoofdstuk 1 voor meer informatie. Zie "Werking van het systeem met een kinderzitje" eerder in dit hoofdstuk voor extra belangrijke informatie over de veiligheid. Zie ook "Waarschuwingslampje voor veiligheidsgordel passagier" eerder in dit hoofdstuk.
. . . 208
WAARSCHUWING Laat kinderen nooit met de veiligheidsgordels spelen. Zet niet-gebruikte veiligheidsgordels achter het kinderzitje vast zodat kinderen er niet bij kunnen.
VEILIGHEID VOOR KINDEREN WAARSCHUWING Laat geen kinderen in het voertuig zonder toezicht. Kinderen die zonder toezicht in het voertuig achterblijven kunnen met de veiligheidsgordels spelen. De gordel kan hierbij rond de nek van het kind worden gedraaid en vastklemmen. Het kind kan ernstig gewond raken of zelfs overlijden.
WAARSCHUWING Houd in een rijdende auto nooit een baby in uw armen. Bij een botsing wordt de baby zo zwaar dat u niet in staat zult zijn deze vast te houden. Zo zal bijvoorbeeld een baby van 5,5 kg bij een botsing bij 40 km/u al een gewicht van 110 kg op uw armen uitoefenen. U zult dan vrijwel zeker niet in staat zijn de baby vast te houden. Zet een baby altijd vast in een babyzitje.
09euEscalade.dut Page 209 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Een niet goed aangebracht kinderzitje kan tijdens een botsing of een noodstop door de auto worden geslingerd. U en uw passagiers kunnen daarbij gewond raken. Zorg ervoor dat het kinderzitje correct is bevestigd, ook als een kind geen gebruik maakt van het zitje.
–
–
De meeste kinderzitjes zijn in verschillende modellen verkrijgbaar.
Bij het kiezen van een veiligheidssysteem voor kinderen dient u niet alleen rekening te houden met het gewicht, de grootte en de leeftijd van het kind, maar ook met de geschiktheid van het systeem voor uw auto.
In de aanwijzingen van de fabrikant van het veiligheidssysteem moeten het gewicht en de hoogtebeperkingen voor het specifieke veiligheidssysteem staan vermeld.
209 . . .
09euEscalade.dut Page 210 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING Baby's hebben volledige ondersteuning nodig, inclusief ondersteuning van hoofd en nek. Tijdens een aanrijding wordt een kind in een naar achteren gericht kinderzitje in het veiligheidssysteem gedrukt, zodat de kracht van de aanrijding wordt verdeeld over de sterkste delen van het lichaam, de rug en de schouders. Kinderen moeten altijd veilig bevestigd zijn in geschikte kinderzitjes.
. . . 210
WAARSCHUWING De heupbeenderen van een jong kind zijn nog zo klein dat de normale veiligheidsgordel van een voertuig niet laag blijft zitten op de heupbotten, zoals het zou moeten. In plaats daarvan kan het opkruipen tot rond de ingewanden van het kind. Tijdens een botsing oefent de gordel een kracht uit op een lichaamsdeel dat helemaal niet wordt beschermd door een botstructuur. Dit alleen kan al ernstig en zelfs dodelijk letsel veroorzaken. Jonge kinderen moeten altijd veilig in geschikte kinderzitjes worden vastgezet om de kans op ernstig of dodelijk letsel te verkleinen.
WAARSCHUWING Een kind kan ernstig gewond raken of overlijden bij een aanrijding wanneer het kind niet goed in het kinderzitje is geplaatst. Volg de instructies die bij het kinderzitje worden geleverd. Bij deze zitjes wordt het veiligheidsgordelsysteem of bevestigingssysteem van uw voertuig gebruikt, maar het kind moet echter ook de veiligheidsgordels van het zitje dragen om de kans op verwondingen te verminderen. Volg de gebruiksaanwijzing die bij het zitje wordt geleverd.
09euEscalade.dut Page 211 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Wanneer een kinderzitje niet goed met de veiligheidsgordels wordt bevestigd, kan het zitje het kind dat zich in het zitje bevindt niet beschermen. Tijdens een ongeluk kan het kind ernstig en zelfs fataal letsel oplopen. Wanneer u een kinderzitje op de passagiersstoel voor plaatst, moet u eerst extra materiaal, zoals dekens, kussens, stoelhoezen, stoelverwarming of stoelmassagesystemen, van de stoel verwijderen. Raadpleeg "Passagiersdetectiesysteem" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie. Leid de riem door de steun en bevestig de riem. Leid daarna de schouderriem weer terug in het oprolmechanisme terwijl u de steun omlaag drukt.
Volg de instructies van de fabrikant op. Beweeg het kinderzitje in verschillende richtingen om er zeker van te zijn dat hij goed is bevestigd. Wanneer uw auto is uitgerust met verankeringspunten voor kinderzitjes en uw kinderzitje is voorzien van bevestigingspunten voor verankeringen, raadpleeg dan "Ankers voor kinderzitjes met lage bevestigingspunten en bovenriem" verderop in dit hoofdstuk voor de wijze waarop het kinderzitje moet worden bevestigd. Kinderzitjes waarvoor de bovenriem moet worden bevestigd, mogen alleen op de achterste zitplaatsen worden gebruikt. Er zijn geen bevestigingssteunen beschikbaar voor kinderzitjes op de voorste stoelen.
Gebruik geen kinderzitje waarvoor een bovenriem moet worden bevestigd in de buitenste zitplaatsen op de derde rij. Voor deze zitplaats zijn geen bevestigingssteunen beschikbaar. Zie "Bovenriem" verderop in dit hoofdstuk. Uit ongevallenstatistieken is gebleken dat kinderen veiliger in een voertuig worden vervoerd wanneer ze in een kinderstoeltje op de achterbank zitten. Daarom raden wij u aan kinderen in kinderzitjes te plaatsen en oudere kinderen die groot genoeg zijn om een veiligheidsgordel te dragen op de achterbank te zetten.
211 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 212 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING
WAARSCHUWING Een kind in een achterwaarts gekeerd kinderzitje op de zitplaats voor de passagier voor in de auto kan ernstig worden gewond of de gevolgen kunnen fataal zijn indien de airbag voor de passagier in werking komt. De achterkant van het kinderzitje kan zich namelijk dichtbij de ontstoken airbag bevinden.
. . . 212
Een kind in een naar voren gericht kinderzitje op de zitplaats van de passagier voor in het voertuig kan ernstig of dodelijk gewond raken als de airbag voor de passagier in werking treedt en de passagiersstoel naar voren staat. Wanneer u echter een voorwaarts geplaatst kinderzitje op de stoel voor de rechter passagier voorin vastzet, moet deze stoel zo ver mogelijk naar achteren worden geschoven.
WAARSCHUWING Alhoewel sommige auto's uitgerust zijn met een uitschakelfunctie voor de airbag aan passagierszijde die ontworpen zijn om de frontairbag aan passagierszijde onder bepaalde omstandigheden uit te schakelen, is geen enkel systeem 100% storingvrij. Niemand kan garanderen dat een airbag onder ongebruikelijke omstandigheden niet kan worden ingeschakeld, zelfs als het systeem is uitgeschakeld. Omdat het risico bij een naar achteren gericht kinderzitje groot is als de airbag wordt geactiveerd, zit er een sticker op de zonneklep die u waarschuwt nooit een naar achteren gericht kinderzitje op de voorstoel te zetten. We raden u daarom aan kinderzitjes op een stoel achterin vast te maken, zelfs als de voorairbag is uitgeschakeld.
09euEscalade.dut Page 213 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Wanneer het voertuig wordt gestart met een kinderzitje op de passagiersstoel voor, dan moet het lampje voor "uit" in de statusbalk van het passagiersdetectiesysteem (in de dakconsole) branden nadat het systeem de zelfcontrole heeft doorlopen. Wanneer het lampje voor 'aan' gaat branden wanneer u een kinderzitje in de passagiersstoel rechtsvoor hebt geplaatst, dan betekent dit dat de airbag rechtsvoor nog steeds is ingeschakeld. Zie "Passagiersdetectiesysteem" eerder in dit hoofdstuk.
Gebruik de onderstaande schema's om na te gaan welke zitplaatsen in het voertuig geschikt zijn voor de bevestiging van kinderzitjes. Zitpositie Gewichtsklasse
Passagiersstoel voor
Buitenste zitplaatsen van de tweede rij
0 tot 10 kg (0-9 maanden)
X
*
*
†
X
0+ tot to 13 kg (0-24 maanden)
X
*
*
†
X
I 9-18 kg (9-48 maanden)
X
*
*
†
X
II & III 15-36 kg (4-12 jaar)
X
*
*
†
X
Tweede rij midden
Buitenste zitplaatsen van de derde rij
Derde rij midden
–
–
*: geschikt voor "universele" kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. †: geschikt voor naar voren gedraaide, "universele" zitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. X: stoelpositie niet geschikt voor kinderen uit deze gewichtsgroep.
213 . . .
09euEscalade.dut Page 214 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging Gewichtsklasse
Gewichtsklasse
Bevestiging
ISOFIX-posities in het voertuig
Passagiersstoel voor
Buitenste zitplaats links van de tweede rij (2*)
Tweede rij midden (1*)
Buitenste zitplaats rechts van de tweede rij (1*) (2*)
Derde rij links/ rechterzijde buiten en midden X
Kinderbedje (Carrycot)
F
ISO/L1
X
X
X
X
G
ISO/L2
X
X
X
X
X
0 (tot 10 kg)
E
ISO/R1
X
† † † † † † † † † † †
† † † † † † † † † † †
† † † † † † † † † † †
X
0+ (tot 13 kg)
I (9 tot 18 kg)
E
ISO/R1
X
D
ISO/R2
X
C
ISO/R3
X
D
ISO/R2
X
C
ISO/R3
X
B
ISO/F2
X
B1
ISO/F2X
X
A
ISO/F3
X
II (15 tot 25 kg)
X
III (22 tot 36 kg)
X
1*: gedeelde achterbank - ISOFIX-bevestigingen op de buitenste zitplaats rechts en middelste zitplaats. 2*: kuipstoelen op de tweede rij - ISOFIX-bevestigingen op de buitenste zitplaatsen links en rechts. †: geschikt voor naar voren gedraaide, "universele" ISOFIX-zitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. X: stoelpositie niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes in deze gewichts- en/of leeftijdsgroep.
. . . 214
X X X X X X X X X X
09euEscalade.dut Page 215 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 OUDERE KINDEREN Oudere kinderen die te groot zijn geworden voor een zitverhoger, moeten op de achterbank zitten, met de veiligheidsgordel goed bevestigd. In de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het kinderzitje moeten het gewicht en de hoogtebeperkingen voor het specifieke kinderzitje staan vermeld.
Bepaal aan de hand van de plaatselijke wetgeving of een kind te groot is geworden voor een zitverhoger en op de achterbank kan zitten. Controleer daarbij het volgende: • Laat het kind helemaal naar achteren op de achterbank zitten. Buigen de knieën van het kind bij de rand van de achterbank? Wanneer u "ja" heeft geantwoord op deze vraag, ga naar de volgende vraag. Wanneer u "nee" heeft geantwoord op deze vraag, dan moet het kind op een zitverhoger blijven zitten.
• Bevestig de veiligheidsgordel rond het kind terwijl het helemaal naar achteren op de achterbank zit, met de knieën gebogen bij de rand van de achterbank. Ligt de schouderriem op de schouder? Wanneer u "ja" heeft geantwoord op deze vraag, ga naar de volgende vraag. Wanneer u "nee" heeft geantwoord op deze vraag, probeer dan de comfortgeleiders voor de schouderriem op de achterbank. Zie "Comfortgeleiders voor schoudergordel" eerder in dit hoofdstuk. Wanneer de schouderriem nog steeds niet op de schouder ligt, moet het kind op een zitverhoger zitten.
215 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 216 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging • Past de heupriem laag en strak rond de heupen, waarbij de riem net de dijen raakt? Wanneer u "ja" heeft geantwoord op deze vraag, ga naar de volgende vraag. Wanneer u "nee" heeft geantwoord op deze vraag, dan moet het kind op een zitverhoger blijven zitten. • Blijft de veiligheidsgordel goed zitten tijdens de rit? Wanneer u "nee" heeft geantwoord op deze vraag, dan moet het kind op een zitverhoger blijven zitten. Wanneer u "ja" heeft geantwoord op deze vraag, moet een ouder kind een heup-/schoudergordel dragen, waardoor het kind de extra bescherming krijgt die een schoudergordel kan bieden.
. . . 216
De schouderriem moet voor het gezicht of de nek lopen. Het heupgedeelte van de riem moet laag en passend rond de heupen worden gedragen, waarbij de riem net de dijen moet raken. Bij een aanrijding oefent de riem dan druk uit op de sterke botten van het bekken. Wanneer dit niet het geval is, drukt de riem bij een aanrijding op de buik van het kind. Dit kan ernstig of zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING Bij een aanrijding kan een inzittende die niet met de veiligheidsgordel vastzit een ander persoon in het voertuig raken en verwonden of uit het voertuig worden geworpen.
WAARSCHUWING Een veiligheidsgordel mag steeds slechts door 1 persoon tegelijk worden gedragen. Sta niet toe dat twee kinderen van dezelfde gordel gebruik maken. Zie "Veiligheidsgordels" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie over veiligheidsgordels en veiligheid.
09euEscalade.dut Page 217 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 Ankers voor kinderzitjes met lage bevestigingspunten en bovenriem Dit systeem is bedoeld om het installeren van kinderzitjes te vergemakkelijken. Gebruik dit systeem in plaats van de veiligheidsgordels van het voertuig om het kinderzitje vast te zetten.
A A B
U kunt dit systeem gebruiken met een naar voren gericht kinderzitje met bevestigingspunten aan de onderzijde (en mogelijk bovenriem) of een naar achteren gericht kinderzitje met bevestigingspunten aan de onderzijde.
WAARSCHUWING Met deze functie beschikt u over bevestigingspunten voor de buitenste kuipstoelen op de tweede rij of de rechter- en middelste zitposities van een gedeelde achterbank. De ankerpunten bevinden zich waar de onderkant van de rugleuning samenkomt met het zittingkussen. Er zijn geen onderste bevestigingspunten voor de stoel op de derde rij.
–
Als een kinderzitje niet aan diens verankeringspunten is bevestigd, is het zitje niet in staat om het kind dat zich in het zitje bevindt, te beschermen. Tijdens een ongeluk kan het kind ernstig en zelfs fataal letsel oplopen. Zorg ervoor dat het kinderzitje op de juiste manier is bevestigd met behulp van de ankerpunten, of gebruik de veiligheidsgordels van het voertuig om het zitje te bevestigen. Volg de richtlijnen op die in de gebruiksaanwijzing zijn vermeld.
217 . . .
–
09euEscalade.dut Page 218 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging Zie "Veiligheid voor kinderen" eerder in dit hoofdstuk. Raadpleeg tevens "Een kinderzitje met onderste bevestigingspunten en bovenriem vastzetten" verderop in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING C
A B
B
BOVENRIEM Een kinderzitje kan een enkele of een dubbele bovenriem hebben. Een enkele bevestiging aan het uiteinde van de bovenriem verbindt het kinderzitje met het verankeringspunt voor de bovenriem in uw voertuig. Als voor uw kinderzitje de bovenriem moet worden bevestigd, gebruik het zitje dan niet tenzij de bovenriem goed is bevestigd.
. . . 218
Bevestig een kinderzitje nooit alleen met het verankeringspunt voor de bovenriem. Zorg ervoor dat het kinderzitje op de juiste manier is bevestigd met behulp van de ankerpunten, of gebruik de veiligheidsgordels van het voertuig om het zitje te bevestigen. Volg de richtlijnen op die in de gebruiksaanwijzing zijn vermeld. Zie "Veiligheid voor kinderen" eerder in dit hoofdstuk. Kinderzitjes waarvoor de bovenriem moet worden bevestigd, mogen alleen op de achterste zitplaatsen worden gebruikt. Er zijn geen bevestigingssteunen beschikbaar voor kinderzitjes op de voorste stoelen.
09euEscalade.dut Page 219 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2
–
De bevestigingssteunen voor de bovenriem bevinden zich achter op het zitkussen van elke zitplaats in de tweede rij.
Er is ook een ankerbevestiging voor een bovenriem op de achterkant van het zitkussen van de stoel op de derde rij aangebracht; deze kan worden gebruikt om een kinderzitje linksachter of in het midden te bevestigen.
219 . . .
–
09euEscalade.dut Page 220 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING Elk steunpunt is ontworpen om een kinderzitje aan te bevestigen. Het bevestigen van meer dan een kinderzitje aan een enkel bevestigingspunt kan ertoe leiden dat bij een botsing het bevestigingspunt loslaat of zelfs afbreekt. Een kind of andere personen kunnen gewond raken. Om verwonding van mensen en schade aan de auto te voorkomen, slechts een kinderzitje per steunpunt bevestigen. Bevestig slechts één bovengordel aan elk bevestigingspunt.
. . . 220
Gebruik geen kinderzitje waarvoor een bovenriem moet worden bevestigd in de buitenste zitplaatsen op de derde rij. Voor deze zitplaats zijn geen bevestigingssteunen beschikbaar. Zorg ervoor dat u een ankerpunt gebruikt dat zich aan dezelfde zijde van het voertuig bevindt als de zitpositie waar het kinderzitje wordt geplaatst.
Voor een naar voren gericht kinderzitje bevestigt u de bovenste riem aan het ankerpunt voor de bovenste riem. • Wanneer de stoel geen hoofdsteun heeft, moet u de bovenriem direct over de rugleuning van de stoel leiden.
09euEscalade.dut Page 221 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2
–
• Wanneer de stoel een vaste, niet te verwijderen hoofdsteun heeft en het kinderzitje een enkele bovenriem heeft, leid de bovenriem dan over de hoofdsteun heen.
• Wanneer de stoel een vaste, niet te verwijderen hoofdsteun heeft en het kinderzitje een dubbele bovenriem heeft, leid de bovenriem dan rond de hoofdsteun.
• Zet voor de stoel van de derde rij de hoofdsteun omhoog en leid de bovenriem over de rugleuning tussen de stijlen van de hoofdsteun. Breng daarna de hoofdsteun omlaag. Zie "Hoofdsteunen" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie. Raadpleeg de instructies van de fabrikant van het kinderzitje om vast te stellen wanneer en hoe de bovenriem moet worden bevestigd.
221 . . .
–
09euEscalade.dut Page 222 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Stoelen en inzittendenbeveiliging EEN KINDERZITJE MET ONDERSTE BEVESTIGINGSPUNTEN EN BOVENRIEM VASTZETTEN
WAARSCHUWING Laat geen kinderen in het voertuig zonder toezicht. Kinderen die zonder toezicht in het voertuig achterblijven kunnen met de veiligheidsgordels spelen. De gordel kan hierbij rond de nek van het kind worden gedraaid en vastklemmen. Het kind kan ernstig gewond raken of zelfs overlijden. Laat kinderen nooit met de veiligheidsgordels spelen. Zet niet-gebruikte veiligheidsgordels achter het kinderzitje vast zodat kinderen er niet bij kunnen.
. . . 222
OPMERKING Wanneer de onderste bevestigingsonderdelen van het kinderzitje en de veiligheidsgordel van het voertuig elkaar raken, kan dit beschadigingen veroorzaken. Verplaats eventueel de bevestigde veiligheidsgordel zodat de riem en de onderste bevestigingsonderdelen niet tegen elkaar aan wrijven.
OPMERKING Wanneer een lege achterbank wordt neergeklapt met de veiligheidsgordels bevestigd, kunnen de veiligheidsgordels of de stoel beschadigd raken. Vergeet nooit de veiligheidsgordels weer in de normale, opgeborgen stand te doen voordat u de achterbank neerklapt.
Om een kinderzitje te bevestigen dat ontworpen is voor dit systeem, volgt u de volgende procedure: 1. Zoek de ankerpunten waar de onderkant van de rugleuning samenkomt met het zittingkussen. 2. Plaats het kinderzitje op de stoel. 3. Bevestig de bevestigingspunten van het kinderzitje in de ankerpunten in het voertuig en haal zo veel als nodig aan. Volg de instructies die bij het kinderzitje werden geleverd.
09euEscalade.dut Page 223 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 2 WAARSCHUWING Elk verankeringspunt voor de bovenriem of stel bevestigingspunten is ontworpen om één kinderzitje te bevestigen. Het bevestigen van meer dan één kinderzitje aan een enkel verankeringspunt of bevestigingspunt kan ertoe leiden dat bij een botsing het verankeringspunt of het bevestigingspunt loslaat of zelfs afbreekt. Het kind of andere personen kunnen gewond raken. Bevestig om letsel bij mensen en schade aan de auto te voorkomen slechts een kinderzitje per verankerings- of bevestigingspunt.
4. Voor een naar voren gericht kinderzitje bevestigt u de bovenste riem aan het ankerpunt voor de bovenste riem. Zie "Bovenste riem" eerder in dit hoofdstuk. Raadpleeg de instructies van de fabrikant om vast te stellen wanneer en hoe de bovenriem moet worden bevestigd. 5. Beweeg het kinderzitje in verschillende richtingen om er zeker van te zijn dat hij goed is bevestigd.
Voor het verwijderen van het kinderzitje maakt u de bovenste riem (indien van toepassing) los van het ankerpunt voor de bovenste riem en vervolgens maakt u de ankerpunten los. Haal de veiligheidsgordels los en doe ze weer op hun normale plek. Wanneer u bij een aanrijding betrokken bent geweest, kan het bevestigingssysteem zijn beschadigd. Hierdoor kan reparatie nodig zijn, ook al werd het bevestigingssysteem op het moment van de aanrijding niet gebruikt. Laat het bevestigingssysteem en kinderzitje na een aanrijding altijd nakijken.
223 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 224 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
09euEscalade.dut Page 225 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
––– 3 Star ten en bed ienin gs-
Hoofdstuk 3: Starten en bedieningsvoorschriften Inrijperiode bij nieuwe voertuigen....................227 Sleutels.................................................................227 Elektronisch immobilisatiesysteem PASS-Key® III Plus ............................................228 Anti-diefstalsysteem...........................................230 Sloten met afstandsbediening ..........................232 Werkingsprincipe..............................................232 Zendbereik .......................................................234 Batterij vervangen.............................................235 Aanpassen van zenders.....................................236 Contactslot..........................................................236 Accessoirevoeding ............................................238 Instructies voor het starten ...............................239 Motor starten ...................................................239 Computergestuurd startsysteem ......................240 Startproblemen ................................................240 Verstelbare gas- en rempedalen .......................242 Verwarming motorblok ....................................242 Transmissie..........................................................243 Automatische transmissie .................................243 Allwheel-aandrijving ..........................................250
Rijvoorschriften voor auto's met all wheel-aandrijving............................................. 250 Tijdens het terreinrijden ................................... 251 Voordat u gaat terreinrijden............................. 253 Het laden van uw auto voor terreinrijden ........ 253 Milieuzorg........................................................ 254 Naar afgelegen gebieden reizen...................... 255 Vertrouwd raken met terreinrijden................... 255 Terreinrijden..................................................... 255 Rijden op hellingen.......................................... 256 Het naderen van een helling............................ 257 Omhoog rijden................................................ 258 De helling afrijden ........................................... 259 Overdwars op een helling rijden...................... 259 Rijden in modder, zand, sneeuw of ijs ............. 261 Rijden in water................................................. 262 Parkeren ............................................................. 262 Naar P (parkeren) schakelen ............................ 263 Uit de stand P (parkeren) schakelen................. 263 Torsievergrendeling ......................................... 264 Ultrasoon hulpsysteem voor achteruitparkeren ........................................... 264 Achteruitkijkcamera ......................................... 265
225 . . .
09euEscalade.dut Page 226 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3: Starten en bedieningsvoorschriften Tractie..................................................................265 Stabilitrak®-systeem..........................................265 Sperdifferentieel................................................266 Stuurinrichting....................................................266 Stuurbekrachtiging...........................................266 Remmen..............................................................266 Remblokslijtageindicators .................................267 Remmen stellen................................................268 Slag van het rempedaal....................................268 Verstelbaar rempedaal ......................................268 Antiblokkeerremsysteem (ABS).........................268 Dynamische remkrachtverdeling......................268 Parkeerrem .......................................................269 Rembekrachtiging ............................................270
. . . 226
Wielophanging .................................................. 270 Automatische niveauregeling .......................... 270 Magnetische stabilisatieregeling ...................... 271 Elektronische schokdemperregeling ................ 271 Voertuig beladen ............................................... 272 Informatieplaatje voor banden en belasting .... 273 Identificatieplaatje............................................ 273 Trekken van een aanhanger.............................. 274 Sleep-/trekfunctie............................................. 278 Trekhaak........................................................... 279 Veiligheidskettingen......................................... 281 Aanhangerremmen.......................................... 281 Richtingaanwijzers aanhanger ......................... 281 Parkeren op hellingen...................................... 282 Kabelboomaansluiting ..................................... 283 Onderhoudswerkzaamheden bij het gebruik van een aanhanger............................ 284 Rijden met recreatieve voertuigen................... 285
09euEscalade.dut Page 227 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 ■ INRIJPERIODE BIJ NIEUWE VOERTUIGEN OPMERKING Er gelden geen speciale regels voor het inrijden van uw auto, maar voor betere prestaties is het raadzaam de volgende richtlijnen in acht te nemen: • Rijd tijdens de eerste 800 km niet sneller dan 90 km/h. • Rijd tijdens de eerste 800 km niet met constante snelheid snel of langzaam.
OPMERKING (vervolg) • Vermijd terugschakelen om te remmen of te vertragen. • Voorkom hard remmen tijdens de eerste 320 km. Hard remmen met nieuwe remvoeringen kan voortijdige slijtage veroorzaken. Neem telkens nadat nieuwe remvoeringen en/of remblokken zijn gemonteerd deze richtlijnen in acht. • Trek geen aanhanger tijdens de inrijperiode. Na het inrijden kunnen het toerental en de belasting langzaam worden verhoogd.
–
■ SLEUTELS –
WAARSCHUWING Laat kinderen niet achter in een auto met de contactsleutel. Ze kunnen de elektrisch bediende ramen of andere bedieningen gebruiken en zelfs de auto in beweging brengen. Zo kan een kind zichzelf of anderen letsel toebrengen met mogelijk fatale gevolgen. Kinderen kunnen ernstig of dodelijk gewond raken wanneer ze vast komen te zitten in een sluitend raam. Laat geen kinderen in het voertuig zonder toezicht.
227 . . .
–
09euEscalade.dut Page 228 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Het voertuig wordt geleverd met twee identieke sleutels met dubbele baard, die zowel op het contactslot als op de portiersloten passen. Neem contact op met uw dealer voor nieuwe sleutels indien u uw sleutels heeft verloren. Alle nieuwe sleutels moeten worden geprogrammeerd, anders kunt u uw voertuig er niet mee starten. Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: • PASS-Key ® III Plus -systeem
OPMERKING Anti-diefstalmaatregelen kunnen het lastig maken om in uw auto te komen als u uw sleutels hebt binnengesloten. Wellicht moet u zelfs uw auto beschadigen om een portier te kunnen openen. Zorg ervoor dat u een reservesleutel hebt.
. . . 228
Elektronisch immobilisatiesysteem PASS-Key® III Plus Uw voertuig is uitgerust met een Personalised Automotive Security System, het PASS-Key®III Plussysteem. De contactsleutel heeft een ingebouwde transponder. De transponder gebruikt een radiofrequentie die overeenkomt met de decoder in uw voertuig. Het systeem wordt geactiveerd wanneer de sleutel uit het contact is verwijderd. Zorg dat de sleutel niet beschadigd raakt, aangezien de motor niet kan worden gestart met een beschadigde sleutel. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld wanneer het contact in ACC (accessoire), ON (aan) of START (start) wordt gezet. Ten einde autodiefstal tegen te gaan, zal het systeem de werking van de elektrische circuits voor de startmotor en brandstoftoevoer blokkeren, als een beschadigde of verkeerde sleutel wordt gebruikt in een poging het voertuig te starten.
Wanneer er een beschadigde of verkeerde sleutel wordt gebruikt, zorgt het systeem dat de motor niet kan starten. Wanneer de motor niet start en het controlelampje voor het alarmsysteem gaat branden, dan kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Tevens kan in het display van het informatiecentrum kan een bericht verschijnen.
09euEscalade.dut Page 229 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Zie het volgende onder "Mededelingen van het informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1 voor meer informatie: • SERVICE THEFT DETERRENT SYSTEM (onderhoud antidiefstalsysteem) Zet het contact uit en probeer nog een keer. Wanneer de motor nog altijd niet start en de sleutel onbeschadigd lijkt, probeer dan een andere contactsleutel. Controleer ook of de zekering in orde is. Zie "Zekeringen en stroomonderbrekers" voor meer informatie. Wanneer de motor nog altijd niet start, moet uw voertuig voor onderhoud naar de werkplaats. Wanneer de motor wel start, kan de eerste sleutel defect zijn. Bestel een nieuwe sleutel bij uw dealer.
Laat de sleutel of afstandsbediening waarmee het antidiefstalsysteem kan worden uitgeschakeld niet achter in het voertuig. Wanneer aanpassingen aan dit systeem door personen buiten een erkend servicefaciliteit worden gedaan, kan de toestemming om het systeem te gebruiken komen te vervallen.
EXTRA SLEUTELS PROGRAMMEREN Alle nieuwe sleutels moeten worden geprogrammeerd, anders kunt u uw voertuig er niet mee starten. Extra sleutels kunnen worden besteld bij een erkende dealer. De vervangingssleutel moet zijn voorzien van een ingebouwde transponder.
–
–
–
229 . . .
09euEscalade.dut Page 230 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften U kunt maximaal tien extra sleutels programmeren als er twee originele sleutels aanwezig zijn. Zo programmeert u een extra sleutel: 1. Controleer of op de sleutel is gestanst. 2. Start de motor met de eerder geprogrammeerde hoofdsleutel. Neem contact op met uw dealer als de motor niet wil starten. 3. Herhaal de voorgaande stap met de andere hoofdsleutel. 4. Zet het contact af en verwijder de sleutel.
. . . 230
5. Steek binnen vijf seconden de sleutel die u aan het programmeren bent in het contact en draai de sleutel naar ON. Wanneer de sleutel is geprogrammeerd, gaat het controlelampje van het alarmsysteem uit. De sleutel kan zo snel worden geprogrammeerd dat u niet eens in de gaten heeft dat het lampje van het alarmsysteem is gaan branden. 6. Wanneer er meer sleutels moeten worden geprogrammeerd, herhaalt u de vorige stappen. Wanneer alle contactsleutels kwijt of beschadigd zijn, neem dan contact op met uw dealer of een slotenmaker die onderhoud mag uitvoeren aan Pass-Key® III Plus-systemen om een nieuwe sleutel te maken en te programmeren.
■ ANTI-DIEFSTALSYSTEEM Uw voertuig is voorzien van een alarmsysteem. Om de waakfunctie te activeren: 1. Open het portier. 2. Vergrendel het portier met de afstandsbediening of de elektrische portierslotschakelaar. Het controlelampje voor het alarmsysteem begint te knipperen om aan te geven dat het antidiefstalsysteem wordt geactiveerd.
09euEscalade.dut Page 231 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 3. Sluit alle portieren. De controlelamp van het alarmsysteem dooft binnen ca. 30 seconden. Zodra de lamp gedoofd is, is het systeem ingeschakeld. Het systeem wordt niet geactiveerd als u de portieren vergrendelt via de sleutel of via de handvergrendeling. Om het systeem uit te schakelen, ontgrendelt u de auto met behulp van de afstandsbedieningssysteem. Wanneer een portier, de achterklep of de motorkap op andere manier wordt geopend, zal het alarm afgaan. Eerst hoort u 10 seconden lang een vooralarm. De claxon klinkt en de lichten knipperen. Daarna hoort u het normale alarm.
De claxon wordt geactiveerd en de koplampen knipperen maximaal twee minuten. Het alarm wordt daarna uitgeschakeld om de accu niet leeg te laten lopen. Ontgrendel een portier met de afstandsbediening om te voorkomen dat het alarm wordt geactiveerd. Mocht het alarm onverhoopt toch afgaan, dan kunt u dit uitschakelen door de ontgrendelingsknop op de afstandsbediening in te drukken of door het voertuig te starten. U kunt het systeem testen door de portieren met de afstandsbediening vanuit de binnenzijde van het voertuig te vergrendelen. Wacht tot het controlelampje van het alarmsysteem uit gaat. Ontgrendel daarna het portier met de handgreep. Open het portier.
Het vooralarm moet nu worden geactiveerd. Wacht tien seconden totdat het normale alarm wordt geactiveerd. Wanneer u het alarm wilt uitschakelen, drukt u de ontgrendelknop op de afstandsbediening in of start u de motor. Als de claxon niet werkt, kan het zijn dat de zekering is gesprongen. Indien het probleem verband houdt met zekeringen, zie dan "Zekeringen en stroomonderbrekers" in hoofdstuk 4 voor meer informatie. Wanneer het alarm daarna nog steeds niet is geactiveerd of de koplampen niet knipperen, ga dan naar uw dealer voor onderhoud. Opmerking: de elektrische portiervergrendeling kan het voertuig niet ontgrendelen wanneer het antidiefstalsysteem is geactiveerd.
231 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 232 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften ■ SLOTEN MET AFSTANDSBEDIENING Wanneer aanpassingen aan dit systeem door personen buiten een erkend servicefaciliteit worden gedaan, kan de toestemming om het systeem te gebruiken komen te vervallen. Met deze optie kunt u de portieren tot op een afstand van 20 meter vergrendelen of ontgrendelen. Met de afstandsbediening kunt u ook een voertuiglocator activeren of het alarm van het voertuig vanaf een afstand activeren.
. . . 232
A
B
C D E
F
Werkingsprincipe Er worden twee afstandsbedieningen bij uw voertuig geleverd. Het nummer op elke afstandsbediening komt overeen met bestuurder 1 of bestuurder 2. De afstandsbediening die bij uw voertuig wordt geleverd, kan afwijken. Dit is afhankelijk van de specifieke opties van uw voertuig. Voor de knoppen op de afstandsbediening kunnen verschillende feedbackopties worden gekozen. Zie voor meer informatie "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1.
Vergrendelen Druk in om alle portieren op slot te doen. Het anti-diefstalsysteem wordt ook geactiveerd door de vergrendeltoets op de afstandsbediening in te drukken. Raadpleeg de rubriek "Antidiefstalsysteem" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie. Ontgrendelen Druk op om het bestuurdersportier te ontgrendelen. Druk binnen drie seconden twee keer op de toets om alle portieren te ontgrendelen. Met deze functie wordt de interieurverlichting ingeschakeld. De verlichting blijft maximaal 20 seconden na het instappen in werking of totdat het contact wordt ingeschakeld.
09euEscalade.dut Page 233 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Door de ontgrendeltoets op de afstandsbediening in te drukken, wordt het anti-diefstalsysteem ook uitgeschakeld. Raadpleeg de rubriek "Anti-diefstalsysteem" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie. Opmerking: De toets is niet beschikbaar in uw voertuig.
Voertuiglocator/paniekalarm Druk op en laat weer los om uw voertuig te lokaliseren. De claxon klinkt drie keer en de richtingaanwijzers knipperen drie keer. Wanneer het contact is uitgeschakeld, kunt u door 3 seconden in te drukken het alarm activeren. U hoort de claxon en de richtingaanwijzers knipperen. U kunt het alarm uitschakelen door nog een keer op de toets te drukken of het contact in te schakelen.
Elektrisch bediende achterklep Houd ingedrukt om de elektrisch bediende achterklep te openen en te sluiten. De achterlichten knipperen en u hoort een geluidssignaal wanneer de achterklep wordt geopend en gesloten. Wanneer de achterruitenwisser actief is terwijl u de toets voor de elektrisch bedienbare achterklep indrukt, gaat de achterruitenwisser in de "parkeerstand" terwijl de achterklep wordt geopend. De achterruitenwisser gaat weer over op de normale werking wanneer de achterklep is gesloten. Als de elektrisch bediende achterklep tegen een obstakel komt wanneer de achterklep wordt geopend of gesloten, dan gaat de achterklep automatisch in de andere richting. Zie "Functie obstakeldetectie" onder "Elektrisch bediende achterklep" in hoofdstuk 1:
233 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 234 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften De achterruit op afstand ontgrendelen Houd ingedrukt om de achterruit te openen. Wanneer de achterruitenwisser actief is terwijl u op drukt, gaat de achterruitenwisser in de parkeerstand en wordt de achterruit ontgrendeld.
. . . 234
Zendbereik Soms kan het bereik afnemen. Dit is normaal. Wanneer de afstandsbediening niet werkt of wanneer u dichter dan normaal bij uw voertuig moet staan om de afstandsbediening te kunnen gebruiken: • U staat misschien te ver verwijderd van uw auto. Controleer de afstand. Het kan nodig zijn om dichter bij uw auto te gaan staan bij regen of sneeuw. • Controleer de locatie. Andere voertuigen of voorwerpen kunnen het signaal blokkeren. Ga een paar stappen naar links of naar rechts.
• Kan de batterij van de afstandsbediening leeg zijn. Zie de aanwijzingen voor het vervangen van de batterij. Indien geen van het bovenstaande van toepassing is, laat dan service verrichten door uw dealer of een bevoegde monteur.
09euEscalade.dut Page 235 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Batterij vervangen Wanneer REPLACE BATTERY IN REMOTE KEY (vervang batterij in afstandsbediening) op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder wordt weergegeven, dan moet u de batterij in de afstandsbediening vervangen. Raadpleeg voor meer informatie "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1.
WAARSCHUWING Zorg ervoor dat u oude accu's in overeenstemming met de milieubeschermende voorschriften laat verwerken om het milieu en uw gezondheid te helpen beschermen. –
Vervangen van een batterij: 1. Steek een dun, plat, niet-metalen voorwerp naar binnen om de onderste helft en de bovenste helft van de afstandsbediening van elkaar te scheiden. 2. Gebruik een potlood of een ander niet-metalen voorwerp om de oude batterij te verwijderen. 3. Plaats de nieuwe batterij met de pluszijde (+) omhoog. Gebruik batterijtype CR2032.
4. Druk de onderkant weer vast op de bovenkant. 5. Controleer de werking van de zender bij uw voertuig.
OPMERKING Raak de bedrading niet aan wanneer een batterij wordt vervangen. Statische elektriciteit op deze bedrading kan beschadiging van de zender veroorzaken.
235 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 236 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Aanpassen van zenders Soms moeten de afstandsbedieningen aan uw voertuig worden aangepast, bijvoorbeeld wanneer een afstandsbediening verloren is geraakt of wordt vervangen. Ook wanneer slechts één afstandsbediening wordt vervangen, moeten ook alle overige afstandsbedieningen opnieuw aan het voertuig worden aangepast. U kunt maximaal acht afstandsbedieningen aan uw voertuig aanpassen. Informeer bij uw dealer wanneer u een nieuwe zender wilt aanschaffen en zenders wilt voorbereiden om voor uw auto te worden gebruikt. U kunt een nieuwe afstandsbediening aan het voertuig koppelen via het informatiecentrum voor de bestuurder. Zie het volgende onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1 voor aanvullende informatie: • Menu Voertuiginformatie - PRESS TO RELEARN REMOTE KEY (druk op om de afstandsbediening opnieuw te programmeren)
. . . 236
Akkoordcode voor zenderfrequenties Hieronder volgt de Europese certificatiecode voor de afstandsbedieningsfrequentie voor dit systeem: •
■ CONTACTSLOT WAARSCHUWING Laat kinderen niet achter in een auto met de contactsleutel. Ze kunnen de elektrisch bediende ramen of andere bedieningen gebruiken en zelfs de auto in beweging brengen. Zo kan een kind zichzelf of anderen letsel toebrengen met mogelijk fatale gevolgen. Kinderen kunnen ernstig of dodelijk gewond raken wanneer ze vast komen te zitten in een sluitend raam. Laat geen kinderen in het voertuig zonder toezicht.
09euEscalade.dut Page 237 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 3
4
2
1
Wanneer de sleutel in de contactschakelaar is gestoken, kan de sleutel in vier standen worden gedraaid: 1. LOCK (Stuurslot): De enige stand waarin de sleutel uit het contactslot kan worden genomen. De ontsteking en de transmissie zijn nu geblokkeerd. De transmissie moet in P (parkeren) staan, anders kunt u het contactslot niet in LOCK zetten.
Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel zich in het contact bevindt, klinkt er een gongsignaal om u eraan te herinneren de sleutel uit het contact te nemen. Wanneer het voertuig is geparkeerd terwijl de wielen niet recht naar voren staan, kan het stuur moeilijker draaien. Wanneer dit gebeurt, draait u het stuurwiel van rechts naar links en zet u het contact op ACC (accessoire). Wanneer het stuurwiel niet loskomt, moet uw voertuig voor onderhoud naar de dealer.
OPMERKING Wanneer uw sleutel vast lijkt te zitten, controleer dan of u de juiste sleutel heeft en of de sleutel helemaal in het contact is gestoken. Draai de sleutel alleen met uw hand. Gebruik geen gereedschap om de sleutel te forceren. Ga naar uw dealer voor onderhoud wanneer dit niet werkt. 2. ACC (accessoires): stuurslot en keuzehendel vrij. In deze stand kunnen de elektrische accessoires worden ingeschakeld, terwijl de motor is uitgeschakeld. Gebruik deze stand als u het voertuig moet bewegen terwijl de motor uit staat (als het voertuig bijvoorbeeld wordt aangeduwd).
237 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 238 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften OPMERKING Wanneer u functies zoals de radio langere tijd gebruikt terwijl de sleutel in de "accessoire"-stand of "aan"-stand staat, kan de accu leeglopen, waardoor het voertuig niet meer start. Gebruik het voertuig niet langere tijd in de "accessoire"-stand of "aan"-stand. 3. ON: Wanneer na het aanslaan van de motor de sleutel wordt losgelaten, keert deze terug in de stand ON. Ook bij uitgeschakelde motor kunt u de contactsleutel in de stand ON plaatsen om elektrische accessoires in te schakelen, berichten op het display te lezen en de controlelampen op het instrumentenpaneel te laten branden. De automatische transmissie wordt in deze stand ontgrendeld.
. . . 238
4. START: Startmotor ingeschakeld. Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. De sleutel keert automatisch terug in de stand ON.
Accessoirevoeding Uw auto heeft een voorziening voor accessoirevoeding waarmee u de onderstaande stroomverbruikers gedurende een periode van 10 minuten na het afzetten van het contact kunt gebruiken, tenzij een portier wordt geopend: • Elektrisch bediende portierramen • Zonnedak (indien van toepassing) U kunt de radio bedienen tot 10 minuten nadat het contact is uitgeschakeld of totdat het bestuurdersportier wordt geopend. Wanneer u nog 10 minuten langer gebruik wilt maken van deze stroomvoorziening, moet u alle portieren sluiten en de contactsleutel in ON en dan weer terug in de stand LOCK draaien.
09euEscalade.dut Page 239 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 ■ INSTRUCTIES VOOR HET STARTEN OPMERKING De werking van de motor is gebaseerd op de aanwezige elektronica in de auto. Wanneer u extra elektrische onderdelen of accessoires laat monteren, zal de motor mogelijk anders gaan functioneren. Informeer bij uw dealer alvorens extra elektrische apparatuur te monteren. Deze schade wordt niet door uw garantie gedekt.
Motor starten Controleer voor het starten van de auto dat de parkeerrem in werking is. Om te kunnen starten, moet bij voertuigen met een automatische transmissie de keuzehendel in stand P (parkeren) of N (neutraal) staan. Kies stand N (neutraal) om de motor opnieuw te starten wanneer het voertuig al in beweging is.
OPMERKING Schakel niet in de stand P (parkeren) terwijl de auto nog in beweging is. Anders kan de transmissie beschadigd worden.
Draai de contactsleutel in de stand START. Raak het gaspedaal niet aan. Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. Het stationaire toerental zal dalen naarmate de motor op temperatuur komt. Wanneer de motor niet binnen 15 seconden start, stopt het systeem met het starten van de motor om schade aan de tandwielen van de startmotor te voorkomen. Laat de motor niet meteen na het starten met een hoog motortoerental draaien. Geef de motor genoeg tijd om op te warmen en de olie naar de verschillende onderdelen van de motor die moeten worden gesmeerd te laten stromen.
239 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 240 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Computergestuurd startsysteem Deze functie helpt bij het starten van de motor en beschermt de onderdelen. Wanneer de motor wordt gestart, blijft de motor nog enkele seconden ronddraaien of totdat het voertuig start. Wanneer de motor niet binnen 15 seconden start, stopt het systeem met het starten van de motor om schade aan de tandwielen van de startmotor te voorkomen. Draai het contact naar ACC of LOCK om de startpoging te stoppen en de motor uit te schakelen.
. . . 240
Startproblemen OPMERKING Wanneer u uw sleutel in START houdt meteen nadat de motor is aangeslagen, kan de startmotor oververhit en beschadigd raken en kan de accu leeglopen. Wacht ongeveer 15 seconden tussen elke startpoging om te voorkomen dat de accu leegloopt of de startmotor beschadigd raakt.
Motor slaat niet aan Wanneer de motor niet binnen tien seconden aanslaat, druk dan het gaspedaal volledig in en houd de sleutel nog eens vijf seconden in de stand START. Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat en laat het gaspedaal los. Wacht steeds ongeveer 15 seconden na elke startpoging, om beschadiging van de startmotor en het ontladen van de accu te voorkomen. Laat de motor na het starten warmdraaien. Ga niet hard rijden wanneer de motor nog koud is. Geef de motor genoeg tijd om op te warmen en de olie naar de verschillende onderdelen van de motor die moeten worden gesmeerd te laten stromen.
09euEscalade.dut Page 241 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Starten bij koud weer Om de motor onder zeer koude weersomstandigheden (kouder dan -18°C) te starten, moet de contactsleutel in de stand START worden gedraaid en dan 15 seconden worden vastgehouden. Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat. Wacht ongeveer 15 seconden tussen elke startpoging om te voorkomen dat de accu leegloopt of de startmotor beschadigd raakt. Laat de motor na het starten warmdraaien. Ga niet hard rijden wanneer de motor nog koud is. Geef de motor genoeg tijd om op te warmen en de olie naar de verschillende onderdelen van de motor die moeten worden gesmeerd te laten stromen.
Motor "verzopen" Wanneer de motor na 10 seconden nog niet wil aanslaan, dan kan de motor "verzopen" zijn. Trap het gaspedaal helemaal in en houd de sleutel nog maximaal vijf seconden in START. Wanneer de motor start, laat u de sleutel en het gaspedaal los. Wanneer de motor even draait, maar daarna weer stopt, doet u hetzelfde. Het teveel aan benzine kan zo uit de motor lopen. Wacht ongeveer 15 seconden tussen elke startpoging om te voorkomen dat de accu leegloopt of de startmotor beschadigd raakt.
Laat de motor na het starten warmdraaien. Ga niet hard rijden wanneer de motor nog koud is. Geef de motor genoeg tijd om op te warmen en de olie naar de verschillende onderdelen van de motor die moeten worden gesmeerd te laten stromen.
–
–
–
241 . . .
09euEscalade.dut Page 242 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften
■ VERSTELBARE GAS- EN REMPEDALEN De bediening bevindt zich op het instrumentenpaneel onder het klimaatregelsysteem. Druk op de rechterpijl om de pedalen dichter naar u toe te bewegen of druk op de linkerpijl om de pedalen terug te laten keren naar hun standaardposities.
. . . 242
Voordat u gaat rijden, moet u het rempedaal indrukken om te controleren of het pedaal in de juiste stand staat voor u. Wanneer u niet bij het rempedaal kunt komen of wanneer u het pedaal niet volledig kunt indrukken, moet u de pedaalstand afstellen. Voer onder het rijden alleen kleine afstellingen uit. Raadpleeg de rubriek "Geheugen" in hoofdstuk 1 voor informatie over het programmeren van de instelbare pedaalposities in het geheugen. Deze functie werkt niet onder de volgende omstandigheden: • De transmissie staat in R (achteruit). • De cruise control is actief.
■ VERWARMING MOTORBLOK (INDIEN VAN TOEPASSING) Deze optie kunt u gebruiken wanneer u het voertuig onder zeer koude omstandigheden moet stallen (temperaturen minder dan 18°C). Het voertuig zal beter starten en zal tijdens de warmdraaiperiode ook zuiniger rijden. Uw voertuig kan ook zijn voorzien van een interne thermostaat in het stekkeruiteinde van de kabel. Hierdoor wordt voorkomen dat de motorblokverwarming wordt ingeschakeld wanneer de temperatuur 18°C of hoger is. Het snoer bevindt zich aan de bestuurderszijde in de motorruimte, nabij het reservoir voor de stuurbekrachtiging.
09euEscalade.dut Page 243 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Zo gebruikt u de blokverwarming: 1. Zet de motor af. 2. Haal het snoer uit de verpakking en steek het in het contact. Er wordt gewone huishoudspanning gebruikt.
WAARSCHUWING Sluit het snoer aan op een stopcontact met randaarde. U kunt ook gebruikmaken van een verlengsnoer dat geschikt is voor grote belasting (minimaal goedgekeurd voor 15 A), aangesloten op een goed geaard stopcontact.
Vraag uw dealer hoe lang de verwarming moet worden ingeschakeld. Zorg ervoor dat u het snoer loskoppelt en opbergt voordat u de motor start. Anders kan het beschadigd raken door de draaiende motoronderdelen.
■ TRANSMISSIE Automatische transmissie OPMERKING De wielen te snel laten doorslippen of het voertuig tegen een helling op zijn plaats houden door alleen het gaspedaal et gebruiken kan de transmissie beschadigen. Deze schade wordt niet door uw garantie gedekt. Als de auto vast komt te zitten, moet u de wielen niet te snel laten doorslippen. Wanneer u de auto tot stilstand brengt tijdens het oprijden van een helling, houdt de auto dan op zijn plaats met behulp van de remmen.
243 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 244 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften WAARSCHUWING Schakel bij een sneldraaiende motor niet vanuit P (parkeren) of N (neutraal). U kunt de macht over het stuur verliezen en uzelf en anderen in gevaar brengen. Overschakelen naar een rijstand terwijl de motor met verhoogd motortoerental draait, is gevaarlijk. Houdt uw voet op het rempedaal en raak het gaspedaal niet aan. Wacht een ogenblik na het schakelen en laat vervolgens het rempedaal langzaam los. Hierdoor wordt voorkomen dat de auto onverwachts in beweging komt.
. . . 244
OPMERKING Schade aan de transmissie die is veroorzaakt doordat u de keuzehendel bij sneldraaiende motor vanuit P (parkeren) of N (neutraal) in een rijstand hebt geplaatst, wordt niet gedekt door de garantie. De transmissie in uw voertuig gebruikt schakelstabiliteit waarbij het schakelen wordt aangepast aan de huidige rijomstandigheden zodat snel op- en terugschakelen minder vaak nodig is. In sommige gevallen kan de schakelstabiliteitsfunctie voorkomen dat er kan worden opgeschakeld om de huidige rijsnelheid te behouden, zodat het lijkt alsof de versnelling blijft hangen. Dit is normaal. De transmissie beschikt ook over adaptieve schakelregelaars.
Deze regelaars vergelijken belangrijke schakelparameters met geprogrammeerde, ideale schakelomstandigheden. De transmissie gebruikt optimale instellingen voor het schakelen en het schakelen kan telkens anders voelen. Het schakelschema van de transmissie is variabel en wordt aangepast aan de manier waarop het voertuig wordt gebruikt, waarbij de prestaties van het voertuig worden verbeterd. Bij lage temperaturen werkt de transmissie in de opwarmstand totdat de motor de normale bedrijfstemperatuur bereikt. Wanneer de transmissie in de opwarmstand werkt, wordt opschakelen vertraagd uitgevoerd. Dit is normaal.
09euEscalade.dut Page 245 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 WAARSCHUWING
P R N D M
De keuzehendel van de transmissie kent verschillende schakelstanden. P (parkeren) In deze stand zijn de achterwielen geblokkeerd. Gebruik deze stand voor het parkeren van de auto en tijdens het starten van de motor. Houd altijd het rempedaal ingedrukt voordat u de keuzehendel uit stand P (parkeren) schakelt. Raadpleeg voor meer informatie "Schakelregelsysteem" verderop in dit hoofdstuk.
Stap niet uit terwijl de motor nog draait. Als u zich niet in een auto met stationair draaiende motor bevindt, kan de motor oververhit raken en zelfs in brand vliegen. U kunt zo uzelf of anderen letsel toebrengen. Laat de motor niet draaien terwijl u zich niet in de auto bevindt.
WAARSCHUWING Als u het voertuig niet correct parkeert, kan het gaan rollen. Als u de motor aanlaat, kan het snel gaan. U of andere personen kunnen gewond raken. Volg de stappen hieronder om er zeker van te zijn dat het voertuig niet meer beweegt. • Trek de parkeerrem aan en trap het rempedaal in. • Schakel in de stand P (parkeren). • Zet het contact af en verwijder de sleutel. Raadpleeg "Voertuig parkeren" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
245 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 246 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften WAARSCHUWING Zet bij het verlaten van het voertuig altijd de keuzehendel in stand P (parkeren) en gebruik tevens de parkeerrem. Schakel de stand P (parkeren) niet in als het voertuig nog in beweging is.
R (achteruit) Deze stand dient voor het achteruitrijden. Bij lage snelheden kunt u R (achteruit) gebruiken om uw auto heen en weer te laten rollen, mocht uw auto vast komen te zitten in zand, modder, ijs of sneeuw. Zie "Als uw voertuig vast komt te zitten" in hoofdstuk 5.
OPMERKING Schakel de stand R (achteruit) alleen in wanneer het voertuig niet in beweging is. Indien de achteruit bij rijdende auto wordt ingeschakeld, kan dit beschadiging van de transmissie tot gevolg hebben. De reparaties worden niet gedekt door uw garantie.
. . . 246
N (neutraal) Met de keuzehendel in deze stand staat de motor niet met de wielen in verbinding. De stand N (neutraal) kan worden gekozen om een afgeslagen motor tijdens het rijden weer te starten. Kies de stand N (neutraal) tijdens het slepen van het voertuig. Zie "Rijden met een recreatief voertuig" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
WAARSCHUWING Schakel bij een sneldraaiende motor niet vanuit P (parkeren) of N (neutraal).
09euEscalade.dut Page 247 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 D (normaal rijden) Kies deze stand voor normaal rijden in de stad en op autowegen. Als u over meer motorvermogen wilt beschikken en: • u langzamer dan 55 km/u rijdt, druk dan het gaspedaal ongeveer voor de helft in. • u sneller rijdt dan 55 km/u, druk dan het gaspedaal geheel in. Deze stand kan ook worden gekozen: • tijdens het rijden in heuvelachtige gebieden en op bochtige wegen • wanneer een aanhanger wordt gesleept • tijdens het vervoeren van zware ladingen • Tijdens het terreinrijden U kunt ervoor kiezen een lagere versnelling te kiezen wanneer de transmissie te vaak schakelt.
M (handgeschakeld) Gebruik deze stand om handmatig de versnelling te kiezen die het beste bij de huidige rijomstandigheden past. Zie het volgende verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie: • Automatische transmissie handmatige versnellingsmodus
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE HANDMATIGE VERSNELLINGSMODUS Verricht de volgende handelingen om van deze functie gebruik te maken: 1. Zet de versnellingshendel in M (handgeschakeld). Daarna wordt het display voor de handgeschakelde stand op het informatiecentrum voor de bestuurder weergegeven. Op het display wordt MANUAL SHIFT met het cijfer van de geselecteerde versnelling eronder weergegeven. Het weergegeven versnellingsbereik stelt een gevraagd bereik met beschikbare versnellingen voor. Het geeft niet aan dat het voertuig alleen in die specifieke versnelling rijdt. Het huidige schakelbereik van de transmissie is het hoogst haalbare bereik, waarbij alle lagere versnellingen beschikbaar zijn.
247 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 248 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften
2. Druk op de plus- of mintoets om een hoger of lager schakelbereik te selecteren dat beter bij de huidige rijomstandigheden past. Dit is handig wanneer u het motortoerental en rijsnelheid wilt regelen terwijl u heuvel af rijdt. Het display van het informatiecentrum voor de bestuurder wordt veranderd en geeft de gewenste wijziging in het schakelbereik weer.
. . . 248
U kunt de handgeschakelde schakelstand uitschakelen en terugkeren naar de volledig automatische transmissiebediening door de versnellingshendel van M (handgeschakeld) naar D (rijstand) te zetten om verder te rijden of in P (parkeren) te zetten wanneer het voertuig wordt stilgezet. Afremmen op hellingen is niet beschikbaar wanneer de handgeschakelde stand actief is. Zie "Sleep-/trekfunctie" onder "Het rijden met een aanhanger" voor aanvullende informatie.
TOETS SLEEP-/TREKFUNCTIE Uw voertuig is uitgerust met de sleep-/trekfunctie. In dat geval zit er een aan-/uitknop op het uiteinde van de versnellingshendel. Druk op de toets en laat deze weer los om de sleep-/trekfunctie in of en uit te schakelen. Het controlelampje voor de sleep-/ trekfunctie brandt wanneer het systeem is ingeschakeld. Gebruik deze functie om een zware aanhanger of vracht effectiever te trekken of te slepen. Zie "Sleep-/ trekfunctie" onder "Het rijden met een aanhanger" verderop in dit hoofdstuk.
09euEscalade.dut Page 249 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 AFREMMEN OP HELLINGEN EN AFREMMEN OP HELLINGEN VIA CRUISE CONTROL Deze functie is bedoeld om u te helpen wanneer u heuvel af rijdt. Bij het afremmen op hellingen wordt de rijsnelheid gehandhaafd omdat er automatisch een schakelschema wordt ingesteld dat de motor en de transmissie gebruikt om het voertuig af te remmen. Afremmen op hellingen vermindert de slijtage van het remsysteem en vergroot de controle over het voertuig. Het systeem controleert continu de snelheid, de acceleratie, het motorkoppel en het gebruik van het rempedaal en detecteert wanneer het voertuig heuvel af rijdt.
U kunt het afremmen op een helling in- of uitschakelen door de toets voor de sleep-/trekfunctie op het uiteinde van de versnellingshendel in te drukken en weer los te laten. Wanneer u op de toets op het uiteinde van de hendel drukt, worden afremmen op hellingen en de sleep/trekfunctie samen in- en uitgeschakeld. Ze kunnen niet apart worden in- en uitgeschakeld. De functie afremmen op hellingen werkt ook als de cruise control wordt gebruikt terwijl de sleep-/ trekfunctie actief is. De functie Afremmen op hellingen via cruise control regelt het accelereren van het voertuig en de afwijking van de ingestelde snelheid van de cruise control om de juiste versnelling voor de huidige rijomstandigheden te bepalen.
Wanneer het voertuig versnelt op een helling omlaag, dan schakelt het voertuig dankzij de functie afremmen op helling via cruise control automatisch terug om het voertuig af te remmen. Wanneer de rijsnelheid gelijk is aan of lager is dan de ingestelde snelheid van de cruise control, schakelt de functie Afremmen op hellingen via cruise control automatisch op zodat het voertuig sneller gaat rijden. Zie "Cruise control" in hoofdstuk 1 voor meer informatie. Wanneer de versnellingshendel in de stand M (handgeschakelde stand) wordt gezet, wordt afremmen op hellingen automatisch uitgeschakeld zodat de bestuurder de gewenste versnelling kan selecteren. Zie de volgende informatie: • Automatische transmissie • Trekken van een aanhanger • Sleep-/trekfunctie
249 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 250 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften VERGRENDELINGSSYSTEEM VOOR DE KEUZEHENDEL Uw auto is voorzien van een vergrendelingssysteem voor de keuzehendel van de automatische transmissie. Terwijl de motor draait, moet u het rempedaal volledig intrappen voordat u uit de stand P (parkeren) kan schakelen. Raadpleeg "Voertuig parkeren" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
. . . 250
■ ALLWHEEL-AANDRIJVING De allwheel-aandrijving brengt het vermogen over op alle vier wielen. Dit lijkt op vierwielaandrijving, maar er is geen aparte hendel of schakelaar om de vooras in of uit te schakelen. Het is volautomatisch en past zichzelf, waar nodig, aan de wegomstandigheden aan.
■ RIJVOORSCHRIFTEN VOOR AUTO'S MET ALLWHEEL-AANDRIJVING De specifieke kenmerken van het ontwerp zorgen ervoor dat auto's met aandrijving op alle wielen een hoger zwaartepunt hebben dan normale voertuigen. Een voordeel van een grotere bodemvrijheid is het betere zicht op de weg, waardoor u sneller problemen kunt anticiperen. Dergelijke voertuigen zijn niet ontworpen om met dezelfde snelheden bochten te nemen als conventionele auto's met tweewielaandrijving. Voorkom indien mogelijk scherpe bochten of plotselinge manoeuvres. Net als bij andere auto's van dit type geldt dat, wanneer u hiermee geen rekening houdt, u de controle over de auto kunt verliezen of zelfs over de kop kunt slaan.
09euEscalade.dut Page 251 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Veel van de ontwerpkenmerken die ervoor zorgen dat uw voertuig tijdens natte omstandigheden op bestrate wegen reageert (zoals achterasblokkering en vierwielaandrijving), maken de veel geschikter als terreinvoertuig dan een conventionele personenauto. Omdat de auto hoger van de weg staat, gaat hij gemakkelijker over obstakels. Maar uw voertuig heeft geen speciale bodemplaat en een verdeelbak met lage overbrengingsverhouding, die meestal nodig zijn voor langdurig of serieus gebruik naast de weg.
Het airbagsysteem is bedoeld voor gebruik wanneer u off-road rijdt. Draag altijd uw veiligheidsgordel. Zorg dat deze altijd goed is afgesteld. Deze handleiding helpt u bij het terreinrijden.
Tijdens het terreinrijden OPMERKING Ga niet terreinrijden met uw voertuig als het is voorzien van banden van 22 inch tenzij u op een vlakke, stevige ondergrond gaat rijden. Rijden in het terrein kan veel plezier opleveren, maar het brengt ook gevaren met zich mee. Het grootste gevaar is het terrein zelf. Met terreinrijden wordt bedoeld dat u de verharde weg verlaat. Rijbanen worden niet aangegeven. Bochten worden niet aangegeven. Er staan nergens verkeersborden. De grond kan glibberig, hobbelig, heuvel op of heuvel af zijn. Vermijd waar mogelijk scherpe bochten of plotselinge manoeuvres. Net als bij andere voertuigen van dit type kunt u de controle over het voertuig verliezen of omslaan als u het voertuig niet op de juiste manier gebruikt.
251 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 252 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Terreinrijden vereist enkele nieuwe vaardigheden. En daarom is het zo belangrijk dat u deze aanwijzingen aandachtig leest. Hierin treft u vele tips en aanwijzingen aan. Dit kan u helpen om het rijden in het terrein voor u veiliger en plezieriger te maken. Indien u denkt dat extra ruimte onder de voorkant van de auto nodig is, dan is het mogelijk om gemakkelijk de onderste voorspoiler van de voorbumper te verwijderen. De voorspoiler is vastgezet met twee bouten en 10 drukknopen op de onderrand van de voorbumper. Deze bouten en drukknopen zijn bereikbaar via de onderkant van de bumper.
. . . 252
Verwijder de onderste voorspoiler als volgt: 1. Verwijder de twee bouten. 2. Steek de rand van een platte schroevendraaier in elke drukknoop en trek deze omlaag om de drukknopen los te halen. 3. Wanneer de bouten zijn verwijderd en de drukknopen zijn losgehaald, drukt u de voorspoilereenheid naar voren totdat de voorspoiler loskomt.
Vergeet niet om de voorspoiler weer aan te brengen wanneer onder normale rijomstandigheden wordt gereden. Zo plaats u de voorspoiler terug: 1. Lijn de drukknopen uit en druk de voorspoiler naar achteren zodat de drukknopen vastgrijpen. 2. Monteer de twee bouten.
OPMERKING Door de auto lange perioden te gebruiken zonder voorspoiler onder de bumper kan verkeerde luchtstroming naar de motor ontstaan. Onderdelen aan de voorkant van de auto zoals mistlampen of sleepogen kunnen beschadigd worden. Breng de voorspoiler weer aan wanneer niet meer buiten de wegen wordt gereden.
09euEscalade.dut Page 253 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Voordat u gaat terreinrijden Er moeten enkele handelingen worden uitgevoerd, voordat u gaat terreinrijden. Zorg er voor dat alle nodige service- en onderhoudsbeurten zijn verricht. Controleer dat alle bodemplaten (indien van toepassing) op de juiste manier zijn aangebracht. Heeft u voldoende brandstof? Heeft de reserveband voldoende spanning? Zijn alle vloeistofniveaus correct? Welke plaatselijke voorschriften gelden voor terreinrijden in het gebied waarin u wenst te rijden? Wanneer u dit niet weet, dient u contact op te nemen met de plaatselijke politie in dit gebied. Komt u over terrein dat niet voor het publiek open is? Indien dit het geval is, moet u voor de noodzakelijke toestemming zorgen.
Het laden van uw auto voor terreinrijden Bij het laden van uw auto moet u enkele belangrijke richtlijnen opvolgen. • De zwaarste voorwerpen moeten op de laadvloer, voor de achteras worden geplaatst. Plaats zware voorwerpen zo ver mogelijk naar voren. • Zorg dat de lading op de juiste wijze is vastgezet, zodat de voorwerpen tijdens het terreinrijden niet door uw auto kunnen slingeren.
WAARSCHUWING • Lading op de laadvloer die hoger is opgestapeld dan de rugleuning kan tijdens een noodstop naar voren vliegen. U en uw passagiers kunnen daarbij gewond raken. • Niet goed bevestigde lading op de laadvloer kan tijdens het rijden door ruw terrein door de auto slingeren. U en uw passagiers kunnen door deze voorwerpen worden geraakt. Zet de lading goed vast. • Zware lading op het dak brengt het zwaartepunt van de auto omhoog, waardoor het risico van over de kop slaan wordt vergroot. U kunt ernstig of zelfs dodelijk gewond raken wanneer de auto over de kop slaat. Plaats zware lading in de bagageruimte achterin en niet op het dak. Plaats bagage in de bagageruimte zo ver mogelijk naar voren en zo laag mogelijk.
253 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 254 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften In dit boekje staat meer belangrijke informatie. Zie ook "Voertuig beladen", "Bagagerek" en "Banden".
. . . 254
Milieuzorg Terreinrijden kan een heilzame en ontspannende recreatie zijn. Er zijn echter ook bezwaren met betrekking tot het milieu. General Motors erkent deze bezwaren en adviseert elke terreinrijder om de basisregels ter bescherming van het milieu op te volgen. • Gebruik altijd gebaande paden, wegen en gebieden die speciaal bedoeld zijn voor recreatief terreinrijden en houd u aan alle regels. • Voorkom steeds dat struikgewas, bloemen, bomen, gras worden beschadigd of dieren worden gestoord (dus laat de wielen niet doordraaien, rijd geen bomen omver, rijd niet onnodig door beekjes en rijd niet op zachte grond).
• Neem altijd een vuilniszak mee... zorg voordat u een kampeerplaats verlaat dat al het afval is verwijderd. • Wees uiterst voorzichtig bij het gebruik van open vuur, kampeerbranders en lantaarns. • Parkeer uw auto nooit in droog gras of ander ontvlambaar materiaal dat vlam kan vatten door de hitte van het uitlaatsysteem van uw auto.
09euEscalade.dut Page 255 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Naar afgelegen gebieden reizen
Vertrouwd raken met terreinrijden
Het is verstandig om uw trip te plannen, met name wanneer u naar afgelegen gebieden reist. Zorg ervoor dat u het terrein kent en plan uw route. U komt dan minder snel voor vervelende verrassingen te staan. Zorg voor goede kaarten van de wegen en het terrein. Controleer op geblokkeerde of afgesloten wegen. Ook is het een goed idee om samen met tenminste een andere auto te reizen. Wanneer iets met een van deze auto's gebeurt, kan de andere snel hulp bieden. Heeft uw voertuig een lier? Wanneer dit het geval is, moet u de instructies die bij de lier horen zeker doorlezen. In een verlaten gebied kan een lier uitkomst bieden wanneer uw auto vastzit, maar u dient zich van te voren op de hoogte te stellen van het gebruik.
Het is verstandig om in een gebied te oefenen dat veilig is en dicht bij huis ligt, voordat u de wildernis intrekt. Terreinrijden vraagt nieuwe en andere rijvaardigheden. Dit is wat wij bedoelen: • Train uw zintuigen op andere signalen. Uw ogen bijvoorbeeld moeten voortdurend over het terrein dwalen om onverwachte obstakels te herkennen. Uw oren moeten bedacht zijn op het horen van ongewone geluiden van de banden of de motor. Met uw armen, handen, voeten en lichaam moet u reageren op trillingen en bewegingen van de auto.
Terreinrijden Beheersing van uw auto is de sleutel tot succesvol terreinrijden. Een van de beste manieren om uw auto onder controle te houden, is om uw snelheid onder controle te houden. Hier volgen enkele zaken die u in gedachten moet houden. Bij hogere snelheden: • u nadert dingen sneller en heeft minder tijd om obstakels in het terrein te herkennen. • u heeft minder tijd om te reageren. • Wanneer u over obstakels rijdt, veren de wielen meer in en uit. • uw remweg wordt langer, vooral wanneer u op onverharde grond rijdt.
255 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 256 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften WAARSCHUWING Wanneer u in het terrein rijdt, kunnen de op en neer gaande bewegingen van uw auto en de snelle richtingsveranderingen u gemakkelijk uit positie brengen. Dit kan ertoe leiden dat u de controle over de auto verliest en verongelukt. Dus wanneer u op verharde wegen of in het terrein rijdt, moeten u en uw passagiers de veiligheidsgordels dragen. Wanneer u over obstakels of ruw terrein rijdt, moet u het stuurwiel stevig vasthouden. Stenen, geulen of andere dingen in of op de grond kunnen ervoor zorgen dat het stuurwiel uit uw handen wordt gerukt, wanneer u hierop niet bedacht bent.
. . . 256
Wanneer u over hobbels, stenen of andere obstakels rijdt, kunnen uw wielen los van de grond komen. Wanneer dit gebeurt, zelfs met een of twee wielen, kunt u de auto minder of zelfs helemaal niet meer besturen. Omdat u op onverharde grond rijdt, is het belangrijk om plotselinge acceleratie, plotselinge bochten of plotseling remmen te voorkomen.
Rijden op hellingen Vaak gebeurt het tijdens terreinrijden dat u heuvel op, heuvel af of zelfs overdwars op hellingen rijdt. Voor het veilig rijden op hellingen is het belangrijk om te weten en te begrijpen wat uw auto wel en niet kan doen. Er zijn hellingen waarop beslist niet kan worden gereden, ongeacht hoe goed de auto gebouwd is.
WAARSCHUWING Veel hellingen zijn gewoonweg te steil voor ieder voertuig. Wanneer u omhoog wilt rijden, zal de motor afslaan. Wanneer u de heuvel af wilt rijden, kunt u de snelheid niet onder controle houden. Wanneer u overdwars op hellingen rijdt, zal de auto om de lengteas naar beneden rollen. U kunt ernstig gewond raken of zelfs gedood worden. Wanneer u twijfel heeft over de steilheid van de helling, neem dan geen risico's en kies een andere route.
09euEscalade.dut Page 257 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Het naderen van een helling Wanneer u een helling nadert, moet u beslissen of het een helling is die te steil is om op te rijden, af te rijden of er overdwars op te rijden. Het beoordelen van de steilheid van een helling is erg moeilijk. Op een korte helling bijvoorbeeld, kan er een gemakkelijke constante hellingshoek met slechts een gering hoogteverschil zijn, terwijl u gemakkelijk de hele weg naar de top kunt zien. Op een langere helling kan de hellingshoek steiler worden naarmate u de top nadert, maar u kunt dat niet zien door de vorm van de helling omdat dit wordt verborgen door struiken, gras of bomen.
Hier zijn nog enkele zaken waarmee rekening moet worden gehouden wanneer u een helling nadert. • Is er een constante hellingshoek of wordt de helling op bepaalde plaatsen veel steiler? • Is een goede grip op de helling mogelijk of zullen de wielen op het oppervlak doorslippen? • Is er een recht pad naar boven of beneden, zodat u geen bochten hoeft te maken? • Zijn er obstakels op de helling die uw route kunnen blokkeren (rotsen, bomen, houtblokken of geulen)?
• Wat bevindt zich aan de andere kant van de helling? Bevindt zich daar een klif, een wal, een ravijn, een hek? Stap uit en inspecteer de helling wanneer u het niet weet. Dit is de beste manier om erachter te komen. • Is de helling gewoon te ruig? Steile hellingen hebben vaak wagensporen, geulen en rotsblokken die in verhoogde mate staan blootgesteld aan erosie.
–
–
–
257 . . .
09euEscalade.dut Page 258 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Omhoog rijden Wanneer u heeft besloten dat u de helling veilig op kunt rijden, moet u enkele speciale handelingen uitvoeren. • Kies een lage versnelling en houd het stuurwiel stevig vast. • Laat de auto soepel in beweging komen en tracht uw snelheid tijdens het omhoog rijden te handhaven. Gebruik niet meer vermogen dan u nodig heeft, anders kunnen de wielen beginnen door te draaien of te slippen. • Probeer indien mogelijk recht omhoog te rijden. Wanneer het pad wendt of keert, wilt u misschien een andere route proberen te vinden.
. . . 258
WAARSCHUWING Het draaien op, of het overdwars rijden op steile hellingen kan gevaarlijk zijn. U kunt tractie verliezen, opzij glijden en mogelijk over de kop slaan. U kunt ernstig gewond raken of zelfs gedood worden. Wanneer u een helling oprijdt, tracht dit dan zo recht mogelijk te doen. • Verlaag uw snelheid wanneer u de top van de helling nadert. • Maak een vlag aan uw auto vast zodat u beter zichtbaar bent voor tegemoetkomend verkeer op paden of hellingen.
• Druk op de claxon wanneer u de top nadert om de tegenliggers te laten horen dat u eraan komt. • Gebruik uw koplampen ook overdag. Deze zorgen ervoor dat u beter zichtbaar bent voor tegemoetkomend verkeer.
WAARSCHUWING Het op volle snelheid naar de top (hoogste punt) van de helling rijden kan een ongeval veroorzaken. Daar kan zich een ravijn, wal, klif of zelfs een andere auto bevinden. U kunt ernstig gewond raken of zelfs gedood worden. Wanneer u de top van een helling nadert, verlaag dan uw snelheid en blijf alert.
09euEscalade.dut Page 259 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 De helling afrijden Wanneer u tijdens het terreinrijden een helling af moet rijden, moet u aan een aantal zaken denken: • Hoe steil is de helling? Ben ik in staat om de controle over het voertuig te behouden? • Hoe is het rijoppervlak? Vlak? Oneffen? Glad? Hard geworden modder? Steenslag? • Zijn er verborgen obstakels in de grond? Wagensporen? Houtblokken? Rotsen? • Wat bevindt zich beneden aan de helling? Bevindt zich daar een verborgen slootwal of zelfs een rivierbodem met grote stenen?
Wanneer u heeft besloten dat u veilig de helling kunt afrijden, tracht dan om recht naar beneden te rijden en kies een lage versnelling. Op deze manier kan het remmend vermogen van de motor worden benut, zodat de remmen niet al het werk alleen hoeven te doen. Rijd langzaam van de helling af terwijl u op ieder moment uw auto onder controle heeft.
WAARSCHUWING Hard afremmen tijdens het afrijden kan oververhitting en fading van de remmen veroorzaken. Dit kan ertoe leiden dat u de controle over de auto verliest en een ernstig ongeluk veroorzaakt. Druk de remmen tijdens het afrijden matig in en kies een lage versnelling om de rijsnelheid onder controle te houden.
Overdwars op een helling rijden Vroeger of later zal een pad u waarschijnlijk overdwars langs een helling leiden. Wanneer dit het geval is, moet u beslissen of u deze helling overdwars wil gaan berijden. U dient het volgende in overweging te nemen: • Een helling waarop zowel recht naar boven of beneden kan worden gereden, kan te steil zijn om er overdwars op te rijden. Wanneer u op een helling recht naar boven of naar beneden rijdt, zal de lengte van de wielbasis (de afstand tussen de voor- en achterwielen) de kans verminderen dat de auto over de lengteas over de kop slaat.
259 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 260 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Wanneer u echter in dwarsrichting op een helling rijdt, kan de auto kantelen door de geringere spoorbreedte (de afstand tussen de linker en rechter wielen). Bovendien worden de wielen aan de lage kant het zwaarst belast. Hierdoor kan het voertuig naar beneden glijden of over de kop slaan. • Grondtoestanden kunnen een probleem zijn wanneer u overdwars op een helling rijdt. Los grind, modderpoelen of zelfs nat gras kunnen er de oorzaak van zijn dat u naar beneden glijdt. Indien de auto zijwaarts wegslipt, bestaat de kans dat het iets raakt (een steen, een wagenspoor, enz.) en daardoor kantelt.
. . . 260
• Verborgen obstakels kunnen de steilheid van de helling zelfs verergeren. Wanneer u overdwars op een helling rijdt en een steen met de bovenste wielen raakt, of wanneer de laagste wielen in een geul of gat terechtkomen kan uw auto zelfs sneller kantelen. U dient dus zorgvuldig te overwegen of het verstandig is om overdwars op een helling te rijden. Wanneer een pad overdwars over een helling loopt, hoeft dit niet te betekenen dat u dit pad moet kiezen. De laatste auto die op dit pad reed, kan over de kop geslagen zijn.
WAARSCHUWING Overdwars op een te steile helling rijden, zal het over de kop slaan van uw auto tot gevolg hebben. U kunt ernstig gewond raken of zelfs gedood worden. Wanneer u twijfelt over de steilheid van de helling, rijd deze helling dan niet overdwars. Zoek in plaats daarvan een andere route.
WAARSCHUWING Uitstappen aan de dalzijde (laagste punt) van een auto die overdwars op een helling tot stilstand is gekomen, is gevaarlijk. Wanneer de auto kantelt, zou u bekneld kunnen raken of zelfs gedood kunnen worden. Stap altijd aan de bergzijde (hoogste punt) van de auto uit en blijf uit de buurt van het kanteltraject.
09euEscalade.dut Page 261 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Rijden in modder, zand, sneeuw of ijs Wanneer u in modder, sneeuw, ijs of zand rijdt, hebben uw wielen geen tractie. U kunt niet zo snel accelereren, het maken van bochten is moeilijker en u heeft een langere remweg. Het verdient aanbeveling om in modder een lage versnelling te kiezen - hoe dieper de modder, hoe lager de versnelling. In erg diepe modder moet u uw auto in beweging houden, zodat u niet vast komt te zitten.
Wanneer u op zand rijdt, zult u een verandering in de wieltractie waarnemen. Dit is echter afhankelijk van de mulheid van het zand. In mul zand (op het strand of in de duinen) hebben de wielen de neiging in het zand weg te zakken. Dit heeft invloed op de besturing, de acceleratie en de remweg. Rijd met aangepaste snelheid. Voorkom indien mogelijk scherpe bochten of plotselinge manoeuvres. Harde sneeuw en ijs veroorzaken de slechtste tractie. Op deze oppervlakken is het gemakkelijk om de controle over de auto te verliezen. Op nat ijs bijvoorbeeld, is de tractie zo slecht dat u zelfs problemen heeft om weg te rijden. En wanneer u toch in beweging komt, zullen de slechte controle over de besturing en de moeilijkheden bij het remmen tot gevolg kunnen hebben dat u door het glijden de controle over de auto verliest.
WAARSCHUWING Het rijden op bevroren meren, vijvers of rivieren kan gevaarlijk zijn. Onderwaterbronnen, stromingen onder het ijs of plotselinge dooiaanvallen kunnen het ijs verzwakken. Uw auto kan door het ijs zakken en u en uw passagiers kunnen verdrinken. Rijd met uw auto alleen op veilige oppervlakken.
–
–
–
261 . . .
09euEscalade.dut Page 262 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Rijden in water Zware regenval kan plotselinge overstromingen veroorzaken; wees altijd extra voorzichtig bij stromend water. Controleer eerst hoe diep het water is, voordat u er doorheen rijdt. Wanneer het water zo diep is dat uw wieldoppen, assen of uitlaatpijp worden bedekt, moet u hier niet doorheen rijden. Ook kan water dat zo diep is, uw as en andere onderdelen van uw auto beschadigen. Wanneer het water niet te diep is, rijd er dan langzaam doorheen. Met hoge snelheden zal het water op uw ontstekingssysteem spatten zodat de motor kan afslaan. Het afslaan van de motor kan ook optreden, wanneer de uitlaatpijp onder water komt. Zolang uw uitlaatpijp zich onder water bevindt, zal u niet in staat zijn de motor te starten. Wanneer u door water rijdt, denk er dan aan dat de remmen nat worden en dat daardoor uw remweg langer wordt.
. . . 262
WAARSCHUWING Het rijden door snelstromend water kan gevaarlijk zijn. Diep water kan uw voertuig met de stroom meesleuren en u en uw passagiers kunnen verdrinken. Wanneer het slechts ondiep water is, kan het nog altijd de grond onder uw wielen vandaan spoelen en u kunt de grip verliezen en het voertuig kan kantelen. Rijd niet door stromend water.
■ PARKEREN WAARSCHUWING Stap niet uit terwijl de motor nog draait. Als u zich niet in een auto met stationair draaiende motor bevindt, kan de motor oververhit raken en zelfs in brand vliegen. U kunt zo uzelf of anderen letsel toebrengen. Laat de motor niet draaien terwijl u zich niet in de auto bevindt.
09euEscalade.dut Page 263 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Naar P (parkeren) schakelen WAARSCHUWING Als u het voertuig niet correct parkeert, kan het gaan rollen. Als u de motor aanlaat, kan het snel gaan. U of andere personen kunnen gewond raken. Volg de stappen hieronder om er zeker van te zijn dat het voertuig niet meer beweegt. Doe het volgende om naar P (parkeren) te schakelen: 1. Schakel de remmen in. 2. Trek de parkeerrem stevig aan. 3. Schakel in de stand P (parkeren). Trek de versnellingshendel naar u toe en zet hem daarna zo ver mogelijk omhoog. 4. Zet het contact af en verwijder de sleutel.
Als u uw voertuig moet verlaten terwijl de motor draait, controleer dan of de versnellingshendel volledig in de stand P (parkeren) staat. Houd hiervoor het rempedaal ingedrukt en probeer de versnellingshendel te verplaatsen zonder deze naar u toe te trekken. Als dit mogelijk is, is de versnellingshendel niet volledig in de parkeerstand P (parkeren) vergrendeld. Zet bij het verlaten van de auto altijd de keuzehendel in P (parkeerstand) en gebruik tevens de parkeerrem.
Uit de stand P (parkeren) schakelen Uw auto is voorzien van een vergrendelingssysteem voor de keuzehendel van de automatische transmissie. Terwijl de motor draait, moet u het rempedaal volledig intrappen voordat u uit de stand P (parkeren) kan schakelen. Dit systeem zorgt dat de contactsleutel alleen kan worden verwijderd wanneer de versnellingshendel in P (parkeren) staat en de knop op de versnellingshendel is uitgeschakeld. Het vergrendelingssysteem voor de versnellingshendel kan mogelijk niet werken wanneer de accu leeg of bijna leeg is. Wanneer de accu leeg is, kunt u het voertuig starten met een hulpaccu. Raadpleeg "Starten met een hulpaccu" in hoofdstuk 5.
263 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 264 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Wanneer u de versnellingshendel niet uit de stand P (parkeren) kunt schakelen, haal dan de druk van de versnellingshendel. 1. Druk het rempedaal in en houd in ingedrukte stand. 2. Duw de versnellingshendel helemaal in P (parkeren). 3. Probeer uit P (parkeren) en in de gewenste versnelling te schakelen. Wanneer het probleem blijft aanhouden, moet het voertuig voor onderhoud naar de dealer. Wanneer uw voertuig moet worden gesleept, zie dan "Slepen van het voertuig" in hoofdstuk 5 voor informatie over het slepen.
. . . 264
Torsievergrendeling Wanneer u uw voertuig op een helling parkeert, moet u eerst de parkeerrem bedienen voordat u de keuzehendel in stand P (parkeren) plaatst. Anders zal te veel druk worden uitgeoefend op de parkeervergrendeling in de transmissie, waardoor de keuzehendel zich moeilijk uit stand P (parkeren) laat verwijderen. Schakel bij het wegrijden altijd eerst de keuzehendel uit stand P (parkeren) en zet eerst daarna de parkeerrem los. Als u niet uit P (parkeren) kunt schakelen, hebt u wellicht een andere auto nodig die u een stukje heuvelop trekt. Hierdoor wordt de druk op het parkeermechanisme in de transmissie verminderd, zodat u de keuzehendel uit P (parkeren) kunt schakelen.
Ultrasoon hulpsysteem voor achteruitparkeren U kunt het display voor het systeem bekijken via de achteruitkijkspiegel of door over uw schouder te kijken. Zie "Ultrasoon parkeerhulpsysteem" in hoofdstuk 1 voor informatie over dit systeem.
09euEscalade.dut Page 265 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Achteruitkijkcamera
■ TRACTIE
Stabilitrak®-systeem
Deze functie helpt de bestuurder wanneer de versnellingshendel in de stand R (achteruit) wordt gezet. Zie de afzonderlijke handleiding voor meer informatie over de wijze waarop dit systeem moet worden gebruikt.
Er zijn drie hoofdsystemen voor het bedienen van de auto: stuurinrichting, remmen en gasmechanisme. Om het voertuig onder controle te houden, mag bij geen van deze systemen de limiet worden overschreden.
Dit systeem combineert ABS-, tractie- en stabiliteitsregelsystemen om de richtingscontrole onder de meeste rijomstandigheden te behouden. Raadpleeg hoofdstuk 1 voor meer informatie over het Stabilitrak®systeem.
–
OPMERKING Normaliter moet u het systeem in diens normale bedrijfsmodus laten, zorg er echter voor dat het systeem wordt uitgeschakeld wanneer de auto vast komt te zitten in modder, zand of sneeuw.
265 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 266 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Sperdifferentieel De achteras kan extra trekkracht geven op sneeuw, ijs, e.d.. Onder normale omstandigheden werkt deze zelfblokkerende as als een gewone standaard achteras. Wanneer echter een achterwiel doorslipt en het andere wiel meer grip heeft, zorgt het limited slip differentieel toch voor voldoende aandrijving, ook al zal een van beide achterwielen aanvankelijk doorslippen.
. . . 266
■ STUURINRICHTING Stuurbekrachtiging Wanneer de bekrachtiging wegvalt doordat de motor afslaat of het systeem niet goed functioneert, kan de auto nog wel worden bestuurd maar is hiervoor aanzienlijk meer kracht nodig.
■ REMMEN Wanneer de motor tijdens het rijden afslaat, kunt u de auto normaal tot stilstand brengen, maar pomp de remmen niet. Als de motor afslaat, is er nog voldoende rembekrachtiging aanwezig, maar de bekrachtiging vermindert tijdens het remmen. Het kan nodig zijn grotere druk uit te oefenen op het rempedaal en het kan langer duren voordat de auto stilstaat.
09euEscalade.dut Page 267 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Remblokslijtageindicators Alle vier wielen van uw auto zijn uitgerust met schijfremmen. De schijfremmen hebben ingebouwde slijtage-indicators, die een hoogtonig waarschuwingssignaal laten horen indien de remblokken versleten zijn en moeten worden vernieuwd. In sommige omstandigheden of in bepaalde klimaten kunnen de schijfremmen piepen wanneer ze voor de eerste keer of lichtjes worden ingedrukt. Dit duidt niet op een probleem met de remmen. Remvoeringen moeten altijd worden vervangen als complete assets.
WAARSCHUWING Dit waarschuwingssignaal geeft aan dat binnen afzienbare tijd uw remmen niet meer goed zullen functioneren. Dit zou tot een ongeval kunnen leiden. Breng het voertuig naar de garage voor onderhoud, zodra u het waarschuwingssignaal voor de remblokken hoort.
OPMERKING Door blijven rijden met versleten remblokken kan resulteren in dure reparaties aan de remmen. De reparaties worden niet gedekt door uw garantie.
OPMERKING Wanneer de wielmoeren niet met het juiste aanhaalmoment zijn vastgezet, kunnen trillingen ontstaan tijdens het remmen en kan de remschijf worden beschadigd. Om kostbare reparaties aan het remsysteem te voorkomen, moeten de wielmoeren gelijkmatig en in de juiste volgorde met het voorgeschreven aanhaalmoment worden vastgezet. Zie "Specificaties en inhouden" in hoofdstuk 4 voor het juiste aanhaalmoment van de wielmoeren.
267 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 268 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Remmen stellen Telkens wanneer het rempedaal wordt ingedrukt om te stoppen, wordt de speling die door slijtage ontstaat, automatisch opgeheven.
Slag van het rempedaal Neem contact op met uw dealer als het rempedaal niet meer helemaal omhoog komt of als de slag van het pedaal plotseling groter wordt. Dit kan betekenen dat er onderhoud nodig is.
Verstelbaar rempedaal Uw voertuig kan uitgerust zijn met instelbare gas- en rempedalen. Zie "Instelbare gas- en rempedalen" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
. . . 268
Antiblokkeerremsysteem (ABS)
Dynamische remkrachtverdeling
Het antiblokkeerremsysteem (ABS) helpt de bestuurder om de auto onder controle te houden tijdens krachtig remmen op natte of gladde wegen. Het systeem regelt automatisch de remdruk tijdens het remmen. ABS treedt alleen in werking indien er tijdens het remmen gevaar bestaat dat een of meer wielen zullen blokkeren. U behoeft niet pompend te remmen. Druk het rempedaal normaal in. U kunt het voelen of horen pulseren, maar dat is normaal. Terwijl u remt, ontvangt het systeem nieuwe informatie over wielsnelheid en wordt de remdruk voor elk wiel afzonderlijk geregeld. Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte "Controlelamp ABS" in hoofdstuk 1.
De dynamische remkrachtverdeling herkent de veranderingen in het doorspinnen van de wielen en instrueert het remsysteem om de toegepaste druk op de achterremmen te moduleren ongeacht de belastingscondities. De dynamische remkrachtverdeling zorgt voor een evenwichtiger remgedrag, betere controle en een hogere levensduur van de remvoeringen.
09euEscalade.dut Page 269 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Indien u begint te rijden wanneer de parkeerrem nog in werking is, dan zal de waarschuwingslamp van het remsysteem beginnen te knipperen en een gongsignaal klinken om uw aandacht hierop vestigen. Zie "Waarschuwingslampje van het remsysteem" in hoofdstuk 1.
Parkeerrem Het parkeerrempedaal bevindt zich links van de linker voet van de bestuurder. De parkeerrem wordt in werking gesteld door het rempedaal met uw rechter voet ingedrukt te houden en vervolgens het parkeerrempedaal met uw linker voet in te drukken. Wanneer het contact ingeschakeld is, moet het waarschuwingslampje van het remsysteem gaan branden.
OPMERKING Rijd niet met aangetrokken parkeerrem. Rijden met de parkeerrem erop kan leiden tot oververhitting van het remsysteem en tot voortijdige slijtage van of schade aan remsysteemonderdelen. Controleer altijd of de parkeerrem volledig los is voordat u gaat rijden.
Wanneer uw voertuig is voorzien van een ontgrendelingshendel voor de parkeerrem, houd het normale rempedaal dan ingedrukt met uw rechtervoet en trek aan de hendel van de parkeerrem om de parkeerrem los te halen. Wanneer uw voertuig geen ontgrendelingshendel voor de parkeerrem heeft, drukt u met uw rechtervoet het rempedaal in en met uw linkervoet het pedaal van de parkeerrem. Wanneer u nu uw linkervoet laat opkomen, wordt de parkeerrem vrijgezet. Wanneer een voertuig met een automatische transmissie op een helling wordt geparkeerd, moet eerst de parkeerrem worden bediend voordat de keuzehendel in stand P (parkeren) wordt geplaatst.
269 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 270 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Rembekrachtiging
■ WIELOPHANGING
Uw voertuig is voorzien van rembekrachtiging. Bij hard remmen geeft het systeem automatisch extra remdruk op de wielen en wordt het ABS-systeem geactiveerd. U kunt wat trillingen voelen of een geluid horen als het systeem actief is. Het rempedaal kan iets bewegen. Dat is normaal. Houd het rempedaal stevig ingetrapt en laat het systeem voor uw werken. De remmen werken weer normaal zodra het rempedaal wordt losgelaten of de druk op het rempedaal snel afneemt.
De wielophanging van uw auto is ontworpen voor een soepele vering en stabiele wegligging.
. . . 270
Automatische niveauregeling Dit niveauregelsysteem voor de achtervering zorgt ervoor dat het weggedrag en de rijeigenschappen automatisch aan verschillende laadtoestanden van het voertuig worden aangepast. Dit systeem werkt geheel automatisch. Nadat het contactslot in de stand AAN is gezet, dan zal een luchtcompressor die is aangesloten op de achterste schokdempers er automatisch voor zorgen dat de achterkant van de auto omhoog of omlaag gaat om de juiste rijhoogte tijdens het rijden te kunnen handhaven. Wanneer het contact in de stand LOCK wordt gezet, kan het tot tien minuten duren voor de auto weer in zijn laagste stand is teruggekeerd. Het is normaal om de werking van de compressor te horen tijdens het veranderen van de rijhoogte van de auto.
09euEscalade.dut Page 271 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Magnetische stabilisatieregeling
Elektronische schokdemperregeling
Uw voertuig kan met deze voorziening zijn uitgerust. Elke hoek van de auto wordt steeds op de juiste demping afgesteld, gebaseerd op de rijsnelheid, stand van wielen t.o.v. de carrosserie, stand van het stuurwiel en de opveer-/duikkarakteristieken van de auto. Dit systeem werkt ook samen met Sleep-/trekfunctie (indien in werking) voor betere rijeigenschappen bij een beladen auto of het rijden met een aanhanger. Zie "Sleep-/trekfunctie" onder "Het rijden met een aanhanger" voor aanvullende informatie.
Uw voertuig kan met deze voorziening zijn uitgerust. De elektronische schokdemperregeling zorgt voor optimaal weggedrag en rijeigenschappen bij verschillende laadtoestanden. Dit systeem werkt geheel automatisch. Elke hoek van de auto wordt steeds op de juiste demping afgesteld, gebaseerd op de rijsnelheid, stand van wielen t.o.v. de carrosserie, stand van het stuurwiel en de opveer-/duikkarakteristieken van de auto.
Dit systeem werkt ook samen met Sleep-/trekfunctie (indien in werking) voor betere rijeigenschappen bij een beladen auto of het rijden met een aanhanger. Zie "Sleep-/trekfunctie" onder "Het rijden met een aanhanger" voor aanvullende informatie. Zie ook "Automatische niveauregeling" eerder in dit hoofdstuk.
–
–
–
271 . . .
09euEscalade.dut Page 272 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften ■ VOERTUIG BELADEN WAARSCHUWING Bij een noodstop, een botsing of een plotselinge ruk aan het stuur kunnen losse voorwerpen in het interieur in beweging komen en zo inzittenden letsel toebrengen. Berg losse voorwerpen op in de bagageruimte en verdeel het gewicht gelijkmatig. Stapel bagage nooit op tot boven de rugleuningen. Laat geen losse kinderzitjes achter in de auto. Tracht losse voorwerpen in de auto vast te zetten. Laat de rugleuning van een stoel niet neergeklapt tenzij dit noodzakelijk is.
. . . 272
Het is belangrijk dat u weet hoeveel gewicht uw auto kan dragen. Dit gewicht wordt het laadvermogen (Vehicle Capacity Weight) genoemd. Dit is inclusief het gewicht van alle inzittenden, bagage en alle optionele accessoires.
OPMERKING Uw garantie dekt geen onderdelen of componenten die defect raken als gevolg van overbelasting.
WAARSCHUWING De componenten van uw auto zijn zodanig ontworpen dat een lange levensduur is gewaarborgd, mits de toelaatbare vooren achterasbelasting niet worden overschreden. Ook de maximaal toelaatbare voor- en achterasbelasting mag niet worden overschreden. Overbelasting kan de besturing bemoeilijken en ongelukken tot gevolg hebben. Ook kan de levensduur van de auto worden bekort.
09euEscalade.dut Page 273 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3
TIRE AND LOADING INFORMATION SEATING CAPACITY
TOTAL
FRONT
REAR
The combined weight of occupants and cargo should never exceed XXX kg or XXX lbs.
TIRE FRONT REAR
ORIGINAL SIZE
COLD TIRE PRESSURE
SEE OWNER’S MANUAL FOR ADDITIONAL INFORMATION
SPARE
Informatieplaatje voor banden en belasting Op dit plaatje vindt u de gegevens over de juiste bandenmaat en de aanbevolen bandenspanning voor uw auto. Raadpleeg "Banden" in hoofdstuk 4 voor meer informatie. Het informatieplaatje voor de banden is aangebracht op de achterstijl op het frame van het bestuurdersportier.
Het vermeldt ook het maximum aantal inzittenden en het laadvermogen (Vehicle Capacity Weight) van de auto. Overschrijd het laadvermogen van uw auto niet. Zie "Identificatieplaatje" voor meer informatie. Zie ook de volgende informatie: • Tijdens het terreinrijden
Identificatieplaatje Dit plaatje, op de achterrand van het bestuurdersportier, bevat gegevens over de maten van de originele banden en de bandenspanningen die bij het GVWR (Maximaal Toelaatbaar Totaalgewicht) horen. Het GVWR is het maximaal toelaatbare gewicht van de auto in beladen toestand. Hierbij is inbegrepen het gewicht van de auto, alle inzittenden, de brandstof en de bagage plus het gewicht op de trekhaak als u een aanhanger trekt. Het gebruik van zwaardere onderdelen voor de wielophanging voor extra stevigheid hoeft niet van invloed te zijn op het toelaatbare gewicht. Vraag uw dealer voor assistentie bij het juist beladen van uw voertuig.
273 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 274 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Maximaal toegestane voor- en achterasbelasting Op de sticker staat verder ook vermeld het maximale gewicht op de vooras (de Maximaal Toelaatbare Asbelasting voor) en het maximale gewicht op de achteras (de Maximaal Toelaatbare Asbelasting achter). Het gewicht van de te vervoeren lading moet gelijkmatig worden verdeeld over de voor- en achteras. Als u twijfelt aan de gewichten aan de voorkant en achterkant van uw auto of het totaalgewicht, dan kan u de auto laten wegen op een weegbrug. Uw dealer kan u hierbij behulpzaam zijn.
. . . 274
■ TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWING Als u niet het juiste materieel gebruikt en op de juiste wijze rijdt, kunt u de macht over de auto verliezen wanneer u een aanhanger achter uw auto trekt. U kunt bij een ernstig ongeluk betrokken raken. Als bijvoorbeeld de aanhanger te zwaar is, kunnen de remmen niet goed of in het geheel niet werken. Hierdoor kunnen u en uw passagiers ernstig gewond raken.
OPMERKING Het niet juist trekken van een aanhanger kan uw auto beschadigen en dure reparaties tot gevolg hebben die niet gedekt worden door de garantie. Volg het onderstaande advies om uw aanhanger op juiste wijze te trekken. Vraag uw dealer wat het maximaal toelaatbare aanhangergewicht voor uw voertuig is.
09euEscalade.dut Page 275 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 WAARSCHUWING Indien tijdens het rijden met een aanhanger de achterste ruit is geopend, kan koolmonoxide (CO) het interieur binnendringen. CO is reukloos en niet zichtbaar. CO kan bewusteloosheid veroorzaken en fatale gevolgen hebben. Voor de maximale veiligheid tijdens het trekken van een aanhanger: • Laat uw uitlaatsysteem controleren op lekken en voer de benodigde reparaties uit voordat u aan uw reis begint. • Rij nooit met de achterklep of achterste ramen open.
WAARSCHUWING Als uitlaatgassen uw voertuig binnendringen via een raam aan de achterzijde of een andere opening, rij dan met ingeschakeld hoofdverwarmings- of koelsysteem aan de voorzijde met de ventilator op een willekeurige snelheid en een willekeurige instelling waarbij buitenlucht naar binnen wordt geleid. Hiermee wordt verse buitenlucht de auto binnengeleid. Zie "Verwarmings- en airconditioningsysteem" in hoofdstuk 1.
Het maximum totaalgewicht van een geladen aanhanger hangt af van het doel van de aanhanger en van de speciale aanhangeruitrusting. Uw dealer verstrekt u gaarne de gegevens over het aanhangergewicht, speciale uitrusting die is vereist en leverbare opties. Sleepuitrusting dient alleen door uw dealer te worden aangebracht. Uw dealer heeft de juiste specificaties voor het installeren en is op de hoogte van wijzigingen aan de auto die vereist kunnen zijn.
–
–
–
OPMERKING Maak geen scherpe bochten terwijl u een aanhanger sleept omdat de aanhanger dan uw voertuig kan raken.
275 . . .
09euEscalade.dut Page 276 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Hier volgen enkele belangrijke gegevens voor het rijden met een aanhanger: • De maximaal toelaatbare asbelastingen en het maximaal toelaatbare totaalgewicht (GVWR) mogen nooit worden overschreden. Het disselgewicht van een aanhanger moet worden opgeteld bij het totale gewicht van de auto. Zie "Voertuig beladen" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie. • Het maximaal toelaatbaar treingewicht is het maximum toelaatbare totaalgewicht van de auto en de aanhanger in beladen toestand. Vergeet niet het gewicht van de personen in het interieur van de auto. Het totaal gewicht van de auto en het aanhangergewicht mogen niet groter zijn dan het maximaal toelaatbaar treingewicht.
. . . 276
• Het rijden met een aanhanger kan worden beperkt door de disseldruk van de auto. De disseldruk mag het bruto autogewicht of het bruto gewicht van de dwarsas niet overschrijden. Het effect van extra gewicht kan het trekvermogen met meer dan het totaal aan extra gewicht verminderen. • De enige manier om u ervan te verzekeren dat u de gewichtsclassificaties niet overschrijdt is door auto en aanhanger te wegen.
• Met uw nieuwe auto mag gedurende de eerste 800 km helemaal geen aanhanger worden getrokken. De motor, assen en andere onderdelen kunnen dan worden beschadigd. • Gedurende de eerste 800 km dat u met een aanhanger rijdt, mag u niet sneller dan 80 km/u rijden en niet met volgas wegrijden. • Controleer of de banden van uw auto in koude toestand de voorgeschreven spanning hebben. Zie het bandenplaatje voor de bandenspanningsspecificaties van uw auto. Zie ook "Voertuig beladen" eerder in dit hoofdstuk voor meer informatie.
09euEscalade.dut Page 277 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 • Als u een aanhanger trekt met een auto met automatische transmissie, zet u de transmissie in stand D (normaal rijden). U kunt ervoor kiezen een lagere versnelling te kiezen wanneer de transmissie te vaak schakelt. • Parkeer een auto met aangekoppelde aanhanger niet op een helling. Indien dit echter beslist nodig is dan moet iemand u helpen om blokken tegen de aanhangerwielen te plaatsen. Raadpleeg "Parkeren op hellingen" verderop in dit hoofdstuk voor meer gegevens.
• Uw voertuig kan tekenen van oververhitting vertonen wanneer u uw motor meteen uitschakelt nadat u uw voertuig op grote hoogte op steile hellingen omhoog heeft laten slepen. Rem waar mogelijk op een vlakke ondergrond. Schakel de handrem goed in. Schakel de automatische transmissie naar P (parkeren). Laat de motor enkele minuten stationair draaien en schakel daarna pas de motor uit. Wanneer u een waarschuwing voor oververhitting krijgt, zie dan "Oververhitting van de motor" in hoofdstuk 5 voor aanwijzingen.
WAARSCHUWING Aanhangers met een gewicht van meer dan 900 kg. beladen toestand moeten voorzien zijn van deugdelijke remmen. Om het effect van het disselgewicht op de achteras van uw auto te verminderen, kiest u de kortste trekhaak waardoor de bol van de trekhaak het dichtst tegen de auto aan geplaatst wordt.
–
–
–
277 . . .
09euEscalade.dut Page 278 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Sleep-/trekfunctie Gebruik deze functie wanneer u rijdt met een zware aanhanger. Het systeem draagt bij tot het minder vaak behoeven te schakelen of meer of minder gas te geven terwijl hetzelfde schakelgevoel aanwezig is als wanneer de auto niet is belast. Wanneer u de sleep-/trekfunctie gebruikt, neemt de spanning van het laadsysteem toe zodat een accu die op een aanhanger is gemonteerd ook wordt opgeladen.
. . . 278
U kan deze functie inschakelen door de knop sleep-/trekfunctie op het eind van de keuzehendel in te drukken. Het TOW/HAUL-controlelamp gaat dan branden. De functie kan worden uitgeschakeld door de knop opnieuw in te drukken, of door de motor af te zetten. Elke keer dat het starten van de motor plaatsvindt, wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.
De sleep-/trekfunctie werkt op de meest doeltreffende wijze wanneer het gecombineerde gewicht van de auto en de aanhanger tenminste 75% bedraagt van het maximaal toelaatbare gecombineerde gewicht. De sleep-/trekfunctie is vooral nuttig onder de volgende omstandigheden: • rijden in heuvelachtige gebieden • langzaam rijden in druk verkeer of steeds stoppen en wegrijden • wanneer u de auto parkeert
09euEscalade.dut Page 279 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Als u met de auto rijdt en de sleep-/ trekfunctie is ingeschakeld maar geen aanhanger wordt getrokken of wanneer de auto licht beladen is, zult u mogelijk meer brandstof verbruiken en kan de werking van motor en transmissie minder soepel zijn. Kies de sleep-/trekfunctie alleen wanneer een aanhanger wordt gesleept of het vervoeren van grote en zware lasten nodig is.
Dit systeem werkt samen met het automatisch niveauregelsysteem voor optimaal weggedrag en optimale rijeigenschappen tijdens het rijden met een aanhanger of het slepen van zware ladingen. Zie het volgende, eerder in dit hoofdstuk, voor meer informatie: • Magnetische stabilisatieregeling • Elektronische schokdemperregeling
Trekhaak Het is van groot belang dat het juiste type trekuitrusting wordt gebruikt. Zijwind en slechte wegen zijn slechts enkele redenen hiervoor. Neem contact op met uw dealer als u nadere informatie wenst. –
–
–
279 . . .
09euEscalade.dut Page 280 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften 2. Til de onderste rand van de afdekking omhoog in een hoek van ongeveer 45°. 3. Trek de afdekking daarna omlaag en naar u toe om de afdekking te verwijderen. Berg de afdekking op een veilige plek op. AFDEKKING VAN DE TREKHAAK (WAAR AANWEZIG) Uw voertuig kan met deze voorziening zijn uitgerust. Verwijder de afdekking als volgt: 1. Draai de twee bevestigingen, onder op de afdekking, 90° linksom.
. . . 280
Plaats de afdekking als volgt terug: 1. Houd de afdekking in een hoek van 45° ten opzichte van het voertuig om de lipjes boven op de afdekking uit te lijnen met de sleuven op het achterpaneel. Druk deze omhoog zodat de lipjes vastgrijpen in het paneel. 2. Druk de onderzijde van de afdekking naar voren om de lipjes onder op de afdekking uit te lijnen met de sleuven in het paneel. Druk op de bovenste hoeken van de afdekking om deze op zijn plaats te bevestigen. 3. Draai de twee bevestigingen, onder op de afdekking, 90° naar rechts om de afdekking te bevestigen.
09euEscalade.dut Page 281 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 Veiligheidskettingen
Aanhangerremmen
Breng altijd veiligheidskettingen aan tussen de auto en de aanhanger. Kruis de kettingen onder de aanhangerkoppeling, zodat wanneer de aanhangerkoppeling mocht losraken van de trekhaak, de koppeling niet in contact kan komen met het wegdek. Instructies over veiligheidskettingen worden verstrekt door de fabrikant van de trekhaak of van de aanhanger. Trek de kettingen niet strak, anders is het niet mogelijk met uw aanhanger door bochten te rijden. De kettingen mogen nooit de grond kunnen raken.
Aanhangers met een gewicht van meer dan 900 kg. beladen toestand moeten voorzien zijn van deugdelijke remmen. Lees alle aanwijzingen die bij het aanhangerremmen worden geleverd en volg deze op. Uw voertuig is voorzien van het Stabilitrak®-systeem. Sluit het hydraulisch remsysteem van het voertuig niet aan op de aanhangerremmen.
WAARSCHUWING
Richtingaanwijzers aanhanger Wanneer een aanhanger wordt gesleept dan zullen de pijlen op het instrumentenpaneel knipperen wanneer de richtingaanwijzers in werking zijn, en dit vindt ook plaats indien de gloeilampen van de aanhanger defect zijn. U kan denken dat achter u rijdende weggebruikers uw richtingaanwijzersignalen kunnen zien, hoewel dat niet het geval is. Het is belangrijk om nu en dan te controleren of de gloeilampen van de aanhanger goed werken.
Gebruik het hydraulische remsysteem van uw voertuig niet. Anders werken de remsystemen mogelijk niet goed. De remmen kunnen dan zelfs weigeren. U of anderen kunnen gewond raken of zelfs gedood.
281 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 282 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften Parkeren op hellingen WAARSCHUWING Voorkom het parkeren op een helling wanneer de auto een aanhanger trekt. Als er iets mis gaat, zou de combinatie in beweging kunnen komen. Mensen in de nabijheid kunnen zo letsel oplopen en zowel de auto als de aanhanger kunnen worden beschadigd.
. . . 282
Parkeer een auto met aangekoppelde aanhanger niet op een helling. Wanneer het echter noodzakelijk is om op een helling te parkeren, let dan op het volgende: 1. Druk het rempedaal in, maar kies nog niet de stand P (parkeren). Indien de auto in de afrijstand op de helling staat, draai de wielen dan in de richting van de trottoirband. Met de auto in de oprijstand dient u de wielen in de richting van het verkeer te draaien. 2. Verzoek iemand om blokken tegen de aanhangerwielen te plaatsen. 3. Wanneer de wielblokken zijn aangebracht moet u het rempedaal loslaten zodat de belasting door de wielblokken wordt opgenomen. 4. Druk het rempedaal nogmaals in. Stel vervolgens de parkeerrem in werking en plaats de keuzehendel van de transmissie in de stand P (parkeren). 5. Laat het rempedaal los.
WAARSCHUWING Zet bij het verlaten van de auto altijd de keuzehendel in P (parkeerstand) en gebruik tevens de parkeerrem. Wanneer u op een helling bent geparkeerd en gereed bent om weg te rijden, houd dan het rempedaal ingedrukt tijdens het starten van de motor, het inschakelen van een versnelling en het loszetten van de parkeerrem. Rijd langzaam tot de aanhanger vrij is van de blokken. Breng de auto tot stilstand en vraag iemand om de wiggen op te rapen en op te bergen.
09euEscalade.dut Page 283 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3
Kabelboomaansluiting Bedrading zware aanhanger De kabelboom heeft twaalf afgekante draden die samen zijn gebundeld en zich achter de achterbumper bevinden.
De kabelboom van de aanhanger omvat de volgende aanhangercircuits: • Lichtblauw: remlicht van de aanhanger • Geel: richtingaanwijzer links • Bruin: achterlichten links en parkeerlichten • Donkergroen: richtingaanwijzer rechts • Grijs: achterlichten rechts en parkeerlichten • Lichtgroen: achteruitrijlichten • Paars: mistachterlichten • Rood/zwart: accuvoeding† • Roze: signaal aanhanger aangekoppeld • Zwart: aarde • Wit: massa • Donkerblauw: elektrische aanhangerremmen*†
†De zekeringen voor deze twee circuits bevinden zich in de zekeringenhouder in de motorruimte. De kabels zijn niet aangesloten. Ga naar uw dealer of een gekwalificeerde servicemonteur om de kabels aan te sluiten. *Wanneer u een losse accu oplaadt die niet is bedoeld voor een voertuig, moet u de sleep-/trekfunctie inschakelen om de spanning van het voertuigsysteem te verhogen zodat de accu goed wordt opgeladen.
–
–
–
283 . . .
09euEscalade.dut Page 284 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Starten en bedieningsvoorschriften BEDRADINGSVOORZIENINGEN ELEKTRISCHE REMREGELAAR De bedradingsvoorzieningen zijn voor de elektrische remregelaar en omvatten afgekante draden in het instrumentenpaneel. De regelaar moet bij uw dealer worden gemonteerd.
. . . 284
De kabelboom omvat de volgende circuits: • Donkerblauw: uitgang elektrische aanhangerrem • Rood/zwart: accuvoeding • Lichtblauw/wit: remschakelaar • Wit: massa Opmerking: De rood/zwart gestreepte voedingskabel wordt pas op de accu aangekoppeld wanneer de ringaansluiting is aangesloten op het elektrisch centrum in de motorruimte.
Onderhoudswerkzaamheden bij het gebruik van een aanhanger Wanneer met een aanhanger wordt gereden moeten de onderhoudswerkzaamheden met kortere intervallen worden uitgevoerd. Raadpleeg het onderhoudsoverzicht voor meer informatie. Controleer regelmatig of alle moeren en bouten van de trekhaak goed aangedraaid zijn.
09euEscalade.dut Page 285 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 3 ■ RIJDEN MET RECREATIEVE VOERTUIGEN Als u besluit uw auto achter een andere auto te slepen om op uw bestemming te worden gebruikt, dan is het belangrijk gebruik te maken van de juiste sleepuitrusting. Let op alle aanwijzingen die met de sleepuitrusting worden geleverd. De twee meest gebruikelijke methoden voor het trekken van recreatieve voertuigen zijn: • Uw auto vervoeren met alle vier wielen op de grond • Uw auto vervoeren met twee wielen op de grond en twee wielen in een dolly
UW AUTO VERVOEREN MET ALLE VIER WIELEN OP DE GROND Uw auto is niet ontwikkeld om te worden gesleept met de wielen op de grond. Neem contact op met uw dealer of een erkend sleepbedrijf als uw auto gesleept moet worden.
OPMERKING Sleep uw auto niet met de wielen op de grond. De onderdelen van de aandrijflijn zullen worden beschadigd wanneer uw auto met de wielen op de grond wordt gesleept.
UW AUTO VERVOEREN MET TWEE WIELEN OP DE GROND EN TWEE WIELEN IN EEN DOLLY Uw auto is niet ontwikkeld om te worden gesleept met de wielen op de grond. Neem contact op met uw dealer of een erkend sleepbedrijf als uw auto gesleept moet worden.
OPMERKING Sleep uw auto niet met de wielen op de grond. De onderdelen van de aandrijflijn zullen worden beschadigd wanneer uw auto met de wielen op de grond wordt gesleept.
285 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 286 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
09euEscalade.dut Page 287 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
–––– 4 Onderhou d en verz orging
Hoofdstuk 4 - Onderhoud en verzorging Onderhoudsrichtlijnen.......................................288 Uw eigen onderhoud doen ...............................288 Accessoires en aanpassingen.............................289 Brandstof ............................................................289 Ethanolbrandstof (E-85) ...................................291 Brandstofverbruik en emissiegegevens .............293 Brandstof tanken ..............................................294 Ontgrendeling van de motorkap ......................297 Motorruimte .......................................................298 Motorolie..........................................................300 Koelvloeistof .....................................................306 Automatische transmissievloeistof ....................309 Smeermiddel voor de verdeelbak.....................315 Smeermiddel vooras.........................................315 Smeermiddel achteras ......................................316 Stuurbekrachtigingsvloeistof.............................317 Remvloeistof .....................................................318 Ruitensproeiervloeistof......................................320 Accu .................................................................321 Luchtfilter/filterelement ....................................321 Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen....323
Banden ............................................................... 325 Op spanning brengen ....................................... 326 Inspecteren en verwisselen van de banden ..... 328 Banden vervangen ............................................ 330 Sneeuwkettingen .............................................. 332 Wielen................................................................. 333 Uitlijning van de wielen en uitbalancering van banden .................................................... 333 Wiel vervangen ................................................ 333 Voertuig Identificatie Nummer ........................ 335 Identificatieplaatje voor onderdelen................ 335 Zekeringen en stroomonderbrekers ................ 336 Zekeringenhouder linkerzijde van het.............. 338 Utiliteitsblok midden instrumentenpaneel....... 340 Elektrisch centrum in de motorruimte ............. 341 Gloeilampen vervangen.................................... 345 Gloeilampentabel .............................................. 347 Specificaties en inhouden ................................. 348 Specificaties van de onderdelen....................... 348 Inhouden (richtwaarden)................................. 349 Brandstofverbruik en emissiegegevens ........... 350 Zorg voor de buitenkant................................... 351
287 . . .
09euEscalade.dut Page 288 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging ■ ONDERHOUDSRICHTLIJNEN Afhankelijk van de klimatologische omstandigheden, de geografische positie, het terrein en de gebruiksomstandigheden, kunnen de voorgeschreven onderhoudsintervallen aanzienlijk verschillen. In het onderhoudsboekje zijn de voorgeschreven intervallen en de diverse onderhoudswerkzaamheden voor uw gebied opgenomen. Let erop dat de in het Nederlandstalig onderhoudsboekje genoemde onderhoudsintervallen worden opgevolgd en niet die uit de Engelstalige uitgave die in uw auto aanwezig kan zijn.
. . . 288
WAARSCHUWING Zorg ervoor dat alle materialen in overeenstemming met de milieubeschermende voorschriften worden verwerkt om het milieu en uw gezondheid te helpen beschermen. Sommige onderdelen kunnen niet worden gerecycled.
■ UW EIGEN ONDERHOUD DOEN WAARSCHUWING Wanneer u probeert zelf onderhoud aan een voertuig uit te voeren terwijl u er niet genoeg vanaf weet, dan kunt u gewond raken en kan het voertuig beschadigd raken. • Zorg dat u voldoende kennis en ervaring heeft en dat u de juiste vervangingsonderdelen en gereedschap heeft voordat u onderhoudswerkzaamheden aan een voertuig probeert uit te voeren.
09euEscalade.dut Page 289 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 WAARSCHUWING • Zorg dat u over de juiste moeren, bouten en andere bevestigingsmiddelen beschikt. Engelse en metrische bevestigingen kunnen gemakkelijk door elkaar worden gehaald. Wanneer de verkeerde bevestigingen worden gebruikt, dan kunnen onderdelen later afbreken of van het voertuig vallen. U kunt hierbij gewond raken. Gebruik het juiste onderhoudsboekje wanneer u zelf het onderhoud uitvoert.
■ ACCESSOIRES EN AANPASSINGEN Het toevoegen van accessoires aan uw voertuig kan de prestaties en veiligheid van uw voertuig beïnvloeden. Aanpassingen kunnen problemen of schade veroorzaken aan voertuigsystemen voor bijvoorbeeld airbags, remmen, stabiliteit, rij-eigenschappen, emissie, aërodynamica, duurzaamheid en elektronische systemen als ABS, tractieregeling en stabiliteitsregeling. Deze schade valt niet onder de garantie en kan invloed hebben op de resterende garantiedekking voor de betreffende onderdelen. Neem contact op met uw dealer voordat u extra uitrusting toevoegt.
–
■ BRANDSTOF –
WAARSCHUWING Benzinedampen zijn zeer brandbaar. Vermijd vonken, open vuur en roken in de nabijheid van brandstof.
–
–
289 . . .
09euEscalade.dut Page 290 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging OPMERKING
OPMERKING
OPMERKING (vervolg)
Gebruik alleen schone brandstof. Verontreinigde benzine kan de levensduur van het brandstoftoevoersysteem en de motor bekorten. Brandstoffen met het octaanverhogende toevoegingsmiddel methylcyclopentadieenmangaan-tricarbonyl (MMT) worden niet aanbevolen. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie over toevoegingsmiddelen.
Er kan brandstof met zuurstofverbindingen zoals ether en ethanol, en brandstof met een nieuwe samenstelling in uw regio beschikbaar zijn. We raden u aan deze brandstoffen alleen te gebruiken wanneer ze voldoen aan de vereiste brandstofspecificaties. Gebruik echter geen E85 (85% ethanol) en andere brandstoffen met meer dan 10% ethanol in voertuigen die niet zijn ontworpen voor deze brandstoffen.
Uw voertuig is niet ontworpen voor brandstoffen die methanol bevatten. Methanol kan metalen delen in uw brandstofsysteem laten corroderen en tevens schade veroorzaken aan kunststof en rubberen onderdelen. Schade veroorzaakt door het gebruik van brandstoffen die methanol bevatten, wordt niet gedekt door de garantie.
. . . 290
De motor van uw auto is uitsluitend geschikt voor ongelode benzine. Het gebruik van gelode benzine kan de prestaties van uw auto beïnvloeden alsmede de garantie van de auto.
09euEscalade.dut Page 291 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Gebruik van de aanbevolen brandstof is een belangrijk onderdeel van het juiste onderhoud van uw auto. U moet brandstof van hoge kwaliteit gebruiken die voldoet aan het aanbevolen minimum octaangehalte. Gebruik benzine met een octaangetal van 95 (researchmethode) of hoger. Er kan ook een gemiddelde kwaliteit benzine met een octaangetal van 91 of hoger worden gebruikt, maar hierdoor kan het acceleratievermogen van de auto iets afnemen. Opmerking: U kunt normale loodvrije benzine of ethanolbrandstof tot 85% (E85) gebruiken. Zie "Ethanolbrandstof (E-85)" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Wanneer benzine met een lager octaangetal dan voorgeschreven wordt gebruikt, kan dit tot gevolg hebben dat de motor gaat pingelen. Voortdurend gebruik van dergelijke brandstof kan beschadiging van de motor veroorzaken terwijl dan ook de garantie vervalt. Wanneer er zich toch ernstig pingelen voordoet wanneer u wel de juiste benzine heeft getankt, moet de motor worden nagekeken. Korte momenten van pingelen tijdens het oprijden van een helling of bij acceleratie zijn acceptabel.
Ethanolbrandstof (E-85) OPMERKING Gebruik geen methanol. Uw voertuig is niet ontworpen voor brandstoffen die methanol bevatten. Methanol kan metalen delen in uw brandstofsysteem laten corroderen en tevens schade veroorzaken aan kunststof en rubberen onderdelen. Schade veroorzaakt door het gebruik van brandstoffen die methanol bevatten, wordt niet gedekt door de garantie.
–
–
–
–
291 . . .
09euEscalade.dut Page 292 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging WAARSCHUWING Sommige toevoegingsmiddelen zijn niet geschikt voor gebruik met E-85-brandstof en kunnen uw brandstofsysteem beschadigen. Schade die wordt veroorzaakt door het gebruik van toevoegingsmiddelen wordt mogelijk niet gedekt door de garantie voor nieuwe voertuigen. Gebruik geen toevoegingsmiddelen met E-85-brandstof. U kunt normale loodvrije benzine of ethanolbrandstof tot 85% (E-85) gebruiken. E-85-brandstof is een mengsel van ongeveer 85% ethanol en 15% benzine. E-85 is een duurzame brandstof met een hoog octaangehalte die vooral van maïs wordt gemaakt.
. . . 292
Ethanolbrandstof moet minstens voldoen aan de specificaties van ASTM D 5798. Brandstof met het label E-85 die voldoet aan de specificaties van ASTM D 5798 bevat 70% tot 85% ethanol. Opmerking: Wanneer u de brandstoftank vult met brandstofmengsels die niet voldoen aan de ASTM-specificaties, dan kan dit invloed hebben op de rijeigenschappen en kan het storingslampje gaan branden. Zie "Storingslampje" onder "Controle- en waarschuwingslampjes" in hoofdstuk 1 voor meer informatie.
Het brandstofsysteem van uw voertuig werkt met ethanolbrandstof; de brandstofdop is geel met de tekst "E-85 or gasoline" (E-85 of benzine). Uw voertuig detecteert automatisch welk brandstofmengsel er in uw tank aanwezig is en past de motorinstellingen daarop aan. U kunt de tank met benzine of E-85 vullen, ongeacht welke brandstof er al in de tank aanwezig is.
09euEscalade.dut Page 293 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 E-85-brandstof levert minder energie dan benzine, dus u moet vaker tanken wanneer u E-85 gebruikt. Wanneer u startproblemen hebt terwijl u E-85-brandstof gebruikt, schakel dan over op normale benzine of voeg benzine toe aan de ethanolbrandstof in de brandstoftank. Wanneer u tussen benzine en E-85brandstof wisselt, voeg dan minstens 11 liter brandstof toe. Rijd meteen na het tanken minimaal 11 km met uw voertuig.
We raden u af vaak tussen benzine en E-85-brandstof te wisselen. De motor start ook goed onder koude klimaten als de E-85-brandstof in de goede verhouding voor uw klimaat wordt gebruikt. Het brandstofmengsel in de tank moet minimaal 70% ethanol bevatten om goed te starten en voor een goede verwarmingsefficiëntie bij temperaturen lager dan 0°C.
Brandstofverbruik en emissiegegevens Zie "Brandstofverbruik en emissiegegevens" verderop in dit hoofdstuk voor informatie met betrekking tot brandstofverbruik en kooldioxideemissies. –
–
–
–
293 . . .
09euEscalade.dut Page 294 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging
Brandstof tanken De brandstofvuldop bevindt zich achter een scharnierende klep aan de linkerzijde van uw auto. Het brandstofsysteem van uw voertuig werkt met ethanolbrandstof; de brandstofdop is geel met de tekst "E-85 or gasoline" (E-85 of benzine). Druk op het midden van de achterste rand van de brandstofvulopening om deze te openen.
. . . 294
Verwijder de vuldop door deze langzaam linksom te draaien. In de tankdop is een veer aanwezig. Indien de dop te snel wordt losgelaten, dan zal hij terugspringen naar rechts. Breng de vuldop weer aan door hem rechtsom te draaien. Voor het aanbrengen moet u de dop zover rechtsom draaien tot u een tikgeluid hoort. Er is meer kracht nodig om de laatste slag van de tankdop los te draaien of te verwijderen. Als de brandstofdop niet goed is geplaatst, wordt de melding TIGHTEN GAS CAP (benzinedop controleren) op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder weergegeven. Zie "Berichten van het informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1. Zie tevens "Controlelamp voor voertuigstoring" onder "Waarschuwingslampen" in hoofdstuk 1 voor meer informatie.
WAARSCHUWING Benzinedampen zijn zeer brandbaar. Vermijd vonken, open vuur en roken in de nabijheid van brandstof. Wanneer benzine over u heen spat en dit wordt vervolgens ontstoken, dan kunt u ernstig verbranden. Om verwonding van uzelf en andere te voorkomen, alle instructies op de brandstofpomp lezen en opvolgen. Zet de motor af voordat u brandstof tankt.
09euEscalade.dut Page 295 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 WAARSCHUWING Benzinedampen kunnen door statische elektriciteit ontsteken. U kunt hierdoor brandwonden oplopen en uw voertuig kan erdoor beschadigd raken. Wanneer u de tankdop wilt openen, raak dan eerst een metalen onderdeel van uw voertuig aan om de statische elektriciteit in uw lichaam te ontladen. Ga niet op uw stoel zitten tijdens het tanken. Wanneer u op uw stoel gaat zitten, kan uw lichaam zich weer opladen met statische elektriciteit.
WAARSCHUWING Wanneer u de dop snel losdraait terwijl overdruk in de tank aanwezig is, kan er brandstof naar buiten spatten. Draai daarom de dop altijd eerst gedeeltelijk los om de druk te laten ontsnappen. Indien u een sissend geluid hoort, moet u wachten tot dat niet meer hoorbaar is. Het sissende geluid betekent dat het systeem nog steeds onder druk staat. Verwijder vervolgens de dop.
OPMERKING Indien u een nieuwe dop nodig heeft, dient u er voor te zorgen dat het juiste type wordt gekocht. Een dop van een verkeerd type is misschien niet voorzien van de juiste ventilatieopening, hetgeen kan leiden tot beschadiging van het brandstofsysteem en het uitlaatsysteem. Uw dealer weet welke dop voor uw auto geschikt is.
–
–
–
–
295 . . .
09euEscalade.dut Page 296 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging WAARSCHUWING • Vul nooit een jerrycan met benzine terwijl deze zich in uw auto bevindt. • Benzine mag alleen worden afgetapt in goedgekeurde vaten. • Laat de brandstofpomp tijdens het tanken niet onbeheerd achter. • Houdt kinderen uit de buurt van de brandstofpomp. • Laat het mondstuk voor het vullen in aanraking komen met de binnenkant van de vulhals voordat het mondstuk wordt bediend. Houd contact totdat het vullen is voltooid. • Voer geen gesprekken met uw mobiele telefoon. • Rook niet tijdens het tanken van benzine.
. . . 296
WAARSCHUWING Vul de tank slechts tot het vulpistool van de brandstofpomp automatisch afsluit, waardoor er ruimte overblijft voor het uitzetten van de brandstof in de brandstoftank (veroorzaakt door warmte van de motor).
WAARSCHUWING Als er brand ontstaat terwijl u tankt, neem dan niet het vulmondstuk uit de tankopening. Stop de brandstofstroom door de pomp uit te zetten. Waarschuw het personeer van het benzinestation en verlaat onmiddellijk het gebied.
09euEscalade.dut Page 297 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 OPMERKING Lek geen brandstof op externe delen van de auto. Hierdoor kan de lak beschadigd raken. Mocht u brandstof lekken, maak het dan zo snel mogelijk schoon. –
■ ONTGRENDELING VAN DE MOTORKAP Trek aan de hendel links onder het dashboard om de motorkap te ontgrendelen.
Druk daarna de tweede veiligheidshaak aan de voorzijde van het voertuig naar rechts en open de motorkap.
–
–
–
297 . . .
09euEscalade.dut Page 298 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging WAARSCHUWING De koelventilator kan zelfs bij stilstaande motor worden ingeschakeld. Neem de nodige zorg in acht nabij een elektrische ventilator in de motorruimte.
WAARSCHUWING Laat geen brandbare vloeistoffen of materialen op een hete motor vallen. Hierdoor kan brand ontstaan, waardoor u en anderen gewond kunnen raken. Voordat u de motorkap sluit, moet u controleren of de vuldoppen goed gesloten zijn.
. . . 298
■ MOTORRUIMTE WAARSCHUWING De koelventilator kan zelfs bij stilstaande motor worden ingeschakeld. Neem de nodige zorg in acht nabij een elektrische ventilator in de motorruimte.
WAARSCHUWING Laat geen brandbare vloeistoffen of materialen op een hete motor vallen. Hierdoor kan brand ontstaan, waardoor u en anderen gewond kunnen raken.
09euEscalade.dut Page 299 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Bij het openen van de motorkap ziet u het volgende: 1. Luchtfilter/filterelement 2. Motorkoelvloeistofexpansietank en drukdop 3. Positieve accuklem 4. Accu 5. Olievuldop 6. Peilstaaf van automatische transmissie 7. Externe minpool van de accu 8. Motoroliepeilstaaf
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
2
–
–
–
1
9. Motorkoelvin 10. Stuurbekrachtigingsreservoir 11. Remvloeistofreservoir
–
12. Zekeringenhouder in motorruimte 13. Ruitensproeierreservoir
299 . . .
09euEscalade.dut Page 300 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging WAARSCHUWING
Motorolie WAARSCHUWING Oude motorolie bevat bestanddelen die ongezond zijn voor uw huid en kankerverwekkend kunnen zijn. Was uw handen na de omgang. Zie de waarschuwingen van de oliefabrikanten over het gebruik en de verwerking van olie of olieverontreinigde producten.
. . . 300
Gebruikte oliefilters en lege olieblikken mogen niet met het reguliere huisvuil worden verwerkt. Laat olie en oliefilter door een erkend onderhoudscentrum vervangen, dat bekend is met wettelijke eisen met betrekking tot de verwerking van oude olie om het milieu en uw gezondheid te beschermen.
OPMERKING Spoel het motoroliesysteem niet. De motor kan beschadigd raken en deze reparaties vallen niet onder garantie.
Teneinde een goede smering van de motor te bewerkstelligen moet de motorolie op het juiste peil worden gehouden. Enig olieverbruik is normaal, maar sommige motoren gebruiken meer olie wanneer ze nieuw zijn. De eigenaar is verantwoordelijk voor het regelmatig controleren van het oliepeil.
09euEscalade.dut Page 301 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Het vloeistofpeil controleren Het motoroliepeil kan het beste als volgt worden gecontroleerd wanneer de olie warm is: 1. Plaats de auto op een vlakke ondergrond en trek de parkeerrem aan. 2. Zet de motor af en wacht enkele minuten zodat de olie terug kan stromen in het carter. 3. Trek de peilstaaf naar buiten en veeg deze af. 4. Steek de peilstaaf weer geheel naar binnen.
OPMERKING Vul niet teveel olie bij. Als uw motor teveel olie bevat, zodat het oliepeil boven het bovenste merkteken dat het juiste bedrijfsbereik aangeeft, staat, kan uw motor worden beschadigd. –
5. Trek de peilstaaf nogmaals naar buiten en controleer het oliepeil. Houd de peilstok omlaag om een juiste waarde te krijgen. Het oliepeil moet in het oppervlak met de kruisarcering van de oliepeilstok staan. Vul olie bij indien nodig. Beschadiging van de motor kan ontstaan als het oliepeil te hoog is.
6. Steek de peilstaaf weer geheel naar binnen. –
–
–
301 . . .
09euEscalade.dut Page 302 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
T PE
ROL E U
M TUTE STI • IN
MERICA •A N
Onderhoud en verzorging
FOR GASOLINE ENGINES
C
ER
T I FI E
D
Kiezen van de juiste kwaliteit motorolie Gebruik in uw voertuig een speciale olie die voldoet aan de GM-norm GM4718M. Olie die aan deze norm voldoet, heeft ook het Starburst-symbool van het American Petroleum Institute op de verpakking. Gebruik uitsluitend olie met het Starburst-symbool van het American Petroleum Institute op de verpakking.
. . . 302
Uw voertuig is in de fabriek voorzien van synthetische olie Mobil 1®, die voldoet aan alle specificaties voor uw voertuig. Wanneer u de olie ververst, gebruik dan olie die aan de GM-norm GM 4718M voldoet en waarvan de verpakking is voorzien van het American Petroleum Institute Starburst-symbool. Wanneer u de olie niet ververst, maar alleen bijvult om het motoroliepeil te handhaven, kan het zijn dat olie die aan de GM-norm GM 4718M voldoet niet verkrijgbaar is. Bij alle temperaturen kunt u dan 5W-30-olie met het Starburstsymbool op de verpakking als vervanger gebruiken. Vervangende olie die niet voldoet aan de GM-norm GM4718M mag niet worden gebruikt bij het verversen van de olie.
Wanneer er geen olie die voldoet aan de GM-norm GM4718M beschikbaar is, gebruik dan olie die voldoet aan de Service SM- of GMLL-A-025-servicevereisten van het American Petroleum Institute.
OPMERKING Het gebruik van een verkeerd type motorolie kan leiden tot motorschade die niet door de garantie wordt gedekt.
09euEscalade.dut Page 303 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Wanneer u geen olie kunt vinden met de aanbevolen viscositeit, maak dan een schatting van het temperatuurbereik waarbij uw voertuig tot de volgende olieverversingsbeurt wordt gebruikt en gebruik de tabel om een alternatief te kiezen dat voldoet aan de kwaliteitsnormen.
SAE 0W-30 SAE 5W-30 SAE 10W-30 SAE 5W-40 SAE 10W-40
°C -30 °F -22
-20 -4
-10 14
0 32
Kiezen van olie met de juiste viscositeit SAE 5W-30 is het beste voor uw voertuig.
10 50
20 68
–
OPMERKING
30 86
40 104
50 122
Het gebruik van motorolie met andere viscositeit dan aanbevolen kan schade veroorzaken aan de motor. De reparaties worden niet gedekt door uw garantie.
–
–
–
Bij temperaturen lager dan -29° C kan ook een SAE 5W-30-olie worden gebruikt om gemakkelijker koud te starten en de motor beter te beschermen.
303 . . .
09euEscalade.dut Page 304 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging Additieven Voeg niets toe aan de motorolie. Olie van de aanbevolen kwaliteit is het enige dat u nodig heeft voor goede prestaties en bescherming van de motor. Neem contact op met uw dealer wanneer u een probleem denkt te hebben dat met de motorolie te maken heeft.
. . . 304
Verversingstermijnen van motorolie Afhankelijk van de klimatologische omstandigheden, de geografische positie, het terrein en de rijomstandigheden kunnen de voorgeschreven intervallen voor het verversen van de olie en het vervangen van het oliefilter aanzienlijk verschillen. In het onderhoudsboekje zijn de voorgeschreven intervallen vermeld voor het verversen van de olie en vervangen van het oliefilter die in uw gebied van toepassing zijn. Let erop dat de in het Nederlandse onderhoudsboekje genoemde onderhoudsintervallen worden opgevolgd en niet die uit het Engelstalige boekje dat in uw auto aanwezig kan zijn.
De in het onderhoudsoverzicht voorgeschreven intervallen voor het verversen van de olie en het vervangen van het oliefilter zijn gebaseerd op het gebruik van kwaliteitsolie en van filters van uitstekende kwaliteit. Het gebruik van andere olie dan wordt aanbevolen of het verversen van de olie en het vervangen van het oliefilter met langere intervallen dan aanbevolen, kan leiden tot kortere levensduur van de motor. Hoe vaak u de olie moet verversen, hangt af van uw rijstijl, motortoerentallen en motortemperatuur. Afhankelijk van uw rijomstandigheden kan het kilometerinterval waarna een olieverversing noodzakelijk is, aanzienlijk variëren.
09euEscalade.dut Page 305 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Wanneer de melding CHANGE ENGINE OIL SOON (motorolie snel verversen) wordt weergegeven, moet u de motorolie binnen de volgende 1000 km verversen. Zelfs als het systeem voor de levensduur van de olie niet aangeeft dat olie verversen noodzakelijk is, moeten motorolie en filter minimaal eenmaal per jaar worden vervangen. Wanneer u de olie heeft ververst, moet het controlesysteem voor de levensduur van de olie worden gereset. Ga naar uw dealer voor een onderhoudsbeurt.
Zie het volgende onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1 voor aanvullende informatie: • Menu Voertuiginformatie - OIL LIFE REMAINING (resterende levensduur olie) Raadpleeg voor meer informatie over de bewaking van de levensduur van de motorolie de rubriek "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1. Enig olieverbruik is normaal, maar sommige motoren gebruiken meer olie wanneer ze nieuw zijn. De eigenaar is verantwoordelijk voor het regelmatig controleren van het oliepeil.
OPMERKING Beschadiging van de motor door het niet nakomen van de onderhoudsadviezen valt niet onder de garantie van het nieuwe voertuig. –
–
–
–
305 . . .
09euEscalade.dut Page 306 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging WAARSCHUWING Het koelsysteem van uw auto staat onder druk. Vul alleen koelvloeistof bij wanneer het koelsysteem koud is.
Koelvloeistof WAARSCHUWING Raadpleeg "Oververhitting van de motor" in hoofdstuk 5 als de motor te heet wordt. Door een oververhitte motor te laten draaien, zelfs gedurende korte tijd, kan brand ontstaan met de mogelijkheid van verwondingen en/of ernstig lichamelijk letsel en ernstige schade aan het voertuig.
. . . 306
Het koelsysteem van uw auto is ontworpen voor koelvloeistof (een mengsel van ethyleenglycol, anticorrosiemiddelen en water), in plaats van alleen water. Gebruik een 50/50-mengsel van schoon water en DEX-COOL®-koelvloeistof. Als u dit mengsel gebruikt, hoeft u niets anders bij te voegen.
WAARSCHUWING Het kan gevaar opleveren indien alleen water of andere vloeistof dan de aanbevolen koelvloeistof wordt toegevoegd. De motor kan oververhit raken, maar de waarschuwingslamp gaat niet branden. De motor kan in brand vliegen en u of anderen verwonden.
OPMERKING Als er teveel water in het koelvloeistofmengsel is, kan de vloeistof bevriezen en de motor en andere auto-onderdelen laten barsten.
09euEscalade.dut Page 307 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 OPMERKING
OPMERKING
Vervang het correcte koelvloeistofmengsel niet door andere typen vloeistoffen. Wanneer u dit wel doet, kan voortijdige corrosie ontstaan en de koelvloeistof moet dan vaker worden ververst. Schade veroorzaakt doordat niet de aanbevolen koelvloeistof is gebruikt, wordt niet gedekt door de garantie.
Als u de juiste koelvloeistof gebruikt, hebt u geen extra toevoegingen of inhibitors nodig. Deze kunnen schadelijk zijn voor het voertuig. Gebruik alleen de aanbevolen vloeistof. Zie "Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen" verderop in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING De koelventilator kan zelfs bij stilstaande motor worden ingeschakeld. Neem de nodige zorg in acht nabij een elektrische ventilator in de motorruimte. Controleer het koelvloeistofpeil met regelmatige tussenpozen, zoals bijvoorbeeld wanneer benzine wordt getankt. Het controleren van het koelvloeistofpeil kan plaatsvinden op de doorzichtige expansietank zonder de dop te verwijderen. Plaats de auto op vlakke grond.
–
–
–
–
307 . . .
09euEscalade.dut Page 308 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging
Het peil moet op of boven de peilstreep FULL COLD staan.
WAARSCHUWING Stoom en hete vloeistof kunnen uit een heet koelsysteem naar buiten spuiten en ernstige brandwonden veroorzaken. Draai de dop niet los wanneer de motor en het koelsysteem heet zijn.
. . . 308
Als het expansievat leeg is, raadpleeg dan"Oververhitting van de motor" in hoofdstuk 5 voor de juiste bijvulmethode. Indien het koelvloeistofpeil laag is, voeg dan een 50/50 mengsel bestaande uit water en DEXCOOL®-koelvloeistof toe tot het voorgeschreven peil is bereikt. Breng de dop weer aan. Zet de dop stevig vast. Raadpleeg het onderhoudsboekje om vast te stellen wanneer de koelvloeistof moet worden ververst.
WAARSCHUWING Onder sommige omstandigheden is ethyleenglycol in koelvloeistof ontvlambaar. Voorkom brandwonden en zorg dat nooit koelvloeistof wordt gemorst op het uitlaatsysteem of op hete motoronderdelen. Als u twijfelt, laat het bijvullen dan uitvoeren door een vakkundig automecanicien.
OPMERKING De expansietankdop is een dop met een drukventiel en moet stevig worden vastgedraaid om verlies van koelvloeistof en mogelijke motorschade door oververhitting te voorkomen.
WAARSCHUWING Gebruikte koelvloeistof mag niet met het reguliere huisvuil worden verwerkt. Laat de koelvloeistof door een erkend onderhoudscentrum vervangen, dat bekend is met wettelijke eisen met betrekking tot de verwerking van oude koelvloeistof om het milieu en uw gezondheid te beschermen.
09euEscalade.dut Page 309 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4
Automatische transmissievloeistof Het is meestal niet nodig om de transmissievloeistof in uw voertuig te controleren. Er kan vloeistof lekken wanneer de transmissie oververhit is of wanneer er een lek in de transmissie zit. Wanneer er een kleine hoeveelheid vloeistof lekt, moet u het vloeistofpeil controleren aan de hand van de procedure die in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Wanneer er een grote hoeveelheid vloeistof lekt, moet uw voertuig voor onderhoud naar de garage. Wanneer uw voertuig moet worden gesleept, zie dan "Slepen van het voertuig" in hoofdstuk 5 voor informatie over het slepen. Vervang de vloeistof en het filter met de intervallen die in het onderhoudsschema worden vermeld. Zie het overzicht "Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen" verderop in dit hoofdstuk om na te gaan wat voor soort vloeistof moet worden gebruikt.
OPMERKING Schade veroorzaakt doordat niet de aanbevolen koelvloeistof is gebruikt, wordt niet gedekt door de garantie. –
–
–
–
309 . . .
09euEscalade.dut Page 310 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging HET VLOEISTOFPEIL CONTROLEREN
OPMERKING Teveel of te weinig vloeistof kan uw transmissie beschadigen.
WAARSCHUWING Vul niet meer vloeistof toe aan de automatische transmissie dan noodzakelijk. Wanneer u te veel vloeistof bijvult, kan er lekkage ontstaan op de hete onderdelen van de motor of het uitlaatsysteem, waardoor er brand kan ontstaan.
OPMERKING Bij te weinig vloeistof kan de transmissie oververhit raken.
. . . 310
Controleer het vloeistofpeil zorgvuldig zodat u een nauwkeurige waarde krijgt. Plaats de auto op vlakke grond. De motor moet draaien en de transmissie moet in de stand P (parkeren). Bereid uw voertuig verder als volgt voor om het vloeistofpeil te controleren: 1. Trek de parkeerrem aan. 2. Houd het rempedaal ingedrukt en plaats de keuzehendel op de beurt in elke schakelstand, waarbij u ongeveer 3 seconden in elke stand wacht. Plaats de keuzehendel dan in de stand P (parkeren). Laat het rempedaal niet los. 3. Laat de motor ongeveer minstens één minuut stationair draaien (500-800 omw/min). Laat het rempedaal langzaam los.
4. U kunt bepalen welke procedure u moet gebruiken (de controleprocedure bij koude of warme motor) door op de toets voor reis-/brandstofinformatie op het instrumentenpaneel te drukken en zo de temperatuur van de transmissie op het informatiecentrum voor de bestuurder weer te geven. Zorg dat de motor draait terwijl u de transmissietemperatuur controleert met behulp van het informatiecentrum voor de bestuurder. Zie het volgende onder "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1 voor aanvullende informatie: - Menu Reis-/brandstofinformatie TRANS TEMP (transmissietemperatuur)
09euEscalade.dut Page 311 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Het vereiste bereik voor de vloeistoftemperatuur bij een koude of warme motor wordt onder de controleprocedures bij koude en warme motor vermeld. Wanneer de weergegeven temperatuur niet binnen het bereik voor een van beide procedures valt, moet u het voertuig laten afkoelen tot de temperatuur voor de procedure bij koude motor of de motor laten draaien totdat transmissietemperatuur het bereik voor de procedure bij warme motor bereikt. 5. Ga verder met de juiste procedure voor vloeistofcontrole.
Controleprocedure bij koude motor Voer deze procedure voor vloeistofcontrole uit wanneer de transmissietemperatuur tussen 27 en 32°C ligt. Controleer alleen bij een koude motor om te bepalen of er voldoende vloeistof in de transmissie zit en er veilig met de transmissie kan worden gereden totdat er een controle bij warme motor kan worden uitgevoerd. De controleprocedure bij hete motor is de meest nauwkeurige methode om het vloeistofpeil te controleren.
Voer na een controle bij koude motor zo snel mogelijk een controle bij een warme motor uit, wanneer de vloeistof de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt. 1. Bereid uw voertuig voor zoals wordt beschreven onder "Het vloeistofpeil controleren". 2. Zoek de peilstok voor de transmissievloeistof. Zie "Motorruimte" eerder in dit hoofdstuk om de locatie te bepalen. 3. Til de handgreep op en trek de peilstaaf eruit, maak deze schoon en schuif hem dan weer helemaal naar binnen, terwijl de motor stationair draait.
311 . . .
–
–
–
–
09euEscalade.dut Page 312 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging 4. Wacht ongeveer 3 seconden, trek de peilstaaf nogmaals naar buiten controleer het vloeistofpeil. Houd de peilstok omlaag om een juiste waarde te krijgen. Controleer beide kanten en let op het laagste peil. 5. Controleer het vloeistofpeil daarna altijd nog een keer. Wanneer de inconsistente metingen aanhouden, controleer dan of de ontluchtingsslang van de transmissie schoon en niet verstopt is. Ga naar uw dealer wanneer de metingen nog altijd inconsistent zijn. Wanneer de waarden consistent zijn, gaat u verder met de procedure.
. . . 312
6. Wanneer het peil binnen het bereik voor een koude motor valt, plaatst u de peilstok terug. U kunt de transmissie gebruiken totdat de vloeistof heet genoeg is om een controle bij hete motor uit te voeren. Wanneer het peil niet binnen het bereik voor koude motor valt, moet u waar nodig vloeistof bijvullen of aftappen zodat het peil in het midden van het gearceerde gebied voor het koude bereik staat. Plaats de peilstok terug. Gebruik de transmissie daarna totdat de vloeistof heet genoeg is om een controle bij een hete motor uit te voeren.
Opmerking: • Wanneer u vloeistof bijvult, vul dan niet te veel bij. Over het algemeen is er minder dan 0,5 l vloeistof nodig. • Wanneer er vloeistof moet worden bijgevuld, kan het 15 minuten of langer duren voordat u een nauwkeurige waarde krijgt. • Wanneer de peilstaaf weer wordt aangebracht, vergeet dan niet om de handgreep terug en omlaag te drukken om de peilstaaf vast te zetten. Voer na een controle bij koude motor zo snel mogelijk een controle bij een warme motor uit, wanneer de vloeistof de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
09euEscalade.dut Page 313 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Controleprocedure bij hete motor Voer deze procedure voor de vloeistofcontrole uit wanneer de transmissietemperatuur tussen 71 en 93°C ligt. De controleprocedure bij hete motor is de meest nauwkeurige methode om het vloeistofpeil te controleren. Voer na een controle bij koude motor zo snel mogelijk een controle bij een warme motor uit, wanneer de vloeistof de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
Het vloeistofpeil stijgt terwijl de vloeistoftemperatuur toeneemt, dus het is belangrijk dat de transmissietemperatuur binnen het juiste bereik valt. 1. Bereid uw voertuig voor zoals wordt beschreven onder "Het vloeistofpeil controleren". 2. Zoek de peilstok voor de transmissievloeistof. Zie "Motorruimte" eerder in dit hoofdstuk om de locatie te bepalen.
3. Til de handgreep op en trek de peilstaaf eruit, maak deze schoon en schuif hem dan weer helemaal naar binnen, terwijl de motor stationair draait. 4. Wacht ongeveer 3 seconden, trek de peilstaaf nogmaals naar buiten controleer het vloeistofpeil. Houd de peilstok omlaag om een juiste waarde te krijgen. Controleer beide kanten en let op het laagste peil.
–
–
–
–
313 . . .
09euEscalade.dut Page 314 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging 5. Controleer het vloeistofpeil daarna altijd nog een keer. Wanneer de inconsistente metingen aanhouden, controleer dan of de ontluchtingsslang van de transmissie schoon en niet verstopt is. Ga naar uw dealer wanneer de metingen nog altijd inconsistent zijn. Wanneer de waarden consistent zijn, gaat u verder met de procedure.
. . . 314
6. Het peil moet binnen het gearceerde gebied voor een warme motor staan. Wanneer het peil niet binnen het gearceerde gebied valt, moet u waar nodig vloeistof bijvullen of aftappen zodat het peil in het midden van het gearceerde gebied valt. Plaats de peilstok terug.
Opmerking: • Wanneer u vloeistof bijvult, vul dan niet te veel bij. Over het algemeen is er minder dan 0,5 l vloeistof nodig. • Wanneer er vloeistof moet worden bijgevuld, kan het 15 minuten of langer duren voordat u een nauwkeurige waarde krijgt. • Wanneer de peilstaaf weer wordt aangebracht, vergeet dan niet om de handgreep terug en omlaag te drukken om de peilstaaf vast te zetten.
09euEscalade.dut Page 315 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Smeermiddel voor de verdeelbak Controleer de vloeistof volgens de intervallen die zijn vermeld in het onderhoudsschema. Zie het overzicht "Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen" verderop in dit hoofdstuk om na te gaan wat voor soort vloeistof moet worden gebruikt. Het vloeistofpeil controleren: 1. Plaats de auto op een vlakke ondergrond en trek de parkeerrem aan. 2. Zet de motor af.
Smeermiddel vooras
3. Controleer het peil van het smeermiddel na het verwijderen van de plug. Voeg smeermiddel toe indien nodig tot het peil de onderkant van het vulpluggat bereikt. Draai de plug tijdens het aanbrengen niet overmatig stevig vast.
Het is niet nodig om de vloeistof regelmatig te controleren, tenzij u denkt dat het systeem kan lekken of u ongebruikelijke geluiden hoort. Vloeistofverlies in dit systeem kan duiden op een probleem. Laat het systeem controleren. Zie het overzicht "Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen" verderop in dit hoofdstuk om na te gaan wat voor soort vloeistof moet worden gebruikt. Het vloeistofpeil controleren: 1. Plaats de auto op een vlakke ondergrond en trek de parkeerrem aan. 2. Zet de motor af.
315 . . .
–
–
–
–
09euEscalade.dut Page 316 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging Smeermiddel achteras
3. Controleer het peil van het smeermiddel na het verwijderen van de plug. - Wanneer het differentieel koud is, moet u indien nodig smeermiddel bijvullen, tot het peil tot 3,2 mm onder het vulpluggat staat. - Wanneer het differentieel warm is, dient u smeermiddel toe te voegen indien nodig, tot het peil de onderkant van het vulpluggat bereikt.
. . . 316
Het is niet nodig om de vloeistof regelmatig te controleren, tenzij u denkt dat het systeem kan lekken of u ongebruikelijke geluiden hoort. Vloeistofverlies in dit systeem kan duiden op een probleem. Laat het systeem controleren. Assen worden naar vloeistofhoeveelheid gevuld in plaats van tot aan een bepaald niveau. De aflezing is afhankelijk van hoe lang de auto heeft stilgestaan. Let erop dat de achteras ondersteund moet worden om een goede aflezing te verkrijgen. Zie het overzicht "Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen" verderop in dit hoofdstuk om na te gaan wat voor soort vloeistof moet worden gebruikt.
Het vloeistofpeil controleren: 1. Plaats de auto op een vlakke ondergrond en trek de parkeerrem aan. 2. Zet de motor af. 3. Controleer het peil van het smeermiddel na het verwijderen van de plug. Het juiste peil is 1 tot 19 mm onder de onderkant van het vulpluggat. Voeg alleen voldoende vloeistof toe om het peil tot het juiste niveau te laten stijgen.
09euEscalade.dut Page 317 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4
Stuurbekrachtigingsvloeistof Het is niet nodig om de stuurbekrachtigingsvloeistof regelmatig te controleren, tenzij u denkt dat het systeem kan lekken of u ongebruikelijke geluiden hoort. Vloeistofverlies in dit systeem kan duiden op een probleem. Laat het systeem controleren.
Het vloeistofpeil controleren: 1. Zet het contact af en laat de motorruimte afkoelen. 2. Veeg de dop en de bovenzijde van het reservoir schoon. 3. Draai de dop los en veeg de peilstaaf schoon. Plaats de dop terug en draai deze stevig vast. 4. Verwijder de dop opnieuw en controleer het vloeistofniveau op de peilstaaf. Wanneer het motorcompartiment koel is, moet het vloeistofniveau de peilstreep FULL COLD bereiken.
Als het peil laag is, vul dan voldoende vloeistof bij zodat het peil weer op het juiste punt op de peilstok staat. Zie het overzicht "Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen" verderop in dit hoofdstuk om na te gaan wat voor soort vloeistof moet worden gebruikt. Voeg alleen voldoende vloeistof toe om het peil te laten stijgen tot het merkteken.
–
–
OPMERKING Wanneer de verkeerde vloeistof wordt gebruikt, kunnen de onderdelen van het systeem beschadigd raken. Gebruik altijd de aanbevolen vloeistof. Schade veroorzaakt doordat niet de aanbevolen koelvloeistof is gebruikt, wordt niet gedekt door de garantie.
317 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 318 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging
Remvloeistof Er zijn twee redenen waarom het remvloeistofpeil in de hoofdremcilinder lager kan worden. De eerste is dat het remvloeistofpeil aanvaardbaar lager wordt tijdens normale slijtage van de remvoeringen. Zodra nieuwe remvoeringen worden aangebracht, zal het vloeistofpeil weer hoger worden. De andere reden is dat er sprake kan zijn van lekkage in het remsysteem. Indien dit het geval is, moet u het remsysteem laten repareren.
. . . 318
Het is niet aan te bevelen steeds remvloeistof bij te vullen. Remvloeistof bijvullen zal lekkage niet verhelpen. Wanneer u vloeistof toevoegt wanneer de remvoeringen zijn gesleten, zal het vloeistofreservoir te vol raken na het monteren van nieuwe remvoeringen. Alleen bij werkzaamheden aan het hydraulische systeem van de remmen mag remvloeistof worden bijgevuld of afgetapt.
WAARSCHUWING Eventuele overtollige remvloeistof kan op de motor lekken. De vloeistof kan, wanneer de motor heet is, tot ontbranding komen. U, maar ook anderen, kunnen ernstige brandwonden oplopen en de auto kan worden beschadigd. Voeg alleen remvloeistof toe bij het uitvoeren van werkzaamheden aan het hydraulische remsysteem.
WAARSCHUWING Gebruikte remvloeistof mag niet met het reguliere huisvuil worden verwerkt. Laat de remvloeistof door een erkend onderhoudscentrum vervangen, dat bekend is met de wettelijke eisen met betrekking tot de verwerking van oude remvloeistof om het milieu en uw gezondheid te beschermen. Controleer het vloeistofpeil in het 'doorzichtige' reservoir van de hoofdremcilinder met de tussenpozen die zijn vermeld in het onderhoudsoverzicht.
09euEscalade.dut Page 319 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4
Het peil moet zich tussen de MINen MAX-merktekens bevinden. Wanneer het remvloeistofpeil laag is, gaat het waarschuwingslampje voor het remsysteem branden. Zie "Waarschuwingslampje van het remsysteem" in hoofdstuk 1.
Nadat werkzaamheden zijn verricht aan het hydraulische remsysteem en het vloeistofpeil laag is, voeg dan DOT-3 vloeistof toe uit een gesloten blik tot het juiste peil is bereikt. Om verontreiniging van de remvloeistof te voorkomen, controleert u of het remreservoir en dop goed schoon zijn voordat u de dop verwijdert. Zie "Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen" verderop in dit hoofdstuk.
OPMERKING Verkeerde remvloeistof kan de componenten van het systeem ernstig beschadigen. Gebruik steeds de juiste remvloeistof.
OPMERKING
–
Lek geen brandstof op externe delen van de auto. Hierdoor kan de lak beschadigd raken. Mocht u brandstof lekken, maak het dan zo snel mogelijk schoon.
–
WAARSCHUWING
–
Met verkeerde vloeistof in het remsysteem kunnen de remmen niet goed werken. U kunt zo een aanrijding veroorzaken. Gebruik altijd de juiste remvloeistof.
–
319 . . .
09euEscalade.dut Page 320 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging Raadpleeg voor meer informatie "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1. 1. Open de dop met het sproeiersymbool. 2. Vul ruitensproeiervloeistof bij, tot het reservoir vol is.
Ruitensproeiervloeistof Gebruik ruitensproeiervloeistof zoals GM Optikleen® in plaats van water om bevriezing te voorkomen en de ruiten beter te reinigen. Wanneer het ruitensproeierreservoir bijna leeg is, wordt op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder WASHER FLUID LOW -ADD FLUID (sproeiervloeistofpeil laag -- voleistof bijvullen) weergegeven.
. . . 320
OPMERKING • Wanneer u een geconcentreerde sproeiervloeistof gebruikt, moet u de instructies van de fabrikant volgen. • Voeg geen water toe aan gebruiksklare ruitensproeiervloeistof. De vloeistof kan bevriezen, waardoor het ruitensproeiersysteem wordt beschadigd. • Vul het reservoir van de ruitensproeiers bij zeer lage buitentemperaturen slechts 3/4, zodat de vloeistof kan uitzetten. • Gebruik geen koelvloeistof voor de ruitensproeiers. Het sproeiersysteem en de lak kunnen worden beschadigd door motorkoel vloeistof.
09euEscalade.dut Page 321 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Accu Uw voertuig is voorzien van een onderhoudsvrije accu. Wanneer het tijd is voor een nieuwe accu, koop dan één met hetzelfde vervangingsnummer als op het label van de oorspronkelijke accu. • De accu hoeft nooit te worden bijgevuld. • Wanneer het voertuig langere tijd niet wordt gebruikt, moet u de kabel van de minpool ("-") van de accu loskoppelen of een druppellader op de accu aansluiten om te voorkomen dat de accu leegloopt.
WAARSCHUWING Accu's bevatten zuur dat brandwonden kan veroorzaken en gas dat kan exploderen. Handel uiterst voorzichtig om ernstig letsel te voorkomen. Zie het hoofdstuk "Gebruik van dit instructieboekje" voor aanwijzingen hoe veilig nabij de accu kan worden gewerkt. Accupolen, aansluitklemmen en aanverwante accessoires bevatten lood en loodcomponenten die kanker en verminderde vruchtbaarheid kunnen veroorzaken. Was uw handen na de omgang.
Luchtfilter/filterelement Het luchtfilter is voorzien van een wegwerpfilterelement. Vervang het filter met de tussenpozen die in het onderhoudsoverzicht zijn vermeld. –
–
–
–
321 . . .
09euEscalade.dut Page 322 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging 4. Reinig het pakkingsoppervlak van het luchtfilter en het filterelement. 5. Breng een nieuw filter aan door de handelingen voor het verwijderen in omgekeerde volgorde te verrichten.
WAARSCHUWING Verwijderen en vervangen van het luchtfilter: 1. Draai alle schroeven los waarmee het deksel is bevestigd.
. . . 322
2. Licht het deksel op en verwijder het luchtfilter. Probeer zo weinig mogelijk vuil los te maken. 3. Weg van het motorcompartiment het filter zachtjes uitschudden om stof en vuil te verwijderen. Vervang het filter als er vuil aangekoekt blijft.
Het luchtfilter moet goed zijn aangebracht, tenzij reparaties of onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. Indien de motor wordt gestart en het luchtfilter niet goed is aangebracht, kan de motor terugslaan en kan brand ontstaan.
09euEscalade.dut Page 323 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 ■ AANBEVOLEN VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN GEBRUIK
VLOEISTOF/SMEERMIDDEL
Motorolie
Om de vereiste kwaliteit en viscositeit te bepalen van de olie voor de motor van uw auto, zie "Motorolie" eerder in dit hoofdstuk.
Koelvloeistof
50/50-mengsel van schoon drinkwater en gebruik uitsluitend DEX-COOL®-koelvloeistof. Zie "Koelvloeistof" eerder in dit hoofdstuk.
Hydraulisch remsysteem
Delco Supreme 11® remvloeistof of gelijkwaardige DOT-3 remvloeistof.
Ruitensproeiervloeistof
GM Optikleen®-ruitensproeiervloeistof. GM stuurbekrachtigingsvloeistof (GM onderdeelnummer 89021184).
Stuurbekrachtigingssysteem Automatische transmissie Slotcilinders Chassissmering Voor- en achteras Verdeelbak
–
–
DEXRON®-VI automatische-transmissievloeistof. Multi-purpose smeermiddel, Superlube® (GM onderdeelnummer 12346241). Chassissmeermiddel dat aan de voorwaarden van NLGI-klasse 2 voldoet, categorie LB of GC-LB (GM onderdeelnummer 12377985) SAE 75W-90 synthetisch assmeermiddel (GM-onderdeelnummer 89021677) dat voldoet aan GM-specificatie 9986115. DEXRON®-VI automatische-transmissievloeistof.
323 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 324 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging ■ AANBEVOLEN VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN (VERVOLG) GEBRUIK
VLOEISTOF/SMEERMIDDEL
Motorkapscharnieren
Multi-purpose smeermiddel, Superlube® (GM onderdeelnummer 12346241).
Motorkap- en portierscharnierenpennen, achterklepscharnieren, neerklapbare zitplaatsen en brandstofklepscharnier Buitenste draaipunten van de achterklephandgreep Onderhoud afdichtstrip
Multi-purpose smeermiddel, Superlube® (GM onderdeelnummer 12346241).
Piepen van portier- en kofferbakrubbers
Synthetisch vet met teflon, Superlube® (GM onderdeelnummer 12371287).
. . . 324
Multi-purpose smeermiddel, Superlube® (GM onderdeelnummer 12346241). Smeermiddel voor afdichtstrips (GM-onderdeelnummer 3634770) of diëlektrisch siliconenvet (GM-onderdeelnummer 12345579).
09euEscalade.dut Page 325 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 ■ BANDEN Uw nieuwe auto wordt geleverd met banden van hoge kwaliteit, gemaakt door een gerenommeerde bandenfabrikant. Raadpleeg voor vragen over de garantie van uw banden het garantieboekje van de fabrikant dat bij de gebruikershandleiding van uw voertuig wordt geleverd, vraag uw dealer of de bandenfabrikant.
WAARSCHUWING Rijden met slecht onderhouden of een verkeerd type banden is gevaarlijk. • Voorkom overbelasting van de banden. Overbelaste banden kunnen oververhit worden. Zo'n band kan klappen en een ernstig ongeval veroorzaken.
WAARSCHUWING • Zorg voor voldoende bandenspanning. Te lage bandenspanning kan oververhitting veroorzaken. Zo'n band kan klappen en een ernstig ongeval veroorzaken. • Controleer de bandenspanning regelmatig. De bandenspanning moet worden gecontroleerd terwijl de banden koud zijn. • Voorkom te hoge bandenspanning. Banden met te hoge spanning raken gemakkelijker lek. • Versleten, oude banden kunnen ongevallen veroorzaken. Wanneer het loopvlak ernstig versleten is of de band beschadigd is, moet deze vervangen worden • Als u van plan bent met hogere snelheden te gaan rijden, zie dan "Bediening bij hogere snelheden" verderop in dit hoofdstuk voor informatie over de bandenspanning.
Banden van 22 inch Wanneer uw voertuig is uitgerust met banden van 22 inch en de afmetingen P285/45R22, dan zijn dit "lage" banden met een breed loopvlak. Deze banden zijn niet geschikt voor terreinrijden of commercieel gebruik zoals sneeuwruimen. Zie het volgende in hoofdstuk 3 voor meer informatie: • Tijdens het terreinrijden
–
–
–
–
325 . . .
09euEscalade.dut Page 326 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging OP SPANNING BRENGEN Zie het bandenplaatje voor de bandenspanningsspecificaties van uw auto. Om de plaats te bepalen van het bandenplaatje van uw auto, zie "Voertuig beladen" in hoofdstuk 3. Op het bandenplaatje zijn de juiste bandenspanningen vermeld voor banden in koude toestand. Koud betekent dat de auto drie uur of langer heeft stilgestaan of - indien er toch mee is gereden - niet meer dan 1,5 km heeft afgelegd.
. . . 326
Voor optimale prestaties van de banden moet de bandenspanning worden aangehouden die op het plaatje onder "cold" is vermeld. Voorkom echter overbelasting van uw auto. Zie Voertuig beladen in hoofdstuk 3. Het handhaven van de bandenspanning voor koude banden, zoals vermeld op het bandenplaatje, zal lager brandstofverbruik, langere levensduur van de banden, meer rijcomfort en beter algeheel rijgedrag tot gevolg hebben. Controleer uw banden minstens eens per maand. Vergeet daarbij niet het reservewiel.
OPMERKING Verkeerde bandenspanning heeft een negatieve invloed op de levensduur van de banden en de prestaties van de auto. Door te lage bandenspanning ontstaat overmatige doorbuiging en oververhitting van de band, waardoor de sterkte van de band vermindert en beschadiging kan ontstaan. Ook overbelasting, abnormale slijtage, slechte rijeigenschappen en een hoog brandstofverbruik zijn het gevolg. Te hoge bandenspanning veroorzaakt abnormale slijtage van de banden en slechte rijeigenschappen die kunnen leiden tot beschadiging van de auto door stootbelastingen tijdens het rijden.
09euEscalade.dut Page 327 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Om de bandenspanning te controleren en aan te passen: Met alleen een visuele inspectie van de banden kunt u niet nagaan of deze de correcte spanning hebben. Radiaalbanden kunnen eruit zien alsof ze de juiste spanning hebben, ook als de bandenspanning te laag is. Voor het controleren van de bandenspanning wordt het gebruik aanbevolen van een kleine bandenspanningmeter van goede kwaliteit. Verwijder het ventieldopje. Druk de meter stevig tegen het ventiel om de druk te meten.
Als de druk laag is, voegt u lucht toe totdat de aanbevolen druk is bereikt. Als u te veel lucht toevoegt, laat de lucht dan weglopen door op het metalen staafje in het midden van het ventiel te drukken. Controleer de bandenspanning opnieuw. Zorg ervoor dat u de ventieldopjes terugplaatst op de ventielen. Ze helpen lekkages te voorkomen door vuil en vocht uit de band te weren.
BEDIENING BIJ HOGERE SNELHEDEN
WAARSCHUWING Als u bij hoge snelheden van 160 km/u of harder rijdt, komen de banden meer onder druk te staan. Langdurig bij hogere snelheden rijden zorgt dat de banden overmatig warm worden en zelfs beschadigd kunnen raken. Het voertuig kan bij een aanrijding betrokken raken, waarbij u of uw medepassagiers kunnen overlijden. Sommige banden die geschikt zijn voor hogere snelheden moeten worden aangepast als u er hard mee wilt rijden. Waar de maximale snelheid en de wegomstandigheden toelaten dat er hard met een voertuig wordt gereden, moet u ervoor zorgen dat de banden geschikt zijn voor hogere snelheden, in uitstekende conditie zijn en op de juiste koude bandenspanning voor de voertuigbelasting zijn ingesteld.
327 . . .
–
–
–
–
09euEscalade.dut Page 328 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging Wanneer uw voertuig is uitgerust met bandenmaat P265/65R18 of P285/45R22 en u wilt, waar wettelijk toegestaan, 160 km/u of sneller rijden, dan moet de bandenspanning in koude toestand 20 kPa boven de aanbevolen bandenspanning op het informatieplaatje van de band worden ingesteld. Zodra u weer minder snel gaat rijden, brengt u de banden weer op de koude bandenspanning zoals vermeld op het informatieplaatje voor bandenspanning. Zie "Auto beladen" in hoofdstuk 3 voor meer informatie.
. . . 328
Inspecteren en verwisselen van de banden Controleer de banden en wielen regelmatig op abnormale slijtage of schade. Zorg dat het reservewiel goed is bevestigd. Zie de volgende informatie: • Lekke band verwisselen - Banden en krikuitrusting opbergen De banden gaan langer mee wanneer u de banden laat controleren en rouleren volgens de in het onderhoudsboekje voorgeschreven intervallen.
Volg het bovenstaande schema voor het juiste rouleerpatroon. Breng de voor- en achterbanden op de spanning die is vermeld op het informatieplaatje voor de banden nadat de wielen zijn verwisseld. Bij het rouleren van de banden moet u het reservewiel niet laten meedoen.
09euEscalade.dut Page 329 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 WAARSCHUWING Wanneer er roest of vuil zit op het wiel of op die delen van de auto waarmee het wiel in aanraking komt, kan dat tot gevolg hebben dat de wielbouten na verloop van tijd loslopen. Hierdoor kan het wiel geheel loskomen en een ongeval veroorzaken. Wanneer u een wiel verwisselt, maak dan de plaatsen schoon waar het wiel met de auto in aanraking komt. In noodgevallen kunt u daarvoor een doek of een stuk papier gebruiken. Zorg er echter voor dat u later, als dat nodig is, met behulp van een schraper of een staalborstel de contactvlakken goed reinigt.
WAARSCHUWING Door verkeerde of niet goed vastgedraaide wielmoeren kan het wiel losraken en zelfs van de auto lopen. Dit zou tot een ernstig ongeval kunnen leiden. Overtuig u ervan dat u de juiste wielmoeren gebruikt.
OPMERKING Wanneer de wielmoeren niet met het juiste aanhaalmoment zijn vastgezet, kunnen trillingen ontstaan tijdens het remmen en kan de remschijf worden beschadigd. Om kostbare reparaties aan het remsysteem te voorkomen, moeten de wielmoeren gelijkmatig en in de juiste volgorde met het voorgeschreven aanhaalmoment worden vastgezet. Zie "Specificaties en inhouden" verderop in dit hoofdstuk voor het juiste aanhaalmoment van de wielmoeren.
–
–
–
–
329 . . .
09euEscalade.dut Page 330 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging BANDEN VERVANGEN Het rubber in de banden van uw voertuig neemt na verloop van tijd af in kwaliteit, zelfs als de banden niet worden gebruikt. Hoe snel dit gaat, is afhankelijk van een aantal factoren. Rijsnelheid, toestand van de weg, temperaturen, belasting van het voertuig en of de banden regelmatig worden opgepompt hebben invloed op de verouderingssnelheid van de banden. Wanneer de banden worden onderhouden volgens het onderhoudsschema, dan moeten de banden waarschijnlijk worden vervangen voordat ze door veroudering zijn afgeschreven.
. . . 330
A
Uw banden zijn voorzien van slijtageindicators . Deze geven aan wanneer de profieldiepte van het loopvlak tot 1,6 mm of minder is gesleten. Wanneer deze slijtage-indicators op drie plaatsen rondom de band zichtbaar worden, zoals is afgebeeld, is vervanging van de band vereist. Ook bij het constateren van de volgende afwijkingen moet de band worden vernieuwd: • Insnijdingen, scheuren of andere beschadigingen in het loopvlak of de zijkanten van de band, van een zodanige omvang dat de koordlagen zichtbaar zijn.
• De band heeft een bult, uitstulping of inkeping. Let op: Sommige in de handel verkrijgbare truckbanden zijn niet voorzien van slijtage-indicatoren. Op het informatieplaatje voor de banden is de juiste bandenmaat voor uw auto vermeld. Om de plaats te bepalen van het bandenplaatje van uw auto, zie "Voertuig beladen" in hoofdstuk 3. We raden u aan alle vier de banden tegelijkertijd te laten vervangen. Wanneer er minder dan vier banden worden vervangen, kan dit invloed hebben op de remprestaties en het weggedrag van uw voertuig. Nieuwe banden moeten altijd van dezelfde maat en hetzelfde merk zijn, hetzelfde laadvermogen hebben en van dezelfde constructie zijn als de af fabriek gemonteerde banden.
09euEscalade.dut Page 331 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 WAARSCHUWING Het gebruik van verschillende bandenmerken, -maten en typen op uw voertuig (anders dan het merk, de maat en het type dat oorspronkelijk op uw voertuig was gemonteerd) kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest tijdens het rijden en kan uw voertuig ook beschadigen. Gebruik banden van hetzelfde merk, dezelfde maat en hetzelfde type op alle wielen. Wanneer u een band of wiel monteert met een andere maat dan oorspronkelijk werd gebruikt, kan dit problemen of schade veroorzaken aan diverse voertuigsystemen, zoals de remmen, rijeigenschappen en de weerstand tegen omrollen, en elektronische systemen zoals ABS, tractieregeling, stabiliteitsregeling en airbags die activeren bij omrollen.
WAARSCHUWING Wanneer u wielen met verschillende maten gebruikt en wanneer er banden worden geselecteerd die niet worden aanbevolen voor die wielen, kunnen de prestaties en veiligheid van uw voertuig niet aanvaardbaar zijn. De kans op aanrijdingen en ernstig letsel wordt hierdoor groter. Gebruik alleen specifieke GMwielen en -bandensystemen die voor uw voertuig zijn ontwikkeld en laat ze door een door GM gecertificeerde monteur aanbrengen.
WAARSCHUWING Rijdt niet sneller dan de maximumsnelheid waarvoor de banden zijn vervaardigd, ongeacht de wettelijk toegestane snelheid. Indien dikwijls en/of gedurende lange perioden zeer snel moet worden gereden dient u contact op te nemen met uw voertuig-/bandendealer betreffende banden van het juiste type voor uw doel en de weersomstandigheden in het gebied waar het voertuig wordt gebruikt.
–
–
–
OPMERKING Wanneer de auto lange tijd buiten gebruik wordt gesteld, kan dit het ontstaan van platte kanten op de banden veroorzaken.
331 . . .
–
09euEscalade.dut Page 332 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging WAARSCHUWING Indien de auto is voorzien van diagonaalbanden, dan kunnen er in de velgflenzen na vele kilometers rijden scheurtjes ontstaan. Een band en/of wiel kan dan plotseling defect raken, met als gevolg een ongeluk. Gebruik alleen radiaalbanden voor de wielen van uw voertuig.
. . . 332
SNEEUWKETTINGEN Voordat u sneeuwkettingen gaat gebruiken, dient u eerst de bandenfabrikant te raadplegen om er zeker van te zijn dat de sneeuwkettingen compatibel zijn met de banden van uw auto.
OPMERKING Geadviseerd wordt om sneeuwkettingen alleen te gebruiken op banden van het formaat P265/ 70R17. Gebruik alleen sneeuwkettingen waar dit is toegestaan en alleen wanneer dit noodzakelijk is. Gebruik sneeuwkettingen met de juiste grootte voor uw auto. Monteer ze zo strak mogelijk om de achterbanden, met de uiteinden stevig bevestigd. Rijd langzaam en volg de aanwijzingen van de fabrikant van de sneeuwkettingen.
OPMERKING (vervolg) Indien de kettingen hoorbaar in aanraking komen met de auto, breng het voertuig dan tot stilstand en trek de kettingen strakker. Rijd langzamer als de kettingen nog steeds contact maken, tot geen geluid meer hoorbaar is. Door met sneeuwkettingen te snel te rijden of de wielen te laten slippen, raakt uw auto beschadigd.
Reservewiel Zie "Reservewiel" in hoofdstuk 5 voor meer gegevens.
09euEscalade.dut Page 333 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 ■ WIELEN Uitlijning van de wielen en uitbalancering van banden Als er ongebruikelijke bandenslijtage optreedt of als het voertuig een kant optrekt, moet de uitlijning eventueel opnieuw worden ingesteld. Als het voertuig vibreert wanneer u rijdt op een gladde weg, moeten de wielen eventueel worden uitgebalanceerd.
Wiel vervangen Vervang een wiel waarvan de velg is vervormd, gescheurd, geroest of gecorrodeerd. Indien wielmoeren telkens opnieuw loslopen, moeten de wielmoeren en -bouten worden vervangen.
Hoewel sommige aluminium wielen gerepareerd kunnen worden, moeten andere typen wielen worden vervangen indien luchtlekkage aanwezig is. Gebruik alleen nieuwe originele GM-onderdelen. Raadpleeg uw dealer.
WAARSCHUWING Het gebruik van verkeerde onderdelen kan gevaarlijk zijn. Het kan invloed hebben op de werking van het remsysteem en het rijgedrag van de auto. U kunt de macht over het stuur verliezen en uzelf en anderen in gevaar brengen.
OPMERKING Het verkeerde wiel kan problemen veroorzaken voor de levensduur van de lagers, koeling van de remmen, kalibratie van snelheidsmeter en dagteller, koplampafstelling, bumperhoogte, bodemvrijheid van het voertuig en de vrije ruimte tussen band en carrosserie en chassis.
–
–
WAARSCHUWING Een gebruikt wiel op een voertuig doen is gevaarlijk. U weet dan niet hoe het wiel is gebruikt of hoeveel ermee is gereden. Het wiel kan plotseling kapot gaan en een ongeluk veroorzaken.
333 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 334 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging WAARSCHUWING Wanneer er roest of vuil zit op het wiel of op die delen van de auto waarmee het wiel in aanraking komt, kan dat tot gevolg hebben dat de wielbouten na verloop van tijd loslopen. Hierdoor kan het wiel geheel loskomen en een ongeval veroorzaken. Wanneer u een wiel verwisselt, maak dan de plaatsen schoon waar het wiel met de auto in aanraking komt. In noodgevallen kunt u daarvoor een doek of een stuk papier gebruiken. Zorg er echter voor dat u later, als dat nodig is, met behulp van een schraper of een staalborstel de contactvlakken goed reinigt.
WAARSCHUWING Smeer nooit olie of vet op de wielbouten of wielmoeren. Hierdoor zouden de moeren kunnen losraken. Wanneer als gevolg hiervan het wiel van de auto loopt, zou een ernstig ongeval kunnen ontstaan.
. . . 334
WAARSCHUWING Door verkeerde of niet goed vastgedraaide wielmoeren kan het wiel losraken en zelfs van de auto lopen. Dit zou tot een ernstig ongeval kunnen leiden. Overtuig u ervan dat u de juiste wielmoeren gebruikt. Vooral bij een eventuele vervanging is het belangrijk om erop te letten dat u nieuwe wielmoeren van het juiste type krijgt. Zie "Specificaties en inhouden" verderop in dit hoofdstuk voor het juiste aanhaalmoment van de wielmoeren.
OPMERKING Wanneer de wielmoeren niet met het juiste aanhaalmoment zijn vastgezet, kunnen trillingen ontstaan tijdens het remmen en kan de remschijf worden beschadigd. Om kostbare reparaties aan het remsysteem te voorkomen, moeten de wielmoeren gelijkmatig en in de juiste volgorde met het voorgeschreven aanhaalmoment worden vastgezet.
09euEscalade.dut Page 335 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4
SAMPLE4UX1M072675
■ VOERTUIG IDENTIFICATIE NUMMER Dit nummer is het wettelijke identificatienummer voor uw voertuig.
Het voertuigidentificatienummer staat vermeld op een plaatje op de voorste hoek van het instrumentenpaneel aan de bestuurderszijde. Het plaatje is van buitenaf zichtbaar via de voorruit van het voertuig. U kunt dit nummer ook op één van de volgende locaties vinden: • het chassis en/of subframe aan de rechterzijde van het voertuig. • Identificatieplaatje voor onderdelen • Certificatiesticker Het achtste karakter van het VIN is de motorcode. Deze code heeft u nodig ter identificatie van de motor, voertuigspecificaties en reserveonderdelen.
■ IDENTIFICATIEPLAATJE VOOR ONDERDELEN Dit plaatje bevindt zich in het handschoenenkastje. Deze informatie is handig wanneer u onderdelen moet bestellen. Op dit plaatje treft u de volgende informatie aan: • het identificatienummer van de auto (VIN) • de modelaanduiding • informatie over carrosserielak • een lijst met alle fabrieksopties en speciale uitrustingen Verwijder dit informatieplaatje niet uit de auto.
335 . . .
–
–
–
–
09euEscalade.dut Page 336 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging ■ ZEKERINGEN EN STROOMONDERBREKERS De circuits van de elektrische installatie in uw auto zijn tegen kortsluiting beveiligd door middel van een combinatie van zekeringen, stroomonderbrekers en thermische beveiligingen. De kans op brand door kortsluiting wordt hierdoor belangrijk verminderd.
. . . 336
Wanneer u ooit pech onderweg krijgt en u heeft geen reservezekering, kunt u een zekering met dezelfde doorsmeltwaarde lenen van een ander circuit. Neem de zekering van een circuit waar u geen gebruik van behoeft te maken (bijvoorbeeld van de radio of de aansteker) en gebruik deze zekering als de doorsmeltwaarde overeenkomt met die van de doorgesmolten zekering. Vervang de zekering zo spoedig mogelijk. De zekeringenhouder van het instrumentenpaneel bevindt zich aan de linkerzijde van het instrumentenpaneel.
Verwijder het deksel om de zekeringenhouder te kunnen bereiken. Ook is een middelste utiliteitsblok aanwezig onder het instrumentenpaneel, aan de linkerkant van de stuurkolom. In de motorruimte bevinden zich meer zekeringen. Wanneer u het deksel van een zekeringenhouder wilt verwijderen, drukt u de lipjes op het deksel in en tilt u het deksel eraf.
09euEscalade.dut Page 337 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 A 20
U kunt de zekeringen verwijderen met de speciale zekeringtrekker.
OPMERKING Knoei geen vloeistoffen op de elektrische onderdelen van uw voertuig; dit kan schade veroorzaken. Plaats het deksel van de zekeringenhouder altijd weer terug wanneer u klaar bent.
Let op de zilverkleurige draad in de zekering. Vervang de zekering indien de draad is gesmolten of gebroken. De nieuwe zekering moet dezelfde afmeting en doorsmeltwaarde hebben als de oude.
–
–
–
–
337 . . .
09euEscalade.dut Page 338 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging Zekering
Beveiligde circuits
3
Achtergrondverlichting stuurwielbediening Regelmodule bestuurdersportier Interieurverlichting; Linker richtingaanwijzer Linker richtingaanwijzer; Stoplicht Achtergrondverlichting instrumentenpaneel Rechter richtingaanwijzer; Stoplicht Module passagiersportier; Ontgrendelfunctie bestuurder Elektrisch bedienbare portiervergrendeling 2 (Ontgrendelfunctie) Elektrisch bedienbare portiervergrendeling 2 (Vergrendelfunctie) Remlichten; Centraal/hoog remlicht Klimaatregelsysteem achter Elektrisch bediende buitenspiegels
27 28
4 5 30
6 7
29
8 9 10 11
Zekeringenhouder linkerzijde van het Zekering
Beveiligde circuits
1 2
Achterstoelen Aansluitpunt bagageruimte achterin
. . . 338
12 13 14
09euEscalade.dut Page 339 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Zekeringenhouder links instrumentenpaneel (vervolg) Zekering
Beveiligde circuits
Zekering
Beveiligde circuits
15 16
Regelmodule carrosserie Aansluitpunten voor elektrische accessoires Interieurverlichting Elektrisch bedienbare portiervergrendeling 1 (Ontgrendelfunctie) Entertainmentsysteem voor achterpassagiers (Indien van toepassing) Ultrasoon hulpsysteem bij inparkeren ; Elektrisch bediende achterklep Elektrisch bedienbare portiervergrendeling 1 (Vergrendelfunctie) Informatiecentrum voor de bestuurder Ruitenwisser achter
24
Geventileerde stoelen (Indien van toepassing) Module bestuurdersstoel; Centrale vergrendeling met afstandsbediening Elektrisch bestuurdersportierslot (Ontgrendelfunctie)
17 18 19 20 21 22 23
25 26
–
Stroomonderbreker 27
Elektrisch bedienbare raam links
Kabelboomconnector 28 29 30
–
–
Bedradingsconnector bestuurdersportier Bedradingsconnector carrosserie Bedradingsconnector carrosserie
–
339 . . .
09euEscalade.dut Page 340 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging
CB1 BODY 2
CB2
HEADLINER
CB3
3
CB4
HEADLINER
BODY 1
2 HEADLINER
BODY 3
1
SEO/ UPFITTER
Utiliteitsblok midden instrumentenpaneel Zekering
Beveiligde circuits
BODY 2 BODY 1 BODY 3
Bedradingsconnector carrosserie 2 Bedradingsconnector carrosserie 1 Bedradingsconnector carrosserie 3
. . . 340
Zekering
Beveiligde circuits
HEADLINER 3 HEADLINER 2 HEADLINER 1 SEO/UPFITTER
Bedradingsconnector 3 hemelbekleding Bedradingsconnector 2 hemelbekleding Bedradingsconnector 1 hemelbekleding Niet in gebruik
Stroomonderbreker
Gebruik
CB1 CB2 CB3 CB4
Elektrisch bedienbare raam rechts Passagiersstoel Bestuurdersstoel Niet in gebruik
09euEscalade.dut Page 341 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Naam
Beveiligde circuits
2
Elektronische stabiliteitsregeling voor de wielophanging; Automatische niveauregeling/uitlaat Richtingaanwijzer links aanhanger Regelaars motorwerking Elektronische regelmodule; Gasklepbediening Niet in gebruik Ruitensproeier voor de voorruit Zuurstofsensoren ABS-systeem 2 Achteruitrijlampen aanhanger Dimlicht koplamp, links Elektronische regelmodule (Accu) Brandstofinjectors; Bobines (rechts) Transmissieregelmodule (Accu) Achteruitrijlichten
3 4 5
Elektrisch centrum in de motorruimte Naam
Beveiligde circuits
1
Remlicht/richtingaanwijzers rechts aanhanger
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
341 . . .
–
–
–
–
09euEscalade.dut Page 342 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging Elektrisch centrum in de motorruimte (vervolg) Naam
Beveiligde circuits
Naam
Beveiligde circuits
16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Dimlicht koplamp, rechts Airconditioningcompressor Zuurstofsensoren Transmissieregelaars (Ontsteking) Brandstofpomp Regelmodule brandstofsysteem Claxon Ruitensproeier achter Brandstofinjectors; Bobines (links) Parkeerlichten links aanhanger Stadslicht - links Stadslicht - rechts; Parkeerlichten rechts aanhanger Mistlampen voor Claxon
30 31 32 33
Grootlicht koplamp, rechts Dagverlichting (Indien van toepassing) Grootlicht koplamp, links Dagverlichting 2 (Indien van toepassing) Zonnedak (Indien van toepassing) Ontstekingssysteem met sleutel; Antidiefstalsysteem Ruitenwisser Niet in gebruik Elektrisch instelbare pedalen Bedieningsorganen klimaatregeling (Accu) Airbagsysteem (Ontsteking) Versterker
28 29
. . . 342
34 35 36 37 38 39 40 41
09euEscalade.dut Page 343 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Elektrisch centrum in de motorruimte (vervolg) Naam
Beveiligde circuits
Naam
Beveiligde circuits
42 43 44 45 46 47
Geluidsinstallatie Overige (Ontsteking); Cruise control Ontgrendeling achterklep Airbagsysteem (Accu) Instrumentenpaneel Mistlampen achter; Richtingaanwijzers aanhanger Extra klimaatregeling (Ontsteking) Centraal/hoog remlicht Achterruitverwarming Verwarming buitenspiegels Mistlampen achter; Remlichten aanhanger Aansteker; Aansluitcontact accessoires Relais compressor automatische niveauregeling
55
Bedieningsorganen klimaatregeling (Ontsteking) Elektronische regelmodule; Secundaire brandstofpomp (Ontsteking) Ventilator 1 Compressor automatische niveauregeling Niet in gebruik Ventilator 2 ABS-systeem 1 Startmotor Stud 2 (remmen aanhanger) CAN-bus elektrisch centrum 1 Elektrisch bediende treeplanken (Indien van toepassing) Sproeiersysteem verwarmde voorruit
48 49 50 51 52 53 54
56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
343 . . .
–
–
–
–
09euEscalade.dut Page 344 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging Elektrisch centrum in de motorruimte (vervolg) Naam
Beveiligde circuits
Naam
Beveiligde circuits
67 68
Relais
Gebruik
FAN HI FAN LO FAN CNTRL
Hoge snelheid koelventilator Lage snelheid koelventilator Koelvinregeling
HDLP LO/ HID FOG LAMP A/C CMPRSR STRTR PWR/TRN FUEL PMP PRK LAMP REAR DEFOG RUN/ CRANK
Koplampregeling
72
Niet in gebruik Stud 1 (accuvoeding connector aanhanger) CAN-bus elektrisch centrum 1 Ventilator klimaatregeling Eenheid elektrisch bedienbare achterklep CAN-bus elektrisch centrum 2
69 70 71
. . . 344
Mistlampen voor Airconditioningcompressor Startmotor Aandrijflijn Brandstofpomp Parkeerlichten Achterruitverwarming Geschakelde voeding
09euEscalade.dut Page 345 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 ■ GLOEILAMPEN VERVANGEN Informeer bij uw dealer voor de werkwijze bij het vervangen van gloeilampen die niet in dit hoofdstuk zijn vermeld.
Halogeenlampen
WAARSCHUWING Halogeen gloeilampen bevatten onder druk staand gas en kunnen door een val of krassen barsten. U en anderen kan dan letsel worden toegebracht. Volg de instructies op, die op de verpakking van de gloeilamp staan.
–
Achteruitrijlampen/Mistachterlichten 1. Open de achterklep.
–
–
–
345 . . .
09euEscalade.dut Page 346 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging 4. Breng een nieuwe gloeilamp aan en verricht de demontagehandelingen in omgekeerde volgorde. Zorg dat de gaten in de eenheid goed zijn uitgelijnd met de ronde uiteinden van de bevestigingspennen. 2. Verwijder de schroeven en trek de lampeenheid naar buiten. Trek de verlichtingseenheid recht naar achteren om de pennen op de eenheid los te halen. 3. Druk het lipje (waar aanwezig) in en draai de houder linksom los. Trek de gloeilamp recht uit de houder.
. . . 346
Kentekenverlichting 1. Verwijder de twee schroeven uit elke lampeenheid. 2. Draai de gloeilampeenheid en trek de eenheid door de opening in de lijst van de achterklep. 3. Draai de gloeilampfitting tegen de klok in om deze te verwijderen. Trek de gloeilamp recht uit de houder. 4. Breng een nieuwe gloeilamp aan en verricht de demontagehandelingen in omgekeerde volgorde.
09euEscalade.dut Page 347 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 ■ GLOEILAMPENTABEL Informeer bij uw dealer voor gloeilampen die niet in dit hoofdstuk zijn vermeld. Achteruitrijlampen/Mistachterlichten..................................................................................................... 7440 Kentekenverlichting ...............................................................................................................................W5W
–
–
–
–
347 . . .
09euEscalade.dut Page 348 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging ■ SPECIFICATIES EN INHOUDEN Specificaties van de onderdelen 6,2 L V8-motor Type .........................................................................................................................................................V8 VIN-code....................................................................................................................................................2 Motorvermogen ......................................................................................................301 kW bij 5700 min-1 Motorkoppel...........................................................................................................565 Nm bij 4300 min-1 Oliefilter ................................................................. 89017524**....................................................... PF48* Luchtfilter/filterelement ......................................... 15908916**.................................................. A3086C* Bougies .................................................................. 12609877**.....................41-985* (Afstand 1,01 mm) Aanhaalmoment wielmoeren......................................................................................................... 190 Nm * AC Delco®-onderdelennummer ** GM onderdeelnummer
. . . 348
09euEscalade.dut Page 349 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 Inhouden (richtwaarden) Brandstoftank........................................................................................................................................98,4 L Carter * (Hoeveelheid inclusief filter)†.....................................................................................................5,7 L Transmissie (Carter verwijderen en filter vervangen)†.............................................................................5,7 L Airconditioningkoelmiddel (R-134a) .............................................................................................................‡ Verdeelbak†.............................................................................................................................................1,4 L Koelsysteem† ........................................................................................................................................16,7 L * Vervang filter tijdens het verversen van de olie. † Vloeistofpeil na het vullen controleren. ‡ Zie voor de hoeveelheid koelvloeistof van het airconditioningssysteem het waarschuwingslabel voor de koelvloeistof onder de motorkap. Deze informatie staat ook in het onderhoudsboekje van uw voertuig.
–
–
–
–
349 . . .
09euEscalade.dut Page 350 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging ■ BRANDSTOFVERBRUIK EN EMISSIEGEGEVENS Brandstofverbruik Stadsverkeer......................................................................................................................... 19,8 L/100 km Snelweg ............................................................................................................................... 11,3 L/100 km Gecombineerd..................................................................................................................... 14,4 L/100 km Kooldioxide-emissies Stadsverkeer.................................................................................................................................470 g/km Snelweg .......................................................................................................................................268 g/km Gecombineerd.............................................................................................................................342 g/km
. . . 350
09euEscalade.dut Page 351 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 4 ■ ZORG VOOR DE BUITENKANT WAARSCHUWING Zorg dat de riem van de veiligheidsgordel niet wordt vervuild met poetsmiddel, olie, chemicalieen en vooral accuzuur. U kunt de riem reinigen met een milde zeep en water. De gordel moet worden vervangen als de riem rafelig, vuil of beschadigd is. General Motors heeft producten voor onderhoud van de buitenkant en zorg voor uw voertuig. Neem contact op met uw dealer als u nadere informatie wenst.
Wielen en banden
OPMERKING U kunt schade aan verschroomde wielen en velgen voorkomen door uw voertuig altijd te wassen als u op wegen hebt gereden die zijn behandeld met magnesium, calcium of natriumchloraat.
OPMERKING Gebruik bij het reinigen van aluminium velgen geen sterke zeep, chemicaliën, schurend polijstmiddel of reinigingsmiddel, schurende borstels of reinigingsmiddelen die zuur bevatten. Gebruik geen chroompolijstmiddel op aluminium velgen. Het oppervlak van de wielen kan beschadigd raken en deze reparaties vallen niet onder garantie.
–
–
–
–
351 . . .
09euEscalade.dut Page 352 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Onderhoud en verzorging Gebruik voor de velgen van uw voertuig een schone, zachte doek die vochtig is gemaakt met water en een mild reinigingsmiddel. Spoel de velgen af met schoon water en droog ze goed af. Breng daarna eventueel wax aan op de velgen.
. . . 352
OPMERKING
OPMERKING
Rijd niet met uw voertuig door een autowasstraat waarin borstels van siliconencarbide voor de velgen worden gebruikt. De velgen kunnen beschadigd raken en deze reparaties vallen niet onder garantie.
Wanneer u een bandenmiddel op basis van petroleum gebruikt, veeg dan altijd het overtollige middel van de gelakte oppervlakken van het voertuig. Anders kunnen de laklaag en/of de banden beschadigd raken.
09euEscalade.dut Page 353 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
–––– – 5 Werk zaa mhe den in noo dgevallen
Hoofdstuk 5 - Werkzaamheden in noodgevallen Starten met een hulpaccu..................................354 Slepen van de auto.............................................358 Oververhitting van de motor ............................359 Koelvloeistof controleren en bijvullen...............362 Lekke band verwisselen .....................................366 Wiel verwisselen................................................372 Banden en krikuitrusting opbergen ..................377 Veiligheidshaak .................................................383 Reservewiel .......................................................387
Als uw voertuig vast komt te zitten ................. 388 Het voertuig voor- en achteruit laten rollen..... 388 Sleepogen........................................................ 389 Gegevensverzameling en gegevensrecorders voor gebeurtenissen ........................................ 390
353 . . .
09euEscalade.dut Page 354 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen ■ STARTEN MET EEN HULPACCU Als de accu in het voertuig ontladen is kan een ander voertuig met een 12V accu en hulpstartkabels worden gebruikt om de motor te starten. Het andere voertuig moet over een 12 V-accu met een negatieve massa beschikken.
OPMERKING Als het andere voertuig niet over een 12 V-accu met een negatieve massa beschikt, kunnen beide voertuigen beschadigd raken.
WAARSCHUWING Accu's bevatten zuur dat brandwonden kan veroorzaken en gas dat kan exploderen. Handel uiterst voorzichtig om ernstig letsel te voorkomen. Zie het hoofdstuk "Gebruik van dit instructieboekje" voor aanwijzingen hoe veilig nabij de accu kan worden gewerkt. Zorg er voor dat geen accuzuur met de huid in aanraking kan komen. Mocht u accuzuur in uw ogen of op uw huid krijgen, spoel de plek dan met water en consulteer onmiddellijk een arts.
WAARSCHUWING Nieuwe GM-auto's zijn altijd voorzien van een onderhoudsvrije accu. Wanneer echter toch een ander type accu met celdoppen gemonteerd is, controleer dan of de cellen voldoende vloeistof bevatten. Vul bij met water als het niveau laag staat, zodat er geen explosieve gassen aanwezig kunnen zijn. Gebruik nabij een accu nooit lucifers of open vuur. Gebruik een zaklantaarn als u moet bijlichten.
OPMERKING De motor zal niet starten door de auto aan te duwen of te slepen; hierdoor kan de auto zelfs worden beschadigd.
. . . 354
09euEscalade.dut Page 355 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 Verricht de volgende handelingen om uw auto met een hulpaccu te starten:
OPMERKING Als deze aanwijzingen niet worden opgevolgd, kan ernstige schade aan uw auto tot gevolg hebben. De reparaties worden niet gedekt door uw garantie. 1. Plaats de auto's voldoende dicht bij elkaar om de hulpstartkabels te kunnen aansluiten. De auto's mogen elkaar niet raken.
WAARSCHUWING Voorkom dat de auto's in beweging komen tijdens de handelingen voor het starten met een hulpaccu door de parkeerrem van beide auto's stevig aan te trekken. Kies de stand P (parkeren) bij een voertuig met automatische transmissie en zet een handgeschakelde transmissie in N(neutraal) voordat u de parkeerrem aantrekt. 2. Zet van beide auto's het contact uit. Zet de radio's af en schakel alle lampen uit die niet nodig zijn. Verwijder alle accessoires die eventueel zijn aangesloten op de aansluiting van de aansteker of die voor elektrische accessoires.
OPMERKING Een ingeschakelde radio of andere accessoires kunnen ernstig worden beschadigd. De reparaties worden niet gedekt door uw garantie. –
WAARSCHUWING De koelventilator kan zelfs bij stilstaande motor worden ingeschakeld. Neem de nodige zorg in acht nabij een elektrische ventilator in de motorruimte.
–
–
–
–
355 . . .
09euEscalade.dut Page 356 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen 3. Open nu de motorkap en zoek de positieve (+) en de negatieve (-) accupool op.
WAARSCHUWING Controleer dat de hulpstartkabels geen losse of ontbrekende isolatie hebben. Indien deze kabels zijn beschadigd, kunt u een elektrische schok oplopen en worden de auto's mogelijk beschadigd.
WAARSCHUWING Ventilatoren of andere bewegende motoronderdelen kunnen ernstig letsel veroorzaken. Houdt uw handen uit de buurt van bewegende onderdelen, zodra de motor draait. Uw auto heeft positieve (+) en negatieve (-) externe accuklem. De positieve (+) externe accuklem bevindt zich achter een rood kunststof klepje (indien van toepassing). Open het klepje om de aansluitklem te kunnen bereiken.
. . . 356
De negatieve (-) externe accuklem is een tapeind aan de voorzijde van de motorruimte waar de negatieve accukabel wordt bevestigd. Maak steeds gebruik van de positieve en negatieve accuklemmen op afstand in plaats van de accuklemmen op de accu van de auto.
OPMERKING Sluit positief (+) niet aan op negatief (-), hierdoor veroorzaakt u kortsluiting die de accu en mogelijk andere delen kan beschadigen. Sluit de negatieve (-) kabel niet aan op de negatieve (-) pool van de ontladen accu, omdat hierdoor vonken kunnen ontstaan.
09euEscalade.dut Page 357 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5
4. Sluit de positieve (+) (rode) kabel aan op de positieve (+) pool van de ontladen accu. Gebruik de speciale, op afstand van de accu gemonteerde startaansluiting (+) indien uw auto hiermee is uitgerust. 5. Laat het andere uiteinde niet in aanraking komen met metaal en sluit hem dan aan op de positieve klem (+) van een goed geladen accu. Gebruik de speciale, op afstand van de accu gemonteerde startaansluiting (+) indien uw auto hiermee is uitgerust.
6. Neem nu de negatieve (-) (zwarte) kabel. Sluit hem eerst aan op de negatieve (-) pool van de geladen accu. Gebruik de op afstand van de accu aanwezige accuklem (-) indien uw auto hiermee is uitgerust. Laat het andere einde nog niet met metaal in aanraking komen. 7. Bevestig het andere eind van de negatieve kabel op een zwaar metalen onderdeel op de motor van de auto met de ontladen accu of op een externe negatieve (-) accuklem indien de auto hiermee is uitgerust. Sluit de negatieve (-) kabel niet aan op de negatieve (-) pool van de ontladen accu, omdat hierdoor vonken kunnen ontstaan.
6
5
7
4
–
8. Start de motor van de auto met de geladen accu. Laat de motor even draaien. 9. Probeer de motor van het andere voertuig te starten. Als de motor na een aantal startpogingen niet kon worden gestart, kan onderhoud nodig zijn.
–
–
–
–
357 . . .
09euEscalade.dut Page 358 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen 10. Verwijder de startkabels in omgekeerde volgorde om kortsluiting te voorkomen. Plaats het rode kapje (indien van toepassing) terug op de positieve (+) klem op het relaiscentrum in de motorruimte.
. . . 358
OPMERKING Wanneer de startkabels onjuist worden aangesloten of ontkoppeld, kan hierdoor kortsluiting ontstaan waardoor uw voertuig beschadigd kan raken. Zorg om kortsluiting te voorkomen dat de kabels niet met elkaar of andere metalen delen in aanraking komen. Verwijder de startkabels in de juiste volgorde. De reparaties worden niet gedekt door uw garantie.
■ SLEPEN VAN DE AUTO Neem contact op met uw dealer of een erkend sleepbedrijf als uw auto gesleept moet worden. Sleep het voertuig op een autoambulance. Zie tevens "Rijden met recreatieve voertuigen" in hoofdstuk 3.
09euEscalade.dut Page 359 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5
■ OVERVERHITTING VAN DE MOTOR WAARSCHUWING Stoom van een oververhitte motor kan ernstige brandwonden veroorzaken. Blijf bij de motor vandaan wanneer u stoom hoort of ziet ontsnappen.
De meter voor de motorkoelvloeistof geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan. Wanneer de naald het gearceerde waarschuwingsgebied van de meter bereikt, wordt de motor te heet! In het informatiecentrum voor de bestuurder kan een oververhittingsmelding verschijnen. Raadpleeg voor meer informatie "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1. Indien u ziet of hoort dat er stoom uit de motor komt, moet u onmiddellijk stoppen en de motor afzetten. Open de motorkap niet voordat de motor is afgekoeld.
WAARSCHUWING Door een oververhitte motor te laten draaien, kan brand ontstaan met de mogelijkheid van verwondingen en/of ernstig lichamelijk letsel. Zie onder "Bescherming tegen oververhitting" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
–
–
–
–
–
359 . . .
09euEscalade.dut Page 360 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen Als de controlelamp gaat branden zonder dat stoom zichtbaar is: 1. Schakel de airconditioning uit en schakel de verwarmingsinstallatie in op maximale verwarming en maximum aanjagertoerental. 2. Raakt u in een file, plaats dan zodra u stilstaat de keuzehendel in de stand N (neutraal). 3. Breng het voertuig zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand. Laat de motor enkele minuten stationair draaien.
. . . 360
Indien de temperatuurmeter nog steeds oververhitting aangeeft, breng dan de auto zo spoedig mogelijk tot stilstand op een veilige plaats. Als er nog steeds geen stoom zichtbaar is, laat de motor dan ongeveer vijf minuten stationair draaien terwijl u geparkeerd staat. Als de controlelamp blijft branden, zet u de motor uit en laat u meteen iedereen uit de auto stappen. Zie onder "Bescherming tegen oververhitting" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
WAARSCHUWING De koelventilator kan zelfs bij stilstaande motor worden ingeschakeld. Neem de nodige zorg in acht nabij een elektrische ventilator in de motorruimte. Indien de koelvloeistof in de expansietank heeft gekookt, draai dan de dop niet los. Wacht tot de koelvloeistof is afgekoeld. De auto moet op een vlakke ondergrond worden geplaatst. Het controleren van het koelvloeistofpeil kan plaatsvinden op de doorzichtige expansietank zonder de dop te verwijderen.
09euEscalade.dut Page 361 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 WAARSCHUWING Laat de motor niet lopen indien er lekkage is. Alle koelvloeistof kan naar buiten lekken en motorbrand veroorzaken. U zou brandwonden kunnen oplopen.
OPMERKING Het peil moet op of boven de peilstreep FULL COLD staan. Als het peil van de koelvloeistof laag is, kan er een lek in het koelsysteem zijn.
WAARSCHUWING Motoronderdelen kunnen zeer heet zijn. Raak deze niet aan.
Wanneer koelvloeistof uit de motor of de radiator lekt, moet de oorzaak hiervan onmiddellijk worden verholpen. Indien geen lekkage van koelvloeistof aanwezig is en de motor oververhit is, dan moeten de koelventilators in werking zijn. Zoniet, dan moeten de ventilators worden gecontroleerd en verzorgd.
Wanneer de motor zonder koelvloeistof draait, kan dit ernstige schade aan de motor tot gevolg hebben, die niet onder de garantie valt. Zie onder "Bescherming tegen oververhitting" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
–
–
–
–
–
361 . . .
09euEscalade.dut Page 362 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen Bescherming tegen oververhitting Als de waarschuwing tegen oververhitting aanhoudt, schakelt de motor over op een programma waarbij de verbranding beurtelings in cilindergroepen plaatsvindt, om zo motorschade te beperken en u in staat te stellen met de auto naar het dichtstbijzijnde servicecentrum te rijden. U zult wel een aanzienlijk verlies in motorprestaties opmerken. Een waarschuwingslampje en/of koelvloeistoftemperatuurmeter geven oververhitting aan. Het volgende bericht kan op het display van het informatiecentrum voor de bestuurder worden weergegeven. • ENGINE POWER IS REDUCED (verminderd motorvermogen) Raadpleeg voor meer informatie "Informatiecentrum voor de bestuurder" in hoofdstuk 1.
. . . 362
Voorkom het rijden van lange afstanden en/of het rijden met een aanhanger wanneer in deze stand wordt gereden.
OPMERKING Nadat u met deze functie heeft gereden, moet u de motor laten afkoelen alvorens reparaties uit te voeren. Repareer dan de oorzaak van het koelvloeistofverlies, ververs de olie.
Koelvloeistof controleren en bijvullen WAARSCHUWING Stoom en hete vloeistof kunnen uit een heet koelsysteem naar buiten spuiten en ernstige brandwonden veroorzaken. Draai de dop niet los wanneer de motor en het koelsysteem heet zijn. Het controleren van het koelvloeistofpeil kan plaatsvinden op de doorzichtige expansietank zonder de dop te verwijderen. Plaats de auto op vlakke grond. Het peil moet op of boven de peilstreep FULL COLD staan.
09euEscalade.dut Page 363 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 WAARSCHUWING Het kan gevaar opleveren indien alleen water of andere vloeistof dan de aanbevolen koelvloeistof wordt toegevoegd. De motor kan oververhit raken, maar de waarschuwingslamp gaat niet branden. De motor kan in brand vliegen en u of anderen verwonden.
OPMERKING Als er teveel water in het koelvloeistofmengsel is, kan de vloeistof bevriezen en de motor en andere auto-onderdelen laten barsten.
WAARSCHUWING In het koelsysteem van uw voertuig moet DEX-COOL-koelvloeistof worden gebruikt. Vervang het correcte koelvloeistofmengsel niet door andere typen vloeistoffen. De motor kan in brand vliegen en u of anderen verwonden.
WAARSCHUWING Onder sommige omstandigheden is ethyleenglycol in koelvloeistof ontvlambaar. Voorkom brandwonden en zorg dat nooit koelvloeistof wordt gemorst op het uitlaatsysteem of op hete motoronderdelen. Als u twijfelt, laat het bijvullen dan uitvoeren door een vakkundig automecanicien.
OPMERKING Vervang het correcte koelvloeistofmengsel niet door andere typen vloeistoffen. Wanneer u dit wel doet, kan voortijdige corrosie ontstaan en de koelvloeistof moet dan vaker worden ververst. Schade veroorzaakt doordat niet de aanbevolen koelvloeistof is gebruikt, wordt niet gedekt door de garantie.
–
–
OPMERKING De motor beschikt over een speciale vulprocedure voor de radiator. Als deze procedure niet wordt nagekomen, kan dit resulteren in oververhitting van de motor en in ernstige motorschade.
363 . . .
–
–
–
09euEscalade.dut Page 364 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen ALS KOELVLOEISTOF ZICHTBAAR IS IN HET EXPANSIETANK: Als koelvloeistof zichtbaar is in het reservoir, maar het niveau reikt niet tot de markering FULL COLD, wacht dan tot die motor is afgekoeld, en voeg vervolgens een 50/ 50-mengsel toe van schoon water en DEX-COOL® aan de expansietank. Zie onder "Koelvloeistof" in het hoofdstuk "Onderhoud en verzorging". ALS ER GEEN KOELVLOEISTOF ZICHTBAAR IS IN DE EXPANSIETANK: Voeg een 50/50 mengsel van schoon water en DEX-COOL®-koelvloeistof toe aan het reservoir.
. . . 364
Vul koelvloeistof op de volgende manier bij: 1. Om de dop te verwijderen wanneer het koelsysteem is afgekoeld, moet u de dop langzaam een kwartslag linksom draaien tegen de aanslag. Indien u een sissend geluid hoort, moet u wachten tot dat niet meer hoorbaar is. Het sissende geluid betekent dat het systeem nog steeds onder druk staat. Draai nu de dop langzaam los en verwijder hem.
2. Vul het reservoir met het juiste mengsel van koelvloeistof en schoon water tot het merkteken FULL COLD. 3. Wanneer de dop met het drukventiel is verwijderd, start dan de motor en laat deze draaien tot de bovenste radiatorslang heet aanvoelt (let op de motorkoelventilator).
09euEscalade.dut Page 365 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 4. Als het niveau in de expansietank gedaald is, voegt u meer koelvloeistofmengsel toe om het niveau tot de juiste markering te brengen.
OPMERKING De expansietankdop is een dop met een drukventiel en moet stevig worden vastgedraaid om verlies van koelvloeistof en mogelijke motorschade door oververhitting te voorkomen. –
5. Breng de dop weer aan. Zet de dop stevig vast. Wanneer de motor en het koelsysteem afgekoeld zijn, controleer dan het koelvloeistofpeil opnieuw. Wanneer de koelvloeistof niet op het juiste niveau staat, herhaal dan stappen 1 tot en met 5. Wanneer de koelvloeistof niet op het juiste niveau staat wanneer het systeem is afgekoeld, breng het voertuig dan naar de garage voor een onderhoudsbeurt.
–
–
–
–
365 . . .
09euEscalade.dut Page 366 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen ■ LEKKE BAND VERWISSELEN WAARSCHUWING Het uivoeren van onderhoud of reparaties onder een opgekrikte auto is gevaarlijk zonder de vereiste veiligheidsapparatuur en opleiding. De bij uw auto geleverde krik is alleen bedoeld voor het vervangen van een lekke band en mag alleen voor dat doel gebruikt worden. Als de krik voor iets anders wordt gebruikt, dan kunnen u of anderen ernstig of dodelijk letsel oplopen.
. . . 366
WAARSCHUWING Voorkom verdere beschadiging aan de band en het wiel door uiterst langzaam naar een vlakke parkeerplaats te rijden waar u het wiel kunt verwisselen. Schakel de waarschuwingsknipperlichten in. Het verwisselen van een wiel is niet zonder gevaar. De auto kan van de krik glijden en zo uzelf of andere mensen verwonden.
WAARSCHUWING Zorg dat de auto bij het verwisselen van het wiel niet kan bewegen: • Trek de parkeerrem stevig aan. • Schakel in de stand P (parkeren). • Zet de motor af. • Start het voertuig niet wanneer het op een krik staat. • Alle passagiers moeten het voertuig verlaten voordat het voertuig omhoog wordt gekrikt. • Plaats blokken voor en achter het wiel dat zich schuin tegenover het te verwisselen wiel bevindt.
09euEscalade.dut Page 367 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 De uitrusting bevindt zich onder het opbergvak in het bekledingpaneel links in het achtercompartiment. 1. Krik 2. Wielblokken
1
2 –
3
5
3. Krikhandvat 4. Verlengstukken voor het krikhandvat
–
4
–
–
5. Wielmoersleutel
–
367 . . .
09euEscalade.dut Page 368 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen
A
B
C
Verwijder het vak om bij de krikuitrusting te komen. 1. Trek het opbergvak omhoog om het te verwijderen en toegang te krijgen tot de krikuitrusting. De handgreep op het vak is gemarkeerd met een kriksymbool.
. . . 368
2. Draai de vleugelmoer linksom om de opbergzak met de gereedschapsset los te halen.
3. Verwijder de krikuitrusting uit de opbergzak. - Wielmoersleutel - Krikhandvat - Verlengstukken voor het krikhandvat 4. Draai de knop op de krik linksom om de krik en wielblokken los te halen. 5. Draai de vleugelmoer linksom om de wielblokken en wielblokhouder los te halen. Het reservewiel is aan de bandenhouder onder het voertuig bevestigd.
09euEscalade.dut Page 369 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 9. Toegangsopening hefas 10. Hefuiteinde van verlengstuk gereedschap 11. Bandenslot
2 3 4
1
WAARSCHUWING 5 6 7 8
11
9 10
De reservewielhouder bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Hefinrichting 2. Hefas 3. Toegangsafdekking/-opening hefas
Om lichamelijk letsel en beschadiging van de auto te voorkomen, mag u het reservewiel nooit uit de opbergplaats onder de auto verwijderen of daarin opbergen wanneer de auto door de krik wordt gesteund. Zorg er bij het opbergen voor dat het wiel stevig tegen de onderkant van de auto komt te liggen.
–
–
–
–
4. Verlengstukken voor het krikhandvat 5. Wielmoersleutel 6. Hefkabel 7. Bandenhouder 8. Reservewiel/lekke band (met ventiel omlaag)
–
369 . . .
09euEscalade.dut Page 370 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen
U moet eerst de afdekking van de trekhaak blootleggen voordat u bij de afdekking van de hefinrichting van het reservewiel kunt komen. Draai de twee sluitingen op de onderzijde van de afdekking linksom. Trek de afdekking daarna omlaag, draai deze naar u toe en verwijder de afdekking. Open de afdekking op het slot voor het reservewiel op de bumper en gebruik de contactsleutel om het slot te verwijderen. U kunt het reservewiel verwijderen door de sleutel in het slot te steken en te draaien. Trek het slot recht naar buiten.
. . . 370
Zet de wielmoersleutel met de twee verlengstukken voor het krikhandvat in elkaar. Steek het hefuiteinde (open uiteinde) van het verlengstuk in de opening in de bumper. Bevestig het verlengstuk op de hefas. Gebruik het platte uiteinde van de wielmoersleutel niet. Draai de wielmoersleutel linksom om het reservewiel te laten zakken. Ga hiermee door tot het reservewiel onder de auto vandaan kan worden getrokken.
Gebruik de haak op de wielmoersleutel om de kabel van de hefinrichting naar u toe te trekken zodat het reservewiel bereikbaar is. Als het reservewiel niet tot op de grond zakt, is de veiligheidshaak in aangrijping. Zie "Veiligheidshaak" verderop in dit hoofdstuk voor de juiste ontgrendelprocedure.
09euEscalade.dut Page 371 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 Wanneer de bandenhouder uit de geleidepen is, kantelt u de houder aan het uiteinde van de kabel en trekt u de houder en de geleidepen door de wielopening.
–
Wanneer de band helemaal omlaag is gebracht, moet u de band kantelen om bij de bandenhouder te kunnen.
Houd de pal ingedrukt en schuif de bandenhouder omhoog op de geleidepen om de houder los te halen van de geleidepen.
–
–
–
–
371 . . .
09euEscalade.dut Page 372 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen Wiel verwisselen Indien het wiel met de lekke band een wieldop heeft, wrik de wieldop dan zorgvuldig los met het beitelvormige uiteinde van de wielmoersleutel.
Draai de wielmoeren los met de wielmoersleutel. Verwijder de wielmoeren nog niet.
Plaats de krik onder het kriksteunpunt dat zich het dichtst bij het te vervangen wiel bevindt.
WAARSCHUWING Wanneer uw voertuig wordt opgekrikt terwijl de krik niet goed is geplaatst, kan de auto worden beschadigd of kan het voertuig van de krik vallen. Om persoonlijk letsel en beschadiging van de auto te voorkomen moet de krikkop op de juiste plaats zijn aangebracht voordat de auto wordt opgekrikt.
. . . 372
09euEscalade.dut Page 373 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5
–
Monteer de verlengstukken voor het krikhandvat (indien nodig) en het krikhandvat.
Als het wiel met de lekke band een achterwiel betreft, dan zal het nodig zijn gebruik te maken van beide verlengstukken voor het krikhandvat. Bevestig het krikhandvat aan de krik.
–
–
–
–
373 . . .
09euEscalade.dut Page 374 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen Bevestig de wielmoersleutel aan het krikhandvat of verlengstuk en draai hem rechtsom om de krik omhoog te brengen onder het krikpunt. Laat de krik omhoog komen tot hij stevig in het krikpunt ligt. Krik vervolgens de auto op tot er voldoende ruimte is om het reservewiel aan te brengen. Indien het een voorwiel betreft, plaats de krik dan achter het wiel met de lekke band, op de plaats onder het onderstel waar de delen elkaar overlappen. Indien het een achterwiel betreft, plaats de krik dan achter het wiel met de lekke band, onder het kriksteunpunt op de achteras.
WAARSCHUWING Het is gevaarlijk onder de auto te werken wanneer deze is opgekrikt. U kunt zwaar gewond raken of zelfs omkomen, wanneer de auto van de krik valt. Werk nooit onder een auto die alleen wordt ondersteund door een krik. Verwijder de wielmoeren en verwijder het wiel.
. . . 374
Verwijder vuil en roest van de wielbouten, montagevlakken en reservewiel.
09euEscalade.dut Page 375 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 WAARSCHUWING Wanneer er roest of vuil zit op het wiel of op die delen van de auto waarmee het wiel in aanraking komt, kan dat tot gevolg hebben dat de wielbouten na verloop van tijd loslopen. Hierdoor kan het wiel geheel loskomen en een ongeval veroorzaken. Wanneer u een wiel verwisselt, maak dan de plaatsen schoon waar het wiel met de auto in aanraking komt. In noodgevallen kunt u daarvoor een doek of een stuk papier gebruiken. Zorg er echter voor dat u later, als dat nodig is, met behulp van een schraper of een staalborstel de contactvlakken goed reinigt.
WAARSCHUWING Smeer nooit olie of vet op tapeinden, moeren of bouten. Hierdoor kunnen de moeren of bouten losraken. Het wiel kan van het voertuig lopen waardoor er een ernstig ongeval kan ontstaan. –
Breng het reservewiel aan. Breng de wielmoeren aan met het afgeronde deel naar het wiel. Draai de moeren handvast tot het wiel aanligt tegen de naaf. Draai de wielmoersleutel linksom om de auto te laten zakken. Laat de krik geheel zakken.
–
–
–
–
375 . . .
09euEscalade.dut Page 376 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen WAARSCHUWING 1
3
6 5 2
4
Draai de wielbouten met de wielmoersleutel stevig vast in de hierboven aangegeven volgorde.
. . . 376
Door verkeerde of niet goed vastgedraaide wielmoeren kan het wiel losraken en zelfs van de auto lopen. Dit zou tot een ernstig ongeval kunnen leiden. Overtuig u ervan dat u de juiste wielmoeren gebruikt. Vooral bij een eventuele vervanging is het belangrijk om erop te letten dat u nieuwe wielmoeren van het juiste type krijgt. Laat na het monteren van een wiel de wielmoeren zo spoedig mogelijk met een momentsleutel met het voorgeschreven aanhaalmoment natrekken. Zie "Specificaties en inhouden" in hoofdstuk 4 voor het juiste aanhaalmoment van de wielmoeren.
OPMERKING Wanneer de wielmoeren niet met het juiste aanhaalmoment zijn vastgezet, kunnen trillingen ontstaan tijdens het remmen en kan de remschijf worden beschadigd. Om kostbare reparaties aan het remsysteem te voorkomen, moeten de wielmoeren gelijkmatig en in de juiste volgorde met het voorgeschreven aanhaalmoment worden vastgezet. Na het installeren van het reservewiel, moet u zo snel mogelijk stoppen om na te gaan of de spanning van de band juist. Wanneer u het normale wiel met band terugplaatst, moet u ook de wieldop terugplaatsen, indien aanwezig. Plaats de wieldop op het wiel en tik deze op zijn plaats totdat
09euEscalade.dut Page 377 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 hij gelijk ligt met het wiel. De wieldop kan slechts een kant op. Zorg dat u het lipje op de wieldop uitlijnt met de inkeping op het wiel. Berg het wiel en het krikgereedschap in omgekeerde volgorde op. Het ventiel moet naar boven en naar achteren wijzen. Zie "Banden- en krikuitrusting opbergen" verderop in dit hoofdstuk voor meer informatie.
WAARSCHUWING Het in de passagiersruimte opbergen van de krik, een wiel of andere uitrusting kan lichamelijk letsel veroorzaken. Bij een noodstop of een ongeval kan losliggend gereedschap iemand raken. Berg het daarom op de daarvoor aangewezen plaatsen op.
Banden en krikuitrusting opbergen Band opbergen
OPMERKING Wanneer u een aluminium wiel met een lekke band langere tijd onder het voertuig opbergt met het ventiel omhoog, kan het wiel beschadigd raken. Om dit te voorkomen moet u het wiel met het ventiel omlaag opbergen en zo spoedig mogelijk de band laten repareren.
–
–
–
–
–
377 . . .
09euEscalade.dut Page 378 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen 9. Toegangsopening hefas 10. Hefuiteinde van verlengstuk gereedschap 11. Bandenslot
2 3 4
1
5 6 7 8
11
9 10
De reservewielhouder bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Hefinrichting 2. Hefas 3. Toegangsafdekking/-opening hefas
. . . 378
4. Verlengstukken voor het krikhandvat 5. Wielmoersleutel 6. Hefkabel 7. Bandenhouder 8. Reservewiel/lekke band (met ventiel omlaag)
09euEscalade.dut Page 379 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 U kunt de band als volgt weer onder het voertuig in de reservewielhouder plaatsen: 1. Leg de band op de grond aan de achterzijde van het voertuig. Zorg dat het ventiel omlaag en naar achteren is gericht. –
2. Haal de bandenhouder aan het uiteinde van de kabel van de hefinrichting los uit de geleidepen. - Houd de pal ingedrukt en schuif de bandenhouder omhoog op de geleidepen om de houder los te halen van de geleidepen.
3. Wanneer de bandenhouder los is van de geleidepen, trekt u de geleidepen door het midden van het wiel. Kantel daarna de houder en trek deze door de wielopening.
–
–
–
–
379 . . .
09euEscalade.dut Page 380 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen
4. Zet de wielmoersleutel met de twee verlengstukken voor het krikhandvat in elkaar.
. . . 380
5. Steek het hefuiteinde (open uiteinde) van het verlengstuk in de opening in de bumper. Bevestig het verlengstuk op de hefas. Gebruik het platte uiteinde van de wielmoersleutel niet.
09euEscalade.dut Page 381 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 6. Draai de wielmoersleutel naar rechts om de krik van de grond te halen. Zorg dat de houder volledig aan de onderzijde van het wiel en in het midden van de wielopening is bevestigd. 7. Blijf de wielmoersleutel draaien totdat de band tegen de onderzijde van het voertuig ligt.
8. Wanneer het wiel tegen de onderkant van de auto ligt, moet u de wielmoersleutel verder draaien tot u meer dan twee klikken hoort of de sleutel tweemaal voelt overslaan. Het is niet mogelijk de hefinrichting te stevig vast te draaien. –
9. Probeer de band met uw handen te verplaatsen om er zeker van te zijn dat de band stevig vastzit. Wanneer de band beweegt, kunt u de wielmoersleutel gebruiken om de kabel vast te draaien. 10. Plaats het slot weer terug. 11. Plaats de afdekking van de toegangsopening weer terug. 12. Plaats de afdekking van de trekhaak weer terug.
381 . . .
–
–
–
–
09euEscalade.dut Page 382 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen De krikuitrusting opbergen
2
WAARSCHUWING Het in de passagiersruimte opbergen van de krik, een wiel of andere uitrusting kan lichamelijk letsel veroorzaken. Bij een noodstop of een ongeval kan losliggend gereedschap iemand raken. Berg het daarom op de daarvoor aangewezen plaatsen op. De uitrusting bevindt zich onder het opbergvak in het bekledingpaneel links in het achtercompartiment. 1. Wielblokken 2. Gereedschapsset
1
6
3
5 3. Vleugelmoer voor bevestiging van de opbergzak 4. Krik
. . . 382
4 5. Vleugelmoer voor bevestiging van de wielblokken 6. Krikknop
09euEscalade.dut Page 383 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 Berg de krikuitrusting op in de daartoe bestemde opbergvakken. 1. Doe de uitrusting terug in de opbergzak. - Wielmoersleutel - Krikhandvat - Verlengstukken voor het krikhandvat 2. Monteer de wielblokken en de krik samen met de vleugelmoer. 3. Plaats de wielblokken en de krik terug in het bekledingspaneel linksachter in het voertuig. Zorg dat de openingen in de basis van de krik in de pen in de bevestigingssteun zijn geplaatst.
4. Draai de knop rechtsom om de krik stevig in de bevestigingssteun vast te zetten. 5. Gebruik de bevestigingsbeugel om de gereedschapszak op het tapeinde in het opbergvak te bevestigen. 6. Draai de vleugelmoer rechtsom om de opbergzak vast te maken. 7. Plaats het opbergvak terug.
Veiligheidshaak De veiligheidshaak is ontworpen om te voorkomen dat het reservewiel plotseling van het voertuig valt. Teneinde de veiligheidshaak te laten werken, moet de band worden opgeborgen met het ventiel omlaag.
–
WAARSCHUWING Lees alle instructies voordat u aan de procedure begint. Nalatigheid bij het doorlezen en opvolgen van de instructies kan schade veroorzaken aan de hefinrichting en u of anderen kunnen gewond raken.
–
Ga als volgt te werk om de veiligheidshaak los te maken: 1. Kijk onder het voertuig of de kabel zichtbaar is.
–
383 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 384 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen
2. Als de kabel niet zichtbaar is, ga dan door naar stap 4. als de kabel zichtbaar is, trek de kabel dan strak door de wielmoersleutel rechtsom te draaien tot hij twee keer klikt of twee keer overslaat. De kabel kan niet te strak worden gespannen.
. . . 384
Laat de kabel vieren door de wielmoersleutel drie of vier slagen linksom te draaien. Herhaal het straktrekken en laten vieren minimaal twee keer. Wanneer de band op de grond staat, gaat u verder met stap 12 van deze procedure. Als het reservewiel niet tot op de grond zakt, ga dan door met deze procedure. 3. Draai de moersleutel linksom tot ongeveer 15 cm van de kabel zichtbaar is.
4. Plaats de wielblokken op hun korte eind, waarbij ze ruggelings tegen elkaar staan. 5. Zet de onderrand van de krik op de wielblokken; houd ze uit elkaar zodat de krik stevig staat.
09euEscalade.dut Page 385 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5
6. Bevestig het krikhandvat, het verlengstuk en de wielmoersleutel aan de krik.
Plaats de krik (met de wielblokken) onder het voertuig in de richting van de voorkant van de achterbumper. 7. Centreer het hefpunt van de krik onder het midden van het reservewiel. 8. Draai de moersleutel rechtsom om de krik omhoog te brengen tot de krikkop het eindaansluitpunt raakt.
9. Blijf de krik omhoog bewegen tot het reservewiel niet verder omhoog beweegt en stevig op zijn plaats wordt gehouden. De veiligheidshaak moet dan vrij komen. Het reservewiel balanceert nu op de krik. 10. Laat de krik zakken door de moersleutel linksom te draaien. Laat de krik zakken tot het reservewiel van de krik afglijdt of aan de kabel blijft hangen.
WAARSCHUWING
–
–
–
Als het reservewiel niet volledig van de krik afglijdt, zorg er dan voor dat er zich niemand achter of links of rechts van u bevindt als u de krik onder het reservewiel vandaan trekt. Iemand die te dichtbij staat kan tijdens deze procedure gewond raken door de krik.
385 . . .
–
–
09euEscalade.dut Page 386 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen 11. Maak het handvat los van de krik en verwijder de krik. Gebruik een hand om het reservewiel tegen te houden, terwijl u met de andere and de krik onder het reservewiel vandaan trekt met de andere hand. 12. Als het reservewiel op de kabel hangt: - Steek het handvat van de hefinrichting, het verlengstuk en wielmoersleutel in het gat in de bumper voor de hefinrichtingas. - Draai de wielmoersleutel linksom om het reservewiel te laten zakken. Ga hiermee door tot het reservewiel onder de auto vandaan kan worden getrokken.
. . . 386
- Wanneer de band helemaal omlaag is gebracht, moet u de band kantelen om bij de bandenhouder te kunnen.
- Houd de pal ingedrukt en schuif de bandenhouder omhoog op de geleidepen om de houder los te halen van de geleidepen.
09euEscalade.dut Page 387 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 - Wanneer de bandenhouder uit de geleidepen is, kantelt u de houder aan het uiteinde van de kabel en trekt u de houder en de geleidepen door de wielopening. 13. Als de kabel onder het voertuig hangt, draai dan de wielmoersleutel in het hefinrichtingsgat in de bumper rechtsom om de kabel op te winden. Laat de hefinrichtingsvoorziening zo spoedig mogelijk nakijken. Een reservewiel of lekke band kan niet worden opgeborgen tot de hefinrichtingsvoorziening is gerepareerd of vervangen.
Reservewiel Hoewel uw reservewiel bij aflevering van uw voertuig volledig op druk was, kan het in de loop van de tijd iets van zijn druk verliezen. Controleer daarom regelmatig de bandenspanning van uw reservewiel. Zie het bandenplaatje voor de juiste bandenspanningsspecificaties van uw auto. Om de plaats te bepalen van het bandenplaatje van uw auto, zie "Voertuig beladen" in hoofdstuk 3. Laat een beschadigde of leeggelopen band zo spoedig mogelijk repareren.
Met het reservewiel kan maximaal 112 km/u worden gereden. Uiteraard is het het beste wanneer u het reservewiel zo snel mogelijk vervangt door een normaal wiel. Uw reservewiel gaat dan langer mee en zal in goede conditie zijn als u het opnieuw nodig hebt. Monteer geen banden en wielen van verschillende maten omdat dit niet past. Houd de reserveband- en wiel samen.
–
–
–
–
–
387 . . .
09euEscalade.dut Page 388 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen ■ ALS UW VOERTUIG VAST KOMT TE ZITTEN Als uw voertuig vast komt te zitten in zand, modder, ijs of sneeuw moet u de wielen laten doorslippen. U moet de wielen echter niet te snel laten doorslippen.
WAARSCHUWING Als u uw wielen met een te hoge snelheid laat doorslippen, kunnen ze exploderen. U kunt zo uzelf of anderen letsel toebrengen. Daarnaast kunnen ook de transmissie of andere onderdelen van het voertuig oververhit raken en motorbrand of andere schade veroorzaken. Als het voertuig vast komt te zitten, moet u de wielen zo min mogelijk laten doorslippen. Laat de wielen niet doorslippen met snelheden van meer dan 55 km/ u, zoals op de snelheidsmeter wordt aangegeven.
. . . 388
OPMERKING Het doorslippen van de wielen kan delen van het voertuig, waaronder de wielen, beschadigen. Door de wielen te snel te laten doorslippen, terwijl de transmissie in voor- en achteruit wordt geschakeld, kan schade worden veroorzaakt aan de transmissie. Voor informatie over het gebruik van sneeuwkettingen, zie "Sneeuwkettingen" onder "Banden" in hoofdstuk 4.
Het voertuig voor- en achteruit laten rollen Uw voertuig los krijgen als deze vast zit: 1. Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om het gebied rond de voorwielen vrij te maken. 2. Druk op de toets voor Stabilitrak om het systeem uit te schakelen. Zie onder "Stabilitrak-systeem" in hoofdstuk 1 voor informatie over het Stabilitrak-systeem.
09euEscalade.dut Page 389 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 3. Schakel de transmissie heen en weer tussen R (Achteruit) en een voorwaartse versnelling, waarbij de wielen zo min mogelijk moeten doorslippen. Wacht totdat de wielen stoppen met draaien voordat u schakelt. Laat het gaspedaal los terwijl u schakelt en drukt het iets in wanneer u hebt geschakeld. Door de heen-en-weer-beweging komt het voertuig wellicht vrij. Als dit niet lukt, moet u het voertuig los laten trekken. Zie tevens "Sleepogen".
WAARSCHUWING Trek de auto altijd rechtuit. Trek nooit in zijwaartse richting aan de sleepogen.
OPMERKING Sleepogen Uw voertuig heeft aan de voorzijde sleepogen. U kunt deze gebruiken wanneer de auto vastzit in zand, modder of sneeuw enz.
Gebruik de sleepogen nooit om de auto te laten wegslepen. De auto kan dan worden beschadigd en reparaties vallen niet onder garantie.
–
–
–
–
–
389 . . .
09euEscalade.dut Page 390 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Werkzaamheden in noodgevallen ■ GEGEVENSVERZAMELING EN GEGEVENSRECORDERS VOOR GEBEURTENISSEN Uw voertuig is voorzien van computermodules die de voertuigsystemen en prestaties volgen en regelen. Deze modules kunnen deze informatie voor later gebruik opslaan. De opgeslagen informatie kan worden gebruikt bij de diagnose en reparatie van storingen. De informatie kan ook worden gebruikt om de rijveiligheidheid en prestaties bij aanrijdingen te verbeteren.
. . . 390
Sommige modules kunnen ook gegevens opslaan over hoe u met het voertuig omgaat, zoals het brandstofverbruik of de gemiddelde rijsnelheid. Deze modules kunnen ook persoonlijke voorkeuren van de eigenaar opslaan, zoals voorkeurinstellingen voor de radio, zitposities en temperatuurinstellingen. De gegevensrecorders voor gebeurtenissen in uw voertuig zijn bedoeld om gegevens over de voertuigdynamica en veiligheidssystemen op te slaan. Tijdens een aanrijding kan uw voertuig informatie opslaan over de toestand van het voertuig, hoe het voertuig werd gebruikt en wat de verschillende veiligheidssystemen deden.
Gegevens worden alleen opgeslagen wanneer er zich een ernstige aanrijding voordoet. In de meeste gevallen wordt er slechts 30 seconden informatie opgeslagen. Er is speciale apparatuur nodig om deze gegevens op te halen. Ordehandhavingsinstanties of anderen kunnen apparatuur hebben waarmee deze informatie kan worden opgevraagd wanneer zij toegang hebben tot het voertuig of het apparaat waarmee deze gegevens worden opgeslagen.
09euEscalade.dut Page 391 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Hoofdstuk 5 Er worden geen persoonlijke gegevens opgeslagen door de gegevensrecorders voor gebeurtenissen, maar ordehandhavingsinstanties of anderen kunnen de gegevens opgeslagen in uw voertuig combineren met persoonlijk informatie die altijd bij een aanrijding wordt verzameld. GM kan alleen toegang tot deze informatie krijgen met toestemming van de eigenaar of huurder van het voertuig, in reactie op een officieel verzoek van de politie of andere autoriteiten, als onderdeel van de verdediging tijdens een proces of wanneer vereist door de wet.
De gegevens die GM verzamelt of ontvangt kunnen ook worden gebruikt voor onderzoek door GM of kunnen aan anderen beschikbaar worden gesteld voor onderzoek, wanneer is aangetoond dat dit nodig is en de gegevens niet aan een specifiek voertuig of een specifieke eigenaar kunnen worden gekoppeld. Er kan daarnaast aanvullende informatie van het navigatiesysteem worden geregistreerd en opgeslagen. Zie de volgende lijst. • Adressen • Bestemmingen • Telefoonnummers • Andere reisinformatie
Raadpleeg de afzonderlijke handleiding voor het navigatiesysteem voor instructies voor het verwijderen van de opgeslagen informatie. Sommige voertuigen gebruiken identificatietechnologie via radiofrequenties voor functies zoals het controlesysteem voor de bandenspanning en afstandsbedieningssystemen. Bij deze technologie wordt geen persoonlijke informatie gebruikt of opgeslagen of een koppeling naar andere systemen met dit soort informatie gemaakt.
–
–
–
–
–
391 . . .
09euEscalade.dut Page 392 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
09euEscalade.dut Page 393 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index A Aanhanger - aanhanger parkeren op hellingen ......282 Aanhanger - aanhangerremmen ............................281 Aanhanger - kabelboom .........................................283 Aanhanger - rijden met een aanhanger .................274 Aanhanger - trekhaak .............................................279 Aanhanger - veiligheidskettingen ...........................281 Aanhanger trekken - onderhoud tijdens het rijden met een aanhanger ....................................284 Aanhanger trekken richtingaanwijzers aanhanger ..............................281 Aanpassingen .........................................................289 Aansluiting - negatieve externe accuklem ..............299 Aansluiting elektrische accessoires ....................84, 339 Aansteker ................................................................153 ABS - waarschuwingslamp .......................................31 Accessoires .............................................................289 Accessoires - accessoirevoeding ..............................154 Accu ...............................................................299, 321 Accu - afzonderlijke positieve accuklem .................299 Accu - beheer elektrisch vermogen ........................159 Accu - bescherming tegen leeglopen accu ............154 Accu - controlelamp laadstroom ..............................29
Accu - negatieve externe accuklem ........................299 Accu - spanning ........................................................46 Accu - starten met hulpaccu ...................................354 Accuklemmen - positieve externe accuklem ...........299 Achter - achterste bergruimte ................................145 Achter - laadruimte .................................................138 Achterklep ..................................................... 141, 233 Achterruit - verwarming ........................ 103, 343, 344 Achterruit - wis-/wasinstallatie ................................120 Afstandsbediening akkoordcode voor zenderfrequenties ...................236 Afstandsbediening - batterij vervangen ..................235 Afstandsbediening bereik van de afstandsbediening ..........................234 Airbag .....................................................................194 Airbag - aan/uit-indicator .......................................207 Airbag - passagiersdetectiesysteem ........................201 Airbag - waarschuwingslamp ...........................35, 201 Airbags - passagiersdetectiesysteem .......................201 Airbagsysteem - aan/uit-indicator van ....................207 Airbagsysteem - passagiersdetectiesysteem ............201 Airconditioning airconditioning met temperatuurregeling ..............92
393 . . .
09euEscalade.dut Page 394 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index A (vervolg) Airconditioning - automatisch klimaatregelsysteem met twee zones ................................................24, 92 Airconditioning - automatische airconditioning/verwarming, achter ....................100 Airconditioning - koelmiddel ..................................349 Airconditioning - toets voor de compressor van de airconditioning ...........................................98 Airconditioning/verwarming, achter automatisch .........................................................100 Allwheel-aandrijving - voorschriften voor het rijden met auto's met allwheel-aandrijving ...........................250 Antenne ..................................................................110 Anti-diefstalsysteem - anti-diefstalsysteem ..............230 Armsteun - armsteun achterbank ...........................151 Armsteun - middenconsole ....................................151 As - achteras met sperdifferentieel ..........................266 As - maximaal toegestane voor- en ........................274 As - smeermiddel achteras ......................................316 As - smeermiddel vooras ........................................315 Asbak ......................................................................153 Audio ......................................................................343 Audio - antenne .....................................................110 Audio - beveiliging tegen diefstal ...........................109
. . . 394
Audio - geluidsinstallatie voor achterpassagiers ......106 Audio - radiotoetsen op het stuurwiel ..... 24, 108, 113 Auto - heen en weer rollen .....................................388 Automatisch koplampsysteem ..................................87 Automatische niveauregeling .................................270
B Bagage - achterste bergruimte ...............................145 Bagage - achterste laadruimte ................................138 Bagage - bagagerek ...............................................149 Bagage - identificatieplaatje ...................................273 Bagage - informatieplaatje voor banden ................273 Bagage - maximaal toegestane voor- en ................274 Bagage - voertuig beladen ...............................14, 272 Bagagerek - bagagerek ...........................................149 Banden ...................................................................325 Banden - banden vervangen ..................................330 Banden - informatieplaatje voor banden ................273 Banden inspecteren en verwisselen van de banden ..........328 Banden - op spanning brengen ..............................326 Banden - opbergen van het wiel ......... 5, 18, 366, 372 Banden - opslag van wiel .......................................377 Banden - reservewiel ........... 5, 18, 332, 366, 372, 387 Banden - sneeuwkettingen .....................................332
09euEscalade.dut Page 395 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index B (vervolg) Banden - veiligheidshaak reservewiel .....................383 Banden wiel met lekke band vervangen .........5, 18, 348, 366 Banden - wiel verwisselen .......................................372 Banden - wielen en banden ...................................351 Banden - wieluitlijning en uitbalancering van de wielen .......................................................333 Bedieningsorganen bedieningsorganen op het dashboard ...................24 Bedieningsorganen - bedieningsorganen op stuurwiel/stuurkolom ......................................111 Bedrading - kabelboom aanhanger ........................283 Beheer elektrisch vermogen ...................................159 Bekerhouders .........................................................152 Beladen - identificatieplaatje ...................................273 Beladen - maximaal toegestane voor- en ...............274 Beladen - voertuig beladen ..............................14, 272 Belading - informatieplaatje voor banden ..............273 Benzine - brandstof tanken ....................................294 Bergruimte - achterste bergruimte .........................145 Bergruimte - handschoenenkastje ....................24, 151
Bergvakken .............................................................151 Bergvakken - bekerhouders ....................................152 Bergvakken - handschoenenkastje ....................24, 151 Bergvakken - laadruimte achterin ...........................138 Beveiliging - anti-diefstalsysteem ............................230 Bougies ...................................................................348 Brandstof ................................................................289 Brandstof - brandstofbereik ......................................43 Brandstof - brandstofmeter ......................................27 Brandstof - brandstoftank .......................................349 Brandstof brandstofverbruik en emissiegegevens ................350 Brandstof - ethanolbrandstof (E-85) .......................291 Brandstof - gemiddeld brandstofverbruik .................43 Brandstof - tanken ..................................................294 Brandstof - Verbruikte brandstof ...............................44
C Centrale vergrendeling akkoordcode voor zenderfrequenties ...................236 Centrale vergrendeling met afstandsbediening - akkoordcode voor zenderfrequenties ......................236 Claxon ..................................................... 24, 113, 342
395 . . .
09euEscalade.dut Page 396 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index C (vervolg) Compressor - toets voor de compressor van de airconditioning ...........................................98 Console - middenconsole .......................................151 Controlelamp - controlelamp ABS ............................31 Controlelamp - controlelamp airbag ................35, 201 Controlelamp - controlelamp alarmsysteem ............37 Controlelamp - controlelamp cruise control .............37 Controlelamp - controlelamp laadsysteem ...............29 Controlelamp - controlelamp mistlampen ...............38 Controlelamp - controlelamp mistlampen achter ....38 Controlelamp - controlelamp voor voertuigstoring ..32 Controlelamp - waarschuwingslamp motoroliedruk 28 Controlelamp - waarschuwingslamp remsysteem ....30 Controlelamp - waarschuwingslamp voor niet dragen veiligheidsgordel ..................................................192 Controlelamp - waarschuwingssignaal ingeschakelde verlichting .......................................38 Controlelamp alarmsysteem ....................................37 Controlelamp remsysteem .......................................30 Controlelamp voor voertuigstoring ..........................32 Cruise control .........................................................121 Cruise control - controlelamp ...................................37 Cruise control - knoppen ..................................24, 113
. . . 396
D Dak - bagagerek .....................................................149 Dak - hoofdruimte en dak ......................................145 Dak - zonnedak ............................................. 146, 342 Dakconsole - bagagerek .........................................149 Dakconsole - hoofdruimte en dak ..........................145 Dakconsole - zonnedak ................................. 146, 342 Dashboard - instrumentengroep ................24, 26, 343 Display - informatiecentrum voor de bestuurder ......28 Displays - display in Engels .......................................49 Dynamische remkrachtverdeling ............................268
E Eenheden - Engels/Metrisch .....................................46 Eigenschappen - bijzondere eigenschappen ......49, 50 Elektriciteit - accessoirevoeding ..............................154 Elektriciteit - elektrisch centrum in de motorruimte 341 Elektriciteit utiliteitsblok midden instrumentenpaneel ............340 Elektriciteit - zekeringen en stroomonderbrekers ....336 Elektriciteit - zekeringenhouder in het instrumentenpaneel links .....................................338 Elektriciteit zekeringenhouder in motorcompartiment ...........299
09euEscalade.dut Page 397 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index E (vervolg) Elektrische aansluiting elektrische accessoires ....................................84, 339 Emissies - brandstofverbruik en emissiegegevens ...350 Engelse eenheden ....................................................46 Ethanol - ethanolbrandstof (E-85) ..........................291
F Filter - luchtfilter/filterelement ................299, 321, 348 Frequentie - akkoordcode voor zenderfrequenties .236
G Gaspedaal - bediening instelbaar gaspedaal ............24 Gaspedaal - instelbaar gaspedaal ...........................242 Gegevensrecorders voor gebeurtenissen ................390 Gegevensverzameling ............................................390 Geheugen - geheugen ...........................................160 Geluidsinstallatie .............................................104, 343 Geluidsinstallatie - antenne ....................................110 Geluidsinstallatie - anti-diefstalsysteem ...................109 Geluidsinstallatie - audiosysteem voor passagiers achterin de auto ..................................106 Geluidsinstallatie bedieningsorganen op het stuurwiel .....24, 108, 113 Gewicht - maximaal toegestane voor- en ..............274
Gloeilampen - specificaties reservegloeilampen .....347 Gloeilampen - vervangen .......................................345 Gonggeluiden geluidsvolume van de gong instellen ...............49, 58 Grootlicht - controlelamp .........................................26
H Handmatige versnellingsmodus automatische transmissie .....................................247 Handschoenenkastje .........................................24, 151 Hellingen - aanhanger parkeren op hellingen ........282 Hendel - schakelhendel ....................................24, 114 Hendel - stuurkolomschakelaar ................ 24, 111, 115 Hercirculatie ..............................................................97 Het voertuig voor- en achteruit laten rollen ...........388 Hoofdsteunen - een kinderzitje bevestigen met lage bevestigingspunten en bovengordel ............222 Hoogteverstelling - automatische niveauregeling ..270
I Identificatie - Voertuig Identificatie Nummer .........335 In- en uitstapverlichting ............................................91 Indicator - aan/uit-indicator ....................................207 Indicator - grootlicht ................................................26 Indicator - richtingaanwijzers ...................................26
397 . . .
09euEscalade.dut Page 398 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index I (vervolg) Informatie - menu Voertuiginformatie ................45, 71 Informatiecentrum voor de bestuurder ............39, 339 Informatiecentrum voor de bestuurder aanpassingstoets ....................................................41 Informatiecentrum voor de bestuurder brandstofbereik ......................................................43 Informatiecentrum voor de bestuurder - display ......28 Informatiecentrum voor de bestuurder mededelingen ........................................................65 Informatiecentrum voor de bestuurder menu Reis-/brandstofinformatie ............................42 Informatiecentrum voor de bestuurder menu Voertuiginformatie .................................45, 71 Informatiecentrum voor de bestuurder - timer ........44 Informatiecentrum voor de bestuurder toetsen .......................................................24, 40, 78 Informatiecentrum voor de bestuurder verbruikte brandstof ...............................................44 Inhouden ........................................................348, 349 Inrijden - inrijperiode bij nieuwe voertuigen ...........227 Instrumenten - instrumenten op dashboard ............24 Instrumenten en bedieningsorganen op het dashboard ........................................................24
. . . 398
Instrumentengroep ....................................24, 26, 343 Instrumentenpaneel regelbare instrumentenverlichting .........................89 Instrumentenpaneel schakelaarpaneel instrumentenpaneel .............24, 91 Interieurverlichting - uitschakelknop ...................24, 90 Inzittendenbeveiliging - aan/uit-indicator ..............207 Inzittendenbeveiliging - airbag ...............................194 Inzittendenbeveiliging - bevestigingspunten voor kinderzitjes met lage bevestigingspunten en .......217 Inzittendenbeveiliging - bovenriem kinderzitjes .....218 Inzittendenbeveiliging comfortgeleiders voor schoudergordel ................189 Inzittendenbeveiliging gebruik van veiligheidsgordel ..............................192 Inzittendenbeveiliging gordelspanners voor veiligheidsgordels ...............194 Inzittendenbeveiliging - heup-/schoudergordel .....186 Inzittendenbeveiliging - hoofdsteunen ...................169 Inzittendenbeveiliging in hoogte verstelbare schoudergordel .................188 Inzittendenbeveiliging - kinderzitjes .......................208 Inzittendenbeveiliging - veiligheidsgordels .........6, 184
09euEscalade.dut Page 399 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index I (vervolg) Inzittendenbeveiliging veiligheidsgordels vervangen ..............................191 Inzittendenbeveiliging verlenger voor veiligheidsgordel ..........................191 Inzittendenbeveiliging - waarschuwingslamp ........192 Inzittendenbeveiliging - waarschuwingslampje ......193
K Kabelboom - kabelboom aanhanger ......................283 Kettingen - aanhanger trekken met veiligheidskettingen .............................................281 Kettingen - sneeuwkettingen .................................332 Kilometerteller/Dagteller ..........................................27 Kinderen - bevestigingspunten voor kinderzitjes met lage bevestigingspunten ......................................217 Kinderen - bovenriem kinderzitjes ..........................218 Kinderen - een kinderzitje bevestigen met lage bevestigingspunten en bovengordel ..............................222 Kinderen - kinderzitjes ............................................208 Kinderen - Oudere kinderen ...................................215 Kinderzitjes - Oudere kinderen ...............................215 Kleppen - zonnekleppen ........................................145 Klimaatregeling - knop luchtroosters ................96, 102
Klimaatregeling regelaar voor ventilatorsnelheid .....................95, 101 Klimaatregeling - tips bij het gebruik ......................102 Klimaatregeling - toets voor de compressor van de airconditioning ...........................................98 Klimaatregelsysteem .................................................92 Klimaatregelsysteem met twee zones automatisch .....................................................24, 92 Klok ............................................................24, 78, 104 Knop sleep-/trekfunctie ............................................24 Koelmiddel .............................................................349 Koelvloeistof .................................................. 306, 323 Koelvloeistof - expansietank .................... 17, 299, 349 Koelvloeistof koelvloeistof controleren en bijvullen ...................362 Koelvloeistof - temperatuurmeter .............................26 Kooldioxide brandstofverbruik en emissiegegevens ................350 Koplampen - grootlicht-/dimlichtschakelaar ..........116 Koplampen - grootlichtcontrolelamp .......................26 Koppel - motorkoppel ............................................348 Krikken ................................................. 5, 18, 366, 372 Krikken - opslag van band- en krikuitrusting ..........377
399 . . .
09euEscalade.dut Page 400 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index L Laadsysteem - waarschuwingslamp .........................29 Lampje - lampje sleep-/trekfunctie ...........................37 Lampje - waarschuwingslampje voor veiligheidsgordel passagier ..................................193 Lendensteun - elektrisch bediende lendensteun ....165 Lucht - luchtfilter/luchtfilterelement .......299, 321, 348 Luchtroosters ....................................................24, 103 Luchtroosters - knop ........................................96, 102
M Make-upspiegels ....................................................128 Meldingen informatiecentrum voor de bestuurder ..................65 Menu - menu Voertuiginformatie .......................45, 71 Meter - brandstofmeter ............................................27 Meter - temperatuurmeter .......................................26 Metrische eenheden .................................................46 Mist - controlelamp mistlampen ..............................38 Mist - controlelamp mistlampen achter ...................38 Mist - mistachterlichten ............................................90 Mist - mistlampen voor ............................89, 342, 344 Mistachterlichten ......................................................90 Mistlampen voor ......................................89, 342, 344
. . . 400
Motor - bescherming tegen oververhitting ......67, 362 Motor - elektrische motorventilator ........................299 Motor - expansietank .......................................17, 349 Motor - expansietank koelvloeistof .........................299 Motor - koelvloeistof ...................................... 306, 323 Motor - koelvloeistof controleren en bijvullen ........362 Motor - levensduur van de olie .................................45 Motor - motorkoppel .............................................348 Motor - motorolie .................................. 300, 323, 349 Motor - motorruimte ........................................17, 298 Motor - motorvermogen ........................................348 Motor - oliepeilstaaf ................................................299 Motor - olievuldop .................................................299 Motor - oververhitting ........................................5, 359 Motor - slaat niet aan .............................................240 Motor - starten .......................................................239 Motor - starten bij koud weer .................................241 Motor - startproblemen ..........................................240 Motor - temperatuurmeter .......................................26 Motor - verwarming motorblok .............................242 Motor - verzopen ...................................................241 Motor - waarschuwingslamp oliedruk ......................28 Motorkap - ontgrendeling ......................................297
09euEscalade.dut Page 401 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index N Navigatie - navigatiesysteem ..................................110
O Ogen - sleepogen ...................................................389 Olie - levensduur van de motorolie ..........................45 Olie - motorolie ......................................300, 323, 349 Olie - oliepeilstaaf motorolie ...................................299 Olie - olievuldop .....................................................299 Olie - waarschuwingslamp oliedruk .........................28 Oliepeilstaaf oliepeilstaaf automatische transmissie ..................299 Onderdelen - identificatieplaatje voor onderdelen .335 Onderdelen - specificaties van onderdelen ............348 Onderhoud aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .........323 Onderhoud - accu ..........................................299, 321 O (vervolg) Onderhoud - automatische transmissievloeistof .....309 Onderhoud - expansietank koelvloeistof ..17, 299, 349 Onderhoud - koelvloeistof ..............................306, 323 Onderhoud koelvloeistof controleren en bijvullen ...................362
Onderhoud - luchtfilter/filterelement .... 299, 321, 348 Onderhoud - motorolie ......................... 300, 323, 349 Onderhoud - oliepeilstaaf automatische transmissievloeistof ...............................................299 Onderhoud - oliepeilstaaf motorolie .......................299 Onderhoud - olievuldop motorolie ........................299 Onderhoud - onderhoud tijdens het rijden met een aanhanger ..............................................284 Onderhoud - onderhoudsrichtlijnen .......................288 Onderhoud - remvloeistof ......................................318 Onderhoud - remvloeistofreservoir .........................299 Onderhoud - reservoir ruitensproeiervloeistof ........299 Onderhoud reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof ..................299 Onderhoud - ruitensproeiervloeistof ......................320 Onderhoud - smeermiddel achteras .......................316 Onderhoud - smeermiddel voor de verdeelbak ......315 Onderhoud - smeermiddel vooras .........................315 Onderhoud - stuurbekrachtigingsvloeistof .............317 Onderhoud - verwarmde sproeiervloeistof .......69, 119 Ontdooien ................................................................97 Ontsteking - contactslot ................................ 113, 236 Op spanning brengen - banden .............................326
401 . . .
09euEscalade.dut Page 402 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index O (vervolg) Op spanning brengen informatieplaatje voor banden .............................273 Opslag van band- en krikuitrusting ........................377 Oververhitting - bescherming tegen oververhitting motor ......................................67, 362 Oververhitting - motor .......................................5, 359
P Parkeerlichten .........................................................344 Parkeren - aanhanger parkeren op hellingen .........282 Parkeren - parkeerrem ............................................269 Parkeren - ultrasoon parkeerhulpsysteem ...............155 Parkeren - voertuig parkeren ..................................262 Passagiersdetectiesysteem ......................................201 Passagiersdetectiesysteem - werking van het systeem met een kinderzitje ..............................................204 Passagiersdetectiesysteem - werking van het systeem met volwassen passagiers ....................................206 Pedalen bediening instelbare gas- en rempedalen ..............24 Pedalen - instelbare gas- en rempedalen ................242
. . . 402
Portieren .................................................................134 Portieren - achterklep .................................... 141, 233 Portieren - automatische portiersloten .........49, 52, 53 Portieren - elektrisch bediende portiersloten ..........135 Portieren - handbediende portiersloten ..................134 Portieren kinderveiligheidssloten op achterportieren ..........137 Portieren - uitgestelde vergrendeling .........49, 56, 136 Portieren voorziening om buitensluiten te voorkomen .......135 Programmeerbare functies - display in Engels ..........49 Programmeerbare functies - naderingslampen ..49, 58 Programmeerbare voorzieningen .......................49, 50 Programmeerbare voorzieningen feedback sloten met afstandsbediening .....49, 54, 55 Programmeerbare voorzieningen - instellingen uitstapstand stoel ........................................................49, 61 Programmeerbare voorzieningen oproepfunctie uitstapstand ..............................49, 60 Programmeerbare voorzieningen oproepfunctie zitplaatspositie ..........................49, 62 Programmeerbare voorzieningen - taalkeuze .....49, 51
09euEscalade.dut Page 403 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index R Radio ..............................................................104, 343 Radio - antenne ......................................................110 Radio audiosysteem voor passagiers achterin de auto ...106 Radio bedieningsorganen op het stuurwiel .....24, 108, 113 Radio - beveiliging tegen diefstal ............................109 Ramen ....................................................................129 Ramen - elektrisch bediende ..................................130 Ramen - functie Express Down ...............................130 Rek - bagagerek ......................................................149 Remmen .................................................................266 Remmen - aanhangerremmen ...............................281 Remmen - bediening instelbaar rempedaal .............24 Remmen - dynamische remkrachtverdeling ...........268 Remmen - instelbaar rempedaal ............................242 Remmen - parkeerrem ...........................................269 Remmen - rembekrachtiging .................................270 Remmen - remblokslijtage-indicators .....................267 Remmen - remvloeistofreservoir .............................299 Remmen - slag van het rempedaal .........................268 Remmen - stellen ...................................................268
Remmen - vloeistof .................................................318 Remmen - waarschuwingslamp ...............................30 Remmen - waarschuwingslamp ABS ........................31 Reserveband opslag van band- en krikuitrusting .......................377 Reservewiel .......................................... 5, 18, 366, 372 Reservewiel - reservewiel ............................... 332, 387 Reservewiel - veiligheidshaak reservewiel ...............383 Richtingaanwijzers ..................................................115 Richtingaanwijzers - indicator ...................................26 Richtingaanwijzers richtingaanwijzers aanhanger ..............................281 Rijden - het laden van uw auto voor terreinrijden ..253 Rijden - in water .....................................................262 Rijden - inrijperiode bij nieuwe voertuigen .............227 Rijden - rijden in modder, zand, sneeuw of ijs ........261 Rijden - terreinrijden ...............................................251 Rijden - terreinrijden op hellingen ....................14, 256 Rijden - voorschriften voor het rijden met auto's met allwheel-aandrijving ......................................250 Ruiten - ruitvergrendelingsschakelaar .....................132 Ruitenwissers - voorruit ...........................................116
403 . . .
09euEscalade.dut Page 404 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index S Schakelaar - contactslot ..................................113, 236 Schakelaars schakelaarpaneel instrumentenpaneel .............24, 91 Schakelen - schakelhendel ................................24, 114 Schakelen vergrendelingssysteem voor de keuzehendel .......250 Sensor ......................................................................99 Service - identificatieplaatje voor onderdelen .........335 Sleep-/trekfunctie ...................................................278 Sleep-/trekfunctie - controlelampje ..........................37 Sleepogen ..............................................................389 Slepen - knop sleep-/trekfunctie ...............................24 Slepen - met alle vier wielen op de grond ..............285 Slepen van de auto .......................................5, 16, 358 Slepen/trekken - aanhangerremmen ......................281 Slepen/trekken - kabelboom van aanhanger ..........283 Slepen/trekken - met twee wielen op de grond en twee wielen in een dolly .................................285 Slepen/trekken - onderhoud tijdens het rijden met een aanhanger ..............................................284 Slepen/trekken - richtingaanwijzers aanhanger ......281
. . . 404
Slepen/trekken - rijden met een aanhanger ...........274 Slepen/trekken - sleep-/trekfunctie .........................278 Slepen/trekken - trekhaak voor aanhanger .............279 Slepen/trekken - veiligheidskettingen voor het rijden met een aanhanger ....................................281 Sleutels ...................................................................227 Sleutels - bereik van de afstandsbediening .............234 Sleutels - sloten met afstandsbediening ..................232 Sloten - automatische portiersloten ..............49, 52, 53 Sloten - elektrisch bediende sloten .........................135 Sloten - handbediende portiersloten ......................134 Sloten kinderveiligheidssloten op achterportieren ..........137 Sloten - uitgestelde vergrendeling ..............49, 56, 136 Sloten voorziening om buitensluiten te voorkomen .......135 Sloten met afstandsbediening ................................232 Sloten met afstandsbediening - feedback .....49, 54, 55 Sloten met afstandsbediening - zender ..................232 Smeermiddel - smeermiddel achteras ....................316 Smeermiddel - smeermiddel voor de verdeelbak ...315 Smeermiddel - smeermiddel vooras .......................315
09euEscalade.dut Page 405 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index S (vervolg) Smeermiddelen - aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ...............................................323 Snelheid - Gemiddelde snelheid ...............................45 Snelheidsmeter .........................................................27 Specificaties ............................................................348 Specificaties - gloeilampentabel .............................347 Specificaties - specificaties van de onderdelen .......348 Spiegels ..................................................................125 Spiegels automatisch dimmende binnenspiegels ..............128 Spiegels - buitenspiegel ..........................................125 Spiegels - elektrisch bediende spiegels ...........125, 338 Spiegels - elektrisch inklapbare spiegels ..................126 Spiegels - spiegel voor het zien van de trottoirband .......................................49, 59, 60, 127 Spiegels - spiegels kantelen bij parkeren ............49, 59 Spiegels - verwarmde spiegel .........................126, 343 Sproeier - achterruit ................................................120 Sproeier - reservoir ruitensproeiervloeistof ..............299 Sproeier - ruitensproeiervloeistof ............................320 Sproeier - verwarmde sproeiervloeistof ............69, 119 Sproeier - voorruit ..................................................118 Stabiliteit - Stabilitrak-systeem ..................................80
Starten - contactslot ...................................... 113, 236 Starten - instructies voor het starten .......................239 Starten - motor slaat niet aan .................................240 Starten - problemen bij het starten van de motor ..240 Starten - starten bij koud weer ...............................241 Starten - starten met een hulpaccu ........................354 Starten - starten van de motor ...............................239 Starten - verzuipen van de motor ...........................241 Steunen - elektrisch bediende lendensteun ............165 Sticker - identificatieplaatje .....................................273 Sticker - identificatieplaatje voor onderdelen ..........335 Sticker - informatieplaatje voor banden ..................273 Sticker - maximaal toegestane voor- en .................274 Sticker - Voertuig Identificatie Nummer .................335 Stoelen - achterstoelen ...........................................338 Stoelen - armsteun achterbank ...............................151 Stoelen - bedieningsorganen voor de stoel ............164 Stoelen - derde rij zitplaatsen .................................179 Stoelen - elektrisch bediende lendensteun .............165 Stoelen - elektrisch verstelbare rugleuning van de voorste stoel ....................................................164 Stoelen - elektrisch verstelbare stoelen .......... 160, 164 Stoelen - hoofdsteunen ..........................................169
405 . . .
09euEscalade.dut Page 406 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index S (vervolg) Stoelen - instapvoorziening ....................................174 Stoelen - instellingen uitstapstand stoel .............49, 61 Stoelen - oproepfunctie uitstapstand .................49, 60 Stoelen - oproepfunctie zitplaatspositie ..............49, 62 Stoelen - rugleuningen van de stoel op de derde rij neerklappen .....................................................179 Stoelen - tweede rij stoelen ....................................170 Stoelen - tweede rij stoelen neerklappen ................172 Stoelen - verwarmd ........................................166, 168 Stoelen - verwarmde en gekoelde voorstoelen ......167 Stoelen - verwijderbare achterste zitplaats .............182 Stroomonderbrekers ..............................................336 Stuurinrichting .......................................................266 Stuurinrichting reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof ..................299 Stuurinrichting - stuurbekrachtiging ......................266 Stuurinrichting - stuurbekrachtigingsvloeistof ........317 Stuurkolom - bedieningsorganen op stuurwiel/ stuurkolom ..........................................111 Stuurkolomschakelaar ..............................24, 111, 115 Stuurwiel - bedieningsorganen op stuurwiel/stuurkolom ...........................................111 Stuurwiel - radiotoetsen ...........................24, 108, 113
. . . 406
T Taal - display in Engels ..............................................49 Taal - taalkeuze ...................................................49, 51 Tank - brandstoftank vullen ....................................294 Temperatuur - temperatuurmeter ............................26 Temperatuur - temperatuurregeling .................93, 102 Temperatuurregeling - automatisch klimaatregelsysteem met twee zones .......................................24, 92 Temperatuurregeling - automatische airconditioning/ verwarming, achter ..............................................100 Temperatuurregeling - hercirculatie ..........................97 Temperatuursensor ...................................................99 Terreinrijden het laden van uw auto voor terreinrijden .............253 Terreinrijden rijden in modder, zand, sneeuw of ijs ..................261 Terreinrijden - rijden in water .................................262 Terreinrijden - rijden op hellingen ....................14, 256 Terreinrijden - terreinrijden .....................................251 Timer ........................................................................44 Toerenteller ...............................................................28 Tractie .....................................................................265 Tractie - achteras met sperdifferentieel ...................266
09euEscalade.dut Page 407 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index T (vervolg) Tractie - Stabilitrak-systeem ......................................80 Tractie - Stabilitrak-tractieregelsysteem ....................82 Transmissie .............................................................243 Transmissie - automatisch .........................11, 243, 323 Transmissie - automatische transmissievloeistof ......309 Transmissie - peilstaaf automatische transmissie .....299 Transmissie vergrendelingssysteem voor de keuzehendel .......250 Trekhaak .................................................................279 Trekken - knop sleep-/trekfunctie .............................24 Trekken - recreatief voertuig trekken ......................285 Trekken - sleep-/trekfunctie ....................................278
U Uitlaat - waarschuwingen uitlaat ..............................12 Ultrasoon parkeerhulpsysteem ...............................155
V Vastzitten - als uw voertuig vast komt te zitten ......388 Vastzitten - sleepogen ............................................389 Veiligheid - aan/uit-indicator ..................................207 Veiligheid - airbags .................................................194 Veiligheid - belangrijke veiligheidsvoorschriften ... 6-20
Veiligheid - bevestigingspunten voor kinderzitjes met lage bevestigingspunten ...............................217 Veiligheid - bovenriem kinderzitjes .........................218 Veiligheid comfortgeleiders voor schoudergordel ................189 Veiligheid - een kinderzitje bevestigen met lage bevestigingspunten en bovengordel ....................222 Veiligheid - gebruik van veiligheidsgordel ..............192 Veiligheid gordelspanners voor veiligheidsgordels ...............194 Veiligheid - heup-/schoudergordel .........................186 Veiligheid - in hoogte verstelbare schoudergordel .188 Veiligheid - kinderzitjes ...........................................208 Veiligheid - Oudere kinderen ..................................215 veiligheid - passagiersdetectiesysteem ....................201 Veiligheid - veiligheidsgordels .............................6, 184 Veiligheid - veiligheidsgordels vervangen ...............191 Veiligheid - veiligheidskettingen voor het rijden met een aanhanger ..............................................281 Veiligheid - verlenger voor veiligheidsgordel ..........191 Veiligheidsgordels - comfortgeleiders v oor schoudergordel ..............................................189 Veiligheidsgordels - gebruik van veiligheidsgordel .192
407 . . .
09euEscalade.dut Page 408 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index V (vervolg) Veiligheidsgordels gordelspanners voor veiligheidsgordels ...............194 Veiligheidsgordels - heup-/schoudergordel ............186 Veiligheidsgordels in hoogte verstelbare schoudergordel .................188 Veiligheidsgordels - veiligheidsgordels ...............6, 184 Veiligheidsgordels - veiligheidsgordels vervangen ..191 Veiligheidsgordels verlenger voor veiligheidsgordel ..........................191 Veiligheidsgordels - waarschuwingslamp ...............192 Veiligheidsgordels - waarschuwingslampje .............193 Ventilatie - luchtroosters ...........................................24 Ventilator - regelaar voor ventilatorsnelheid .....95, 101 Verdeelbak - allwheel-aandrijving ...........................250 Verdeelbak - rijvoorschriften voor auto's met allwheel-aandrijving .............................................250 Verdeelbak - smeermiddel voor de verdeelbak .......315 Verlichting ................................................................86 Verlichting - automatisch koplampsysteem ..............87 Verlichting - bedieningsorganen ..............................24 Verlichting Controlelamp ingeschakelde verlichting ................38
. . . 408
Verlichting - dagverlichting ..............................88, 342 Verlichting - Derde remlicht ...................................343 Verlichting - gloeilampen vervangen ......................345 Verlichting - grootlicht-/dimlichtschakelaar ............116 Verlichting - hoofdschakelaar ....................................86 Verlichting - in- en uitstapverlichting ........................91 Verlichting - Interieurverlichting ...............................90 Verlichting - interieurverlichting .............................339 Verlichting - leeslampen ...........................................91 Verlichting - mistachterlichten ..................................90 Verlichting - mistlampen voor ................. 89, 342, 344 Verlichting - naderingslampen ............................49, 58 Verlichting - parkeerlichten .....................................344 Verlichting regelbare verlichting instrumentenpaneel ..............89 Verlichting uitschakelknop interieurverlichting ..................24, 90 Verlichting - uitstapverlichting ............................49, 57 Verlichting - waarschuwingsknipperlichten ............114 Verlichting waarschuwingslampjes instrumentengroep ...........28 Vermogen - motorvermogen .................................348 Versnellingen - schakelhendel ...........................24, 114
09euEscalade.dut Page 409 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index V (vervolg) Verstelbare rugleuning - elektrisch verstelbare rugleuning van de voorste stoel ...........................164 Verwarming - achterruit .........................103, 343, 344 Verwarming airconditioning met temperatuurregeling .............92 Verwarming - automatisch klimaatregelsysteem met twee zones .......................................................24, 92 Verwarming - automatische airconditioning/verwarming, achter ........................................................100 Verwarming - motorblokverwarming .....................242 Verzopen - motor verzopen ....................................241 Vierwielaandrijving .................................................250 Vierwielaandrijving - het laden van uw auto voor terreinrijden .................................................253 Vierwielaandrijving rijden in modder, zand, sneeuw of ijs .................261 Vierwielaandrijving - rijden in water .......................262 Vierwielaandrijving smeermiddel voor de verdeelbak .........................315 Vierwielaandrijving - terreinrijden ...........................251 Vierwielaandrijving terreinrijden op hellingen ...............................14, 256
Vloeistof - automatische transmissievloeistof ..........309 Vloeistof - koelvloeistof .................................. 306, 323 Vloeistof - koelvloeistof controleren en bijvullen .....362 Vloeistof - motorolie ...................................... 300, 323 Vloeistof - remvloeistof ...........................................318 Vloeistof - ruitensproeiervloeistof ............................320 Vloeistof - stuurbekrachtigingsvloeistof ..................317 Vloeistof - verwarmde sproeiervloeistof ............69, 119 Vloeistoffen aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .........323 Voeding - accessoirevoeding ..................................154 Voertuig - inrijperiode bij nieuwe voertuigen .........227 Voertuig Identificatie Nummer ...............................335 Voorruit - ruitenwissers ...........................................116 Voorruit - ruitenwissers met regensensor ................117 Voorruit - sproeier ...................................................118 Voorschriften - onderhoudsvoorschriften ...............288
W Waarschuwingen - belangrijke veiligheidsvoorschriften ........................................620 Waarschuwingen - waarschuwingen uitlaat .............12 Waarschuwingsknipperlichten ..........................24, 114 Waarschuwingslamp - controlelamp airbag .....35, 201
409 . . .
09euEscalade.dut Page 410 Thursday, July 10, 2008 12:24 PM
Index W (vervolg) Waarschuwingslamp controlelamp voor voertuigstoring ........................32 Waarschuwingslamp waarschuwingslamp motoroliedruk .......................28 Waarschuwingslamp waarschuwingssignaal ingeschakelde verlichting ...38 Waarschuwingslamp airbag .............................35, 201 Waarschuwingslampen ............................................28 Waarschuwingslampje controlelamp alarminstallatie .................................37 Waarschuwingssignaal - ingeschakelde verlichting ..87 Weergave - taalkeuze .........................................49, 51 Wielen ....................................................................333 Wielen - aanhaalmoment wielmoeren ...................348 Wielen - vervangen ........................................333, 348 Wielen - wielen en banden .....................................351 Wielen wieluitlijning en uitbalancering van de wielen .....333 Wielophanging .......................................................270 Wielophanging - automatische niveauregeling ......270 Wisser - achterruit ...................................................120 Wissers - regenafhankelijke .....................................117
. . . 410
Z Zekeringen .............................................................336 Zekeringen elektrisch centrum in de motorruimte .................341 Zekeringen utiliteitsblok midden instrumentenpaneel ............340 Zekeringen - zekeringenhouder in het instrumentenpaneel links .....................................338 Zekeringen zekeringenhouder in motorcompartiment ...........299 Zender - batterij vervangen ....................................235 Zender - bereik van de afstandsbediening .............234 Zender - sloten met afstandsbediening ..................232 Zon - zonnedak ............................................. 146, 342 Zon - zonnekleppen ...............................................145 Zonnescherm - zonnekleppen ................................145 Zonnesensor .............................................................99 Zorg voor de buitenkant ........................................351 Zwangerschap - gebruik van veiligheidsgordel ......192