Profielwerkstuk HAVO - VWO 2015/2016
INSTRUCTIEBOEKJE
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Inhoud Inhoud ........................................................................................................................ 2 Inleiding...................................................................................................................... 3 De 4 fases: hoe pak je het aan?........................................................................... 4 Fase 1a: groepen vormen, rolverdeling, keuze onderwerp………………………………………………………………………………6 Fase 1b: literatuuronderzoek naar aspecten van het onderwerp / afbakening van het onderwerp. .......................................................................... 7 Fase 1c: plan van aanpak opstellen....................................................................8 Fase 2: het onderzoek uitvoeren of het ontwerp maken.............................. 11 Fase 3: de voorlopige versie van het eindproduct maken .......................... 12 Fase 4: het definitieve eindproduct presenteren ........................................... 12 De beoordeling ...................................................................................................... 13 Bijlage 1 planning................................................................................................... 14 Bijlage 2 logboek.................................................................................................... 15 Bijlage 3 bibliografische beschrijving .................................................................16 Diverse bijlagen………………………………………………………………………
2
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Wat ga je doen?
Inleiding
Een van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk. In het profielwerkstuk ligt de nadruk op de algemene vaardigheden. Dit zijn: groepswerk (hoe werk je in een groep) informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken); onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden (het doen van een echt onderzoek of het maken van een ontwerp); communicatieve of presentatievaardigheden (het rapporteren van de voortgang, overleg binnen een groep en met begeleiders en het presenteren van het werkstuk). Daarnaast worden ook vakspecifieke vaardigheden getoetst. Op het Regius College vindt het Profielwerkstuk plaats in het examenjaar. Leerlingen kiezen in overleg met vakdocent/begeleider een onderwerp. Sommige secties hebben restricties aangebracht aangaande welke onderwerpen je mag kiezen. Het is dan van groot belang dat je je goed laat informeren, alvorens een keuze te maken. Het profielwerkstuk is altijd een intensieve Meesterproef (groot onderzoek). Het onderzoek kan natuurwetenschappelijk of sociaalwetenschappelijk van aard zijn. Een kritisch literatuuronderzoek mag. In sommige gevallen zal het onderzoek het karakter van een technisch of creatief ontwerp hebben. Uiteindelijk lever je een product af. Maar minstens net zo belangrijk is het proces. Hoe ben je tot het product gekomen en hoe heb je samengewerkt? Je begeleiders houden het proces dan nauwlettend in de gaten en zullen je daarop ook beoordelen. Je maakt het werkstuk in een groepje van twee personen uit je eigen examengroep. De groep van twee wordt begeleid door een PWS-begeleider en soms zal je mentor ook aanwijzingen geven. Je PWS-begeleider is te raadplegen als vraagbaak en hij/zij kan sturing geven aan het onderzoek. Het cijfer dat je voor het PWS krijgt, wordt bepaald door je PWS-begeleider. Uiteindelijk wordt dit cijfer met het cijfer dat je in 5HAVO /5 of 6VWO voor maatschappijleer hebt gehaald gemiddeld tot het combinatiecijfer dat op je cijferlijst komt te staan en meetelt in de zak-/slaagregeling. Voor leerlingen van het VWO telt ook nog het cijfer van ANW mee. Hieronder volgt het praktische gedeelte van het Profielwerkstuk. Aan de hand van de 4 Fases wordt uitgelegd hoe het PWS is opgebouwd. In de kaders rechts op de pagina staat beschreven wat je moet doen in elke fase. 3
Lees het hele Profielwerkstukboekje door.
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
De 4 fases: hoe pak je het aan? Het profielwerkstuk kent een studielast van 80 uur. Je kunt het werken aan je profielwerkstuk onderscheiden in vier fases: 1. voorbereidende fase. Oriëntatie, keuze van je partner, onderwerp. Het doen van een literatuuronderzoekje. Het schrijven van en overleggen over je plan van aanpak. In week 23 staat een PWS werkmiddag gepland. Na de zomervakantie staan er ook werkmiddagen 2. onderzoeksfase. Het verzamelen van gegevens of doen en verwerken van proeven cq maken en uitvoeren van een ontwerp. Vanaf week 35 in het rooster onder begeleiding van PWSbegeleider. 3. voorbereiding van de presentatie / verslaggeving. 4. de presentatie verslaggeving. Periode Jun/aug
Wat ga je doen? Bekijk het tijdschema in bijlage 1 Noteer in je agenda wanneer je welke onderdelen klaar moet hebben. Let heel goed op de deadlines. Als je deze niet haalt, zie je dat terug in een lager eindcijfer.
Fasering 1. oriëntatie- en keuzefase
a
groepsindeling / rolverdeling Je oriënteert je op interessante onderwerpen: overleg met mentor, onderwerpskeuze
b
literatuuronderzoekje naar het onderwerp / afbakening van het onderwerp: verschillende (digitale) bronnen raadplegen in bibliotheek (in duo’s) verslag maken van literatuuronderzoek in duo’s presentatie van onderwerp in de klas en aan de student en mentor in overleg met de student afbakenen onderwerp onderzoeksvraag formuleren deelvragen formuleren Welke werkwijze/methode ga je voor het onderzoek gebruiken? Welke informatiebronnen of hulpmiddelen heb je nodig? Welke presentatievorm kies je? Voorlopig plan van aanpak opstellen.
c
Definitief plan van aanpak opstellen: Onderzoeksplan Tijdplan Rolverdeling. Wie gaat welke onderdelen van het onderwerp onderzoeken. Op welke plaats(en) vindt het onderzoek plaats.
sept.
2. onderzoeksfase: informatie verwerven en verwerken
Het onderzoek uitvoeren. en/of Het ontwerp maken.
okt.
3. de fase van voorbereiding van de presentatie; in dit geval de schrijffase/de ontwerpfase
Informatie ordenen en verwerken en de voorlopige versie van het eindproduct maken.
nov/dec.
4.Eindproduct
Definitieve versie van het eindproduct inleveren en presenteren.
Verder staan de verschillende fases uitgebreid beschreven.
5
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Fase 1a: Groepen vormen, rolverdeling, keuze onderwerp.
Wat ga je doen?
Na de introductie van het PWS ga je een duo vormen met iemand uit je eigen klas. Zorg dat je een partner kiest waarmee je goed kunt samenwerken. Tijdens de eerste bijeenkomst worden de groepjes definitief gevormd. Het uiteindelijke onderwerp van het onderzoek moet bij alle leden van de groep te maken hebben met minimaal één van zijn/haar vakken. Tijdens de PWS-uren gaan de groepjes zelfstandig of (deels) met de begeleider brainstormen over onderwerpen om te kijken waar de voorkeur van de groep naar uitgaat. Zorg dat je informatie hebt ingewonnen bij vakdocenten voor de onderwerpen.
Vorm een duo met iemand uit je klas of jaar laag. Je gaat met je groepje brainstormen over het onderwerp en gebruikt daarbij de hulp van PWS begeleider/sectie en of mentor.
De groep gaat begeleid worden door een begeleider en soms ook de mentor. Je bent samen met je partner verantwoordelijk voor het hele PWS. Regelmatig zullen jullie echter uit elkaar gaan om bepaalde onderdelen te doen.
Samen ga je een lijst met de rollenverdeling maken (format hiervoor krijg je uitgereikt). E-mail adressen en telefoonnummers komen daar ook op te staan. Jullie zorgen ervoor dat iedereen in het bezit komt van deze lijst (ook je mentor). Samen neem je een besluit over welk onderwerp er gekozen wordt voor jullie PWS. Samen maak je afspraken over wanneer, waar en hoe vaak er overleg plaatsvindt. Ook wordt afgesproken wat, hoe en hoe vaak er aan de begeleiders gerapporteerd zal worden.
6
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Fase 1b: literatuuronderzoek naar het onderwerp / afbakening van het onderwerp / presentatie. Als je een onderwerp hebt gekozen, is het belangrijk om dat onderwerp te gaan verkennen. Vaak kun je een onderwerp van heel veel verschillende kanten belichten en zal je je moeten gaan beperken. Om een idee te krijgen van je onderwerp zal je literatuuronderzoek (bronnenonderzoek) moeten gaan doen. Door dit onderzoek krijg je een beter zicht op het onderwerp en ben je veel makkelijker in staat om het onderwerp af te bakenen en een goede onderzoeksvraag te formuleren. Samen bekijk je welke aspecten van jullie onderwerp de moeite waard zijn om te onderzoeken. Elk neemt één of meerdere aspecten voor zijn rekening om in een bibliotheek te onderzoeken. Iedere leerling kan gratis lid worden van een openbare bibliotheek (dit kun je zelf regelen) Ook kun je onderzoek gaan doen in de mediatheek (in het vervolg noemen we alleen mediatheek). Je kunt niet alleen volstaan met het onderzoeken van internetbronnen. Er moeten minimaal 5 andere bronnen per leerling zijn geraadpleegd en gebruikt. Deze andere bronnen kunnen boeken, tijdschriften of kranten zijn. Om het literatuuronderzoek slim te laten verlopen, moet je niet zomaar een bibliotheek ingaan of wat zoektermen intikken in een zoekmachine op het internet. Je moet systematisch te werk gaan. Om een idee te krijgen waar je allemaal op moet letten lees je eerst http://www.ewoudsanders.nl/slimmerzoeken/ goed door. Je gaat pas naar mediatheek als je een lijst met trefwoorden (zoekwoorden) hebt gemaakt over je onderwerp. Zonder die lijst, is het zoeken in de bibliotheek weinig effectief. Van alle bronnen die je gebruikt zul je de bibliografische beschrijving moeten maken. In bijlage 3 vind je de gegevens die je voor de verschillende bronnen moet noteren. Zorg er dus voor dat je deze bijlage meenmeent als je de bibliotheek in gaat. Op school kun je toegang krijgen tot de krantenbank. Vraag bij de mediatheek hoe dit in zijn werk gaat. Het literatuuronderzoekje vormt de basis van de presentatie die je voor de klas moet houden in december. Ook kun je hierdoor je onderwerp beter afbakenen. Punten waaraan de presentatie moet voldoen vind je in de bijlage van dit boekje.
7
Wat ga je doen? Je gaat de bibliotheek in om informatie te verzamelen over je onderwerp. Neem een lijst met trefwoorden over je onderwerp mee. Schrijf naast de inhoud ook de gegevens van je bronnen op zoals is voorgeschreven in bijlage 3. Van de informatie die je gevonden hebt, maak je een verslagje. Dit gebruik je voor je presentatie om te presenteren aan je begeleider. Tekst lezen betreffende plagiaat.
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
In de eerste weken zullen er duidelijke afspraken gemaakt worden over hoe, wanneer en aan wie je moet rapporteren Elke week kom je samen op een vast afgesproken moment. Dan wordt er een actieplan voor die week gemaakt. Wie gaat wat waar doen? Dit verwerk je in een planning. Elke leerling houdt heel nauwkeurig een logboek bij en die logboeken worden uiteindelijk samengevoegd in één overzichtelijk schema. (zie bijlage). Zorg dat je je eigen logboek bij elke verandering weer update, zodat je begeleiders kunnen zien wat er gedaan is.
Fase 1c: Plan van aanpak opstellen
Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. Het motto luidt: inperken en afbakenen.
Vaak is een onderzoeksvraag opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleinere stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid en je vergroot de kans dat je alle kanten van de onderzoeksvraag belicht. Met de onderzoeksvraag en deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de onderzoeksvraag, word je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen. Daarnaast kun je uit beschikbare informatie het bruikbare beter selecteren. Bovendien kun je met een duidelijke onderzoeksvraag beter conclusies formuleren. In een onderzoeksvraag en de deelvragen wordt gevraagd naar het
wie, wat, waar, welke, wanneer, hoe, waarom, waardoor, waarvoor, waarmee, waartoe enzovoort.
Wat ga je doen?
Hieronder volgt een aantal vragen die je kunt stellen:
Wat is de gangbare definitie? Welke kenmerken heeft het? Waaruit bestaat het? Welke soorten of onderdelen zijn er te onderscheiden? Waartoe behoort het? Waar is het een onderdeel van? Hoe gebeurt het? Welke voorwaarden of omstandigheden maken het mogelijk?
Waarop lijkt het? Waaraan is het tegengesteld? Wanneer is het begonnen of geëindigd? Waar komt het vandaan? Waar gaat het naartoe? Hoe ontstaat het of hoe is het ontstaan? Welke waarde heeft het? Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen? 8
Aan de hand van jullie literatuuronderzoek ga je het onderwerp afbakenen en bepaal je welke aspecten interessant genoeg zijn voor de hele groep om verder te uit te diepen in het echte onderzoek. Samen ga je de onderzoeksvraag formuleren en bedenk je welke deelvragen je nodig hebt om de uiteindelijke onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
Welke maatregelen vereist het? Welke gevolgen heeft het? Welke methode wordt ervoor gebruikt? Welk doel dient het? Welke taak heeft het? Waar komt het voor?
2015/2016
Welke argumenten voor of tegen zijn aan te voeren? Hoe ontwikkelt het zich? Wie of wat doet het? Wie of wat is erbij betrokken? Wie of wat ondergaat het?
Onderzoek verrast. Dingen zijn anders dan ze op het eerste gezicht lijken. Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dit heet het formuleren van een hypothese. Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen: beschrijvende of beeldvormende: op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon. vergelijkende: je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen. verklarende: je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat ...'. waardebepalende of evaluatieve: je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp. voorspellende: je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn. probleemoplossende of regelgevende: je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen, althans hier een bijdrage aan te leveren. Al lezende of tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de ontdekking komen dat je de onderzoeksvraag moet aanpassen. Dat moet je dan zeker doen! Overleg hierover wel met je begeleiders. Het is niet alleen belangrijk te weten wat je gaat onderzoeken, maar ook wie wanneer wat gaat doen en hoeveel tijd dat zal gaan kosten. Dit staat in een plan van aanpak. Het plan van aanpak bestaat uit een onderzoeksplan en een tijdsplan. In het onderzoeksplan wordt achtereenvolgens de hoofdvraag, de deelvragen, hypothesen/verwachtingen, werkwijzen/methode, informatiebronnen/hulpmiddelen, presentatievorm en de taakverdeling opgenomen. In het tijdsplan staat hoe lang een activiteit duurt en wie deze uitvoert en wanneer. Wanneer je alle activiteiten in de goede volgorde hebt gezet, zet je er per activiteit het aantal benodigde uren bij dat je denkt nodig te hebben om de activiteit uit te voeren. Daarna plan je aan de hand van een tijdsbalk de doorlooptijd (tijdstip van de start en het einde) per activiteit. Bij het profielwerkstuk is het van belang te weten ‘Wie voert wat wanneer uit?'. Uit het plan van aanpak moet duidelijk naar voren komen wat de bijdrage van ieder van jullie afzonderlijk is. Hiervoor moet je je activiteiten gedetailleerd beschrijven in het plan van aanpak en ervoor zorgen dat jullie individuele planningen op elkaar zijn afgestemd.
9
Wat ga je doen? Je maakt een Plan van Aanpak (onderzoeksplan + tijdsplan) en levert dat in bij je begeleiders. Zij moeten dit Plan goedkeuren voordat je verder kunt. Houd tijdens het schrijven ook zoveel mogelijk contact met je begeleiders zodat zij je tijdig kunnen bijsturen en je niet te veel tijd verliest.
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Houd het tijdplan zo kort mogelijk: maximaal een halve pagina A4. Het hele plan van aanpak hoeft niet meer dan één pagina A4 te omvatten. Hieronder is een voorbeeld van een plan van aanpak afgedrukt. Onderzoeksplan Hoofdvraag
Wat is de invloed van temperatuur op de snelheid van gisting van glucose? (vakken: biologie, scheikunde, natuurkunde)
Deelvragen
Is er een optimale temperatuur en zo ja, welke is dat? Welke processen vinden bij vergisting plaats en kunnen wij die processen volgen door het meten van de optische activiteit met een polarimeter?
Hypothesen Verwachtingen
We verwachten dat er een optimale temperatuur is en dat die in de buurt van 40 graden Celsius ligt. Omdat glucose rechtsdraaiend is, verwachten we uit de draaihoek informatie te kunnen halen over het gistingsproces.
Werkwijze Methode
We gaan gist toevoegen aan glucoseoplossingen van verschillende concentraties (0,25-1,5 mol/l met intervallen van 0,25) en die bij verschillende temperaturen (25-50 ° C met intervallen van 5 ° C) vier uren laten staan. Daarna meten we met twee polaroid filters de optische draaiing.
Informatiebronnen Hulpmiddelen
Uit boeken. Chemie in theorie en praktijk van H. van Keulen. Gepolariseerd licht in de natuur van G.P. Können. Tijdschriften. Natuur & Techniek 1992, Enzymen, gangmakers in de natuur. TOA voor de experimentele opstellingen op school. Schriftelijk verslag, maar eventueel willen we het voor de klas ook wel mondeling presenteren.
Presentatievorm Taakverdeling
Tijdsplan Activiteit / plaats
Bas zal vooral de verwerking van de meetresultaten voor zijn rekening nemen omdat hij goed overweg kan met computerprogramma's en Friso zal vooral de theoretische kant voor zijn rekening nemen. Maar we zullen zo veel mogelijk alles samen doen.
Hoe lang 4
Week 46 Job Mariska
Uitzoeken van … in mediatheek Opzet enquête
4
Job
Uitvoer enquête / instelling... Verwerking enquete / presenteren
15
Informatie verzamelen
10
10
Week 47
Week 48
Week 49
beide
beide
Week 50
Mariska
beide
Vanzelfsprekend moeten het plan van aanpak en het logboek met elkaar sporen. Toch kan het gebeuren dat je van het oorspronkelijk plan van aanpak afwijkt. In de kolom 'Opmerkingen' van het logboek motiveer je dan waarom je bent afgeweken van je oorspronkelijke plan. Het Plan van Aanpak is je leidraad voor het onderzoek. Als je Plan van Aanpak goed is, kun je gericht verder met je onderzoek. Zorg dat je te allen tijde goed contact met je begeleiders houdt, zodat zij jullie waar nodig kunnen bijsturen. Hierdoor kom je er niet te laat achter dat de ingeslagen weg niet genoeg zal opleveren.
10
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Fase 2: Het onderzoek uitvoeren of het ontwerp maken In samenspraak met je begeleider kun je soms extern terecht om een deel van je onderzoek / ontwerp uit te voeren of de benodigde informatie voor het onderzoek te verkrijgen. Sommigen van jullie zullen een proefopstelling of ontwerp gaan maken op een Universiteit. Anderen zullen gebruik gaan maken van informatie op de school om bijvoorbeeld een enquête op te stellen. Weer anderen zullen middels bepaalde modellen onderzoek gaan doen bij bedrijven of instellingen. En zo zijn er nog wel wat voorbeelden op te noemen. Bedenk dat de experts te vinden zijn op school en dat je daar ook gebruik van kunt maken. Toch moet het wel jullie onderzoek zijn. Eigen inbreng is dus heel belangrijk. Je begeleider moet te allen tijde op de hoogte zijn waar jullie je onderzoek uitvoeren. Na het verzamelen van de informatie/gegevens moet je deze interpreteren en confronteren met de onderzoeksvragen. Welke antwoorden kun je geven of welke conclusies kun je trekken op grond van de verzamelde informatie/gegevens? Kloppen je hypotheses?
11
Wat ga je doen? Je gaat het echte onderzoek uitvoeren. Je gebruikt daarbij je Plan van Aanpak als leidraad. Alles wat er gedaan wordt, teken je op in je logboek. Maak duidelijke afspraken met elkaar en met je begeleiders, waar je het onderzoek gaat uitvoeren. Zorg dat je toestemming hebt van je mentor. Zeker als je de school uit gaat, moet je begeleider weten waar je naar toe bent en wat er gedaan wordt.
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Fase 3: De voorlopige versie van het eindproduct maken
Wat voor presentatie je doet, mondeling, beeldend, muzikaal, enzovoort, voor elke presentatie moet je je de volgende vier basisvragen stellen:
Voor wie is de presentatie bedoeld? Ofwel: wie is mijn publiek? Hoe groot is het publiek? Wat is de voorkennis van het publiek? Wat wil ik dat het publiek doet met de informatie die ik geef?
Wanneer je deze vragen kunt beantwoorden, dan kun je je presentatie gaan voorbereiden. Bedenk dat het schriftelijke literatuuronderzoeksverslag uit fase 1 ook aan de presentatie moet worden toegevoegd.
Wat ga je doen? In overleg met je begeleider besluit je voor een presentatievorm te kiezen die het best bij je onderwerp en bij jullie past. Verdeel de taken. Wie gaat welk deel van de presentatie voor zijn/haar rekening nemen. Maak afspraken over wanneer er wat klaar is. Stel dus duidelijke deadlines. Als je besluit om een andere presentatie te kiezen dan een schriftelijke, spreek dan af waar, wanneer en voor wie deze presentatie gehouden wordt.
Fase 4: Het definitieve eindproduct presenteren De presentatie van het definitieve eindproduct kent twee onderdelen: 1. Een schriftelijk in te leveren onderdeel op 8 december 2015 2. Een presentatie geven in december 2015 (nog nader te bepalen) Hieronder vind je een aantal presentatievormen waar je gebruik van kan maken. mondelinge presentatie met gebruik van multimedia, posterpresentatie, het product van een ontwerpopdracht, een maquette, een audio-, video-, foto- of (multimediale) computerpresentatie en dergelijke. Kies een presentatievorm die goed past bij de onderzoeksvraag. Doe dit in overleg met je begeleider.
12
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Voor mondelinge presentaties zijn veel variaties te bedenken, zoals een betoog of een posterpresentatie met mondelinge toelichting. Bij een groepspresentatie is het belangrijk dat je van elkaar weet wat hij of zij moet doen, zowel vooraf, als tijdens en na de presentatie. Stem de inhoud goed op elkaar af. Weet van elkaar wat je gaat zeggen. Spreek af hoeveel spreektijd iedereen krijgt. Oefen de presentatie met elkaar. Mocht één van van jullie op de dag van de presentatie verhinderd zijn, zorg er dan voor dat er nieuwe afspraken worden gemaakt. Bij een mondelinge presentatie is de zogenaamde nonverbale communicatie minstens zo belangrijk als de verbale communicatie. Het overkomen van de boodschap wordt voor het grootste deel bepaald door de manier waarop je communiceert: het publiek onthoudt maar matig wat je vertelt, maar onthoudt wel goed hoe je je beweegt, hoe je je sheets gebruikt, of je de zaal inkijkt en of je vriendelijk en enthousiast bent!
De beoordeling Zowel het doorlopen proces als het opgeleverde product van een profielwerkstuk bepalen de kwaliteit van je PWS. Daarbij word je beoordeeld op de volgende globale punten: 1. informatievaardigheden (informatie verzamelen en verwerken); 2. schrijven van een plan van aanpak 3. (vakspecifieke) onderzoeksvaardigheden en/of ontwerpvaardigheden; 4. presentatievaardigheden (schriftelijk + mondeling). 5. inzet / bijdrage aan de groep Tijdens het maken van het profielwerkstuk heb je voortgangsgesprekken met je begeleiders en beoordelingsmomenten. Voortgangsgesprekken zijn bedoeld om tussentijdse resultaten te evalueren en indien nodig bij te sturen. De beoordeling van punten 1 en 2 vinden plaats in oktober en van de punten 3,4 en 5 in december. In de bijlage vind je een excel tabel met daarin de verschillende criteria die je begeleider hanteert om je te kunnen beoordelen. Bedenk dat er naar ieder individueel gekeken kan worden.
13
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Week v. 1/6 Week v. 1/6 Week v. 1/6 Week v. 8/6 Week v. 15/6 Week v. 25/8 Volgens rooster
beoordeling
werkzaamheden Groepjes samenstellen. PWS boekje lezen oriënteren Onderwerp kiezen kortsluiten met vakleerkracht Opgave doen van duo’s en onderwerp/vak
plaats
begeleiding
data
Bijlage 1: Planning Profielwerkstuk HAVO - VWO
Wil Wil Wil Wil Wil
Onderzoek doen naar je onderwerp in de mediatheek en internet / consultatie vakdocent / begeleider. 20/6 Presentatie van de onderwerpen aan de begeleider. Introductie groepswerk (rollenverdeling, afspraken over rapportage en overlegmomenten).
begeleider
Wil
begeleider
Wil
ja
begeleider
Wil
ja
begeleider begeleider begeleider begeleider
Wil Wil Wil Wil
ja
begeleider begeleider begeleider begeleider begeleider
Wil Wil Wil Wil Wil
Volgens rooster 8/12
Onderzoek Onderzoek Onderzoek Werken aan verslaggeving Werken aan verslaggeving / inleveren “feedback”-versie (facultatief, maar sterk aanbevolen) Afronden verslaggeving Uiterste inleverdatum verslaggeving
begeleider begeleider
Wil Wil
ja
Volgens rooster
Eindpresentatie
begeleider
Wil
ja
Volgens rooster Volgens rooster Volgens rooster Volgens rooster Volgens rooster Volgens rooster
Volgens rooster Volgens rooster Volgens rooster Volgens rooster Volgens rooster
Groepjes schrijven het plan van aanpak en vragen feedback / feedforward aan de begeleider. PWS-dag. Groepjes maken het plan van aanpak af en leveren in. Ook leveren zij het literatuurgedeelte in. Onderzoek Onderzoek Onderzoek / consultatie Tussenevaluatie, presentatie over tot het werk tot nu toe. Onderzoek
14
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Bijlage 2: Logboek
Een logboek heeft een aantal functies: het is voor jou een hulpmiddel bij het systematisch verzamelen van informatie en voor je begeleider is het een hulpmiddel om snel inzicht te krijgen in het gevolgde werkproces. Je legt door middel van het logboek verantwoording af aan je medegroepslid en aan je begeleider. Het logboek heeft ook een rol in de uiteindelijke beoordeling. In een logboek staan zaken als datum, tijdsduur, plaats, verrichte werkzaamheden eventueel aangevuld met een resultaat of opmerking en gemaakte afspraken. Ook is in het logboek terug te vinden wie er wat gedaan heeft. Hieronder is een voorbeeld van het logboek afgedrukt.
15 minuten
school
Overleg met begeleider
11-10
2 uur
mediatheek
Informatie over …… gezocht
verslagje geschreven
11-10
1,5 uur
mediatheek
informatie over ... gezocht
trefwoordenlijst gemaakt
x
op 12-10 met trefwoorden info verzamelen
In de kolom 'Opmerkingen' kun je kort de opbrengst van de activiteit, of een persoonlijke ervaring bij de betreffende activiteit weergeven. Hoewel het gaat om groepswerk, moet ieder lid ook zijn eigen logboek maken en bijhouden. De bijdrage van elke leerling moet namelijk wel goed zichtbaar zijn. Zorg dat je logboek telkens bij je begeleider is ingeleverd. Aan de verschillende logboeken kan de begeleider namelijk ook zien welke bijdrage ieder groepslid aan het werk geleverd heeft. Hiermee kan de begeleider rekening houden bij de beoordeling.
15
x
x
x
x
x
persoon 6
10-10
afspraken persoon 5
opmerkingen
persoon 4
verrichte werkzaamheden
persoon 3
plaats
persoon 2
tijdsduur
persoon 1
datum
x
x
x
x
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Bijlage 3: Bibliografische beschrijving Van verschillende informatiebronnen leg je de volgende gegevens vast: Boeken Volgens de International Standard Bibliographic Description (ISBD): - Titel (en indien van toepassing de ondertitel, gescheiden door ‘:’ ) - Auteur(s) of redacteur(s) (kan een persoon zijn maar ook een corporatieve auteur zoals bedrijf, genootschap of belangenvereniging) - Plaats van uitgave, uitgever, jaar van uitgave (bijvoorbeeld: Utrecht: Lemma, 2000) - ISBN-nummer (boeken) - Vindplaats (bijvoorbeeld bibliotheek + plaatsingsnummer)
Boeken Titel
Auteur Uitgave ISBN Vindplaats Trefwoorden (extra)
Tijdschriftartikelen - Titel en ondertitel van het artikel (gescheiden door ‘:’) - Auteur(s) - Titel van het tijdschrift, de jaargang, het jaartal tussen haakjes, het nummer en de paginanummers. De verschillende elementen scheiden met komma’s (bijvoorbeeld: Informatieprofessional, jrg 6 (2002), nr. 7/8, 25-27)
16
PROFIELWERKSTUK HAVO - VWO
2015/2016
Tijdschriftartikelen Titel
Auteur Tijdschrift
Titel
Jaargang
Nummer
Paginanummer Trefwoorden (extra)
Internetsites - Titel - Auteur of corporatieve auteur zoals bedrijf, genootschap of belangenvereniging - (indien bekend) - Volledige URL - Taal waar de site in is gesteld - Datum: o oorsprong (indien bekend) o laatste update (Indien deze niet bekend is, dat uitdrukkelijk vermelden) o laatste bezoek
Internetsites URL Titel Auteur Taal Datum
Oorsprong
Laatste update
Laatste bezoek
Trefwoorden (extra)
Afbeeldingen Ook van afbeeldingen noteer je de bron. Evenals van ander audio-of beeldmateriaal (filmpjes, interviews) dat inhoudelijk voor je van belang is.
17
Diverse bijlagen Bronvermelding en plagiaat Het is van belang te weten dat je je PWS digitaal en op papier moet inleveren op de datum van inlevering. De digitale versie zullen we gebruiken om te scannen op teksten van het internet en op eerdere op school gemaakte werkstukken! Je begeleider zal je vertellen hoe je het PWS moet uploaden. Je bent verplicht om al je werkstukken voor school, boekverslagen en praktische opdrachten, dus ook je profielwerkstuk, te voorzien van een correcte bronvermelding, anders maak je je schuldig aan plagiaat. Wat is plagiaat? Plagiaat is het klakkeloos en zonder bronvermelding overnemen van andermans teksten. We weten allemaal hoe makkelijk het is om op het internet stukken tekst te knippen en hiermee een mooi werkstuk, boekverslag of praktische opdracht in elkaar te knutselen. Dit mag dus echt niet! Als dit wordt ontdekt heeft dit gevolgen, EN WEL van een (onherkansbare) onvoldoende. Het is natuurlijk niet afdoende je bronnen ‘te vermelden’; je mag echt niet andermans teksten voor je eigen werkstuk gebruiken. Je moet je eigen woorden gebruiken, waarbij je af en toe ook een citaat mag invoegen, wat je dan natuurlijk weer duidelijk vermeldt. Het is dus prima om allerlei informatie te vergaren, mits je duidelijk maakt waar je die informatie vandaan hebt. Bij alle werkstukken, boekverslagen en praktische opdrachten gaat het er uiteindelijk om wat JIJ doet met al die informatie, tot welke conclusies en inzichten JIJ komt. Er moet een behoorlijk stuk zelfwerkzaamheid zichtbaar zijn. Een werkstuk wordt pas echt jouw werkstuk, doordat je de informatie op een zinvolle manier weet te ordenen en te verwerken.