INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Roeivereniging Daventria Verenigingsstructuur Roeien Roeimateriaal Roeitechniek Roei- en stuurbevoegdheden Overzicht bevoegdheden Veilig roeien IJsselroeien en sturen Vaarreglement Commando's Statuten en huishoudelijk reglement in het kort
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 2 4 9 12 21 27 31 36 39 48 52 59
Pagina 1
1
ROEIVERENIGING DAVENTRIA
1.1
Historisch perspectief
1884 Op 6 september 1884 werd de 'Deventer Gymnasiasten Roeivereeniging Argo' opgericht. Roeien begon als (semi)professionele sport, dat wil zeggen, dat 'lieden van stand' roeiers in dienst hadden, die zij lieten uitkomen op wedstrijden. Aan het einde van de vorige eeuw werd het gebruikelijk, dat men zelf de hand aan de riemen sloeg. Voor Daventria gold dan ook, dat leden zichzelf in het zweet wensten te werken. Alleen mannelijke leden uiteraard, de eerste vrouwen werden pas na 1910 gesignaleerd. Roeien mochten ze wel, als het maar niet te hard ging, dat werd niet goed voor hun gestel geacht. Stijlroeien was dan ook aan hen voorbehouden. Daarbij golden onder meer strenge kledingvoorschriften: de pijpen van de roeibroeken moesten voorzien zijn van bandjes die ruim onder de knie dichtgeknoopt dienden te zijn! Botenhuis Daventria heeft al vanaf 1920 een drijvend botenhuis. Ons drijvend botenhuis heeft een aantal verschillende ligplaatsen gekend. Hoewel op dit moment de sportvereniging met het mooiste terras van Deventer, spreekt de ligging aan de zuidzijde van de toenmalige Schipbrug ook tot de verbeelding. Ongeveer ter hoogte van het pontje naar de Worp lag het botenhuis van 1920 tot 1940. Ieder jaar werd het gebouw naar een winterberging gesleept. In 1940 sloeg het botenhuis vanuit die winterberging op drift en vermorzelde onderweg een aantal particuliere botenhuisjes. Vlak voor het einde van de tweede wereldoorlog werd de loods door de Duitsers opgeblazen. De pontons van het aan de noordzijde van de Schipbrug gelegen gemeentelijke zwembad waren onbeschadigd gebleven. Deze werden in 1945 door Daventria overgenomen. Deze pontons dienden als fundament voor het 'nieuwe' drijvende botenhuis. In 1976 is dit drijvende botenhuis versleept naar onze huidige ligplaats: de kolk ook wel de jachthaven Zandweerd genoemd, aan de Rembrandtkade. In 1998 is gestart met de bouw van ons huidige botenhuis. Het huidige botenhuis is op 6 september 2000 officieel in gebruik genomen en heet sindsdien 'De Roei'. Kortom, het botenhuis van Daventria kent een roerige historie.
1.2
Activiteiten
Daventria is een actieve vereniging bestaande uit ca. 300 leden met als 'corebusiness' roeien. Alhoewel onze officiële naam 'Roei- en Zeilvereniging Daventria' luidt, wordt er al tientallen jaren niet meer gezeild. We roeien zomer en winter op de kolk en op de IJssel, we doen mee aan wedstrijden en toertochten in binnen- en buitenland. Kortom: elk lid kan zijn of haar eigen 'ambities' in de boot (alleen of met elkaar) waarmaken. Vrijwel alle activiteiten en werkzaamheden op Daventria worden verricht door leden. Daventria kent geen betaalde krachten. Instructie van nieuwe leden, coaching van roeiers, onderhoud van boten en riemen en bediening achter de bar zijn voorbeelden van vrijwilligerswerk. De term vrijwilligerswerk wordt overigens op Daventria niet meer gebruikt: je wordt
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 2
vrijwillig lid, waarna je naar eigen kunnen en interesse verwacht wordt een bijdrage te leveren aan het verenigingswerk. Het verrichten van verenigingswerk is pure noodzaak om Daventria draaiende te houden. Zo blijkt dat gemiddeld voor elk uur roeien circa 2 uur verenigingswerk (in de meest brede zin van het woord) noodzakelijk is! Het dagelijks toezicht op De Roei en de steigers wordt verzorgd door de havenmeester. Daventria is een gezellige vereniging. Na het roeien is op zaterdag- en zondagochtend de bar open. Gedurende de zomertijd is er ook op de avonden door de week veelal de gelegenheid om op het mooiste terras aan de IJssel onder het genot van koffie, thee en een biertje na te praten en te genieten van het geweldige uitzicht. In de winter is er op woensdagavond een indoor-conditietraining. Bij voldoende belangstelling wordt er 's zomers voor jeugdleden een roeikamp georganiseerd.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 3
2
VERENIGINGSSTRUCTUUR
2.1
Inleiding
Daventria maakt al jaren een gestage groei door. Van circa 150 leden in 1990 naar 300 in 2006. De groei van onze vereniging is natuurlijk positief. Maar de groei in het verleden bracht ook enige aandachtspunten met zich mee. De meest opvallende waren wel dat door de groei niet iedereen meer iedereen kent, werkzaamheden door de vereniging door een relatief kleine groep leden werden opgepakt en dat het bestuur (te) veel concrete 'doe-acties' moest oppakken. Kortom: te weinig handen voor veel werk. In november 2004 heeft de ALV dan ook ingestemd met een nieuwe organisatie-structuur voor de vereniging. De structuur van Daventria is gefundeerd op de volgende vier pijlers: 1. het is leuk om wat voor Daventria te doen; 2. het mobiliseren van verantwoordelijkheid; 3. het opheffen van anonimiteit; 4. vrijwilligerswerk wordt verenigingswerk. De structuur van de vereniging is primair gericht op het vergroten van de betrokkenheid van 'het gemiddelde lid' bij Daventria. Dit impliceert dat het vele uitvoerende werk binnen de vereniging over meer schouders wordt verdeeld, dat er meer taak-verantwoordelijkheid bij de verschillende commissies komt te liggen en dat het bestuur de regie op hoofdlijnen voert. De verenigingsstructuur is opgebouwd uit een bestuur, vier clusters (elk lid maakt deel uit van één cluster), meerdere commissies en de verenigingscoördinator. Het bestuur is verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de vereniging, clusters zijn groepen van leden met de zelfde wensen op roeigebied en 'zorgen' voor hun eigen clusterleden, commissies verrichten werk dat ten goede komt aan de gehele vereniging. De verenigingscoördinator vormt het scharnierpunt tussen de commissies en de clusters. De organisatiestructuur van Daventria is onderstaand samengevat: Voorzitter Examencommissie Commissie Coaching, opleiding en sturen Secretaris
Archiefcommissie Internetcommissie Bell Note PR-commissie Verenigingscoördinator
Penningmeester
Barcommissie Sponsorcommissie IJsselregattacommissie
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 4
Commissaris roeien
Cluster recreatie Cluster fifty fit Cluster wedstrijd Cluster jeugd
Commissaris materiaal
Materiaaladviescommissie Commissie onderhoud vloot Botenwagencommissie Commissie botenhuis
ALV
Kascontrolecommissie
2.2
Bestuur
Het bestuur van Daventria bestaat uit: voorzitter; secretaris; penningmeester; commissaris materiaal; commissaris roeien. Bestuursleden nemen zitting in het bestuur voor een periode van 3 jaar. Mede op basis van maatschappelijke ontwikkelingen en gevoed door leden, ontwikkelt het bestuur beleid, dat door de leden in de ALV wordt vastgesteld. Jaarlijks bepalen de commissies wat ze gaan doen in een 'jaarplan'. De jaarplannen vormen het kader waarbinnen het vastgestelde beleid uitgevoerd, geëvalueerd en indien nodig bijgesteld moet worden. Het bestuur coördineert en bewaakt de uitvoering van de jaarplannen.
2.3
Clusters
Met haar huidige omvang is Daventria een vereniging waar (jammer genoeg) niet iedereen meer iedereen kent. Om anonimiteit zoveel mogelijk te voorkomen, wordt elk lid ingedeeld bij een cluster: groepen van leden met - op hoofdlijnen - een zelfde interesse en ambitie. We hebben de volgende clusters op Daventria: recreatie, fifty fit, wedstrijd en jeugd. De voordelen van het indelen van leden in een cluster zijn de volgende: met de groei van de vereniging blijft de vereniging "overzichtelijk"; de anonimiteit van leden wordt minder, elk lid behoort tot één cluster; de cluster behartigt de specifieke belangen van haar leden; via de clusters zijn de leden directer te benaderen: zowel voor het vernemen van hun mening/wensen als voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. Elke cluster heeft één of meer voortrekkers, die weet wat er leeft binnen zijn/haar cluster; inventariseert wat de wensen zijn; organiseert dat invulling wordt gegeven aan clusterspecifieke wensen (bijv. organisatie van een tocht of een activiteit (bijv. toertocht, winteractiviteit jeugd); met commissies meedenkt over gerichte 'doe'-acties; op verzoek van de verenigingscoördinator leden mobiliseert voor bepaalde activiteiten. Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 5
Cluster recreatie De cluster recreatie verenigt de Daventrianen die recreatief roeien. De toercommissie binnen de cluster organiseert het toerroeien binnen de vereniging en helpt leden die buiten de vereniging toertochten willen roeien met botenvervoer en contacten buiten de vereniging. Er worden regelmatig toertochten georganiseerd. Cluster fifty fit De cluster fifty fit organiseert haar eigen cursussen afgestemd op 50-plussers die willen leren roeien of na langere tijd opnieuw willen gaan roeien. Na een introductieperiode van 6 tot 8 weken kan gekozen worden: doorgaan en lid worden of niet. Verder organiseert de commissie regelmatig toertochten. Veel clusterleden van de fifty fit roeien door de week. Cluster wedstrijd In de cluster wedstrijd zijn de Daventrianen verenigd die wedstrijden roeien. De clustertrekker adviseert bij het coachoverleg, coördinatie van trainingen, botentoewijzing. De clustertrekker houdt de vinger aan de pols of de ploegen naar de juiste wedstrijden gaan, dat wil zeggen ´in overeenstemming´ met hun niveau. Cluster jeugd De cluster jeugd biedt een plaats aan alle Daventrianen tot en met 18 jaar. De cluster jeugd organiseert haar eigen op de jeugd afgestemde roeiopleiding onder auspiciën van de Commissie Coaching, opleiding en sturen.
2.4
Commissies
Een commissie verricht werk dat ten goede komt aan de gehele vereniging. Komen activiteiten alleen ten goede aan één cluster, dan worden deze activiteiten opgepakt binnen de cluster. Een commissie kan bestaan uit leden behorende bij verschillende clusters. Elk bestuurslid heeft één of meer commissies in haar/zijn portefeuille (zie paragraaf 2.1) Examencommissie De examencommissie heeft tot doel de veilige uitoefening van de roeisport, zowel voor mensen als materiaal te borgen. Hiervoor is een examensysteem met classificaties en beoordelingsmomenten opgezet, waarmee roei- en stuurbevoegdheden gehaald kunnen worden. De examencommissie neemt hiervoor praktijk- en theorieexamens af. Commissie Coaching, opleiding en sturen De taken van deze commissie zijn het: gestructureerd opleiden van coaches en stuurlieden; coachen van coaches; activeren van slapende roei-, coach- en stuurkennis binnen Daventria; verzorgen van de verschillende roeiopleidingen; scouten van roeitalenten en bevorderen van doorstroming
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 6
Voor wat betreft het verzorgen van de verschillende roeiopleidingen, zoekt de commissie - via de verenigingscoördinator - coaches voor bijv. de beginnerscursus. Elk cluster kan zijn eigen roeiopleiding organiseren, waarbij de commissie Coaching, opleiding en sturen zorgdraagt voor ondersteuning van de coaches. Barcommissie De barcommissie organiseert de barhuishouding: van de bevoorrading (drank en etenswaren), rooster voor de (vrijwillige) barkeepers, schoonmaak tot extra activiteiten bij roei-evenementen. Sponsorcommissie De sponsorcommissie draagt zorg voor de werving en het behoud van onze sponsoren. Sponsoren steunen Daventria financiëel danwel in natura. Het werk van de sponsorcommissie raakt - danwel heeft een overlap - met andere werkzaamheden. Zo is het belangrijk dat er goede afstemming plaats vindt tussen de sponsorcommissie, de PR-functionaris en het bedrijfsroeien. IJsselregattacommissie De IJsselregattacommissie organiseert een keer per jaar een roeiwedstrijd, een door de KNRB erkende Roeiontmoeting met Wedstrijdkarakter (ROW) van 18 kilometer stroomafwaarts op de IJssel van Zutphen tot Deventer. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de sponsorcommissie, de PR-functionaris en de barcommissie. Internetcommissie De Internetcommissie draagt zorg voor het functioneren en het onderhoud van de website van Daventria (www.daventria.com). Op de website staat veel actuele informatie over Daventria, o.a. de samenstelling van bestuur en commissies, e-mail adressen van bestuur en commisies, informatie over de clusters, actuele informatie over de waterstand van de IJssel in verband met wel of niet kunnen roeien. Bell Note commissie De Bell Note commissie zorgt voor de uitgave en het samenstellen van het verenigingsblad met hierin een aantal vaste rubrieken zoals bestuursmededelingen, nieuwe en vertrokken leden en examenresultaten. En verder alle informatie die leuk is om te weten over wedstrijden, resultaten etc. De Bell Note verschijnt circa zes maal per jaar. PR-commissie De PR-functionaris onderhoudt contacten met de lokale en regionale pers en schrijft artikelen die voor publicatie worden aangeboden. De onderwerpen zijn talrijk en kunnen variëren van verslagen van wedstrijden en toertochten tot het dopen van nieuwe boten. Archiefcommissie Met het oog op het 125 jarig bestaan van Daventria in 2009 heeft de archiefcommissie tot taak het archief te ordenen vanaf 1984 (100 jarig bestaan). Hierbij wordt tevens historisch interessant materiaal geselecteerd in verband met de lustrumuitgave 2009, als vervolg op de publicatie bij ons 100 jarig bestaan in 1984.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 7
Verenigingscoördinator De verenigingscoördinator vormt het scharnierpunt tussen de commissies en de clusters. De commissies vragen naar leden voor de uitvoering van verenigingswerk. De clusters bieden leden aan voor verenigingswerk. De afstemming tussen vraag en aanbod verloopt via de verenigingscoördinator. De verenigingscoördinator heeft - als 'intercedent' - in beeld: welk lid welk type verenigingswerk wil doen (bijv. bardienst, coachen) aan de hand van de jaarlijkse haal- en brengenquête ('wat wil je als lid voor Daventria doen, wat moet Daventria voor jou doen?'); wie welk verenigingswerk daadwerkelijk verricht; welke leden nog géén verenigingswerk doen. De verenigingscoördinator organiseert jaarlijks de 'haal- en breng'leden enquête (wat wil je doen voor de vereniging, wat moet de vereniging voor jou doen). In de praktijk wordt deze functie door twee leden als duo-functie ingevuld. Jeugdbestuur Het jeugdbestuur verzorgt met name in de winter niet-roei activiteiten (o.a. bowlen, wandelen, sinterklaasfeest, film kijken). Als hoogtepunt is er het zomerroeikamp, waar bij bij een andere roeiverenigingen geslapen, gegeten en geroeid wordt. Materiaaladviescommissie De materiaaladviescommissie adviseert de commissaris Roeien gevraagd en ongevraagd over de aanschaf van materiaal en materiaaltechnische aangelegenheden. Commissie Onderhoud vloot De Commissie Onderhoud vloot is verantwoordelijk voor het onderhoud van en werkzaamheden aan onze vloot. Deze commissie stelt een onderhoudsplan op en draagt zorg voor de uitvoering van het onderhoud aan de vloot volgens het plan. Voor zover werkzaamheden niet professioneel worden uitbesteed, ondersteunen leden de commissie bij de uitvoering van het onderhoud. In het vlootonderhoudsplan wordt ruimte gereserveerd voor het repareren van schades. Commissie botenhuis De Commissie Botenhuis is verantwoordelijk voor het onderhoud van en werkzaamheden aan het botenhuis, vlotten, brug en vletten. Deze commissie stelt een onderhoudsplan op en draagt zorg voor de uitvoering van het onderhoud volgens het plan. Voor zover werkzaamheden niet professioneel worden uitbesteed, ondersteunen leden de commissie bij de uitvoering van het onderhoud. Kascontrolecommissie Deze commissie controleert het jaarverslag van de penningmeester en rapporteert haar bevindingen aan de ALV. De ALV benoemt jaarlijks op de najaarsvergadering de kascontrolecommissie.
2.5
Hoe contact te leggen?
Op de website van Daventria www.daventria.com en in de Bell Note staan actuele telefoonnummers en e-mailadressen van bestuur, commissies en clusters.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 8
3
ROEIEN
Roeien kun je op vele manieren, met iedere denkbare intensiteit, met mannen en vrouwen, met leeftijdsgenoten en anderen. Ook de plaats waar je roeit kun je zelf bepalen: toertochten en wedstrijden worden op veel plaatsen in binnen- en buitenland georganiseerd.
3.1
Toerroeien
Toerroeien bij Daventria is een gezellige en sportieve bezigheid samen met mensen die je kent of tijdens het roeien leert kennen. Je kunt hiervoor terecht bij de cluster recreatie of de cluster fifty fit. Genieten van de omgeving, hier en daar uitstappen om even uit te puffen of om de inwendige mens te versterken. Je kunt meedoen aan de tochten die door Daventria worden georganiseerd, maar ook aan tochten van andere verenigingen in Nederland en zelfs in het buitenland. Er zijn recreatieve tochten van 25-35 km en prestatietochten van 50 tot zelfs 200 km zoals de 11-stedentocht die in estaffettevorm wordt gevaren. Er worden steeds meer zogenaamde Roeiontmoetingen met wedstrijdkarakter georganiseerd (de zg ROW's). Elke tocht heeft zijn eigen karakter. Er zijn tochten door de bollenvelden, langs mooie kronkelige riviertjes met pittoreske dorpjes langs de oevers, door natuurgebieden, maar ook door een stad als Amsterdam. In de Amsterdamse grachten moeten obstakels als fietsen, TV-toestellen, smalle lage bruggetjes en rondvaartboten met fotograferende Japanners worden ontweken. Dit vergt een behoorlijke stuurmanskunst. Het mag duidelijk zijn dat bij het toerroeien sturen heel belangrijk is. Elke toerroeier moet goed kunnen sturen. Meestal wordt er tijdens de tocht een aantal malen van plaats gewisseld zodat iedereen een stuurbeurt krijgt. Sturen is niet alleen het roertje bewegen met behulp van twee touwtjes, het is ook vooruit kijken, anticiperen op het vaarverkeer en duidelijke commando's geven aan de roeiers. Het behalen van een stuurdiploma in een vroeg stadium is dan ook van essentieel belang. Als je bij een andere vereniging wilt roeien, kun je boten bij die vereniging lenen of een boot van Daventria meenemen. Deze wordt dan door de roeiers zelf vervoersklaar gemaakt en op de botenwagen naar de organiserende vereniging gereden. Hier wordt de boot vaarklaar gemaakt en kan de tocht beginnen. Bij het toerroeien wordt meestal gebruik gemaakt van C-boten met twee of vier roeiers en een stuurman, of wherries die wat breder zijn en plaats bieden aan twee roeiers en twee mensen op de stuurplaats. Het voordeel van deze boten is dat ze lekker stabiel zijn en dat ze ruimte bieden voor het meenemen van wat extra kleding of proviand. De meeste mensen zijn na de beginnerscursus al in staat om een tochtje mee te roeien. De eerste keer zal je waarschijnlijk wel wat spierpijn en blaren moeten trotseren, maar je zult merken dat het de moeite waard is.
3.2
Wedstrijdroeien
Bij Daventria is het ook mogelijk om wedstrijden te roeien. De cluster wedstrijdroeien biedt de thuisbasis voor de wedstrijdroeiers. Regelmatig belegt de clustertrekker een bespreking met vertegenwoordigers van de wedstrijdploegen, waarin zaken worden besproken als boottoewijzing, trainingstijden en te starten wedstrijden.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 9
Als wedstrijdroeier train je regelmatig: in de boot, in de zaal en of op de ergometer. De intensiteit waarmee je traint is afhankelijk van je ambitie in relatie tot de tijd die je er voor vrij wilt maken. Roeiers die op nationaal niveau succesvol meedoen trainen intensief. In de beginfase van het seizoen (najaar) 3-4 maal per week, daarna wordt dat opgebouwd tot 5-6 maal per week, of zelfs iedere dag in het wedstrijdseizoen (voorjaar). Hiervoor is een duidelijke motivatie vereist. Als je op nationaal niveau wilt gaan wedstrijdroeien wordt er een coach voor je gezocht. Door coaching draagt hij bij aan de verdere ontwikkeling van je roeitechniek. Hij stelt tevens trainingsschema's op en bepaalt in onderling overleg welke wedstrijden je start. Van oudsher heeft Daventria een grote groep veteranenroeiers, mensen die "wat" ouder zijn. Veteraan ben je bij roeien al heel gauw, namelijk in het jaar waarin je 27 wordt. Eerst wordt je A-veteraan, maar de leeftijdsklasse kan oplopen tot en met H voor 70 jaar en ouder. Voldoende toekomstperspectief voor iedereen. Veteranen roeien meestal lange afstandswedstrijden, waarvan de Head of the River op de Amstel de bekendste is. Er zijn echter ook wedstrijdroeiers die aan nationale of internationale 2 km wedstrijden deelnemen. Onder auspiciën van de KNRB is er zelfs een zogenaamd veteranenklassement. Ook de jeugd roeit wedstrijden. De jeugd tot en met 14 komt uit op speciale jeugdwedstrijden: altijd erg gezellig. Jeugdwedstrijden worden veelal in de skiff, de dubbel-2 of de C4 gevaren. Hiervoor wordt getraind door het jaar heen. De oudere jeugd (15/16 en 17/18) start nationale wedstrijden. Vaak zijn dit de zelfde wedstrijden als die van de volwassen roeiers. Zo kom je nog eens leden tegen op roeiwater elders in het land!
3.3
Cursussen
Als je lid wilt worden van Daventria, moet je wel weten of roeien een sport voor jou is. Je moet dus eerst leren roeien! Je leert bij Daventria roeien op maat. Er worden drie verschillende typen cursussen georganiseerd door en onder leiding van eigen leden. Regelmatig wordt professionele ondersteuning bij de beginnerscursus ingezet. De beginnerscursus georganiseerd door cluster fifty fit, leert onder intensieve begeleiding het wat oudere potentiële lid roeien in C-materiaal. De cluster jeugd organiseert ook hun eigen beginnerscursus: elk jeugdlid leert in principe roeien in de skiff. Tijdens de 'algemene' beginnerscursus worden je in twaalf lessen de basisvaardigheden van het roeien bijgebracht, bijna altijd in de skiff. Elke beginnerscursus wordt afgesloten met een eenvoudig examen. Bij goed gevolg mag je zelfstandig roeien in de haven. Vervolgens ga je door voor je zogenaamde 2e klas. De 2e klas instructie dient om meer zelfstandigheid in het roeien aan te leren en je als zodanig veilig te laten roeien. Voor het behalen van het 1e klas examen moeten technisch de puntje op de i worden gezet. Coaching is meestal in handen van ervaren roeileden.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 10
Aan het einde van de zomer, voordat de wintertijd ingaat, wordt de 'nieuwe leden' borrel' georganiseerd. Dit is een ideale gelegenheid om samen met andere min of meer gelijkgestemde roeiers afspraken te maken over 'hoe nu verder'. Belangrijk hierbij is de frequentie en de intensiteit waarmee je wilt gaan roeien. Vaak ken je al een aantal mensen van de beginnerscursus met wie je afspraken kunt maken, maar je kunt ook andere leden aanspreken om meer te weten te komen over de voor- of nadelen van een bepaalde roeiactiviteit. Een goede aanvulling om 'ingeburgerd' te raken in de vereniging is om een bijdrage te leveren aan het vele verenigingswerk dat verzet moet worden om Daventria 'varend' te houden.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 11
4
ROEIMATERIAAL
4.1
Boottypen op Daventria
Het materiaal dat we in de roeisport kennen is in de loop der jaren ontwikkeld via overnaads gebouwde schepen met vaste banken en dollen op de boorden tot snelle en slanke wedstrijdboten. Als eerste is omstreeks 1870 bijvoorbeeld het rolbankje geïntroduceerd. Pas later kwamen de riggers die het mogelijk maken om bij smallere en snellere boten toch dezelfde afstand tussen de roeier en de dol te kunnen behouden. Ook de bladvorm van de riemen is geëvolueerd van lange smalle naar korte en brede bladen, zoals de 'big blades'. De roeiboten die momenteel bij Daventria in gebruik zijn, zijn als volgt in te delen: a) Naar de manier waarop er in wordt geroeid, namelijk: - scullen: de roeier hanteert twee riemen; - boordroeien: de roeier hanteert één riem. b) Naar de manier van sturen, namelijk: - met stuurman: een stuurman achterin de boot die het roer bedient; - zonder stuurman: i. zonder roer waarbij uitsluitend met de riemen wordt gestuurd, ii. met roer waarbij één van de roeiers het roer met een voet be-dient. c) Naar de manier waarop de huid van de boot is vervaardigd, namelijk: - kunststof - hout d) Naar boottype, te weten: - wherry - C-boten - gladde boten. Wherries Wherries zijn stevige, brede, open toerboten, ingericht voor scullen met een stuurplaats. Daventria heeft één wherry. C-boten C-boten zijn schepen met een hechthouten of een polyester huid van circa 2 à 3 millimeter dikte. Om aan wedstrijden deel te mogen nemen, moeten deze boten aan de door de roeibond (KNRB) voorgeschreven normen voldoen. Ze zijn meestal aan de bovenzijde open en hebben een buitenkiel. Op Daventria beschikken we over: • C-één (of C-skiff): • C-dubbeltwee zonder stuurman: • C-twee met stuurman: • C-dubbeltwee met stuurman: • C-vier met stuurman: • C-dubbelvier met stuurman:
C1x C2x C2+ C2x+ C4+ C4x+
scullen scullen boordroeien scullen boordroeien scullen
Het C-materiaal is geschikt voor instructie, toertochten en recreatieroeien. Er worden ook wedstrijden geroeid in C-materiaal. Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 12
Gladde (wedstrijd) boten De scull boten zijn: • skiff: • dubbeltwee: • dubbelvier met stuurman: • dubbelvier zonder stuurman:
1x 2x 4x+ 4x-
De boordroeiboten zijn: • twee zonder stuurman: • vier met stuurman: • acht (met stuurman):
24+ 8+
Gladde boten worden tegenwoordig alleen nog maar van kunststof (polyester) gemaakt.
4.2
Onderdelen van de roeiboot
Huid Boten waren voorheen vervaardigd uit één laag dun ceder- of mahoniehout. Een dergelijke huid is bijzonder kwetsbaar, zodat aan de binnenzijde een versterking door middel van huidspantjes nodig is. Tegenwoordig gebruikt men veelal hechthout, kunststof of een op de vorm verlijmde huid. Bij dit laatste type huid worden de verschillende, zeer dunne huidlagen in of rond een mal in de uiteindelijke vorm van de boot op elkaar gelijmd. De huid van een wedstrijdskiff is circa 1 mm dik, die van een vier of acht circa 2,5 à 3 mm. Binnenwerk In de lengterichting van boten lopen drie hoofdbalken: onder in het midden (= kiel) en aan weerszijden de gundels. Deze drie lengteverbindingen komen in de voor- en achtersteven samen. Het geheel bevordert de stijfheid in de lengterichting van de boot. De stijfheid wordt verder vergroot door de boorden, dit is de brede lat boven langs het schip. De boorden komen dicht voor de eerste roeiplaats bij het voorschip samen en vormen de waterkering. Loodrecht op de kiel vormen de spanten de verbinding tussen de kiel, de gundels en de boorden. De gundels zijn onderling door de binten verbonden. De spanten en binten geven de boot stijfheid in dwarsrichting. De zwaardere hoofdspanten dienen tevens om de metalen riggers stevig te kunnen bevestigen. In de lengterichting van de boot over de binten loopt soms nog het lijfhout waarop het voetenbord is bevestigd. De diagonalen vormen een ander verband waardoor de boot niet in lengterichting kan torderen. Vooral bij boordroeiboten is dit van groot belang, omdat er grote asymmetrische krachten op de boot werken. De stijfheid van een boot bepaalt in belangrijke mate de kwaliteit van de boot (minder wrijvingsverlies, directe overbrenging van kracht). Bij elke roeiplaats zijn op de binten de slidings bevestigd, waarover het rolbankje kan rijden. Aan de uiteinden van de slidings zitten de zogenoemde 'stops' die ervoor zor-
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 13
gen dat het bankje niet van de slidings afrijdt. De bankklemmen aan de onderzijde van het bankje zorgen ervoor dat het bankje aan de slidings blijft hangen als de boot ondersteboven wordt gekeerd. Let op: niet alle bankjes hebben bankklemmen. Tussen de slidings bevindt zich het opstapplankje. Dit is, met het voetenbord, de enige plaats in de boot waarop je ongestraft je voeten neer kan zetten. Zelfs bij kunststof boten is het belangrijk dat bij het in- en uitstappen alleen het stuk tussen de slidings wordt gebruikt waar bij houten boten het instapplakje zou hebben gezeten. Zet daarom altijd de voet zó dat de tenen net over de 'rand' tussen de slidings steken! Tussen de kiel en de binten zijn pilaartjes geplaatst om de binten en de gundels bij het instappen niet te zwaar te belasten. Het voetenbord is op de gundels of het lijfhout en de kiel bevestigd en in lengterichting van de boot verstelbaar. De voeten worden met behulp van riemen en hielsteunen of schoenen op hun plaats gehouden. De stuurplaats bestaat in wherries en C-boten vaak uit een echte stuurstoel met zitbankje en rugleuning. Bij de wedstrijdboten heeft de stuurplaats een vast bankje of zitje, terwijl er voor de voeten een lichte buikdenning of een voetenbord is aangebracht. Bij houten gladde boten zijn het voor- en achterschip afgedekt met de zogenoemde taften: doek van kunststof. Bij gladde boten van kunststof zijn voor- en achterdek eveneens van kunststof. In het voor- en achterschip bevinden zich houten luikjes of ronde kunststof deksels voor de ontluchting. Deze dienen tijdens het varen altijd te zijn gesloten, terwijl deze in de loods ter behoud van het materiaal moeten worden geopend. Kiel en roer Onder boten zonder een uitwendige kiel is aan de achterzijde een metalen kieltje of vinnetje aangebracht. Bij kunststofboten is deze ook wel aangegoten. Het vinnetje zorgt voor de koersvastheid van de boot. Het roer van de boot bevindt zich onder de boot (wedstrijdboten) of aan de achtersteven bij wherries en C-boten (ook wel de spiegel genoemd). Het roer wordt door middel van stuurtouwtjes bediend. Deze zijn bevestigd aan het roerjuk en het roer draait om de roerpen. Overige voorzieningen Alleen op wherries mogen vlaggen worden gevoerd. Voorop hoort het verenigingsvlaggetje, achterop de nationale driekleur. C-materiaal wordt bij tochten in het buitenland achterop vaak voorzien van een Nederlandse vlag. Tot de inventaris van wherries behoort ook een pikhaak, een stok met een haak om de boot af te houden of juist aan te halen. Verder hoort bij de voor- en achtersteven een touw aanwezig te zijn, het landvast, om te kunnen afmeren. Gladde boten moeten op de voorsteven een witte beschermbal voeren met een diameter van tenminste vier centimeter, ter bescherming bij aanvaringen. Bij wedstrijden
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 14
wordt de boegbal tevens gebruikt om bij de start de deelnemende ploegen op één lijn te leggen en om bij de finish de doorkomst te registreren. Riggers Van riggers zijn er vele typen in omloop. De metalen buisconstructie dient zodanig te zijn vervaardigd, dat er ondanks de krachten die er tijdens de haal op worden uitgeoefend, geen verandering in de stand van de dol optreedt. De meest voorkomende dollen draaien om een as, de dolpen. Dollen voor sculls zijn kleiner dan die voor boordroeien, omdat scullriemen dunner zijn. Aan de bovenkant van veel dollen zit een klepje met een moer om deze dicht te borgen, de zogenoemde overslag. Hierdoor kan de riem niet uit de dol schieten. Bij boordriggers loopt er vaak een drukstang van de bovenkant van de dolpen naar het boord om de dolpen tijdens de haal beter op zijn plaats te houden. De stang die bij het voetenbord op het boord is bevestigd, noemt men de trekstang, de stang loodrecht op het boord de hoofdstang. Vooral bij boordroeiboten die voor wedstrijden worden gebruikt, komt het voor dat de riggers op verschillende plaatsen aan de boot kunnen worden bevestigd. Riemen De riemen worden onderscheiden in sculls, voor roeien met twee riemen, en in boordriemen voor roeien met één riem. Scullriemen zijn ongeveer 3 m lang, boordriemen ongeveer 3,80 m. De opbouw van de riemen is in beginsel gelijk. Vroeger waren de riemen van hout. Tegenwoordig worden er alleen nog maar kunststofriemen aangeschaft. Bak- en stuurboordriemen verschillen meestal: is de riem van hout, dan zijn onder de manchet wiggen aangebracht waardoor het blad tijdens de haal iets voorover staat. Die stand is nodig om een goede haal te kunnen maken. Wordt de riem op het verkeerde boord gebruikt, dan is het effect tegengesteld en gaat het blad gauw te diep door het water en is de balans verstoord. Riemen zonder wiggen worden in de goede stand gezet door de dollen voorover te stellen. Ook kunststof riemen hebben een vorm bij de manchet waardoor de riem tijdens de haal 'van nature' iets voor over staat. Om onderscheid te maken tussen bakboord- en stuurboordriemen zijn de bak-boordriemen vaak voorzien van een rood en de stuurboordriemen van een groen kenteken. De riemen van Daventria zijn in de verenigingskleuren geel en zwart geschilderd, waarbij het geel de bovenste helft en het zwart de onderkant van het blad beslaat. Tegenwoordig wordt voor het roeien in glad materiaal voornamelijk gebruikt gemaakt van 'big blades'. Dit zijn riemen die een iets kortere steel en een veel breder blad hebben. Het voordeel van big blades ten opzichte van de 'traditionele' bladen, is dat de krachtsoverdracht op het water efficiënter is, hetgeen bij het roeien van wedstrijden een voordeel is.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 15
Boot- en riemonderdelen In de onderstaande afbeeldingen zijn de onderdelen van de boten en de riemen benoemd.
4.3
Omgaan met materiaal
Met het zeer kostbare materiaal van onze vereniging moet zorgvuldig worden omgegaan. Hieronder volgt een indicatie van de nieuwprijzen van enkele typen boten en riemen van gemiddelde kwaliteit (prijspeil 2006):
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 16
oefenskiff wedstrijdskiff C2 C4 gladde 4 Acht Boordriem Sculls (per paar)
€ € € € € € € €
2.000,5.000,8.000,12.500,15.000,25.000,350,500,-
Onderstaand zijn richtlijnen gegeven voor het juiste gebruik van het materiaal. Het doel is schade en daarmee het niet beschikbaar zijn van boten en andere materialen zoveel mogelijk te voorkomen. De meeste schade aan het materiaal ontstaat bij het in- en uitbrengen van de boten en bij het aankomen en wegvaren bij het vlot. Het beheerst uitvoeren van deze activiteiten is daarom minstens zo belangrijk als de beheersing van de roeitechniek. Buiten- en binnenbrengen van riemen en boten Het naar buiten en naar binnen brengen van riemen en de boot gebeurt door de roeiers onder leiding van de stuurman/vrouw (indien aanwezig). De stuur staat altijd aan de punt. Bij het in- en uitbrengen van de boten heeft in beginsel de stuurman/vrouw of de slag de leiding en houden de overige roeiers hun mond, behoudens in noodgevallen. Boten en riemen hebben elk hun eigen vaste plaats in de loods. De boten liggen in de stelling of op lage karretjes (door de jeugd ook wel skateborden genoemd). Ongestuurde boten (bijv. skiff, 2x) liggen altijd met de boegbal 'naar buiten' in de loods. Gestuurde boten (bijv. C2+, C4+, 4x+) worden altijd met de boegbal 'naar binnen' op de stelling gelegd. Om draaien op het vlot te voorkomen, leggen ongestuurde nummers dan ook - bij voorkeur - strijkend aan. Riemen moeten bij voorkeur met het blad naar voren worden gedragen, zodat je zicht op de bladen hebt. Het blad is immers het meest kwetsbare deel van een riem. Bij voorkeur dienen de riemen bij het naar buiten brengen op een plaats te worden gelegd waar de kans op kapottrappen het geringst is. Bladen moeten met de bolle kant op het vlot worden gelegd, omdat de tip van het blad (het uiteinde) dan minder snel beschadigt én de tip van het blad moeilijker is te repareren dan een beschadigde laklaag aan de rugzijde/bolle kant van het blad. De riemen mogen met de manchet, de kraag en het handvat niet in het zand worden gelegd. Bankjes die niet door middel van bankklemmen vast in de boot zijn bevestigd, moeten bij het in - of uitbrengen van de boten op een veilige plaats worden neergelegd. De asjes en de wieltjes altijd naar boven leggen om beschadiging en vervuiling met zand te voorkomen. De wherry ligt op haar kiel in de loods, omdat deze zo zwaar is. De wherry wordt
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 17
naar buiten gebracht door deze aan de voor- en achtersteven te tillen. Soms kan ook gebruik worden gemaakt van een speciaal daarvoor gemaakt karretje. De boot mag nooit worden getild aan diagonaallatten, slidings, voetenbord of riggers. Let vooral op een goede tilwijze met gestrekte rug en vanuit de benen. De boot dient tijdens het tillen horizontaal in evenwicht te blijven, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat met name de dollen en de huid nergens tegenaan stoten of schuren. Handig is om twee even grote mensen aan de achtersteven tegenover elkaar de boot te laten tillen. Buiten wordt de boot voorzichtig haaks op de waterkant gelegd met de spiegel boven het water. Vervolgens wordt de boot alleen aan de voorsteven getild en rustig over de kiel via de rol het water ingeduwd. Indien er geen rol voorhanden is, wordt de boot aan de boeg zo hoog opgetild dat het achterschip gaat drijven en vervolgens in de lengterichting het water ingeduwd. De boot wordt dan langszij het vlot gedraaid, het roer wordt bevestigd en de riemen worden in de dollen gelegd, te beginnen aan de vlotzijde. Het inbrengen van de wherry gaat met de voorsteven naar voren in de omgekeerde volgorde als het bij uitbrengen. Is de boot uit het water, dan wordt hij eerst van binnen en van buiten schoon en droog gemaakt. Daarna wordt de boot in de loods gebracht en op de juiste plaats teruggelegd. C-boten liggen meestal met hun kiel naar boven op de stelling (net zoals gladde boten). Bij het naar buiten dragen van de boten moet er voor worden gezorgd dat de boot (huid + riggers) nergens tegenaan stoot. De tillende mensen dienen gelijkmatig te worden verdeeld over de boot. Bij een C4 wil dat zeggen: twee man tegenover elkaar bij de stuurplaats en twee man tegenover elkaar tussen de boeg- en de 2plaats. Bij een C2: twee man tegenover elkaar bij de stuurplaats . Bij voor boordroeien ingericht materiaal staan de tillers tegenover hun 'eigen' riggers. Oudere roeiers vragen nogal eens om assistentie van anderen. Zorg er in dergelijke gevallen voor dat ook die extra tillers gelijkmatig over de boot verdeeld worden, zodat de last in evenwicht en onder controle blijft. De boot wordt naar buiten gedragen en pas op het vlot gedraaid, waarbij de dollen het vlot niet mogen raken. Het in en uit het water tillen gebeurt op dezelfde wijze als bij wherries, namelijk over de kiel. Een uitzondering betreft C-skiffs. Deze worden door alle tillende personen tegelijk in het water gelegd, zoals gladde boten. Gladde boten liggen altijd met hun kiel naar boven op de stelling. Bij het uit de stelling halen moet erop worden gelet dat de huid niet tegen de riggers van de bovenliggende boot stoot, of dat de riggers de onderliggende boot beschadigen. Bij boten met meerdere roeiers stellen de roeiers bij het in- of uitbrengen van de boot zich op bij hun roeiplaats. De boot wordt vaak op de schouder gehouden, terwijl de gestrekte arm de boot in evenwicht houdt. Bij boordboten staan de roeiers tegenover hun eigen rigger, bij scullboten om en om aan het andere boord. Het in het water tillen geschiedt op dezelfde wijze als bij een skiff. Skiffs moeten door twee mensen worden getild. De roeier tilt bij de roeiplaats aan het verbindingsstangetje tussen het achterste spant of aan het topboord. De helper tilt aan de voorsteven. Op het vlot wordt de boot naar het water toe gedraaid en de overslag van de dol aan de waterzijde geopend. Vervolgens wordt de boot zachtjes in het water
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 18
gelegd, ver van het vlot, zodat het vinnetje en de huid de vlotrand niet raken. Halve tennisballen In de loods moeten de dollen van de boten met halve tennisballen zijn 'afgedekt', ter bescherming van de huid van andere boten (veel beschadigingen aan de huid worden veroorzaakt tijdens het uit de stelling halen dan wel het in de stelling leggen van boten). Deze bescherming mag pas van de dollen worden verwijderd als de boot naar buiten is gebracht (op het vlot bijvoorbeeld). Voordat de boot de loods in wordt gebracht, moeten de dollen zijn voorzien van de tennisballen. Bij voorkeur worden de tennisballen op het vlot om de dollen aangebracht. Schoonmaken en afdrogen. Na het uit het water halen van de boot dient deze eerst te worden omgedraaid (pas op de dollen!) en op schragen te worden neergelegd. Vervolgens wordt de boot schoongemaakt (indien nodig) en afgedroogd (altijd), opdat zich geen vuil vastzet op de huid en de taft. Vervolgens wordt de boot op de juiste plaats in de loods gelegd. De luikjes of kleppen moeten worden opengezet ter ontluchting. Voor het wegleggen van de boot dient men eventueel aanwezig water uit de voor- en achtersteven te laten lopen. Er mag nooit water vanuit de boot in onderliggende boten lekken. Het verdient aanbeveling de slidings regelmatig schoon te maken. Hiertoe moet de boot in de singels worden gelegd. Bij het in de stelling leggen van de boten moet erop worden gelet dat de boot goed met de boorden op de stellingen komt te liggen en dat de riggers vrijhangen. De riemen worden schoongemaakt en afgedroogd voordat deze in de loods op de juiste plaats worden gehangen. Afstellen Afstellen is een vak apart. Het goed afstellen van een boot vraagt veel kennis en ervaring. In principe vindt afstelling van het materiaal plaats door (of onder begeleiding van) de commissie onderhoud vloot. Het is niet de bedoeling dat leden 'zo maar' de afstelling van boten wijzigen. Er roeien immers veelal meerdere ploegen in de zelfde boot. Denk je dat de afstelling van een boot niet klopt, neem dan contact op met de commissie onderhoud vloot (bijv. via het schadeboek). Schades Indien ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch schade is opgetreden, dient verdere schade zoveel mogelijk te worden voorkomen. Losgeraakte of beschadigde delen moeten altijd worden meegenomen, in verband met reparatie. De schade moet door de bemanning worden gemeld in het schadeboek. Het schadeboek ligt naast het afschrijfboek in de loods. Ook moeten opmerkingen over de slechte staat van de boot in het schadeboek worden gemeld (bijv. de taft is gescheurd, het boord van de skiff zit niet erg vast). Het bestuur heeft op basis van haar bevoegdheden het recht een boete op te leggen aan de ploeg die schade heeft gevaren.
4.4
Materiaalonderhoud
De boten en riemen moeten regelmatig worden onderhouden om daarmee een zo groot mogelijke levensduur en beschikbaarheid te bereiken. Alle gebruikers van het materiaal kunnen dit bevorderen door zorgvuldig om te gaan met het materiaal, deze
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 19
na elk gebruik schoon te maken en af te drogen en eventuele schades direct te melden. Het beheer en onderhoud van onze vloot geschiedt onder verantwoordelijkheid van de commissaris materiaal. Deze wordt bijgestaan door de commissie onderhoud vloot. Hiertoe worden regelmatig 'materiaalavonden' gehouden waarop gezamenlijk en onder deskundige leiding (klein) onderhoud wordt gepleegd aan ons materiaal. Een ploeg kan in overleg met de commissaris materiaal besluiten om gezamenlijk een boot waarin zij graag en veel roeien, te onderhouden.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 20
5
ROEITECHNIEK
De roeibeweging is een continue doorgaande, logische en natuurlijke beweging. Alle bewegingen zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Er is geen moment waar de roeihaal stopt. Lichaamshouding Voor de duidelijkheid gaan we nu eerst de roeibeweging in stukken delen, zodat we daar de lichaamshouding bij kunnen bespreken. De lichaamshouding staat in directe relatie tot de bladhouding en omgekeerd. Als het blad op de juiste manier, dat wil zeggen met een eenparige versnelling door het water beweegt, moet de lichaamshouding goed zijn.
1 begin van de haal 2 t/m 7 de haal 8 en 9 het einde van de haal 10 de uitpik 11 t/m 13 wegzet, recover en het begin van het oprijden 14 t/m 16 het oprijden 16 t/m 18 inpik
1.
De haal: a. de inzet (inpik) b. de doorhaal c. de eindhaal of finish d. de uitpik
1a.
Begin van de haal/inzet • De bladen staan in het water. • De benen trappen uit. • Rug en armen brengen de kracht van de benen over op de bladen. • De romphouding verandert nauwelijks. • Armen blijven gestrekt.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 21
1b.
Halverwege de haal • De benen zijn bijna gestrekt. • De rug begint naar achteren te zwaaien. • Armen zijn nog gestrekt.
1c.
Eindhaal • Benen zijn volledig uitgetrapt. • De romp wordt gestrekt naar achteren gezwaaid. • Armen maken de haal af. • De druk op het voetenbord wordt vastgehouden.
1d.
Uitpik • De rug blijft in een gestrekte maar ontspannen houding. • Handen blijven voor het lichaam en bewegen zonder hapering vloeiend door naar voren.
2.
De recover: a. de wegzet b. begin van het oprijden c. het oprijden d. het draaien van het blad e. de inzet en volgende haal.
2a en b. De wegzet • De armen strekken. • Vervolgens trekken de armen de romp en tenslotte het bankje mee naar voren. Dit zijn ontspannen en vloeiende bewegingen. 2c en d. Het oprijden • Halverwege de recover (half opgereden) is de romp in de inpikhouding. • De armen zijn gestrekt. • Er wordt alleen nog opgereden voor de inpik. • Vlak voor de inzet wordt het blad verticaal gedraaid. 2e.
De inzet en volgende haal • De schenen staan (bijna) verticaal. • Een natuurlijke ontspannen lichaamshouding. • De armen maken de inpik met de schouder als scharnierpunt.
Aandachtspunten Een aantal belangrijke punten waar naast de lichaamshouding aandacht aan moet worden besteed zijn: • tot aan het einde van de haal druk op het blad en het voetenbord houden; • licht hoogteverschil tussen aanhalen en wegzet; • ontspannen draaien van de riem (gebruik maken van de vlakke kant van de riem); • doldruk houden vooral bij het einde van de haal; • de snelheid van wegzetten volgt logisch uit die van de haal;
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 22
• ontspannen tijdens de recover bevordert het fysieke herstel van de roeier; • oprijden is ontspannen de boot onder je door laten glijden (dit is gerelateerd aan de snelheid waarmee je roeit); • de recover is de herstelperiode, maar ook de voorbereidingsperiode voor een nieuwe haal (klaar zitten voor de inpik); • eerst de armen / handen voorbij de knieën (wegzet), daarna pas gaan rijden; • tijdens het oprijden tijdig de riem draaien en het blad het water laten naderen (vanuit de schouders), en • na de inpik direct trappen, de romp en schouders brengen de kracht van de benen als een spanningsboog over op het blad. Veel voorkomende fouten • te laat draaien van het blad waardoor men in tijdnood komt en het blad niet recht standig het water ingaat. Gevolg: diepen en onbalans. • stilzitten voor de inpik (geen doorgaande beweging); • rijden tegen de voorstops (afstellen voetenbord); • aarzelen voor de inpik en daardoor te laat trappen; • naduiken, het lichaam is te laat in de inpikhouding (moet halverwege de recover al klaar zijn); • nareiken, proberen langer te zijn dan je bent vanuit schouders of armen. Laatstgenoemde twee fouten hebben tot gevolg dat het blad omhooggaat, dat wil zeggen van het water af in plaats van er naar toe. Bovendien wordt daardoor de doorgaande beweging verstoord (stilzitten). Zie ook het schema aan het einde van dit hoofdstuk. • Slordige uitpik Dit is een veel gemaakte fout die verschillende oorzaken heeft. De hoofdoorzaak is het laten weglopen van de druk naar het eind van de haal door slechte coördinatie van het lichaam. Als gevolg hiervan komt het blad slecht uit het water, wat op zijn beurt de balans in de boot ongunstig beïnvloedt. Dit komt vaak voor als de ellebogen te ver naar buiten wijzen (niet ontspannen langs het lichaam) of als het voetenbord niet goed is afgesteld. De roeier kan met beide handen voorbij het lichaam. Coördinatie Als de roeier goed trapt en "hangt" aan zijn riem(en), is het duidelijk wanneer rug en armen worden ingezet: pas als rug en armen genoeg kracht hebben om over de beenkracht heen te kunnen komen. Voor de rug is dit halverwege de haal. Pas aan het einde van de haal worden de armen snel bijgehaald. De roeier die zijn rug laat inzet trapt dus niet optimaal, hij trapt door zijn bankje. Oorzaak is dat de onderrug niet is gefixeerd als gevolg waarvan de spanningsboog via benen-rug-armen zijn werk niet kan doen. Zagen van het blad wordt veroorzaakt door dat de coördinatie tussen benen-rugarmen niet goed verloopt. De druk op het blad valt dan even weg en zagen van het blad (= op en neer gaan van het blad in water) is het gevolg.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 23
Diepen van het blad (en als gevolg daarvan moeilijk uitpikken) komt voor als de riemen te gespannen worden vastgehouden. De achterkant van de riem ligt vaak niet tegen de dol aan en ook "bokkepootjes" of kromme polsen komen voor. Bij deze fout is de kans groot op het ontstaan van de typische roeiblessure, overbelaste onderarmen en/of polsen. Handhouding bij scullen De boot is zo afgesteld dat er altijd links boven rechts geroeid wordt. De handen worden aan het eind van de riem gehouden en de duimen duwen/ liggen tegen de zijkant van de hendel. De vingers vormen een haak die trekt en de polsen zijn tijdens de haal recht. Probeer doldruk te houden. Let op de juiste afstelling van het voetenbord,
Het volgende schema van geeft de 10 meest gemaakte roeifouten aan, met de oplossingen/oefeningen er bij.
Houding
SYMPTOOM
FOUT
O ORZAAK
• het blad gaat niet verticaal het water in
Vallen van de boot bij de uitpik en scheren van blad over het water/ uit het water lopen
• blad is gedraaid bij inpik • in de haal wordt de paal naar de heupen getrokken en riem vastgezet
De boot ligt continue over bakboord
• men zit scheef en/of krom in de boot
• doordat de wind van stuurboord komt kan de boot over bakboord vallen • handle hoogte wordt niet consequent aangehouden
We gaan niet (hard) vooruit
• kracht ontbreekt • gelijkheid • de haal is niet effectief genoeg (er wordt een stuk gemist) • obelixhaal • krampachtig roeien • knijpen in de handle
• er is te weinig getraind • beter concentreren op gelijkheid • vlaggen, stilzitten voor, nareiken
Vlinderen, zagen van het blad door het water
• ongelijkmatig kracht uit oefenen tijdens de haal
• de overgang tussen benen-rug-armen loopt niet goed • er wordt geroeid met opgetrokken schouders
Er wordt naar voren ingepikt (frontsplash) en een stuk haal gemist
• Te laat terugdraaien van het blad • Stilzitten en/of nareiken voorin • Inpikken met rug in plaats van armen
• Scherpte voorin mist en luie inpik • Ongelijk roeien en wachten op elkaar • Onvoldoende getraind op de inpik
In de haal is de rugbeweging afwijkend Minder druk tijdens de haal, gepaard met kramp in de armen Riem niet uit het water krijgen, blijven plakken aan het water
Recover
Uitpik
Snoeken
Inpik, haal
Blaren op de handen en niet op vingerkootjes hoogte
• roeien met een kromme rug • rug te vroeg gebruiken • armen zijn niet gestrekt • de polsen zijn gekromd • met bokkenpootjes roeien • de boot valt over een boord bij de uitpik • het ritme is ongelijk
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
• onervarenheid • onvoldoende spanning in de romp met als gevolg een rugblessure • niet ontspannen roeien met als gevolg kramp of peesschede ontsteking • hand – onderarm is niet in een rechte lijn tijdens de haal • de juiste aanhaalhoogte wordt niet tot het einde van de haal toe volgehouden
• teveel met de armen willen roeien • geen vloeiende uitpik en/of actieve wegzet die vloeiend doorloopt
• weersomstandigheden (nat) • nieuwe handle • knijpen
Pagina 24
zodanig dat de handen niet of met heel veel moeite voorbij het lichaam kunnen komen. Boordroeien Een aantal specifieke punten voor boordroeien zijn: • Voer de beweging zo symmetrisch mogelijk uit. Dat wil zeggen trappen met beide benen, terwijl het hoofd boven de kielbalk blijft. • De riem wordt vastgepakt op schouderbreedte, de buitenhand aan het eind van de riem, de binnenhand minstens 1,5 handbreedte naar binnen. • Binnenarm (aan de zijde waar je riem zit) is licht gebogen. • Buitenarm en schouder reiken enigszins naar het boord (naar het boord vallen, waar je riem zit). • Duimen om de riem, vingers vormen een haak die trekt en niet knijpen. • Binnenbeen blijft tussen de armen. O PLOSSING
• trots in de boot zitten (bezemsteel) • vanuit de heupen scharnieren, bekken niet kantelen • armen als touwtjes op de handle leggen • roeien met de vingers (pianospelen) • ongeklipt roeien • tubben • de haal opbouwen vanuit vaste banken naar hele banken in een constant ritme • ongeklipt, met vaste bladen roeien • meer druk opbouwen vanuit de benen • choppen achterin (herhaaldelijk uitpikken en wegzetten zonder halen) • deadlight roeien (het blad gedurende de haal door het water laten drijven terwijl de boot recht ligt) • handle hoogte stilliggend controleren • deadlight roeien (het blad gedurende de haal door het water laten drijven terwijl de boot recht ligt) • tubben • stuurboord moet ruimte geven zodat bakboord minder diep gaat weg zetten • conditie opbouwen in het krachthonk en op de ergometer • stuur telt mee, met de ogen dicht roeien • opbouwoefening met wisselende kracht • oefeningen met stopjes • handschoenen dragen • pianospelen • riemen natmaken c.q. droogmaken • 1 keer trappen (krachtzetten) en dan de boot stilleggen, dit herhalen en opbouwen • Tubbend de inpik oefenen • Kleine backsplash produceren (water spettert op richting de boeg) • Actief plaatsen vanuit de armen • choppen voorin (herhaaldelijk inpikken met alleen de armen)
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 25
• Buitenbeen mag erbuiten, hoeft niet. • Draaien van de riem gebeurt met de binnenhand (actief), terwijl de buiten-hand dit toelaat. Regelmatig van boord wisselen lost een veel problemen met betrekking tot ongelijkheid van trappen en andere asymmetrie op. Dit is zeer belangrijk voor beginnende boordroeiers. Ritme Het ritme is het belangrijkste element van het roeien en moet direct aangeleerd worden. Er is een verhouding tussen de kracht die geleverd wordt en de snelheid van de boot, deze twee bepalen het tempo. Als je hard roeit, mag je ook sneller naar voren rijden, of beter geformuleerd: de boot glijdt dan sneller onder je door. Maar vergeet niet dat de recover een heel belangrijk deel van de roeibeweging is, het moment van relatieve rust en vooral van de voorbereiding op de nieuwe haal. Neem dus vooral voldoende tijd voor de recover. Er wordt in sommige literatuur gesproken van een verhouding van 1:2, waarbij 1 de duur van de haal is en 2 de duur van de recover. Ploegroeien Voor een ploeg is het belangrijk om gelijk te roeien. De inpik en uitpik (potentieel verstorende momenten voor de balans), de wegzet en het begin van het oprijden moeten gelijk zijn. In dat geval is de voorbereiding voor een goede haal optimaal. De gelijkheid in combinatie met goede timing/coördinatie van de haal bepalen het "lopen" van een boot.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 26
6
ROEI- EN STUURBEVOEGDHEDEN
Om de verschillende typen roeiboten van Daventria te mogen gebruiken, dienen de leden te beschikken over specifieke kennis en vaardigheden. De kennis over het materiaal, de commando's, het vaarreglement, en de roei- en stuurvaardigheden kunnen worden opgedaan door deel te nemen aan het opleidingsprogramma van de vereniging. Het gebruik van het roeimateriaal wordt gereguleerd middels een systeem van roei en stuurbevoegdheden. Dit systeem heeft tot doel de veilige uitoefening van de roeisport te bevorderen en onoordeelkundig gebruik van het materiaal te voorkomen. Het examensysteem is weergegeven in het stroomschema aan het einde van dit hoofdstuk.
6.1
Roeibevoegdheden
Het examensysteem van Daventria kent de volgende roeibevoegdheden. 3e klas bevoegdheid (3) Een roeier met 3e klas bevoegdheid mag zonder toezicht roeien in de haven, in 3e klas materiaal. Deze "havenbevoegdheid roeien" (zoals het ook wel genoemd wordt) wordt verkregen door de beginnerscursus in voldoende mate te volgen en na de beginnerscursus een eenvoudig praktijkexamen met goed gevolg af te leggen. 2e klas bevoegdheid (2) Een roeier met 2e klas bevoegdheid mag in 2e klas materiaal roeien. Om deze bevoegdheid te verkrijgen, dient de roeier al te beschikken over de bevoegdheid om in de haven te sturen (3e klas sturen, St 3). Daarnaast dient het 2e klas examen theorie en praktijk met goed gevolg te worden afgelegd. IJsselbevoegdheid roeien (IJ) Een roeier met IJsselbevoegdheid mag zonder begeleiding op de IJssel roeien. Voorwaarde voor deze bevoegdheid is allereerst de bevoegdheid om te sturen op de IJssel (2e klas sturen, St2). Daarnaast dient de roeier voor deze bevoegdheid vijf keer met goed gevolg onder begeleiding een outing op de IJssel (tenminste tot aan de Wilhelminabrug of een vergelijkbare outing stroomafwaarts) te volbrengen. De roeier moet vijf handtekeningen van bevoegde begeleider(s) overleggen aan de examencommissie. 1e klas bevoegdheid (1) Een roeier met 1e klas bevoegdheid mag in 1e klas materiaal roeien. Voorwaarde daartoe is allereerst IJsselbevoegdheid roeien (IJ) en sturen (St2). Daarnaast dient het 1e klas praktijk examen met goed gevolg te zijn afgelegd. Voor scullen dient het examen steeds in een gladde skiff afgelegd te worden. Voor boordroeien wordt het examen in een gladde twee zonder stuurman of in een C2+ afgenomen. Het 1e klas examen afgenomen in een C2+ geeft de bevoegdheid om in een 1e klas gestuurde boot te varen.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 27
6.2
Stuurbevoegdheden
Naast genoemde roeibevoegdheden kent het examensysteem van Daventria ook een drietal stuurbevoegdheden. Havenbevoegdheid sturen of Sturen 3 (St3) De bevoegdheid om in de haven te sturen kan worden verkregen door een praktijkexamen (in een C2 of een wherry) met goed gevolg af te leggen. Daarnaast wordt het theorie-examen afgenomen. IJsselbevoegdheid sturen of Sturen 2 (St2) De bevoegdheid om op de IJssel te sturen kan worden verkregen door een praktijkproef (in een C4 of een gladde 4) met goed gevolg af te leggen. De praktijkproef houdt in vijf keer met goed gevolg een outing op de IJssel sturen, dit ter beoordeling van een bevoegde begeleider (= in bezit van IJsselbevoegdheid sturen of sturen 2). Om dit aan te tonen moet de roeier een vijftal handtekeningen van bevoegde begeleider(s) kunnen overleggen aan de examencommissie. De laatste handtekening dient afkomstig te zijn van een lid van de examencommissie of van een door die commissie aangewezen lid van Daventria. Deze handtekeningen kunnen worden geplaatst op de praktijkexamenkaart voor sturen 2. De kaart met handtekeningen samen geven Sturen 2 bevoegdheid. Wedstrijdstuurbevoegdheid of Sturen 1 (St1) De bevoegdheid om een wedstrijd te sturen, kan worden verkregen door een praktijkproef met goed gevolg af te leggen. De praktijkproef bestaat uit twee delen: 1. het vijf keer met goed gevolg en met gebruikmaking van adequate stuurcommando' s een 8+ of 4x+-outing op de IJssel sturend te volbrengen. 2. Het drie maal met goed gevolg sturen van een wedstrijd op basis van dispensatie van het bestuur. Ten bewijze van de praktijkproef dient de stuurman een handtekening van een "ervaren" slagroeier te kunnen overleggen aan de examencommissie. Voor Sturen 1 hoeft dus geen examen te worden afgelegd.
6.3
Bootklassen
Om tegemoet te komen aan uiteenlopende wensen inzake gebruik van het roeimateriaal waarvoor een bevoegdheid wordt nagestreefd, wordt onderscheid gemaakt naar drie bootklassen: 1e klas boten: doorgaans gladde boten, skiffs, 2x, 4x(+), 2- en 4-; 2e klas boten: C-boten en glad materiaal , en 3e klas boten: C-boten en oefenskiffs C2(x)+ of C4(x)+ en 4+. 1e en 2e klas bevoegdheden kunnen zowel voor C- als glad materiaal worden gehaald. Het behalen van de bevoegdheid om te roeien in C boten geeft geen recht op dezelfde bevoegdheid in glad materiaal. Het omgekeerde geldt wel: is een bevoegdheid gehaald in glad materiaal, dan mag op dat niveau wel in C materiaal gevaren worden.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 28
6.4
Overige regels
Oefenen voor een hogere bevoegdheid Voor elk van bovengenoemde categorieën geldt in beginsel dat een met goed gevolg afgelegde proef of examen recht geeft om te oefenen voor de naast hogere proef of examen in hetzelfde boottype. Dus: iemand met 3e klas roeien in een C2 of C4, kan oefenen voor het 2e klas examen in een C2 of C4, maar niet in een gladde 2. Voor dat laatste is 3e klas roeien in een skiff vereist. Tijdens de beginnerscursus wordt van deze regel afgeweken, omdat er niet voldoende "oefenboten" zijn. Na het behalen van de 3e klas bevoegdheid moet in de oefenboten geoefend worden voor het 2e klas examen. Oefenen in een hoger boottype Indien eenmaal een bepaalde bevoegdheid is behaald, mag uitsluitend na toestemming van het bestuur worden geoefend in roeimateriaal waarvoor een naast hogere bevoegdheid is vereist. Dus: een 2e klas roeier mag met toestemming van het bestuur oefenen in een 1e klas boot. IJsselbevoegdheid is dan vereist zodra op de IJssel wordt geoefend. Beperkte bevoegdheid bootbemanning Indien slechts een deel van de bootbemanning voldoende is gekwalificeerd voor het roeien in een bepaalde boot, geldt als regel dat minstens de helft bevoegd dient te zijn tot het roeien in die boot. Dus: indien een ploeg op de IJssel oefent, dienen tenminste de stuurman en de boeg en een tweede roeier te beschikken over IJsselbevoegdheid sturen. Bovendien moet er voldoende "kracht" aan boord zijn om de boot in noodsituaties te kunnen beheersen. Een ander voorbeeld: een ploeg mag in een 1e klas gladde 4 oefenen op voorwaarde dat minstens twee roeiers 1e klas bevoegdheid hebben voor glad materiaal. Wedstrijdmateriaal Voor het roeien in wedstrijdboten is toestemming vereist van het bestuur. Registratie bevoegdheden Met goed gevolg afgelegde proeven en examens voor roeien en sturen worden als volgt geregistreerd. Iedereen moet de examens in de volgorde van het stroomschema doorlopen. De examencommissie houdt in een door haar te beheren examenboek de resultaten bij van proeven en examens voor roeien en sturen. Periodiek geeft de examencommissie nieuw behaalde bevoegdheden door aan de ledenadministratie. Instroom van ervaren nieuwe leden Nieuwe leden die ervaren roeier zijn, kunnen ten overstaan van ten minste twee leden van de examencommissie hun roei- en stuurvaardigheid laten zien. Op dat moment bepaalt de examencommissie welke roeibevoegdheden kunnen worden toegekend. Voor IJsselbevoegdheid roeien en sturen dient altijd een proef resp. examen te worden afgelegd.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 29
Toestemming bootgebruik Voor het gebruik van alle boten van Daventria heeft het bestuur vastgesteld over welke roei- en stuurbevoegdheden de gebruiker (tenminste) dient te beschikken. Omdat de toewijzing van boten naar bevoegdheidsklassen aan verandering onderhevig is, is deze toewijzing in dit boekje niet opgenomen. Een up-to-date overzicht van welke bevoegdheid vereist is voor het gebruik van welke boot is in te zien op het overzicht in de loods, bij het afschrijfboek. Stroomschema examens Daventria In het volgend schema zijn de bevoegdheden voor roeien en sturen zoals gehanteerd bij Daventria, samengevat (en afgekort).
STROOMSCHEMA ROEI-/STUUREXAMENS
examen boottype code examen
1x 3x
examen boottype code examen
examen boottype code examen
boordroeien C2+ 3*C
havenbevoegdheid sturen C2+ St3
1x 2x
examen boottype code examen
tweede klas roeien C2x+ 2xC
C2+ 2*C
IJsselbevoegdheid sturen C4x+/C4+/4x+/4+ St2
examen boottype code examen
1x 2xIJ
examen boottype code examen
1x 1x
examen boottype code examen
scullen havenbevoegdheid roeien C2x+ 3xC
IJsselbevoegdheid roeien C2+/C4x+ 2xCIJ
C2+ 2*CIJ
eerste klas roeien C2+ 1*C
21*
wedstrijdbevoegdheid sturen 4x+/4+/8+ St1
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 30
7
OVERZICHT EISEN EN BEVOEGDHEDEN
Op basis van het systeem van bevoegdheden voor roeien en sturen (zie hoofdstuk 6) werken we in dit hoofdstuk uit welke eisen verbonden zijn aan de onderscheiden bevoegdheden. We hanteren daarbij dezelfde volgorde als in hoofdstuk 6.
7.1
3e klas ("haven") bevoegdheid (3x)
De 3e klas bevoegdheid beoogt de volgende doelen: • Veiligheid voor jezelf en anderen • Veilig en verantwoord omgaan met het materiaal • Bootbeheersing In de praktijk leidt het nastreven van deze doelen tot de volgende vereisten. 1. Boot afschrijven in het afschrijfboek. 2. Netjes omgaan met het materiaal: boot en riemen correct naar buiten brengen; boot en riemen afdrogen; boot en riemen correct naar binnen brengen. 3. Correct in- en uitstappen (niet leunen op de riggers, voeten op toegestane plaatsen). 4. Wegkomen van het vlot en aanleggen. 5. Zodanig roeien dat de gewenste roeibeweging in aanleg aanwezig is (benen, armen, rug meenemen, wegstrekken armen, oprijden). 6. Strijken met twee riemen. 7. Rondmaken door afwisselend te strijken en te halen. 8. Stoppen. 9. Stuurboordwal houden. 10. Regelmatig omkijken en daarop aangepast reageren.
7.2
3e klas ("haven") bevoegdheid C (3xC)
Voor de 3e klas bevoegdheid C (scullen of boordroeien) gelden dezelfde eisen als bij 3e klas bevoegdheid, met dien verstande dat de aantekening C betrekking heeft op roeien in een C-skiff of in een C2x of C2+. Hiervoor gelden dezelfde eisen en, in de gestuurde boten, de volgende aanvullende eisen: 11. Opvolgen van commando's. 12. De slag volgen. 13. Op slag roeien.
7.3
3e klas ("haven") bevoegdheid sturen (St3)
Voor de 3e klas bevoegdheid sturen gelden de volgende praktijkeisen: 1. Afschrijven boot. 2. Leiding geven aan het correct naar buiten en naar binnen brengen van boot en riemen, boot afhouden van de kant als de roeiers instappen. 3. Correct in- en uitstappen van de boot op de stuurplaats (via voetenplankje). 4. Stuk (circa 500 meter) rechtuit sturen tijdens halen. 5. Rondmaken. 6. Slippen bij een nauwe doorgang (jachthaven/skippyballen). Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 31
7. 8. 9.
Slalombaan heen en terug sturen (3 boeien). Veilig aanleggen aan het vlot. Beheersen van én luid en duidelijk voeren van commando's.
Daarnaast gelden voor Sturen 3 de volgende theorie-eisen. 10. De commando's (hoofdstuk 11) beheersen en in praktijk kunnen brengen. 11. Weten hoe bepaalde boten te tillen en de roeiers hierover correct te informeren (zie hoofdstuk 11). 12. Kennis van vaarreglement (zie hoofdstuk 11). 13. Weten welke de stuurboord- en welke de bakboordwal is. 14. Kennis van het roeien en sturen op de IJssel (zie hoofdstuk 9). 15. Kennis van het BPR (zie hoofdstuk 10). 16. Kennis van veilig roeien en het vaarverbod (zie hoofdstuk 8). Deze kennis wordt getest met een schriftelijk theorie examen, afgenomen voorafgaand aan het praktijkexamen. De leden van de examencommissie mogen ook tijdens het praktijkexamen nog aanvullende toelichting aan de roeiers vragen.
7.4
2e klas bevoegdheid scullen (2x)
De 2e klas bevoegdheid scullen beoogt het volgende doel: • Zodanig effectief en veilig roeien in een skiff dat de roeier onder begeleiding op de IJssel kunt gaan varen. In de praktijk leidt het nastreven van dit doel tot de volgende vereisten. 1. Netjes omgaan met het materiaal. 2. Gelijkmatig en koersvast roeien. 3. Roeien in het juiste ritme: dus de haal is korter van duur dan de recover. 4. Roeien in de goede bewegingsvolgorde tijdens de haal en het oprijden: trappen met de benen; meenemen van de rug; trekken met de armen; wegstrekken van de armen; inbuigen van de rug, en oprijden. 5. Polsen recht houden (bladvoering door het water). 6. Noodstop maken. 7. Zowel halend als strijkend aanleggen, rekening houdend met wind en stroom. 8. Juiste blad- en hendelvoering (ontspannen boven water). 9. Onder redelijke weersomstandigheden redelijk watervrij roeien (balans niet ontlenen aan slifferen). Daarnaast gelden voor 2e klas bevoegdheid roeien de zelfde theorie-eisen als voor Sturen 3 (St3).
7.5
2e klas bevoegdheid scullen C (2xC)
De 2e klas bevoegdheid scullen C beoogt de zelfde doelen als 2e klas bevoegheid (zie 7.4). De aantekening C heeft betrekking heeft op het roeien in een C2x of C4x.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 32
In de praktijk leidt het nastreven van dit doel tot dezelfde eisen als voor de 2x bevoegdheid, en bovendien: 1. Afstellen van het voetenbord als ploeg op het water buiten de vlotdrukte. 2. Gelijke in- en uitzet. 3. Gelijkheid in de bewegingsvolgorde. Daarnaast gelden voor 2e klas bevoegdheid C dezelfde theorie-eisen als voor Sturen 3 (St3).
7.6
2e klas bevoegdheid boordroeien C (2x)
De 2e klas bevoegdheid boordroeien C beoogt dezelfde doelen als 2e klas bevoegdheid. Het verschil met 2e klas bevoegdheid is dat de aantekening C betrekking heeft op het roeien in een C2+ of C4+. In de praktijk leidt het nastreven van dit doel in een C2+ of een C4+ tot dezelfde eisen als voor het 2e klas examen, en bovendien: 1. Afstellen van het voetenbord als ploeg op het water buiten de vlotdrukte. 2. Gelijke in- en uitzet. 3. Gelijkheid in de bewegingsvolgorde. Daarnaast gelden de volgende boordspecifieke praktijkeisen: 4. Met de buitenhand trekken. 5. Met de binnenhand draaien. Daarnaast gelden voor 2e klas bevoegdheid C dezelfde theorie-eisen als voor Sturen 3 (St3).
7.7
2e klas ("IJssel") bevoegdheid sturen (St2)
Voor de 2e klas bevoegdheid sturen gelden de volgende praktijkeisen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Gebruik van zwemvest. Adequaat omgaan met stroom, wind en golven. Vaardigheid en inzicht in het omgaan met overige scheepvaart. Vaardigheid in het op de juiste wijze toepassen van de reglementen BPR. Vaardigheid in het juist en duidelijk toepassen van de commando's. Het correct inzetten van oefeningen.
Om 2e klas bevoegdheid sturen te verkrijgen dient de kandidaat vijf keren met goed gevolg een outing op de IJssel te sturen, dit ter beoordeling van een bevoegde begeleider. Ten bewijze daarvan dient de roeier een vijftal handtekeningen van diens begeleider(s) te kunnen overleggen aan de examencommissie. De laatste handtekening dient afkomstig te zijn van een lid van de examencommissie of van een door die commissie aangewezen Daventrialid. Daarbij gelden de volgende eisen aan de te sturen ploeg: 1. De te sturen ploeg dient een ervaren Daventria bemanning te hebben: minimaal twee leden bezitten IJsselbevoegdheid 2. De te sturen ploeg vaart bij voorkeur in een C4. Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 33
3.
Het te sturen traject betreft tenminste ofwel stroomopwaarts heen en weer naar de Wilhelminabrug ofwel stroomafwaarts naar de "steenfabriek".
De handtekeningen worden geplaatst op de praktijkexamenkaart voor sturen 2. Kaart met handtekeningen samen geven Sturen 2 bevoegdheid.
7.8 Voor 1. 2. 3. 4.
IJsselbevoegdheid roeien (2xIJ/2xCIJ/2+CIJ) IJsselbevoegdheid roeien gelden de volgende praktijkeisen: In bezit zijn van 2e klas (IJssel) stuurbevoegdheid (St2). Veilig omgaan met wind, stroom, golven, scheepvaart. Bootbeheersing op de IJssel, rekening houdend met omstandigheden. Redelijke mate van voorstuwing tonen (voldoende om zich in ongunstige omstandigheden in veiligheid te kunnen brengen).
Ter verkrijging van deze bevoegdheid dient de roeier vijf keer met goed gevolg onder begeleiding van een ervaren en bevoegd roeier in bezit van IJsselbevoegdheid een outing op de IJssel te volbrengen (stroomop tenminste tot aan de Wilhelminabrug of stroomaf tot aan de steenfabriek). De roeier moet vijf handtekeningen van begeleider(s) overleggen aan de examencommissie. Indien deze praktijkproef in een skiff goed wordt volbracht, wordt de 2xIJ bevoegdheid verkregen. Roeiers die de proef willen en kunnen volbrengen in een C2x of C4x, verkrijgen de 2xCIJ bevoegdheid. Roeiers die de proef volbrengen in een C2+ of C4+ verkrijgen de 2+CIJ bevoegdheid.
7.9
1e klas examen scullen
Voor de 1e klas bevoegdheid scullen gelden de volgende praktijkeisen, waaraan in een skiff moet worden voldaan: 1. De roeier mag geen essentiële roeifouten meer laten zien. 2. De basiscoördinatie moet goed zijn. 3. Er moet een goede balans in de boot zijn. 4. Bovenstaande eisen zijn geconcretiseerd door: a. lichaamswerk - lichaamscoördinatie - haalvolgorde benen-rug-armen - niet door bankje trappen - geen kromme armen - rechte polsen - snelle wegzet - doorgaande beweging/niet stilzitten - rustig oprijden b. het waterwerk - water naderen, niet vlinderen - gelijke inpik - gelijkmatige haal - niet diepen (alleen blad in het water) - niet uitlopen,niet narukken Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 34
Deze gen: -
gelijke uitpik tijdig blad draaien
vaardigheid dient getoond te kunnen worden door de volgende praktijk-oefeninroeien in spoelhaal 3e stop, na wegzet en inbuigen watervrij variatie in kracht en tempo effectiviteit van de roeibeweging
Daarnaast gelden de volgende - aanvullende - praktijkeisen: 5. Op het water het voetenboord goed kunnen afstellen. 6. Zowel strijkend als halend kunnen aanleggen. 7. Goed kunnen sturen en omkijken tijdens roeien met een krachtige haal zonder de roeibeweging te verstoren. 8. Veilige omgang met het materiaal laten zien. 9. Ervaring met roeicoaching (bijvoorbeeld van 2e klas roeiers of langdurige begeleiding van een ploeg). Naast deze praktijkeisen gelden voor 1e klas bevoegdheid roeien ook theorie-eisen op het vlak van (het afstellen van) boten. Hiervan wordt enige kennis verondersteld. Kennis hiervan wordt niet getoetst, maar de roeier wordt wel geacht te weten waar en hoe hij zijn voetenboord moet plaatsen en de effecten van verschuivingen daarvan.
7.10 1e klas examen boordroeien (1x/1xC) Voor de 1e klas bevoegdheid boordroeien gelden de volgende praktijkeisen, waaraan in beginsel in een 2- moet worden voldaan. Dezelfde eisen als het praktijkexamen 1e klas scullen (zie 7.9) en bovendien: 10. Als slag tempo kunnen aangeven en aanhouden. 11. Als boeg de slag exact kunnen volgen. 12. Boordspecialisatie wordt geaccepteerd.
7.11 Wedstrijdbevoegdheid sturen (St1) Wedstrijdbevoegdheid sturen beoogt een ploeg tijdens een wedstrijd op vreemd water veilig te kunnen sturen. Daarnaast wordt een "wedstrijdstuur" geacht bekend te zijn met de diverse wedstrijdprocedures (o.a. start, protest tijdens de wedstrijd). Deze bevoegdheid is alleen te verkrijgen door bij wedstrijdploegen meerdere malen met goed gevolg te sturen op zowel de IJssel (minimaal 5 maal) en driemaal op wedstrijden (na dispensatie door het bestuur). Of de kwaliteit voldoende is wordt bepaald door de examencommissie in overleg met de "ervaren" slagroeier van de betreffende wedstrijdploeg.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 35
8
VEILIG ROEIEN
Als je je aan een aantal 'spelregels' houdt, is roeien een relatief ongevaarlijke sport. Een absolute voorwaarde hiervoor is wel dat elke roeier en stuurman/vrouw kan zwemmen. Immers, elke boot kan vollopen, zinken of omslaan. Blessures Blessures worden veelal veroorzaakt door een slechte techniek al dan niet in combinatie met onvoldoende kleding in de winter. De roeitechniek staat beschreven in hoofdstuk 5. Als je het reguliere opleidingstraject doorloopt én je wilt gecoacht worden (= open staan voor op- en aanmerkingen op je techniek), dan kun je gemakkelijk technisch goed leren roeien op het niveau dat je blessure vrij blijft. Kleding Met goede (roei)kleding kun je prima roeien in de winter. Hardlopen en schaatsen doe je immers ook in de winter, waarom zou je dan niet roeien? Het blijft elke weer verbazingwekkend dat mensen in najaar en winter gaan roeien in 'zomer' kledij (t-shirt, korte broek, blote rug, geen extra trui). Waarom kleden mensen zich met hardlopen en schaatsen wel op niet-zomerse omstandigheden en met roeien niet? Met goede kleding voorkom je blessures. Wat heb je in de winter aan in de boot? Je hebt altijd meerdere lagen aan: bijv. een lang thermoshirt (rug bedekt!) met daarover een t-shirt, een trui en een windjack. Let op dat je polsen goed zijn bedekt in verband met een blessure aan je pols (de peesschede blessure). Je kunt prima roeien in een schaatspak. Als het erg koud is kun je een muts opzetten. Je handen kun je tegen de kou beschermen door te roeien met zogenaamde poffies. Deze zijn het beste te vergelijken met handschoenen met een gat aan de zijkant, waardoor de pof over de handle van de riem heen geschoven kan worden: handen en handle zitten dan ingepakt. Het voordeel van poffies is niet alleen geen koude vingers, maar ook bedekte polsen (ter voorkoming van peesschede blessure). Speciale roeikleding en poffies zijn te koop bij speciaalzaken of te bestellen via internet. Hoog water Bij een waterstand van de IJssel in Deventer van meer dan 5 m boven NAP geldt er een roeiverbod. De 5 m grens komt overeen met de hoogte van de zomerdijk. Is de waterstand van de IJssel hoger dan 5 m boven NAP, dan staan is het te gevaarlijk om te roeien: de zomerdijk staat onder water (als je onverhoopt omslaat met je boot dan wel je boot loopt vol kun je je dus niet in veiligheid brengen op de zomerdijk), in het algemeen koud water, harde stroming en veelal veel zwaar drijfhout in het water. De grens van 5 m boven NAP betekent niet automatisch dat er bij 4.99 m boven NAP wel geroeid mag worden. Stijgend water levert een andere situatie op dan zakkend water. Zo zal er bij een waterstand van 4.80 m boven NAP zeer waarschijnlijk nog altijd veel zwaar drijfhout voorbij stromen, met alle gevaren van dien. Als globale indicatie is de 5 m grens echter prima om vast te stellen of het wel-niet zinvol is om je op de Roei persoonlijk van de situatie op de hoogte te stellen en te constateren of er een roeiverbod is afgekondigd danwel is opgeheven. Op onze website (www.daventria.com) kun je informatie vinden over de actuele waterhoogte van de IJssel bij Deventer. Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 36
Skiffen in de winter? Skiffen in de winter brengt gevaar met zich mee. Bij omslaan dreigt onderkoeling voor de roeier, met alle kansen op overlijden van dien. Voor skiffen in de winter bestaan (nog) geen KNRB-richtlijnen. Het bestuur heeft informatie verzameld en heeft overleg gevoerd met collegabestuurders van andere roeiverenigingen. Op basis hiervan heeft het bestuur de onderstaande regel ingesteld. Bij een watertemperatuur onder de 10 graden Celsius geldt een totaal skiffverbod voor 2e klas en lager bevoegde roeiers. Voor 1e klasroeiers geldt dan een IJsselskiff-ver bod. 1e klas roeiers, die trainen voor wedstrijden in de winter, bijv. de Hel van het Noorden of de Skiffhead, kunnen dispensatie krijgen van het bestuur, mits ze deze verklaring ondertekenen. De watertemperatuur van 10 graden Celsius, die het bestuur hanteert als grens, is gebaseerd op de gegevens over onderkoeling van de Koninklijke Nederlandse Reddings Maatschappij (bron: www.knrm.nl). Het bestuur gaat er vanuit dat de watertemperatuur van de IJssel gelijk is aan de watertemperatuur van de Rijn. Op de website van Daventria is een link gelegd naar een website (www.actuelewaterdata.nl/) die inzicht geeft in ondermeer de watertemperatuur van de Rijn bij Driel. Deze watertemperatuur is maatgevend voor het bestuur van Daventria met betrekking tot wel/niet skiffen in de winter. De KNRM geeft op haar site het volgende aan over overlevingskansen in water: "Er is geen enkele wetmatigheid wat betreft de overlevingskansen in water. Onderstaande tabel is een zeer ruwe schatting. De werkelijke tijd hangt af van veel factoren zoals lichaamsbouw, hoeveelheid onderhuids vet, gebruik van alcohol of medicijnen, kleding, geslacht, windsnelheid, lichamelijke en geestelijke conditie." Tabel: overlevingstijd bij te water geraken in wetsuit, gekleed of in zwemkleding. Watertemperatuur (graden celcius) 0 5 10 15 20
Wetsuit 15 minuten 3 uur 9 uur 12 uur 15 uur
gekleed 9 minuten 1 uur 3 uur 5 uur 8 uur
zwemkleding 2 minuten 30 minuten 1 uur 2 uur 4 uur
Bovenstaande tabel laat zien dat die iemand die bij een watertemperatuur van 5 graden Celcius gekleed in het water valt, een overlevingstijd heeft van 1 uur; in badkleding een half uur. Bij een watertemperatuur van 10 graden Celcius is dit resp. 3 uur en 1 uur. Bovenstaande tabel van de KNRM is gebaseerd op "stilliggen en jezelf zo klein mogelijk maken", dus ruim binnen de aangegeven tijd moet je op de kant staan. Roeikleding zit waarschijnlijk ergens tussen "badkleding" en "gekleed" in. Vaarverbod Onder het motto 'Veiligheid voor roeier en materiaal gaat voor alles' mag er niet geroeid worden bij/als: Hoog water (zie hierboven); Mist ("Diekhuus" aan de overzijde van de ijsel niet zichtbaar); Wind (schuimkoppen op het water);
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 37
-
-
Vorst; IJsgang op de IJssel en in de haven; (naderend) onweer; 1/2 uur na zonsondergang tot een 1/2 uur voor zonsopgang; Bij een watertemperatuur onder de 10 graden Celcius geldt een totaal skiff-ver bod voor 2e klas of lager bevoegde roeiers. Voor 1e klasroeiers geldt dan een IJsselskiffverbod; Als het bord met 'Roeiverbod' buiten geplaatst is door of namens het bestuur.
Het moge duidelijk zijn: bovenstaande regels verschaffen je niet de legitimiteit om onverantwoord om te gaan met je zelf, je collega-roeiers en het materiaal. Gebruik je gezond verstand en anticipeer zo veel als mogelijk is op de (weers)omstandigheden. Praktische roeiregels Een aantal praktische regels voor het roeien: Stap alleen in een boot waarvoor je de bevoegdheid hebt; Schrijf de boot af, en houdt rekening met de bloktijden; Zorg dat er voldoende mensen met (IJssel)bevoegdheid in de boot zitten, let ook op de stuurbevoegdheid; Ga zorgvuldig met het materiaal om (let vooral op correct in- en uittillen); Gebruik de zwemvesten (in de kast); Als er schade is, meld deze dan direct in het schadeboek.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 38
9
IJsselroeien en sturen
9.1
IJssel
Denkend aan Holland zie ik brede rivieren door eind'loos laagland gaan. Hoe stroomt onze IJssel? Wat doet hij (zij) in de bochten? Naarmate de rivier groter is en het rivierwater hoger staat, brengt het roeien op de IJssel meer risico's met zich mee. Rijkswaterstaat regelt voor een deel hoeveel water er door de IJssel stroomt. Dit ligt meestal tussen de 150 en 400 m3 water per seconde. Ter vergelijking, door de Rijn stroomt 2.200 m3 water per seconde. De IJssel is dus maar een klein stroompje. Niettemin is het een snelstromende rivier, want ter hoogte van Deventer is de stroomsnelheid circa 4 km/uur! Als er meer dan 400 m3 water doorstroomt worden de uiterwaarden aangesproken, als reservoir, maar ook hier staat stroming. Dit is vooral in de winter en het vroege voorjaar het geval. De IJssel wordt dan erg breed, op sommige plaatsen wel een kilometer of meer, terwijl de rivier in de zomerbedding ongeveer 80 m breed is. Dit brede, snelstromende water kan in de winter onaangename verrassingen opleveren voor roeiers. Vooral als de wind tegen de stroomrichting van de rivier ingaat kunnen hoge golven ontstaan die op bepaalde plaatsen voor woest water zorgen. Verder schuilt er 's winters een niet te onderschatten risico in de lage temperatuur van het water. Het water voert alle door het lichaam geproduceerde warmte zeer snel af en iemand die bij lage temperaturen te water raakt, kan al binnen enkele minuten geconfronteerd worden met onderkoeling en met de mogelijk zeer ernstige gevolgen daarvan. Het is onder die omstandigheden dan ook van groot belang zo snel mogelijk op de wal te komen. Daarom wordt in de eerste plaats geadviseerd a. niet het water op te gaan als er ook maar enige twijfel is aan de omstandigheden en/of aan je eigen capaciteiten die de baas te blijven; b. 's winters dicht onder de wal te blijven; c. in de winter stroomopwaarts te varen ('bewoonde wereld', snel hulp mogelijk). Stuurlieden zijn meestal warm (en daardoor dus) zwaar gekleed en zwemmen zal daardoor lastig zijn. Om deze reden zijn stuurlieden verplicht in de wintermaanden d.w.z. van 1 november t/m 31 maart een zwemvest te dragen Van tijd tot tijd laait de discussie op of ook de roeiers een zwemvest zouden moeten dragen. Bij hoog water is de wal een heel eind weg en in dat geval beperkt de sterke stroom de mogelijkheden om tijdig (zwemmend) naar de wal te komen. Aangezien er aan het dragen van een zwemvest ook nadelen zitten (beperkte bewegingsvrijheid, haken achter uitsteeksels) heeft het bestuur besloten de roeiers in de keuze wel/geen zwemvest vrij te laten. Zie ook hoofdstuk 8 (Veilig roeien).
9.2
Bochten en kribben
Als de rivierbedding een bocht maakt, wil het water eigenlijk gewoon rechtdoor. In de buitenbocht komt het water samen, kan geen kant meer op en er ontstaat een stroom naar beneden. Langs de bodem stroomt het water naar de binnenbocht en komt daar weer boven. Ook hier wil het water eigenlijk rechtdoor en steekt aan de oppervlakte weer over naar de buitenbocht. Op deze manier ontstaat een kurkentrekkerachtige
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 39
beweging die zand afslaat aan de buitenbocht (snelstromend) en ditzelfde zand weer afzet in de binnenbocht.
Om deze zandafzettingen te beperken zijn de kribben bedacht. Hierdoor stroomt het water in de rivier extra snel, zand en rommel worden meegenomen zodat er voldoende diepgang voor de beroepsvaart blijft. Dit snelstromende water komt deels tegen de krib, waardoor een 'keerstroom' ontstaat die dicht bij de wal stroomòp gaat. Dit wordt merkwaardigerwijs een "neer" genoemd. Er wordt zand afgezet in het water dat tussen de kribben minder snel stroomt. Hier is vaak de bodem zichtbaar. Eenzelfde fenomeen doet zich in de havenmond van Daventria voor. Bij normale waterhoogten is er niets te zien, bij laag water is vastlopen op een zandbank beslist mogelijk. Blijf uit de buurt want sinds kort liggen er ook keien.
9.3
Sturen op de IJssel
Stroom af vaar je het snelst midden op de stroom. Dat willen roeiers graag, terwijl ze stroom op het liefst aan de kant roeien. Dat grote verschil in stroomsnelheid kan problemen veroorzaken op momenten dat een deel van de boot (bijvoorbeeld de boeg) zich al in bijna stilstaand water bevindt, terwijl een ander deel (bijvoorbeeld het roer) nog in snelstromend water zit. Dit doet zich o.a. voor bij het binnenvaren van onze haven: het achterschip krijg dan een geweldige zet naar bakboord, waardoor de boot zonder stevige stuurcorrectie de stuurboordwal op zou lopen. Anderzijds is van dit fenomeen ook handig gebruik te maken, bijvoorbeeld bij rondmaken. Stroom op varend gaat dat als volgt. Blijf bij de aangehouden wal en stuur niet met een grote bocht naar de overkant, maar laat eerst lopen en stuur dan de boeg richting het midden van de rivier. De stroom helpt nu sterk mee bij het rondmaken. Op sommige plaatsen gaat het zelfs helemaal vanzelf. Stroom af varend: laat lopen, stuur de boeg richting wal en laat de stroom het achterschip rond zetten. De meeste roeiers willen graag een beetje opschieten. Daarom roeien ze stroom op graag aan de zijkant van de rivier (dicht bij de wal). Daar is de stroom minder sterk. Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 40
Met heel kleine boottypes kan tussen de kribben gevaren worden en is er goed gebruik te maken van de keerstroom (de "neer"). Dit vraagt nogal wat roei- en stuurervaring, bekendheid met IJssel en, voor boten zonder stuurman, regelmatig omkijken. Dit "kribben bijten" is een risicovol gebeuren voor het materiaal. Vooral ervaren roeiers in "betere" boten willen nog wel eens een "kribje pakken", met alle mogelijke kans op schade van dien. Bovendien roeit het minder plezierig doordat de druk op de bladen aan bakboord en stuurboord fors kan verschillen door het al eerder genoemde verschil in stroomsnelheid. Sturen remt de vaart van het schip, dus altijd zo weinig mogelijk sturen. Ook verstoort sturen de balans. Dit is minder erg als er geroeid wordt, dus tijdens de haal corrigeren. Echter, de werking van het roer is het grootst als er geen bladen meer in het water zijn, dus forse correcties maken tijdens het oprijden van de roeiers. Dit leidt echter wel tot balansverstoring. Afhankelijk van de situatie en boottype moet gekozen worden voor sturen tijdens de haal of sturen tijdens het oprijden. Een aantal eenvoudige regels voor het sturen: • Bakboordwal houden mag, maar volgens goed zeemanschap houden we daar waar mogelijk en veilig, stuurboordwal. • Houd echter de bakboordwal als dat veiliger is. • Blijf uit de dode hoek van binnenvaartschepen.
• Vaar een duidelijke koers en laat die tijdig zien zodat een ander daarop kan anticiperen. • Het roer werkt alleen als de boot ten opzichte van het water vaart heeft, dus houd bij aanleggen altijd een beetje snelheid. Bij het aanleggen op stroom bij voorkeur tegen de stroom in aankomen. • Tijdens het strijken de touwen strak houden. Bij het passeren van een motorschip: • Houd afstand. Blijf uit de buurt van de beroepsvaart en kijk uit voor motorjachten. De pleziervaart beschikt namelijk niet altijd over voldoende vaarkennis en vaardigheden. • Laat op het juiste moment lopen. o Wordt je opgelopen door een schip, laat dan lopen als de boeg van het oplopend schip ter hoogte is van de punt van je boot; o Vaart een schip je tegemoet, laat dan ruim lopen voordat het tegemoet komend schip ter hoogte is van de boeg van je boot. • Stuur nooit roeiend naar een motorschip toe om parallel aan de golven te komen, maar blijf er zo ver mogelijk vandaan en laat lopen. • Laat direct daarna de roeiers de boot parallel aan de golven leggen, bijvoorbeeld via "houden bakboord" (of stuurboord). • Laat de boot bij hoge golven overhellen naar het tegenoverliggende boord. Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 41
• Bij scherpe hoge "omklappers" is haaks op de golven soms beter. Wat ook de keuze is: zorg dat de boot echt parallel of echt haaks ligt: alles daar tussenin is fout en kan de boot doen vollopen. • Houd rekening met de wind, stroom en kribben.
Tegemoetkomend motorschip
Oplopend (= inhalend) motorschip
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 42
Als de boot te dicht bij een krib ligt en er komt een schip aan met grote diepgang (met veel waterverplaatsing en navenante zuiging), kan het water rondom de boot plotseling grotendeels worden weggezogen. In combinatie met de stroom kan de boot dan zomaar op een krib gezet worden. Als het hoog water is geweest drijft er veel rommel, vrijgekomen uit de uiterwaarden, op de rivier. De "vetergang" is dan heel praktisch. De stuurman stuurt licht slingerend over de IJssel om goed te kunnen zien wat er drijft en dit te kunnen ontwijken. Ondanks al deze waarschuwingen doen zich toch situaties voor waarin niet op de IJssel geroeid mag worden, omdat het risico voor materiaal en/of mensen te groot is. Er geldt dan een vaarverbod op de IJssel. Op de IJssel kan de wind hinderlijke gevolgen hebben. Als de wind met de stroom van de rivier meewaait, is er niets aan de hand. Als hij er tegenin gaat ("wind-tegenstroom") kunnen er 'staande golven' in de rivier ontstaan. Plotseling wordt het water wild, als een soort branding, terwijl er geen schip geweest is. Met zijwind is het handig om onder de 'hoge wal' te gaan varen, de wal waar de wind vandaan komt. De wind blaast over de boot heen terwijl je in de luwte van de oever roeit. Houd daarbij wel een vaste koers aan, zodat deze voor anderen en met name voor de beroepsvaart volstrekt duidelijk is. Als er schepen passeren is het veiliger varen onder de hoge wal, want daar is de kans klein dat de boot door de wind aan land of op een krib gezet wordt. Dit in tegenstelling tot de andere wal waar de wind heen gaat: de lage wal. Daar wil niemand terechtkomen want àls het gebeurt kan het zeer moeilijk zijn er weer vandaan te komen. Het is niet voor niets een veel gebruikt gezegde geworden.
9.4
Aanleggen
De fijne kneepjes van het aanleggen zijn maar op één manier aan te leren: oefenen. Ongestuurde nummers worden in principe strijkend aangelegd. Op deze wijze aanleggen heeft twee voordelen boven halend aanleggen: je ziet precies wat je boot doet én je hoeft de boot op het vlot geen 180 graden meer te draaien (ongestuurde boten liggen in de loods met de boegbal naar buiten). Lukt het niet, gewoon opnieuw proberen. Neem altijd een lange aanloop zodat onderweg alvast duidelijk wordt wat het schip "doet". Er is dan nog voldoende gelegenheid de hoek van aanvaren zonodig te wijzigen. Overigens is het niet 'verboden' om hulp te vragen bij het aanleggen. Beter hulp gevraagd dan schade gevaren ……. Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 43
Aanleggen zonder wind Om goed aan te leggen roeien we onder een hoek van circa 30o in een lichte haal naar het vlot, met de boeg gericht op die plaats waar de boot moet komen te liggen (richten naast de witte punt van het vlot in de richting van de loods). Met een skiff kan een iets grotere hoek genomen worden, omdat een skiff gemakkelijk bijdraait. Doorloop daarbij de volgende stappen: • Roeien in lichte haal. • Laten lopen bij het naderen van de wal (vlot). • De riemen aan de vlotzijde hoog laten en met het roer de boeg van het vlot àf sturen. • "Houden" aan de waterzijde. • Het lichaamsgewicht helt over naar de waterzijde (door het overhellen en het "houden" verliest de boot vaart, draait bij en komt evenwijdig aan het vlot te liggen). • Nu kunnen we de houtenriemen met de bolle kant naar boven en big blades met
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 44
de bolle kant naar beneden, op het vlot leggen. • Houd de boot bij het uitstappen iets van de kant af zodat de rigger niet op het vlot steunt. Aanleggen bij wind Roeiboten hebben nauwelijks diepgang en vrijwel geen kiel. Het grootste deel, inclusief de bemanning, steekt boven het water uit en de wind heeft daarop goed vat. Als de wind dwars op de boot staat, drijft de boot weg, dat noemt men dan "verlijeren".De voorsteven geeft de 'schijnbare koers' aan, maar dit is niet de werkelijk gevaren koers. In werkelijkheid verplaatst de boot zich namelijk ook zijdelings. De stuurman moet goed om zich heen blijven kijken om dit vast te stellen. Bij aanleggen met wind moet met dit effect terdege rekening gehouden worden. Aanleggen bij aanlandige wind (= wind naar vlot toe) is lastiger. Verklein de hoek met
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 45
het vlot afhankelijk van de windsterkte: hoe harder de wind hoe kleiner de hoek. Bij krachtige wind ligt de koerslijn bijna parallel aan het vlot. De schijnbare koers is zeer bedrieglijk. Houd daarom flink afstand van het vlot tot de boot ernaast ligt (desnoods meters) en laat lopen. De wind doet de rest: de boot verlijert totdat hij tegen het vlot ligt. Als de stuurman echter maar iets teveel de schijnbare koers volgt komt de boot met de romp op de hoek van het vlot terecht. Bij aanleggen met de wind in de rug kan de vaarsnelheid gauw te hoog worden. Laat in dat geval roeien met een spoelhaal en laat vroegtijdig lopen om brokken te voorkomen. Aanleggen bij aflandige wind (= wind van vlot af) is gewoon moeilijk, zeker als er een stevige wind staat. Het vereist veel concentratie, snel reageren en goede timing. Zet de bemanning op scherp, vertel ze dat het moeilijk is en dat ze snel en precies moeten reageren. We varen nu richting de witte hoek van het vlot onder een hoek van 45 - 50 , dus vrij "steil" en maken flink snelheid (normale haal), want het schip moet
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 46
tegen de wind in en zonder snelheid heeft de stuurman voor deze manoeuvre te weinig "roer". Afhankelijk van de windsterkte laten we op 1 lengte of minder lopen en sturen we met het roer hard de boeg van het vlot af. Daarna "Houden". Doen we dit laatste te vroeg of met te weinig snelheid dan halen we het vlot niet. De aflandige wind blaast de boot weg: hij verlijert.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 47
10
VAARREGLEMENT
10.1 Inleiding Roeiers maken gebruik van vaarwegen. Iedere gebruiker van een vaarweg moet de nodige voorzorgsmaatregelen nemen om de goede orde en veiligheid op het water te waarborgen. Daarom is het van groot belang de vaarreglementen te kennen. Voor de Nederlandse vaarwateren geldt een aantal vaarreglementen. Voor ons is het Binnenvaart Politie Reglement (BPR) de belangrijkste. Het is een soort wetboek dat regels geeft waaraan de scheepvaart zicht dient te houden. Het BPR geldt voor alle wateren in Nederland die voor de scheepvaart open staan, echter met uitzondering van: Bovenrijn, Waal, Pannerdens Kanaal, Nederrijn, Lek, Westerschelde, Kanaal Gent naar Terneuzen, Dollart, Eems en Grensmaas. Het BPR geldt dus wel op de Gelderse IJssel, ons 'eigen' vaarwater. Hieronder zijn enige definities en basisregels uit het BPR overgenomen. De leden met de IJsselbevoegdheid roeien en sturen worden geacht kennis genomen te hebben van deze definities en basisregels.
10.2 Definities en basisregels BPR Schip
elk vaartuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water.
Klein schip
een schip, waarvan de lengte minder dan 20 m bedraagt, met uitzondering van: • passagiersschip geschikt voor vervoer van meer dan 12 personen • veerpont • vissersschip • duwbak
Schipper
de persoon die het gezag voert (de leiding heeft) over het schip en verantwoordelijk is voor de naleving van het BPR.
Bemanning de bemanning van een schip moet de aanwijzingen opvolgen die de schipper, binnen de grenzen van zijn verantwoordelijkheid, geeft. De bemanning moet ook zonder die aanwijzingen meewerken aan naleving van het BPR. Goed zeemanschap: het BPR kan niet alle mogelijke situaties dekken. In die situaties is het betrachten van 'goed zeemanschap' of 'goed schippersgebruik' belangrijk. Wat verstaat men hieronder? Dat is varen met gebruik van het gezonde verstand, dus: • met kundigheid en vaardigheid; • met overleg handelen en vooruitzien. Sturen
een schip mag niet varen, indien het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en tenminste 16 jaar oud persoon. De leeftijdsbeperk-
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 48
ing geldt onder meer niet voor een klein, door spierkracht voortbewogen schip (bijvoorbeeld een roeiboot). Meren, aanleggen: het is verboden om te meren aan verkeerstekens (zoals boeien, kribbakens, stroombakens, enz.). Optische tekens Motorschip: voert een wit toplicht aan de mast, een groen boordlicht aan stuur boord, een rood boordlicht aan bakboord en een wit heklicht. Zeilschip: voert een rondschijnend wit licht aan de top van de mast. Klein, door spierkracht voortbewogen schip (roeiboot): voert een rondschijnend wit licht. Geluidsseinen De belangrijkste algemene seinen zijn: • 1 lange stoot (ca. 4 seconden): • 1 korte stoot (ca. 2 seconden): • 2 korte stoten: • 3 korte stoten: • 4 korte stoten: • Reeks zeer korte stoten (1/4 sec.):
Attentie Ik ga stuurboord uit Ik ga bakboord uit Ik sla achteruit Ik kan niet manoeuvreren Er dreigt gevaar voor aanvaring
Op de Gelderse IJssel en de Maas gelden de volgende regels: a)
Voornemen tot ontmoeten bakboord op bakboord (=normale situatie): • 1 korte stoot: opvarend schip: 'Ik wil bakboord op bakboord voorbijvaren'. • 1 korte stoot: afvarend schip: 'Akkoord, U kunt bakboord op bakboord voorbijvaren'.
b)
Voornemen tot ontmoeten stuurboord op stuurboord (tevens tonen blauwe bord): • 2 korte stoten: opvarend schip: 'Ik wil stuurboord op stuurboord voorbijvaren'. • 2 korte stoten: afvarend schip: 'Akkoord, U kunt stuurboord op stuurboord voorbijvaren'.
10.3 Vaarregels Algemene bepaling Een klein schip - en dus ook een roeiboot - dient te allen tijde te wijken voor grote schepen (art.6.02). Bij zodanige koersen dat gevaar voor aanvaring bestaat, moet een klein motorschip uitwijken voor zeilschepen en roeiboten (art.6.03a-2). Een roeiboot moet dan uitwijken voor een zeilschip (ook surfplank) (art.6.03a-2). Uitzondering Varend aan de uiterste stuurboordzijde van het vaarwater, moet de stuurman zijn weg vervolgen en moeten de andere schepen wijken (art.3.03a-2). Dit geldt niet voor veerponten (zie Veerponten). Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 49
Blauw bord (art.6.04a) Wanneer een schip naar een vaarwater, een haven, een brug, een sluis of een aanlegplaats wil, gelegen aan zijn bakboordzijde, dan mag hij volgens het BPR door middel van het 'blauwe bord' aan een tegemoetkomend schip verzoeken om 'stuurboord op stuurboord' te passeren. In normale gevallen gebeurt het passeren 'bakboord op bakboord' ofwel 'rood op rood'. Een groot schip is niet verplicht een blauw bord te voeren als alleen een roeiboot tegemoet vaart, m.a.w. als de schipper géén blauw bord voert, betekent dit niet dat het schip niet van wal gaat wisselen. Dit blauwe bord bevindt zich aan de stuurboordzijde van de stuurhut. Het heeft in het midden een rondom schijnend wit knipperlicht. Tegelijkertijd met het tonen van bord en knipperlicht geeft het schip dat naar bakboord wil, (soms) een geluidssein: twee korte stoten. Het tegemoetkomende schip antwoordt met dezelfde signalen. Als het niet kan wijken, dan geeft dit schip een reeks zeer korte stoten. Het 'blauwe bord' wordt niet alleen gebruikt bij uitwijken naar aanlegplaats of haven (art.6.05). Op de Gelderse IJssel, de Maas en de rivieren waar het BPR geldt, is het zo dat de opvarende schepen (de schepen die tegen de stroom invaren) de meest gunstige zijde van het vaarwater mogen kiezen. Dit is in het algemeen de zijde waar de minste stroom staat: de binnenbocht. Daarbij moeten ze voor de afvarende schepen 'een geschikte weg' vrij laten. Deze bepaling staat zowel in het BPR als in het RijnvaartPolitieReglement (RPR). Deze regels zijn in principe alleen van toepassing op grote schepen onderling. De schipper van een klein schip, dus ook een roeier, moet deze regel wel kennen om te kunnen zien wat het grote schip van plan is. Hoe werkt dit in de praktijk op 'onze IJssel'? Op de IJssel is het bijna een ongeschreven wet voor pleziervaarders, dus ook voor roeiers, om de aanwijzingen van het 'blauwe bord' op te volgen. Dit heeft te maken met de omstandigheden op de IJssel: de rivier is relatief smal en onoverzichtelijk door de scherpe bochten. Bovendien is het, vooral door de vele beroepsvaart van en naar de Twentekanalen tussen Arnhem en Zutphen, vaak erg druk. Als er voor een roeiboot geen gelegenheid is om tijdig op het 'blauwe bord' signaal te reageren, dan probeer je tussen twee kribben stil te liggen tot het grote schip is gepasseerd en het vaarwater weer vrij is. Houd dan wel rekening mee het 'wegzuigeffect': vooral grotere schepen kunnen door hun waterverplaatsing ervoor zorgen dat het waterniveau tussen de kribben plotseling snel afneemt. Keren en water oversteken, in- en uitvaren van havens Een schip mag alleen dan keren, nadat het zich ervan heeft vergewist dat dit zonder gevaar kan geschieden en zonder dat andere schepen worden genoodzaakt hun koers of hun snelheid plotseling en in sterke mate te wijzigen (art.6.13).
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 50
Een haven uitvaren of vanuit een nevenvaarwater een hoofdvaarwater opvaren mag alleen geschieden wanneer men zich ervan vergewist heeft dat dit zonder gevaar kan en zonder andere schepen te hinderen (art.6.16). Passeren van vaste en beweegbare bruggen, sluizen Bij het naderen van bruggen en sluizen moet vaart worden geminderd. Bediening van een beweegbare brug of een sluis kan mondeling worden gevraagd of door het geluidssein: lang - kort - lang. Een brug wordt beschouwd als een engte. Loopt er stroom in de vaarweg, dan heeft een stroomafwaarts varend schip voorrang bij het passeren van de engte. Dit geldt ook voor kleine schepen: voor de stroom heeft altijd voorrang! Op een vaarweg zonder stroom heeft een groot schip altijd voorrang (regel: klein wijkt voor groot). Ontmoeten twee kleine schepen elkaar bij een engte, dan geldt het volgende: • Als een zeilschip de engte kan bezeilen, heeft het zeilschip voorrang op roeiboot en motorboot. • Als een zeilschip de engte niet kan bezeilen, dan heeft de motorboot of de roeiboot voorrang. • Als een motorboot en een roeiboot elkaar bij een engte ontmoeten, heeft de roeiboot voorrang. Veerponten Een veerpont heeft voorrang op een klein schip. Een roeiboot dient dus een veerpont duidelijk voorrang te verlenen (art.6.23). Op de IJssel in de omgeving van Deventer zijn er voetveren stroomopwaarts bij De Worp en verder stroomopwaarts ter hoogte van Gorsel. Stroomafwaarts is er een autopont bij Olst.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 51
11
COMMANDO'S
Bij het sturen van een roeiboot moeten commando's altijd duidelijk voor iedereen verstaanbaar worden uitgesproken en direct opgevolgd worden. Dit kan beslissend zijn voor de veilige terugkeer van de ploeg en het materiaal. Een roer heeft slechts een beperkt effect. De roeiers zijn voor de stuurman of -vrouw - hierna kortweg "stuur" genoemd - ook een belangrijk instrument om de boot te manoeuvreren. Commando's bestaan vaak uit twee gedeelten: een waarschuwing en een opdracht tot uitvoering. Bijvoorbeeld: "opgelet … tillen gelijk....nù". In het eerste gedeelte van het commando wordt meestal de aandacht gevraagd, vervolgens aangegeven wie wat gaat doen, het tweede gedeelte zegt op welk moment het moet gebeuren.
11.1 Begrippen Stuurboord
voor de stuur rechts (in de vaarrichting kijkend), voor de roei(st)er links, veelal met groen gemarkeerd.
Bakboord
voor de stuur links (in de vaarrichting kijkend), voor de roei(st)er rechts, veelal met rood gemarkeerd.
Slag
de roei(st)er die het dichtst bij de achterpunt zit.
Boeg
1. de voorpunt van de (roei)boot 2. de roei(st)er die het dichtst bij de boeg zit.
Boegen
in een 4 en 8: de twee roei(st)er(s) die het dichtst bij de boeg zitten.
Slagen
in een 4 en 8: de twee roei(st)er(s) die het dichtst bij de achter punt zitten (de slag en de roei(st)er achter de slag).
Eén, twee, drie, enz elke roei(st)er heeft een nummer; boeg is 1, oplopend naar de slag (de slag heeft in een 4 nummer 4, in een acht nummer 8). Middenschip
in een 4: de nummers 2 en 3; In een 8: de nummers 3 t/m 6.
11.2 Naar buiten brengen van gladde boten Aan de boorden
de roei(st)ers stellen zich op bij een roeiplaats met beide handen aan de boorden van de boot.
Tillen gelijk...nù
de boot wordt met beide handen aan de boorden tegelijk opgetild en iedereen stapt met de boot opzij. Hierbij wordt gelet op de huid en de dollen!
Uitzakken naar het eigen boord...nù: de roei(st)ers stappen om de beurt onder de boot door (afwisselend naar links en naar rechts), pakken de boot Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 52
vast aan de boorden en laten de boot tussen hen in zakken. Boven de hoofden...nù: de boot wordt boven de hoofden getild. Rechter- of linkerschouder: de boot wordt schuin op de genoemde schouder genomen. De arm aan de genoemde schouder is gebogen, de andere arm gestrekt. Voor de buiken...nù de boot (die boven de hoofden wordt getild) wordt met één hand aan een spant en één hand aan het dichtst bij de roeier komende boord vastgepakt en kantelt langzaam voor de buiken. Alle roei(st)ers staan nu aan de landzijde van de boot en tillen deze op buikhoogte. Draaien over "..." ...nù: de boot wordt gedraaid over het genoemde punt. Bijvoorbeeld: over "zee" (d.w.z. waterzijde) of "land". Het boord dat het verst verwijderd is van het genoemde punt, wordt bovenlangs over het andere boord gedraaid. Tenen aan de rand (ook wel "Rand vlot"): de roei(st)ers gaan voorzichtig naar voren en zetten een voet tot aan de rand van het vlot. De tenen mogen nooit oversteken. ....ver van de kant de boot wordt nu zachtjes door alle roei(st)ers gelijktijdig op het water gelegd. Met één hand aan een spant en één hand aan het boord wordt de boot recht gehouden, zodat de huid en het vinnetje nooit de rand van het vlot raken.
11.3 Naar buiten brengen van C-boten Aan de boorden
de roei(st)ers stellen zich op bij een roeiplaats of tegenover elkaar tussen de riggers (bij scullen) met beide handen aan de boorden van de boot.
Tillen gelijk...nù
de boot wordt met beide handen aan de boorden van de wiegen of van de stelling opgetild en iedereen stapt met de boot opzij. Hierbij wordt gelet op de huid en de dollen!
Naar buiten...nù
de boot wordt naar het vlot gebracht.
Draaien over "..." ...nù: de boot wordt boven het vlot gedraaid over het genoemde punt. Bijvoorbeeld: over "zee" (d.w.z. waterzijde) of "land". Het boord dat het verst verwijderd is van het genoemde punt, wordt bovenlangs over het andere boord gedraaid. Neerzetten en kleppen los: de boot wordt voorzichtig op de kiel gezet en minstens twee roei(st)ers houden de boot op de kiel terwijl anderen de overslagen ("kleppen") op de dollen losmaken. Aan de boorden...nù iedereen pakt de boot weer vast Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 53
Tillen gelijk..nù
de boot wordt opgetild
En over de rol
de boot wordt rechtstandig en haaks op de rol gezet en daarover het water ingerold.
11.4 Instappen Klaarmaken om in te stappen: de roei(st)ers gaan bij de eigen roeiplaats bij de boot staan. De stuur houdt de boot in het midden vast. De riem aan de waterzijde wordt naar de rigger geduwd. De boot wordt zover afgeduwd dat de huid en de riggers bij het instappen vrij blijven van het vlot. Beide riemen worden met één hand vastgehouden. De andere hand steunt op de rigger en/of het vlot. Instappen gelijk... ...één ...twee
...drie
Kleppen dicht
de voet aan de bootzijde wordt op het opstapplankje geplaatst. het lichaamsgewicht overbrengen op de voet die op het plankje staat. De tweede voet naar het voetenbord brengen en tegelijker tijd het been waarop men staat buigen. gaan zitten op het bankje en de voet van het instapplankje naar het voetenbord brengen. de dolkleppen worden dichtgedraaid.
11.5 Wegkomen van het vlot, wegroeien en ophouden met roeien Uitzetten gelijk/nu
alle roei(st)ers pakken met één hand het vlot vast en duwen op "gelijk" met kracht de boot af van het vlot. Daarna zetten zij de bladen aan de vlotzijde verticaal op de rand van het vlot en duwen zo de boot volledig vrij van het vlot.
Slagklaar maken... de inpik houding aannemen. ...slag klaar? de bladen vertikaal in het water zetten. ...af roeibeweging gaan maken (N.B. tussen "slag klaar?" … "af" hoort bij voorkeur slechts een fractie van een seconde te zitten). Laat... ... lopen
dit commando wordt gegeven bij de inpik. dit commando wordt gegeven bij de uitpik. De haal wordt afgemaakt, het blad gekanteld en het handvat naar beneden gedrukt. ... (en) bedankt de roei(st)ers strekken de armen en leggen de bladen plat op het water. N.B. De combinatie van "laat …", "… lopen …", en "… bedankt …" wordt gebruikt bij het ophouden met roeien.
11.6 Afremmen en stoppen Vastroeien
dit commando heeft tot doel de boot af te remmen en volgt meestal op "laat lopen". De bladen worden met vrijwel gesterkte arm onder 45 graden gedraaid met de bolle kant tegen het water gedrukt.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 54
Houden beide boorden: dit commando heeft tot doel de boot stil te leggen en volgt meestal op "laat lopen" of "vastroeien". De bladen worden met vrijwel gestrekte armen met de bolle kant in het water gedrukt en geleidelijk rechtop gedraaid. Houden bak-/stuurboord: als hierboven, maar alleen met de bak- / stuurboordriem. Stoppen
dit commando wordt gebruikt om een boot op de plek te houden. De bladen worden verticaal in het water gezet met de bolle zijde van het blad naar de achterpunt toe. De grote druk op het blad is slecht voor de riemen en dollen, waardoor dit commando alleen gebruikt mag worden bij een boot die (bijna) stil ligt, bijvoorbeeld als voorbereiding op rondmaken: stoppen aan bakboord (stuurboord).
Laat-lopen-en-houden-gelijk!! Dit is de noodstop. Dit commando mag alleen gebruikt worden als een aanvaring dreigt. De roeihaal wordt terstond onderbroken en de bladen worden met de bolle kant in het water gedrukt en rechtop gedraaid Het omdraaien van het blad (zoals bij het commando "stoppen") is bij een noodstop niet toegestaan. Het omdraaien van het blad geeft bij hoge snelheden namelijk zoveel druk op het blad dat riemen, riggers of spanten kunnen breken en roeiers over boord kunnen slaan. Bovendien kost het draaien van het blad in deze (nood-)situatie veel teveel tijd.
11.7 Achteruit roeien Strijken gelijk
De bladen met de bolle kant naar de achterpunt draaien en in het water zetten. Door tegen het handvat te duwen vaart de boot achteruit.
Strijken bak-/stuurboord: als hierboven, maar alleen met de bak- / stuurboordriem.
11.8 Keren vanuit stilstand Rond over bak- / stuurboord: de roei(st)ers draaien hun blad van de genoemde zijde met de bolle kant naar de achterpunt. Alle roei(st)ers zitten in de uitzethouding. ...nù met de genoemde riem wordt een strijkhaal gemaakt met volledig oprijden. Eenmaal opgereden wordt met de andere riem een haal gemaakt. De bak- en stuurboordriem gaan dus beurtelings door het water. De handen blijven bij elkaar. De riem die niet in het water is wordt boven het water meegenomen. Bak- / stuurboord halen … ...nù: de roei(st)ers gaan op het commando met de genoemde riem roeien of strijken met korte halen, zonder op te rijden.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 55
11.9 Koerswijziging tijdens het roeien Bakboord best of stuurboord sterk: met de genoemde riem wordt in de (strijk)haal meer kracht gezet, met de andere riem minder kracht. Beide boorden...gelijk met beide riemen wordt weer met evenveel kracht gehaald of gestreken.
11.10 Obstakels in het water Let op de riemen aan beide boorden / bak- / stuurboord: de roei(st)ers worden verzocht om op te letten dat de riemen aan genoemd(e) boord(en) nergens tegenaan slaan. Op commando van de stuur worden de riemen door de roei(st)ers in getrokken of geslipt. ...bedankt het letten op obstakels kan beëindigd worden.
11.11 Hoge golven op het water Hoog scheren
de riemen moeten tijdens het oprijden hoog boven het water worden gehouden. De bladen blijven horizontaal tot vlak voor de inpik. Dit commando wordt gegeven bijvoorbeeld indien (niet erg hoge) golven worden genomen.
Overhellen bak- / stuurboord: dit commando volgt vaak op "laat lopen" en wanneer de boot evenwijdig aan de naderende golven is gelegd. Het commando beoogt ervoor te zorgen dat hoge golven tegen het boord slaan in plaats van in de boot. De beide riemen worden vastgehouden met de bladen plat (met de bolle kant) op het water en met het bovenlichaam wordt naar het genoemde boord overgeheld.
11.12 Doorvaren bij een smalle doorgang Slippen beide boorden: de riemen worden op het commando langszij de boot met ...nù de bladen plat boven het water richting achterpunt gehouden. De riemen worden doorlopend vastgehouden in de hand. Riemen uitbrengen na het passeren van de smalle doorgang worden de riemen ...en pak weer op weer uitgebracht en de roei(st)ers volgen de slag bij het maken van de eerstvolgende haal.
11.13 Kracht tijdens de haal Volle kracht Driekwart kracht Halve kracht ... procent
Deze commando's bepalen de kracht van de haal en dus de snelheid van de boot.
Strong paddle Medium paddle
80 à 90% kracht (ook wel "technisch hard") ca 50% kracht
Het gegeven percentage geeft de kracht van de haal aan: 100% is maximale kracht, 25% is light paddle.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 56
Light paddle Spoelhaal Dead light
ca 25% kracht. Halen zonder kracht. Idem.
11.14 Aanleggen Overhellen bak- / stuurboord: dit commando volgt vaak op "laat lopen" en wordt gebruikt om te voorkomen dat riemen en riggers tegen het vlot stoten. De beide handen worden naar beneden gedrukt en op de benen gehouden. Met het bovenlichaam wordt naar het genoemde boord overgeheld. De andere riem wordt vervolgens boven het vlot omgedraaid en met de bolle kant naar boven op het vlot gelegd.
11.15 Uitstappen Kleppen los
de dolkleppen worden open gedraaid.
Klaar maken om uit te stappen: de stuur houdt de boot in het midden vast. De roei(st)ers maken zich klaar om uit de boot te stappen. Uitstappen gelijk ... ...één: de voet aan de waterzijde wordt op het opstapplankje geplaatst. Altijd één hand aan de riemen en de andere op de rigger en/of het vlot. ...twee ga staan op de voet op het opstapplankje en de andere voet wordt op de wal geplaatst. Het lichaamsgewicht wordt overgebracht op deze voet. ...drie de voet op het opstapplankje wordt op de wal gezet. Tegelijkertijd wordt de riem aan de waterzijde meegetrokken uit de dol en op het boord neergelegd.
11.16 Naar binnen brengen van gladde boten Aan de boorden
de roei(st)ers stellen zich op bij de eigen roeiplaats.
In de spanten
de roei(st)ers pakken ieder een spant en houden de dichtstbijzijnde hand op het boord.
Tillen gelijk ... nù
de boot wordt uit het water getild tot voor de buiken en ieder stapt met de boot van het water af. Hierbij mogen de huid en het vin netje het vlot niet raken.
Boven de hoofden, bak- / stuurboord: met een zwaai wordt de boot van voor of onder door de buiken boven de hoofden getild. De roei(st)ers van het genoemde boord gaan onder de boot door en draaien een halve slag. Uitzakken gelijk...nù allen pakken de boot vast aan de boorden en laten de boot tussen hen inzakken. Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 57
Boven de hoofden... de boot wordt met een zwaai van voor de buiken tot boven de hoofden gebracht. … rechter- / linkerschouder ... nù: de boot wordt schuin op de genoemde schouder genomen. De roei(st)ers staan onder de boot met de handen aan beide boorden, één arm gebogen en één arm gestrekt.
11.17 Naar binnen brengen van C-boten Aan de boorden
De roei(st)ers stellen zich op aan het einde van het vlot aan weerszijden van de stuurman. De boot wordt met de hand omgevaren totdat deze haaks voor de rol ligt.
Over de rol...nu
De stuurman trekt de boeg over de rol, de anderen helpen hem en trekken aan weerskanten aan de boorden de boot over de rol. Ze zorgen ervoor dat de boot recht op z'n kiel en haaks op de rol blijft staan, zodat de boot niet naast de rol rijdt.
Tillen gelijk en neerzetten: De boot wordt het laatste stuk van de rol getild en voorzichtig met de kiel op het vlotgezet. Kleppen dicht
Minstens twee roei(st)ers houden de boot op de kiel terwijl anderen de overslagen ("hekken") op de dollen vastzetten.
Tillen gelijk ... nù
De boot wordt opgetild.
Draaien over "..."... nù: de boot wordt boven het vlot gedraaid over het genoemde punt. Bijvoorbeeld: over "zee" (d.w.z. waterzijde) of "land". Het boord dat het verst verwijderd is van het genoemde punt, wordt bovenlangs over het andere boord gedraaid. Op de schragen .. nù de boot wordt op twee van tevoren klaargezette schragen gelegd en afgedroogd. Tillen gelijk .. nù
de afgedroogde boot wordt van de schragen gelicht
Dwars - uit..nù
een paar stappen opzij om de schragen te ontwijken
En naar binnen
de boot wordt naar binnen gedragen tot boven de wiegen of de stelling. Dit wordt gevolgd door het commando
Zakken gelijk..nù
(boven de wiegen) of
Inschuiven gelijk ..nù (bij de stelling)
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 58
12
STATUTEN EN HUISHOUDELIJK REGLEMENT IN HET KORT
Dit hoofdstuk geeft een korte weergave van de voornaamste bepalingen in de Statuten en het Huishoudelijk Reglement. Een volledige versie van Statuten en Huishoudelijk Reglement is op te vragen bij de secretaris.
12.1 Statuten in het kort • Het verenigingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar. • Het doel van de vereniging is het bevorderen van de beoefening van de roei- en zeilsport. • De vereniging is aangesloten bij de KNRB. • De vereniging kent leden, jeugdleden, aspirant leden, leden van verdienste, ereleden en begunstigers. • Iedereen die lid wil worden geeft zich schriftelijk, met vermelding van personalia en adres op bij de secretaris. • Het bestuur heeft de bevoegdheid om boetes en schorsingen uit te delen. • Het lidmaatschap eindigt door (tijdige) opzegging van het lid. • De leden hebben het recht om de door het bestuur aan te wijzen faciliteiten en eigendommen van de vereniging te gebruiken. Dit gebruik geschiedt overeenkomstig de bestaande of nog te maken reglementen, besluiten en gebruiken.
12.2 ALV Algemene Leden Vergadering Binnen drie maanden na afloop van het verenigingsjaar wordt een Algemene Vergadering (beter bekend als ALV) gehouden. De oproep voor deze vergadering wordt minstens 14 dagen van te voren bekend gemaakt. De voorzitter leidt de vergadering, de secretaris notuleert. Alle beslissingen worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen.
12.3 Huishoudelijk Reglement in het kort • Niet toegelaten wordt degene die de zwemkunst niet machtig is. • De voorzitter geeft leiding en houdt toezicht op het verenigingsleven, naleving van de statuten en het huishoudelijk reglement. De voorzitter is de officiële woordvoerder van de vereniging. • De secretaris voert de ledenadministratie, maakt besluiten en verordeningen bekend, en maakt het bestuurverslag voor de ALV. • De penningmeester is financieel verantwoordelijk, regelt verzekeringen. • De commissaris materiaal, regelt (de zorg voor) het beheer van materiaal en boten huis, via een onderhoudsschema en een vlootplan. • De commissaris roeien heeft de zorg voor de roeiopleiding en heeft tot taak het creëren van roeimogelijkheden. • In bestuursvergaderingen waar minder dan drie bestuursleden aanwezig zijn kun nen geen besluiten worden genomen. • Wijzigingen in het Huishoudelijk Reglement kunnen slechts doorgang vinden als tweederde van de uitgebrachte stemmen voor de voorgestelde wijziging zijn. • Geen lid voert het woord, dan na dit van de voorzitter te hebben gekregen. • Ieder lid heeft het recht van introductie, echter slechts voor de periode van één dag Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 59
en maximaal zes keer per jaar. • Voor het botenhuis, de salon en alle overige ruimten geldt een rookverbod. • Voor alle gevallen waarin het huishoudelijk reglement of de bestaande verordeningen niet voorzien, beslist het bestuur. De vlag van R&ZV Daventria heeft een gele horizontale bovenbaan en een zwarte onderbaan. Op de scheiding der kleuren staat het verenigingsinsigne. Deze bestaat uit een zilveren adelaar, rustende tegen een anker en op twee zich daarachter bevindende gekruiste roeiriemen, waaronder een ra is aangebracht met opgerold zeil, vermeldende: Roei- en Zeilvereniging Daventria.
12.4 Seksuele Intimidatie NOC*NSF Heel soms is sport niet alleen maar leuk. Dat is bijvoorbeeld het geval als een sportvereniging geconfronteerd wordt met seksuele intimidatie. Daventria vindt het be-langrijk, dat ook daarvoor beleid bestaat. Er valt veel over te zeggen, maar op deze plaats vinden we het belangrijk aan te geven dat onze sporters (vooral de jeugdigen) zich veilig moeten kunnen voelen. Dat betekent dat roeiers, trainers, begeleiders en bestuurders hun grenzen moeten kennen. Binnen de nationale sportkoepel NOC*NSF is afgesproken, dat de bonden en in het verlengde daarvan de verenigingen een zo open mogelijke sfeer creëren, waarin eventueel misbruik liefst voorkomen, en in het ergste geval snel beëindigd wordt. Binnen Daventria zijn de voorzitter en de secretaris het eerste interne aanspreekpunt voor seksuele intimidatie. Het telefoonnummer van het Meldpunt seksuele intimidatie in de sport van NOC/NSF is: 0900 202 5590. Hier kun je terecht als je je bedreigd voelt of als je vermoedens hebt van grensoverschrijdend gedrag.
Informatie- en instructieboekje Roeivereniging Daventria
Pagina 60