Chevalier-2016.book Page 1494 Monday, April 11, 2016 9:20 AM
REORGANISATIES
Voorbeeld Een vennootschap, die een boekhouding voert per kalenderjaar, heeft voor aanslagjaar 2014 een boekhoudkundige winst na belastingen van 10.000 EUR en de algemene vergadering besliste in mei 2015 de winst als volgt te bestemmen: – 5.000 EUR wordt toegevoegd aan de rekening 133 Beschikbare reserves; – 1.000 EUR wordt geboekt op de rekening 140 Overgedragen winst; – 4.000 EUR wordt als dividend uitgekeerd aan de aandeelhouders. In dit geval kan van de totale winst na belastingen nog maximaal 6.000 EUR in aanmerking komen voor de vorming van een bijzondere liquidatiereserve.
C. Vereiste inzake neerlegging van de jaarrekening De mogelijkheid om een bijzondere liquidatiereserve aan te leggen bestaat slechts in het geval de jaarrekening m.b.t. het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar 2013 neergelegd werd uiterlijk op 31 maart 2015. Voor vennootschappen die geen neerleggingsplicht kennen zoals de VOF, Comm.V. en CVOA bedoeld in artikel 97 W.Venn. volstaat het dat de jaarrekeningen goedgekeurd zijn door de algemene vergadering en samen met de aangifte in de vennootschapsbelasting ingediend werden voor het betrokken aanslagjaar469. De jaarrekening m.b.t. het boekjaar verbonden aan het aanslagjaar 2014 moeten neergelegd zijn uiterlijk op 31 maart 2015 of, wat de vennootschappen betreft die hun boekhouding afsluiten op een datum die valt van 1 september 2014 t.e.m. 30 december 2014, ten laatste zeven maanden na de datum van afsluiting van het boekjaar. Voor vennootschappen die geen neerleggingsplicht kennen volstaat het dat de rekeningen goedgekeurd zijn door de algemene vergadering en samen met de aangifte in de vennootschapsbelasting ingediend werden voor het betrokken aanslagjaar470.
D. Formaliteiten De vennootschap dient ten laatste op de datum van betaling van de bijzondere aanslag bij de administratie die belast is met de inning en invordering een bijzondere aangifte in (Formulier 275A – Bijz. – aj. 2013 of 275A – Bijz.– aj. 2014)471 waarin zij melding maakt van de belastbare grondslag, het tarief en het bedrag van bijzondere aanslag. Tevens moet zij hierin bevestigen dat zij een kleine vennootschap is in de zin van artikel 15 W.Venn. Later moet de vennootschap ook nog een kopie van die bijzondere aangifte voegen bij de aangifte in de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de bijzondere aanslag werd betaald472.
E. Bijzonderheden De bijzondere aanslag vormt geen aftrekbare beroepskost473. De betaalde bijzondere aanslag is definitief verworven door de Staat en is niet verrekenbaar met de vennootschapsbelasting474.
469 470 471
472 473 474
Art. 541, § 1, 9° WIB. Art. 541, § 2, 9° WIB. Het model van beide aangiften is vastgesteld bij KB van 18 september 2015, BS 25 september 2015 en de aangiften kunnen elektronisch ingediend worden via www.rv-on-web.be. Art. 541, § 1, 7° en 8° WIB en art. 541, § 2, 7° en 8° WIB. Art. 541, § 3, laatste lid WIB. Art. 541, § 4 WIB.
1494
LARCIER
–
V A D E M E C U M V E N N O O TS C H A PS B E L A S TI N G
20 16
Chevalier-2016.book Page 1495 Monday, April 11, 2016 9:20 AM
REORGANISATIES
Afdeling 6. Inkomstenbelastingen in hoofde van de aandeelhoudervennootschap § 1. Liquidatiebonussen in hoofde van aandeelhouder-vennootschap A. Aftrek als definitief belaste inkomsten Indien de vereffeninguitkering in hoofde van de ontbonden vennootschap aanleiding geeft tot een belastbare winstuitkering, komt het positieve verschil tussen de door de vereffenaar aan de aandeelhouder-vennootschap toegekende sommen of waarden en de aanschaffingswaarde van de aandelen in de ontbonden vennootschap (eventueel verhoogd met de uitgedrukte en nietvrijgestelde meerwaarden) onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor de toepassing van de DBI-aftrek475. Zowel de aandeelhouder die een Belgische vennootschap is als een Belgische vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap kunnen hierop aanspraak maken. De verkregen dividenden of met dividenden gelijkgestelde inkomsten zijn voor 95% aftrekbaar als DBI van de winst van het belastbare tijdperk. Specifiek voor o.a. liquidatiebonussen wordt voorzien dat de aftrek gelijk is aan 95% van het bedrag dat het positieve verschil uitmaakt tussen de verkregen sommen en de aanschaffings- of beleggingsprijs van de aandelen. De DBI-aftrek t.a.v. liquidatieboni mag nochtans niet plaatsvinden op bepaalde verworpen uitgaven. De uitsluiting van de aftrekbeperking geldt immers slechts voor gewone dividenden die werden ontvangen van een EU-dochteronderneming en niet voor liquidatie- en inkoopboni476. Voorbeeld 1 Een NV, die uitgesloten is van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting, bezit 25% van de aandelen van een BVBA. De NV ontvangt, naar aanleiding van de vereffening van de BVBA een eenmalige liquidatieuitkering van 160.000 EUR × 25% = 40.000 EUR. De aanschaffingsprijs van de aandelen van de BVBA bedroeg 25.000 EUR. De verkregen liquidatiebonus bedraagt derhalve 40.000 EUR – 25.000 EUR = 15.000 EUR. Journaal 55 2800 763
Kredietinstellingen R/C aan Deelnemingen Vereffeningsdividend
40.000 25.000 15.000
De liquidatiebonus is als definitief belast inkomen aftrekbaar t.b.v. 15.000 EUR × 95% = 14.250 EUR. Indien de NV voldoende voorafbetalingen heeft verricht en alle voorwaarden om de DBI-aftrek te kunnen genieten vervuld zijn, zal de effectieve belasting 255 EUR bedragen, nl. (15.000 EUR – 14.250 EUR ) × 34% = 255 EUR. Om het bedrag te bepalen dat als DBI aftrekbaar is, werd in bovenvermeld voorbeeld geen rekening gehouden met het bedrag van het gestorte kapitaal dat door de aandelen wordt vertegenwoordigd. Ten gevolge van de aanrekeningsregels van artikel 209 WIB kan het nochtans gebeuren dat er in hoofde van de geliquideerde vennootschap geen dividenduitkering plaatsvindt (bv. omdat de aanrekening van de uitgekeerde sommen volledig gebeurt op het fiscaal gestort kapitaal). Zowel in de rechtsleer als in de rechtspraak wordt in een dergelijk geval soms verdedigd dat de meerwaarde die de vennootschap-aandeelhouder realiseert op haar participatie in de vereffende vennootschap om die reden geen verkregen dividend kan zijn. De verwezenlijkte meerwaarde komt dan in aanmerking voor de vrijstelling van artikel 192 WIB, wat fiscaal uiteraard voordeliger is. Indien we in het bovenvermeld voorbeeld ervan uitgaan dat het bedrag van het gestorte kapitaal dat door de aandelen wordt vertegenwoordigd bijvoorbeeld 40.000 EUR be475 476
Art. 202, § 1, 2° WIB. Art. 205, § 2, tweede en derde lid, WIB.
LARCIER
–
V A DE M E C U M V E N N O O T S C H A PS B E L A S T I N G
2 016
1495
Chevalier-2016.book Page 1496 Monday, April 11, 2016 9:20 AM
REORGANISATIES
draagt, dan is de gerealiseerde meerwaarde van 15.000 EUR volledig vrijgesteld op basis van artikel 192 WIB. Indien het bedrag van het gestorte kapitaal dat door de aandelen wordt vertegenwoordigd daarentegen 30.000 EUR zou bedragen, dan moet de meerwaarde van 15.000 EUR als volgt worden opgesplitst: – een verkregen dividend van 10.000 EUR, (nl. 40.000 EUR – 30.000 EUR) dat aftrekbaar is als DBI op grond van artikel 202, § 1, 2° WIB; – en een verwezenlijkte meerwaarde op aandelen van 5.000 EUR, (nl. 30.000 EUR – 25.000 EUR) die vrijgesteld is op grond van artikel 192 WIB477. Voorbeeld 2 Een Belgische moedervennootschap (NV Bel) bezit een participatie van 92% in een Luxemburgse dochtervennootschap (SA Lux). Een liquidatiebonus wordt ontvangen door de NV Bel n.a.v. de vereffening van SA Lux. De SA Lux is een société anonyme naar Luxemburgs recht, gevestigd in Luxemburg en werd opgericht in 1988. Haar inkomsten bestaan thans voornamelijk uit ontvangsten van interesten maar voorheen werden ook dividenden geïncasseerd. De SA Lux had oorspronkelijk het fiscaal statuut van een Luxemburgse “Holding 1929” en was hierdoor onderworpen aan een fiscaal gunstregime dat afweek van het gemeen recht. Tengevolge van de afschaffing van “het Holding 1929 Regime” is ze sedert 30 april 2007 aan het normaal regime van de vennootschapsbelasting in Luxemburg en geniet zij dus niet meer van een voordelig fiscaal regime dat afwijkt van het gemeen recht. In de loop van 2007 ging SA Lux over tot incorporatie van haar overgedragen winsten in het maatschappelijk kapitaal van de SA Lux. Vanuit Belgisch fiscaal perspectief hebben deze geïncorporeerde winsten evenwel de kwalificatie van belaste reserves. Omdat de SA Lux op het ogenblik van de uitkering van een het dividend (liquidatiebonus) onderworpen is aan het gemeen belastingregime in Luxemburg werden de dividenden niet verleend door een vennootschap die niet aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als die belasting is onderworpen, of die gevestigd is in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België. Conclusie: Omdat de uitsluiting van artikel 203, § 1, 1° WIB niet toepasselijk is kan de NV Bel niet om die reden uitgesloten worden van de 95% DBI-aftrek voorzien in artikel 202, § 1, 2° WIB478.
B. Voorheen fiscaal aangenomen waardeverminderingen Indien op de deelneming vroeger een waardevermindering is geboekt en fiscaal is aangenomen ingevolge de vóór de wet van 23 oktober 1991 geldende regeling, wordt deze bij de uitbetaling als een gewone opbrengst terugbelast. Dit gebeurt automatisch door bij de berekening van de aftrekbare liquidatiebonus de oorspronkelijke aanschaffingsprijs in aanmerking te nemen479. Laten we veronderstellen dat in hoger vermeld voorbeeld de NV in 1989 een fiscaal aangenomen waardevermindering heeft geboekt van 7.500 EUR op de aandelen van de BVBA. De liquidatiebonus die uit de boekhouding zal blijken is dan gelijk aan het verschil tussen de liquidatieuitkering en de boekwaarde van de aandelen, m.a.w. 40.000 – (25.000 – 7.500) = 22.500 EUR. De liquidatiebonus van 22.500 EUR moet met het oog op de fiscale aangifte gesplitst worden in enerzijds het gedeelte dat in aanmerking komt voor de DBI-aftrek, nl. 40.000 EUR – 25.000 EUR = 15.000 EUR, en anderzijds het deel van de liquidatiebonus die overeenstemt met de voorheen geboekte en fiscaal aangenomen waardevermindering van 7.500 EUR die als gewone winst belastbaar is. Indien de vennootschap voldoende heeft vooraf-
477
478 479
J. KIRKPATRICK, D. GARABEDIAN, Le régime fiscal des sociétés en Belgique, Bruylant, 2003, 319 en Rb. Nijvel, 13 maart 2007, TFR 2007, nr. 332, 1043 e.v. Met kritische noot van J. VERSTRAELEN. Voorafgaande beslissing nr. 2014.105 van 13 mei 2014. Circ. nr.Ci. D. 19/416.334, 9 september 1992, Bull.Bel. nr. 720, 2676.
1496
LARCIER
–
V A D E M E C U M V E N N O O TS C H A PS B E L A S TI N G
20 16
Chevalier-2016.book Page 1497 Monday, April 11, 2016 9:20 AM
REORGANISATIES
betaald, bedraagt de effectieve belasting ((15.000 EUR – 14.250 EUR) × 34%) + (7.500 EUR × 34%) = 2.805 EUR.
C. Verrekening van roerende voorheffing op liquidatieboni Een vennootschap kan de roerende voorheffing op dividenden slechts verrekenen op voorwaarde dat zij de volle eigendom van de desbetreffende aandelen bezat op het ogenblik waarop de dividenden werden toegekend (art. 281 WIB). Bovendien wordt de verrekening overeenkomstig art. 282 WIB slechts toegestaan voor zover de toekenning van de dividenden geen waardevermindering of een minderwaarde tot gevolg heeft van de aandelen waarop de dividenden betrekking hebben480. Wanneer vennootschap A een liquidatiebonus ontvangt van vennootschap B, geniet vennootschap A vrijstelling van roerende voorheffing indien ze, gedurende ten minste een jaar, de vereiste minimumdeelneming bezit. In de andere gevallen wordt wel roerende voorheffing ingehouden. De Raad van State vroeg zich echter af of de ingehouden roerende voorheffing zou kunnen worden verrekend, gelet op artikel 282 WIB. Artikel 282 WIB is bij de wet van 22 december 1989 houdende fiscale bepalingen in het WIB ingevoegd met het doel een welbepaalde combinatie te voorkomen: een belastingplichtige die aan de personenbelasting of de rechtspersonenbelasting onderworpen is, waarvoor de roerende voorheffing een definitieve belasting is, verkoopt de dag vóór de coupon geknipt wordt zijn aandelen aan een vennootschap die het recht zou hebben om roerende voorheffing te verrekenen, waarna ze diezelfde aandelen inkoopt zodra de coupon uitgekeerd is. Gelet op de algemene formulering rijst de vraag of art. 282 WIB geen bezwaar zal vormen voor de verrekening door vennootschap A van de roerende voorheffing op de liquidatieuitkeringen: deze liquidatieuitkeringen zullen immers tot gevolg hebben dat de boekhoudkundige waarde van de deelneming van vennootschap A in vennootschap B vermindert. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 22 december 1989 blijkt evenwel dat deze regel niet van toepassing is op de roerende voorheffing op de liquidatieuitkeringen. De Raad van State bracht in herinnering dat deze wet bepaalde dat liquidatieuitkeringen onderworpen waren aan roerende voorheffing (vooraleer deze uitkeringen bij de wet van 23 oktober 1991 met terugwerkende kracht zouden worden vrijgesteld van roerende voorheffing). De oorspronkelijke tekst van het ontwerp bevatte echter een bepaling luidens welke geen roerende voorheffing wordt ingehouden voor het aandeel van de liquidatiebonus dat de aandeelhoudersvennootschap ontvangt, in zoverre dat aandeel de meerwaarde overschrijdt die op deze aandelen verkregen wordt481. De Regering heeft dit lid niet gehandhaafd, wat wel degelijk lijkt te impliceren dat de tekst van artikel 282 WIB, die sindsdien niet gewijzigd is, niet van toepassing is op de roerende voorheffing op de liquidatiebonus482. Het risico van het manoeuvre dat artikel 282 WIB beoogt te voorkomen, bestaat echter, wat de roerende voorheffing op de liquidatieuitkeringen betreft. Op advies van de Raad van State werd art. 282 WIB aangevuld met een nieuw lid luidens hetwelk art. 282, eerste lid, WIB niet van toepassing is op de dividenden die voortkomen uit aan480
481 482
Volgens de Minister van Financiën is het terzake zonder belang of een waardevermindering al dan niet door de vennootschap is geboekt. Het volstaat dat de werkelijke waarde van het aandeel op de afsluitingsdatum van het boekjaar waarin het dividend wordt toegekend of betaalbaar gesteld, lager is dan de fiscale waarde van dat aandeel op de afsluitingsdatum van het vorige boekjaar (Vr. & Antw. Kamer, 1990-91, nr. 135, p. 11.186, Com.I.B. 1992, nr. 276/ 30). De rechtspraak volgt dit standpunt evenwel niet. Gelet op de primauteit van het boekhoudrecht op het fiscaal recht moet het begrip waardevermindering in zijn boekhoudkundige betekenis worden begrepen: er kan slechts sprake zijn van een waardevermindering wanneer deze ook daadwerkelijk werd geboekt. Enkel een geboekte waardevermindering kan de verrekening van de roerende voorheffing verhinderen (Luik 6 januari 1999, Fisc. Koer. 99/273, noot I. BEHAEGHE). Parl. St. Senaat, 1989-1990, nr. 806-2, 19. Zie G. KLEYNEN, in “La nouvelle loi belge portant des dispositions fiscales”, Ced Samsom, 1990, 56.
LARCIER
–
V A DE M E C U M V E N N O O T S C H A PS B E L A S T I N G
2 016
1497
Chevalier-2016.book Page 1498 Monday, April 11, 2016 9:20 AM
REORGANISATIES
delen waarvoor de belastingplichtige aantoont dat hij de volle eigendom ervan heeft gehad tijdens een ononderbroken periode van twaalf maanden vóór de toekenning van de dividenden of dat, tijdens de bewuste periode, de aandelen, in volle eigendom, op geen enkel ogenblik toebehoord hebben aan een belastingplichtige die geen vennootschap is die onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse vennootschap welke deze aandelen op een ononderbroken wijze heeft belegd in een Belgische inrichting483. Deze nieuwe bepaling vormt hiermee een uitzondering op het principe luidens welke geen roerende voorheffing wordt verrekend in zoverre de toekenning van de dividenden een waardevermindering of een minderwaarde tot gevolg heeft van de aandelen waarop de dividenden betrekking hebben. Die uitzondering gaat gepaard met een permanentievoorwaarde: de beperking van de verrekening is niet toepasselijk op voorwaarde dat de aandelen in volle eigendom werden behouden gedurende een ononderbroken periode van twaalf maanden welke voorafgaan aan de toekenning van zowel de gewone dividenden als de dividenden bedoeld in de artikelen 186, 187 en 209 WIB. Hierdoor wordt belet dat de belastingplichtigen ten name waarvan de roerende voorheffing niet verrekenbaar is, hun aandelen kort vóór de toekenning van de inkomsten overdragen aan een binnenlandse vennootschap of aan een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap. De voorwaarde inzake de bezitsduur gedurende een ononderbroken periode van 12 maanden mag echter geen hinderpaal zijn voor de overdrachten tussen binnenlandse vennootschappen, omdat deze zonder invloed zullen zijn op de bedoelde manoeuvres. Om dezelfde reden wordt die bewegingsvrijheid uitgebreid naar de overdrachten van aandelen die plaatsvinden gedurende de periode van twaalf maanden en waarvan een buitenlandse vennootschap de volle eigendom heeft en welke op ononderbroken wijze belegd zijn in een inrichting waarover zij in België beschikt. Op die wijze wordt het toepassingsgebied toch beperkt tot de misbruiken die men wil voorkomen.
§ 2. Liquidatieverliezen in hoofde van de aandeelhouder-vennootschap De waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen, behoudens minderwaarden op aandelen geleden naar aanleiding van de gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap tot ten hoogste het verlies aan gestort kapitaal dat door die aandelen wordt vertegenwoordigd worden niet aangemerkt als beroepskost484. Uitsluitend voor de toepassing van artikel 198, § 1, 7° WIB, worden de verminderingen van gestort kapitaal die voorheen zijn gedaan om geleden verliezen boekhoudkundig aan te zuiveren of om een reserve tot dekking van een voorzienbaar verlies te vormen waarmede het geleden verlies boekhoudkundig is aangezuiverd toch als gestort kapitaal aangemerkt485. Dit is dus een expliciete afwijking op artikel 184 WIB. Waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen zijn dus, op één uitzondering na, in de vennootschapsbelasting niet meer aftrekbaar als beroepskost. De uitzondering geldt enkel voor de minderwaarden geleden n.a.v. de gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven. Ook de minderwaarden op aandelen van buitenlandse dochtervennootschappen mogen in aftrek worden gebracht: het volstaat bij deze filialen het definitief karakter van de stopzetting van de activiteit door verdeling van het actief vast te stellen486. De uitzondering geldt niet voor de waardeverminderingen op aandelen omdat het effectief verlies slechts definitief gekend is na de eindverdeling, d.w.z. op het ogenblik dat er niets meer te verde-
483 484 485
486
Art. 282, tweede lid, WIB. Art. 198, § 1, 7° WIB. Art. 198, § 2 WIB, toepasselijk op de minderwaarden op aandelen die vanaf 1 januari 1997 zijn geleden n.a.v. de gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van de emitterende vennootschap, voor zover de desbetreffende vermindering van gestort kapitaal ten vroegste vanaf 24 juli 1991 is gedaan. Gedr. St. Kamer, 1991-92, nr. 1784/1, 5 en Gedr. St. Senaat, 1991-92, nr. 1454/2, 5.
1498
LARCIER
–
V A D E M E C U M V E N N O O TS C H A PS B E L A S TI N G
20 16
Chevalier-2016.book Page 1499 Monday, April 11, 2016 9:20 AM
REORGANISATIES
len valt487. De vraag of in concrete gevallen de eindverdeling van het vermogen heeft plaatsgehad, moet worden beantwoord in het licht van de feitelijke en juridische omstandigheden waarin de verrichting heeft plaats gehad (Bull.Bel. nr. 749, p. 1317)488. Voorbeeld 1 Een BVBA wordt opgericht met een maatschappelijk kapitaal van 25.000 EUR dat wordt vertegenwoordigd door 1.000 aandelen. De aandelen zijn vanaf de oprichting volledig volstort in geld voor 25 EUR per aandeel. Een natuurlijke persoon X bezit 600 aandelen van de BVBA. De eerste drie boekjaren verwezenlijkt de BVBA aanzienlijke winsten die binnen de vennootschap worden gereserveerd. Na het overlijden van de aandeelhouder X verkopen zijn erfgenamen de aandelen van de BVBA aan de NV Holding voor 62,50 EUR/aandeel × 600 aandelen = 37.500 EUR. Na het ontslag van één van de bestuurders van de BVBA stapelen de verliezen zich echter op zodat in 2002 beslist wordt de activiteiten van de BVBA stop te zetten en de vennootschap te ontbinden. Naar aanleiding van de vereffening ontvangt de NV Holding slechts een liquidatieuitkering van 20 EUR × 600 = 12.000 EUR. M.a.w. zij boekt een minderwaarde van 37.500 EUR – 12.000 EUR = 25.500 EUR. Journaal 55 663 2800
Kredietinstellingen R/C Liquidatieverlies aan Deelnemingen
12.000 25.500 37.500
Het liquidatieverlies bedraagt 25.500 EUR maar moet fiscaal beperkt worden tot ten hoogste het verlies aan gestort kapitaal dat door die aandelen wordt vertegenwoordigd. Het gestort kapitaal dat vertegenwoordigd wordt door die aandelen bedraagt 600 aandelen × 25 EUR/aandeel = 15.000 EUR. Enkel het eigenlijk kapitaalverlies komt voor aftrek in aanmerking, d.i. het verschil tussen het werkelijk gestort kapitaal en de lagere prijs die men bij de verdeling verkregen heeft. Het liquidatieverlies is daarom fiscaal aftrekbaar als beroepskost voor 600 × (25 EUR – 20 EUR) = 3.000 EUR. De overige 22.500 EUR vormt geen aftrekbare beroepskost en moet in de fiscale aangifte van de NV Holding worden opgenomen onder de verworpen uitgaven. In de hypothese dat de NV Holding een liquidatieuitkering zou ontvangen van 30.000 EUR, zou zij een minderwaarde boeken van 37.500 – 30.000 = 7.500 EUR. Die minderwaarde is in die omstandigheden echter fiscaal niet aftrekbaar omdat er geen verlies aan gestort kapitaal is. Voorbeeld 2 Een vennootschap A vertoont in 1997 een gestort kapitaal van 3.000.000 F. Haar balans gaf boekhoudkundige verliezen te zien van 1.000.000 F. Alle aandelen van de vennootschap A zijn in het bezit van de vennootschap B. De aandelen van die vennootschap A staan op het actief van de balans van de vennootschap B geboekt voor 3.000.000 F. De vennootschap A beslist in 1998 het kapitaal met 1.000.000 F te verminderen ter aanzuivering van de boekhoudkundige verliezen. Dit heeft echter tot gevolg dat het werkelijk gestort kapitaal dat door de aandelen wordt vertegenwoordigd vermindert van 3.000.000 F tot 2.000.000 F. In 1999 lijdt de vennootschap A opnieuw verliezen, ditmaal t.b.v. 600.000 F, zodat beslist wordt de vennootschap te vereffenen. 487 488
Vr. en Antw. Kamer, 1993-1994, nr. 94, 9216, Vr. & Antw. Kamer, 2002-2003, nr. 154 van 3 februari 2003, p. 19731. Wij stippen ook aan dat het Hof van Beroep te Brussel oordeelde dat de ontbinding van de vennootschap niet de enige vorm is van gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen. Ingevolge de faillissementswetgeving heeft de curator de opdracht de activa van de gefailleerde te vereffenen en de opbrengst ervan onder de schuldeisers te verdelen. Wanneer het faillissement bijvoorbeeld afgesloten is bij gebrek aan actief kan hieruit besloten worden dat er niets meer te verdelen is zodat het verlies aan kapitaal op dat moment een aftrekbare beroepskost vormt (Brussel 19 februari 1999, TFR 1999, 635).
LARCIER
–
V A DE M E C U M V E N N O O T S C H A PS B E L A S T I N G
2 016
1499