C. Stress en specifieke ziekten (opm. : deze tekst volgt niet volledig de structuur die in de inhoudstafel vermeld is) 1. Cardiovasculaire ziekten (zie ook practicum !) a) Coronaire hartziekten Bij hartziekten, hypertensie en beroerte zijn er problemen met het circulatoire systeem. Diabetes is een predisponerende factor voor zowel cardiovasculaire ziekten als voor beroerte. Cardiovasculaire ziekten zijn de hoofddoodoorzaak van overlijden : 1/3 van alle overlijdens heeft te maken met een cardiale aandoening. Indien beroertes meegerekend worden, komt men aan 40-50%. Daarbij komt dat het een belangrijke chronische ziekte is met symptomen die niet bepaald aangenaam zijn om mee te leven. Het heeft een belangrijke impact op de levenskwaliteit, vereist een lange revalidatie, heeft een invloed op prestaties en men leeft constant met de dreiging boven het hoofd. Coronaire hartziekte
(CHD) is een algemene
term die refereert hart- en
vaataandoeningen die leiden tot infarcten. Ze worden veroorzaakt door (opm : in de tekst werd dit onderscheid niet zo gemaakt ; best even in je nota’s en de tekst nakijken of je het eens bent met wat ik hier schrijf) :
- arteriosclerose : scleroseren, verharden van de arterieën of slagaders. Dit is een verouderingsproces : met het ouder worden gaan slagaders hun flexibiliteit verliezen. Sport en beweging zijn belangrijk om dit tegen te gaan. Hartziekten komen vnl. voor bij mannen en ouderen. Er is een erfelijke component in aanwezig. - atherosclerose : verharding door vorming van atheronen (= soort van plaques) die in de bloedvaten gevormd worden door afzetting van vet, cholesterol, …. Hoe hoger de druk van de bloedvaten, hoe meer die partikels in de bloedvatwand gedrukt worden. Dit wordt
een escalerend patroon. Eerst zijn er kleine plaques aan de bloedvatwand, daar komen dan scheurtjes in waardoor er meer plaque aan blijft hangen. Dit zorgt voor het vernauwen van de coronaire arterieën, de bloedvaten die het hart voorzien van bloed. Wanneer deze bloedvaten vernauwen of dichtslibben, wordt de stroom van zuurstof en voeding naar het hart gedeeltelijk of geheel verhinderd. Tijdelijke tekorten hierin veroorzaken pijn (= angina pectoris) die uitstraalt over de borst en de arm. Bij ernstige deprivatie kan een hartaanval (= myocardinfarct) het resultaat zijn. Risicofactoren : -
hoge bloeddruk (hypertensie) ->één van de grote oorzaken : . chronische stressoren dragen bij tot verhoging van de bloeddruk . voor het grootste deel van hypertensie is niet meteen duidelijk waardoor het veroorzaakt wordt . veel sport en beweging zorgen voor een minder hoge bloeddruk
-
diabetes
-
sigaretten roken
-
obesitas
-
hoog serumcholesterolniveau
-
laag niveau van fysieke activiteit
-
eetgewoonten (o.a.veel boter, veel zout : dit houdt water vast waardoor bloedvolume toeneemt en de druk in de ader dus ook)
-
alcoholgebruik
(-SES : goedkoper eten -> vet geeft smaak) Predictoren die niet te wijzigen zijn : -
leeftijd (hoe ouder, hoe minder flexibel)
-
geslacht (mannen meer risico dan vrouwen ; zie verder)
-
ras (zwarten hoger risico)
-
erfelijkheid
Recent onderzoek focuste op de bijdrage van stress en de copingmethoden voor stress die de persoon hanteert. Vooral -
hostiliteit
-
blootstelling aan chronische stress
-
cardiovasculaire reactiviteit t.o.v. stress
blijken sterk betrokken bij de ontwikkeling van CHD. Bovendien kunnen -
acute stress
-
negatieve emoties
-
plotselinge verhoogde activiteit
plotse klinische gebeurtenissen, vb. hartaanval, uitlokken en leiden tot gediagnostiseerde ziekte. Reactiviteit t.o.v. stress en / of coping daarmee via hostiliteit kan interageren met andere risicofactoren, zoals verhoogd cholesterolniveau, en zo het algemene risico doen stijgen. ! Alle bekende risicofactoren samen verklaren slecht minder dan ½ van alle nieuw gediagnostiseerde gevallen van CHD -> een aantal risicofactoren, die kunnen bijdragen tot vroege identificatie van mensen met verhoogd risico op CHD, moeten nog geïdentificeerd worden ! CHD is een ziekte van modernisatie en industrialisatie. Arbeidsstress is gerelateerd aan de incidentie ervan. Verschillende arbeidsfactoren blijken gerelateerd aan verhoogd risico : -
werkspanning ; vnl. discrepantie tussen opleidingsniveau en beroep
-
lage werkzekerheid
-
hoge werkdruk
-
alerte copingstrategie
Bij mannen met hoger aanvankelijk risico vergroten deze factoren het risico op CHD sterk.
Stress, gerelateerd aan sociale druk en instabiliteit, kan ook gerelateerd zijn aan hogere percentages CHD : -
verstedelijkte en geïndustrialiseerde landen: hoger incidentie CHD dan ontwikkelingslanden migranten: hogere incidentie dan geografisch stabiele personen mensen, mobiel op sociaal, residentieel of werkgebied: hogere frequentie CHD dan minder mobiele mensen mannen gehuwd met hoger opgeleide vrouwen of vrouwen met beroep met hoge status: verhoogd risico CHD
Minder onderzoek is gefocust op vrouwen, deels omdat vroegtijdig sterven a.g.v. cardiovasculaire ziekte niet zo vaak voorkomt bij vrouwen als bij mannen. Vrouwen lijken beter beschermd, mogelijk door hun hogere niveau van ‘high-density lipoproteïn cholesterol’ (HDL) die helpt bij het van zich afschudden van de gevaarlijkere ‘low-density lipoproteïn cholesterol’ (LDL). Deze hogere HDL-niveaus lijken gelinkt te zijn aan de hogere oestrogeen-niveaus van premenopauzale vrouwen. Verhogingen in vrouwelijke voortplantingshormonen verminderen ook bloeddrukresponsen op stressvolle omstandigheden, omdat ze de activiteit van het SZS verminderen. è
in respons op stress vertonen vrouwen kleinere stijgingen in cardiovasculaire, neuroendocriene en sommige metabole responsen dan mannen
Bij vrouwen na de menopauze is er dan ook een verhoogd risico op myocardinfarct en CHD-gerelateerde dood, wat deels verholpen kan worden door oestrogeenvervangende therapie. Vrouwen in de menopauze hebben algemeen ook gewichtstoename, en dit is geassocieerd met -
verhoogde bloeddruk
-
verhoogde cholesterol
-
verhoogde triglycerides
wat ook risicofactoren zijn voor hartziekten. DUS: hoewel het begin van CHD voor vrouwen ca. 15 jaar later is, is het ook de hoofdoorzaak van mortaliteit bij vrouwen. Uit het bestaande onderzoek (wat gering is) bij vrouwen, blijkt dat de risicofactoren voor vrouwen relatief gelijkaardig zijn aan die voor mannen.
THERAPIE: -
rookstop
-
sterk verhoogde bloeddruk behandelen (resultaten bij mild verhoogde BD zijn minder eenduidig)
-
cholesterolverlaging
-
gedragsmethoden voor coping met stress veranderen (vnl. bij mannen)
a) Type A gedrag In een poging psychologische risicofactoren voor cardiovasculaire ziekten te identificeren, identificeerden gedragswetenschappers oorspronkelijk een patroon dat Type A gedragssyndroom genoemd werd. = gedragsmatige en emotionele stijl gekenmerkt door een agressieve niet-aflatende strijd om meer te bereiken in minder tijd, vaak in competitie met ander personen of krachten è
drie componenten:
-
gemakkelijk opgewekte hostiliteit
-
continu gevoel van tijdsdruk
-
competitief streven naar prestaties
(Type B: minder gedreven mensen die deze gedragspatronen niet vertonen) Gemeten d.m.v. -
gestructureerd interview:
. vragen over habituele manier van reageren op situaties die typisch ongeduldigheid, hostiliteit of competitiviteit uitlokken bij Type A-personen . nog belangrijker: interactiestijl tijdens het interview -> vragen worden op zodanige wijze gesteld dat ze de karakteristieke luide, explosieve en snelle spraak van Type Apersonen uitlokken
-
vragenlijsten:
vaak gebruikt: Jenkins Activity Survey (JAS) = zelfrapportagevragenlijst van ca. 50 items vb. item: ‘Als je luistert naar iemand en die persoon doet er erg lang over om to the point te komen, hoe vaak voel je dan de drang om deze personen te ‘versnellen’?’ Het Type A syndroom lijkt een potentiële risicofactor voor cardiovasculaire ziekte te zijn (uit onderzoek bleek een correlatie van .40 tussen dit gedragspatroon en hart-en vaataandoeningen), omdat deze personen het stereotype van het coronair kwetsbare individu zijn: -
snel leven
-
langer werken
-
ongeduldig met ‘trage’ gedrag van anderen
-
dagen anderen uit en ‘strijden’ met hen
-
mogelijk niet-gefocuste hostiliteit
-
mogelijk meer gespannen en moeilijkere relaties met anderen
-
mogelijk moeite met omgaan met situaties die traag, zorgvuldig werk vereisen dat een brede aandachtsfocus vraagt
-
onderdrukken symptomen in tijden waarin ze harder werken -> niet bewust van signalen van het lichaam om het wat rustiger aan te doen
-
hechten veel belang aan controle
-
ervaren meer ontevredenheid met carrière
-
mogelijk moeilijkheden thuis omdat ze te weinig tijd met familieleden doorbrengen
-
offeren sociale doelen op aan oriëntatie op prestaties
-
meer gezondheidsproblemen
Er is echter ook een adaptieve kant aan Type A gedrag: -
meer waarschijnlijk dat ze hogere opleiding volgen
-
meer mogelijkheden om van werk te veranderen
-
bereiken meer dan Type B-personen
b) Cardiovasculaire reactiviteit, hostiliteit en CHD Tegenwoordig zijn onderzoekers ervan overtuigd dat het Type A gedragssyndroom niet de grote verdachte is in de ontwikkeling van CHD, hoewel het wel gerelateerd kan zijn aan algemeen slechtere GZH. Dit bleek uit meta-analyses waarin geen significant verband gevonden werd. De belangrijke onderliggende variabele in het Type A gedragssybdroom die gerelateerd is aan CHD-risico kan de verhoogde cardiovasculaire reactiviteit op stress zijn. Dit komt reeds vroeg in het leven voor en lijkt tot op bescheiden hoogte erfelijk te zijn. De gedragscomponenten van Type A kunnen de uitgroei van deze tendens zijn. Bovendien verhogen niet alle componenten van het Type A gedragssyndroom de kans op CHD: hostiliteit is sterker geïmpliceerd als risicofactor voor CHD dan de andere dimensies. Een bepaald type hostiliteit is mogelijk vooral geïmpliceerd: cynische hostiliteit: -
achterdocht
-
wrok
-
frequente kwaadheid
-
antagonisme
-
wantrouwen van anderen
Deze mensen zijn vaak sterk verbaal agressief en vertonen subtiel antagonistisch gedrag. (Bij Type B’s met hartschade zijn hostiele cognities ook groter!) è
hostiliteit kan risicofactor voor hartschade zijn, onafhankelijk van zijn relatie met het Type A gedragssyndroom
(meting: vragenlijst zie box 14.1 p. 500) (Andere negatieve emotionele toestanden kunnen ook geïmpliceerd zijn in de ontwikkeling van CHD:
-
chronisch negatieve emotionele toestanden
-
depressie
-
woede
-
aggressie
-
angst
-
vitale
uitputting:
extreme
vermoeidheid,
verworpenheidsgevoel,
verhoogde
prikkelbaarheid Mogelijk verlagen deze zaken, wanneer ze voorkomen bij iemand die reeds een zwak hart heeft, de drempel voor een klinische gebeurtenis.) (Case study: box 14.2 p. 501) Personen met hoge cynische hostiliteit reageren op (vnl. interpersoonlijke) stressvolle gebeurtenissen metn verhoogde fysiologische reactiviteit. Dit kan het mechanisme zijn dat de ontwikkeling van CHD inzet en versnelt. Hyperresponsiviteit in anticipatie op en in de vroege stadia van stress leidt tot meer SZS-activiteit, meer catecholamine-secretie en een lagere terugkeer naar baseline. Wanneer de stressvolle gebeurtenissen blijven bestaan, kan de SZS-activiteit dramatisch stijgen. Hostiliteit kan een psychologische manifestatie van bepaalde aspecten van deze biologische kenmerken zijn, nl. verhoogde autonome activiteit of de kans om op bepaalde soorten stressvolle stimuli te reageren met verhoogde cardiovasculaire activiteit. Hostiele mensen produceren of zoeken mogelijk meer stressvolle interpersoonlijke ontmoetingen in hun dagelijks leven, en ondermijnen tegelijk de effectiviteit van hun sociale steun-netwerk. Of het de deficits in sociale steun of de hostiele woede zelf zijn die verhoogd risico op CHD geven, is onzeker. Het is ook mogelijk dat hostiele mensen hoog-risico-GZHgedrag stellen of andere gedragingen die CHDrisico verhogen: -
meer caffeïnegebruik
-
hoger gewicht
-
hogere vetniveaus
-
roken
-
alcoholgebruik
-
hypertensie
Uitgedrukte hostiliteit is ook gerelateerd aan -
verhoogde totale cholesterol
-
hogere LDL
Is cynische hostiliteit schadelijk als een psychologische toestand of enkel in zijn uitdrukking? è
expressie waarschijnlijk belangrijker dan toestand
Wie vertoont verhoogde hostiliteit in respons op interpersoonlijke stress? -
mannen vertonen algemeen hogere hostiliteit -> kan mogelijk hun hogere risico t.o.v. vrouwen verklaren
-
niet-blanken
-
lagere SES
-
mogelijk genetische component en mogelijk familiale component (controversieel!): hostiliteit reflecteert mogelijk een oppositionele oriëntatie t.o.v. mensen die ontwikkeld wordt in de kindertijd en stamt uit onzekerheidsgevoelens over zichzelf en negatieve gevoelens t.o.v. anderen; opvoedingspraktijken kunnen hostiliteit uitlokken / versterken
CONCLUSIE: de prototypische risicopatiënt voor coronair hartlijden is iemand die depressief, angstig en vijandig is. Negatieve affectiviteit verhoogt het risico op hartaandoeningen. ! Deze negatieve emotionele triade is niet specifiek riskant voor hart- en vaataandoeningen. Ook voor astma-aanvallen is dit predictief. De negatieve emoties hebben invloed als modererende variabelen; je krijgt niet zeker de ziekte a.g.v. deze zaken; het gaat om een multifactorieel model. De triade is kenmerkend voor een ‘disease prone personality type’. · onderdrukking van gevoelens: Er blijkt een relatie te zijn tussen onderdrukte woede en sterfte. Het overlijdings% in
functie van anger en bloeddruk vertoont een typisch patroon. Mensen met onderdrukte anger en hoge bloeddruk hebben een hoger risico op sneller overlijden. Het Type D-gedragspatroon, waarvan de kenmerken (sociale) inhibitie en negatieve affectiviteit zijn, blijkt predictief te zijn voor cardiaal lijden. c) Mechanismen die coronaire kwetsbaarheid aan CHD linken Hoe promoot verhoogde reactiviteit in conflictsituaties hartziekte? è
verschillende theorieën:
-
‘mechanische’ theorie: bij sommige personen veroorzaakt stress vasoconstrictie in perifere gebieden van het hart en tegelijk versnelt het de hartslag -> proberen meer bloed te vervoeren via steeds samentrekkende bloedvaten -> slijtage aan de coronaire arterieën -> atherosclerotische lesies
-
hormoon-gebaseerde reactie theorie: catecholamines oefenen direct chemisch effect uit op bloedvaten -> stijgen en dalen van catecholamine-niveaus kan continue veranderingen in bloeddruk uitlokken die de weerstand van de bloedvaten ondermijnen + sympathische activatie veroorzaakt ook dat vetten in de bloedstroom gebracht worden, wat ook een mogelijke bijdrage levert aan atherosclerose
d) verandering van CHD risico-gerelateerd gedrag Interventies die woeden en hostiliteit verminderen hebben een goede kans het risico op CHD te verkleinen en kunnen eveneens andere oorzaken van mortaliteit beïnvloeden. Mogelijkheden: -
relaxatietherapeutische principes -> reduceren cardiovasculaire respons tijdens stress niet maar resulteren wel in snellere bloeddrukdaling tijdens de herstelperiode
-
stress management -> significante reductie in gedragsmatige reactiviteit op stress,
maar geen reductie in fysiologische reactiviteit -
spreekstijl van hostiele personen veranderen: spreeksnelheid en –luidheid verminderen -> significante reductie in cardiovasculaire reactiviteit
-
sport -> effect op zowel fysiologisch als psychologische reactiviteit op stress + aerobische oefeningen zijn ook goed voor andere risicofactoren gerelateerd aan CHD
b) Management van myocardinfarct 1/4 van de mensen die een hartaanval krijgen sterft binnen een aantal uren na de aanval en 1/3 sterft in de eerste weken. Een van de redenen hiervoor is dat patiënten vaak verschillende uren of zelfs dagen wachten voor ze behandeling zoeken. Reden: -
kunnen feit dat ze hartaanval hebben gehad niet onder ogen zien
-
interpreteren symptomen als mildere stoornissen en behandelen ze zelf
-
oudere patiënten en Afro-Amerikanen wachten ook langer
-
patiënten die reeds een arts geconsulteerd hebben of met zelfbehandeling van symptomen bezig zijn wachten langer
-
aanval tijdens dag of in aanwezigheid van familielid vertraagt, mogelijk omdat de omgeving dan meer afleidbaar is
-
geschiedenis van angina of diabetes vertraagt
è
één van de psychologische topics bij hartaanval is dus
-
hoe men behandelingzoekend gedrag kan verbeteren
-
hoe men de lange wachttijd kan reduceren: minimum door training in herkenning van tekenen van een aankomende of gebeurende gebeurtenis
½ van de hartaanval-slachtoffers keert weert naar huis na hospitalisatie. è
aantal lange- en korte termijntopics voor rehabilitatie:
-
emotionele aanpassing aan de hartaanval-ervaring (nachtmerries, chronische angst, depressie, lage verwachtingen om weer gezond te worden)
! mogelijk periode van ontkenning waardoor ze dus angstvrij zijn!
2. cardiale rehabilitatie Na de acute fase: aangemoedigd om actiever te worden. è
educatie en interventie m.b.t.
-
medische therapie
-
GZHrisico’s
-
sport
-
werk
-
emotionele stress
Cardiale rehabilitatie = het actieve en progressieve proces waarin personen met hartziekte hun optimale fysieke, medische, psychologische, sociale, emotionele, beroepsen economische toestand bereiken. Doelstellingen: -
vermindering van symptomen
-
ernst van de ziekte verminderen
-
verdere progressie van de ziekte beperken
-
psychologische en sociale aanpassing promoten
Componenten: -
oefentherapie (sport): best onder supervisie om therapietrouw te verhogen
-
psychologische counseling
-
steungroepen
-
voedingsadvies: dieetbeperkingen om het cholesterolniveau te verlagen en instructies om roken te reduceren, gewicht te verliezen en alcoholconsumptie te controleren
-
educatie over coronair hartlijden
-
instrucies m.b.t. hervatten van vroegere activiteiten: meestal aangedrongen dat ze zo snel mogelijk hun werk weer opnemen, maar patiënten met erg stresserende jobs kunnen aangeraden worden het rustiger aan te doen, part-time te werken, of een
positie in te vullen met minder verantwoordelijkheden ! therapietrouw is niet hoog op dit gebied (50-80%) ->reden: advies vaak in erg vage termen geformuleerd zodat patiënten niet goed begrijpen hoe ze aan deze doelstelling moeten voldoen! -
stressmanagement: aangespoord stressvolle situaties te vermijden en familiale spanningen te vermijden !40-50% van de patiënten geven aan dit niet te kunnen; vaak doordat ze hierrond geen voldoende specifiek advies krijgen! è
hoe hierin helpen:
-
concreet doorspreken met patiënt wat een stressvolle situatie in zijn leven precies is en middelen ontwikkelen om te herkennen wanneer stress kans heeft om voor te komen, hoe dit te vermijden en wat te doen als het onvermijdbaar is (zo concreet mogelijk!)
-
specifieke technieken: relaxatietherapie gerelateerd aan de specifieke stressoren die de patiënt ervaart
Voorbereiding op de rehabilitatie begint met de patiënt vertrouwd te maken met de medicatie die hij moet nemen voor zijn bloeddruk en hartpijn: -
vaak beta-blokkers (gaan effecten van SZSstimulatie tegen maar hebben veel onaangename nevenwerkingen die therapietrouw afremmen)
-
soms digitalis -> nadeel: nauwe zone tussen therapeutische effectiviteit en ontwikkeling van potentiële levensbedreigende arithmieën -> stress kan dat proces versterken door arithmieën te produceren bij vrij lage niveaus van digitalistoediening
-
beter stressmanagement i.p.v. digitalis als beta-blokker-therapie niet kan
-
aspirine: helpt bloedklonters te voorkomen door één van de enzymen die aggregatie van bloedplaatjes veroorzaakt te blokkeren -> ½ aspirine per dag vermindert risico op fatale hartaanval significant
Welke individuen doen het goed in dit rehabilitatieproces? Individuen die zich gedragsmatig willen inspannen en die een groter verlangen hebben naar info over hun situatie.
3. implementatie van levensstijlveranderingen Moeilijkheid: moeten vaak getraind worden om verschillende GZHgewoonten tegelijk te veranderen. Dit verlaagt de kans op therapietrouw. Mogelijke benaderingen: -
residentiële behandeling gedurende verschillende weken -> doelen met patiënt afgesproken aan begin en dan georganiseerd programma waarin alle GZHgewoonten aan bod komen -> getraind in menu-planning en rookstoptechnieken geleerd en technieken om trouw te blijven aan sport- en dieetregimes - nadeel: extreem duur en mogelijk niet effectief op lange termijn
-
ambulante programma’s die op gelijkaardige wijze gestructureerd zijn - nadeel: ook veel personeel nodig en erg duur en effectiviteit nog niet bewezen
è
afweging: wegens gebrek aan andere mogelijkheden is ambulante zorg toch beste optie
4. problemen met sociale steun Sociale steun kan mensen sneller helpen herstellen wanneer ze ziek zijn. Dit geldt ook voor cardiale ziekten: reduceert ervaringen van stress en onbehagen -> cardiale symptomen verbeterd. Vooral sterke effecten tijdens eerste 6 maanden na hospitalisatie. Zo blijkt bvb. dat de cumulatieve mortaliteit niet verschilt voor Type A en Type B mensen bij een goed social support systeem, maar wel bij een slecht uitgebouwd systeem. Er is dus een interactie-effect tussen het type gedragspatroon en de sociale steun. In het Oostblok na de val van de Berlijnse Muur bleek dat sociale desintegratie, naast slechter eetgedrag en roken heeft bijgedragen tot een stijging van cardiale aandoeningen. Sociale desintegratie en sociale steun blijven een sterke rol spelen, zelfs als men controleert voor slecht eetgedrag en roken. Mannen blijken op gebied van sociale steun kwetsbaarder te zijn dan vrouwen. Vrouwen
hebben meer nauwe contacten met elkaar en meerdere netwerken. Wanneer er één wegvalt, kunnen ze nog terugvallen op een ander netwerk. Mannen hebben dit minder. Mogelijk verklaart het verschil in sociale steun en sociale desintegratie een groot deel van het verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft vasculaire aandoeningen. Verschillende factoren kunnen het potentieel voor sociale steun verminderen: -
verminderde onafhankelijkheid van patiënt -> schaamte, hulpeloosheidsgevoel, laag zelfwaardegevoel
-
conflicten m.b.t. levensstijlveranderingen kunnen resulteren in huwelijksproblemen; stressvolle interactie over de noodzaak bepaalde gedragingen te veranderen met oog op GZHtoestand kunnen gevoelens van afhankelijkheid en depressie nog versterken (vooral als personen met klassieke rolpatroon-opvattingen)
Echtgenoten vertonen zelf vaak ernstige psychologische responsen op de hartproblemen van hun partner! è
-
zij zien hun partner vaak als afhankelijk en prikkelbaar terwijl patiënt zijn partner als overbeschermend en bemoeizuchtig ziet
-
zitten vaak in moeilijke situatie: willen enerzijds pat helpen met de behandeling maar lokken daardoor anderzijds vaak hostiliteit uit
-
alg.: hoe meer succes bij het helpen van de pat bij ontwikkelen van coping en gevoelens van self-efficacy, hoe meer eigen onwelbevinden
Cardial invaliditeit kan een gevolg zijn van hartaanval: patiënten en hun echtgenoten zijn de mogelijkheden van de pat als lager dan ze in realiteit zijn.
5. psychosociale responsen op myocardinfarct
Patiënten worden vaak in toenemende mate angstig of depressief wanneer ze de dreiging van de ziekte en de beperkingen die deze aan hun leven oplegt, beginnen te beseffen. è
interventies die hierrond werken kunnen noodzakelijk zijn, o.a. patiënt op nietbedreigende wijze voorbereiden op mogelijke nieuwe hartaanval d.m.v.
-
leren hoe symptomen van aankomende hartaanval te herkennen, leren deze te onderscheiden van kleinere fysieke klachten en leren hoe het hulpverleningssysteem te activeren
-
familieleden trainen in cardiopulmonaire resuscitatie (CPR)
¼ van de patiënten ontwikkelt binnen een jaar na de aanval een depressie. Deze kan schadelijke effecten op fysieken sociale indices van herstel hebben. Soms resulteert deze depressie uit een onrealistische assessment van huidige en toekomstige risico’s, soms uit de realistische dreiging van een herhaling en de reële beperkingen. è
interventie:
-
individuele- of groepstherapie.
-
helpen bij oplossen van sociale- en arbeidsproblemen gecreërd door de ziekte
-
huwelijks- of gezinstherapie bij huwelijksspanningen
-
counseling m.b.t. mogelijk resulterende economische problemen (vb. door inkomensverlies)
Specifieke overtuiginen van de pat m.b.t. ziekte, behandeling en herstel kunnen belangrijke determinanten zijn van hun aanpassing. è
interventie: juiste cognities m.b.t. deze zaken aanleren
De belangrijkste GZHperceptie die herstel beïnvloedt zijn gevoelens van hulpeloosheid ->kan gevoelens van competentie verminderen en tot depressie leiden è
interventie:
-
interventies die pat leren hun leven als controleerbaar te zien
-
interventies die hen de keuzes geven die ze kunnen maken in hun herstelproces en die
hen mogelijkheden geven om reëel controle uit te oefenen ! Vele van deze interventies zijn echter tijdrovend en kostelijk en dus niet haalbaar voor sommige patiënten -> mogelijk korte termijn-, kost-effectieve interventies beter