Ziekten en plagen Planten kunnen door levende ziekteverwekkers worden aangetast. Je gewas dient dan als voedsel voor de veroorzakers. Het zijn de plantparasitaire veroorzakers. Meestal breidt de aantasting zich voortdurend uit, omdat de veroorzaker van de ziekte doorgroeit. Je noemt het een ziekte als de groei anders gaat dan het normale verloop van de groei. Je noemt het een plaag als je te maken hebt met een grote groep dierlijke veroorzakers. Ziekten en plagen ofwel parasitaire afwijkingen worden veroorzaakt door vertegenwoordigers uit het plantenen dierenrijk. Iedere vertegenwoordiger vraagt eigen omstandigheden om goed te groeien. Door deze te bestuderen en passende maatregelen te nemen kun je ziekten en plagen voorkomen. Voordat je een maatregel tegen een zieke of plaag kunt nemen, moet je eerst weten om welke ziekte of plaag het gaat. De belangrijkste ziekten en plagen moet je dus kennen. Voordat de veroorzaker van een ziekte of plaag er is, kun je al maatregelen nemen om hem het leven zuur te maken. Goed inzicht in de symptomen en de leefwijze van de veroorzakers helpt je bij het gezond houden van je gewas. De ziekteverwekkers zijn ingedeeld volgens de indeling van het planten- en dierenrijk. Vertegenwoordigers uit de belangrijkste groepen zie je steeds terug op de bedrijven. Dit zijn de: • insecten; • plantenaaltjes; • schimmels; • bacteriën; • virussen.
Insecten Veel insecten zijn nuttig. Je kunt denken aan insecten die was, zijde, lak of honing leveren. Er zijn ook insecten die planten bestuiven, dienen als voedsel voor andere dieren en ziekteverwekkers bestrijden. Maar er zijn ook insecten die schade aanrichten in je gewas. Koolplanten kunnen zo worden aangevreten door rupsen van het koolwitje, dat er weinig meer overblijft dan wat stronken en nerven. Trips in rozen zijn moeilijk onder de duim te houden. Je begrijpt dat er dan van gewasgroei weinig terechtkomt! Vertegenwoordigers van plantparasitaire insecten zijn emelten en bladluizen.
Emelten (Tipulidae) •
Herkenning
•
Emelten zijn larven van de langpootmug. Het zijn grauwe, pootloze larven die in het voorjaar zo’n vier centimeter lang kunnen worden. Je kunt ze ook herkennen aan de spitse kop met sterke kaken. Als de larve schrikt, trekt ze haar kop terug, maar rolt zich niet op. Er zijn verschillende soorten langpootmuggen. In september legt het vrouwtje twee- tot vijfhonderd eitjes. Na 10 tot 14 dagen komen de larven uit. Als de temperatuur onder de 5 °C is, stoppen ze met eten. In het voorjaar, als de temperatuur weer oploopt, gaan ze weer verder met eten. Langpootmuggen leven maar kort. De meeste vliegen begin september uit, leggen binnen enkele dagen de eitjes en gaan dood. Schade
•
Emelten leven overdag onder de grond. ’s Nachts komen ze boven de grond. Met de bijtende kaken eet de jonge larve afgestorven plantendelen. De oudere larven eten meer levende plantendelen en beschadigen vooral jonge planten van veel verschillende gewassen. Bestrijding Bij de bestrijding word je geholpen door heel wat natuurlijke vijanden. Emelten worden gegeten door egels, mollen, spitsmuizen, spreeuwen en vele andere vogels. Je kunt ze ook chemisch bestrijden. De beste tijd hiervoor is de herfst. Dit omdat je dan de grootste vraatschade van de emelten voorkomt en vergiftiging van natuurlijke vijanden zo veel mogelijk beperkt.
De larve van de langpootmug
Bladluizen (Aphidoidea) •
Herkenning
•
Op bijna elk gewas kun je bladluizen verwachten. Er zijn vele soorten bladluizen. Op bijvoorbeeld de chrysant komen acht verschillende soorten voor. Bladluizen vallen meestal snel op en zijn met het blote oog zichtbaar. Ze hebben zes tamelijk lange poten en soms vleugels. Ze kunnen gewassen vervuilen door velletjes en uitwerpselen. In deze uitwerpselen zitten veel suikers die als een kleverig laagje op het blad komen te liggen. Dit noem je honingdauw. De honingdauw trekt roetdauwschimmels aan, waardoor de plant of vrucht een zichtbare donkere schimmellaag krijgt en er minder aantrekkelijk uitziet. Bladluizen leggen niet altijd eitjes. Meestal planten ze zich voort door middel van levende jongen. Schade
•
Bladluizen zijn zuigende insecten. Zij prikken de planten aan en zuigen het plantensap uit het blad op. Soms reageert een plant op het aanprikken door allerlei vergroeiingen of vervormingen. Bij het aanprikken van planten kunnen zij virussen uit de ene plant overbrengen op de andere. Bestrijding De natuurlijke vijanden van bladluizen zijn sluipwespen. Deze leggen een ei in de bladluis. De larve van de sluipwesp eet de luis van binnen op. Je ziet deze luizen dan als lege bruine omhulsels op het blad zitten. Luizen worden ook door andere dieren opgegeten. De chemische bestrijding van luizen heeft vaak niet het gewenste resultaat, omdat luizen zich snel aanpassen. De middelen werken dan niet meer. Bladluizen en geparasiteerde bladluizen
Aaltjes Aaltjes of nematoden zijn kleurloze diertjes. De meeste soorten zijn met het blote oog nauwelijks te zien. Aaltjes komen overal en in grote aantallen voor in een vochtige omgeving, zoals in water, grond, planten, dieren en
3
mensen (maag- en darmwormen). Vrijwel iedere cm vochtige grond bevat tussen de vijf en honderd aaltjes. Het betreft meestal een mengsel van vele soorten. Het overgrote deel hiervan is niet schadelijk. De dierparasitaire aaltjes voeden zich met onder andere de larve van insecten. Dit zijn nuttige aaltjes. De plantparasitaire aaltjes voeden zich met plantensappen. Deze aaltjes kunnen schadelijk zijn voor je gewas. Vrij levende aaltjes
De vertegenwoordiger van de plantparasitaire aaltjes is het wortelaaltje.
Wortelaaltjes (Pratylenchus-soorten) •
Herkenning
•
De wortelaaltjes veroorzaken in veel gewassen moeheid of bodemmoeheid. De opbrengst van de gewassen wordt gedurende een aantal jaren steeds minder. Je ziet dan nog weinig aan het gewas. Als je een aaltjesaantasting aan het gewas kunt zien, is er een behoorlijke besmetting. Je ziet gele plekken in het gewas ontstaan met slechte groei en wortelvorming. Schade
•
De schade is het gevolg van het aanprikken van de wortels door de aaltjes. Ze maken hierbij wondjes en zuigen plantensap op. Dit is de directe schade aan het gewas, de directe symptomen. De schade van deze plantparasitaire aaltjes kan ook indirect zijn. Via de wondjes die ontstaan bij het aanprikken van de wortel, kan de wortelrotschimmel Pythium naar binnen groeien. Je krijgt dan een wortelrotaantasting als symptoom. Pythium is in dit geval het indirecte symptoom van de aaltjesaantasting. Bestrijding Aaltjes voorkomen is de beste methode. Dit kun je doen door ervoor te zorgen dat je geen besmetting krijgt. De groei en verspreiding van aaltjes moet je dus tegengaan. De groei kun je tegengaan door de aaltjes geen voedsel te geven. Met een goede vruchtwisseling en onkruidbestrijding werk je hieraan. De verspreiding kun je tegengaan door te letten op aanhangende grond bij vervoer van machines, fust, gereedschap en uitgangsmateriaal. Er is ook verschil in gevoeligheid voor aantasting tussen de soorten binnen een gewas. Minder gevoelige soorten zullen een mindere verspreiding veroorzaken. De andere methode is het bestrijden van de aaltjes. Door een grondmonster te laten nemen kun je laten vaststellen hoeveel aaltjes er in de grond aanwezig zijn. Zijn het er te veel, dan kun je een grondontsmetting uitvoeren. Voorbeelden hiervan zijn stomen (grond verwarmen) en het uitvoeren van een chemische grondontsmetting.
Schimmels Iedereen kent de schimmels. Of dat nu is van de paddestoelen in het bos of van schimmels die behulpzaam zijn bij het bereiden van kaas, bier, wijn of penicilline. De overgrote meerderheid van de schimmels is nuttig. Een klein deel (5 %) tast levende organismen aan. Dit zijn de parasitaire schimmels. Een deel van deze schimmels leeft op planten. Dit zijn de plantenziekteverwekkende schimmels. Een schimmel bestaat uit schimmeldraden, ook wel hyfen genoemd. Een netwerk van hyfen heet mycelium of schimmelpluis. Schimmels verspreiden zich door middel van sporen en sclerotiën. Alle schimmels kunnen geslachtelijke en ongeslachtelijke sporen vormen. Veel sporen die in het seizoen worden gevormd, zijn onge-
slachtelijke sporen. Ze ontstaan doordat een stukje van een schimmeldraad insnoert. Deze sporen noem je ook wel conidiën. Conidiën kunnen tijdens de groei van de gewassen voor een snelle verspreiding van een schimmelziekte zorgen. Een andere manier van overleven is het vormen van sclerotiën. Dit zijn samengebalde en ingedroogde schimmeldraden. Deze kunnen soms jarenlang in een rusttoestand overleven. Wordt het juiste gewas geteeld, dan zie je de schimmel weer uitgroeien en een aantasting veroorzaken. Oppervlakkige hyfegroei door echte meeldauw
Elke plantparasitaire schimmel is voor zijn voeding aangewezen op bepaalde soorten levende planten. Deze planten noem je de waardplanten van die schimmel. Schimmelaantastingen kunnen een complete misoogst in gewassen veroorzaken. In 1845 sloeg de schimmelziekte Phytophthora toe in de aardappelteelt. Bijna de hele oogst rotte weg en een groot deel van de bevolking in West-Europa leed honger. Een miljoen Ieren stierf de hongerdood. Nu weten we gelukkig veel meer van ziekteverwekkers en kun je misoogsten voor een groot deel voorkomen. Het ziektebeeld van schimmels kan er heel verschillend uitzien. Dit komt doordat schimmels verschillende functies van planten kunnen verstoren. Er zijn verschillende soorten beschadigingen die door een schimmelinfectie kunnen ontstaan. • Vernieling van de structuur.
•
Door de schimmel worden cellen van planten afgebroken en door de schimmels gebruikt als voedsel. Je ziet dit in de vorm van het afsterven van weefsel ( necrose) en het wegvallen van planten. Verstoring van de stofwisseling.
•
Sommige schimmels produceren giftige stoffen ( toxinen) en/of groeihormonen. De afgescheiden toxinen beschadigen en doden de cellen. Deze hormonen ontregelen de groei van de plant. Dit zie je als gezwellen, heksenbezems en overmatige wortelgroei. Verstopping van het transportsysteem.
•
Sommige schimmels komen voor in het transportweefsel van de plant, met name in de houtvaten. We noemen ze vaatparasieten. Verstopping van de vaten treedt niet alleen op door inwendige myceliumgroei, maar vooral door de reactie van het xyleemweefsel (houtweefsel) van de waardplant. Je ziet dit in de vorm van verwelking. Virusoverdracht. Je ziet dit in de vorm van misvormingen, achterblijven in groei en verspreiding van het augustavirus.
Het is ook van belang te weten waar en hoe de schimmel overblijft. Hiermee wordt bedoeld: waar blijft de schimmel in de periode dat het gewas niet in de kas staat. Als je weet dat een ziekte met het zaad overgaat,
kun je door zaadontsmetting de ziekte bestrijden. Als je weet dat een ziekte in de grond achterblijft, moet je daar met de samenstelling van je teeltplan rekening mee houden. Er zijn vijf mogelijkheden. • op of in plantmateriaal; •
bijvoorbeeld: steen- en stuifbrand in granen en Fusarium oxysporum op bloembollen; als levend mycelium in planten;
•
bijvoorbeeld: bloemsmet in anjers, pokken op de gerberabloem en grauwe schimmel in begonia’s; als propjes schimmelpluis (sclerotiën);
•
bijvoorbeeld: rattenkeutelziekte in witlof en peen; als sporen in de grond;
•
bijvoorbeeld bij builenbrand in de maïs; op stoppel- en stroresten; dit geeft Rhizoctonia solani de kans om in leven te blijven en nieuw gewas te infecteren.
Vertegenwoordigers van de plantparasitaire schimmels zijn de grauwe schimmel en wortelrot.
Grauwe schimmel (Botrytis-soorten) •
Herkenning
•
Deze schimmel herken je aan het grijze schimmelpluis op de plantendelen. Vaak tast de schimmel eerst dode plantendelen aan. Van daaruit groeit hij de gezonde levende plantendelen binnen. Blad, stengel en bloem kunnen worden aangetast. Kleine aantastingen noem je ook wel pokken, peper of smet. Schade
•
Onder vochtige (RV = 90 %) en warme (20 °C) omstandigheden kiemen schimmelsporen gemakkelijk op de plant. Hierbij scheidt de spore een giftige stof af, die de wand van de plantencel aantast. Bij veel gewassen wordt dit zichtbaar door een waterig kringetje. Van hieruit wordt steeds meer weefsel afgebroken, waardoor de groei minder wordt en uiteindelijk stopt. Bestrijding Een manier om de groei van de schimmel tegen te gaan is verwijdering van dode plantenresten in het gewas. Ook met een gewas dat niet langer dan acht uur vochtig blijft, maak je de kieming onmogelijk. Dit kun je proberen te bereiken door de luchtvochtigheid tussen het gewas laag te houden. De planthoeveelheid, plantmethode en onkruidbestrijding hebben hier grote invloed op. Lukt het ondanks de genomen maatregelen niet om de schimmel tegen te houden, dan kun je een chemische bestrijding uitvoeren. Een aantasting van grauwe schimmel kan de plant doden.
Wortelrot (Pythium-soorten) •
Herkenning
•
De wortelrotschimmel komt bijna altijd in de bodem voor. Hij leeft op heel veel soorten planten. Pythium is niet waardplant-specifiek. Bij minder goede groeiomstandigheden worden planten aangetast. Het is een echte zwakteparasiet. De aantasting bestaat uit het bruin verkleuren van de wortels. De opperhuid is gemakkelijk van de wortel af te vegen. Naastgelegen wortels blijven nog heel lang gezond. Op dagen met veel instraling (verdamping) zullen aangetaste planten slap gaan hangen. Tijdens de teelt van jonge planten wordt dit ook wel de omvalziekte genoemd. Schade
•
De schade bestaat uit het groeiremmende effect van een slechter werkend wortelgestel. In vochtige milieus (gronden) maakt de schimmel zwermsporen. Deze kunnen zich zeer goed door middel van water verplaatsen. Het gevolg is dat de aangetaste plekken snel uitbreiden. Zijn de groeiomstandigheden matig, dan blijft de schade beperkt, omdat de niet-aangetaste wortels het werk kunnen overnemen van de aangetaste wortels. Zijn de omstandigheden zo dat er veel activiteit van de wortels wordt gevraagd, dan zal de schade groot zijn. Bestrijding Zorg voor een goed wortelmilieu. Een goede wateraan- en afvoer is heel belangrijk bij het voorkomen van wortelrot. Een gezond wortelgestel is de beste natuurlijke bestrijding van de schimmel. Ook boven de grond moet de plant natuurlijk de mogelijkheden hebben om goed te groeien. Chemische bestrijding alleen is niet afdoende om Pythium tegen te gaan.
Bacteriën Deze bacteriën leven van afgestorven dierlijk en/of plantaardig materiaal. Zij hebben een groot aandeel in de kringloop van stoffen. Ze worden onder andere gebruikt in de rioolwaterzuivering en op composthopen, maar ook bij de bereiding van yoghurt. Ze vermenigvuldigen zich zeer snel door middel van deling. Bij sommige soorten kunnen de bacteriën zich om de 20 minuten delen. Dit kan alleen als er voldoende voedsel is. Bacteriën zijn in elke omgeving aanwezig. Zonder de nuttige bacteriën zou er geen leven mogelijk zijn. Een andere groep bacteriën zij de parasitaire bacteriën. Deze bacteriën veroorzaken ziekten bij planten, dieren en mensen. De reacties van planten op deze bacteriën zijn verschillend. Ze kunnen verstopping van de vaatbundels, verslijming en ongeregelde groei van cellen veroorzaken. De vertegenwoordiger van de plantparasitaire bacteriën is bacterierot.
Bacterierot (Erwinia-soorten) •
Herkenning Bacteriën zijn een duizendste millimeter groot. Je kunt ze met het blote oog alleen zien als ze met grote hoeveelheden zijn. Je ziet dan een natte, slijmerige massa. Meestal zie je dit niet. De gevolgen van de aanwezigheid van Erwinia is het uiteenvallen van de celwanden, waardoor je waterige vlekjes ziet. Deze kunnen zich zeer snel uitbreiden, zodat na enkele dagen de hele plant is aangetast.
Witsnot in hyacint
•
Schade
•
Door de zeer snelle vermeerdering is er aan aangetaste plantendelen niets meer te doen. Afsnijden en afvoeren zonder dat er bacteriën op andere planten kunnen komen, is de enige methode. Meestal moet je overigens de hele plant verwijderen. De schade bestaat dan ook uit het wegvallen van planten. Bestrijding Door goede hygiënische maatregelen kun je in veel gevallen een aantasting voorkomen. Een hoge temperatuur (20-25 °C) en een langdurig nat gewas werken de groei van bacteriën in de hand. De groeifactoren licht, lucht en voeding moet je zo op de plant afstemmen dat je een stevige plant krijgt. Naarmate planten sneller (veel stikstof) of slapper (weinig licht) opgroeien, zijn ze gevoeliger voor een aantasting.
Virussen Iedereen heeft wel eens met virussen te maken gehad. Een verkoudheid en de griep zijn wel de bekendste voorbeelden van een virus. Een oude volkswijsheid zegt: ‘Als je niets aan je verkoudheid doet, duurt het een week. Als je er al het mogelijke aan doet, duurt het zeven dagen’. Virussen zijn moeilijk te bestrijden. Virusziekten van planten zijn al vele eeuwen bekend. Denk maar eens aan de Rembrandt-tulpen in de gouden eeuw. Dit waren tulpen met het mozaïekvirus. Virusdeeltjes zijn kleiner dan het een miljoenste deel van een meter. Bij binnenkomst in de plantencel neemt het virus het commando over. De plantencel ‘moet’ duizenden virusdeeltjes maken. Deze verspreiden zich naar andere plantencellen, die ook weer virusdeeltjes ‘moeten’ maken. De normale taken raken verstoord en de plant wordt ziek. Als het virus van de ene plant naar de andere overgaat, noem je dat overdracht. Virussen kunnen niet zelfstandig een plant binnendringen. Ze moeten hierbij worden geholpen. Dit kan op verschillende manieren. • Door ongeslachtelijke vermeerdering van planten •
Als je viruszieke heesters stekt, zullen alle heesters die hieruit voortkomen, ook virusziek zijn. Door mechanisch contact
•
Sommige virusziekten worden overgebracht doordat een zieke plant tegen een gezonde plant aankomt. Door dierlijke of plantaardige overbrengers Een overbrenger van een virus noem je een vector. Dit kan een luis, een schimmel of een aaltje zijn.
De virussen die bladluizen overbrengen, worden verdeeld in twee hoofdgroepen: • persistente virussen; • niet-persistente virussen. Persistent overgebrachte virussen worden opgenomen in het lichaam van het insect, voordat ze worden afgegeven. Dit betekent dat het enige tijd duurt voordat het insect het kan afgeven. Dit wordt de latente periode genoemd. Niet-persistente virussen kunnen via de buitenkant van monddelen van het insect worden verspreid. Een insect kan deze virussen direct na het aanprikken van een viruszieke plant overbrengen op een gezonde plant.
De Rembrandt-tulp is een tulp die zwaar is aangetast door het mozaïekvirus. De vertegenwoordiger van de plantparasitaire virussen is het mozaïekvirus.
Mozaïekvirus (voorafgegaan door een gewasnaam, bijvoorbeeld tabaksmozaïekvirus, bonenmozaïek) •
Herkenning
•
Het mozaïekvirus kun je herkennen aan bontheid van het blad, de bloem en soms de stengel. Op het blad zie je scherpbegrensde, hoekige vlakjes of afgeronde vlakjes en soms vlakjes in mooie patronen. De vlakjes zijn lichter of donkerder van kleur tegen het gezonde bladdeel. Toont het virus zich in de bloem, dan zie je bij een ernstige aantasting prachtige vlammen op de bloemdekbladeren. Op de stengel is een onderbreking van de kleur te zien. Bij ongeslachtelijk vermeerderde gewassen kun je op een heel andere manier het virus opmerken. De opbrengst per groeiseizoen wordt steeds minder. Bij de oogst merk je dat je planten minder zijn gegroeid. Schade
•
Door mozaïekvirus aangetaste planten zijn minder waard. Zit er een te hoog percentage virus in een partij, dan wordt deze afgekeurd en mag niet meer worden verkocht als uitgangsmateriaal. Oogstderving is ook een belangrijke schadepost bij een virusaantasting. Bestrijding Het bestrijden van een virus is heel moeilijk. Je zult het moeten hebben van het voorkomen van een aantasting. Dit voorkomen bestaat uit twee delen: Zorg als eerste dat er geen virus is om te verspreiden. – Je uitgangsmateriaal moet zo mogelijk virusvrij of virusarm zijn. Dit betekent dat je meer moet investeren in je plantmateriaal. Eigen opkweek selecteer je meer en aankoop wordt duurder. – Selecteer gedurende de teelt voortdurend op de aanwezigheid van virus. Verwijder aangetaste planten. Zorg vervolgens dat de verspreiders van het virus geen kans krijgen. – Probeer je partij zover mogelijk bij andere (virusbesmette) partijen vandaan te zetten. – Weer luizen met gaasdoek en luisvrije tunnels. Zeker wanneer het om uitgangsmateriaal gaat. – Spuit minerale olie ter voorkoming van het besmetten van gezonde planten. – Voer chemische luisbestrijdingen uit wanneer je luizen constateert.
Het bestrijden van de virusdeeltjes zelf met behoud van je planten is niet mogelijk. Je kunt niet tegen virus spuiten, koken, ontsmetten, roken, enzovoort. Je moet dus al je energie in het voorkomen steken. Doe je dit, dan is een zeer virusarme teelt mogelijk.
Vragen Welke hoofdgroepen van parasitaire afwijkingen ken je? Bladluizen herken je vaak aan de roetdauwschimmel. Hoe verklaar je dit? Wat is een groot nadeel van bacterieziekten? Hoe kun je virussen bestrijden?