blok 4
32
C
1
les 1 en 2
Hoeveel heb je nodig van elk gewicht? Kijk goed naar het voorbeeld. Je weegt: 160 gram
/
/
/
130 gram 180 gram 230 gram 270 gram
C
2
Weet je nog? 1 kg = 1000 g.
Vul aan tot 1 kg. a 900 g + 100 g
C
3
c 250 g +
g
g
400 g +
g
750 g +
g
700 g +
g
300 g +
g
350 g +
g
600 g +
g
200 g +
g
650 g +
g Goed onthouden: 1 liter = 1000 ml 1 liter = 100 cl.
Hoeveel cl? Vul de goede hoeveelheden in. b
1 liter
c
500 ml cl
4
g
800 g +
a
C
b 500 g +
d
750 ml cl
e
halve liter
75 cl
330 ml
cl Weet je nog? 1 l = 100 cl.
Vul aan tot 1 l. a 90 cl +
cl
b 25 cl +
cl
80 cl +
cl
35 cl +
cl
70 cl +
cl
45 cl +
cl
60 cl +
cl
55 cl +
cl
cl
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
cl
33 5 CD
Tel met sprongen van 5. a Tel verder. 50
55
60
210
215
220
b Tel terug.
6 CD
95
90
85
290
285
280
Maak de getallen op de goede plek vast aan de lijn. Let op! De lijnen zijn niet hetzelfde. a
203
208
200 b
205 205
30
8 CD
230
225
Maak de getallenmuurtjes. a
20
Maak de sommen. a 19 + 10 = 29
40
216
219
210
215
200
7 CD
210
217
215
255
265
250
220 280
295
275
b
300
c
21
b 164 + 10 = 174
30
18
c 45 – 10 = 35
26
10
32
d 165 – 10 = 155
32 + 30 =
138 + 20 =
35 – 20 =
142 – 20 =
48 + 40 =
145 + 30 =
86 – 30 =
178 – 30 =
57 + 30 =
113 + 70 =
72 – 40 =
183 – 20 =
C
34 1
blok 4
les 3 en 4
Teken en kleur. De omtrek van het paarse hokje is 4. a Teken een vierkant dat 4 keer zo groot is als het paarse hokje. Kleur het vierkant rood. Schrijf de omtrek eronder. b Teken een vierkant dat 9 keer zo groot is als het paarse hokje. Kleur het vierkant blauw. Schrijf de omtrek eronder. c Teken een vierkant dat 16 keer zo groot is als het paarse hokje. Kleur het vierkant geel. Schrijf de omtrek eronder.
C
4
2
Teken en kleur. De omtrek van het paarse hokje is 4. a Teken een rechthoek van 3 × 2. Kleur de rechthoek rood en schrijf de omtrek eronder. b Teken een rechthoek van 6 × 1. Kleur de rechthoek blauw en schrijf de omtrek eronder. c Teken een figuur van 9 hokjes. Maak de omtrek zo klein mogelijk. Kleur de figuur groen en schrijf de omtrek eronder. d Teken nog een figuur van 9 hokjes. Maak nu de omtrek zo groot mogelijk. Kleur de figuur geel. Schrijf de omtrek eronder.
4
35 3 CD
10 kaartjes graag!
Hoeveel kosten de kaartjes? Reken uit en vul in.
aantal kaartjes prijs
1
2
€5
€ 10
4 €
5 €
8 €
10 €
15 €
20 €
10 kaartjes kosten €
4 CD
Hoeveel kosten de kaartjes? Reken uit en vul in. toegangsprijs € 4 aantal kaartjes prijs
1
2
€4
€8
3 €
4 €
5 €
10 €
20 €
20 kaartjes kosten €
5 CD
6 CD
Maak de sommen. Kijk en vergelijk. a 80 + 10 =
b 82 + 10 =
c 82 + 15 =
60 + 20 =
64 + 20 =
64 + 24 =
50 + 30 =
56 + 30 =
56 + 32 =
70 + 20 =
75 + 20 =
77 + 21 =
Hoeveel geld is het samen? a Samen
cent.
b Samen
cent.
c Samen
cent.
blok 4
36
C
1
les 5 herhalen
Hoeveel heb je nodig van elk gewicht? Kijk goed naar het voorbeeld. Je weegt: 140 gram
/
//
170 gram 190 gram
C
210 gram
2
Hoeveel is het samen? Reken uit en vul in. a
gewicht
1
/
gram
2
/
gram
2
1
gram
3
1
/
C
3
/
/
//
/
20 cl 10 cl
110 gram
/ //
b
/
Teken de figuur. a Teken een figuur van 16 hokjes. Maak de omtrek zo klein mogelijk. Schrijf de omtrek erin. b Hoe heet zo’n figuur? c Teken nog een figuur van 16 hokjes. Maak nu de omtrek zo groot mogelijk. Schrijf de omtrek erin. 4
1
5 cl
inhoud
1
35 cl
2
cl
1
cl cl
les 5 oefenen 4 CD
5 CD
blok 4
37
Maak de sommen. a 27 + 20 =
b 255 + 10 =
c 57 – 10 =
d 157 – 10 =
45 + 40 =
122 + 50 =
93 – 20 =
184 – 30 =
24 + 60 =
136 + 40 =
81 – 70 =
192 – 70 =
36 + 30 =
142 + 20 =
72 – 30 =
163 – 50 =
Reken uit op je eigen manier. Zo snel mogelijk. a 9+1=
b 8+2=
c 5+5=
d 7+3=
9+3=
8+3=
5+6=
7+5=
Let op: nu eraf.
6 CD
e 12 – 2 =
f 14 – 4 =
g 16 – 6 =
h 18 – 8 =
12 – 3 =
14 – 5 =
16 – 7 =
18 – 9 =
Zet de goede getallen in de hokjes. a
100
110
120
130
140
150
160
b
100
7 CD
110
Tel met sprongen van 5. a Tel verder. 105
110
115
185
190
195
b Tel terug. 175
170
165
240
235
230
120
130
140
150
160
38
C
1
blok 4
les 6 en 7
Heeft Alwin genoeg geld? Alwin heeft geld op de bank en geld in zijn portemonnee. Afschrift spaarrekening Tegoed:
€ 229
€ 138
€ 110
Alwin denkt dat hij genoeg geld heeft gespaard. Zijn zusje Saron denkt van niet. Wie heeft gelijk? Zet een streep onder de goede naam
Saron rekent zo: 110 + 138 = 110 + 100 = 210 210 + 38 = 248
Alwin / Saron heeft gelijk.
C
2
Heeft Rosa genoeg geld? Reken uit.
€ 156
a Rosa heeft € Zet een streep onder het goede antwoord. b Rosa heeft wel / niet genoeg geld om de skates te kopen.
C
3
Vul de tabellen in. a + 100 10 6
C
100
4
200
b
+
100
50
100
200
200
300
300
10
c
+
100 120 125
100
250
110
230
120
Maak de sommen. a 120 + 143 = 263 130 + 117 =
b 130 + 126 =
c 150 + 125 =
140 + 132 =
170 + 117 =
39 5 CD
Maak de puzzel. De paarse vakjes blijven leeg. verticaal (van boven naar beneden) a 100 + 23 b 3×7 c 3×5 e 95 + 10 f 4×2
horizontaal (van links naar rechts) a 100 + 21 c 2–1 d 7×3 e 5×3 f 100 – 20 g 3×3 h 8×7
6 CD
a d
1
b
2
c
1 e f
g
h
Hoeveel knikkers heeft Lex? Lex heeft 6 knikkers. Hij wint 7 knikkers. Hij rekent zo: 6 + 4 = 10
Dus 6 + 7 = 6 + 4 +3 = 10 + 3 = 13
Reken nu op je eigen manier:
7 CD
a 5+7=
b 7+5=
c 5+9=
d 7+9=
5+8=
8+5=
6+9=
9+7=
5+6=
8+7=
7+8=
9+8=
7+6=
6+5=
6+7=
8+9=
a 104 = 100 +
8 CD
110 = 100 + 10 116 = 100 + 10 + 6 103 = 100 + 3 123 = 100 + 20 + 3
Splits de getallen. Kijk goed naar het voorbeeld.
4
b 118 =
100 + 10 +
c 138 = 100 +
106 =
111 =
150 =
110 =
115 =
172 =
102 =
127 =
143 =
Schrijf de getallen in de goede vakjes. a
100
110
120
130
140
150
160
170
180
190
200
100
110
120
130
140
150
160
170
180
190
200
b
C
40 1
les 8 en 9
blok 4
Hoeveel koeken zijn het? David rekent zo: 4 × 12 = 4 × 10 + 4 × 2 = 40 × 8 = 48
C
Hoe reken jij? Schrijf het op het kladblaadje.
2
Schrijf de som op. a Hoeveel blikjes zijn er?
b Hoeveel beschuiten zijn er?
C
Er zijn 2 × 12 =
3
×
+
+
=
4
3 9
13
Er zijn
×
=
×
+
+
=
blikjes.
Maak de sommen. Kijk goed naar het voorbeeld. a b × 1 3 × 3
C
×
13
1
=
Er zijn
=
×
× 3
6
1
× +
+
beschuiten.
c
4
2
Kleur het goede antwoord. a 3 × 12 = 3 × 10 + 3 × 2 = 30 + 5
×
c Hoeveel koeken zijn er?
2
d
×
=
×
= = koeken.
1
1
4
7
b 4 × 13 = 4 × 10 + 4 × 3 = 40 + 10 12 13
2 × 14 = 2 × 10 + 2 × 4 = 10 20 30 + 8
3 × 16 = 3 × 10 + 3 × 6 = 20 30 40 + 18
3 × 15 = 3 × 10 + 3 × 5 = 30 + 14 15 16
4 × 15 = 4 × 10 + 4 × 5 = 40 + 20 30 40
3 × 14 = 3 × 10 + 3 × 4 = 30 40 42 + 12
2 × 19 = 2 × 10 + 2 × 9 = 20 30 40 + 18
41 5 CD
Schrijf de goede getallen in de vakjes. a
200
210
220
230
240
250
260
270
280
290
300
200
210
220
230
240
250
260
270
280
290
300
b
6 CD
Reken uit op je eigen manier. Jeroen heeft € 13. Hij koopt een boek voor € 6.
13 – 6 =
3
7 CD
€
b 13 – 5 =
c 16 – 8 =
d 13 – 4 =
11 – 4 =
11 – 7 =
14 – 5 =
17 – 9 =
11 – 5 =
12 – 5 =
15 – 7 =
16 – 7 =
11 – 6 =
13 – 7 =
17 – 8 =
15 – 8 =
Reken uit en vul in. a 100
10
b
c +
1
100
30
+
6
100
200 110 101
100
100
20
120
40
50
3
7
2
Maak de getallenmuurtjes. a
2
1
6
over.
3
a 11 – 3 =
+
8 CD
Jeroen heeft nog
Jeroen rekent zo: Ik splits het getal 6. 13 – 6 = 13 – 3 – 3 = 10 – 3 = 7
b
100
40
4
c
20
10
60
40
20
80
42
C
1
les 10 herhalen
blok 4
Reken uit. Gebruik het kladblaadje. a Hoeveel kilometer heeft Omars vader gereden? Vandaag reed hij 136 km en gisteren 140 km. De vader van Omar reed in twee dagen
km.
b Hoeveel moet Laura betalen? Laura koopt een dvd-speler voor € 150 en een tv voor € 138. Laura betaalt €
C
C
2
3
.
140 + 137 = 140 + 100 = 240 240 + 37 = 277
Maak de sommen. a 140 + 137 =
b 140 + 146 =
c 170 + 123 =
150 + 128 =
180 + 118 =
130 + 134 =
140 + 128 =
120 + 152 =
160 + 101 =
Schrijf de som op. a Hoeveel blikjes zijn er?
b Hoeveel lolly’s zijn er?
c Hoeveel bonbons zijn er?
Er zijn 5 ×
Er zijn
Er zijn
×
=
+ +
× =
= blikjes.
×
× ×
=
+ =
× lolly’s.
+
× + =
= ×
= bonbons.
C
les 10 oefenen 4
Kleur het goede antwoord. a 4 × 12 = 4 x 10 + 4 × 2 = 40 + 6
8
b 2 × 14 = 2 x 10 + 2 × 4 = 20 + 6
9
3 × 15 = 3 x 10 + 3 × 5 = 10 20 30 + 15
5 CD
6 CD
7
43
8
4 × 13 = 4 x 10 + 4 × 3 = 4 40 12 + 12
Maak de sommen. Reken handig. a 6+6=
b 8+8=
c 8+8=
7+6=
8+7=
8+9=
9+ 8=
7+7=
9+7=
7+9=
10 + 8 =
6+8=
9+6=
6+9=
8 + 10 =
Maak de getallenmuurtjes. a
3
7 CD
blok 4
4
b
5
d
9+ 9=
c
30
40
50
100
20
5
Schrijf de goede getallen in de vakjes. a
200
210
220
230
240
250
260
270
280
290
300
b
200
8 CD
210
220
230
Welk getal hoort in het midden? a b 99 101
240
250
260
270
280
290
c 200
202
298
300
98
100
178
180
224
226
59
61
143
145
297
299
89
91
181
183
289
291
300
C
44 1
blok 4
les 11 en 12
Hoeveel euro houdt Joost over? Joost heeft € 156. Hij koopt een mp3-speler. Joost rekent uit:
C
Joost rekent zo: 156 – 114 = 100 – 100 = 0 50 – 10 = 40 6– 4= 2 0 + 40 + 2 = 42
2
156 – 114 = Joost houdt €
C
3
4
over.
Hoeveel euro houdt Mara over? Mara heeft € 235. Zij koopt een dvd-speler. Mara rekent zo: 235 – 120 = 200 – 100 = 100 30 – 20 = 10 5– 0= 5 100 + 10 + 5 = 115
C
€ 114
€ 120
Mara rekent uit: 235 – 120 = Mara houdt €
over.
Maak de sommen. a 300 – 200 =
b 310 – 200 =
c 125 – 105 =
200 – 100 =
210 – 100 =
125 – 110 =
300 – 100 =
244 – 110 =
245 – 132 =
250 – 120 =
168 – 150 =
287 – 164 =
Kleur het goede antwoord.
100
110
b 222 – 112 = 100 110 120
130 – 15 = 105 110 115
256 – 50 = 205 206 207
145 – 20 = 125 135 145
244 – 111 = 123 130 133
168 – 18 = 140 150 160
300 – 280 = 120 20 180
a 120 – 20 = 90
45 5 CD
Hoeveel km fietst Lex? Lex fietst 6 km en daarna nog 9 km.
Hij heeft in totaal
Lex rekent zo: Ik splits het getal 9. 6 + 9 = 6 + 4 + 5 = 15
6+9=
km gefietst.
4 5
6 CD
7 CD
8 CD
a 2+9=
b 14 + 9 =
c 16 + 9 =
d 38 + 9 =
5+9=
17 + 9 =
23 + 9 =
59 + 9 =
3+9=
16 + 8 =
39 + 9 =
47 + 8 =
5+8=
14 + 8 =
45 + 7 =
69 + 7 =
Reken uit en vul in. a ×
2
3
6
3
c
b 4
×
3
5
7
×
4
1
4
5
2
5
6
3
Splits de getallen. a 207 = 200 + 7
b 211 = 200 + 10 +
7
8
9
c 257 = 200 +
203 =
214 =
282 =
201 =
225 =
266 =
206 =
237 =
279 =
+
Schrijf de goede getallen in de vakjes. a
70
80
90
100
110
120
130
140
150
160
170
b
170
180
190
200
210
220
230
240
250
260
270
blok 4
46
C
1
Hoeveel geld ligt er? Schrijf de som op. a
b
c
d
Hier ligt 6 x 1
Hier ligt 6 x 10
Hier ligt 4 x 2
Hier ligt 4 x
= 6 cent.
= 60 cent.
=
=
e
f
g
h
Hier ligt
Hier ligt
Hier ligt
Hier ligt
=
C
2
cent.
3
=
cent.
cent.
=
cent.
cent.
=
cent.
Maak de sommen. Kijk en vergelijk.
18
b 5× 4=
c 4× 3=
d 6× 2=
3 × 60 = 180
5 × 40 =
4 × 30 =
6 × 20 =
a 3× 6=
C
les 13 en 14
Maak de sommen. Vul in. a getal 2
b
×4
8
getal
3
20
4
40
6
60
9
90
30
5
50
7
70
8
80
C
×7
4
Waar komt hetzelfde uit? Geef die sommen dezelfde kleur. 4 x 20
6 x 40 2 x 60
8 x 20 3 x 80
2 x 40 1 x 80
4 x 60 4 x 40
4 x 30
47 5 CD
Hoeveel geld heeft Femke nu? Ik had € 240. Ik kreeg er van oma € 17 bij.
Femke rekent zo: 240 + 17 = 240 + 10 + 7 = 250 + 7 = 10 7 Femke heeft nu €
6 CD
.
Maak de sommen. Reken net zoals Femke. 240 + 17 = 240 + 10 + 7 = 250 + 17 = 10 7 a 120 + 16 =
7 CD
8 CD
136
b 160 + 28 =
c 170 + 19 =
d 150 + 36 =
220 + 16 =
260 + 38 =
270 + 29 =
250 + 36 =
220 + 46 =
210 + 57 =
230 + 46 =
240 + 45 =
220 + 36 =
230 + 36 =
250 + 46 =
140 + 55 =
Maak de sommen. Reken handig. a 11 – 9 =
b 15 – 9 =
c 23 – 9 =
d 47 – 8 =
14 – 9 =
16 – 9 =
47 – 9 =
62 – 7 =
15 – 8 =
13 – 8 =
36 – 7 =
58 – 9 =
11 – 8 =
12 – 8 =
58 – 8 =
34 – 9 =
Waar horen de getallen? Maak de getallen vast op de goede plek op de getallenlijn. a 255
250
265
260
275
270
285
280
295
290
305
300
315
310
325
320
335
330
345
340
350
b 249
250
272
260
270
293
280
290
302
300
310
327
320
330
348
340
350
blok 4
48
C
1
les 15 herhalen
Maak de sommen. Laura heeft € 187. Ze koopt deze dvd-speler. Welke som maakt Laura?
187 – 135 = 100 – 100 = 0 80 – 30 = 50 7– 5=2
C
C
2
C
3
4
Laura rekent uit: =
0 + 50 + 2 = 52
Maak de sommen. Gebruik een kladblaadje. 145 – 123 =
€ 135
Laura rekent zo:
157 – 116 =
Laura houdt €
168 – 154 =
over.
134 – 114 =
Kleur het goede antwoord. a 150 – 40 = 100
110
120
b 289 – 138 = 150
151
152
158 – 38 = 100
110
120
268 – 118 = 150
151
152
167 – 67 = 100
110
120
273 – 121 = 150
151
152
145 – 30 = 100
110
115
284 – 134 = 150
151
152
Ik denk aan 3 × 7 = 21, dus 3 × 70 = 210
Maak de sommen. a 3 × 70 =
b 6 × 40 =
c 6 × 30 =
d 9 × 20 =
5 × 40 =
8 × 30 =
3 × 40 =
3 × 90 =
4 × 50 =
7 × 20 =
5 × 70 =
4 × 60 =
6 × 20 =
9 × 30 =
4 × 80 =
5 × 60 =
Hoeveel geld ligt er? Schrijf de som op. a
b
c
d
Hier ligt 8 ×
Hier ligt 4 ×
Hier ligt
Hier ligt
=
=
=
cent.
cent.
cent.
=
cent.
les 15 oefenen 5 CD
blok 4
Maak de sommen. a Erbij.
13
6+9=
2+9=
7+9=
6+8=
9+3=
9+7=
13 – 10 =
11 – 9 =
14 – 9 =
17 – 9 =
13 – 9 =
17 – 9 =
14 – 8 =
17 – 8 =
b 140 + 35 =
c 150 + 25 =
d 180 + 20 =
240 + 28 =
210 + 47 =
270 + 9 =
230 + 22 =
250 + 34 =
280 + 15 =
250 + 41 =
220 + 68 =
230 + 42 =
240 + 38 =
220 + 48 =
210 + 37 =
3 + 10 = 3+ 9= b Eraf.
6 CD
Maak de sommen. a 130 + 27 =
7 CD
157
Maak de getallenmuurtjes. a
b 3
8 CD
5
30
50
80
60
100
50
Waar horen de getallen? Maak de getallen vast op de goede plek op de getallenlijn. 257
250
9 CD
8
c
267
260
277
270
287
280
297
290
307
300
317
310
327
320
337
330
Tel met sprongen van 20. a Tel verder. 10
30
190
5
25
185
b Tel terug. 195
175
15
200
180
20
347
340
350
49
blok 4
50
C
1
Schrijf de getallen met een € -teken. a 200 cent
C
2
3
€ 2,00
b 150 cent
€ 1,50
c 400 cent
300 cent
250 cent
600 cent
500 cent
350 cent
550 cent
700 cent
450 cent
750 cent
Alles wordt goedkoper. a 50 cent goedkoper
b 50 cent goedkoper
c € 2 goedkoper
€ 3,00
€ 3,50
€ 2,50
€ 5,00
€ 4,50
€ 3,50
€ 7,00
€ 6,50
€ 4,50
€ 10,00
€ 9,50
€ 1,50
C
les 16 en 17
€ 1,00
Wat krijg je terug? Vul in.
C
Je betaalt met:
4
a
Het kost 50 cent.
b
Het kost 10 cent.
c
Het kost € 1.
d
Het kost 30 cent.
€ 0,50
€ 9,70
Zet de bedragen op volgorde. a Van klein naar groot. € 3,50
€ 4,00
€ 2,50
€ 6,50
€ 1,00
€ 7,50
€ 4,50
€ 10,00
€ 7,50
€ 5,00
b Van groot naar klein. € 8,00
€ 7,00
€ 10,00
51 5 CD
Eline heeft 18 km gefietst. Ze fietst nog 3 km verder. 18 + 3 =
7 CD
8 CD
km gefietst.
2 1
Reken uit op je eigen manier.
6 CD
Ze heeft in totaal
Eline rekent zo: Ik splits het getal 3. 18 + 3 = 20 + 1 = 21
a 19 + 2 =
b 26 + 5 =
c 46 + 5 =
d 38 + 9 =
18 + 3 =
37 + 4 =
57 + 4 =
29 + 8 =
17 + 5 =
45 + 7 =
25 + 8 =
65 + 9 =
16 + 8 =
26 + 9 =
37 + 7 =
47 + 9 =
13 + 8 =
14 + 7 =
15 + 5 =
17 + 5 =
14 + 8 =
14 + 8 =
15 + 7 =
b Eraf. 23 – 3 =
23 – 5 =
26 – 7 =
20 – 8 =
21 – 3 =
24 – 5 =
25 – 7 =
21 – 8 =
Maak de sommen. a Erbij. 17 + 4 =
Oefen met de tafels. Maak de sommen die je zo weet eerst en zet er een kruisje voor. Maak dan de andere sommen. a 3×4=
b 12 : 3 =
c 6×4=
d 24 : 6 =
6×3=
18 : 6 =
9×5=
45 : 9 =
8×7=
56 : 8 =
4×7=
28 : 4 =
5×9=
45 : 9 =
5×8=
40 : 5 =
Waar horen de getallen? Maak de getallen vast op de goede plek op de getallenlijn. a 2
12
0
15
10
24
36
39
20
30
40
b 20
0
120
150
100
240
200
360
300
390
400
C
52 1
blok 4
les 18 en 19
Hoeveel houden ze over? Marco en Dennis kopen een game.
€ 15
€ 100 € 90 € 80 € 70 € 60 € 50 € 40 € 30 € 20 € 10 0
€ 100 € 90 € 80 € 70 € 60 € 50 € 40 € 30 € 20 € 10 0
1
2
3
4
a Hoeveel zit in elke buis? Vul in: buis 1 €
, buis 2 €
, buis 3 €
, buis 4 €
.
, buis 4 €
.
b Hoeveel houden ze over van het geld in de buis?
C
Vul in: buis 1 €
2
3
, buis 3 €
Sparen in de eurobuis. In de eurobuis zitten euro’s. Links kun je zien hoeveel. € 100 € 90 € 80 € 70 € 60 € 50 € 40 € 30 € 20 € 10 0
C
, buis 2 €
a Op welke dag werd het meest gespaard? Hoeveel was dat? b Op welke dag werd het minst gespaard? Hoeveel was dat? c Hoeveel is er donderdag meer gespaard dan vrijdag? d Hoeveel is er dinsdag minder gespaard dan ma
di
wo
do
vr
za
Groep 5 spaart voor het schoolreisje. Vul de buis door te kleuren. Op maandag spaart de groep € 20. Op dinsdag € 30. Op woensdag € 10. Op donderdag € 40. Op vrijdag € 20. Op zaterdag spaart de groep niets.
donderdag? € 100 € 90 € 80 € 70 € 60 € 50 € 40 € 30 € 20 € 10 0
ma
di
wo
do
vr
za
53
C
4
Een warme dag in februari. Teken hoe hoog de temperatuur is.
16 14 12
De temperatuur is om: 8 uur 10 graden 10 uur 12 graden 12 uur 14 graden 2 uur 16 graden 4 uur 15 graden
5 CD
10 8 6 4 2 0
8 uur
10 uur
12 uur
2 uur
4 uur
Fatima heeft 22 koekjes gebakken. Ze eet er 3 op. Fatima rekent zo: Ik splits het getal 3. 22 – 3 = 22 – 2 – 1 = 20 – 1 = 19 2 1
22 – 3 =
Fatima heeft
koekjes over.
Reken uit:
6 CD
a 22 – 5 =
b 33 – 5 =
c 24 – 6 =
d 35 – 8 =
24 – 7 =
45 – 9 =
36 – 8 =
27 – 9 =
23 – 4 =
52 – 9 =
65 – 6 =
46 – 7 =
21 – 3 =
24 – 5 =
45 – 7 =
57 – 8 =
Er worden 3 konijnen verkocht. Vul in en reken uit. a Wat kosten die samen?
Dierenwinkel Babbel Prijslijst konijn €8 hamster € 6 cavia €4 muis €3
× € =€ b Er zat € 20 in de kassa. Hoeveel geld zit er nu in de kassa? €
7 CD
+ €
=€
Hoeveel geld zit er in de kassa? Reken uit en vul de tabel in. De winkelier verkoopt:
De winkelier krijgt:
Geld in de kassa: Samen in de kassa:
5 konijnen
5 × € 8 = € 40
€ 20
7 hamsters
7×€6=€
€ 40
9 muizen
9×€3=€
€ 60
4 cavia’s
4×€4=€
€ 40
7 muizen
7×€3=€
€ 70
€ 40 + € 20 = € 60
blok 4
54
C
1
les 20 herhalen
Alles wordt goedkoper. a € 50 cent goedkoper
b € 2 goedkoper
c € 5 goedkoper
€ 3,50
€ 6,50
€ 5,50
€ 5,00
€ 7,50
€ 6,50
€ 7,50
€ 9,50
€ 9,50
€ 10,00
€ 10,50
C
€ 2,50
2
€ 2,00
Wat krijg je terug?
C
Je betaalt met:
3
a
Het kost 20 cent.
b
Het kost 90 cent.
€ 0,80
Hoeveel houden ze over? Abel en Mees kopen deze doos lego.
€ 24
€ 100 € 90 € 80 € 70 € 60 € 50 € 40 € 30 € 20 € 10 0
a Hoeveel zit in elke buis? Vul in: buis 1 €
, buis 2 €
1
2
3
, buis 3 €
4 , buis 4 €
.
, buis 4 €
.
b Hoeveel houden ze over van het geld in de buis?
C
Vul in: buis 1 €
4
, buis 2 €
Groep 6 spaart voor het schoolreisje. Op maandag spaart de groep € 30. Op dinsdag € 40. Op woensdag € 20. Op donderdag € 70. Op vrijdag € 30. Op zaterdag spaart de groep niets.
, buis 3 €
€ 100 € 90 € 80 € 70 € 60 € 50 € 40 € 30 € 20 € 10 0
ma
di
wo
do
vr
za
les 20 oefenen 5 CD
6 CD
Hoe laat is het? a
b
Teken de wijzers in de klokken. a b
4 uur
7 CD
8 CD
blok 4
c
d
e
c
d
e
half 9
kwart over 7
kwart voor 3
10 over 10
Wat verdient de eigenaar van de dierenwinkel? Reken uit en vul de tabel in. De eigenaar verkoopt:
De eigenaar krijgt:
Geld in de kassa:
Samen in de kassa:
8 konijnen
8 × € 8 = € 64
€ 20
€ 64 + € 20 = € 84
4 hamsters
4×€6=€
€ 30
6 muizen
6×€3=€
€ 60
7 cavia’s
7×€4=€
€ 70
7 muizen
7×€8=€
€ 30
Zet de goede getallen in de vakjes.
400
410
420
430
440
450
460
470
480
490
500
55
blok 4
56
C
1
les 21 en 22
Hoeveel betaalt ieder van de rekening? Schrijf eerst de som op. a b
Reke3n6i,-ng €
c
Reke4n0i,-ng € Reke1n8i,-ng € De som is: 18 : 3 =
6
C
Ieder betaalt €
2
36 : 4 = 9
De som is: .
Ieder betaalt €
Wat kost ieder snoepje? Schrijf eerst de som op. a
40 : 5 = 8
De som is: .
b
Ieder betaalt €
.
c
49 cent
54 cent 56 cent De som is: 54 : 6 =
C
1 snoepje kost
3
De som is: cent.
De som is:
1 snoepje kost
Welke sommen horen erbij? Vul in. a b 12 12
c
cent.
1 snoepje kost
d
15
cent.
35
6 6 12 = 2 × 6
12 = 4 ×
15 = 3 ×
12 : 2 = 6
12 : 4 =
15 :
e
f
27
27 = 3 × 27 :
32
32 = 4 × =
32 :
g
= 40
40 = 5 × =
35 = 5 ×
40 :
35 :
=
h
42
42 = 6 × =
42 :
=
57 4 CD
Reken uit en vul in. a × 2 2
5 CD
b
:
4
d
3
:
3
3
6
10
5
9
10
20
10
30
12
26
13
33
16
30
15
39
3
Maak de sommen. Kijk en vergelijk. b 350 + 50 =
c 200 + 200 =
390 + 10 =
340 + 50 =
100 + 250 =
380 + 20 =
338 + 50 =
200 + 140 =
381 + 19 =
327 + 50 =
300 + 62 =
Maak de sommen. Hoeveel km rijden ze? dag
Lieke
Abel
maandag
100 km
110 km
dinsdag
80 km
90 km
woensdag
90 km
70 km
Zo heb ik gerekend: 100 + 80 + 90 =
a Hoeveel kilometer rijdt Lieke in drie dagen? De som is: 100 + Lieke rijdt
7 CD
×
6
a 399 + 1 = 400
6 CD
c
2
+
km.
=
b Hoeveel kilometer rijdt Abel in drie dagen? .
De som is: Abel rijdt
= km.
Hoeveel geld heeft Saron? Saron had € 16. Zij krijgt er € 7 bij. Saron rekent zo: Ik splits het getal 7. 16 + 7 = 16 + 4 + 3 = 4 3 20 + 3 = 23 Saron heeft nu €
16 + 7 =
.
Maak de sommen. a 16 + 6 =
b 16 + 5 =
27 + 6 =
17 + 5 =
c 17 + 8 =
d 18 + 8 =
26 + 7 =
28 + 9 =
.
C
58 1
blok 4
les 23 en 24
Hoeveel km fietst de familie De Groot? De familie De Groot maakt een fietstocht door de provincie Noord-Holland. Ze doen er 2 dagen over.
Den Helder
51 km 32 km
51
a Hoeveel kilometer is het van Den Helder naar Enkhuizen?
C
2
km
c Hoeveel kilometer is het van Alkmaar naar Den Helder?
km +
d Hoeveel kilometer hebben ze gefietst als ze na 2 dagen terug zijn in Den Helder?
km gefietst.
Hoeveel kost de overnachting? Reken uit en vul in.
Camping Enkhuizer Zand
tarieven per nacht
volwassenen (per persoon) kinderen t/m 12 jaar (per kind) tent caravan auto
a Hoeveel kost de overnachting voor vader en moeder? b Hoeveel kost de overnachting voor Marco en Tessa?
3
km
b Hoeveel kilometer is het van Enkhuizen naar Alkmaar?
De familie De Groot maakt een fietstocht door de provincie Noord-Holland. Ze doen er 2 dagen over. Het gezin bestaat uit vader, moeder, Marco (10 jaar) en Tessa (12 jaar).
C
Enkhuizen
36 km
Alkmaar
2×
€ € € € €
6 4 8 12 3
= € = €
c Hoeveel kost de tent?
€
d Hoeveel kost de overnachting in totaal?
€
Reken uit. a 110 + 30 + 60 =
b 120 + 30 + 50 =
c 150 + 20 + 30 =
240 + 10 + 30 =
220 + 20 + 30 =
260 + 20 + 30 =
+
C
59 4
Hoeveel kinderen in elke groep? Vul het goede aantal kinderen in. a
30 25 20
kinderen
15 10 5 0 groep 1
2
3
5
4
6
7
8
b Hoeveel kinderen zitten er samen in groep 1, 2 en 3?
5 CD
6 CD
20
groep 1
35
Hoeveel zakken kun je vullen? Schrijf de som op. a In elke zak gaan 4 krentenbollen.
groep 2
kinderen
groep 3
kinderen
groep 4
kinderen
groep 5
kinderen
groep 6
kinderen
groep 7
kinderen
groep 8
kinderen
Samen
kinderen.
b In elke zak gaan 6 krentenbollen.
bollen
de som is
zakken
bollen
de som is
8
8:4
2
12
12 : 6
12
24
24
42
40
66
Hoeveel knikkers houdt Emma over? Emma heeft 22 knikkers. Ze verliest er 7. Emma rekent zo: Ik splits het getal 7. 22 – 7 = 22 – 2 – 5 = 2 5 20 – 5 = 15
Ze heeft nog
22 – 7 =
knikkers over.
kinderen
zakken
Reken uit: a 22 – 6 =
b 24 – 7 =
32 – 5 =
54 – 6 =
c 24 – 8 =
d 26 – 7 =
36 – 8 =
46 – 9 =
blok 4
C
60 1
les 25 herhalen
Wat kost ieder snoepje? Schrijf de som op. a
b
c
63 cent
45 cent De som is: 45 : 5 = 9
C
1 snoepje kost
2
48 cent De som is:
cent.
De som is:
1 snoepje kost
Welke deelsommen horen erbij? Schrijf de som op. a
cent.
1 snoepje kost
cent.
b
Totaalen 30 fl
Totaal 40 mensen
De som is: 30 : 6 =
De som is:
c
d
luc
ife
rs
32
Ik spaar elke maand € 4
€ 40
C
De som is:
3
De som is:
Hoeveel kost de overnachting? Reken uit en vul in. De familie De Klein overnacht 1 nacht op de camping met een auto en een caravan. Het gezin bestaat uit vader, moeder, Pablo (13 jaar) en Kelly (15 jaar). 4 personen:
4×
De caravan
Camping Enkhuizer Zand
tarieven per nacht
volwassenen (per persoon) kinderen t/m 12 jaar (per kind) tent caravan auto
= € = €
De auto
€
In totaal kost de overnachting
€
+
€ € € € €
5 4 5 10 2
les 25 oefenen
C
4
Hoeveel kinderen in elke groep? a
groep 1
35
20
kinderen
groep 2
kinderen
groep 3
kinderen
groep 4
kinderen
groep 5
kinderen
groep 6
kinderen
groep 7
kinderen
groep 8
kinderen
b Hoeveel kinderen zitten er in groep 1, 2 en 3 samen?
Samen
kinderen.
Hoeveel kinderen zitten er in groep 4, 5 en 6 samen?
Samen
kinderen.
30 25 20
kinderen
15 10 5 0 groep 1
5 CD
blok 4
2
3
4
5
6
7
8
Maak de sommen. a Erbij. 12 + 8 =
16 + 4 =
18 + 7 =
16 + 7 =
13 + 7 =
15 + 5 =
18 + 8 =
16 + 9 =
24 – 4 =
24 – 5 =
28 – 8 =
27 – 7 =
25 – 3 =
25 – 5 =
29 – 9 =
26 – 6 =
b Eraf.
6 CD
Bedenk zelf sommen bij de getallen. a
b
10
12
c
18
5+5 2×5 12 – 2 20 : 2 7 CD
Tel met sprongen. a Tel verder met sprongen van 30. 260
290
320
500
b Tel terug met sprongen van 30. 430
400
190
d
24
61
Alles telt
Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Auteurs: Els van den Bosch-Ploegh Brugt Krol Jeannette Nijs-van Noort Ad Plomp Wim Sweers Anne Coos Vuurmans Inhoudelijke redactie: Broodtekst redactie, Utrecht / Marieke van Osch Redactie: Fundamentaal, Culemborg Ontwerp: Criterium, Arnhem Opmaak: GrafiData, Deventer Vormgeving en beeldverwerving: LaVerbe, Nijmegen Illustraties: Anka Kresse - omslag LaVerbe - pagina 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27 ,28 ,29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61 Anjo Mutsaars - pagina 2, 4, 10, 14, 26, 32, 50 Fotografie: LaVerbe - pagina 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 20, 21, 22, 23, 28, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 42, 46, 47, 48, 50, 56, 58, 60 Ron Steemers - omslag Istockphoto- pagina 17, 22, 28, 40 ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Onderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 17 ISBN 978 90 06 63180 7 Tweede druk, vijfde oplage, 2012 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 De 2e editie van Alles telt is een volledige herziening van de 1e editie © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort De 1e editie van Alles telt is gebaseerd op Das Zahlenbuch © Ernst Klett Verlag GmbH, Stuttgart, Federal Republic of Germany Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
9 789006 632330