blok 4
2
C
C
1
2
les 1
Leg de figuren. Samen bespreken. a
b
c
d
Leg de figuren. Samen bespreken.
C
a
3
b
c
Leg nog meer figuren. Samen bespreken. a Maak een huis.
werkschrift
blz. 2
b Maak een boot.
maatschrift
c Bedenk zelf een figuur.
blz. 32 en 33
computer
les 2
C
1
Maak een pijl. Welke stukjes heb je nodig? Teken of plak de pijl in je schrift.
2
aa
2
1
Met 2 stukjes. b Met 4 stukjes. c Met 5 stukjes. d Met 6 stukjes.
b
C
blok 4
5 4
3 6
7
Maak deze figuren.
aa b
3 CD
Meer dan 30, minder dan 40, dus in de bak van Roel. Sommen sorteren. In welke bak hoort de som? Remie Roel 10 15 20
aa
4 CD
Leg de figuren na. b Plak de figuren op. c Voor welke figuur heb je de meeste lijm nodig?
30 35 40
50 + 40
b
Koen
Tako
Peter
50 55 60
70 75 80
90 95 100
c
45 + 50
15 + 15
bd
50 + 25
7+ 8
20 + 15
30 + 50
45 + 15
30 + 30
9+ 6
40 + 30
25 + 55
14 + 6
45 + 5
55 + 5
45 + 45
Bedenk eraf-sommen bij de bakken. Hoeveel sommen bedenk jij?
aa
bc
b 30
50 − 20 = 30
18
bd 24
49
22 − 4 = 18 werkschrift
blz. 2
computer
3
blok 4
4
C
1
les 3
Hoeveel kranten samen? Reken uit met de getallenlijn. Hoe reken jij?
25
38
Sanne 10
10
38
48
Jens 10
10
38
2
3
20
1 1 1 1 1
48
58
2
38
3
58 60
Reken uit. a 27 + 10 =
C
3
58 60
Levi
C
2
b 27 + 15 =
1 som op meer manieren. Hoe reken jij? 10
14
10
24
10
34
werkschrift
6
44
blz. 3
d 54 + 47 =
14 + 38 = 30
2
50
c 26 + 47 =
14
6
44
10
2
50
maatschrift
38
blz. 34 en 35
2 2
4850
computer
C
les 4 1
Reken uit op 2 manieren. Teken de getallenlijnen in je schrift.
aa
C
blok 4
2
a
3 CD
b 15 + 38 =
c 26 + 47 =
bd
45 + 56 =
Maak de sommen. Reken uit op je eigen manier. a 25 + 13 = b 47 + 17 = 25 + 15 = 56 + 28 = 46 + 14 = 37 + 39 = 35 + 37 = 66 + 25 =
c 36 + 37 = 26 + 46 = 57 + 18 = 19 + 54 =
bd
54 + 47 = 85 + 18 = 77 + 25 = 26 + 79 =
15 + 32 =
a
Maak de sommen. Erbij en eraf. a 25 + 8 = ab 33 − 8 = 16 + 9 = 25 − 9 =
4 CD
b
a
a
35 + 6 = 41 − 6 = 26 + 6 = 32 − 6 =
c 19 + 7 = 28 + 7 = 36 + 7 = 55 + 7 =
d 35 62 26 43
− − − −
7= 7= 7= 7=
be
62 − = 57 41 − = 27 − 7 = 56 − 38 = 47
Hoeveel? Reken handig. a Hoeveel glazen zitten er in de doos? b Hoeveel glazen passen er nog bij? c Stan zet zijn 6 glazen ook in de doos. Hoeveel glazen zitten er nu in de doos? d Teken de doos met 16 glazen. e Bedenk 3 sommen bij het plaatje. Weet je er nog meer?
werkschrift
blz. 3
computer
5
blok 4
6
C
1
les 6
Elke 5 minuten een bus. Samen bespreken. a
VERTREK 9.00
9.35
9.05
9.40
9.10
9.45
9.15
9.50
9.20
9.55
9.25
10.00
9 uur
C
9.30
2
b
c
d
5 over 9
10 over 9
h
i
5 over half 10
10 over half 10
e
f
kwart over 9 10 voor half 10 j
k
kwart voor 10
g
5 voor half 10
half 10
l
10 voor 10
m
5 voor 10
10 uur
Steeds 5 minuten later dan op de klok. Schrijf de tijden in je schrift. a
b
werkschrift
blz. 6
c
d
maatschrift
e
blz. 38 en 39
computer
C
les 7 1
Hoe laat is het?
aa
bg
C
blok 4
2
ab
c
d
e
f
Deze trein vertrekt om 3 uur. Dat duurt nog … minuten.
De pizza gaat nu in de oven. Hij is klaar over 20 minuten. Hoe laat is het dan?
aa
3 CD
ab
Kleren kopen. Hoe reken jij?
€ 21
c
d
€ 32
be
Mara Lisa
€ 49
€ 17
Julia
b
aa
Mara heeft meer geld dan Julia. Is dit waar of niet waar? b Samen hebben de meisjes € 200. Is dit waar of niet waar? c Julia koopt een broek en een rok en houdt € 31 over. Is dit waar of niet waar? d Wie kan alle kleren kopen? werkschrift
blz. 6
computer
7
blok 4
8
C
1
les 8
Hoeveel kinderen? Hoe tel jij?
Zeg 5 keer 2 Schrijf 5 × 2 a b c d
C
2
2
5 groepjes van 2 2 groepjes van 2 4 groepjes van 2 8 groepjes van 2
2
2 2
2
2
2
2
2 2
2
2
2
2
2
5
5
2
2
2
5
5
5
5
5
2
2
Hoeveel appels? Hoe tel jij? Zeg 10 keer 5 Schrijf 10 × 5
a b c d
Jaap heeft 10 zakken van 5 appels. Agnes heeft 2 zakken van 5 appels. Geert heeft 8 zakken van 5 appels. Marrie heeft 4 zakken van 5 appels. 0
C
3
Schrijf de tafel van 5 op.
C
4
Hoeveel eieren? Hoe tel je? a 10 dozen van 10 b 5 dozen van 10 c 4 dozen van 10 d 8 dozen van 10 werkschrift
blz. 7
5
5
5
5
5
5
5 5
5
5
5 5
5
50
Zeg 1 keer 10 Schrijf 1 × 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 10 maatschrift
blz. 40 en 41
computer
5
les 9
C
1
Hoeveel? a Hoeveel kinderen? … × … = …
C
2
a
Hoeveel eieren? a 1 × 10 = 10
C
3
a
Hoeveel volle glazen? a 1×5=… b 2×5=…
4 CD
b Hoeveel ballen? … × … = …
bd
c 7×… =…
3 × 10 = …
9×… =…
c 4 × …= …
bd
6 × …= …
c
5+ 6= 16 + 15 = 15 + 26 = 26 + 26 =
bd
27 + 64 = 47 + 47 = 38 + 35 = 36 + 48 =
c 15 + 15 = 15 + 16 = 28 + 28 = 18 + 19 =
bd
37 + 56 = 54 + 28 = 27 + 48 = 63 + 29 =
Maak de sommen. Je mag de getallenlijn gebruiken.
aa
5 CD
ab
blok 4
33 + 61 = 40 + 54 = 22 + 72 = 54 + 40 =
b 29 + 41 = 32 + 38 = 35 + 35 = 38 + 32 =
Maak de sommen. Hoe snel ben jij?
aa
5+5= 5+6= 8+8= 8+9=
ab
7+7= 8+7= 6+6= 6+7=
werkschrift
blz. 7
computer
9
blok 4
10
C
1
les 11
Hoeveel goedkoper?
€ 54
€ 39
5
Sanne
4
20
15
10
10
24
34
Levi
15
2
10
3
10
24
5
10
34
54
44
54
15
4
20
30
24
54
Reken uit. Laat zien op de getallenlijn. a 43 − 20 =
C
44
Jens
111111111
C
10
b 43 − 15 =
c 64 − 35 =
1 som op meer manieren. Hoe reken jij?
51 − 28 =
a
b
7
1
10
10
30 31
werkschrift
41
51
blz. 10
7
1
c
20
30 31
51
maatschrift
d 91 − 46 =
10
7
10
33
blz. 44 en 45
43
1
50 51
computer
C
les 12 1
C
a 2
C
a
3
blok 4
Reken uit op 2 manieren. Laat zien op de getallenlijn. a 54 − 23 = b 43 − 27 =
c 84 − 35 =
bd
92 − 39 =
Reken uit op je eigen manier. Je mag de som ook tekenen. a 34 − 23 = b 87 − 34 = 33 − 24 = 84 − 37 = 66 − 35 = 95 − 46 = 65 − 36 = 96 − 45 =
c 77 76 96 92
bd
54 95 62 83
− − − −
66 = 67 = 32 = 36 =
Hoeveel hartjes meer of hoeveel hartjes minder? Maak twee zinnen bij elke opgave. Rens
Mats
aa
23
Thomas
b
1
33
33 19
1
21
2
2
Anka
Julia Timo
Mike
c
bd
1
59
69
2
82
92
Tara
4 CD
38 = 59 = 26 = 38 =
1 Rens heeft 9 hartjes minder dan Mats. 2 Mats heeft 9 hartjes meer dan Rens.
14
Willem
− − − −
1 2
Amber
10 minuten later. Hoe laat is het over 10 minuten?
aa
b
c
werkschrift
d
blz. 10
be
computer
11
C
12 1
les 13
blok 4 Hoeveel?
Samen bespreken.
C
2
Teken zelf. Samen bespreken. Maak zelf een tekening met groepjes van 4.
C
3
De tafel van 4 leren en onthouden. Samen bespreken. Bij welke keersommen horen de kaartjes? 6 × 4 en dan 4 erbij.
8 × 4 = 32
10 × 4 en dan 4 eraf.
Ken ik al.
9 × 4 = 36
Het dubbele van 4 × 4.
5 × 4 = 20
2 × 4 en dan 4 erbij.
3 × 4 = 12
Het dubbele van 3 × 4.
2×4= 8
Ken ik ook al.
6 × 4 = 24
Het dubbele van 1 × 4.
4 × 4 = 16
Het dubbele van 2 × 4.
7 × 4 = 28
De helft van 10 × 4.
1×4= 4 10 × 4 = 40
werkschrift
blz. 11
maatschrift
blz. 46 en 47
computer
C
les 14 1
blok 4
Hoeveel dozen? Schrijf de keersommen op. 1 kar 1×4=4
C
a 3 karren
2
b 5 karren
2 zakken met 10 knikkers 10
b 7 zakken met 2 mandarijnen
10
c 6 zakken met 5 knikkers
bd
12 trossen met 4 bananen
Hoeveel geld? Hoe kun je wisselen in zo weinig mogelijk munten? a
4 CD
11 karren
Hoeveel? Schrijf de keersommen op.
aa
3 CD
bd
c 6 karren
b
Hoeveel moet erbij? a 17 c + … 29 c + … 38 c + … 22 c + …
c = 30 c c = 40 c c = 50 c c = 50 c
c
c betekent cent b 45 c + … 78 c + … 53 c + … 84 c + …
c=€1 c=€1 c=€1 c=€1
werkschrift
c 62 c + … 59 c + … 23 c + … 11 c + … blz. 11
c=€1 c=€1 c=€1 c=€1 computer
13
C
14 1
les 16
blok 4
Hoe kun je betalen? Hoeveel geld terug? € 23 € 29 �9
� 20 € 18
€ 34 € 49
C
€ 16
2
Wat kun je kopen? Hoeveel houd je over? Schrijf de som op in je schrift.
C
a voor € 20
3
b voor € 30
c voor € 60
d voor € 80
Wat kun je kopen? Koop 5 dingen. Je hebt € 100.
werkschrift
blz. 14
maatschrift
blz. 50 en 51
computer
C
les 17 1
Hoeveel euro? Wissel in op 2 manieren.
aa
C
2
3
Hoeveel cent? Reken uit met de tafels van 2, van 5 en van 10.
bc
b
Hoeveel krijg je terug? Reken op je eigen manier.
aa
4 CD
bc
b € 46, meer
aa
C
blok 4
ab
c
d
be
bf
Je moet betalen:
€ 25
€ 16
€ 49
€ 34
€ 56
€ 67
Je geeft:
€ 50
€ 50
€ 100
€ 100
€ 70
€ 200
…
…
…
…
…
…
Doe in elke doos 3 sommen. Schrijf de hele som op. Welke sommen houd jij over?
..... = ��
5+5
10 + 10
6+6
0 + 10
3×4
10 × 1
5×2
6× 2
12 × 1
2 × 10
4×4
10 × 2
4×3
5× 4
2×5
2× 6
werkschrift
blz. 14
..... = ��
..... = ��
computer
15
les 18
blok 4
16
C
1
In de dierenwinkel. Samen bespreken.
C
2
Welke keersommen zie jij?
C
3
De krekel maakt sprongen van 3. Hij springt tot 30. 3
3
3
3
0
3
3
3
3
3
3
3
30
a Waar is hij na 1 sprong? Waar is hij na 2 sprongen? Waar is hij na 4 sprongen? Waar is hij na 8 sprongen? Waar is hij na 10 sprongen?
b Hoeveel sprongen maakt de krekel tot 12? Hoeveel sprongen maakt hij tot 15? Hoeveel sprongen tot 18? Hoeveel sprongen tot 21? Hoeveel tot 27?
c Na hoeveel sprongen is de krekel op de helft? werkschrift
blz. 15
maatschrift
blz. 52 en 53
computer
C
les 19 1
2
Maak er keersommen bij. Elk kind krijgt 3 knikkers. a b c d e
3 CD
17
Maak er keersommen bij. Een kaartje kost € 3. a Hoeveel kosten 2 kaartjes? b Hoeveel kosten 5 kaartjes? c Hoeveel kosten 4 kaartjes? d Hoeveel kosten 8 kaartjes? e Hoeveel kosten 15 kaartjes?
b
C
blok 4
Hoeveel knikkers heb je nodig voor 2 kinderen? Hoeveel knikkers heb je nodig voor 10 kinderen? Hoeveel knikkers voor 5 kinderen? Hoeveel knikkers voor 6 kinderen? Hoeveel knikkers voor 7 kinderen?
Op welk getal kom je uit? Let op! Staat er + of − ?
aa
start 15
−3
12
−7
stop
start
5
5
stop +15
start
20 +10 30
5
stop +8
13
−3
10
18
15
…
10
…
…
10
…
…
22
…
…
15
…
…
15
…
…
…
20
…
…
20
…
25
…
…
25
34 40
…
b start 52
+7
59
−2
57
+5
stop
start
62
18
66
…
…
…
32
79
…
…
…
50
80
…
…
…
79
90
…
…
…
91
werkschrift
… …
… stop
+8
blz. 15
26
−6
20
−2
computer
18
18
C
1
les 21
blok 4
Hoeveel tegels? a Welke groepjes zie je?
b Welke keersommen horen erbij?
18
14 2
C
C
2
2
2
2
2
2
3
2
Tegels knippen en patronen maken.
3
Hoe maak je de rand af ? a Hoeveel figuren kunnen op de muur? b Welke keersommen kun je maken?
3
3
3
3
3
a Maak patronen van 2 kleuren tegels. b Plak of kleur de tegels op ruitjespapier.
werkschrift
blz. 18
maatschrift
blz. 56 en 57
computer
C
les 22 1
blok 4
19
Hoeveel tegels in een rand? Let op de groepjes. Welke keersommen horen erbij? a b c
C
d
2
3 CD
Tegels knippen en patronen maken. a Maak patronen van 3 kleuren tegels. b Plak of kleur de tegels op ruitjespapier. Op welke getallen kom je uit? Welke sommen horen erbij? 10
3 2
20
54
aa 4 CD
20
3
67
45
b
…+… =…
3
bc
…+… =…
…+… =…
Op welke getallen kom je uit? Welke sommen horen erbij? 6
10
2 3
20
58
aa
…+… =…
5
30
92
73
b
…+… =… werkschrift
bc blz. 18
…+… =… computer
les 23
blok 4
20
C
1
Welke maat hoort erbij?
C
2
Hoe groot in het echt? Meet de voorwerpen. Schrijf de maten in je schrift.
a
b
c
d
C
e
3
f g
Hoe groot in het echt? Welke maat hoort erbij? 100 m a
100 cm b
werkschrift
1 cm c
blz. 19
50 cm d
maatschrift
15 cm e
blz. 58 en 59
20 cm f
computer
les 24
C
1
Teken lijnen in je schrift. a van 3 cm b van 5 cm
C
2
Hoe lang is het? a Van A naar B? b van E naar F? c Van A naar C? d Van E naar F naar H naar G en terug naar E?
b
c van 6 cm
blok 4
d van 9 cm
be
van 8 cm en 3 mm
A
B
E
F
G
H
C
C
3
a
4 CD
a
Teken de figuren precies na. Eerst meten. a
Vul in. a start
stop
35
+5
25 +5 …
+5
30 +5
21
D
b
b start
stop
…
16 +4 …
+4
…
20 +4 …
+4
werkschrift
c start
stop
…
18 +3 …
+3
…
15 +3 …
+3
blz. 19
… …
computer
blok 4
22 1 CD
even snel
Welk tiental ligt het dichtstbij? a 10 18
20
50 59 60
d
3 CD
4 CD
c 30 32 40
e 60 66 70
2 CD
b
f 80 84 90
40 47 50 g
90 91 100
110 111 120
Tel verder. Tel verder met sprongen: a van 2
4
b van 10
13 23
c van 5
15 20
d van 3
9
e van 4
44 48
6
12 63 30
12
27 60
Tel terug. Tel terug met sprongen: a van 10
98
b van 20
96
c van 5
72
d van 2
61
Wat zijn de buurgetallen? a
40
b
70
c
90
d
100
e
19
f
29
g
49
h
59
i
39
23 5 CD
6 CD
7 CD
8 CD
9 CD
Maak de sommen. a 13 + 8 = 14 + 7 = 16 + 5 = 12 + 9 =
b 7 + 16 = 9 + 18 = 6 + 14 = 5 + 19 =
c 22 + 9 = 27 + 7 = 23 + 8 = 28 + 6 =
d 25 + 7 = 24 + 9 = 29 + 3 = 26 + 8 =
Maak de sommen. a 14 − 6 = 13 − 7 = 11 − 9 = 15 − 8 =
b 21 22 23 25
c 30 40 50 30
d 42 31 54 73
− − − −
8= 6= 9= 7=
− − − −
4= 5= 7= 9=
− − − −
5= 5= 5= 5=
Hoe laat is het? a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
k
l
Maak de sommen. a 2×2= b 8×2= 4×2= 6×2= 3×2= 7×2= 5×2= 9×2= Maak de sommen. a 1 × 10 = 10 × 3 = 1× 4= 10 × 8 =
b
1×5= 10 × 2 = 1×6= 10 × 7 =
c 2×5= 4×5= 3×5= 5×5=
d 8×5= 6×5= 7×5= 9×5=
c
d
1×2= 10 × 5 = 1×7= 10 × 6 =
1× 3= 10 × 10 = 1× 8= 10 × 4 =
24
C 10 D
C 11 D
12 CD
C 13 D
14 CD
blok 4
even snel
Maak de sommen. a 30 − 10 = 30 − 15 = 50 − 20 = 50 − 25 =
b 70 70 80 80
− − − −
30 = 35 = 40 = 45 =
c 40 40 90 90
− − − −
30 = 35 = 60 = 65 =
d 80 60 90 60
− − − −
55 = 25 = 35 = 45 =
Maak de sommen. a 21 − 9 = 24 − 8 = 26 − 7 = 22 − 6 =
b 43 64 91 51
− − − −
5= 5= 6= 8=
c 43 84 92 76
− − − −
7= 5= 9= 7=
d 54 95 62 33
− − − −
8= 9= 6= 8=
Maak de sommen. a 2×3= 4×3= 3×3= 5×3=
b 8×3= 6×3= 7×3= 9×3=
c 2×4= 4×4= 3×4= 5×4=
d 8×4= 6×4= 7×4= 9×4=
Maak de sommen. a 2×5= 2×3= 2×2= 2×4=
b 10 × 4 = 10 × 2 = 10 × 3 = 10 × 5 =
c 5×5= 5×3= 5×2= 5×4=
d 4×4= 2×2= 3×3= 5×5=
Hoeveel geld houd je over? a € 100 € 100 € 100 € 100
− − − −
€ 60 = € 30 = € 40 = € 80 =
b € 100 € 100 € 100 € 100
− − − −
€ 25 = € 50 = € 75 = € 100 =
c € 100 € 100 € 100 € 100
− − − −
€ 41 = € 31 = € 71 = € 51 =
d € 100 € 100 € 100 € 100
− − − −
€ 39 = € 69 = € 89 = € 49 =
25
C 15 D
C 16 D
C 17 D
C 18 D
Maak de sommen. a 20 + 20 + 7 = 40 + 30 + 3 = 50 + 20 + 8 = 10 + 40 + 4 =
b 30 + 50 + 2 = 70 + 20 + 9 = 60 + 30 + 5 = 80 + 10 + 1 =
c 20 + 20 + 20 + 2 = 30 + 30 + 30 + 3 = 10 + 20 + 30 + 4 = 40 + 20 + 10 + 5 =
d 40 + 10 + 30 + 7 = 50 + 20 + 10 + 6 = 20 + 20 + 10 + 1 = 30 + 30 + 20 + 8 =
Maak de sommen. a 100 − 60 − 4 = 100 − 40 − 5 = 100 − 70 − 8 = 100 − 50 − 2 =
b 40 30 50 20
− − − −
10 20 30 10
− − − −
7= 1= 8= 6=
c 80 60 70 90
d 75 55 95 85
− − − −
10 10 20 20
− − − −
20 = 10 = 20 = 20 =
− − − −
40 10 40 50
− − − −
3= 9= 3= 5=
De tafels van 3, 4 en 5 door elkaar. a 7×4= b 8×3= 7×5= 2×4= 10 × 4 = 8×5= 7×3= 3×3= 8×4= 4×4=
c
5×5= 10 × 5 = 6×4= 6×5= 6×3=
d
9×5= 10 × 3 = 9×4= 2×3= 9×3=
Hoeveel geld in ieder vak? a
b
c
d
kwismeester
blok 4
26 1 CD
2 CD
Hoe laat is het? a
b
c
d
e
f
g
h
i
j
d
e
4
5
Hoe laat is het over een halfuur? Hoe laat was het een kwartier eerder? a
3 CD
verder
b
c
Van vroeg naar later. Zet de klokken in de juiste volgorde. Begin bij 1 uur. 1
2
3
27 4 CD
5 CD
Hoeveel blokjes? Bedenk er een som bij.
Hoeveel blokjes? Bedenk er een som bij. a
b 3 × 5 = 15 blokjes
c
6 CD
7 CD
Rekenverhalen. Welke sommen horen erbij? a De timmerman heeft een plank van 1 meter. Daar zaagt hij 4 centimeter af. Maak de sommen. a 22 + 7 = 29 − 7 =
b 54 + 8 = 62 − 8 =
b De fietstocht is 40 kilometer. Sem moet nog 5 kilometer fietsen.
c 61 + 25 = … − 25 = 61
d 46 + 50 = … − 50 = 46
blok 4
28 8 CD
Maak de sommen. a 58 54 76 72
9 CD
24 = 28 = 42 = 46 =
b 47 43 89 85
− − − −
13 = 17 = 25 = 29 =
c 68 64 39 36
− − − −
34 = 38 = 16 = 19 =
d 57 51 46 43
− − − −
30 = 29 = 28 = 31 =
b 62 62 62 62
− − − −
40 = 39 = 38 = 31 =
c 87 87 87 87
− − − −
50 = 49 = 48 = 51 =
d 93 − 19 = 93 − 18 = 98 – 13 = 98 − 83 =
Een map postzegels.
a b c d
C 11 D
− − − −
− − − −
41 = 47 = 23 = 26 =
Reken uit. a 51 51 51 51
C 10 D
verder
Hoeveel postzegels op elke rij? Hoeveel rijen op 1 blad? Hoeveel postzegels op 1 blad? Bedenk er een som bij. Hoeveel postzegels op 2 bladen? Bedenk er een som bij.
Hoeveel stukken? a b c d e f g
1 appel 2 appels 6 appels 9 appels 7 appels 3 appels 8 appels
1×4= …× 4 = …× 4 = …× 4 = …× 4 = …× 4 = …× 4 =
29
C 12 D
Hoeveel cent krijg je terug? a
C 13 D C 14 D 15 CD
b
1 euro is 100 cent c
C 17 D
e
f
g
Je moet betalen:
18 cent
15 cent
33 cent
28 cent
31 cent
76 cent
64 cent
Je geeft:
20 cent
20 cent
50 cent
50 cent
50 cent
1 euro
1 euro
Maak de sommen a 43 + 10 = 43 + 11 =
b 78 + 10 = 78 + 9 =
c 51 + 9 = 51 + 10 =
d 84 + 10 = 84 + 11 =
Maak de sommen. a 43 − 10 = 43 − 9 =
b 78 − 10 = 78 − 9 =
c 51 − 10 = 51 − 11 =
d 84 − 10 = 84 − 11 =
Hoeveel appels? a op 1 bord 1×3= op 2 borden … × 3 = op 4 borden … × 3 = op 8 borden … × 3 = op 10 borden … × 3 =
C 16 D
d
Hoeveel ballonnen? Bedenk er sommen bij. a voor 1 kind b voor 4 kinderen c voor 8 kinderen Bedenk zelf rekenverhalen. Gebruik deze keersommen. a 4×2= 8 b 6 × 3 = 18 c 4 × 4 = 16
b op 1 bord 1×2= op 2 borden … × 2 = op 4 borden … × 2 = op 8 borden … × 2 = op 10 borden … × 2 =
30 1 CD
2 CD
blok 34
les 2 plus
Maak de sommen. In welke gaten gooi je?
a Gooi 3 ballen. Hoe haal je 30 punten met 3 ballen? b Kan het ook anders? c Hoe haal je 25 punten met 2 ballen? d Kan het ook anders? e Bedenk zelf zulke sommen.
Maak de sommen. Hoe maak je de rijtjes af? a 13 + 12 + 11 = 23 + 22 + 21 = 33 + 32 + 31 =
b
9 + 10 + 11 = 19 + 20 + 21 = 29 + 30 + 31 =
c 14 + 15 + 16 = 24 + 25 + 26 = … +… +… =
d Bedenk nog meer van zulke rijtjes.
3 CD
Betaal op zoveel mogelijk manieren. Je mag munten en briefjes vaker gebruiken.
a Betaal 25 euro.
b Betaal nu 30 euro.
31 4 CD
5 CD
Sommen bedenken. a Bedenk 5 erbij-sommen waar 35 uitkomt. b Bedenk 5 eraf-sommen waar 15 uitkomt. Maak een trap van sommen. Het laatste getal van een som is het eerste getal van de volgende som. 20 + 30 = … − 10 = … + 40 = … − 70 = 10
6 CD
7 CD
Knip, leg en plak. Pak een kopieerblad met tangram-stukken. a Maak deze ijsbeer. c Maak deze boot. b Leg nog een ander dier. d Leg nog een andere boot. Plak dit dier in je schrift. Plak hem in je schrift.
Getallenmuurtjes. Neem over en reken uit. 32
a
4
…
… 4
…
80
d 40 20 10
…
3 …
16 8
…
…
… …
5
9
… …
9
50
f
…
…
… 9
9
22
… …
…
…
32
…
…
…
8
8
e
… …
8
4
4
72
c …
…
…
… 8
64
b
5
… …
… …
…
6
32 8 CD
9 CD
blok 34
les 2 plus
Leg deze figuur met 10 lucifers. Pak nu 2 lucifers erbij. Maak de figuur 2 keer zo groot.
Waar wonen de kinderen? Iris woont op nummer 6.
1
5
9
3
2
6
10
4
7
11
8
12
Ten westen van Iris woont Ina en ten oosten van Iris woont Rosa. Ten noord-westen van Iris woont Bob en ten noord-oosten van Iris woont Rinke. Ten oosten van Bob woont Gijs en ten oosten van Rinke woont Hassan. Ten zuiden van Ina woont Sven en ten zuid-oosten van Ina woont Lea. Ten zuiden van Rosa woont Saïda, ten oosten van Rosa woont Ralf en ten zuid-oosten van Rosa woont Jens.
10 CD
Hoeveel poten samen? Bedenk er sommen bij. a 2 schapen en 3 eenden b 3 schapen en 2 eenden c 4 schapen en 2 eenden
33
C 11 D
Samen 22 poten. Hoeveel schapen en hoeveel eenden kunnen dat zijn? Eef rekent: 16 + 6 = 22 4 schapen en 3 eenden
Rafi tekent: 3 schapen en 5 eenden
schapen poten
eenden
poten
1
4
1
2
2
8
2
4
3
12
3
6
4
16
4
8
5
20
5
10
a Samen 16 poten. Hoeveel schapen en hoeveel eenden kunnen dat zijn? b Kan het ook anders?
C 12 D
Hoeveel blokjes? Bedenk er keersommen bij. a
13 CD
b
c
Hoe groot zijn de sprongen? Vul de rij aan met 5 getallen. b
a 1
4
7
10
13
16
2
6
10
14
18
22
plusschrift
Alles telt
Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Auteurs: Els van den Bosch-Ploegh Brugt Krol Jeannette Nijs-van Noort Ad Plomp Wim Sweers Anne Coos Vuurmans Inhoudelijke redactie: Broodtekst redactie, Utrecht / Marieke van Osch Redactie: Fundamentaal, Culemborg Ontwerp: Criterium, Arnhem Opmaak: GrafiData, Deventer Vormgeving en beeldverwerving: LaVerbe, Nijmegen Illustraties: Anka Kresse - omslag LaVerbe - pagina 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27 ,28 ,29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61 Anjo Mutsaars - pagina 2, 4, 10, 14, 26, 32, 50 Fotografie: LaVerbe - pagina 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 20, 21, 22, 23, 28, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 42, 46, 47, 48, 50, 56, 58, 60 Ron Steemers - omslag Istockphoto- pagina 17, 22, 28, 40 ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Onderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 17 ISBN 978 90 06 63180 7 Tweede druk, vijfde oplage, 2012 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 De 2e editie van Alles telt is een volledige herziening van de 1e editie © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort De 1e editie van Alles telt is gebaseerd op Das Zahlenbuch © Ernst Klett Verlag GmbH, Stuttgart, Federal Republic of Germany Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
9 789006 632033