BZW tussen de regels Een praktisch overzicht van de steunmaatregelen naar jongeren die begeleid zelfstandig wonen
Inleiding ...................................................................................................................................... `
A. Huursubsidie & Installatiepremie............................................................................................ `
B. Sociale Verhuring.................................................................................................................... `
C. Verblijfssubsidie ..................................................................................................................... `
D. Leefloon .................................................................................................................................. `
E. Federale installatiepremie voor daklozen ............................................................................... `
F. Huurwaarborg in de nieuwe huurwetgeving ........................................................................... `
G. Netwerking en belangenverdediging ..................................................................................... `
H. Huurmap ................................................................................................................................. `
I. BZW in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.............................................................................. `
Huursubsidie & installatiepremie van de Vlaamse Overheid
1. Basistekst Huursubsidie & installatiepremie van de Vlaamse Overheid
A.2.
2. Tegemoetkoming in de huurprijs
A.4.
3. Adressen & Links
A.11.
4. Formulieren
A.12.
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.1.
Basistekst Huursubsidie & installatiepremie van de Vlaamse Overheid Bronnen : www.bouwenenwonen.be gesprekken met deskundigen
Wat zijn huursubsidie en installatiepremie? Bewoners met een laag inkomen ‘met een bijzondere woonbehoefte’ die het moeilijk hebben op de huurmarkt worden geholpen via het huursubsidiestelsel. De huursubsidie en installatiepremie zijn twee financiële tegemoetkomingen die door de Vlaamse Overheid onder bepaalde voorwaarden worden toegekend aan huurders.
Regelgeving Sinds 1 mei 2007 is een nieuwe regelgeving van kracht die betere perspectieven biedt aan de meerderjarige jongeren. De maximale basishuurprijzen om in aanmerking te komen zijn opgetrokken en realistischer t.a.v. de huidige huurprijzen. De bedragen van subsidie en premie zijn verhoogd maar het stelsel is uitdovend (de maandelijkse subsidie wordt verminderd in de loop der jaren). De procedure is eenvoudiger en korter gemaakt. Echter: de minderjarige jongeren worden nu formeel uitgesloten van dit recht op ondersteuning. Daarmee werd de bestaande praktijk geïnstitutionaliseerd.
Voorwaarden Meerderjarige jongeren in BZW kunnen aanspraak maken op de subsidie/ de premie n.a.v. een verhuizing: Als ze verhuizen van een te kleine of ongezonde woning naar een conforme woning, bvb. in het geval ze minstens één jaar lang in een te kleine woonst of tijdelijk in een slechte woonst hebben gewoond in afwachting van een betere huisvesting. Als ze in een geschikte huisvesting gaan wonen en hiervoor via het OCMW een federale installatiepremie voor daklozen hebben gekregen. Deze premie kan eenmalig verkregen worden indien men een laag inkomen heeft en het OCMW de betrokkene erkent als dakloze. Wat betreft de erkenning als dakloze gelden geen algemene regels (bvb. 6 maanden verblijf in een residentiële voorziening). Elk OCMW kan zelf een eigen beleid bepalen.
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.2.
Als ze een woonst kunnen huren via een Sociaal Verhuurkantoor (SVK) kan er steeds een subsidie en premie worden ontvangen.
Aanvraagprocedure Individueel aan te vragen bij de provinciale diensten van de Vlaamse Overheid – Agentschap Wonen die de bestaande en toekomstige woonst aan een inspectie zullen onderwerpen. Aanvraagformulieren als voorbeeld in bijlage en op de website www.bouwenenwonen.be De procedure verloopt anders bij het huren via een SVK: er is een speciaal aanvraagformulier en er is geen inspectie van de bestaande woonst.
Mogelijkheden tot overleg en partnership Betreffende de huidige regeling: zijn er lokaal besprekingen mogelijk met het plaatselijk OCMW i.v.m. het daklozenbeleid en met plaatselijke Sociaal Verhuurkantoren. op Vlaams niveau is er mogelijkheid tot overleg met VVSG i.v.m. daklozenbeleid van de OCMW Ter verbetering van de huidige regeling is er verder overleg mogelijk met het Agentschap Wonen ter erkenning van de doelgroep jongeren in BZW in het huursubsidiebesluit (incl. minderjarige jongeren in BZW)
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.3.
Tegemoetkoming in de huurprijs Johan Baeten Johan Walgraef
Situering Wonen-Vlaanderen De tegemoetkoming in de huurprijs kan aangevraagd worden bij het agentschap WonenVlaanderen. Wij situeren eerst en vooral even dit agentschap binnen de diensten van de Vlaamse overheid. Sinds 1 juli 2006 bestaat de Vlaamse overheid uit 13 beleidsdomeinen, die elk een deel van de bevoegdheden van de Vlaamse overheid op zich nemen. Het agentschap Wonen-Vlaanderen maakt deel uit van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed. Kenmerkend voor de agentschappen is dat zij het beleid uitvoeren. Binnen het Vlaamse Woonbeleid zal het agentschap Wonen-Vlaanderen, en meerbepaald de afdeling Wonen binnen dat agentschap, op die manier instaan voor het behandelen en uitbetalen van de aanvragen tot een tegemoetkoming in de huurprijs. De aanvragen voor een tegemoetkoming in de huurprijs kunnen worden ingediend bij één van de provinciale diensten van Wonen-Vlaanderen. De ligging van de woning waarvoor u de tegemoetkoming aanvraagt, is daarbij doorslaggevend. Het aanvraagformulier kan u onder andere downloaden op de website www.bouwenenwonen.be. Daar wordt ook de nodige informatie over de voorwaarden en modaliteiten van de tegemoetkoming ter beschikking gesteld. Een nieuw huursubsidiestelsel Het oude huursubsidiestelsel dateert al van 1 juli 1992. Op 15 jaar tijd is er aan dat hele stelsel praktisch niets veranderd. Dezelfde maximale huurprijzen bleven dus van toepassing: 371,84 euro voor aanvragers met maximaal twee personen ten laste, en 446,21 euro voor aanvragers met meer dan twee personen ten laste. Begin jaren ’90 waren deze maxima goed afgesteld op de toen geldende huurprijzen, maar ondertussen zijn ze volledig achterhaald geworden. Een andere tekortkoming van het oude huursubsidiestelsel was dat het niet aansloot op de instrumenten van de woonkwaliteitsbewaking. Die zijn in 1997 ingevoerd door de Vlaamse Wooncode (decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode) en het Kamerdecreet (decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers).
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.4.
Dit waren de twee voornaamste redenen waarom men is beginnen werken aan een nieuw huursubsidiestelsel. Dit nieuwe stelsel is in werking getreden op 1 mei 2007 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders. Het nieuwe huursubsidiestelsel legt aan de aanvrager en de inwonende gezinsleden een maximaal inkomen op van 14.550 euro, te verhogen met 1.300 euro per persoon ten laste. Deze maxima worden jaarlijks geïndexeerd. Dit zijn de maxima van toepassing voor aanvragen in 2007. Onder inkomen verstaat men het aan de personenbelasting onderworpen inkomen alsook de niet-belastbare vervangingsinkomsten van het derde jaar voor de aanvraagdatum. Voor sociale huurwoningen kan in het nieuwe stelsel geen tegemoetkoming in de huurprijs meer verkregen worden. In het oude stelsel was dat wel nog mogelijk (voor een periode van maximaal drie jaar) maar het nieuwe stelsel geeft uitvoering aan artikel 82 van de Vlaamse Wooncode, waarin die mogelijkheid wegvalt. Kamers en studentenkamers komen niet in aanmerking voor de tegemoetkoming in de huurprijs. Het moet dus gaan om een woning. Deze woning moet zich in het Vlaamse Gewest bevinden. De maximale huurprijs van deze woning bedraagt 485 euro, te verhogen met 7% per persoon ten laste tot de vierde (dus maximaal 28% verhoging). Meteen kan vastgesteld worden dat de maximale huurprijs aanzienlijk werd verhoogd. Voor aanvragers zonder personen ten laste bedraagt de verhoging meer dan 100 euro, terwijl voor grote gezinnen met meerdere personen ten laste de verhoging kan oplopen tot ongeveer 200 euro. Doelgroep van het nieuwe stelsel Algemeen De algemene regel is dat de aanvraag van een tegemoetkoming in de huurprijs moet gepaard gaan met een verhuisbeweging naar een conforme woning, vanuit: een onbewoonbaar verklaarde woning of kamer; een overbewoond verklaarde woning; een ongeschikt verklaarde woning of kamer (met minstens 50 strafpunten en twee problemen van categorie III); een te kleine woning of kamer waarin men minstens één jaar heeft gewoond. Voor bejaarden en personen met een handicap wordt een tegemoetkoming toegekend bij de verhuis van een woning die onaangepast is aan hun fysieke gesteldheid, naar een aangepaste woning.
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.5.
Campingbewoners die verhuizen naar een conforme woning op de private huurmarkt kunnen ook een beroep doen op de tegemoetkoming als zij hun hoofdverblijf sinds 1 januari 2001 hebben in een campingverblijf. Wij denken dat voor de jongeren binnen het begeleid zelfstandig wonen in het bijzonder de volgende twee categorieën bij de tegemoetkoming in de huurprijs van belang zijn: daklozen en SVK-huurders. Deze twee categorieën worden iets nader toegelicht. Daklozen Om als dakloze in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming in de huurprijs, moet men een verhoging van het leefloon hebben ontvangen zoals vermeld in artikel 14, § 3, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie of de installatiepremie, ingesteld bij het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen. Het begrip dakloze is in het nieuwe stelsel veel strikter gereglementeerd dan in het oude, maar daar tegenover staat dat men nu van bij de aanvraag al onmiddellijk weet of men als dakloze kan beschouwd worden, daar waar dat in het oude stelsel aan verschillende voorwaarden moest getoetst worden. Dit blijft dus een belangrijke mogelijkheid om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming in de huurprijs. SVK-huurders Aanvragers die een woning in huur nemen van een sociaal verhuurkantoor, kunnen hiervoor een tegemoetkoming in de huurprijs aanvragen. Deze piste biedt heel wat voordelen en mogelijkheden. Ten eerste is er in dit geval nooit een controle van de verlaten woning. Wonen-Vlaanderen gaat er bovendien van uit dat de woning die in huur genomen wordt van het sociaal verhuurkantoor, automatisch aan de kwaliteitsnormen voldoet. Door het wegvallen van deze onderzoeken, kunnen deze aanvragen heel wat sneller worden afgehandeld. Wonen-Vlaanderen heeft een overeenkomst afgesloten met de sociale verhuurkantoren, waarbij het de verbintenis op zich neemt om de aanvragen van SVK-huurders met voorrang te behandelen en de betaling van de tegemoetkoming aan het sociaal verhuurkantoor te verzekeren vóór de verschuldigde periode, zodat het sociaal verhuurkantoor die tegemoetkoming onmiddellijk in mindering kan brengen op de verschuldigde huurprijs.
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.6.
Het gaat hier om een sector die nog relatief nieuw is binnen het woonbeleid, en die in volle ontwikkeling is. Er zijn weliswaar wachtlijsten bij de sociale verhuurkantoren, maar de doelgroep begeleid zelfstandig wonen heeft voorrang. Hoeveel bedraagt de tegemoetkoming? Bij het bepalen van de tegemoetkoming in de huurprijs is er vooral gestreefd naar transparantie. In het oude huursubsidiestelsel was de maandelijkse tegemoetkoming het resultaat van een formule met de huurprijs en het inkomen van de aanvrager, waarop vervolgens nog een aantal correcties werden aangebracht. In het nieuwe stelsel is hiervan afgestapt. Voortaan wordt met forfaitaire bedragen gewerkt per inkomensschijf. Het standaardbedrag van de maandelijkse tegemoetkoming is gelijk aan 100 euro gedurende de eerste periode van twee jaar, 80 euro gedurende de tweede periode van twee jaar, en 60 euro gedurende de derde periode van drie jaar. Het bedrag is dus degressief. Bijzondere aandacht blijft uitgaan naar de allerlaagste inkomens. Het forfaitair bedrag van de tegemoetkoming kan voor deze inkomensgroepen met 50 of 100% verhoogd worden. Samengevat in onderstaande tabel:
Inkomen
Tegemoetkoming Jaar 1 - 2
Tegemoetkoming Jaar 3 - 4
Tegemoetkoming Jaar 5 - 6
< 9.000
200 euro
160 euro
120 euro
< 12.400
150 euro
120 euro
90 euro
< 14.550
100 euro
80 euro
60 euro
Er zijn drie tijdstippen van inkomenscontrole voorzien. Een eerste controle gebeurt bij de aanvraag aan de hand van het inkomen van het derde jaar voor de aanvraagdatum. Op basis van deze controle krijgt men al dan niet toegang tot de tegemoetkoming in de huurprijs en wordt vastgesteld hoeveel de tegemoetkoming bedraagt. Een tweede controle vindt plaats na twee jaar op basis van het inkomen van het jaar voor de aanvraagdatum. Het resultaat van deze controle geeft aan of men de tegemoetkoming verder blijft ontvangen (inkomen lager dan het maximum) of dat de tegemoetkoming wordt stopgezet (inkomen hoger dan het maximum). Na zes jaar is er ten slotte een laatste controle op basis van het inkomen van het derde jaar na de aanvraagdatum. Men zal na deze controle in elk geval nog gedurende drie extra jaren de tegemoetkoming blijven ontvangen. De hoogte van het inkomen bepaalt of het bedrag van de
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.7.
tegemoetkoming gelijk is aan 60 euro (inkomen lager dan het maximum) of 30 euro (inkomen hoger dan het maximum). De totale termijn gedurende welke men de tegemoetkoming in de huurprijs kan ontvangen is dus gelijk aan negen jaar. Een uitzondering hierop wordt gevormd door de doelgroep van bejaarden en personen met een handicap: deze ontvangen de tegemoetkoming levenslang, en bovendien is de tegemoetkoming bij hen niet degressief. Bij de allereerste betaling van de tegemoetkoming in de huurprijs zal ook een installatiepremie worden toegevoegd. Het bedrag van de installatiepremie is gelijk aan 3x het bedrag van de maandelijks berekende tegemoetkoming. Daklozen ontvangen de installatiepremie niet want zij hebben deze premie al ontvangen via het OCMW. In principe wordt de tegemoetkoming uitbetaald aan de aanvrager. Bij SVK-huurders zal de tegemoetkoming uitbetaald worden aan het SVK. Het SVK zal de installatiepremie doorstorten aan de aanvrager, en de maandelijkse tegemoetkoming rechtstreeks in mindering brengen op de huurprijs. Het is ook mogelijk dat een instantie de tegemoetkoming voorschiet of dat er sprake is van afstand. In dat geval betalen wij de tegemoetkoming aan deze instantie uit. Belangrijk om weten Een van de meest voorkomende vragen over de tegemoetkoming in de huurprijs is: waarom duurt het zo lang vooraleer alles in orde is en de tegemoetkoming wordt uitbetaald? In het nieuwe huursubsidiestelsel kunnen wij voortaan gebruik maken van een aantal databanken die ons toelaten om zelf snel gegevens op te vragen. Een klein voorbeeld in dat verband: stel dat de aanvrager vergeet een kopie van zijn aanslagbiljet bij de aanvraag te voegen. Vroeger was de procedure in dat geval om die kopie alsnog schriftelijk op te vragen. Er werd dan doorgaans ook een aanvraag tot een inkomstengetuigschrift naar de mechanografische diensten van de Belastingen verstuurd. Een ingevuld inkomstengetuigschrift ontvangen kon al snel een paar weken, zelfs maanden, in beslag nemen. Nu kunnen wij, via de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, online inkomensgegevens opvragen indien nodig. In principe ontvangen wij nu, als wij vaststellen dat een kopie van het aanslagbiljet ontbreekt, op één week tijd alsnog de nodige gegevens. Dat is een aanzienlijke versnelling. Op termijn willen we zelfs rechtstreeks die informatie kunnen opvragen, en dan moet de aanvrager waarschijnlijk zelfs helemaal geen kopie van zijn aanslagbiljet te voegen. In het nieuwe huursubsidiestelsel vragen wij om steeds een bewijs van het meest recente inkomen bij de aanvraag te voegen. Dat kan een kopie van een loonfiche zijn of een afdruk van de dienst die het vervangingsinkomen uitkeert. In bijna de helft van de gevallen stellen wij vast dat deze informatie ontbreekt, en dan zijn wij verplicht om daar nog eens schriftelijk naar te verzoeken. De aanvrager begrijpt deze vraag dikwijls niet, vooral als hij al een kopie van zijn
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.8.
aanslagbiljet bij de aanvraag voegde. Volstaat een kopie van het aanslagbiljet niet? Nee, jammer genoeg niet. Dit leidt tot de nodige vertraging in heel wat dossiers, dus hierbij een pleidooi om zeker niet te vergeten een bewijs van het huidige inkomen, als dat er is, bij de aanvraag te voegen. Aanvragen die volledig worden ingediend, zullen begrijpelijkerwijze veel sneller afgehandeld kunnen worden. Wij raden aanvragers ook aan om de aanvraag indien mogelijk in te dienen vooraleer zij verhuisd zijn. Dit is niet zo belangrijk bij daklozen en SVK-huurders omdat daar geen controle is van de verlaten woning. Als er echter een ongeschiktheid of dergelijke moet vastgesteld worden, dan is het belangrijk dat de verhuis nog niet is gebeurd want het besluit van ongeschiktheid of onbewoonbaarheid moet dateren van de periode waarin de aanvrager zich nog in de woning bevond. Zelfs als er door de onderzoeker moet vastgesteld worden dat de woning te klein is, dan kan dat veel gemakkelijker als de aanvrager op dat ogenblik de woning nog betrekt. De aanvrager moet er enkel voor zorgen dat hij binnen de 9 maanden na de aanvraag daadwerkelijk verhuisd is. Vanaf het ogenblik dat een dossier volledig is, heeft Wonen-Vlaanderen drie maanden de tijd om een beslissing te nemen. Blijft die beslissing uit, of is deze negatief, dan kan er beroep aangetekend worden. Belangrijk: het beroep moet aangetekend ingediend worden, en binnen de twee maanden na de negatieve beslissing of het verstrijken van de beslissingstermijn. Beroepen die niet binnen deze termijn worden ingediend of niet aangetekend worden verstuurd, zijn niet ontvankelijk. Dat betekent niet dat er geen rekening mee wordt gehouden. Deze beroepen worden dan als klacht beschouwd en worden binnen de klachtenprocedure afgehandeld. Wij vestigen nog even de aandacht op de voorrangsregel die bij Wonen-Vlaanderen bestaat ten aanzien van de sociale verhuurkantoren. Het nieuwe huursubsidiestelsel is nog niet zo lang in werking, maar nu al kunnen wij vaststellen dat de aanvragen tot een tegemoetkoming in de huurprijs van SVK-huurders veel sneller in uitbetaling gaan dan andere soorten aanvragen. Wat heeft de toekomst te bieden? In de nabije toekomst is minister Keulen, Vlaams minister bevoegd voor de Huisvesting, van plan om een aantal maatregelen aan te kondigen die een verdere uitbreiding van het nieuwe huursubsidiestelsel beogen. Wonen-Vlaanderen werd hiertoe om een insteek verzocht, en heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt om het kabinet Wonen te wijzen op een aantal specifieke doelgroepen waarmee best ook rekening wordt gehouden. Het gaat dan onder andere om begeleid wonen. Wij hebben het kabinet Wonen erop gewezen dat door de striktere definitie van het begrip dakloze, er vanuit het begeleid zelfstandig wonen plots veel minder aanvragers in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de huurprijs, en dat de vraag van de Federatie van Begeleid Wonen om van de jongeren binnen BZW een doelgroep met een bijzondere
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.9.
woonbehoefte te maken, zeker in overweging moet genomen worden. Daarbij hebben wij ook gewezen op het feit dat de aanvrager van een tegemoetkoming in de huurprijs momenteel meerderjarig moet zijn, en dat zoiets in discrepantie is met het kaderbesluit sociale huur, waar op de eis voor meerderjarigheid een uitzondering wordt gemaakt voor minderjarige personen in het kader van begeleid wonen. De tegemoetkoming in de huurprijs wordt driemaandelijks uitbetaald. Wij ontvangen geregeld de vraag of het in deze moderne tijden niet mogelijk is om over te gaan tot een maandelijkse uitbetaling. Binnen onze huidige informaticatoepassing is dit zeer moeilijk, maar ondertussen is een volledig nieuwe toepassing in ontwikkeling. In de eerste helft van 2008 zal deze in productie gaan. Aanvankelijk zullen wij de tegemoetkoming nog driemaandelijks blijven betalen, maar wij hebben wel al de mogelijkheid voorzien om over te stappen naar een maandelijkse uitbetaling. Eenmaal onze nieuwe toepassing optimaal functioneert, zullen wij deze overstap maken.
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.10.
Adressen & Links De aanvraag van een tegemoetkoming in de huurprijs gebeurt bij een van de provinciale diensten van Wonen Vlaanderen: Wonen Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 54 2018 Antwerpen tel. 03 224 61 16
Wonen Limburg Vlaams Administratief Centrum Koningin Astridlaan 50 B1 3500 Hasselt tel. 011 74 22 00
Wonen Oost-Vlaanderen Gebr. Van Eyckstraat 4-6 9000 Gent tel. 09 265 45 11
Wonen Vlaams-Brabant Blijde Inkomstraat 105 3000 Leuven tel. 016 24 97 77
Wonen West-Vlaanderen Werkhuisstraat 9 8000 Brugge tel. 050 44 29 02 Voor algemene vragen en het indienen van een beroep kan u terecht op de centrale dienst: Wonen-Vlaanderen Koning Albert II-laan 20 bus 7 1000 Brussel tel. 02 553 17 52 e-mail
[email protected] Zie ook www.bouwenenwonen.be, waar u onder het luik “huren” meer informatie vindt over de tegemoetkoming in de huurprijs (voorwaarden, aanvraagformulier, toelichtingsfolder…). De betreffende wetteksten kan u terugvinden op internet: Het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders. http://www.bouwenenwonen.be/uploads/b2293_bvrhuursubsidie_gepubliceerd143515.pdf Het ministerieel besluit van 12 april 2007 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 februari 2007 tot instelling van een tegemoetkoming in de huurprijs voor woonbehoeftige huurders http://www.bouwenenwonen.be/uploads/b2294_mbhuursubsidie_gepubliceerd143531.pdf
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.11.
Formulieren De aanvraag van de huursubsidie en/of de installatiepremie gebeurt via de provinciale afdeling van Wonen Vlaanderen, of via het SVK. In beide gevallen verschillen de aanvraagformulieren per provincie. Hierna zijn de beide formulieren voor de provincie Oost-Vlaanderen toegevoegd. Bijlage1: aanvraagformulier huursubsidie & installatiepremie voor de provincie OostVlaanderen Bijlage2: aanvraagformulier huursubsidie & installatiepremie voor de provincie OostVlaanderen De formulieren zijn beschikbaar op het internet: Provincie Antwerpen http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2272 Huur via SVK : http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2277 Provincie Limburg http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2273 Huur via SVK : http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2278 Provincie Oost-Vlaanderen http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2274 Huur via SVK : http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2279 Provincie Vlaams-Brabant http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2275 Huur via SVK : http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2280 Provincie West-Vlaanderen http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2276 Huur via SVK : http://www.bouwenenwonen.be/goto.cgi?bijlage=2281
BZW tussen de regels
Huursubsidie & Installatiepremie
A.12.
In te vullen door de behandelende afdeling
! "#$% * + % ,- % . % ) / %. % 1/2 ( & 00
&'( " ) (/0 00/ 0 /2 02/0
0
3
Hoe vraagt u een huursubsidie aan? Stuur dit formulier in een gesloten omslag naar het bovenstaande adres. Op dat adres kunt u ook terecht als u hulp wilt bij het invullen van het formulier. De huisvestingsambtenaar van uw gemeente of provincie, het OCMW, de woonwinkel of de welzijnsdiensten kunnen u eveneens helpen om dit formulier in te vullen. U kunt de huursubsidie het best aanvragen voor u verhuist. U moet dan wel ten laatste binnen de 9 maanden na de aanvraag het adres van uw nieuwe woning melden aan de administratie. Als u al verhuisd bent, moet u de huursubsidie binnen de zes maanden na de inschrijvingsdatum (dit is de eerste dag van de maand waarin u zich ingeschreven heeft in de nieuwe woning) aanvragen en moet de toestand van de vorige woning nog vastgesteld kunnen worden.
Persoonlijke gegevens U vindt het rijksregisternummer bovenaan op uw SIS-kaart of op de achterkant van uw identiteitskaart.
$4 , 5
de heer
mevrouw
$4
5
,
% dag
!
maand
jaar
, %
ja. Ga naar vraag 3. nee. Ga naar vraag 4.
!
U vindt het rijksregisternummer bovenaan op uw SIS-kaart of op de achterkant van uw identiteitskaart.
$4 !
dag
maand
jaar
, % " # ja. Ga naar vraag 5. nee. Ga naar vraag 9.
$ #
Een kind dat jonger is dan 18 jaar, is altijd ten laste. Een persoon van 18 jaar of ouder wordt als ten laste beschouwd: − als u kinderbijslag of wezenrente voor die persoon krijgt − als u een ander bewijsstuk kunt voorleggen waaruit blijkt dat die persoon als ten laste kan worden beschouwd. De administratie kan hiervoor eventueel bewijsstukken opvragen. ja. Ga naar vraag 6. nee. Ga naar vraag 7.
Aanvraag van een huursubsidie en installatiepremie – pagina 2 van 5
% &
' persoon / personen
( #
)
Een persoon die ernstig gehandicapt is, voldoet aan een van de volgende criteria: − de beperking van de zelfredzaamheid is minstens op 9 punten vastgesteld − de handicap bedraagt minstens 66 % − het verdienvermogen is tot minstens een derde verminderd − de persoon ontvangt een invaliditeitsuitkering van een ziekenfonds of van de Hulp- en Voorzorgkas van de Zeevarenden onder Belgische Vlag − de persoon is een ambtenaar die al meer dan een jaar ononderbroken met ziekteverlof is of die wegens gezondheidsredenen in disponibiliteit is gesteld. ja. Gelieve een attest van invaliditeit bij te voegen. Ga naar vraag 8. nee. Ga naar vraag 9.
*
) )
+
),
)
U mag alleen een rekening vermelden die op uw naam, op naam van uw partner of op naam van u beiden staat. -
% -
-
), op uw naam op naam van uw partner op naam van u en uw partner samen
'
. )
ja. Ga naar vraag 12. nee. Ga naar vraag 13. Vul hieronder het adres van deze woning in.
4
/
!
/
3
3 ! Duidt hieronder aan op basis van welk inkomsten u de huur van uw nieuwe huurwoning waarvoor u deze huursubsidie aanvraagt, gaat betalen. Voeg als bewijs hiervoor een document bij waaruit uw actuele inkomsten blijken. inkomen uit arbeid vervangingsinkomen werkloosheidsuitkering pensioen OCMW-uitkering ander inkomen ik heb geen inkomsten
Aanvraag van een huursubsidie en installatiepremie – pagina 3 van 5
" #
'
.
Indien u een aanvraag doet in de loop van 2007 mogen uw inkomsten van het jaar 2006 niet hoger zijn dan 14.550 euro, indien u personen ten laste heeft, mag u per persoon ten laste uw inkomen met 1.300 euro verminderen. Deze inkomensgrens wordt jaarlijks geïndexeerd, indien u dus geen aanvraag doet in 2007 informeert u bij het Agentschap naar de correcte inkomensgrens van dat jaar. ja. nee.
Gegevens van de woning die u verlaten hebt of zult verlaten $ Vul hieronder de het adres van de woning die u verlaten heeft of die u gaat verlaten. 4
/
!
/
3
3 % Duidt hieronder aan waarom u uw vorige woning heeft verlaten of gaat verlaten ik verlaat een onbewoonbaar verklaarde woning of kamer ik verlaat een overbewoond verklaarde woning ik verlaat een ongeschikt verklaarde woning of kamer die op het technisch verslag minstens 50 strafpunten en minstens twee problemen van categorie II scoort ik verlaat een onroerend goed dat niet hoofdzakelijk voor wonen bestemd is ik verlaat een te kleine woning die ik minstens gedurende één jaar bewoond heb ik verlaat een camping waar ik sinds 1 januari 2001 mijn hoofdverblijfplaats had ik was dakloos en heb voor mijn nieuwe huurwoning via het OCMW van......................................... (vul gemeente aan) een installatiepremie ontvangen ik verlaat een niet-aangepaste woning (een of meer gezinsleden zijn bejaard of gehandicapt)
Gegevens over de nieuwe woning ( ja. Ga naar vraag 18. nee. Ga naar vraag 19.
* Vul hieronder de datum in sinds wanneer u al in de nieuwe woning woont. dag
+ &
)
)
maand
jaar
'
ja. nee.
- Vul hieronder de gegevens van de nieuwe woning in. 4
/
!
/
3
3 Vul hieronder de gegevens in van de verhuurder of de maatschappij die de nieuwe woning verhuurt.
4 4 3
/
!
/
Aanvraag van een huursubsidie en installatiepremie – pagina 4 van 5 Vul hieronder de gegevens van het huurcontract in.
4 4
$ , % 4
dag
$ 53 , 6+
%
maand
.
jaar
' % $
'///7!
-
euro
Bij te voegen bewijsstukken ! Voeg bij dit formulier de volgende bewijsstukken: − − − −
het aanslagbiljet van de personenbelasting van het inkomstenjaar van drie jaar geleden waarop uw gezamenlijk belastbaar inkomen en, als u getrouwd bent of feitelijk samenwoont, dat van uw partner staat indien er nog andere inwonende personen bij u inwonen het aanslagbiljet van de personenbelasting van het inkomstenjaar van drie jaar geleden waarop het gezamenlijk belastbaar inkomen van deze personen staat vermeld als u reeds een huurcontract hebt voor de nieuwe woning, voegt u een kopie van dit contract bij als u minder dan 3 jaar in België verblijft en uw gegevens nog niet bekend zijn bij de belastingsadministratie, voegt u bij dit formulier ook de meest recente bewijzen van uw inkomen en dat van uw partner (uitkering OCMW, enz.)
" / een kopie van het aanslagbiljet van de personenbelasting van het inkomstenjaar van drie jaar geleden waarop uw gezamenlijk belastbaar inkomen en dat van uw eventuele partner staat een kopie van het aanslagbiljet van de personenbelasting van het inkomstenjaar van drie jaar geleden waarop het inkomen van andere inwonende gezinsleden staat vermeld een document waaruit uw actuele inkomsten blijken een attest van invaliditeit indien er een persoon met een handicap bij u inwoont een kopie van het huurcontract van uw nieuwe woning de meest recente bewijzen van uw inkomen en dat van uw partner als u minder dan 3 jaar in België verblijft en uw gegevens nog niet bekend zijn bij de belastingsadministratie
Ondertekening $ Ik bevestig dat alle gegevens uit dit formulier naar waarheid ingevuld zijn. Ik geef aan de behandelende ambtenaar de toestemming om bij de bevoegde instanties de inlichtingen over mijn toestand en die van mijn eventuele partner op te vragen of te consulteren in de daartoe beschikbare databanken, als die nodig zijn om deze premieaanvraag te behandelen. dag
4
4
maand
jaar
%
%
. 3
Aan wie bezorgt u dit formulier? % Stuur deze aanvraag in een gesloten omslag naar het agentschap Wonen-Vlaanderen. Het adres vindt u bovenaan op het formulier. De aanvraagdatum is de postdatum van uw brief.
U kunt de aanvraag ook tijdens de bezoektijd ter plaatse tegen ontvangstbewijs afgeven. In dat geval is de aanvraagdatum de datum die vermeld staat op het ontvangstbewijs/
Hoe gaat het nu verder met uw aanvraag? ( Binnen een maand nadat u uw aanvraag hebt ingediend, krijgt u uw dossiernummer toegestuurd en de naam van de
ambtenaar die uw aanvraag zal behandelen. Om uw aanvraag te behandelen kan de ambtenaar nog verdere gegevens nodig hebben. Hij zal onderzoeken welke gegevens hij nodig heeft en hij zal, als dat nodig blijkt, u een brief sturen om die gegevens te vragen.
* Een ambtenaar zal ter plaatse de nieuwe woning en de woning waaruit u verhuist, komen onderzoeken en nagaan of ze voldoen aan de voorwaarden van de reglementering. De ambtenaar zal u tijdig van zijn komst op de hoogte brengen.
Aanvraag van een huursubsidie en installatiepremie – pagina 5 van 5
Privacywaarborg + De gegevens die u meedeelt, worden opgeslagen in een bestand. Ze zijn nodig voor de behandeling van uw dossier en kunnen ook gebruikt worden voor statistieken of wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in dit bestand in te kijken en zo nodig de verbetering ervan te vragen.
In te vullen door de behandelende afdeling
! " # $%&' (! )* , - ' ./ " '0 ' + " 1/ " '0 ' 314 *
$ + *1 2 41 2
1(2 5
2(2
Stempel van het Sociaal Verhuurkantoor:
Hoe vraagt u een huursubsidie aan? Stuur dit formulier in een gesloten omslag naar het bovenstaande adres. Het formulier wordt ingevuld door zowel de aanvrager als door het Sociaal Verhuurkantoor (SVK). Het SVK zal de aanvrager helpen het formulier in te vullen. Enkel de huurder van een door het Vlaamse Gewest erkend SVK komt in aanmerking voor een ‘huursubsidie en installatiepremie voor SVK-huurders’. Op voorwaarde dat de aanvraag wordt goedgekeurd zal de huursubsidie en installatiepremie worden overgemaakt aan het SVK. Het SVK zal de tegemoetkoming in mindering brengen van de te betalen huurprijs en zal de installatiepremie aan u overmaken. U kunt de huursubsidie het best aanvragen voor u verhuist. U moet dan wel ten laatste binnen de 9 maanden na de aanvraag het adres van uw nieuwe woning melden aan de administratie. Als u al verhuisd bent, moet u de huursubsidie binnen de zes maanden na de inschrijvingsdatum (dit is de eerste dag van de maand waarin u zich ingeschreven heeft in de nieuwe woning) aanvragen.
Persoonlijke gegevens U vindt het rijksregisternummer bovenaan op uw SIS-kaart of op de achterkant van uw identiteitskaart. de heer
&6 . 7 "
mevrouw
&6 " "7 '
. dag
#
maand
jaar
. ' !
!
"
ja. Ga naar vraag 3. nee. Ga naar vraag 4.
# &6 #
dag
maand
. ' $ %
" ja. Ga naar vraag 5. nee. Ga naar vraag 10.
jaar
Aanvraag van een huursubsidie en installatiepremie voor SVK-huurders – pagina 2 van 5
& %
!
"
Een kind dat jonger is dan 18 jaar, is altijd ten laste. Een persoon van 18 jaar of ouder wordt als ten laste beschouwd: − als u kinderbijslag of wezenrente voor die persoon krijgt − als u een ander bewijsstuk kunt voorleggen waaruit blijkt dat die persoon als ten laste kan worden beschouwd. De administratie kan hiervoor eventueel bewijsstukken opvragen. ja. Ga naar vraag 6. nee. Ga naar vraag 7.
' (
)
" persoon / personen
* %
!
+
"
Een persoon die ernstig gehandicapt is, voldoet aan een van de volgende criteria: − de beperking van de zelfredzaamheid is minstens op 9 punten vastgesteld − de handicap bedraagt minstens 66 % − het verdienvermogen is tot minstens een derde verminderd − de persoon ontvangt een invaliditeitsuitkering van een ziekenfonds of van de Hulp- en Voorzorgkas van de Zeevarenden onder Belgische Vlag − de persoon is een ambtenaar die al meer dan een jaar ononderbroken met ziekteverlof is of die wegens gezondheidsredenen in disponibiliteit is gesteld. − andere redenen waarom de inwonende persoon als ernstig gehandicapt kan worden beschouwd:................................ ja. Gelieve een attest van invaliditeit bij te voegen. Ga naar vraag 8. nee. Ga naar vraag 10.
, (
)
+
"
persoon / personen
-
+
!
+
.
)
!
/ !
+
"
ja. Ga naar vraag 11. nee. Ga naar vraag 12. Het SVK voegt als bewijs een kopij bij van een recent ingevuld formulier B betreffende de controle van de eigendomsvoorwaarde. Vul hieronder het adres van deze woning in.
6
1
#
1
5
5 Duidt hieronder aan op basis van welk inkomsten u de huur van uw nieuwe huurwoning waarvoor u deze huursubsidie aanvraagt, gaat betalen. Voeg als bewijs hiervoor een document bij waaruit uw actuele inkomsten blijken. inkomen uit arbeid vervangingsinkomen werkloosheidsuitkering pensioen OCMW-uitkering ander inkomen ik heb geen inkomsten
Aanvraag van een huursubsidie en installatiepremie voor SVK-huurders – pagina 3 van 5
# %
)
/
" Indien u een aanvraag doet in de loop van 2007 mogen uw inkomsten van het jaar 2006 niet hoger zijn dan 14.550 euro, indien u personen ten laste heeft, mag u per persoon ten laste uw inkomen met 1.300 euro verminderen. Deze inkomensgrens wordt jaarlijks geïndexeerd, indien u dus later een aanvraag doet, informeert u bij het Agentschap naar de correcte inkomensgrens van dat jaar. ja. nee.
Gegevens over de nieuwe woning $
" ja. Ga naar vraag 15. nee. Ga naar vraag 16.
& Vul hieronder de datum in sinds wanneer u al in de nieuwe woning woont. dag
' (
+
+
maand
)
jaar
"
ja. nee.
* Vul hieronder de gegevens van de nieuwe woning in. 6
1
#
1
5
5 , Vul hieronder de gegevens van het huurcontract in. 6 6
&
". ' &
& 7/ & "6
dag
maand
5 . 8-
'
jaar
0
) "' &
)1119#
/
euro
Bij te voegen bewijsstukken - Voeg bij dit formulier de volgende bewijsstukken: − − − −
.
het aanslagbiljet van de personenbelasting van het inkomstenjaar van drie jaar geleden waarop uw gezamenlijk belastbaar inkomen en, als u getrouwd bent of feitelijk samenwoont, dat van uw partner staat indien er nog andere personen bij u inwonen het aanslagbiljet van de personenbelasting van het inkomstenjaar van drie jaar geleden waarop het gezamenlijk belastbaar inkomen van deze personen staat vermeld als u reeds een huurcontract hebt voor de nieuwe woning, voegt u een kopie van dit contract bij als u minder dan 3 jaar in België verblijft en uw gegevens nog niet bekend zijn bij de belastingsadministratie, voegt u bij dit formulier ook de meest recente bewijzen van uw inkomen en dat van uw partner (uitkering OCMW, enz.)
! een kopie van het aanslagbiljet van de personenbelasting van het inkomstenjaar van drie jaar geleden waarop uw gezamenlijk belastbaar inkomen en dat van uw eventuele partner staat een kopie van het aanslagbiljet van de personenbelasting van het inkomstenjaar van drie jaar geleden waarop het inkomen van andere inwonende gezinsleden staat vermeld een document waaruit uw actuele inkomsten blijken een attest van invaliditeit indien er een persoon met een handicap bij u inwoont een kopie van het huurcontract van uw nieuwe woning de meest recente bewijzen van uw inkomen en dat van uw partner als u minder dan 3 jaar in België verblijft en uw gegevens nog niet bekend zijn bij de belastingsadministratie
Aanvraag van een huursubsidie en installatiepremie voor SVK-huurders – pagina 4 van 5
Gegevens van en ondertekening door het SVK Vul hieronder de gegevens in van het SVK die de nieuwe woning verhuurt.
6 6
1
#
1
5 &
&5 !
+0
1 -
'
-
# Ik bevestig dat alle gegevens uit dit formulier naar best vermogen ingevuld zijn. dag
6
maand
jaar
'
Ondertekening door de aanvrager $ Ik bevestig dat alle gegevens uit dit formulier naar waarheid ingevuld zijn. Ik geef aan de behandelende ambtenaar de toestemming om bij de bevoegde instanties de inlichtingen over mijn toestand en die van mijn eventuele partner en andere inwonende gezinsleden op te vragen of te consulteren in de daartoe beschikbare databanken, als die nodig zijn om deze premieaanvraag te behandelen. dag
6
jaar
'
5 6
maand
'
) 0
5 Aan wie bezorgt u dit formulier? & Stuur deze aanvraag in een gesloten omslag naar het agentschap Wonen-Vlaanderen. Het adres vindt u bovenaan op het formulier. De aanvraagdatum is de postdatum van uw brief.
U kunt de aanvraag ook tijdens de bezoektijd ter plaatse tegen ontvangstbewijs afgeven. In dat geval is de aanvraagdatum de datum die vermeld staat op het ontvangstbewijs1
Hoe gaat het nu verder met uw aanvraag? ' Binnen een maand nadat u uw aanvraag hebt ingediend, krijgt u uw dossiernummer toegestuurd en de naam van de
ambtenaar die uw aanvraag zal behandelen. Het SVK ontvangt een kopij van dit schrijven. Om uw aanvraag te behandelen kan de ambtenaar nog verdere gegevens nodig hebben. Hij zal onderzoeken welke gegevens hij nodig heeft en hij zal, als dat nodig blijkt, u een brief sturen om die gegevens te vragen.
* Een ambtenaar kan ter plaatse de nieuwe woning komen onderzoeken en nagaan of ze voldoet aan de voorwaarden van de reglementering. De ambtenaar zal u tijdig van zijn komst op de hoogte brengen.
Aanvraag van een huursubsidie en installatiepremie voor SVK-huurders – pagina 5 van 5
Privacywaarborg , De gegevens die u meedeelt, worden opgeslagen in een bestand. Ze zijn nodig voor de behandeling van uw dossier en kunnen ook gebruikt worden voor statistieken of wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in dit bestand in te kijken en zo nodig de verbetering ervan te vragen.
Sociale Verhuring
1. Basistekst Sociale Verhuring
B.2.
2. Handleiding Kaderbesluit Sociale huur
B.4.
3. Adressen, Links & Bijlagen
B.25.
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.1.
Basistekst Sociale Verhuring Bronnen: www.bouwenenwonen.be
Sociale verhuring is het verhuren van betaalbare woningen aan gezinnen en alleenstaanden met een laag inkomen door tussenkomst van een dienst met een overheidstoelage. Dit kunnen zowel private als overheidsinitiatieven zijn . Het belangrijkste voor jongeren in BZW zijn: - de Sociale Verhuurkantoren (SVK) die woningen op de private markt huren en verder onderverhuren. - de Sociale Huisvestingsmaatschappijen (SHM) die een eigen woningpatrimonium ter beschikking stellen op de sociale woonmarkt. Regelgeving Een nieuw kaderbesluit Sociale Huur treedt in werking op 01/01/2008. Om een sociale woning te kunnen huren moet men zich vooraf inschrijven in het kandidatenregister als ‘kandidaat-huurder’. Daaraan zijn een aantal voorwaarden verbonden. meerderjarig zijn Maar: De verhuurder (SVK of SHM of…) kan in individuele gevallen een afwijking op de regel vragen ‘in het kader van begeleid zelfstandig wonen van een minderjarige persoon’. Deze afwijking maakt het mogelijk dat jongeren met vooruitzicht op BZW zich tijdig inschrijven. Inkomensvoorwaarde Onroerende bezitsvoorwaarde Voorwaarde van inschrijving in bevolkings- of vreemdelingenregister (d.i. een verblijfsvergunning van meer dan 3 maanden) Voorwaarde van taalbereidheid Voorwaarde van inburgeringsbereidheid Toewijzing Indien een woning vrijkomt, gebeurt er een toewijzing. Er is een centraal, algemeen geldend toewijzingsreglement maar er zijn twee toewijzingssystemen. Het eerste toewijzingssysteem wordt gebruikt door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en de Sociale Huisvestingsmaatschappijen (SHM) en houdt vooral rekening met de chronologie van inschrijving naast de rationele bezetting van de woning en een aantal voorrangsregels.
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.2.
In het tweede toewijzingssysteem dat wordt gebruikt door de Sociale Verhuurkantoren (SVK) wordt er in de eerste plaats rekening gehouden met een puntensysteem en dan pas met de chronologie van inschrijving, naast de rationele bezetting van de woning en een aantal voorrangsregels. Binnen dit puntensysteem krijgen jongeren in BZW heel wat punten toebedeeld, waardoor zij hoger op de lijst komen te staan. Er zijn mogelijkheden om de toewijzing aan jongeren in BZW sneller te doen verlopen. Het OCMW van de betrokken gemeente kan ten behoeve van een dakloze aan een verhuurder van die gemeente een versnelde toewijzing vragen van een woning. De gemeente kan een doelgroep die specifieke problemen ondervindt om een aangepaste en betaalbare woning te vinden, afbakenen. Deze doelgroep krijgt voorrang bij de toewijzing van een aantal sociale huurwoningen. Als de gemeente dit wil toepassen, moet het toewijzingsreglement een doelgroepenplan bevatten. Inschrijving De inschrijving gebeurt aan de hand van een Individuele aanvraag, en dit bij het SVK of de SHM. Voor adressen en gegevens - zie verder. Ook op de websites VMSW (www.vmsw.be) en VOB (www.vob-vzw.be/sociaalverhuurkantoor) en gemeentelijke diensten zijn de adressen teraadplegen.
Mogelijkheden tot overleg en partnership n.a.v. de huidige regeling Lokaal: Besprekingen met de gemeente en huisvestingsactoren in het kader van Lokaal Sociaal Beleid of Woonraden Besprekingen met het plaatselijk OCMW i.v.m. het daklozenbeleid Besprekingen met plaatselijke SVK en SHM
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.3.
KADERBESLUIT SOCIALE HUUR: HANDLEIDING Departement RWO
I. Inleiding Het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode (verder nieuw sociaal huurbesluit) is de uitvoering van het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode (B.S., 19 februari 2007). Dit decreet wijzigde de verhuring van sociale woningen op een aantal punten om tegemoet te komen aan een aantal knelpunten. Hoewel er zich in de sociale huursector geen algemeen leefbaarheidsprobleem stelt, kan niet worden ontkend dat er zich plaatselijk problematische situaties voordoen. Er is bijgevolg behoefte aan meer lokaal maatwerk. Vandaar dat de gemeente, die regisseur van het lokale woonbeleid is, nauwer bij het toewijzingsbeleid wordt betrokken. Het aanpakken van eventuele leefbaarheidsproblemen in bepaalde wijken of complexen kan via een specifiek toewijzingsreglement, dat afwijkt van de standaardtoewijzingsregels. De gemeente krijgt bij de totstandkoming van dergelijk toewijzingsreglement de trekkersrol, maar overleg en samenwerking met de verschillende lokale woon- en welzijnsactoren zijn noodzakelijk. Een specifiek toewijzingsreglement is ook mogelijk als de gemeente rekening wil houden met de woonbehoefte van specifieke doelgroepen of een andere invulling aan de lokale binding wenst te geven dan die in het standaardluik. Nieuw ook is de bereidheid om het Nederlands aan te leren als inschrijvings- en toelatingsvoorwaarde, en als blijvende contractuele verplichting. De kennis van het Nederlands maakt de huurder mondiger, en verbetert de communicatie tussen de huurder en de verhuurder en verhoogt de veiligheid van de wooncomplexen. Daarom moet het aanleren van een gemeenschappelijke taal, zijnde het Nederlands, tussen de huurder en de verhuurder worden bevorderd. Hierdoor wordt de betrokkenheid van de bewoners in sociale woonprojecten gestimuleerd en ondersteund. Dit komt overigens ook de leefbaarheid van en het samenleven in de sociale woonwijken ten goede. Eveneens moet de kandidaat-huurder bij de inschrijving voor en de toelating tot een sociale huurwoning aantonen dat hij bereid is - voor zover hij onder het toepassingsgebied van het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid valt – tot het volgen van het inburgeringstraject overeenkomstig hetzelfde decreet. Dit komt tegemoet aan de doelstellingen, zoals vooropgezet in het regeerakkoord van de Vlaamse Regering (2004-2009) ‘Vertrouwen geven en verantwoordelijkheid nemen’. Er wordt in de regelgeving de mogelijkheid voorzien om bij bepaalde problemen in te kunnen grijpen, en/of de huurders te begeleiden om verdere problemen te voorkomen in het belang van de huurder zelf, maar ook in het belang van de leefbaarheid van woonprojecten. Voor de nieuwe huurders wordt een begeleidingsproces voorzien bij wijze van een proefperiode. Door het inlassen van een proefperiode bestaat de mogelijkheid om de nieuwe huurders bij aanvang van de huurovereenkomst op te volgen bij het naleven van hun verplichtingen. Bij het einde van de proefperiode zal de huurovereenkomst bij gebrek aan negatieve evaluatie verder lopen als een huurovereenkomst van onbepaalde duur. Om de domiciliefraude in de sector aan te pakken, werd domiciliefraude als dusdanig strafbaar gesteld. Beëdigde ambtenaren van de Vlaamse Gemeenschap die de hoedanigheid van agent of officier van gerechtelijke politie hebben, kunnen dit misdrijf opsporen. In plaats van de strafrechtelijke sanctie kan ook geopteerd worden voor een administratieve maatregel of een geldboete.
II. Toepassingsgebied Het nieuwe sociale huurbesluit is van toepassing op: alle woningen verhuurd door de VMSW en de sociale huisvestingsmaatschappijen; alle woningen verhuurd door de erkende SVK’s de gesubsidieerde woningen verhuurd door het Vlaams Woningfonds, de OCMW’s, Verenigingen van OCMW’s, gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.4.
woningen verhuurd door gemeente, OCMW of een sociale woonorganisatie voor zover op die woningen het sociaal beheersrecht wordt uitgeoefend of voor zover zij vallen onder artikel 18, §2 van de Vlaamse Wooncode In het nieuwe sociale huurbesluit wordt wat de huurprijsbepaling betreft, een onderscheid gemaakt tussen de sociale verhuurkantoren en de andere verhuurders. Voor de sociale verhuurkantoren geldt in principe de huurprijs die het sociaal verhuurkantoor betaalt aan de eigenaar/verhuurder. Voor de andere verhuurders is er een nieuw stelsel uitgewerkt. Voor de VMSW en de sociale huisvestingsmaatschappijen treedt dit stelsel in werking op 1 januari 2008 met een overgangsperiode van drie jaar. Voor de andere verhuurders (OCMW’s, gemeenten en VWF) zal de inwerkingtreding van de nieuwe huurprijsberekening nog worden bepaald door de Vlaamse Regering. In afwachting hiervan moeten deze laatsten de huurprijsberekening zoals opgenomen in het besluit van 29 september 1994 verder toepassen.
III. Inschrijvings- en Toelatingsvoorwaarden Een potentiële kandidaat-huurder moet aan de volgende voorwaarden voldoen om zich te kunnen inschrijven: Voorwaarde van meerderjarigheid Inkomensvoorwaarde Eigendomsvoorwaarde Voorwaarde van taalbereidheid Voorwaarde van inburgeringbereidheid Voorwaarde van inschrijving in bevolkings- of vreemdelingenregister De toelatingsvoorwaarden zijn dezelfde als de inschrijvingsvoorwaarden. Ook de personen die tot een huurovereenkomst toetreden, dus na de aanvang van de huurovereenkomst, moeten voldoen aan de toelatingsvoorwaarden, met uitzondering van de personen die huwen of wettelijk gaan samenwonen met de oorspronkelijke ondertekenaar. Het is immers wettelijk niet toegelaten om voorwaarden op te leggen om de gezinswoning te gaan betrekken. 1. Voorwaarde van meerderjarigheid Deze voorwaarde spreekt voor zich en hoeft geen verdere duiding. Individuele afwijkingen zijn mogelijk in het kader van begeleid zelfstandig wonen. 2. Inkomensvoorwaarde De inkomensgrenzen zijn vastgesteld op: 1° 17.900 euro voor een alleenstaande zonder personen ten laste; 2° 19.400 euro voor een alleenstaande gehandicapte; 3° 26.850 euro, verhoogd met 1.500 euro per persoon ten laste1 voor anderen. De verhuurder neemt in principe het netto-belastbaar inkomen van het referentiejaar in aanmerking (het referentiejaar is het derde jaar voorafgaand aan de inschrijving of toewijzing naargelang het geval). Als de persoon die zich kandidaat wil stellen, tijdens het referentiejaar geen inkomen had, neemt de verhuurder het inkomen in aanmerking van het eerstvolgende jaar waarin wel een inkomen genoten werd. Als het inkomen van het referentiejaar de inkomensgrens overschrijdt, maar in het jaar van de aanvraag daaronder gedaald is, kan de persoon worden ingeschreven. 1
Een persoon ten laste wordt gedefinieerd als: a)
de persoon die op de referentiedatum bij de referentiepersoon gedomicilieerd is en die minderjarig is, of waarvoor kinderbijslag of wezentoelage wordt uitbetaald, of die door de minister op voorlegging van bewijzen als ten laste wordt beschouwd;
b)
de referentiepersoon of de persoon, vermeld onder a), die erkend is als ernstig gehandicapt of erkend was op het ogenblik van pensionering. De minister stelt de voorwaarden hiervoor vast.
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.5.
Bij de inschrijving wordt de persoon die een echtscheidingsprocedure heeft ingeleid of die een wettelijke samenwoning gaat beëindigen, beschouwd als alleenstaande, maar op het moment van toelating (toewijzing) moet de echtscheiding of beëindiging van wettelijke samenwoning een feit zijn, zoniet wordt die persoon samen met zijn toekomstige ex-partner als gezin beschouwd. De inkomens van beiden worden in acht genomen en getoetst aan de overeenkomstige inkomensgrens.2 Voor de persoon die toetreedt tot een lopende huurovereenkomst, wordt zijn inkomen getoetst aan de inkomensgrens van een alleenstaande. De verhuurder kan in individuele gevallen gemotiveerd afwijken van de inkomensvoorwaarde. In dat geval komt het actueel besteedbare inkomen van de kandidaat-huurder in aanmerking, voor zover de kandidaat-huurder toegelaten is tot een collectieve schuldenregeling overeenkomstig de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van in beslag genomen onroerende goederen, of in budgetbegeleiding is bij een OCMW of een door de Vlaamse Gemeenschap erkende instelling voor schuldbemiddeling. Als een gemeente een eigen toewijzingsreglement opstelt, om de leefbaarheid te verbeteren, kunnen verhoogde inkomensgrenzen3 deel uitmaken van het leefbaarheidsplan. In de gemeente moet dan wel minimaal 4% van de woningen sociaal verhuurd zijn en moet het gemiddelde inkomen van de sociale huurders lager zijn dan 17.900 euro. In ieder geval mag de toepassing van deze maatregel er niet toe leiden dat meer dan 40 % van de sociale huurders van de gemeente een hoger inkomen hebben dan de normale inkomensgrenzen. 3. Eigendomsvoorwaarde Een persoon kan maar worden ingeschreven in het inschrijvingsregister en toegelaten tot een sociale huurwoning voor zover hij (noch zijn minderjarige kinderen) géén woning of perceel bestemd voor woningbouw volledig in volle eigendom heeft (in binnen- of buitenland). In vergelijking met het sociale huurbesluit van 20 oktober 2000 wordt de eigendomsvoorwaarde van het ogenblik van toewijzing verschoven naar het ogenblik van inschrijving. Hierbij wordt geen rekening gehouden met een in het Vlaamse Gewest gevestigd campingverblijf. De eigendomsvoorwaarde geldt niet als: 1° 2° 3° 4°
de kandidaat-huurder woont in een woning, die gelegen is in het Vlaamse Gewest, die het voorwerp is van een onteigeningsbesluit; de kandidaat-huurder woont in een woning, gelegen in het Vlaamse Gewest, die terwijl hij er woont onbewoonbaar of ongeschikt verklaard is maximaal twee maanden voor de inschrijving, en waarvan de ontruiming noodzakelijk is; de woning die gelegen is in het Vlaamse Gewest, onaangepast is en bewoond wordt door de persoon die zich kandidaat wil stellen die minstens 55 jaar oud is of die gehandicapt is; de kandidaat-huurder gehandicapt is en ingeschreven is voor een ADL-woning.
In de gevallen 2°, 3° en 4°, moet de woning binnen een jaar na de toewijzing van de sociale huurwoning * ofwel vervreemd worden * ofwel voor een periode van minstens 9 jaar verhuurd worden aan of, al dan niet kosteloos, ter beschikking gesteld worden van een verhuurder. Als de woning verkocht wordt tijdens de looptijd van deze verhuur of terbeschikkingstelling, zal aan de verhuurder contractueel een recht van voorkoop gegeven worden. Het sociaal verhuurkantoor kan dat recht van voorkoop overdragen aan een andere verhuurder. Bij de inschrijving wordt de persoon die een echtscheidingsprocedure heeft ingeleid of die een wettelijke samenwoning gaat beëindigen, beschouwd als alleenstaande, maar op het moment van toelating (toewijzing) 2
zie art. 3, §1, tweede lid en art. 14, eerste lid, van het BVR van 12 oktober 2007 De verhoogde inkomensgrenzen zijn: 1. 26.850 euro voor een alleenstaande zonder personen ten laste 2. 28.350 euro voor een alleenstaande gehandicapte als vermeld in artikel 1, 22°, b) 3. 35.800 euro, verhoogd met 1.500 euro per persoon ten laste voor anderen 3
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.6.
moet de echtscheiding of beëindiging van wettelijke samenwoning een feit zijn, zoniet wordt die persoon samen met zijn toekomstige ex-partner als gezin beschouwd. Dit betekent in concreto dat een persoon die gaat scheiden en die samen met zijn toekomstige ex-partner een woning in volle eigendom heeft, zich kan inschrijven maar als bij toewijzing blijkt dat de kandidaat-huurder nog steeds de woning in volle eigendom heeft samen met zijn toekomstige ex-partner, voldoet hij niet aan de toelatingsvoorwaarde. Dit is dan bovendien een schrappingsgrond (op het moment van aanbod van een woning niet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden).4 4. Taalbereidheid In beginsel geldt voor elke kandidaat–huurder de taalbereidheid als inschrijvings- en toelatingsvoorwaarde. De taalbereidheid geldt evenwel niet steeds als absolute voorwaarde. Indien de gezondheidstoestand van een persoon het voldoen aan deze voorwaarde blijvend onmogelijk maakt, wordt een vrijstelling van deze voorwaarde toegestaan. Deze personen moeten aan de hand van een medisch attest kunnen aantonen dat hun gezondheidstoestand deelname of verdere deelname aan een cursus Nederlands tweede taal, blijvend onmogelijk maakt. Voor de persoon die om beroepsmatige, medische of persoonlijke redenen tijdelijk niet kan deelnemen of verder deelnemen aan een cursus Nederlands tweede taal, kan deze inschrijvingsvoorwaarde worden opgeschort. De minister bepaalt de nadere voorwaarden. De verplichte inburgeraar moet het vervullen van deze voorwaarde van taalbereidheid niet meer expliciet aantonen. Deze maakt immers al deel uit van zijn inburgeringscontract. Concreet voldoet de persoon die zich wenst in te schrijven, als hij een van de volgende documenten, kan voorleggen: 1. een getuigschrift van het basisonderwijs, of een getuigschrift of diploma van het secundair onderwijs, of een diploma van het hoger onderwijs in een door de Vlaamse Gemeenschap of in een door het Koninkrijk Nederland erkende, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling, met uitzondering van de onderwijsinstellingen gelegen in Aruba en de Nederlandse Antillen en de Franstalige onderwijsinstellingen gelegen in een rand- of taalgrensgemeente als vermeld in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken; 2. een studiebewijs, getuigschrift of diploma waaruit onmiskenbaar blijkt dat hij een niveau van het Nederlands haalt dat ten minste overeenkomt met niveau A.1. Breakthrough van het Europees referentiekader voor vreemde talen; 3. een vrijstelling voor het niveau A.1. Breakthrough op basis van een toelatingsproef van een Centrum voor Basiseducatie of een Centrum voor Volwassenenonderwijs. De kandidaat voldoet eveneens als de verhuurder via de Kruispuntbank Inburgering een van de volgende verklaringen verkrijgt of als de kandidaat-huurder zelf een van de volgende verklaringen kan voorleggen, als die niet beschikbaar zijn via de Kruispuntbank: 4. een verklaring van het Huis van het Nederlands waaruit blijkt dat de persoon die zich kandidaat wilt stellen een niveau van het Nederlands haalt dat ten minste overeenkomt met niveau A.1. Breakthrough van het Europees referentiekader voor vreemde talen; 5. een verklaring van het Huis van het Nederlands waaruit blijkt dat hij een cursus Nederlands tweede taal gevolgd heeft met een minimale aanwezigheid van 80%; 6. een verklaring van het Huis van het Nederlands waaruit blijkt dat hij deelneemt aan een cursus Nederlands tweede taal van niveau A.1. Breakthrough van het Europees referentiekader voor vreemde talen; 7. een verklaring van het Huis van het Nederlands waaruit blijkt dat het Huis van het Nederlands een intake heeft afgenomen. Met betrekking tot punt 5 kan de minister een soepelere regeling vaststellen voor bepaalde categorieën van personen. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan personen die in een Centrum voor Basiseducatie een cursus Nederlandse tweede taal gevolgd hebben van 600 lesuren. 4
zie art. 3, §1, tweede lid en art. 14, eerste lid nieuw sociaal huurbesluit
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.7.
De controle bij toelating/toewijzing gebeurt in beginsel op basis van dezelfde documenten. Voor de kandidaat die op dat ogenblik nog een cursus Nederlands tweede taal aan het volgen is, moet bovendien worden verklaard dat hij de cursus tot dan heeft gevolgd met een minimale aanwezigheid van 80% of dat hij op het einde van de cursus nog een minimale aanwezigheid van 80% kan halen. Ook hier kan de minister voor bepaalde categorieën van personen een soepelere regeling uitwerken. Voor een persoon waarvoor op het ogenblik van inschrijving reeds een van de documenten bedoeld onder punten 1, 2, 3, 4 of 5 werden verstrekt, zal uiteraard op het moment van toewijzing geen nieuwe navraag worden gedaan. Voor personen die bij de toewijzing enkel beschikken over een verklaring van het Huis van het Nederlands waaruit blijkt dat het Huis van het Nederlands een intake heeft afgenomen, mag die verklaring niet ouder dan zes maanden zijn. In dit verband kan er nog worden gewezen op het feit de taalcursussen die georganiseerd zullen worden in het kader van dit nieuwe sociale huurstelsel gratis zullen zijn voor de betrokkenen. 5. Voorwaarde van inburgeringsbereidheid De kandidaat-huurder moet - voor zover hij een verplichte inburgeraar is overeenkomstig het decreet van 28 februari 2003 betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid - bij de inschrijving en de toelating tot een woning aantonen dat hij bereid is om het inburgeringstraject te volgen. De verplichte inburgeraar kan worden ingeschreven als hij een van de volgende attesten kan voorleggen: 1. 2. 3. 4. 5.
een attest van inburgering, een attest van vrijstelling5, een attest van EVC6, het inburgeringcontract, een attest van aanmelding, uitgereikt door het onthaalbureau.
Een persoon die bij de inschrijving of op het ogenblik van de toewijzing van een woning beschikt over een van de attesten bedoeld onder 1, 2, 3 en 5, kan worden toegelaten tot de sociale huisvesting (voor zover natuurlijk ook aan de andere voorwaarden voldaan is). Voor een kandidaat van wie het inburgeringscontract op het ogenblik van de toewijzing nog loopt (punt 4), moet worden verklaard dat er nog geen inbreuk werd gepleegd op de verplichtingen van dat contract. Indien de huurder enkel een attest van aanmelding kan voorleggen (punt 5), mag dit attest niet ouder zijn dan drie maanden. Het is de bedoeling om de controle van de boven vermelde voorwaarden zoveel mogelijk elektronisch – via de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid en de Kruispuntbank Inburgering – te laten verlopen om de administratieve last voor huurder en verhuurder tot een minimum te beperken. Met betrekking tot de taal- en inburgeringsbereidheid wordt vanaf het ogenblik van inschrijving van een kandidaat-huurder een automatische gegevensuitwisseling gestart tussen enerzijds de sociale verhuurder en anderzijds de Huizen van het Nederlands en de onthaalbureaus. Bij een negatief signaal zullen de Huizen van het Nederlands en de onthaalbureaus dit binnen de dertig dagen melden aan de betrokken verhuurder. 6. Voorwaarde van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister Uitgangspunt is dat sociale huurwoningen in beginsel bestemd zijn voor permanente bewoning en het niet de bedoeling kan zijn om er de tijdelijke opvang van bijvoorbeeld asielzoekers in te organiseren. Dit basisprincipe wordt ondersteund door het feit dat in de sociale huisvesting in de regel steeds huurcontracten van onbepaalde duur worden afgesloten - tenzij de verhuurder zelf maar voor een beperkte termijn over de woning kan beschikken. Dit uiteraard in de eerste plaats met het oog op het realiseren van woonzekerheid. Maar tegelijk wordt hiermee een duurzame bewoning beoogd die het samenleven in wooncomplexen ten goede komt. 5
Het attest, uitgereikt door het onthaalbureau, waarop vermeld staat dat de inburgeraar vrijgesteld is van de
inburgeringsplicht en geen inburgeringsprogramma hoeft te volgen. 6 Het attest, uitgereikt door het onthaalbureau, waarop vermeld staat dat de inburgeraar vanwege zijn elders of eerder verworven competenties geen primair inburgeringstraject hoeft te volgen en meteen in het secundair inburgeringstraject kan instappen.
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.8.
Momenteel kunnen alle personen die legaal op het grondgebied verblijven, in het register ingeschreven worden en tot de sociale huisvesting toegelaten worden. Het verblijfsrecht van een aantal van die personen is zeer tijdelijk of nog onbeslist (bvb. de asielzoeker wiens asielaanvraag nog lopende is), terwijl er bij de toewijzing wel onmiddellijk een huurovereenkomst van onbepaalde duur wordt afgesloten. Vanuit een streven voor een duurzame bewoning, wordt de toegang tot sociale woningen gekoppeld aan de inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Dit betekent dat de personen die een verblijfsvergunning van meer dan 3 maanden hebben in aanmerking komen voor een sociale huurwoning (voor zover aan de andere voorwaarden is voldaan). Voor een maximale woonzekerheid vertrekt de sociale huisvesting van het principe van bewoning van onbepaalde duur . De asielzoeker die wordt ingeschreven in het wachtregister, kan zich dus tijdens zijn asielprocedure niet inschrijven in het inschrijvingsregister. Pas na een definitieve, positieve uitspraak over zijn asielaanvraag of vraag om subsidiaire bescherming, wordt hij ingeschreven in het vreemdelingenregister en kan hij zich kandidaat stellen voor een sociale woning. Vreemdelingen met een vergunning van maximum drie maanden worden niet toegelaten gezien het zeer tijdelijke karakter van hun verblijf in België, te meer omdat hun inschrijving een nodeloze administratieve belasting voor de sociale verhuurder betekent (gelet op de gemiddelde wachttijden).
IV. Inschrijving Elke verhuurder houdt een inschrijvingsregister bij. In dit register worden de kandidaat-huurders ingeschreven in volgorde van de aanvraag tot inschrijving, met vermelding van de eventuele voorrangsregels7. Als een kandidaat-huurder uit het register wordt geschrapt, wordt de reden van deze schrapping in het register bewaard tot de eerstvolgende actualisatie van het register. De minister stelt de nadere regels en het model vast. 1. Formaliteiten op het ogenblik van de inschrijving: A) De verhuurder deelt de kandidaat-huurder het volgende mee: 1° de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden; 2° de regel dat alle meerderjarige personen die de sociale huurwoning zullen betrekken bij de aanvang van de huurovereenkomst, alsook de personen, die later zullen toetreden tot de huurovereenkomst, aan de toelatingsvoorwaarden moeten voldoen; 3° de toewijzingsregels; 4° informatie over de types woning die de kandidaat-huurder kan krijgen volgens de rationele bezettingsnorm; 5° de regel dat aan een kandidaat-huurder die zich wil inschrijven voor een woning die niet voldoet aan de rationele bezetting, de woning slechts wordt toegewezen aan de kandidaat-huurder wiens gezinssamenstelling de rationele bezetting het meest benadert, voor zover er voor die woning geen andere kandidaat-huurders zijn ingeschreven die aan deze norm voldoen; 6° de regel dat bij een geplande gezinshereniging de kandidaat-huurder zich moet inschrijven voor een woning die voldoet aan de rationele bezettingsnorm, rekening houdend met de gezinssamenstelling na de gezinshereniging. De kandidaat-huurder die gezinsleden heeft in het buitenland, dient de verhuurder hiervan bij de inschrijving op de hoogte te brengen. Hij kan enkel worden ingeschreven voor de woningen die geschikt zijn om met het voltallige gezin te bewonen. Dit om te voorkomen dat een persoon met gezinsleden in het buitenland zich – hopend op een snellere toewijzing – kandidaat stelt voor een kleine woning (waarvan de wachttijd doorgaans korter is) om vervolgens, na de gezinshereniging, door een voorrangsmutatie voor een aangepaste woning in aanmerking te komen. Indien de verhuurder een sociale huisvestingsmaatschappij is, deelt zij de kandidaat-huurder bij de inschrijving mee dat ze zijn kandidatuur ook kan laten bezorgen aan de andere sociale huisvestingsmaatschappijen die in die gemeente en de aangrenzende gemeenten actief zijn. De andere sociale huisvestingsmaatschappij moet binnen 7
Zoals vermeld in artikel 19, 20 en 21 van het BVR van 12 oktober 2007
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.9.
vijftien kalenderdagen vanaf de ontvangst van de kandidatuur een ontvangstmelding versturen aan de kandidaathuurder, waarbij hij ook de termijn meedeelt waarin de kandidaat-huurder zijn voorkeur qua ligging, type en maximale huurprijs kan aangeven. Eens hij die voorkeur heeft meegedeeld, zal de kandidaat-huurder een inschrijvingsbewijs ontvangen. Aangaande de gezinssamenstelling van de kandidaat-huurder kan het volgende worden aangestipt: Als de verhuurder de gegevens over de exacte gezinssamenstelling niet verkrijgt via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, vraagt hij deze info aan de kandidaat-huurder op het ogenblik van de inschrijving. De kandidaat-huurder deelt in voorkomend geval op het ogenblik van inschrijving aan de verhuurder de gegevens mee van de leden van het gezin in het buitenland en de geplande gezinshereniging. Als na de inschrijvingsdatum de gezinssamenstelling of het adres van de kandidaat-huurder wijzigt, moet de kandidaat-huurder dit binnen een maand na de wijziging meedelen aan de verhuurder. B) De kandidaat-huurder ontvangt een inschrijvingsbewijs, dat volgende gegevens bevat: 1° de inschrijvingsdatum; 2° het inschrijvingsnummer; 3° het woningtype,de ligging en eventueel de maximale huurprijs; 4° de dagen en uren waarop de schriftelijke of digitale versie van het register zonder persoonsgebonden gegevens ter inzage ligt; 5° het eventuele verzoek van de kandidaat-huurder om zijn kandidatuur te laten bezorgen door de verhuurder aan de andere verhuurders die in die gemeente en de aangrenzende gemeenten actief zijn; 6° het verhaalrecht en de melding van het klachtrecht dat de kandidaat-huurder heeft op basis van het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van bestuursinstellingen; 7° de gevallen waarin men door de verhuurder uit het inschrijvingsregister kan geschrapt worden; 8° de melding dat de kandidaat-huurder door zijn inschrijving de toestemming geeft aan de verhuurder om bij de bevoegde overheden en instellingen de noodzakelijke verklaringen, attesten of gegevens betreffende de voorwaarden en verplichtingen van dit besluit te verkrijgen; 9° de melding dat de personen die samen met de inschrijver de sociale huurwoning zullen betrekken, moeten voldoen aan de toelatingsvoorwaarden (uitgezonderd de echtgeno(o)t(e) of wettelijke samenwoner die na de aanvang van de huurovereenkomst de woning zal betrekken); 10° de contactgegevens van het agentschap Inspectie RWO; 11° de melding hoe het interne huurreglement wordt bekendgemaakt. 2. Inzagerecht Een schriftelijke of digitale versie van het register zonder persoonsgebonden gegevens ligt ter inzage van de kandidaat-huurder. 3. Actualisering De inschrijvingsregisters worden minstens elk oneven jaar geactualiseerd. Daarbij wordt nagegaan of de kandidaat-huurder nog voldoet aan de inkomensvoorwaarde. De verhuurder verzendt de brief bij actualisatie van het register of bij het aanbod van een woning, naar het laatst bekende adres dat in het Rijksregister wordt vermeld, tenzij de kandidaat-huurder uitdrukkelijk heeft gevraagd om de briefwisseling naar een ander adres te verzenden. 4. Controle Voor een goede controle over het register en de toewijzingen houdt de verhuurder het register ter beschikking van de toezichthouder, die controle uitoefent over alle verrichtingen.
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.10.
5. Schrapping In bepaalde gevallen mag een verhuurder een kandidatuur uit het register schrappen, in andere gevallen moet hij dit zelfs doen. A) In volgende gevallen wordt een kandidatuur automatisch geschrapt: 1° als de kandidaat-huurder een woning die hem aangeboden wordt, heeft aanvaard; 2° als blijkt dat de kandidaat-huurder niet meer voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden; 3° als, op het ogenblik dat een woning aan de kandidaat-huurder wordt aangeboden, blijkt dat de kandidaat-huurder niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden; 4° als de kandidaat-huurder werd ingeschreven op basis van onjuiste of onvolledige verklaringen, of gegevens die door hem te kwader trouw werden gegeven; 5° als de kandidaat-huurder daar schriftelijk om verzoekt; 6° bij de tweede weigering of bij het tweemaal niet-reageren door de kandidaat-huurder wanneer hem een woning wordt aangeboden die aan zijn keuze inzake ligging, type en maximale huurprijs, op voorwaarde dat de kandidaat-huurder telkens een termijn van minimaal vijftien kalenderdagen kreeg om te reageren (vanaf de postdatum van het aanbod). Na een eerste weigering of een niet-reactie moet de verhuurder de kandidaat-huurder uitdrukkelijk op de hoogte brengen dat bij een tweede keer een schrapping volgt. Enkel bij ernstige redenen kan de verhuurder alsnog beslissen om de kandidaat toch niet te schrappen na een tweede weigering of niet-reageren. De kandidaat-huurder wordt door de verhuurder schriftelijk op de hoogte gebracht van de schrapping. B) De verhuurder kan beslissen om over te gaan tot schrapping van een kandidatuur uit het inschrijvingsregister bij het onbestelbaar terugkeren van een brief bij actualisering van het register of bij het aanbod van een woning op voorwaarde dat deze brief is verzonden naar het laatst bekende adres dat in het Rijksregister wordt vermeld, tenzij de kandidaat-huurder uitdrukkelijk heeft gevraagd om de briefwisseling naar een ander adres te verzenden. Als de verhuurder beslist om die facultatieve schrappingsgrond toe te passen, wordt dit vermeld in het inschrijvingsbewijs en in het interne huurreglement. 6. Wijziging gezamenlijke kandidaatstelling Tenslotte wordt de te volgen procedure bepaald wanneer kandidaat-huurders die onder hetzelfde inschrijvingsnummer zijn ingeschreven nadien beslissen zich niet langer samen kandidaat te stellen. 1° als slechts een van de kandidaat-huurders de inschrijving wil behouden, blijft het oorspronkelijke inschrijvingsnummer behouden; 2° als meer dan een van de kandidaat-huurders de inschrijving wil behouden, wordt het oorspronkelijke inschrijvingsnummer geschrapt en worden die kandidaat-huurders opnieuw ingeschreven met elk een nieuw inschrijvingsnummer.
V. Toewijzing van een sociale woning 1. Bevoegd beslissingsorgaan Een sociale huurwoning wordt toegewezen door het beslissingsorgaan van de verhuurder of door de persoon of de personen die hij daartoe aanstelt.
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.11.
2. De standaardvoorrangs- en -toewijzingsregels In het nieuwe sociale huurbesluit worden twee toewijzingssystemen bepaald. De VMSW en de sociale huisvestingsmaatschappijen gebruiken het eerste toewijzingssysteem8. De sociale verhuurkantoren maken gebruik van het tweede toewijzingssysteem9. De andere verhuurders hebben de keuze tussen beide.
Eerste toewijzingssysteem Het eerste toewijzingssysteem lijkt op het huidige toewijzingssysteem dat de sociale huisvestingsmaatschappijen hanteren. Het houdt rekening met de rationele bezetting, een aantal absolute voorrangsregels10, twee optionele voorrangsregels11, en tenslotte de chronologische volgorde van de inschrijvingen in het inschrijvingsregister. Het systeem bevat ook een bepaling in verband met de gezinshereniging. Op het ogenblik van de inschrijving moet de kandidaat-huurder de verhuurder op de hoogte brengen van een eventueel geplande gezinshereniging12. Deze kandidaat-huurder wordt dan ingeschreven voor een woning die voldoet aan de rationele bezettingsnorm op basis van de gezinssamenstelling na de gezinshereniging. Als op het ogenblik van mogelijke toewijzing, de gezinshereniging nog niet heeft plaatsgevonden en de woning dus niet effectief rationeel bezet kan worden, wordt er gekeken naar de feitelijke bezetting. Er zal dan een woning die aan zijn huidige gezinssamenstelling en fysieke toestand aangepast is, worden toegewezen met inachtneming van de voorrangsregels13. Na de gezinshereniging zal een woning aangepast aan de gezinssamenstelling via de voorrangsregel ‘interne mutatie’ worden toegewezen. Ieder onredelijk voordeel in wachttijd valt hierbij automatisch weg. Op het ogenblik dat er een voorrang ontstaat voor een grotere woning, is de wachttijd hiervoor al doorlopen. a) de rationele bezetting van de woning In beginsel kan de verhuurder autonoom invulling geven aan het begrip rationele bezetting en dit voorafgaand aan de toewijzingen in het interne huurreglement. Rationele bezetting wordt gedefinieerd als de passende bezetting van een woning, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personen en de fysieke toestand van deze personen. De verhuurders die het eerste toewijzingssysteem toepassen, moeten bovendien rekening houden met de richtlijnen van de VMSW betreffende het vooropgestelde aantal bewoners14. Als de huurder van een verhuurder die het eerste toewijzingssysteem toepast, een onderbezette woning bewoont, moet hij vanaf 1 januari 2009 een maandelijkse onderbezettingsvergoeding betalen. b) de absolute voorrangsregels De absolute voorrangsregels dienen achtereenvolgens te worden toegepast.15 Het betreft achtereenvolgens de kandidaat-huurder: 1. die benadeeld wordt geacht door de verhuurder door de toewijzing van een andere woning of die onterecht geweigerd is16; 2. die opnieuw gehuisvest moet worden; 3. die een woning bewoont die niet voldoet aan de rationele bezettingsnorm; 4. van wie de gezinshereniging nog niet heeft plaatsgevonden17; 5. die woont in een onroerend goed, dat door de wooninspecteur werd vastgesteld als niet hoofdzakelijk bestemd voor wonen; 8 9
Zoals vermeld in artikel 18, 19 en 20 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 21 van het BVR van 12 oktober 2007
10 11 12 13 14 15 16 17
Artikel 19 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 20 van het BVR van 12 oktober 2007 Zie artikel 10 van het BVR van 12 oktober 2007 Zoals vermeld in vermeld in artikel 19 en 21 van het BVR van 12 oktober 2007 Zie artikel 50 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 18 van het BVR van 12 oktober 2007 Zie artikel 30 van het BVR van 12 oktober 2007 Zie artikel 18, vierde lid van het BVR van 12 oktober 2007
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.12.
6. die woont in een woning die onbewoonbaar werd verklaard overeenkomstig artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet, en waarvan de ontruiming noodzakelijk was; 7. die woont in een woning die ongeschikt of onbewoonbaar werd verklaard overeenkomstig artikel 15 VWC, of onderzocht door de wooninspecteur, voorzover de woning minstens drie gebreken van categorie III in verband met stabiliteit en vocht of minstens twee gebreken van categorie III in verband met stabiliteit en vocht en een gebrek van categorie IV heeft volgens het technisch verslag; 8. die woont in een woning op de datum waarop die het voorwerp is van een onteigeningsbesluit. In de gevallen, vermeld in 5, 6 en 7, moet de woning die aanleiding geeft tot de voorrang in dezelfde gemeente gelegen zijn als de woning die toegewezen wordt. Dit om de gemeente maximaal te responsabiliseren en haar aan te moedigen haar centrale rol als regisseur van het woonbeleid voluit op te nemen. Om in aanmerking te komen voor de in 5 tot 8 vermelde voorrang moet de kandidaat-huurder de woning sedert ten minste zes maanden bewoond hebben en zich binnen maximaal twee maanden na de beslissing van de wooninspecteur, de datum van onbewoonbaar- of ongeschiktverklaring of de datum van het onteigeningsbesluit, ingeschreven hebben als kandidaat-huurder. De woning kan slechts eenmaal aanleiding geven tot die voorrang. c) de optionele voorrangsregels18 Dit artikel betreft onder meer de optionele voorrangsregel, die reeds in het sociale huurbesluit van 20 oktober 2000 werd opgenomen. De verhuurder kan beslissen om voorrang te geven aan de kandidaat-huurder die in de periode van zes jaar voor de toewijzing minstens drie jaar inwoner is of geweest is van de gemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is of van een gemeente binnen het werkgebied van de verhuurder. De verhuurder kan die voorrangsregels achtereenvolgens toepassen voor een deel of voor het volledige patrimonium. Daarnaast heeft de verhuurder de mogelijkheid om voorrang te geven aan kandidaat-huurders die nog geen sociale huurwoning huren of die nog geen huurcontract hebben van onbepaalde tijd met een sociale huisvestingsmaatschappij. Met die laatste categorie worden de huurders die huren van SVK’s of OCMW’s bedoeld. Op die manier kan er een doorstroming plaatsvinden van urgente naar meer permanente huisvesting.
Tweede toewijzingssysteem19 Het tweede toewijzingssysteem lijkt op het huidige toewijzingssysteem dat de sociale verhuurkantoren hanteren. Dit systeem houdt achtereenvolgens rekening met de rationele bezetting, een aantal absolute voorrangsregels, een puntensysteem en tenslotte de chronologische volgorde van inschrijvingen. De absolute voorrangsregels betreffen achtereenvolgens de kandidaat-huurder: 1. die benadeeld wordt geacht door de verhuurder door de toewijzing van een andere woning of die onterecht geweigerd is 20; 2. die opnieuw gehuisvest moet worden; 3. wiens gezinshereniging nog niet heeft plaatsgevonden. Een sociaal verhuurkantoor kan een absolute voorrang verlenen aan een kandidaat-huurder die zelf een geschikte woning op de private woonmarkt heeft gezocht. Het sociaal verhuurkantoor kan de woning wel weigeren vanwege de contractvoorwaarden, de kwaliteit of het comfort van de woning. Als het SVK beslist om die voorrangsregel toe te passen, vermeldt het dat in het interne huurreglement. Het puntensysteem is enerzijds gebaseerd op vier verplichte gewogen prioriteiten, namelijk de woonnood, de kinderlast, het actueel besteedbaar inkomen en de mutatievraag van een zittende huurder van de verhuurder, en anderzijds op twee optionele gewogen prioriteiten namelijk het aantal jaren dat de kandidaat-huurder ingeschreven is in het inschrijvingsregister, en het verblijf in de gemeente. Het puntensysteem wordt verder uitgewerkt in een ministerieel besluit.
18 19 20
Artikel 20 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 21 van het BVR van 12 oktober 2007 Zie artikel 30 van het BVR van 12 oktober 2007
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.13.
3. Specifiek lokaal toewijzingsreglement Het toewijzingsbeleid wordt op maat van de lokale context geschreven. Naast toewijzing volgens het standaardluik gebaseerd op de voorrangsregels en de chronologie, kan een gemeente (of een intergemeentelijk samenwerkingsverband) opteren om een eigen toewijzingsreglement uit te werken dat afwijkt van de standaardtoewijzingsregels. Dit is mogelijk in drie gevallen, met name als men rekening wil houden met de lokale binding van de kandidaat-huurders, met de woonbehoefte van specifieke doelgroepen of met de leefbaarheidsproblemen in bepaalde wijken of complexen. Op die manier kan men effectief inspelen op de lokale situatie, en maximaal rekening houden met de specifieke noden. De gemeente (of het intergemeentelijke samenwerkingsverband) krijgt hierin de trekkersrol. Overleg en samenwerking met de verschillende lokale huisvestings- en welzijnsactoren staan hierbij centraal. De gemeente (of het intergemeentelijke samenwerkingsverband) stelt de procedure vast voor de totstandkoming van het toewijzingsreglement. Zij wordt dus verondersteld om het nodige overleg aan te sturen en om alle relevante actoren te betrekken, maar ze kan bepaalde verantwoordelijkheden ook bij de betrokken actoren leggen. Het lokaal tot stand gekomen toewijzingsbeleid zal worden getoetst en beoordeeld door de minister bevoegd voor wonen of zijn gemachtigde. De goedkeuring zal worden geweigerd als het toewijzingsreglement de wetten en decreten en de uitvoeringsbesluiten ervan schendt of het algemeen belang schaadt. Als de verhuurder het goedgekeurde toewijzingsreglement niet naleeft, kan de toezichthouder de verhuurder verplichten de standaardtoewijzingsregels toe te passen. De gemotiveerde beslissing tot goedkeuring of weigering wordt binnen negentig kalenderdagen na de ontvangstmelding van het verzoek tot goedkeuring genomen. Als binnen die termijn geen beslissing aan de gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband is betekend, is de goedkeuring een feit. Een afschrift van het toewijzingsreglement wordt aan de toezichthouder bezorgd. De drie gevallen waarin het toegestaan is een eigen toewijzingsreglement uit te werken, worden hier kort toegelicht. Een uitgebreidere leidraad ter ondersteuning van het opstellen van een eigen toewijzingsreglement volgt later. A) De lokale binding van de kandidaat-huurder met de gemeente of het intergemeentelijke samenwerkingsverband21 De gemeente krijgt de mogelijkheid om de optionele voorrangsregel (de kandidaat-huurder die in de periode van zes jaar voor de toewijzing minstens drie jaar inwoner is of geweest is van de gemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is of van een gemeente binnen het werkgebied van de verhuurder)22, en de optionele gewogen prioriteit voor wat betreft de sociale verhuurkantoren (het aantal jaren dat de kandidaat-huurder in de gemeente of het werkingsgebied verblijft)23, verder aan te vullen of te vervangen door voorrang voor: 1° de kandidaat-huurders die werken in de gemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is; 2° de kandidaat-huurders van wie de schoolgaande kinderen naar een school gaan in de gemeente waar de toe te wijzen woning gelegen is; 3° de kandidaat-huurders die een aantal jaren, te bepalen in het toewijzingsreglement, in de buurt of de wijk waarin de toe te wijzen woning gelegen is, wonen of gewoond hebben. Anders dan vroeger bestaat de mogelijkheid tot een soort cascadesysteem door een bepaald gewicht toe te kennen aan de verschillende bindingsfactoren. Bijvoorbeeld: eerst voorrang voor de huidige gemeentebewoners, daarna voor de mensen die minstens tien jaar in de gemeente hebben gewoond, maar daar nu niet meer wonen, en tenslotte voorrang voor personen die in de gemeente werken. De voorrang voor lokale binding speelt steeds binnen de andere voorrangsregels, zowel binnen de verplichte voorrangsregels, als binnen de eventueel door de gemeente vastgelegde voorrangsregel voor doelgroepen24 en
21 22 23 24
Artikel 27 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 20, §1, eerste lid, 1° van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 21, §3, eerste lid van het BVR van 12 oktober 2007 Zie artikel 28 van het BVR van 12 oktober 2007
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.14.
de afwijkende regels ter bevordering van de leefbaarheid25. De andere voorrangsregels primeren dus op de voorrang wegens lokale binding. B) Specifieke doelgroepen26 Sociale woningen zijn in principe bestemd voor de brede doelgroep van de sociale huisvesting, afgebakend door de decretaal verankerde toelatingsvoorwaarden. De gemeente krijgt de mogelijkheid om binnen de ruimere globale doelgroep van de sociale huisvesting één of meerdere doelgroepen af te bakenen die een voorrang kunnen genieten. Als de gemeente wenst gebruik te maken van deze mogelijkheid moet ze de lokale nood daartoe aantonen. Criteria hierbij kunnen zijn geen of weinig (aangepast) aanbod op de woningmarkt (bejaarden, mensen met een handicap …); moeilijke toegang tot woningmarkt wegens psycho/sociale achtergrond (exgedetineerden, ex-psychiatrische patiënten, alleenstaande ouder, begeleid zelfstandig wonen …); lokale bijzondere situatie (herhuisvesting campingbewoners, bewoners wiens wijk wordt gesaneerd …). Een doelgroepenproject kan zowel bestaan in het bouwen van woningen aangepast aan de noden van een bepaalde doelgroep, als het bij voorrang toewijzen aan de doelgroep van bestaande woningen. Het moet wel steeds gaan om een voorrang: de woningen worden dus niet voorbehouden voor de doelgroep. Als er niemand meer van de doelgroep op de wachtlijst staat, wordt er toegewezen aan een ‘gewone’ kandidaathuurder. Indien de gemeente voorrang wil verlenen aan een bepaalde doelgroep dan moet een doelgroepenplan worden opgemaakt in overleg met de lokale huisvestings- en welzijnsactoren. Het doelgroepenplan moet minstens de volgende elementen bevatten: 1° 2° 3° 4°
een beschrijving van de doelgroep; de specifieke problemen die deze doelgroep ondervindt om een aangepaste en betaalbare woning te vinden; indien beschikbaar, cijfergegevens over het aantal kandidaat-huurders die behoren tot de doelgroep; flankerende maatregelen die voor die doelgroep worden genomen door de verhuurder, de lokale besturen en de lokale welzijnsactoren.
C De leefbaarheid27 De gemeente heeft ook de mogelijkheid om afwijkende toewijzingsregels op te stellen in een eigen toewijzingsreglement om een ernstige bedreiging of verstoring van de leefbaarheid het hoofd te bieden. De gemeente (of het intergemeentelijke samenwerkingsverband) is in dat verband het best geplaatst om de situatie in te schatten en samen met de relevante actoren de passende leefbaarheidsbevorderende maatregelen te nemen. In dat geval moet het toewijzingsreglement een leefbaarheidsplan bevatten. Dit wordt opgesteld in samenspraak met de bewoners, de lokale besturen en de relevante lokale huisvestings- en welzijnsactoren. Ter verantwoording van deze afwijkende toewijzingsregels zal een probleemanalyse moeten worden opgesteld. Het is niet de bedoeling de planlast van het lokale bestuur hiermee verder te verhogen, maar het toepassen van afwijkende toewijzingsregels vergt de nodige omzichtigheid. Een eigen toewijzingsreglement is maar verantwoord als de noodzaak ervan wordt aangetoond. Het verantwoorden en beargumenteren staat dan ook in functie van het voorkomen van een willekeurig of discriminatoir toewijzingsbeleid. De probleemanalyse kan een beschrijving inhouden van de vastgestelde problemen, aangevuld met informatie over bv. het (stijgende) aantal klachten door bewoners, het aantal tussenkomsten van de politie, het verloop van huurders, de kosten voor het opruimen van sluikstort of het herstellen van vandalisme. Samen met het vaststellen en duiden van het (potentiële) leefbaarheidsprobleem, worden de preventieve of curatieve maatregelen voorgesteld. Er wordt in dit verband gemikt op een brede waaier van maatregelen die de leefbaarheid bevorderen of versterken. Eén van de mogelijkheden betreft een aangepast toewijzingsregime. Toch kan het leefbaarheidsplan zich hier niet toe beperken. Ingrijpen op de bewonerssamenstelling moet dan ook ingebed zijn in een breder geheel aan maatregelen. Bijkomende constructieve maatregelen kunnen gericht zijn
25 26 27
Zie artikel 29 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 28 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 29 van het BVR van 12 oktober 2007
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.15.
op een wijziging in gedrag of houding van de bewoners, of op de verbetering van de kwaliteit van de woonomgeving. Enkele voorbeelden: 1° afsluiten van een samenwerkingsprotocol tussen sociale verhuurders en het OCMW en/of welzijnsactoren voor de begeleiding van probleemhuurders; 2° samen met bewonersondersteunende groepen (bvb. Samenlevingsopbouw) de bewonersbetrokkenheid trachten te verhogen en communicatie tussen huurder en verhuurder trachten te bevorderen; 3° veiligheidsgevoel trachten te verhogen door meer aanwezigheid van politie in probleembuurten; 4° groenruimten en gemeenschappelijke delen maximaal zichtbaar maken; 5° actieplan tegen sluikstort; 6° zorgen voor een ontspanningsruimte (speeltuin, ontmoetingsruimte, …). De keuze voor een geïntegreerde aanpak, die bovendien tot stand komt na het noodzakelijke overleg, biedt de nodige waarborgen om elke lokale actor zijn of haar verantwoordelijkheid te laten opnemen. Als er een leefbaarheidsprobleem is of dreigt te ontstaan, is een lokaal gedragen toewijzingsreglement en een engagement van meerdere actoren in de diverse maatregelen noodzakelijk. De afwijkende toewijzingsregels moeten duidelijk omschreven worden, in functie van de beoogde doelstellingen. Een goede omschrijving van de afwijkende regels zal het tevens mogelijk maken om elke toewijzing te kunnen verantwoorden voor de andere kandidaat-huurders. De afwijkende toewijzingsregels kunnen voor een beperkte termijn gelden, waarna er een evaluatie – en eventuele bijsturing - van het systeem komt. Ook moet het duidelijk zijn op welke manier deze afwijkende regels zich verhouden tot het standaardluik. Bijvoorbeeld: de toewijzingen gebeuren in principe op basis van de chronologische volgorde en de standaard voorrangsregels, maar voor een bepaalde probleembuurt wordt rekening gehouden met een vooropgesteld streefplan (er kan bijvoorbeeld worden gestreefd naar een bepaald % huurders met een inkomen uit werk of huurders met woonervaring,…). Het toewijzingsreglement moet steeds de garantie bevatten dat compenserende maatregelen worden genomen voor de kandidaat-huurder die door de specifieke toewijzingsregels in een bepaalde buurt of wijk niet aan de beurt komt (op het ogenblik dat hij daar eigenlijk in aanmerking kwam voor een toewijzing). Het eigen lokale toewijzingsreglement mag er immers niet toe leiden dat een rechthebbende permanent wordt uitgesloten van sociale huisvesting. De compenserende maatregelen zijn noodzakelijk in het licht van de bijzondere doelstellingen van de Vlaamse Wooncode waar bepaald wordt dat elkeen in de realisatie van het recht op wonen gelijke kansen moet krijgen. Een andere maatregel om te werken aan de leefbaarheid kan bestaan in het toepassen van verhoogde inkomensgrenzen. Dit is slechts mogelijk als de gemeente minimum 4% woningen verhuurt volgens het sociale huurstelsel. De verhoogde inkomensgrenzen kunnen dan worden toegepast als het gemiddelde inkomen van de huurders voor een bepaalde wijk of gebouwencomplex lager is dan de inkomensgrens voor een alleenstaande zonder persoon ten laste. De toepassing van die maatregel mag er echter niet toe leiden dat meer dan 40 % van de huurders van die bepaalde wijk of gebouwencomplex een hoger inkomen hebben dan de gewone inkomensgrenzen. 4. Weigeringen De verhuurder kan in bepaalde gevallen weigeren om een woning toe te wijzen aan een kandidaat-huurder die in principe in aanmerking komt om een woning te worden toegewezen. De redenen van weigering van toewijzing zoals limitatief opgesomd in het nieuwe sociale huurbesluit28zijn de volgende: 1° wanneer de huurovereenkomst werd beëindigd op basis van ernstige of blijvende tekortkomingen aan de huurdersverplichtingen; 2° wanneer de kandidaat-huurder de woning van een verhuurder bewoont of heeft verlaten voor zover wordt aangetoond dat hij ernstig of blijvend zijn verplichtingen niet nagekomen is; 3° in uitzonderlijke gevallen als de kandidaat-huurder in de afgelopen drie jaar klaarblijkelijk zwaarwichtige feiten heeft gepleegd waarvan aangenomen wordt dat deze een rechtstreekse en ernstige bedreiging vormen voor de leefbaarheid. Als blijkt dat de verhuurder op deze basis toewijzingen weigert zonder
28
Artikel 22 van het BVR van 12 oktober 2007
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.16.
voldoende motivatie, kan de toezichthouder beslissen dat elke beslissing tot weigering op deze basis aan hem wordt voorgelegd. Als een huurovereenkomst werd beëindigd wegens wanbetaling aan een verhuurder, kan de verhuurder de toewijzing van een woning weigeren wanneer de kandidaat-huurder op het ogenblik van de toewijzing de schulden bij de eerste verhuurder nog niet heeft afgelost. De toewijzing kan niet worden geweigerd als de kandidaat-huurder is toegelaten tot een collectieve schuldenregeling overeenkomstig de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van in beslag genomen onroerende goederen, of in budgetbegeleiding of budgetbeheer is bij een OCMW of een andere door de Vlaamse Gemeenschap erkende instelling voor schuldbemiddeling. De verhuurder kan in plaats van de toewijzing te weigeren begeleidende maatregelen opleggen aan de kandidaat-huurder. De kandidaat-huurder kan tegen de beslissing tot weigering een verhaal indienen29. Als de toewijzing van een woning wordt geweigerd, kan het aanbieden van een woning gedurende maximaal een jaar na de weigering worden opgeschort. 5. Afwijkingen/ versnelde toewijzingen In individuele gevallen en als bijzondere sociale omstandigheden dit verantwoorden, kan een verhuurder beslissen af te wijken van de toewijzingsregels om een woning versneld toe te wijzen aan een kandidaat-huurder die in een uitzonderlijk moeilijke situatie verkeert. Hierbij kan de verhuurder ook bijkomende voorwaarden opleggen voor de toewijzing van een woning. Naast deze algemene mogelijkheid tot versneld toewijzen, kan het OCMW van de betrokken gemeente aan de verhuurder een versnelde toewijzing aanvragen voor een dakloze. De verhuurder kan daarbij de voorwaarde stellen dat begeleidende maatregelen door het OCMW of op initiatief van het OCMW door andere welzijnsactoren aangeboden worden. De verhuurder kan een dergelijk verzoek alleen weigeren als: a) de dakloze niet akkoord gaat met die voorwaarde; b) het OCMW niet ingaat op de vraag tot het voorzien van begeleidende maatregelen; c) hij in verhouding tot het aantal toewijzingen per jaar, in het afgelopen jaar al minimaal 4% toewijzingen deed op basis van deze mogelijkheid tot versnelde toewijzing; d) het OCMW niet de financiële verantwoordelijkheid wil dragen. De toezichthouder oefent het toezicht uit op het versneld toewijzen. Nieuw ten opzichte van de bestaande situatie is dat de beslissingsverantwoordelijkheid over individuele afwijkingen volledig bij de verhuurder wordt gelegd, zonder dat daarvoor voorafgaande toestemming moet worden gevraagd. De verhuurder moet een gemotiveerd dossier samenstellen en de relevante beslissingen duidelijk notuleren en bewaren. Als blijkt dat de verhuurder versnelde toewijzingen doorvoert die onvoldoende gemotiveerd zijn, kan de toezichthouder eisen dat elke beslissing tot versneld toewijzen aan hem wordt voorgelegd, om indien noodzakelijk in te grijpen, zonder de bevoegdheid van de verhuurder a priori in het gedrang te brengen.
VI. Verhaal Het nieuwe sociale huurbesluit bepaalt een aantal gevallen waarin de kandidaat-huurder of huurder die meent dat zijn rechten zijn geschonden, een beoordeling kan vragen over de beslissing van de verhuurder door de toezichthouder:30 1° Hij meent onterecht te zijn geweigerd voor een toewijzing31. 2° Hij voelt zich benadeeld door een toewijzing (bijvoorbeeld omdat een andere kandidaat-huurder een versnelde toewijzing kreeg32). 29 30 31 32
Zie artikel 30 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 30 van het BVR van 12 oktober 2007 Zie artikel 22 van het BVR van 12 oktober 2007 Zie artikel 24 van het BVR van 12 oktober 2007
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.17.
3° Hij is van oordeel dat hij ten onrechte geen afwijking heeft verkregen van de meerderjarigheids- of inkomensvoorwaarde33. 4° Hij meende in aanmerking te komen voor een versnelde toewijzing34. 5° Hij meent dat zijn inschrijving onterecht geschrapt is. 6° Hij meent dat zijn huurovereenkomst onterecht buitengerechtelijk zal worden ontbonden. De (kandidaat-) huurder moet de beoordeling van de toezichthouder vragen binnen dertig dagen na de melding van de beslissing, behalve in het geval vermeld in 1°. In dat geval moet hij de beoordeling binnen zes maanden vragen. De toezichthouder beoordeelt de gegrondheid en bezorgt zijn beoordeling aan de verhuurder en aan de betrokkene binnen dertig dagen vanaf de datum van afgifte op de post van de aangetekende brief van betrokkene, behalve in het geval vermeld in 5°. In dat geval bezorgt de toezichthouder zijn beoordeling binnen veertien dagen. De verhuurder betekent zijn nieuwe gemotiveerde beslissing aan de betrokkene binnen dertig dagen na ontvangst van de beoordeling van de toezichthouder, en bezorgt op diezelfde datum een afschrift aan de toezichthouder. Als de verhuurder vaststelt dat in het geval, vermeld in 1°, de toewijzing aan de betrokkene had moeten gebeuren of dat in het geval, vermeld in 4°, dat de betrokkene ten onrechte werd geweigerd, of als er binnen dertig dagen na ontvangst van de beoordeling van de toezichthouder geen beslissing wordt betekend, krijgt de kandidaat-huurder voorrang bij de eerstvolgende woning die aangeboden wordt, voor zover die beantwoordt aan zijn keuze qua type, ligging en maximale huurprijs en voor zover de rationele bezettingsnorm is gerespecteerd. Als er binnen dertig dagen na ontvangst van de beoordeling van de toezichthouder geen beslissing wordt betekend, wordt: 1° in het geval, vermeld in 2°, de afwijking of de versnelde toewijzing toegestaan; 2° in het geval, vermeld in 3°, de schrapping ongedaan gemaakt; 3° in het geval, vermeld in 5°, de huurovereenkomst niet ontbonden.
VII. Onderzoek naar het voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen Het nieuwe sociale huurbesluit regelt ook het opvragen van de informatie die nodig is om vast te stellen of een persoon voldoet aan de voorwaarden die gelden bij inschrijving, toelating en toetreding tijdens de huurovereenkomst, en om de huurprijs te berekenen35. De nodige gegevens worden – voor zover dit mogelijk is – elektronisch opgevraagd bij de bevoegde overheden en instellingen. De VMSW coördineert deze elektronische gegevensstromen en elektronische informatieuitwisseling. Enkel als de langs elektronische weg verkregen informatie onvoldoende is of als blijkt dat een persoon niet (meer) voldoet aan de voorwaarden, wordt de persoon zelf om meer informatie of een reactie op de gegevens gevraagd. Van de huurder wordt wel verwacht dat hij de verhuurder onmiddellijk op de hoogte brengt van elke wijziging van de bewonerssamenstelling en elke verwerving in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik van een woning of een perceel dat bestemd is voor woningbouw.
VIII. Typehuurovereenkomst 1. Wat? De overeenkomsten voor verhuring of onderverhuring moeten worden opgesteld volgens de typehuurovereenkomsten die als bijlagen bij het nieuwe sociale huurbesluit zijn gevoegd. Van die typehuurovereenkomsten kan alleen worden afgeweken in gevallen die de minister bepaalt. 33 34 35
Zie artikel 3 van het BVR van 12 oktober 2007 Zie artikel 24 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 52 van het BVR van 12 oktober 2007
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.18.
Vanaf 1 januari 2008 moeten de nieuwe typehuurovereenkomsten worden gebruikt. Huurovereenkomsten die nog worden ondertekend voor 1 januari 2008, ook al gaat de huur pas in na 1 januari 2008, gebeuren volgens de oude typehuurcontracten. 2. Wie is huurder? In de typehuurovereenkomst worden volgende personen als huurder aangeduid: a) de particuliere ondertekenaar(s) bij de aanvang van de huurovereenkomst (‘de oorspronkelijke huurder’); b) de persoon die huwt of wettelijk gaat samenwonen na de aanvang van de huurovereenkomst met de oorspronkelijke huurder. De personen die vermeld zijn onder a) en b), brengen de verhuurder van een sociale huurwoning binnen een maand op de hoogte van hun burgerlijke staat; c) de partner die feitelijk gaat samenwonen na de aanvang van de huurovereenkomst met de oorspronkelijke huurder. Deze persoon is verplicht ten laatste zes maanden na het begin van het feitelijk samenwonen de huurovereenkomst mee te ondertekenen, in een bijvoegsel dat aan de huurovereenkomst wordt gehecht, op voorwaarde dat de oorspronkelijke huurder en de verhuurder ermee instemmen. Op het ogenblik van ondertekening krijgt deze persoon de hoedanigheid van huurder; d) alle andere personen, met uitzondering van de minderjarige kinderen, die daar hun hoofdverblijfplaats hebben, en die, op voorwaarde dat de in a) vermelde persoon of personen en de verhuurder van een sociale huurwoning ermee instemmen, de huurovereenkomst mee ondertekenen. Niet alleen de oorspronkelijke kandidaat-huurder wordt dus huurder van de woning, maar ook elke andere meerderjarige persoon die ofwel van bij de aanvang de woning mee betrekt ofwel later toetreedt tot de lopende huurovereenkomst. De inwonende kinderen die tijdens de bewoning meerderjarig worden, moeten de huurovereenkomst op dat ogenblik ondertekenen. Voor de nieuwe partner die feitelijk gaat samenwonen met de huurder, wordt tijdelijk van deze bepaling afgeweken. Pas na zes maanden feitelijke samenwoning moet ook deze partner de huurovereenkomst mee ondertekenen en krijgt hij/zij de hoedanigheid van huurder. Doet hij/zij dit niet, moet hij/zij de sociale huurwoning verlaten. De verhuurder moet ermee instemmen dat een persoon zoals vermeld onder c) of d) toetreedt tot een lopende huurovereenkomst. Hij kan enkel weigeren op basis van de rationele bezettingsnorm van de woning of op basis van de weigeringsgronden voorzien in het nieuwe sociale huurbesluit36. 3. Beëindiging van de huurovereenkomst De huurovereenkomst kan op verschillende wijzen worden beëindigd: 1. op initiatief van de huurder; 2. op initiatief van de verhuurder, door buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst in het kader van de proefperiode; 3. op initiatief van de verhuurder, door opzegging van de huurovereenkomst. De huurovereenkomst wordt opgezegd of ontbonden ten aanzien van alle huurders. Omgekeerd geldt, als er meerdere huurders zijn, de opzegging door één huurder niet ten aanzien van de andere huurders. A) De beëindigingsmogelijkheden van de huurovereenkomst voor de huurder De huurder kan de huurovereenkomst op ieder moment beëindigen, met een opzeggingstermijn van drie maanden. B) De ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder in het kader van de proefperiode37 In de nieuwe typehuurovereenkomst wordt een proefperiode van twee jaar ingeschreven38. Aan het einde van de proefperiode kan de verhuurder de huurovereenkomst ontbinden als hij de huurder negatief evalueert, mits hij de 36 37
Zie artikel 22 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 32 van het BVR van 12 oktober 2007
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.19.
huurder hier drie maanden voor het einde van de proefperiode van op de hoogte brengt39. De ontbinding van de overeenkomst kan wel enkel op grond van ernstige tekortkomingen van de huurder tegenover zijn verplichtingen. Zonder negatieve evaluatie drie maanden voor het einde van de proefperiode loopt de huurovereenkomst automatisch door in een contract van onbepaalde duur. Voorbeelden van ernstige tekortkomingen van de huurder zijn: meermaals het huurgeld of de huurlasten niet of niet tijdig betalen; een slecht beheer van de woning of een aantasting van de leefbaarheid, in zoverre dat de verhuurder al verscheidene gegronde klachten van omwoners ontving of de politie al verscheidene malen procesverbaal opstelde; de weigering of het meermaals nalaten om de verhuurder de gegevens mee te delen die nodig zijn voor de berekening van de huurprijs; het niet betrekken van de sociale huurwoning door de huurder samen met de aan hem toegewezen minderjarige kinderen; niet in de sociale huurwoning gedomicilieerd zijn of ze niet als hoofdverblijfplaats hebben. Gelet op de mogelijke gevolgen van een negatieve evaluatie moet de verhuurder een aantal stappen zetten alvorens tot een negatieve evaluatie te kunnen beslissen: 1° De verhuurder moet een basisbegeleiding hebben voorgesteld aan de huurder (bijvoorbeeld: bij wanbetaling een afbetalingsplan voorstellen of bij vervuiling van de woning regelmatig een huisbezoek afleggen). De basisbegeleidingstaken van de verhuurder worden vastgelegd door de minister op basis van het basistakenpakket dat werd uitgewerkt door de denktank Wonen – Welzijn; 2° indien nodig verwijst de verhuurder de huurder door naar de welzijnssector voor meer gespecialiseerde begeleiding. Het OCMW is hiertoe het centrale aanspreekpunt van de verhuurder; 3° de verhuurder moet de huurder die tekort schiet in zijn verplichtingen meerdere keren aangemaand hebben alvorens over te gaan tot de negatieve evaluatie; 4° de verhuurder kan beslissen om het dossier voor te leggen aan de toezichthouder; 5° de verhuurder brengt het OCMW op de hoogte als hij een onvermogende huurder negatief wilt evalueren; 6° de verhuurder nodigt de huurder uit voor een gesprek voor het finaliseren van de evaluatie; 7° de verhuurder brengt de huurder die negatief geëvalueerd werd op de hoogte van de mogelijkheid om verhaal in te dienen bij de toezichthouder. Niet alleen de initiële ondertekenaars van het huurcontract moeten een proefperiode doorlopen, maar eveneens de personen die later toetreden tot de lopende huurovereenkomst, uitgezonderd minderjarige kinderen die tot de huurovereenkomst toetreden op het moment dat ze meerderjarig worden. Voor de initiële huurder die op het ogenblik van de toewijzing van de sociale huurwoning nog niet kon starten met de taalcursus of de cursus nog niet volledig had afgerond wordt een laatste evaluatie ingebouwd drie maanden voor het einde van de proefperiode. Voor deze huurder moet blijken dat hij de cursus gevolgd heeft met een minimale aanwezigheid van 80% of – indien hij de cursus nog aan het volgen is - op het einde van de cursus nog een minimale aanwezigheid van 80% kan halen. Als de minister een versoepelde minimale aanwezigheid heeft vastgesteld voor bepaalde categorieën van personen, geldt uiteraard die versoepelde minimale aanwezigheid als norm. Ook de huurder die later is toegetreden tot een lopende huurovereenkomst, uitgezonderd het minderjarige kind dat meerderjarig wordt tijdens de huurovereenkomst, wordt drie maanden voor het einde van de proefperiode geëvalueerd. Als de taalbereidheid op dat ogenblik niet wordt bewezen en dit leidt tot communicatieproblemen tussen huurder en verhuurder die de leefbaarheid ongunstig beïnvloeden, wordt de huurovereenkomst ontbonden. Omdat er tussen het moment van de toewijzing of toetreding tot de lopende huurovereenkomst en het aflopen van de proefperiode een termijn van twee jaar is verlopen, wordt een verklaring van het Huis van het Nederlands
38 39
In uitvoering van artikel 92, §1, eerste lid, 3° van de Vlaamse Wooncode In uitvoering van artikel 92, §1, eerste lid, 6° van de Vlaamse Wooncode
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.20.
waaruit blijkt dat het Huis van het Nederlands een intake heeft afgenomen, niet meer als afdoende beschouwd op het einde van de proefperiode om aan de verplichting van taalbereidheid te voldoen. Op die manier wordt voor de taalbereidheid enerzijds soepelheid en differentiatie ingebouwd naargelang de fase, en anderzijds is de verplichting toch hard gemaakt op het moment dat de taalbereidheid moet renderen, met name op het einde van de proefperiode. De inburgeringsbereidheid wordt ook afgetoetst drie maanden voor het einde van de proefperiode. Voor de verplichte inburgeraar/huurder die op dat moment nog deelneemt aan het vormingsprogramma, moet blijken dat hij regelmatig heeft deelgenomen en het vormingsprogramma niet onrechtmatig vroegtijdig heeft beëindigd. Als de inburgeringsbereidheid op dat ogenblik niet wordt bewezen en dit leidt tot communicatieproblemen tussen huurder en verhuurder die de leefbaarheid ongunstig beïnvloeden, wordt de huurovereenkomst ontbonden C) De opzegging van de huurovereenkomst door de verhuurder40 De verhuurder zegt de huurovereenkomst op tijdens en na de proefperiode in de hierna vermelde gevallen: 1° Als de huurder tijdens de huurovereenkomst een woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik verwerft ten bezwarende titel in het binnen- of buitenland. Hier bedraagt de opzeggingstermijn zes maanden. Als de huurder of de minderjarige kinderen tijdens de huurovereenkomst een woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik verwerven ten kosteloze titel, moeten, al naar gelang het geval, de woning of het vruchtgebruik ervan vervreemd worden binnen het jaar na de verwerving. Zoniet wordt de huurovereenkomst opgezegd, met een opzeggingstermijn van zes maanden. De opzegging vervalt als voor het verstrijken van die opzeggingstermijn afstand wordt gedaan van het vruchtgebruik of als voor het verstrijken van die opzeggingstermijn de verworven woning ofwel vervreemd wordt ofwel voor een periode van minstens negen jaar verhuurd wordt aan, of al dan niet kosteloos ter beschikking gesteld wordt van de verhuurder. Als de woning verkocht wordt tijdens de looptijd van deze verhuur of terbeschikkingstelling, wordt aan de verhuurder een recht van voorkoop gegeven. 2° Als de huurder tijdens de huurovereenkomst een perceel dat bestemd is voor woningbouw, volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik verwerft ten bezwarende titel. Hier bedraagt de opzeggingstermijn vijf jaar. Als de huurder of de minderjarige kinderen tijdens de huurovereenkomst een perceel dat bestemd is voor woningbouw, volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik verwerven ten kosteloze titel, moeten, al naar gelang het geval, het perceel dat bestemd is voor woningbouw of het vruchtgebruik ervan, vervreemd worden binnen vijf jaar na de verwerving. Zoniet wordt de huurovereenkomst opgezegd, met een opzeggingstermijn van zes maanden. 3° Als de huurder ernstig of blijvend tekortkomt aan zijn huurdersverplichtingen. Hier bedraagt de opzeggingstermijn drie maanden. 4° Als de huurder ingevolge onjuiste of onvolledige verklaringen onrechtmatig bij het sociale huurbesluit verleende voordelen heeft genoten of onrechtmatig tot een huurwoning werd toegelaten. Hier bedraagt de opzeggingstermijn drie maanden. 4. Waarborg41 In principe geldt de waarborgregeling, zoals vermeld in het Burgerlijk Wetboek42, voor de garantie van de naleving van de huurdersverplichtingen in het kader van het nieuwe sociale huurbesluit. De basis voor de berekening van de waarborgsom is de basishuurprijs voor de sociale huurwoningen die worden verhuurd door de SHM’s, de contractuele huurprijs voor de sociale verhuurkantoren. Voor het Vlaams Woningfonds is dat in afwachting van de inwerkingtreding van de huurprijsbepalingen, de contractuele huurprijs en tenslotte voor de
40 41 42
Artikel 33 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 37 van het BVR van 12 oktober 2007 Artikel 10 van afdeling II van titel VIII van boek III van het Burgerlijk Wetboek
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.21.
OCMW’s en de gemeenten is dat de normale huurwaarde zoals gedefinieerd in het besluit van 29 september 1994.43 Daarnaast kan een verhuurder, behalve een sociaal verhuurkantoor, beslissen dat de waarborg in zijn handen wordt gestort en niet wordt geplaatst op een geïndividualiseerde geblokkeerde rekening op naam van de huurder. In dat geval bedraagt de waarborg maximaal tweemaal de basishuurprijs (SHM’s) of de contractuele huurprijs (sociale verhuurkantoren en Vlaams Woningfonds) of de normale huurwaarde (OCMW’s en gemeenten), met een beperking tot 800 euro. De waarborg wordt verhoogd met de in de loop van de huurovereenkomst gekapitaliseerde interesten tegen een interestvoet die minimaal gelijk is aan de creditrentevoet, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2005 houdende de regeling inzake het beheer van de eigen middelen van de sociale huisvestingsmaatschappijen door de VMSW. De verhuurder kan ook instemmen met een gespreide betaling van de waarborg met maandelijkse afbetalingen volgens de voorwaarden die de verhuurder bepaalt. Eenmaal het bedrag van de waarborg volledig is samengesteld, wordt dit bedrag op een geïndividualiseerde geblokkeerde rekening op naam van de huurder geplaatst. De waarborg zal vanaf dat moment intresten opbrengen. Tenslotte kan de waarborg worden vervangen door een schriftelijke garantie van het bevoegde OCMW in afwachting van een eenmalige doorstorting door het OCMW van het volledige bedrag, binnen achttien maanden na de ondertekening van de overeenkomst of door een schriftelijke borgstelling van het bevoegde OCMW. Er wordt tevens een oplossing geboden voor de waarborgen die voor 1 januari 1985 werden gestort in handen van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Die waarborgen brachten volgens de toen geldende reglementering geen interesten op voor de huurder. Om die onrechtvaardigheid weg te werken wordt er bepaald dat die waarborgen vanaf 1 januari 2008 gekapitaliseerde interesten zullen opbrengen, namelijk minimaal de boven vermelde creditrentevoet. Die intresten worden gekapitaliseerd voor de verdere duur van de overeenkomst. De intresten op de waarborgen die in handen van de verhuurder werden gestort ter uitvoering van de huurovereenkomsten die werden afgesloten vanaf 1 januari 1985, worden vanaf 1 januari 2001 gekapitaliseerd tijdens de verdere duur van de overeenkomst. Vanaf 1 januari 2008 bedraagt de toepasselijke intrestvoet ook minimaal de boven vermelde creditrentevoet.
IX. Huurprijsberekening Het hoofdstuk ‘Huurprijsberekening’ was op het moment van de druk van deze syllabus nog niet beschikbaar. Deze informatie zal begin 2008 te bekomen zijn bij het Departement RWO: http://www.bouwenenwonen.be
X. Sancties De toezichthouder kan administratieve maatregelen en administratieve geldboetes opleggen (art. 102bis VWC en art. 47§2 en 56§3 VWC)44. 1. Administratieve maatregelen De toezichthouder kan zowel aan de huurder als aan de verhuurder administratieve maatregelen opleggen, zoals de stopzetting of uitvoering van werken, handelingen of activiteiten, het verbod op gebruik van installaties of toestellen of een verbod op houden van dieren als die overmatige hinder veroorzaken. Die maatregelen kunnen worden opgelegd voor het niet naleven van de bepalingen van Titel VII van de Vlaamse Wooncode, het sociale huurbesluit en de verplichtingen opgenomen in de typehuurovereenkomst. 43 44
Artikel 77 van het BVR van 12 oktober 2007 In artikel 53 wordt artikel 102bis van de Vlaamse Wooncode nader uitgewerkt wat betreft de mogelijkheid voor de
toezichthouder om een administratieve maatregel aan de huurder of aan de verhuurder die de bepalingen van titel VII van de Vlaamse Wooncode, de bepaling van het uitvoeringsbesluit of de verplichtingen opgenomen in de huurovereenkomst, niet naleeft, op te leggen.
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.22.
Bij niet-uitvoering binnen de opgelegde termijn, kunnen de administratieve maatregelen worden uitgevoerd door de toezichthouder, die daarbij een beroep kan doen op derden. 2. Administratieve geldboete opgelegd aan de huurders De toezichthouder kan administratieve geldboeten opleggen voor het niet nakomen van de verplichtingen van artikel 92, §3 VWC, met name: de sociale huurwoning betrekken, er zijn hoofdverblijfplaats hebben en er gedomicilieerd zijn (dit in het kader van de strijd tegen domiciliefraude) de huurprijs betalen en de elementen die nodig zijn voor de berekening meedelen als de verhuurder erom verzoekt; de woning onderhouden als een goede huisvader; de bereidheid tonen Nederlands te leren en het inburgeringstraject te volgen; de leefbaarheid niet in het gedrang brengen Omwille van de rechtszekerheid wordt extra aandacht besteed aan de procedure, vormvereisten en verweermiddelen voor de huurder. De administratieve geldboete ligt tussen 25 en 5.000 euro Bij de vaststelling van het bedrag houdt de toezichthouder onder andere rekening met de ernst van de tekortkoming, herhaling van de tekortkoming, verzachtende omstandigheden. 3. Administratieve geldboete opgelegd aan de verhuurder De toezichthouder heeft ook de mogelijkheid om, in uitvoering van artikel 47, §2 en 56, §3 van de Vlaamse Wooncode een administratieve geldboete op te leggen aan de sociale huisvestingsmaatschappijen en de sociale verhuurkantoren die de reglementaire bepalingen niet naleven. De uitvoering van deze decreetsartikelen wordt opgenomen in een ander besluit van de Vlaamse Regering, dat de specifieke regel voor het toezicht op de sociale woonactoren zal regelen. De administratieve boete kan maximaal 50.000 euro bedragen.
XI. Overgangsregeling In het nieuwe sociale huurbesluit zijn een aantal overgangsbepalingen opgenomen: 1. Voor de jaren 2008 tot en met 2010 zijn er afwijkingen bepaald in de toepassing van de nieuwe huurprijsberekening voor de sociale huisvestingsmaatschappijen. 2. Bij de eerste actualisering moet de verhuurder de kandidaat-huurders per gewone brief op de hoogte brengen van de nieuwe toelatingsvoorwaarden.45 3. Voor de kandidaat-huurders die voor 1 januari 2008 zijn ingeschreven op basis van de verhoogde inkomensgrenzen uit het oude huurbesluit,46 gelden in afwijking van de inkomensgrenzen voor de toewijzing van een sociale huurwoning onder het nieuwe sociale huurbesluit47, de verhoogde inkomensgrenzen van het oude huurbesluit. 4. Zolang de verhuurder geen intern huurreglement48 heeft opgesteld op basis van het nieuwe sociale huurbesluit en tot maximaal vier maanden na de inwerkingtreding van het nieuwe huurbesluit (1 mei 2008) gelden voor de sociale huisvestingsmaatschappijen49 en voor de sociale verhuurkantoren50 de bestaande 45 46 47 48 49
Artikel 72 van het BVR 12 oktober 2007 Artikel 73 van het BVR 12 oktober 2007 Artikel 14 van het BVR 12 oktober 2007 Artikel 74 van het BVR 12 oktober 2007 Zoals vermeld in artikel 6, §5, van het besluit van 20 oktober 2000 tot reglementering van het sociale huurstelsel voor
sociale huurwoningen die worden verhuurd of onderverhuurd door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een sociale huisvestingsmaatschappij met toepassing van Titel VII van de Vlaamse Wooncode. Zoals vermeld in artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering houdende bepaling van de erkennings- en
50
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.23.
interne toewijzingsreglementen, voor zover de bepalingen niet in strijd zijn met de bepalingen van het nieuwe sociale huurbesluit. In het decreet van 15 december 2006 houdende wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wordt bepaald dat de verplichtingen m.b.t. de bereidheid om het Nederlands te leren en de inbugeringsbereidheid alsook de proefperiode niet van toepassing zijn op de huurder die op 1 januari 2008 al huurder is van een sociale huurwoning. Deze bepaling betreft de bestaande lopende huurovereenkomsten. Volgens de voorbereidende werken van het decreet betekent dit dat ook voor de huurder die in het kader van een herhuisvesting bij renovatie of een interne mutatie een nieuwe huurovereenkomst afsluit, de voormelde verplichtingen en de proefperiode niet van toepassing zijn als hij al huurder was van een sociale huurwoning op 1 januari 2008. Personen die na 1 januari 2008 toetreden tot een huurovereenkomst die afgesloten werd vóór 1 januari 2008, moeten voldoen aan de nieuwe toelatingsvoorwaarden, met uitzondering van de echtgenote of de wettelijke samenwoner die bij de oorspronkelijke huurder komt bijwonen. Maar voor deze personen geldt geen proefperiode gezien de proefperiode niet opgenomen is in de huurovereenkomst waartoe zij toetreden. De uitdrukkelijke buitengerechtelijke ontbinding is dan ook niet mogelijk. Personen die na 1 januari 2008 toetreden tot een huurovereenkomst die afgesloten werd na 1 januari 2008, moeten voldoen aan de nieuwe toelatingsvoorwaarden, met uitzondering van de echtgenote of de wettelijke samenwoner die bij de oorspronkelijke huurder komt bijwonen. Voor deze personen geldt ook de proefperiode, met uitzondering van het kind dat meerderjarig wordt tijdens de huurovereenkomst.
subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren.
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.24.
Adressen, links & Bijlagen Adressen Sociale huisvestingsmaatschappijen of andere sociale woonorganisaties: http://www.vmsw.be/asppaginas/zoekSWO.asp http://www.sociaalverhuurkantoor.be/
Voorbeelden typeovereenkomsten: typeovereenkomst voor de verhuring van sociale huurwoningen door de sociale huisvestingsmaatschappijen, de VMSW, het OCMW, de gemeente of het Vlaamse Woningfonds http://www.vmsw.be/objects/VMSW/2007%2010%2004%20bijlage%20I(def).doc typeovereenkomst voor de onderverhuring van sociale woningen (SVK’s) http://www.vmsw.be/objects/VMSW/2007%2010%2004%20bijlage%20II(def).doc kosten en lasten ten laste van de huurder en de verhuurder http://www.vmsw.be/objects/VMSW/2007%2010%2004%20bijlage%20III(def).doc
Wetteksten: Besluit van de Vlaamse Regering tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode – Kaderbesluit Sociale huur - definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007. Dit nieuwe besluit treedt in werking op 1 januari 2008. http://www.vmsw.be/objects/VMSW/2007%2010%2016%20ksh%20(2).doc
Bijlage: ‘Nieuw sociaal huurbesluit: Wegwijzer voor de lokale besturen die sociale verhuurder zijn’ – VVSG, 23 november ‘07
BZW tussen de regels
Sociale Verhuring
B.25.
NIEUW SOCIAAL HUURBESLUIT WEGWIJZER VOOR DE LOKALE BESTUREN DIE SOCIALE VERHUURDER ZIJN versie 23 november 2007 Lokale besturen die sociale verhuurder zijn, zullen met ingang van 1 januari 2008 het nieuwe sociaal huurbesluit moeten toepassen bij de verhuring van de woningen. In dit document geven we weer welke stappen een lokaal bestuur kan zetten om de implementatie van het nieuwe sociaal huurbesluit tijdig rond te krijgen en dit voor zover de omstandigheden het ook toelaten dat een tijdige implementatie mogelijk is. Een vlotte implementatie is immers niet alleen afhankelijk van de inspanningen van de sociale verhuurder zelf. Enkele voorbeelden: - De mate waarin de sociale verhuurders in de mogelijkheid zullen zijn om de taalbereidheidsvoorwaarde te toetsen is sterk afhankelijk van de mate waarin daar al dan niet een geschikt instrumentarium voor ter beschikking wordt gesteld. - Er zijn nog een aantal Ministeriële Besluiten waar we op moeten wachten . We denken aan: het puntensysteem dat de SVK’s moeten gebruiken; het basisbegeleidingspakket dat moet voorzien worden door de sociale verhuurder zelf, actueel besteedbaar inkomen. Deze nota vertrekt vanuit de informatie die beschikbaar is op 23 november 2007 en zal geactualiseerd worden als er zich nieuwe informatie aandient. Voor de opbouw van deze nota vertrekken we van de verschillende vragen die een lokaal bestuur dat sociale verhuurder is, zich moet stellen bij de implementatie van het sociaal huurbesluit . Concreet worden behandeld: 1) Welke woningen van de lokale besturen vallen onder het toepassingsgebied van het sociaal huurbesluit en welke niet? M.a.w. zijn we als lokaal bestuur effectief ‘sociale verhuurder’ zoals bedoeld in het sociaal huurbesluit en zo ja, voor hoeveel woningen zijn we dat? Als blijkt dat u geen sociale verhuurder bent, is de rest van deze nota niet meer van toepassing op u. 2) Ga ik als lokaal bestuur zelf mijn sociale huurwoningen verhuren of besteed ik de verhuring van onze sociale huurwoningen deels uit aan een andere sociale verhuurder? Wat heeft uitbesteding als gevolg? Wat moet ik dan nog zelf doen en wat kan de andere sociale verhuurder doen? En voor welke sociale verhuurder kies ik dan? 3) Welke stappen moeten de lokale besturen zetten die ervoor kiezen om de sociale verhuring zelf helemaal in handen te nemen? 3.1. De inhoud van het sociaal huurbesluit eigen maken 3.2. Een toewijzingssysteem kiezen wegwijzer lokale besturen - W - 28 novembre 2007 - 1/9
3.3. Aanpassing inschrijvingsregister en inschrijvingsbewijs 3.4. Een intern huurreglement maken 3.5. De reeds ingeschreven kandidaat-huurders op de hoogte brengen van de wijziging in toelatingsvoorwaarden 3.6. De gemeente vragen om de procedure op te starten voor het maken van een lokaal toewijzingsreglement wanneer het lokaal bestuur voor de toewijzing van de woningen wenst voorrang te geven aan een bepaalde doelgroep 3.7. Voorbereiding op de toets van de taal- en inburgeringsvoorwaarden _____________________________________________________________________
1. Ben ik als lokaal bestuur gebonden aan het sociaal huurbesluit voor de verhuring van mijn woningen? Het toepassingsgebied van het sociaal huurbesluit is af te leiden uit artikel 2, §1, eerste lid, 22° en artikel 91 van de Vlaamse Wooncode: Artikel 2, §1, eerste lid, 22° van de Vlaamse Wooncode definieert een sociale huurwoning als volgt: "22° sociale huurwoning: een woning die als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd of onderverhuurd door: a) de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen of een sociale huisvestingsmaatschappij; b) de sociale verhuurkantoren die overeenkomstig artikel 56 erkend zijn als huurdienst; c) het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, een gemeente, een intergemeentelijk samenwerkingsverband, een OCMW of een vereniging als vermeld in artikel 118 van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor zover er een subsidie werd verleend met betrekking tot die woning krachtens artikel 38, 5°, artikel 80, 94, 95 of 96 van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971, krachtens artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 of krachtens hoofdstuk II of III van titel VI; d) een gemeente, een OCMW of een sociale woonorganisatie, met uitzondering van de huurdersorganisaties, voorzover op de woning het sociaal beheersrecht, bepaald in artikel 90, wordt uitgeoefend of voor zover het een woning als vermeld in artikel 18, §2, betreft;" "Art. 91. §1. De bepalingen van deze titel (titel VII ) zijn van toepassing op de sociale huurwoningen, met uitzondering van de woningen die: 1° als serviceflats beschikbaar worden gesteld in het kader van het Vlaams Welzijnsbeleid; 2° deel uitmaken van woonprojecten met sociaal karakter als vermeld in artikel 33, §1, tweede lid, 6°; (noot: dit zijn de woonprojecten met sociaal karakter die door de Vlaamse Regering noodzakelijk worden geacht om het Vlaamse karakter en de hoogwaardige woonkwaliteit te behouden of te bevorderen in de Vlaamse Rand rond Brussel) 3° onder de voorwaarden, gesteld door de Vlaamse Regering, worden verhuurd aan openbare besturen, aan welzijnsorganisaties of aan organisaties die de Vlaamse Regering daartoe erkent; (noot: dit zijn de woningen die door sociale huisvestingsmaatschappijen buiten het sociaal huurstelsel worden verhuurd aan bijv. OCMW’s ) 4° worden verhuurd of ter beschikking worden gesteld aan de categorieën van personen die de Vlaamse Regering bepaalt. (...)" wegwijzer lokale besturen - W - 28 novembre 2007 - 2/9
Concreet: Alle woningen waarvoor het OCMW of de gemeente projectsubsidies van het Vlaamse Gewest heeft ontvangen (bouw, renovatie, infrastructuur) vallen onder het sociaal huurbesluit (BVR 12 oktober 2007) tenzij ze vallen onder één van de vermelde uitzonderingen (service-flats bijv). Ook specifieke financieringsprogramma’s uit het verleden vallen onder het toepassingsgebied van het sociaal huurbesluit (Domus Flandria bijvoorbeeld). Voor de lokale besturen die in het verleden woningen hebben verworven met SIF-middelen en deze verhuren: deze woningen worden niet gevat onder het sociaal huurbesluit. Woningen die men met eigen middelen heeft verkregen, gerenoveerd of desgevallend met federale middelen heeft verworven/gerenoveerd (bijv. de subsidie van minister Dupont voor de realisatie van bijkomende doorgangswoningen) vallen niet onder het toepassingsgebied van het sociaal huurbesluit. Voor de verhuring van deze woningen moet de private huurwetgeving toegepast worden.
Wat als u tot het besluit komt dat u woningen in bezit hebt waarvoor het sociaal huurbesluit van toepassing is? Voor de verhuur van deze woningen zal met ingang van 1/1/2008 het sociaal huurbesluit moeten toegepast worden. Alle bepalingen van het sociaal huurbesluit zijn van toepassing met uitzondering van: -
de huurprijsberekening. De huurprijsberekening zoals voorzien in het sociaal huurbesluit van 12 oktober 2007 treedt voorlopig nog niet in werking voor de lokale besturen die sociaal verhuren. Tot zolang dit het geval is (de datum van inwerkingtreding is nog niet bepaald) moet voor alle sociale huurwoningen die door het lokaal bestuur verhuurd worden de huurprijs berekend worden volgens het sociaal huurbesluit van 1994 (BVR van 29 september 1994). Dit is niet nieuw voor de woningen die in het verleden gebouwd werden met projectsubsidies. Ook in het verleden moest het lokaal bestuur de huurprijs van deze woningen op die manier berekenen. ! Dit is wel nieuw voor de woningen die in het verleden met projectsubsidies gerenoveerd worden. Daarvan mocht de huurprijs vrij bepaald worden, vanaf 1/1/2008 moet de huurprijs voor nieuwe contracten bepaald worden volgens de bepalingen van het sociaal huurbesluit van 1994.
-
De huurwaarborg: daarvoor is een specifieke regeling voorzien voor de lokale besturen (zie besluit en handleiding)
In de praktijk zal het veel voorkomen dat een lokaal bestuur dat over sociale huurwoningen beschikt, ook beschikt over woningen die niet vallen onder het toepassingsgebied van het sociaal huurbesluit. Een vraag die zich dan stelt is of men dan de bepalingen van het sociaal huurbesluit ineens kan toepassen voor het hele patrimonium van huurwoningen zodat men niet moet werken met twee verschillende systemen. Het antwoord is negatief. Het sociaal huurbesluit kan niet in al z’n aspecten toegepast worden op de andere woningen die door het lokaal bestuur worden verhuurd omdat de private woninghuurwet een aantal dwingende bepalingen bevat die niet overeenkomen met de bepalingen van het sociaal huurbesluit. Concreet : -
De private woninghuurwet laat de verhuurder vrij in het bepalen van de huurder aan wie hij wenst te verhuren. Gevolg is dat u voor de verhuur van uw sociale en andere huurwoningen dezelfde inschrijvings- en toelatingscriteria kan hanteren. De private woninghuurwet zegt niets over de huurprijs die de verhuurder moet vragen. Ook voor de huurprijsberekening kan u dus dezelfde regels hanteren.
-
De private woninghuurwet bepaalt strikt in welke omstandigheden een opzeg kan gegeven worden door huurder en verhuurder, welke opzegtermijnen daarbij moeten gewegwijzer lokale besturen - W - 28 novembre 2007 - 3/9
hanteerd worden. Deze bepalingen moeten nageleefd worden voor uw privaat patrimonium. De bepalingen van het sociaal huurbesluit, die eveneens verplicht moeten toegepast worden voor uw sociale huurwoningen, komen echter niet overeen met de bepalingen van de private woninghuurwet. Hier zit u dus met twee verschillende systemen -
Voor de sociale huurwoningen moet u de type-huurovereenkomst gebruiken die als bijlage bij het goedgekeurde sociaal huurbesluit is gevoegd. In de private woninghuurwet bestaan er echter andere dwingende regels over inhoud en vorm van de huurovereenkomst. U kan dus niet dezelfde huurovereenkomst gebruiken voor uw sociale en private huurwoningen.
2. Ga ik de verhuring van mijn sociale huurwoningen volledig zelf uitvoeren of besteed ik deze deels uit aan een andere sociale verhuurder werkzaam op het grondgebied van mijn gemeente? Het nieuwe sociaal huurbesluit brengt voor de sociale verhuurder ongetwijfeld bijkomende administratie met zich mee. Het feit dat de kandidaat-huurders en huurders moeten getoetst worden op hun taalbereidheidsvoorwaarde is daar het meest uitgesproken voorbeeld van. Voor lokale besturen is de verhuring van sociale woningen maar één deel van hun takenpakket, bovendien zijn er heel wat lokale besturen die slechts een heel beperkt aantal sociale huurwoningen in hun bezit hebben. De vraag of de inspanning om het sociaal huurbesluit te implementeren wel in verhouding staat tot het resultaat (nl. men kan maar een beperkt aantal woningen toewijzen omdat men een beperkt aanbod heeft) stelt zich voor sommige besturen. Het feit dat op het grondgebied van de gemeente verschillende sociale huisvesters actief zijn, die allemaal inspanningen moeten leveren om aan de voorwaarden van het sociaal huurbesluit te voldoen, doet de vraag stellen of samenwerking niet mogelijk is. Eén inschrijvingslijst en één inschrijvingsregister voor alle sociale verhuurders actief op het grondgebied van de gemeente zou bijv. al heel wat werklast kunnen oplossen. Gemeenschappelijke inschrijvingslijsten zijn echter nog geen realiteit. Samenwerkingen die wel tot de mogelijkheid behoren: - het lokaal bestuur besteedt het volledige beheer van de sociale huurwoningen uit aan een andere sociale verhuurder. Als lokaal bestuur moet je dus geen middelen en energie meer investeren in je sociale huurwoningen. Anderzijds is het voor sommige besturen wel een grote stap om geen vat meer te hebben op je eigen patrimonium. Het is een verregaande samenwerking. - Het lokaal bestuur sluit met een andere sociale verhuurder die actief is op het grondgebied van z’n gemeente een samenwerkingsovereenkomst waardoor bepaalde aspecten van het beheer van het sociaal huurpatrimonium uitbesteed worden aan een andere sociale verhuurder, hetzij een sociaal verhuurkantoor , hetzij een sociale huisvestingsmaatschappij. Een idee zou bijv. kunnen zijn om de inschrijving en toewijzing uit te besteden aan een andere sociale verhuurder waarbij tegelijk ook betrokkenheid en inspraak van het lokale bestuur wordt voorzien. Voor dergelijke samenwerkingen bestaan nog geen pasklare en beproefde antwoorden of modellen. Wanneer je geïnteresseerd bent in dergelijke samenwerking is het belangrijk om lokaal gesprekken aan te gaan met de sociale verhuurder waarmee je wenst wegwijzer lokale besturen - W - 28 novembre 2007 - 4/9
samen te werken om vervolgens met het Vlaamse beleidsniveau te bekijken wat er mogelijk is en op welke manier. Wanneer het lokaal bestuur vindt dat z’n sociale huurwoningen bij voorrang moeten toegewezen worden aan een bepaalde doelgroep of aan kandidaat-huurders met uitgesproken lokale binding, kan dit bepaald worden in het lokaal toewijzingsreglement. De opmaak van zo’n lokaal toewijzingsreglement valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. 3. Welke stappen moet het lokaal bestuur nu zetten dat zelf zorgt voor de toepassing van het sociaal huurbesluit bij de verhuring van z’n sociale huurwoningen?
3.1 Inhoud van het sociaal huurbesluit eigen maken Een eerste stap is uiteraard dat het lokaal bestuur de tijd neem om het sociaal huurbesluit te bestuderen. Op de website van de VVSG vindt u enkele documenten die u daarbij kunnen helpen namelijk: - de tekst van het sociaal huurbesluit zoals definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007 - een handleiding gemaakt door het departement wonen die de inhoud van het sociaal huurbesluit in bevattelijke taal weergeeft - een lijst met veelgestelde vragen - de tekst van het sociaal huurbesluit van 1994 omdat de lokale besturen de huurpijs van de sociale huurwoningen voorlopig nog moeten berekenen volgens de bepalingen van het besluit van 1994 - de tekst van de Vlaamse Wooncode omdat er in het sociaal huurbesluit regelmatig wordt verwezen naar artikels uit de Vlaamse Wooncode Als u bij de implementatie van het sociaal huurbesluit nog vragen hebt waarop u het antwoord niet terug vindt in één van de hierboven vermelde documenten, kan u uw vraag stellen naar de VVSG (
[email protected]). De VVSG speelt de vraag dan door naar de Vlaamse administratie. Deze service (niet beschikbaar tussen 10/12/07 en 3/1/08) wordt, in samenwerking met de Vlaamse administratie, in de mate van het mogelijke aangeboden. Feit is echter dat er nog lang niet op alle vragen een antwoord zal zijn, we kunnen dus niet waarborgen dat u binnen de week een volledig antwoord zal krijgen. 3.2 Een toewijzingssysteem kiezen Het nieuwe sociaal huurbesluit biedt de lokale besturen de mogelijkheid om een keuze te maken tussen twee centrale toewijzingssystemen namelijk: - het systeem dat verplicht door de sociale huisvestingsmaatschappijen wordt gebruikt. Dit systeem is gebaseerd op toewijzing volgens de chronologische volgorde mits toepassing van een aantal verplichte en optionele toewijzingsregels - het systeem dat verplicht wordt gebruikt door de sociaal verhuurkantoren. De toewijzing gebeurt dan volgens een puntensysteem. De keuze voor één van beide systemen moet opgenomen worden in het intern huurreglement. wegwijzer lokale besturen - W - 28 novembre 2007 - 5/9
Uitgangspunt voor beide systemen is dat er bij de toewijzing in eerste instantie moet rekening gehouden worden met de rationele bezetting. ‘rationele bezetting’ wordt gedefinieerd (art 1,23°) als ‘de passende bezetting van een woning waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personen en de fysieke toestand van deze personen’. Het begrip rationele bezetting moet door iedere sociale verhuurder concreet ingevuld worden in het intern huurreglement. Daarbij moet wel rekening gehouden worden met een aantal richtlijnen van de VMSW (voor meer info: zie handleiding ) Wanneer een sociale verhuurder woningen verhuurt waarin specifieke investeringen zijn gedaan om ze toegankelijk te maken voor een bepaalde doelgroep (ouderen, gehandicapten,..) is het mogelijk om in kader van de rationele bezetting deze woningen bij voorrang toe te wijzen aan mensen uit de betrokken doelgroep. De sociale verhuurder dient dit dan op te nemen in het intern reglement. Voor toewijzing van deze woningen aan de betrokken doelgroep moet er dus geen lokaal toewijzingsreglement zijn met een specifiek doelgroepenproject. Woningen die niet speciaal zijn uitgerust voor een bepaalde doelgroep kunnen wel enkel bij voorrang aan een bepaalde doelgroep worden toegewezen als er een lokaal toewijzingsreglement is dat dit mogelijk maakt. (zie ook 3.6) Noot: Wanneer de gemeente het initiatief neemt om een lokaal toewijzingsreglement te maken (wat steeds moet gebeuren in overleg met de betrokken huisvestings- en welzijnsactoren) om bij de toewijzing van woningen extra accent te leggen op de lokale binding van de huurder, om voorrang te kunnen geven aan bepaalde doelgroepen of om te kunnen ingrijpen bij (dreigende) leefbaarheidsproblemen, zal ook de inhoud van dit lokaal toewijzingsreglement moeten toegepast worden. 3.3 Aanpassing van het inschrijvingsregister en inschrijvingsbewijs Het inschrijvingsregister moet aan een aantal nieuwe voorschriften voldoen. Nadere regels en model worden nog verder bepaald in Ministerieel Besluit. Vanaf het moment dat dat Besluit er is, kunnen de nodige aanpassingen gebeuren. Het inschrijvingsbewijs dat aan iedere kandidaat-huurder wordt meegegeven, moet voldoen aan een aantal inhoudsvereisten die opgenomen zijn in het Besluit.
3.4 Een intern huurreglement maken Of men nu kiest voor het centraal systeem van de SHM’s of de SVK’s, het lokaal bestuur zal een intern huurreglement moeten maken. Men kan immers pas geldig toewijzen wanneer men een intern huurreglement heeft gemaakt. Dit intern huurreglement moet door geen enkele overheidsinstantie goedgekeurd worden, de sociale verhuurder kan het autonoom maken. Het intern huurreglement is een openbaar document. Hoe ziet het intern huurreglement eruit? Het intern huurreglement is niet gebonden aan vormvereisten, het heeft wel enkele verplichte inhoudselementen namelijk: -
facultatieve schrappingsgronden het toewijzingssysteem invulling van het begrip rationele bezetting wegwijzer lokale besturen - W - 28 novembre 2007 - 6/9
-
-
(co-ouderschap en gezinshereniging zijn geregeld in het sociaal huurbesluit) vermelding van de optionele voorrangsregels uit het standaardluik waar men gebruik wenst van te maken (met name: de mogelijkheid om voorrang te geven aan een huurder uit het werkingsgebied, de mogelijkheid om voorrang te geven aan een huurder van een verhuurder of een huurder die geen huurovereenkomst van onbepaalde duur heeft met een sociale huisvestingsmaatschappij) facultatieve opzeggingsgrond nl: wanneer voor het derde jaar op rij de basishuurprijs van de woning en het inkomen voor derde jaar op rij minimaal gelijk zijn aan het dubbele van de toepasselijke inkomensgrenzen
De sociale verhuurder kan er ook nog andere door haar nuttig geachte zaken in het intern huurreglement plaatsen. 3.5 Timing om een intern huurreglement te maken -
het intern huurreglement moet binnen 4 maanden na inwerkingtreding van het besluit gemaakt zijn (uiterlijk 30/4/2008 dus) in afwachting daarvan geldt het oude toewijzingssysteem voor zover het niet strijdig is met de bepalingen van het nieuwe kaderbesluit sociale huur.
de ingeschreven kandidaat-huurders op de hoogte brengen van de wijzigingen in de toelatingsvoorwaarden In de tekst van het besluit en de bijgevoegde handleiding vindt u een beschrijving van de inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden. Deze verschillen van de vroegere inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden. Gevolg is dat er nu op de wachtlijsten kandidaathuurders zijn die niet voldoen aan de nieuwe inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden. Concreet spreken we hierbij over de mensen die niet ingeschreven zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister en over de mensen die niet voldoen aan de inburgerings- taalbereidheidsvoorwaarde namelijk: -
-
vanaf 1 januari 2008 kan men enkel nog kandidaat-huurder zijn voor een sociale huurwoning en een toewijzing van een sociale huurwoning krijgen, wanneer men is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Concreet betekent dit dat enkel mensen met een verblijfsrecht van minstens 3 maanden kunnen ingeschreven worden en een toewijzing kunnen krijgen. Dit is een verstrenging t.a.v. de huidige situatie nl. in het huidige sociaal huurbesluit kunnen alle mensen die legaal in het land zijn zich inschrijven als kandidaat-sociale huurder en een toewijzing krijgen. Een voorbeeld van een doelgroep die zich vandaag de dag wel kan inschrijven voor een sociale huurwoning maar vanaf 1 januari 2008 zal geweigerd worden als kandidaat-huurder zijn de asielzoekers die nog niet erkend zijn. Vanaf 1/1/2008 zal men moeten aantonen dat men bereid is om Nederlands te leren. Dit kan door voorleggen van diverse documenten (zie besluit + handleiding voor meer info) Deze taalbereidheid moet door iedere kandidaat-huurder aangetoond worden, maar dit is nog voor niemand van de huidige kandidaathuurders gebeurd omdat bij hun inschrijving die voorwaarde nog niet telde.
wegwijzer lokale besturen - W - 28 novembre 2007 - 7/9
Wat gebeurt er met bestaande kandidaat-huurders die niet voldoen aan de nieuwe inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden ? De kandidaat-huurders die voor 1 januari 2008 waren ingeschreven in het inschrijvingsregister worden niet getoetst aan de nieuwe inschrijvingsvoorwaarden. Dit is juridisch immers niet mogelijk. Ze hebben recht om ingeschreven te blijven op basis van de vroegere inschrijvingsvoorwaarden. Ook bij de verplichte tweejaarlijkse actualisatie wordt niet nagegaan of ze voldoen aan de nieuwe inschrijvingsvoorwaarden. Bij de tweejaarlijkse actualisatie gaat de verhuurder enkel na of de kandidaat-huurder nog voldoet aan de inkomensvoorwaarde (art 8 van het Besluit) Op het moment echter dat de kandidaat-huurder aan de beurt is voor een effectieve toewijzing van een woning, wordt wel getoetst of hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden. De toelatingsvoorwaarden zijn dezelfde als de inschrijvingsvoorwaarden. Voldoet de kandidaat op dat moment niet aan de toelatingsvoorwaarden, krijgt hij geen woning toegewezen en wordt hij ook ineens geschrapt als kandidaat-huurder. Het Besluit bepaalt immers dat een kandidaat automatisch wordt geschrapt uit het kandidatenbestand wanneer bij de toewijzing blijkt dat hij/zij niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden (art 12 §1,3°) Voorbeeld 1: een kandidaat-huurder die asielzoeker is maar nog niet erkend is en dus nog niet in het vreemdelingenregister is ingeschreven, wordt nu niet geschrapt als kandidaat-huurder. Als hij echter op het moment van de toewijzing nog steeds geen inschrijving in het vreemdelingenregister heeft, krijgt hij geen toewijzing en wordt hij ook automatisch geschrapt als kandidaat-huurder. Voorbeeld 2: als iemand op het moment van de toewijzing niet kan aantonen dat hij bereid is om Nederlands te leren volgens de documenten die daarvoor nodig zijn, krijgt hij geen toewijzing en wordt hij geschrapt uit het kandidatenbestand. Conclusie: Het is aangeraden dat sociale verhuurders hun kandidaat-huurders op de hoogte brengen van de gewijzigde inschrijvings- en toelatingsvoorwaarden zodat zij weten dat ze op het moment van de toewijzing een inschrijving moeten hebben in het vreemdelingenregister en moeten kunnen aantonen dat ze voldoen aan de taalbereidheids- en inburgeringsvoorwaarde. Wat dit laatste aspect betreft, kunnen de kandidaat-huurders dan zelf de nodige stappen zetten.
3.6 De gemeente vragen om de procedure op te starten voor het maken van een lokaal toewijzingsreglement wanneer het lokaal bestuur voor de toewijzing van de woningen wenst voorrang te geven aan een bepaalde doelgroep. Lokale besturen die de gewoonte hadden om bij de toewijzing van (een gedeelte van) hun sociale huurwoningen voorrang te geven aan bepaalde doelgroepen (bijv. ouderen) kunnen dat niet meer op basis van de bepalingen van het nieuwe sociaal huurbesluit. Om voorrang te kunnen geven aan bepaalde doelgroepen dient een lokaal toewijzingsreglement gemaakt waarin de voorrang voor een bepaalde doelgroep voor een (gedeelte van) een bepaald woningcomplex, bepaalde wijk e.d. wordt ingeschreven. Hetzelfde geldt wanneer u voorrang wil geven aan lokale mensen of wanneer u omwille van de leefbaarheid wil ingrijpen op de toewijzingen. De opmaak van een lokaal toewijzingsreglement gebeurt op initiatief van de gemeente en is gebonden aan bepaalde procedurevereisten (bijv. de opmaak van een doelgroepenplan) . Als de gemeente sociale verhuurder is, ligt het initiatief dus bij het eigen wegwijzer lokale besturen - W - 28 novembre 2007 - 8/9
bestuur. Als het OCMW sociale verhuurder is met vraag naar een doelgroepenproject is het zaaks om dit zo snel mogelijk met de gemeente te bespreken. 3.7 Voorbereiding op de toets van de taal- en inburgeringsvoorwaarden Nagaan of een kandidaat-huurder of een huurder (einde van de proefperiode) voldoet aan de taal- of inburgeringsvoorwaarden) is bijzonder complex. Tussen sociale verhuurders, Huizen van het Nederlands, Onthaalbureaus zijn er communicatiestromen nodig. Momenteel wordt er hard gewerkt om een instrumentarium klaar te krijgen dat de sociale verhuurders in staat moet stellen om deze toets te kunnen doen zonder al te veel administratieve overlast. We berichten u wanneer we daar meer nieuws over hebben. Genoteerd, Lut Verbeeck Stafmedewerker sociale huisvesting VVSG 23 november 2007
wegwijzer lokale besturen - W - 28 novembre 2007 - 9/9
Verblijfssubsidie
1. Basistekst Verblijfssubsidie
C.2.
2. Bijlagen; omzendbrieven & model aanvraagformulier
C.6.
BZW tussen de regels
Verblijfssubsidie
C.1.
Verblijfssubsidie voor jongeren die begeleid zelfstandig wonen binnen de bijzondere jeugdbijstand. Christine Van Boven
Het comité voor bijzondere jeugdzorg of de jeugdrechtbank kan een jongere die de leeftijd van zeventien jaar heeft bereikt en over voldoende inkomsten zal beschikken, voor ten hoogste één jaar zelfstandig laten wonen onder de begeleiding van een erkende voorziening.1 Hulp en bijstand door de bijzondere jeugdbijstand na meerderjarigheid Bij wet van 19 januari 1990 werd de leeftijd van de burgerlijke meerderjarigheid verlaagd naar 18 jaar. Om te vermijden dat bij de inwerkingtreding van deze wet op 18 mei 1990 een einde zou worden gesteld aan de hulp en bijstand voor de jongeren tussen 18 en 21 jaar werd een specifieke regeling uitgewerkt waarbij jongeren op vrijwillige basis “voortgezette hulpverlening”2 kunnen aanvragen bij het comité voor bijzondere jeugdzorg. Op die wijze werd in een wettelijk kader voorzien voor de verderzetting van hulp en bijstand voor o.m. een verblijf in een residentiële voorziening of in een pleeggezin tot de leeftijd van maximum 20 jaar of voor een begeleiding onder de vorm van begeleid zelfstandig wonen tot de leeftijd van maximum 21 jaar. Binnen de bijzondere jeugdbijstand kan een jongere dus begeleid zelfstandig wonen vanaf 17 jaar tot 21 jaar.
Met welke financiële middelen kan de jongere die onder begeleiding zelfstandig woont in zijn levensonderhoud voorzien? Regelgeving Inzake subsidiëring van verblijfssubsidies maakt de regelgeving onderscheidt tussen minderjarigen en meerderjarigen. Artikel 39. § 1. van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand vermeldt:
1
Artikel 49. 5° van het Besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 betreffende de organisatie en de werking van de comités voor bijzondere jeugdzorg, artikel 23. § 1. 6° en artikel 27, 1° van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990. 2 Artikel 30. §2. van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990.
BZW tussen de regels
Verblijfssubsidie
C.2.
“Om de uitgaven te vergoeden met betrekking tot het verblijf van de minderjarigen die zelfstandig wonen … worden aan de voorzieningen … per minderjarige en per dag subsidies toegekend overeenkomstig de tarieven bepaald in bijlage 3 van dit besluit.” Artikel 39. § 2. van hetzelfde besluit vermeldt dat de subsidies voorzien in § 1 niet worden uitbetaald voor de meerderjarigen die zelfstandig wonen, tenzij na uitputting van de procedure waaruit blijkt dat betrokkene geen recht heeft op het leefloon en niet over voldoende eigen inkomsten beschikt. Het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbestand vermeldt in artikel 18. 5°: “De jongeren die begeleid zelfstandig wonen staan zelf geheel of gedeeltelijk in voor hun onderhoud. Op grond daarvan wordt door de voorziening met hen een plan opgemaakt voor het beheer van hun budget.”
Concreet: De minderjarige (17-jarige) die begeleid zelfstandig woont onder begeleiding van een erkende residentiële voorziening of van een erkende dienst voor begeleid zelfstandig wonen, ontvangt via de voorziening een verblijfssubsidie van 21,00 Euro/dag (index 1 oktober 2006) van het Fonds Jongerenwelzijn. De meerderjarige (18- tot 21-jarige) heeft geen recht op verblijfssubsidies van het Fonds Jongerenwelzijn tenzij na uitputting van de procedure waaruit blijkt dat de betrokkene geen recht heeft op het leefloon en niet over voldoende eigen middelen beschikt.
Wat wordt verstaan onder: “uitputting van de procedure …”? In principe dienen eerst de eigen middelen worden aangewend en dient de jongere wanneer deze middelen niet volstaan beroep te doen op het OCMW om het leefloon voor alleenstaanden te bekomen. Onder eigen middelen worden in principe alle inkomsten begrepen zoals inkomen uit arbeid van de jongere, kinderbijslag, rentes, alle vervangingsinkomens (ziekte, werkloosheid, arbeidsongeval…), bijdragen van de ouders enz. …
BZW tussen de regels
Verblijfssubsidie
C.3.
De jongere moet zijn recht op het verkrijgen van het leefloon uitoefenen en dus bij het bevoegde OCMW een aanvraag indienen en de beroepsprocedure voeren door beroep aan te tekenen bij de Arbeidsrechtbank. Het behoort tot de begeleidingstaak van de voorziening ervoor te zorgen dat deze procedures worden gevoerd door de jongeren. - Slechts subsidiair kunnen de toelagen (verblijfssubsidies) in aanmerking worden genomen verstrekt door het Fonds Jongerenwelzijn.
Aanvraag van de verblijfssubsidie (Omzendbrief dd. 31/01/1995 - bijlage 1) De minderjarige jongere met BZW kan via de begeleidende voorziening de verblijfssubsidie van het Fonds Jongerenwelzijn ontvangen. De eigen middelen worden afgetrokken van die verblijfssubsidie en er zijn een aantal vrijstellingen voorzien (zie verder). De voorziening stuurt daartoe de ingevulde en ondertekende begrotingsstaat modelformulier 1/1 (bijlage 2) maandelijks naar het Agentschap Jongerenwelzijn. De meerderjarige jongere met BZW die niet over voldoende financiële middelen beschikt: vraagt bij aanvang van het BZW onmiddellijk het leefloon aan bij het OCMW, indien het OCMW het leefloon weigert, dient de jongere tegen de weigering in beroep te gaan bij de Arbeidsrechtbank, de begeleidende voorziening vraagt de verblijfssubsidie aan bij het Agentschap Jongerenwelzijn, Afdeling Voorzieningenbeleid, met volgende bewijsstukken: o de beslissing van de weigering door het OCMW o het bewijs dat beroep tegen deze beslissing werd aangetekend bij de Arbeidsrechtbank o de ingevulde begrotingsstaat ondertekend door de voorziening en de jongere (modelformulier 1/1) de voorziening ontvangt maandelijks voorschotten van het Fonds Jongerenwelzijn en schiet de verblijfssubsidie voor aan de jongere. Er volgt jaarlijks een afrekening van het agentschap Jongerenwelzijn naar de voorziening toe. na de beslissing van de Arbeidsrechtbank zal de jongere ofwel: • het leefloon ontvangen van het OCMW wanneer de jongere in het gelijk gesteld wordt; de voorziening stopt met het voorschieten van de verblijfssubsidie en het bedrag van de verblijfssubsidie wordt teruggestort (via de voorziening) aan het Fonds Jongerenwelzijn voor de periode dat en verblijfssubsidies en het leefloon werden betaald • de verblijfssubsidie verder blijven ontvangen van het Fonds Jongerenwelzijn (via de voorziening) wanneer het OCMW in het gelijk wordt gesteld.
BZW tussen de regels
Verblijfssubsidie
C.4.
Van de verblijfssubsidie worden de eigen inkomsten van de jongere afgetrokken (zie begrotingsstaat modelformulier 1/1). Er zijn een aantal vrijstellingen op de eigen inkomsten van de jongere (inkomsten die niet in rekening worden gebracht): een volledige vrijstelling op de inkomsten uit een studiebeurs (omzendbrief bijlage 3), een gedeeltelijke vrijstelling voor een bedrag van maximum 204,19 euro/maand3 op de inkomsten uit een tewerkstelling of beroepsopleiding in het kader van de sociaalprofessionele integratie (omzendbrief - bijlage 4). De verblijfssubsidie wordt aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Zowel het bedrag van de verblijfssubsidie van het Fonds Jongerenwelzijn als de vrijstellingen van bestaansmiddelen werden vastgesteld naar analogie met de wetgeving die van toepassing is op het leefloon dat wordt toegekend door de OCMW’s. Nochtans heeft een jongere met BZW die het leefloon ontvangt van het OCMW meer voordelen en meer rechtszekerheid dan met een verblijfssubsidie van het Fonds Jongerenwelzijn ook al is het bedrag van de subsidie ongeveer gelijk. Leefloontrekkers beschikken immers over een specifiek statuut dat hen toegang biedt tot een aantal sociale rechten en verschillende financiële voordelen (huursubsidie, installatiepremie, medische kosten en andere steunmaatregelen). In tegenstelling met enkele jaren geleden volgt nu in de meeste gevallen een gunstige beslissing van het OCMW op de aanvragen van het leefloon door meerderjarigen met BZW en wordt dus het leefloon uitgekeerd. Op die wijze werken de Vlaamse Overheid en de lokale overheden samen bij de begeleiding en financiering van jonge meerderjarigen die binnen de bijzondere jeugdbijstand begeleid zelfstandig wonen en dit telkens vanuit de specifieke individuele situatie van de jongere. Voor verdere informatie m.b.t. subsidiëring van jongeren met begeleid zelfstandig wonen kan u contact nemen met het Agentschap Jongerenwelzijn, Afdeling Voorzieningenbeleid, Koning Albert II-laan 35, bus 32, 1030 Brussel.
3
Christine Van Boven 02 / 553 31 89
[email protected]
Eddy Hermans
02 / 553 31 64
[email protected]
Danny De Backer
02 / 553 31 59
[email protected]
Met ingang van 1 oktober 2006
BZW tussen de regels
Verblijfssubsidie
C.5.
Bijlagen: Bijlage 1: Omzendbrief betreffende subsidiëring van jongeren met begeleid zelfstandig wonen dd. 31/01/1995 (2 blz.) Bijlage 2: Modelformulier 1/1 Begrotingsstaat Bijlage 3: Omzendbrief mbt vrijstelling studiebeurs dd. 26/06/1992 Bijlage 4: Omzendbrief mbt vrijstelling van eigen inkomsten verworven bij tewerkstelling of beroepsopleiding dd. 3/12/2001 (2blz.)
BZW tussen de regels
Verblijfssubsidie
C.6.
Modelformulier 1 / 1 OPGAVE VAN DE INKOMSTEN VAN DE BEGELEID ZELFSTANDIG WONENDE JONGERE Begrotingsstaat van de maand ……………….. Identiteit van de voorziening ( codenummer en benaming )
Identiteit van de jongere ( codenummer, naam en voornaam )
-
-
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1. Verblijfssubsidie EUR
…. Dagen (1) x ……… EUR 2. Eigen inkomsten ( bedrag per rubriek te specifiëren ) -
Loon…………………………………………………………………………………………… Vakantiegeld…………………………………………………………………………………... Eindejaarstoelage……………………………………………………………………………… Vervangingsinkomen (werkloosheid,ziekte,arbeidsongeval)…………………………………. Loon als jobstudent……………………………………………………………………………. Kinderbijslag – Wezenbijslag…………………………………………………………………. Tussenkomst van de ouders…………………………………………………………………… Andere inkomsten ( te specifiëren )……………………………………………………………
Totaal bedrag van de eigen inkomsten
-
EUR
3. Vrijstelling op inkomsten verworven bij tewerkstelling of beroepsopleiding. Enkel voor reguliere tewerkstellingen verbonden aan een leercontract of aan deeltijds leren/deeltijds werken. (2)
+
EUR
4. Netto verblijfssubsidie
EUR
Datum Handtekening De jongere,
De verantwoordelijke van de voorziening,
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------( 1 ) Opgelet: de laatste dag van de maatregel wordt niet meegerekend. ( 2 ) Maximum 204,19 EURO per maand volgens omzendbrief 14/AD/ABJ2/CVB d.d. 3 december 2001
Leefloon
1. Basistekst Leefloon
D.2.
2. Adressen & Links
D.4.
BZW tussen de regels
Leefloon
D.1.
Basistekst Leefloon Bronnen : www.vvsg.be www.mi-is.be (POD Maatschappelijke Integratie) www.OCMW[naam gemeente].be
Regelgeving en voorwaarden Het OCMW heeft de opdracht mensen de kans te bieden om (terug) hun eigen leven zelf in handen te nemen, met financiële of een ander type hulp . Wie niet werkt, en in aanmerking komt voor het recht op maatschappelijke integratie, kan via het OCMW een leefloon ontvangen. Het leefloon is voor studerende en niet-stempelgerechtigde werkzoekende jongeren in BZW een mogelijke weg naar zelfstandigheid . De wetgeving betreffende het recht op maatschappelijke integratie heeft bijzondere aandacht voor jongeren onder de 25 jaar. Het OCMW vraagt deze jongeren om een contract te ondertekenen voor een persoonlijk integratieproject. Dit traject van sociale integratie is gericht naar tewerkstelling, maar biedt ook de mogelijkheid om secundaire studies te beëindigen en een hoger of universitair diploma te verwerven. Het leefloon is alleen bestemd voor meerderjarigen en voor minderjarigen, die ontvoogd zijn door het huwelijk, zwanger zijn, of kinderen ten laste hebben. Buiten het leefloon kan het OCMW jongeren die begeleid zelfstandig wonen ook helpen met verscheidene vormen van maatschappelijke dienstverlening: voorschotten op werkloosheidsuitkeringen, kinderbijslag... hulp in natura, met voedsel, tijdelijke woonst, verwarming... medische hulp, psychologische of sociale begeleiding, hulp bij budgetbeheer... lening voor de betaling van de huurwaarborg of borgstelling hiervoor Voor deze vormen van maatschappelijke dienstverlening geldt geen meerderjarigheidsvoorwaarde. Aanvraagprocedure Het OCMW beslist over het toekennen van een leefloon en maatschappelijke dienstverlening op grond van een maatschappelijk onderzoek. De jongere stapt best zelf naar de sociale dienst van het OCMW, eventueel vergezeld van een vertrouwenspersoon/ begeleider, om zijn of haar situatie uit te leggen aan de maatschappelijk werker. Voor wie een aanvraag doet voor steun, is het belangrijk een “ontvangstbewijs” te vragen, waarop de datum van aanvraag staat. Eventuele hulp zal vanaf die datum worden toegekend.
BZW tussen de regels
Leefloon
D.2.
Bij het sociaal onderzoek is de jongere verplicht de sociaal assistent thuis binnen te latente ontvangen en alle documenten te bezorgen die hij of zij vraagt. De maatschappelijk werker stelt een dossier op. Op basis van dit dossier zal de Raad voor Maatschappelijk Welzijn een beslissing nemen. De jongere kan tegen de beslissing van het OCMW in beroep gaan bij de arbeidsrechtbank. Het leefloon is het allerlaatste sociale vangnet, en wordt slechts toegekend indien de betrokkene al het mogelijke heeft gedaan om op een andere wijze aan een inkomen te geraken. Jongeren zonder inkomen hebben in de Bijzondere Jeugdbijstand recht op een verblijfssubsidie van het Fonds Jongerenwelzijn, ter waarde van een leefloon. Ooit werd de verblijfssubsidie ingevoerd als een subsidiaire bron van inkomsten: slechts na weigering van het leefloon door het OCMW kan een verblijfssubsidie worden uitbetaald. OCMW gebruiken het bestaan van de verblijfssubsidie in de sector Bijzondere Jeugdbijstand als reden om geen leefloon te moeten uitkeren, in sommige gevallen ook niet aan meerderjarige jongeren. Aan de uitbetaling van een leefloon door het OCMW zijn ook lagere tarieven gekoppeld voor telefoon, elektriciteit, openbaar vervoer... Toekenning en bedragen Het leefloon wordt in principe voor onbeperkte duur toegekend. Het OCMW gaat ten minste een maal per jaar na of de situatie van de jongere niet veranderd is (bijkomend inkomen, gaan samenwonen, kinderen...). Bij een veranderde situatie moet de jongere het OCMW onmiddellijk op de hoogte brengen. De wet bepaalt hoeveel het leefloon bedraagt. De meest recente bedragen dateren van 1 april 2007 en worden geïndexeerd: alleenstaande persoon: 657,37 Euro per maand als samenwonende persoon: 438,25 Euro per maand een gezin met minstens één minderjarig ongehuwd kind: 876,50 Euro per maand Deze bedragen kunnen verminderd worden, afhankelijk van het inkomen van de steungerechtigde en/of dat van zijn of haar partner. Bijkomende inkomsten uit vb. weekendwerk of vakantiejob worden vrijgesteld tot de grens van ongeveer 200 Euro netto per maand. Voor studenten met een studiebeurs ligt die grens op ongeveer 55 Euro per maand.
BZW tussen de regels
Leefloon
D.3.
Adressen & Links: Webadressen lokale OCMW’s: www.ocmw{naam gemeente}.be
Wetgeving betreffende het leefloon: Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op Maatschappelijke Integratie - bijwerking tot 1 april 2007 http://www.mi-is.be/themes/integration/MI/content/wet%20leefloon%2026-05-02%20bijwerking%201-04-07.doc Omzendbrief 2007-03-26: verhoging van de basisbedragen bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. http://www.mi-is.be/themes/integration/leefloon/content/OB%202007-0326%20NL.pdf
Toelichtingsfolder OCMW http://www.mi−is.be/themes/POD/publicaties/content/Gids_voor_de_gebruikers_van _het_OCMW%20NL.pdf
BZW tussen de regels
Leefloon
D.4.
Federale installatiepremie voor daklozen
1. Basistekst Federale installatiepremie voor daklozen
E.2.
2. Adressen & Links
E.3.
BZW tussen de regels
Federale installatiepremie voor daklozen
E.1.
Basistekst Federale installatiepremie voor daklozen Bronnen: www.vvsg.be www.mi-is.be (POD Maatschappelijke Integratie)
Regelgeving Daklozen die een woonst vinden, kunnen in het kader van de wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie via het OCMW een installatiepremie krijgen van de Federale Overheid . Deze federale installatiepremie bestaat uit een geldsom om de betrokkene in staat te stellen de inrichting of de uitrusting van zijn woning te bekostigen. Een jongere die begeleid zelfstandig gaat wonen, kan eveneens beroep doen op deze installatiepremie, mits het OCMW waar hij of zij de aanvraag indient, hem of haar als “dakloze” erkent. Voorwaarden “Dakloos” zijn betekent “op straat wonen”, maar o.a. ook “in een opvangtehuis wonen” of “wonen bij iemand die de jongere voorlopig opvangt”. Bij een ruime interpretatie van “dakloosheid” kan elke jongere die begeleid zelfstandig woont die aan de drie volgende voorwaarden voldoet, in aanmerking komen voor de premie: 1) een leefloon ontvangen of een ander vervangingsinkomen van de sociale zekerheid, zoals een werkloosheidsvergoeding of een invaliditeitsuitkering. De aanvraag van een federale installatiepremie zou binnen het wettelijke kader ook moeten lukken voor minderjarigen met een verblijfssubsidie (cfr. thema verblijfssubsidie). 2) een woning gevonden hebben. De jongere huurt een kamer of appartement of mag die als woonst gebruiken en woont er permanent, alleen, of samen met anderen in vrije keuze. 3) voordien nooit een federale installatiepremie ontvangen hebben. De premie is éénmalig. Hoe aanvragen? De jongere moet de installatiepremie aanvragen bij het OCMW van de gemeente waar de woning gelegen is. De premie bedraagt ongeveer 820 Euro en wordt in één schijf uitbetaald op het moment dat de jongere de woning betrekt. Ook wanneer de jongere een voorschot op de huurwaarborg heeft gekregen, kan hij of zij nog een installatiepremie vragen. Het zijn twee verschillende zaken.
BZW tussen de regels
Federale installatiepremie voor daklozen
E.2.
Adressen & Links de ‘nieuwe gids voor daklozen’ bevat informatie over de hulpverlening naar daklozen, waaronder de federale installatiepremie http://www.mi-is.be/themes/POD/publicaties/content/Daklozengids%20NL.pdf
Wetteksten: Koninklijk Besluit 2004-09-21: tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen http://www.mi-is.be/themes/energy/daklozen/content/AR%202004-09-21.pdf
Koninklijk Besluit 2005-01-18: tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 september 2004 tot toekenning van een installatiepremie door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn aan bepaalde personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen. http://www.mi-is.be/themes/energy/daklozen/content/AR%202005-01-18.pdf
BZW tussen de regels
Federale installatiepremie voor daklozen
E.3.
Huurwaarborg
1. Huurwaarborg in de nieuwe huurwetgeving
F.2.
2. Adressen & Links
F.5.
3. Bijlagen
F.6.
BZW tussen de regels
Huurwaarborg
F.1.
Huurwaarborg in de nieuwe huurwetgeving De huurwaarborg geeft de verhuurder de mogelijkheid om niet zonder geld te blijven indien de huurder zijn verplichtingen volledig of gedeeltelijk niet nakomt (verplichtingen zoals de huishuur op vastgestelde termijnen betalen, het gehuurde goed onderhouden, de herstellingswerken uitvoeren die hem toebehoren, de woning in goede staat achterlaten wanneer het huurcontract ten einde is, …). Er bestaat geen wettelijke verplichting om een huurwaarborg te vragen. Huurder en verhuurder kunnen perfect overeenkomen daarvan af te zien. Regelgeving De nieuwe federale huurwet (25 april 2007) beschrijft drie vormen van huurwaarborg: Een waarborg die wordt gestort op een geïndividualiseerde rekening op naam van de huurder. Hier mag de waarborg niet meer bedragen dan een bedrag gelijk aan 2 maanden huur. De waarborg moet verplicht bij een financiële instelling worden geplaatst, op een geblokkeerde rekening, op naam van de huurder. Als de verhuurder de waarborg ontving en die niet op een geblokkeerde rekening plaatst, is hij aan de huurder de gemiddelde marktrente op de waarborgsom verschuldigd. Wanneer de verhuurder verder in gebreke blijft, zelfs na een aanmaning van de huurder, dan is hij vanaf deze aanmaning de wettelijke interest op het bedrag van de waarborg verschuldigd. De marktrente is de rente die men ontvangt op een spaarboekje of op een termijnrekening. Van de gangbare interestvoeten neemt men een gemiddelde. Die interest is de verhuurder verschuldigd vanaf de ontvangst van de huurwaarborgsom. De interest wordt gekapitaliseerd. Dit wil zeggen dat er ook interest op de verschuldigde interest moet betaald worden. De wettelijke interest is momenteel vastgelegd op 7%. Een bankwaarborg die het de huurder mogelijk maakt de huurwaarborg in schijven te betalen. In dit geval garandeert een financiële instelling het totale bedrag van de waarborg van bij het afsluiten van de huurovereenkomst. De huurder verbindt er zich toe om gedurende de duur van de overeenkomst, met een maximumduur van drie jaar, deze waarborg samen te stellen door middel van maandelijkse afbetalingen. De huurder is aan de financiële instelling geen enkele rente verschuldigd, terwijl die financiële instelling de huurder pas rente zal uitkeren vanaf de dag dat de waarborg volledig is samengesteld. De huurder is verplicht om de aanvraag voor een bankwaarborg in te dienen bij de financiële instelling waar hij zijn lopende rekening heeft en waar zijn beroeps- of vervangingsinkomsten worden gestort. De financiële instelling kan de waarborg niet
BZW tussen de regels
Huurwaarborg
F.2.
weigeren omwille van de kredietwaardigheid van de huurder. De waarborg mag ook niet hoger liggen dan een bedrag gelijk aan 3 maanden huur. Een bankwaarborg ten gevolge van een standaardcontract tussen het OCMW en een financiële instelling. Het OCMW dient hiertoe een verzoek in te dienen bij de financiële instelling. Ook in dit geval mag de waarborg maximum een bedrag gelijk aan 3 maanden huur omvatten. Het standaardformulier waarmee de financiële instelling aan de verhuurder bevestigt dat de huurwaarborg is toegekend vindt u in de map. Bij het einde van de huurovereenkomst worden de waarborg en de interesten overgemaakt aan de huurder voor zover hij al zijn verplichtingen nakwam. De financiële instelling mag de waarborg slechts terugbetalen op voorlegging van: Een schriftelijk akkoord van de huurder en de verhuurder opgemaakt na het beëindigen van de huurovereenkomst. Dit akkoord mag een brief zijn of een speciaal formulier, te verkrijgen bij de bankinstelling. Dit moet ondertekend zijn door beide partijen. Of van een afschrift van een rechterlijke beslissing. Het standaardformulier voor een verzoek tot tussenkomst van de Vrederechtbank bij een geschil vindt u eveneens in de map. Het OCMW kan ook een waarborgbrief aan de verhuurder afleveren. In dit geval ontvangt de verhuurder geen geldelijke huurwaarborg. Hij krijgt van het OCMW enkel de schriftelijke zekerheid dat de waarborg zal betaald worden indien na het aflopen van de huurovereenkomst blijkt dat de verhuurder aanspraak kan maken op een gedeeltelijke of volledige waarborgsom (door schade, achterstallige huur). Het OCMW kan natuurlijk ook het bedrag van de huurwaarborg op een geblokkeerde rekening op naam van de huurder storten (conform de huurwet). Het voordeel hiervan is dat de huurwaarborg dan niet méér dan twee maanden huishuur mag bedragen. Praktijk Veel verhuurders weigeren de huurwaarborg op een geblokkeerde rekening op naam van de huurder te storten. Zij stellen dit als conditie om een huurovereenkomst al dan niet af te sluiten. Als gevolg van de schaarste aan betaalbare en comfortabele woningen op de private markt eisen de meeste jongeren hun rechten in deze niet op. De nieuwe huurwet beweegt de meeste verhuurders dan wel weer om geen hogere waarborgsom gelijk aan twee maanden huishuur te vragen. Van de regelingen via het OCMW zien vele begeleidingsdiensten af omwille van de stigmatisering die dit bij verhuurders uitlokt. Minderjarigen kunnen enkel mits toestemming van hun ouders een geblokkeerde rekening bij een financiële instelling openen. Zij kunnen die waarborgsom ook niet zelfstandig
BZW tussen de regels
Huurwaarborg
F.3.
terugkrijgen. In de problematische opvoedingssituaties waarin velen van die minderjarigen verkeren is die regeling helemaal geen haalbare kaart. De meeste minderjarigen die begeleid zelfstandig wonen zoeken andere wegen om hun huurwaarborg te kunnen bekostigen. Verscheidene vastgoedkantoren bieden de kandidaat-huurders een Korfina-huurwaarborg aan. Sommigen hanteren dit in essentie levensverzekeringsproduct om de nieuwe wettelijke regeling betreffende de huurwaarborg te omzeilen. De huurdersbond waarschuwt dat de Korfina-huurwaarborg veelal nadelig is voor de huurder.
BZW tussen de regels
Huurwaarborg
F.4.
Adressen & Links Infobrochure over de nieuwe huurwetgeving: www.just.fgov.be; De huurwet, editie 2007 Info over de korfina-huurwaarborg: www.huurdersbond.be/huurdersbond/korfina.htm; Korfina-huurwaarborg
BZW tussen de regels
Huurwaarborg
F.5.
Bijlagen voorbeeldformulier Bewijs huurwaarborg door de financiële instelling Verzoekschrift van de huurder gericht tegen de eigenaar (teruggave huurwaarborg)
BZW tussen de regels
Huurwaarborg
F.6.
Bewijs huurwaarborg door de financiële instelling Bijlage bij het koninklijk besluit van 4 mei 2007 genomen in uitvoering van artikel 10, §1, laatste lid, van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek Formulier vastgelegd in uitvoering van artikel 10, §1, laatste lid, van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek
HUURDER Naam: Voornaam: Woonplaats: VERHUURDER Naam: Voornaam: Woonplaats:
FINANCIELE INSTELLING Naam: Maatschappelijke Zetel: Naam van de directeur/ bestuurder/ lasthebber (schrappen wat niet past) die de financiële instelling vertegenwoordigt:
De financiële instelling bevestigt dat een huurwaarborg van ……………€, zoals voorzien in de huurovereenkomst tussen de hierboven vernoemde huurder en verhuurder, toegekend is.
Gedaan te (Handtekening)
, op
Verzoekschrift van de huurder gericht tegen de eigenaar (teruggave huurwaarborg) Aan mevrouw, mijnheer de Vrederechter van het kanton ... Verzoeker(s) (hier alle huurders vermelden), naam ... voornaam ... beroep ... woonplaats ... is/zijn de huurder(s) van het volgend onroerend goed : een appartement/woning/studio gelegen te ... Dat dit huis de eigendom is van (hier alle eigenaars vermelden) naam ... voornaam ... wonende te ... hierna genoemd de verwerende partij Dat verwerende partij weigert haar toestemming te geven tot vrijmaking van de huurwaarborg ten bedrage van ... EUR in hoofdsom, neergelegd bij de bank ... onder rekeningnummer ... Dat alle de door verzoeker(s) ondernomen stappen geen enkel resultaat opgeleverd hebben. OM DEZE REDENEN verzoekt eisende partij : Verwerende partij ter terechtzitting op te roepen teneinde : Te horen bevelen dat de huurwaarborg van ... EUR neergelegd bij de bank ... onder rekeningnummer ... zal vrijgemaakt worden in hoofdsom en intresten in het voordeel van eisende partij en dit op eenvoudig vertoon van het tussen te komen vonnis; Verwerende partij (solidair) te veroordelen tot betaling van de gerechtelijke intresten en de kosten van het geding. Tevens het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Met de meeste hoogachting, Datum ... Handtekening ...
Netwerking & Belangenverdediging
1. Basistekst Leefloon
G.2.
2. Adressen & Links
G.11.
BZW tussen de regels
Netwerking & Belangenverdediging
G.1.
1. De rol en opdrachten van de huurdersbonden De huurdersbonden verstrekken op individuele en/of collectieve basis informatie en advies over alle aangelegenheden inzake het wonen in huurwoningen, onder meer bevattelijke huurinformatie en huuradvies. Ze kunnen juridische bijstand verlenen aan huurders en aanstaande huurders in het algemeen en aan de meest behoeftige huurders in het bijzonder. (artikel 56, §2, 2de lid, VWC). Het nieuw subsidiebesluit (Besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 houdende de erkenning en subsidiëring van huurdersorganisaties, B.S. 30 november 2006) bepaalt in artikel 2 de opdrachten van de huurdersorganisaties: 1° op individuele of collectieve basis informatie en advies te verstrekken over alle aangelegenheden inzake het wonen in huurwoningen, onder meer bevattelijke huurinformatie en huuradvies. Ze kan juridische bijstand verlenen aan huurders en kandidaat-huurders in het algemeen en aan de meest behoeftige huurders in het bijzonder; 2° op te treden als belangenbehartiger van huurders in het algemeen en van de meest behoeftige huurders in het bijzonder; 3° de kwaliteit van een goede rechtshulp inzake bereikbaarheid, beschikbaarheid, begrijpbaarheid, bruikbaarheid en betaalbaarheid te bevorderen met bijzondere aandacht voor de ondersteuning van de adviesverlening van de lokale besturen en de ontwikkeling van lokale samenwerkingsnetwerken. 2. Hoe doen ze dit en waar vind je ze ? De huurdersbonden zijn enkel in Vlaanderen werkzaam (niet in Brussel). De huurdersbonden zijn vzw’s die erkend en gesubsidieerd worden door de Vlaamse gemeenschap. G.2. VOB-bijdrage ‘Belangenbehartiging en netwerkvorming door de Vlaamse huurdersbonden’ op studiedag ‘Woonzinnig’, 20 december 2007, te Brussel door Geert Inslegers (sectorcoördinator Vlaamse Huurdersbonden)
Diksmuidelaan 50 ⏐ 2600 Berchem ⏐ Telefoon 03/366 30 15 ⏐ Telefax 03/366 11 58 ⏐ E-Mail :
[email protected] ⏐ Bank 001-1052130-47
Netwerking en belangenverdediging door de Vlaamse Huurdersbonden
In iedere provincie is een huurdersbond actief : Huurdersbond West-Vlaanderen, Huurdersbond Oost-Vlaanderen, Huurdersbond Antwerpen, Huurdersbond Limburg en Huurdersbond Vlaams-Brabant. Enkel in de provincies Oost-Vlaanderen en Antwerpen zijn tevens regionale steunpunt erkend en actief, namelijk respectievelijk Steunpunt Waasland en Steunpunt Turnhout (Huurders helpen huurders). De Huurdersbonden verstrekken huuradvies in 29 Vlaamse steden en gemeenten en beschikken over 7 central secretariaten (5 provinciale huurdersbonden en 2 regionale steunpunten). De adressen en adviesconsultaties samen met een korte toelichting over de werking van huurdersbonden en waarvoor men er terecht kan, vind je in de folder in bijlage. 3. Huurdersbonden zijn ledenorganisaties van huurders Aangezien de huurdersbonden belangenorganisaties zijn, hebben ze gekozen voor het bondmodel. Huurders zijn dus ledenorganisaties. Als ledenorganisatie kan de huurdersbond ook inhoudelijk stelling innemen over het huurbeleid en opkomen voor beleidsmaatregelen die de positie van de huurder versterken. Zo hebben de huurdersbonden mee aan de kar geduwd voor meer woonzekerheid in de private en sociale huur, een afdwingbare reglementering inzake minimale kwaliteitsnormen. Op die vlakken zijn stappen voorwaarts gezet. Maar er blijven nog vele uitdagingen, zoals de groeiende onbetaalbaarheid op de private huurmarkt, het te lag aantal sociale huurwoningen en huursubsidies, de inkrimping van de private huurmarkt en het aanbod en de problemen inzake toegankelijkheid (onder meer door discriminatie in functie van leeftijd, ras, afkomst, gezinssamenstelling en andere). Met de middelen uit de lidgelden kunnen de huurdersbonden ook initiatieven financieren waarvoor ze niet gesubsidieerd worden en de positie van huurders verbeteren. Zoals bijvoorbeeld het voeren van principesprocessen (procesfonds) om huurdervriendelijke rechtspraak uit te lokken. Individuele en collectief leden Om echter geen onmogelijke financiële drempels op te werpen vragen de huurdersbonden een bescheiden individueel lidgeld (tussen 12 en 15 euro). In ruil voor een individueel lidmaatschap kan de huurder een jaar lang beroep doen op het huuradvies en krijgt hij zes maal een info-magazine met informatie over huur (private huur, sociale huur, nieuwe wetgeving, initiatieven enz.). Dit is het Huurdersblad. Daarnaast trachten huurdersbonden ook organisaties en besturen (OCMW’s, C.A.W.’s enz.) ertoe aan te zetten een collectief lidmaatschap af te sluiten. Deze collectieve leden kunnen tegen betaling van een collectief lidgeld (50 tot 100 euro voor vijf of tien doorverwijskaarten) dan beroep doen op het huuradvies van de huurdersbonden en een aantal mensen die niet over de financiële middelen beschikken doorverwijzen zodat die gratis worden geholpen. G.3. VOB-bijdrage ‘Belangenbehartiging en netwerkvorming door de Vlaamse huurdersbonden’ op studiedag ‘Woonzinnig’, 20 december 2007, te Brussel door Geert Inslegers (sectorcoördinator Vlaamse Huurdersbonden)
Daarnaast biedt de huurdersbond ook vorming aan op maat van de collectieve leden over de huurregelgeving en wijzigingen die zich voordoen. Via het systeem van collectieve leden wordt ook de drempel naar de dienstverlening van de huurdersbonden verlaagd. Tenslotte kan ook iemand die zich individueel bij een Huurdersbond aanbiedt gratis geholpen worden als het lidgeld een financiële drempel zou betekenen, en dit ongeacht het aantal keren dat een beroep wordt gedaan op het huuradvies. Op jaarbasis (cijfers 2006) werden 2.384 huurders gratis geholpen en toch volwaardig lid. Dit vertegenwoordigt 23 % van de nieuwe leden in 2006 en 14 % van alle leden van de huurdersbonden. De huurdersbonden vinden het namelijk zeer belangrijk dat de huurders met de zwakste posities (jongeren, alleenstaanden en eenoudergezinnen, allochtone huurders, vervangingsinkomens, …) extra ondersteund worden door de dienstverlening van de huurdersbonden. Het aantal individuele leden bij de Huurdersbonden is over de jaren heen sterk gegroeid. Hieronder vind je een tabel en grafiek over de evolutie van het individueel ledenbestand van de huurdersbonden. Tabel 1: Evolutie individueel ledenbestand Vlaamse Huurdersbonden 2001 - 2006 Huurdersbonden Hb A'pen Hb O-Vl Hb W-Vl Hs Limburg Hb Vl-Brabant Hb Waasland Huurd. He. Huurd. Tot. Vl. Hbonden Jaarl. % stijging
Ledenaantal 2001
4,251 3,499 2,800 1,661 867 839 444 14,361 11.60
Ledenaantal 2002
4,152 3,721 3,139 1,611 1,190 976 622 15,411 7.31
Ledenaantal 2003
3,966 3,538 2,741 1,758 948 1,031 830 14,812 -3.89
Ledenaantal 2004
4,122 3,635 2,958 1,623 1,115 1,070 954 15,477 4.49
Ledenaantal 2005
4,224 3,767 3,070 1,651 1,220 1,002 1,002 15,936 2.97
Ledenaantal 2006
4.583 3.946 3.342 1.756 1.499 1.091 1.012 17.228 8.11
Grafiek 1: Evolutie individueel ledenbestand Vlaamse Huurdersbonden 2001-2006 18.000
Aantallen
16.000 14.000
2000
12.000
2001 2002
10.000
2003
8.000
2004
6.000
2005
4.000
2006
2.000 0 Jaartallen
G.4. VOB-bijdrage ‘Belangenbehartiging en netwerkvorming door de Vlaamse huurdersbonden’ op studiedag ‘Woonzinnig’, 20 december 2007, te Brussel door Geert Inslegers (sectorcoördinator Vlaamse Huurdersbonden)
4. Netwerkvorming door samenwerking met collectieve leden Niet enkel het individueel maar ook het collectief ledenbestand is over de jaren heen sterk toegenomen. De Huurdersbonden telden eind 2006 502 collectieve leden. Alle organisaties die aan hun leden een service willen aanbieden waarbij zij op individuele basis leden van deze organisatie kunnen doorverwijzen voor advies naar de Huurdersbond en zonder dat die personen nog een individueel lidgeld verschuldigd zijn, komen hiervoor in aanmerking. Onder de collectieve leden kennen we OCMW’s en/of hun deelwerkingen, gemeentebesturen, huisvestingsdiensten, woonwijzers, Centra voor Algemeen Welzijnswerk (of hun deelwerkingen), sociale hogescholen, vakbonden, sociale huurdersgroepen, uiteraard ook de armenverenigingen, migrantenorganisaties, opbouwwerk (samenlevingsopbouw), sociale verhuurkantoren, mutualiteiten, (psychiatrische) klinieken, Diensten Begeleid Wonen enzovoort tot zelfs de sociale dienst van bedrijven. De OCMW’s zijn dus goed voor ruim 1/4de van het collectief ledenbestand. Daarnaast zijn nog eens 25 steden, gemeenten of gemeentelijke huisvestingsdiensten collectief lid van een huurdersbond. In ruil voor het collectief lidgeld verkrijgen deze collectieve leden volgende service: onbeperkt onmiddellijk juridisch advies via telefoon, fax of mail over huurdossiers; in ruil 5 of 10 lidkaarten (of een meervoud) voor individuele doorverwijzing naar de huurdersbond (juridisch advies).Deze doorverwezen personen worden volwaardig individueel lid, maar hoeven zelf geen lidgeld te betalen; terugkoppeling van het verstrekte huuradvies aan het doorverwijzend collectief lid wanneer de persoon hiermee instemt; het Huurdersblad; huurcursus op maat om een eerste eenvoudig advies te kunnen verstrekken; huurboeken tegen verminderd tarief Deze werkwijze is identiek bij alle Huurdersbonden. Hieronder vindt u een tabel en grafiek met weergave van de evolutie van het collectief ledenbestand.
G.5. VOB-bijdrage ‘Belangenbehartiging en netwerkvorming door de Vlaamse huurdersbonden’ op studiedag ‘Woonzinnig’, 20 december 2007, te Brussel door Geert Inslegers (sectorcoördinator Vlaamse Huurdersbonden)
Tabel 2: Evolutie Collectief ledenbestand Vlaamse Huurdersbonden 2001-2006
Huurdersbonden
Coll. Leden Coll. Leden Coll Leden Coll Leden Coll Leden 2001 2002 2003 2004 2005
Coll leden 2006
43
50
53
58
72
82
Hb O-Vl
111
130
136
131
150
149
Hb W-Vl
62
67
82
83
86
86
Hs Limburg
46
44
39
48
43
84
Hb Vl-Brabant
38
43
42
43
43
49
Hb Waasland
26
29
29
28
29
29
Huurd. He. Huurd.
11
16
15
17
19
23
Tot. Vl. Hbonden
337
379
396
408
442
502
Jaarl. % stijging
6.31
12.46
4.49
3.03
8.33
13.57
Hb A'pen
In 1995, toen het systeem van collectieve abonnementen werd ingevoerd, bedroeg het aantal 107. Ondertussen bedraagt het aantal collectieve leden 502, hetgeen correspondeert met een stijging van 369 %, hetzij meer dan een verdrievoudiging. Ten opzichte van 2005 vertegenwoordigt dit een stijging met 13,57 %. Grafiek 2: Evolutie collectief ledenbestand Vl. huurdersbonden 2001 –2006
600
Aantal collectieve leden
500
400
2001 2002 2003
300
2004 2005 2006
200
100
0 1 Jaartallen
In ongeveer 150 steden en gemeenten is ofwel het OCMW ofwel de stad lid van een Huurdersbond. De huurdersbonden zullen de komende jaren nog extra inspanningen leveren om dit aantal en de dienstverlening naar lokale besturen op te trekken. Zeker in steden gemeenten met veel of een relatief hoog aandeel huurders. G.6. VOB-bijdrage ‘Belangenbehartiging en netwerkvorming door de Vlaamse huurdersbonden’ op studiedag ‘Woonzinnig’, 20 december 2007, te Brussel door Geert Inslegers (sectorcoördinator Vlaamse Huurdersbonden)
5. De dienstverlening door de huurdersbonden Juridisch huuradvies De huurdersbonden verstrekken een volwaardig eerstelijns rechtshulp inzake huuradvies, zowel private als sociale huur, maar geen handelshuur of pacht. Enkel huurders kunnen bij een huurdersbond terecht. Dat juridisch huuradvies kan preventief zijn. Zoals: kan ik het huurcontract opzeggen, hoe moet ik dat doen en wat kan het me kosten ? Op die manier kunnen we voorkomen dat de huurder extra moet betalen. Zit je in het eerste huurjaar en je wil de huurovereenkomst beëindigen dan kan dit een extra kost van drie maanden huur vertegenwoordigen. Wanneer huurders op advies komen wordt daarom systematisch het huurcontract overlopen en krijgt de huurder tips en adviezen om problemen te voorkomen. Zoals bijvoorbeeld dat de huurwaarborg op een geblokkeerde rekening staat. Of bijvoorbeeld het huurcontract nalezen vooraleer het getekend is. Maar veel huurders komen natuurlijk naar de huurdersbond naar aanleiding van een gerezen probleem. In dit geval biedt de huurdersbond curatieve rechtshulp. Over de meeste soorten geschillen beschikken de huurdersbonden over modelbrieven. Maar in geval van een wat ingewikkeld probleem stellen de huurdersbonden ook zelf brieven op. Zo merken we bijvoorbeeld dat huurders die in een slechte huurwoning wonen er een degout van krijgen, omdat de verhuurder onwillig is om werken uit te voeren. Ze vertrekken dan zonder boe of bah uit de woning. Dat kan hun echter een pak geld kosten omdat het contract misschien ten hunne nadeel wordt ontbonden, nu ze de verhuurder nooit formeel (met een aangetekend schrijven) in gebreke hebben gesteld. Nochtans slagen de huurdersbonden er regelmatig in om via de procedure ongeschikt- of onbewoonbaar verklaring de huurovereenkomst nietig te laten verklaren of de ontbinding met schadevergoeding te bekomen. Bij een nietigheid moeten zelfs alle betaalde huurgelden terug worden betaald. Dat kan enkel als de huurders de vele juridische stappen getrouw opvolgen. Maar het loont ! Doordat de huurdersbonden vertrouwd zijn met de huurwetgeving weten ze beter dan een leek wanneer de ontbinding moet gevraagd worden en wanneer de nietigheid. Dit advies moet juridisch uiteraard correct zijn. In de brieven die worden opgesteld wordt daarom regelmatig verwezen naar de wetgeving en de rechtspraak. De huurdersbonden zullen dus in overeenstemming met de rechtsleer en rechtspraak u adviseren of de positie van de huurders, juridisch gesproken, sterk of zwak is. Bovendien is tal van wetgeving van dwingend recht ter bescherming van de huurder. Maar dat veronderstelt dat dit actief moet ingeroepen worden door de huurder. Zoniet dreigt hij toch niet in het gelijk gesteld te worden. Tenslotte verstrekken de huurdersbonden ook advies op maat, waarbij de huurder meester blijft over de stappen die gezet worden. Als de huurder beslist een verzoek tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring aan de burgemeester te vragen, dan vraagt hij zich ook af of hij wel een andere betaalbare woning zal vinden. Ook hierin krijg je ondersteuning van de G.7. VOB-bijdrage ‘Belangenbehartiging en netwerkvorming door de Vlaamse huurdersbonden’ op studiedag ‘Woonzinnig’, 20 december 2007, te Brussel door Geert Inslegers (sectorcoördinator Vlaamse Huurdersbonden)
huurdersbond. Door bv. te kijken of je in aanmerking komt voor een Vlaamse huursubsidie en de huurder door te verwijzen naar de woonwinkel, de huisvestingdienst of de gewestelijke administratie. In de meeste gevallen kan het probleem worden opgelost door het eerstelijns advies van de huurdersbond, uiteraard binnen de grenzen van de bestaande huurwetgeving. Maar soms blijft de verhuurder hardnekkig op zijn standpunt en zit er niets anders op dat een proces voor de vrederechter te starten. De huurdersbonden kunnen de huurder dan wel adviseren over zijn slaagkansen, maar mogen de huurder niet vertegenwoordigen voor de vrederechter of een rechtbank. Dat is namelijk bij wet voorbehouden aan de advocaten. Wel werken de huurdersbonden nauw samen met advocaten die goed vertrouwd zijn met het huurrecht en aan sociale tarieven werken. Hier vervult de huurdersbond een doorverwijsfunctie.
Informatie De huurdersbonden verstrekken leesbare informatie over de huurwetgeving en aanverwante regelgeving. Dit gebeurt in een taal die ook voor de leek verstaanbaar is. Dit gebeurt via het Huurdersblad , een tweemaandelijks info-magazine. Het Huurdersblad is een uitgave van de huurdersbonden op 14.000 exemplaren. Leden ontvangen dit blad gratis. Niet-leden kunnen het blad verkrijgen aan 15 euro voor een jaarabonnement (Diksmuidelaan 50, 2600 Berchem, rknr. 001-3401064-29). Op het Huurdersblad kan men zich ook rechtstreeks abonneren (zonder lid te worden van een Huurdersbond) Ook via de Huurinfo-brochures over veel voorkomende onderworpen, zoals: Onderhoud en herstellingen Vocht- en schimmelproblemen Kosten en lasten Overzicht huurwetgeving (aangepast aan de wet van 13 april 1997) Het verzoekschrift De minnelijke schikking Negenjarig modelhuurcontract (aangepast aan de wet van 13 april 1997) Kortlopend modelhuurcontract (aangepast aan de wet van 13 april 1997) De waarborg (aangepast aan de wet van 13 april 1997) De indexering van de huurprijs (aangepast aan de wet van 13 april 1997) Stuur 5 priorzegels van een 0,52 euro per gewenste brochure naar de plaatselijke huurdersbond. Voor de modelhuurcontracten is dit 6 priorzegels. Vermeld welke brochure(s) G.8. VOB-bijdrage ‘Belangenbehartiging en netwerkvorming door de Vlaamse huurdersbonden’ op studiedag ‘Woonzinnig’, 20 december 2007, te Brussel door Geert Inslegers (sectorcoördinator Vlaamse Huurdersbonden)
je van ons wilt! Wij sturen die dan naar je op. Op termijn zullen deze brochures in digitale vorm gratis kunnen gedownload worden via de website van de huurdersbonden. Via de website van de huurdersbonden op www.huurdersbond.be Hier vind je recente informatie over nieuwe regelgeving, zoals de huurwetwijzigingen in 2006 en 2007, samen trouwens met modelbrieven die de huurder kan hanteren. . Tevens vind je hier ook informatie waarbij de huurder gewaarschuwd wordt voor onwettige praktijken of praktijken die huurders benadelen,en wat de huurder hieraan kan doen. Deze website wordt maandelijks druk bezocht (momenteel 11.923 bezoekers per maand en op de 188 ste plaats bij de meest bezochte websites geregistreerd bij Belstat). Deze website biedt momenteel de meeste actuele informatie inzake huurwetgeving voor de private huurmarkt. Tenslotte is er het standaardwerk over de private huurwetgeving en ruimere regelgeving, Het Nieuwe Huurboek (blz. 438) is in 2005 herdrukt bij de uitgeverij Epo. Ingevolge de recente wetswijzigingen wordt ook een bijvoegsel gedrukt dat binnenkort ook apart kan gekocht worden. De bijlage kost 10 euro. Indien het gekocht wordt samen met het Nieuwe Huurboek zal dit 25 euro kosten in de boekhandel. Zowel individuele als collectieve leden krijgen korting bij aankoop hiervan bij een huurdersbond of bij het VOB, Diksmuidelaan 50 te 2600 Berchem (tel. 03/366.30.15 of fax 03/366.11.58) of via email:
[email protected]
6. Belangenbehartiging op maat van de doelgroep, in casu … jongeren die Begeleid Zelfstandig Wonen De Huurdersbonden komen op het voor recht op wonen van iedereen en in het bijzonder voor wie het moeilijk heeft op de huurmarkt. Vele problemen die jongeren in Begeleid Zelfstandig Wonen ondervinden hebben zij gemeen met andere zwakke huurdergroepen. Denken we maar aan de problemen van betaalbaarheid. Zo bedraagt volgens de meest recente studie de gemiddelde (!) woonquote (het aandeel van de huur in het maandelijks beschikbaar inkomen) voor private huurders liefst 29, 5% en is dit in 2005 in vergelijking met 1995 met liefst 7,7 procentpunt gestegen 1 . Het gaat dus van kwaad naar erger. Liefst 32,9 % van de private huurders betaalt meer dan 30 % van het inkomen aan de huur. En dit terwijl de betaalbaarheidsgrens 20 % voor huurders bedraagt. En alhoewel de kwaliteit van het algemeen woningbestand de afgelopen 10 jaren sterk is verbeterd, blijven de problemen op de private huurmarkt nog zeer groot en volgen deze algemene tendens van verbetering niet. Zo blijkt uit de dezelfde studie dat inzake de fysische staat van de woning, 6,6% van de eigenaars in een slechte tot zeer slechte woning woont, tegenover liefst 17,1 % van de private huurders. Dus meer dan 1 op 6 private huurders betrekt een woning van slechte structurele kwaliteit en 1 op 3 private huurders betaalt zich blauw aan de huur. 1
‘Wonen in Vlaanderen. De resultaten van de woonsurvey 2005 en de Uitwendige Woningschouwing 2005’, onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap Departement RWO – Woonbeleid, februari 2007, blz. 49.
G.9. VOB-bijdrage ‘Belangenbehartiging en netwerkvorming door de Vlaamse huurdersbonden’ op studiedag ‘Woonzinnig’, 20 december 2007, te Brussel door Geert Inslegers (sectorcoördinator Vlaamse Huurdersbonden)
Zoiets heet een slecht rapport. Vandaar ook de nood om met alle huurders en daarmee betrokken diensten, organisaties en sociale bewegingen aan de alarmbel te trekken. Maar dat neemt niet weg dat jongeren in zelfstandig begeleid wonen daarbovenop nog eens geconfronteerd worden met extra handicaps zoals de handelingsonbekwaamheid om huurovereenkomsten te kunnen aangaan, waardoor zij zonder tussenkomsten nog meer gedreven worden nar de onderste regionen van de private huurmarkt. Daarom is het bijna wraakroepend wanneer deze groep ook nog eens uit de boot dreigt te vallen wanneer de Vlaamse overheid steunmaatregelen uitwerkt (huursubsidie, toegang tot sociale huurwoningen) op een wijze dat ze ook daar nog eens uit de boot dreigen te vallen. Terwijl die overheidstussenkomsten juist bedoeld zijn voor wie het moeilijk heeft op de huurmarkt. Daarom willen de huurdersbonden, samen met andere instanties en verenigingen aandacht vragen én druk uitoefenen op het beleid zodat minstens de huursubsidie (wat nu niet het geval is voor de minderjarige zelfstandig begeleide jongeren) ook voor hen toegankelijk wordt. Gelukkig heeft de Vlaamse regering, mede nadat de huurdersbonden, de sociale verhuurkantoren en het VOB hier sterk hadden op aangedrongen, in het nieuw sociaal huurbesluit voorzien dat voor de toegang tot een sociale huurwoning (zowel van een sociale huisvestingsmaatschappij als een erkend sociaal verhuurkantoor of andere erkende instantie) kan afgeweken worden van de meerderjarigheidsvoorwaarde. Jammer genoeg heeft men dit zo beperkend omschreven dat dit enkel geldt voor de voor jongeren die Begeleid Zelfstandig Wonen vanuit de Bijzondere Jeugdbijstand en niet vanuit het Algemeen Welzijnswerk. Laat ons hopen dat dit in de reparatiewetgeving kan worden recht gezet.
G.10. VOB-bijdrage ‘Belangenbehartiging en netwerkvorming door de Vlaamse huurdersbonden’ op studiedag ‘Woonzinnig’, 20 december 2007, te Brussel door Geert Inslegers (sectorcoördinator Vlaamse Huurdersbonden)
Adressen & Links: Vlaams Overleg Bewonersbelangen: Diksmuidelaan 50 - 2600 Berchem http://www. vob-vzw.be Adressen Huurdersorganisaties: Huurdersbonden: http://huurdersbond.be/index.htm Woonwinkels: http://www.vob-vzw.be/woonwinkel-woonwijzer/adressen.htm
BZW tussen de regels
Netwerking & Belangenverdediging
G.11.
De huurmap
1. Toelichting Huurmap
H.2.
2. Adressen & Links
H.5.
BZW tussen de regels
De Huurmap
H.1.
De huurmap Eddy Boesman
Aanleiding en werkwijze De provinciale woonraad, onafhankelijk adviesorgaan van de bestendige deputatie van OostVlaanderen, stelde vast dat zowel in de sociale als in de privé huursector de problematiek van de achterstallige huurgelden vrij verspreid is. Bij de analyse van deze problematiek kwamen er ook nevenproblematieken aan bod zoals : Discussies tussen huurder en verhuurder over verplichtingen m.b.t. onderhoud en herstel van een woning Gebrekkige kennis van allerlei instanties die in het veld werkzaam zijn Onvoldoende kennis van rechten en plichten, financiële tegemoetkomingen, belastingsverlaging, procedures van zowel huurders als verhuurders Gebrek aan orde van alle documenten i.v.m de huur van een woning (de klassieke schoendoos werd vermeld als klassementsysteem) Als deeloplossing werd de idee gelanceerd om een map te ontwerpen waarin enerzijds allerlei belangrijke informatie zou staan en anderzijds alle documenten op een logische wijze konden worden samengebracht. Een ad hoc werkgroep werd hiervoor opgericht en bestond uit de vertegenwoordigers van diverse instanties, allen lid van de Woonraad: Het Koninklijk Algemeen Eigenaarsverbond De Oostvlaamse Huurdersbond Het CIB De Sociale Huisvestingsmaatschappijen De Ocmw’s De SVK’s Een ambtenaar van het provinciebestuur Een afgevaardigde van de kleinere gemeenten (voorgesteld door de VVSG) En de voorzitter van de woonraad. Een zelden geziene samenwerking tussen private sector en openbare sector werd hier op het getouw gezet.
BZW tussen de regels
De Huurmap
H.2.
Vorm, gebruik en inhoud Er werd gekozen voor een formaat iets groter dan A4 (zodat werkelijk alle documenten er in kunnen worden bijgehouden). De geplasticifeerde kaft en de 12 tabbladen , waarop de tips vermeld staan , bestaan uit vuilafstotend papier en worden samen gehouden door een elastiekje. Er zijn ook een aantal bijlagen die, afhankelijk van de verhuurders, kunnen verminderd of uitgebreid worden. Aan de hand van de tips wordt bondig en gestructureerd nuttige informatie meegegeven met betrekking tot het huren van een woning. De tips zijn veelal een antwoord op veel gestelde vragen of onduidelijkheden; bij voorbeeld over wie voor welke kosten moet instaan, wie moet instaan voor het registeren van het huurcontract, wie de kosten moet dragen,…. Op die manier kan preventief een bijdrage geleverd worden aan het voorkomen van huurconflicten of aanzienlijke huurachterstallen. Het is de bedoeling dat bij iedere nieuwe verhuring een dergelijke map ter beschikking wordt gesteld van de huurder door de private of sociale verhuurder. Bij het afsluiten van het contract en de overhandiging van de map wordt uitdrukkelijk aanbevolen gans de map punt voor punt samen met de bewoner te overlopen. Er kunnen dan nog vragen worden gesteld en opmerkingen gemaakt . De bedoeling is in ieder geval dat beide partijen perfect weten welke hun rechten en plichten zijn waardoor er minder of geen misverstanden ontstaan tussen beiden. Zowel de documenten die worden overhandigd ter gelegenheid van het afsluiten van het contract (plaatsbeschrijving, contract …) als deze die in de loop van het contract van belang zijn (verzekeringspolissen, briefwisseling, belangrijke informatieve folders …) worden er in bijgehouden. Instanties zoals OCMW’s, huisvestingsdiensten, huurdersbonden enzovoort gebruiken de mappen voor klanten met bestaande contracten Indeling van de map: 1) 2) 3) 4) 5) 6)
BASISINFO CONTRACT PLAATSBESCHRIJVING NUTSVOORZIENINGEN (water, elektriciteit…) HUURWAARBORG BETALING HUUR EN INDEXATIE
BZW tussen de regels
7) 8) 9) 10) 11) 12)
VERZEKERINGEN ONDERHOUD / HERSTELLINGEN NUTTIGE TIPS EN ADRESSENLIJST BRIEFWISSELING BIJLAGEN PERSOONLIJKE DOCUMENTEN
De Huurmap
H.3.
Doelpubliek In eerste instantie wordt gemikt op de private en sociale verhuurders, makelaars, huurders, OCMW’s, gemeentelijke huisvestingsdiensten en huurdersbonden. In tweede instantie op alle hulpverleners die huurders begeleiden en of adviseren. Deze map heeft het voordeel dat het toelaat huurders, al naargelang hun mogelijkheden, om: • in het beste geval inderdaad al hun documenten op de daartoe voorziene plaatsen bij te houden en gelijktijdig beknopte maar toch belangrijke informatie te krijgen • in het slechtste geval de meeste documenten er in bij te houden zonder echt klassement Voor de eventuele begeleider van de huurder (huurdersbond, OCMW, alle hulpverleners die huurders begeleiden en of adviseren) is er het voordeel dat ze op een snelle manier een overzicht krijgen van de meeste paperassen van hun klant en dat ook zij via de voorziene informatie een aantal belangrijke punten kunnen aanwijzen aan hun klant. De verhuurder of makelaar kan op een systematische en objectieve wijze zijn huurder een uitgebreide toelichting geven bij alle documenten die worden overhandigd ter gelegenheid van de ondertekening van het contract alsook hen wijzen op hun rechten en plichten, allerlei overheidsvoordelen, nuttige adressen, enzovoort.
BZW tussen de regels
De Huurmap
H.4.
Adressen & Links
Verdeling van de huurmap Het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen bekostigde de druk en de verspreiding van zo’n 10.000 exemplaren aan alle Oostvlaamse Sociale Huisvestingsmaatschappijen, SVK’s, steden en gemeenten, OCMW’s, Oostvlaamse Huurdersbond. De Oostvlaamse afdeling van het CIB (Conferatie van Immobiliënmakelaars van België) en het Koninklijk Algemeen Eigenaarsverbond verspreiden de huurmap tegen kostprijs aan hun leden. De hulpverleners, andere dan de hierboven vermelde, die huurders begeleiden en of adviseren en andere geïnteresseerden kunnen de map aankopen bij één van beide voornoemde privéinstanties tegen de prijs van 5 euro. De huurmap is ook bruikbaar in andere provincies, mits kleine aanpassingen. Momenteel is ze enkel verkrijgbaar in Oost-Vlaanderen. De map is ook voor jongeren een handig instrument. CIB Kortrijksesteenweg 1005 te 9000 Gent Tel: 09 220 22 05 . Fax: 09 220 23 31
[email protected] Koninklijk Algemeen Eigenaarsverbond Vrijheidslaan 4 te 9000 Gent Tel: 09 / 324 90 80 - Fax: 09 / 324 90 82 - GSM: 0472 / 41 18 35
[email protected]
De huurmap is tevens te vinden op het internet: http://www.oost-vlaanderen.be/public/wonen_milieu/wonen/huurmap/index.cfm
BZW tussen de regels
De Huurmap
H.5.
BEGELEID ZELFSTANDIG WONEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Inleidend Huisvesting is een gewestmaterie. Regels die gelden voor het Vlaamse Gewest gelden niet noodzakelijk voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest! Jongeren die begeleid zelfstandig wonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen geen beroep doen op de Vlaamse regelgeving maar vallen onder de regelgeving van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We zetten hier beknopt een aantal belangrijke zaken op een rijtje die belangrijk zijn om te weten!
1
Verhuis- en installatietoelage en bijdrage in het huurgeld
1.1
Premies op vlak van huisvesting: Wooninformatiecentrum Brussels Gewest
Het Wooninformatiecentrum Brussels Gewest verstrekt informatie over de Verhuis- en installatietoelage en de bijdrage in het Huurgeld. De betrokken huurders krijgen samen met deze informatie alle nodige formulieren en adviezen om op correcte wijze een aanvraag in te dienen. http://www.bruxelles.irisnet.be (doorklikken naar huisvesting) Het verkrijgen van een verhuis- en installatietoelage is verbonden aan kwaliteitsnormen. Om de toelage te kunnen krijgen is er een verhuisbeweging nodig van een woning die niet aan de normen voldoet naar een woning die wel aan de normen voldoet. 1.2 Huren van een woning: over kwaliteitsnormen en premies op vlak van huisvesting. Sinds 1 juli 2004 zijn er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nieuwe regels in voege voor de verhuur van een woning. De normen: Brusselse Huisvestingscode: De Brusselse Huisvestingscode speelt een cruciale rol op vlak van kwaliteitsnormen. Deze code richt zich zowel tot huurders als verhuurders en is erop gericht om de kwaliteit van de
BZW tussen de regels
BZW in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
I.1.
huurwoningen in het Brussels Gewest te verbeteren op vlak van de veiligheid, gezondheid en uitrusting. www.huisvestingcode.be
Toezicht op de normen: Directie Gewestelijke huisvestingsmaatschappij: De Directie Gewestelijke Huisvestinginspectie werd opgericht om er over te waken dat het recht op een behoorlijke woning voor huurders en bewoners wordt gegarandeerd. De Gewestelijke Inspectiedienst zorgt er dus voor dat de Brusselse Huisvestingscode effectief wordt toegepast. http://www.bruxelles.irisnet.be (doorklikken naar huisvesting) Betreffende kwaliteitsnormen en premies op vlak van huisvesting verwijzen we graag naar het informatiemoment van 13 september 2007 georganiseerd door de Preventie Bijzondere Jeugdbijstand Vlaams-Brabant en Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Indien u interesse heeft kan u nog een deelnemersmapje aanvragen met praktische informatie over het thema bij het preventieteam Bijzondere Jeugdbijstand Vlaams-Brabant en Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
2
Sociale verhuring
2.1
De sociale woningmarkt
Op de website van de Brussels Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij komt u meer te weten over wanneer en hoe u zich kandidaat kan stellen om in aanmerking te komen voor een sociale woning. http://www.bghm.irisnet.be/
2.2
Sociale verhuurkantoren
Een SVK ofwel Sociaal Verhuurkantoor biedt betaalbare woningen aan, meer bepaald aan mensen met een zeer moeilijke toegang tot de woninghuurmarkt. De erkende SVK’s in Brussel worden gesubsidieerd door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Een lijst van deze erkende SVK’s kan u terugvinden op de website van de Federatie van de Sociale Verhuurkantoren in het Brussels Gewest. http://www.fedsvk.be/
BZW tussen de regels
BZW in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
I.2.
3
Meer informatie?
3.1
Brusselse Bond Recht op Wonen
De realisatie en verdediging van het recht op een behoorlijke huisvesting is in essentie de doelstelling van de Brusselse Bond voor het Recht op Wonen. De Brusselse Bond recht op wonen groepeert verenigingen die, elk op hun domein, werk willen maken van de realisatie van het Recht op Wonen. http://www.rbdh-bbrow.be/ntabel.htm Op deze website treft u (onder links) een aantal interessante sites over huisvesting die te maken hebben met het sociale, financiële, architecturale en juridische. U treft daar o.a. een volledig lijst van OCMW’s die actief zijn in het Brusselse Gewest.
3.2
Preventieteam Bijzondere Jeugdbijstand
Preventie Bijzondere Jeugdbijstand Vlaams-Brabant en Brussels Hoofdstedelijk Gewest Leuvenseplein 12, 4de verdieping 1000 Brussel Email:
[email protected]
BZW tussen de regels
BZW in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
I.3.