Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
Margo Brands, ANBO Corine Zijderveld, NPCF Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
1
COLOFON
ANBO Postbus 2012 Telefoon: (0348) 46 66 66 3443 DA Woerden Fax: (0348) 46 66 67 Houttuinlaan 3 Email:
[email protected] Website: www.anbo.nl 3447 GM Woerden Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) Postbus 1539 Telefoon: (030) 297 03 03 3500 BM Utrecht Fax: (030) 297 06 06 Churchilllaan 11 Email:
[email protected] 3524 GV Utrecht Website: www.npcf.nl www.consumentendezorg.nl De in dit rapport opgenomen informatie mag worden gebruikt met bronvermelding. Utrecht/ Woerden, december 2012
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
2
Inhoudsopgave 1 2 3
Inleiding ................................................................................................................................. 4 Werkwijze .............................................................................................................................. 4 Resultaten ............................................................................................................................. 5 3.1 Ziekte en beperkingen...................................................................................................... 5 3.2 Woonsituatie .................................................................................................................... 5 3.3 Zorg en ondersteuning ..................................................................................................... 6 3.4 Omslagpunt ..................................................................................................................... 8 3.5 Alternatieven .................................................................................................................... 9 4 Conclusies en aanbevelingen .............................................................................................. 11 4.1 Conclusies ..................................................................................................................... 11 4.2 Aanbevelingen ............................................................................................................... 12
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
3
1
Inleiding
Veel ouderen willen in hun eigen huis blijven wonen. Toch blijkt dit vaak in praktijk niet te realiseren. Wat maakt dat mensen, ondanks hun wens om thuis te blijven wonen, toch intramuraal gaan wonen? Wat hebben kwetsbare ouderen en hun mantelzorgers nodig om thuis te kunnen blijven wonen? En als dat niet lukt, hoe kan de overgang naar een andere woonsituatie zo goed mogelijk gerealiseerd worden? Deze vragen waren voor ANBO en NPCF de aanleiding om het initiatief te nemen voor de verkenning ‘Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf’. 2
Werkwijze
Verkenning De verkenning ‘Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf’ bevat 3 onderdelen: 1. Op basis van interviews in beeld brengen wat meerwaarde biedt voor kwetsbare ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf; 2. Een werkmiddag met zorgaanbieders over kwaliteitsverbeteringen op basis van de interviews; 3. In gesprek met verzekeraars over kwaliteitsverbetering en zorginkoop. In deze rapportage worden de resultaten beschreven van de eerste twee onderdelen van de verkenning. Doel Doel van de verkenning is er voor te zorgen dat het verbeteren van de kwaliteit van de langdurige zorg voor kwetsbare ouderen op de overgang van zelfstandig wonen naar verblijf geagendeerd en aangejaagd wordt. Aanpak De verkenning is medio juni 2012 gestart met het aanschrijven van zes zorgaanbieders: Activite, Careyn, Cordaan, Sensire, Vierstroom en Zorgaccent. Alle aangeschreven zorgaanbieders reageerden positief. Door de zorgaanbieders zijn vervolgens ouderen geselecteerd, die zich op de grens bevonden van zelfstandig wonen en verblijf: zowel ouderen die nog zelfstandig wonen en voor de keuze staan om intramuraal te wonen als ouderen die de keuze recent gemaakt hebben en inmiddels intramuraal wonen. In de periode juli tot september zijn in totaal 29 interviews gehouden. Bij vier interviews was ook een mantelzorger aanwezig. Twee interviews zijn met alleen de mantelzorger gevoerd omdat het interview, als gevolg van psychogeriatrische beperkingen, voor te veel onrust zou zorgen. De interviews zijn gevoerd aan de hand van een gespreksleidraad (zie bijlage 1).
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
4
3
Resultaten
3.1
Ziekte en beperkingen
Bijna alle geïnterviewde ouderen hebben te maken met beperkingen van de mobiliteit. Voor een deel van de ouderen zijn de beperkingen van de mobiliteit veroorzaakt door specifiek trauma zoals een bekkenbreuk. Voor een ander deel zijn de beperkingen het gevolg van chronische ziekten zoals reuma en diabetes. Bij deze laatste groep zien we een geleidelijke toename van beperkingen op het gebied van mobiliteit. “De kracht in mijn benen is van lieverlee afgenomen.”
Mevrouw heeft sinds haar 56ste reuma. Het afgelopen jaar is zij 6 keer aan haar knie geopereerd doordat zij na haar eerste knieoperatie een bacterie in haar knie kreeg. Daarnaast heeft mevrouw 10 weken geleden bij een val haar been op 2 plaatsen gebroken. “Het gebeurde ’s morgens om 10 over half 6. Ik moest nodig naar het toilet en de bel ging. Van de week ging de bel ook 3 keer. Dat is angstig hoor.” Mevrouw heeft vervolgens via haar halsalarm gealarmeerd. “Maar dat duurt even hoor. Dan moeten eerst de kinderen gewaarschuwd worden en dan in de ambulance.” Na deze operatie heeft mevrouw 7 weken in een verpleeghuis gerevalideerd. Sinds 3 weken is mevrouw weer thuis en loopt zij in huis met een rollator. Zij kan nog niet zelfstandig naar buiten omdat zij nog onvoldoende herstelt is. “De fysiotherapeut zegt daar moet je nog even mee wachten. Buiten liggen al die stenen op straat ook zo ongelijk.”
Alle ouderen met een beperkte mobiliteit maken gebruik van loophulpmiddelen. Driekwart van de geïnterviewden redt zich in huis met een rollator, een kleiner deel maakt in huis gebruik van een trippel- of rolstoel. Ongeveer de helft van de ouderen die zich in huis redt met een rollator, heeft voor buiten een rolstoel of scootmobiel. In veel gevallen gaat het om een duwrolstoel, waardoor deze ouderen zonder hulp niet naar buiten kunnen. 3.2
Woonsituatie
Er zijn gesprekken gevoerd met ouderen die wonen in grote steden (Amsterdam en Utrecht), middelgrote gemeenten (Almelo, Alphen aan den Rijn en Woerden ) en kleinere gemeenten (’s Heerenberg, Hellendoorn en Nijverdal). In totaal zijn 18 interviews gehouden met ouderen die zelfstandig wonen en 11 interviews met ouderen die sinds kort in een verzorgings- of verpleeghuis wonen. We zien een grote diversiteit in de woonsituatie van zelfstandig wonende ouderen. Ongeveer een derde van de zelfstandig wonende ouderen woont in een gelijkvloerse (senioren)woning of een woning die aangepast is voor rolstoelgebruik. Tweederde woont in een eengezinswoning of portiekflat zonder lift. Deze ouderen zijn afhankelijk van een trap om, respectievelijk op de eerste (slaap)verdieping te komen of buiten. Omdat het plaatsen van een bed in de woonkamer voor veel ouderen een te grote stap is, blijven zij ondanks een hoog risico op vallen toch op de eerste verdieping slapen. Hier komt bij dat in veel jaren 50-woningen geen toilet op de eerste verdieping is waardoor zij ’s nachts vaak meerdere keren de trap af moeten om naar het toilet te gaan. Voor ouderen die in een portiekflat zonder lift wonen is het veelal Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
5
moeilijk of onmogelijk om zelfstandig boodschappen te doen en sociale contacten buiten de deur te onderhouden. We zien dan ook dat ouderen met mobiliteitsbeperkingen in een eengezinswoning of portiekflat eerder dan ouderen in een gelijkvloerse (senioren)woning problemen krijgen met het zelfstandig wonen: verhoogd valrisico, gevoelens van onveiligheid en eenzaamheid. “Ik loop elke dag een rondje rond het vijvertje hier. Dat doet me goed, ben zelfs mijn steunkous kwijt daardoor.”
3.3
Zorg en ondersteuning
Mantelzorg Er zijn gesprekken gevoerd met ouderen met een uiteenlopende mate van professionele zorg. Ondanks dat de ouderen in de verkenning via zorgaanbieders geselecteerd zijn maken niet alle ouderen gebruik van professionele zorg. Een klein deel van de ouderen woont zelfstandig met ondersteuning van (particuliere) huishoudelijke hulp en ondersteuning van buren en mantelzorgers. “De laatste driekwart jaar na het overlijden van mijn moeder heb ik samen met mijn twee broers voor mijn vader gezorgd. Ik logeerde van zondag tot en met dinsdag bij mijn vader. De andere dagen waren verdeeld over mijn broers.”
Hulp van kinderen bestaat veelal uit het doen van boodschappen, de was, begeleiding bij artsbezoek en administratieve hulp. Buren Veel ouderen geven aan dat bij anderen op bezoek gaan steeds moeilijker wordt. Daardoor verwateren vroegere sociale contacten. Vanwege de nabijheid blijven sociale contacten in de buurt veelal het langst behouden. Wanneer vertrouwde buren verhuizen leidt dit voor ouderen dan ook vaak tot (verdere) vereenzaming. Daarbij veranderen sommige de wijken zodanig dat ouderen zich onveilig voelen in hun eigen wijk. “Je ving elkaar op en we dronken koffie met elkaar. Door het verhuizen van buren word ik eenzamer. Bij de nieuwe buren vind ik geen aansluiting. Veel nieuwe buren spreken geen Nederlands.”
Vaak zijn vertrouwde buren ook zelf op leeftijd waardoor men elkaar niet (langer) kan ondersteunen. “Vroeger deed mijn buurvrouw de boodschappen maar die is nu zelf slecht ter been.”
Zorg thuis Een groot deel van de ouderen in de verkenning die zelfstandig wonen ontvangt professionele zorg thuis. Deze zorg loopt qua frequentie uiteen van twee zorgmomenten per week tot vier tot vijf zorgmomenten per dag. Ook de inhoud van de zorg thuis varieert van hulp bij het aantrekken van de steunkousen tot gespecialiseerde wondverzorging.
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
6
Persoonsalarmering Een groot deel van de ouderen maakt gebruik van persoonsalarmering. De meerderheid van de zelfstandig wonende ouderen in de verkenning heeft een abonnement waarbij buren of familieleden worden gebeld na alarmering. Veel ouderen geven aan dat zij het gebruik van het alarm belastend vinden voor buren en familieleden. Na een val gebruiken veel ouderen daarom het alarm niet en proberen met veel pijn en moeite zelf overeind te komen. “Mijn buurvrouw wordt bij alarm het eerst gebeld. Maar omdat de buurvrouw zelf hulpbehoevend is probeer ik zo min mogelijk gebruik te maken van het alarm. Vorige week ging ik weer. Ik ben toen op mijn billen naar de slaapkamer geschoven en heb mij aan het bed kunnen optrekken.”
Een klein deel van de ouderen heeft een abonnement waarbij de alarmopvolging via de zorgaanbieder geregeld is. Nadeel dat ouderen noemen van opvolging door de zorgaanbieder is de lange tijd dat zij op hulp moeten wachten.
“De nachtverpleegster moet uit Gouda komen. Dat duurt een half uur tot drie kwartier. Er zou hier 24uursbezetting zijn maar te weinig mensen en daardoor te duur. Vannacht ben ik gevallen en moest drie kwartier wachten.”
“Drie dagen terug is mevrouw bij het naar bed gaan rond 24.00 uur gevallen. “Nee, ik heb niet gebeld. En toen lag ik daar. Na een kwartier heb ik mijzelf opgehesen aan een stoel en ben op bed gaan liggen. Eerst wat onderleggers er ondergelegd want het bloedde natuurlijk. De verpleger zei de andere morgen dat ik had moeten bellen. Maar dat vind ik een beetje sneu als iemand midden in de nacht zijn bed voor je uit moet. Als ik het zelf kan, dan doe ik het zelf.”
Maaltijdservice Van de ouderen die zelfstandig thuis wonen maakt een deel gebruik van een maaltijdservice en eet in het weekend bij de kinderen. Een ander deel maakt naast de maaltijdservice zelf eenvoudige maaltijden.
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
7
3.4
Omslagpunt
De meerderheid van de ouderen geeft aan dat er sprake is van een geleidelijke verandering waardoor zelfstandig wonen niet langer mogelijk is. Een minderheid van de ouderen in de verkenning geeft aan dat door een acute verandering zelfstandig thuis wonen niet langer mogelijk was. Geleidelijke verandering: afnemende mobiliteit, woonsituatie, onplanbare zorg, onveiligheid en mantelzorg De meerderheid van de ouderen geeft aan dat er (nog) geen sprake is van een specifiek omslagpunt. Voor veel ouderen die zelfstandig wonen is de afnemende mobiliteit een belangrijke reden om zich te oriënteren op intramuraal verblijf. Deze ouderen wonen veelal in een eengezinswoning of portiekflat die niet aangepast is voor ouderen met afnemende mobiliteit. Met de afnemende mobiliteit neemt het risico op valincidenten en daarmee de vraag naar onplanbare zorg toe. Ouderen geven aan dat hierbij gevoelens van onveiligheid een rol spelen; angst om te vallen en lang op hulp moeten wachten. Ook geven ouderen (impliciet) aan dat het gevoel van onveiligheid bij hun kinderen een belangrijke aanjagende rol speelt bij het oriënteren op intramuraal verblijf. In één situatie was de overbelasting van de mantelzorg een reden om intramuraal te gaan wonen. “Ik woonde er graag. Laat mij hier maar zitten want ik heb het hier prima naar mijn zin, zei ik tegen mijn kinderen. Maar het ging op een gegeven moment niet meer. Ik moet ’s nachts 5 tot 6 keer plassen en in mijn vorige huis was de wc beneden. En de boel raakte een beetje op, vloerbedekking en zo. Ik had het eerder moeten doen. Toen mijn man nog leefde. Maar ik zag tegen verhuizen op. En alle spullen die je moet wegdoen.”
Acute verandering: overlijden partner en ongevallen Het overlijden van de partner en ongevallen worden door ouderen in de verkenning genoemd als acute veranderingen waardoor zelfstandig thuis wonen niet langer mogelijk is. Ouderen die het overlijden van de partner als omslagpunt noemen geven aan dat het met de hulp en ondersteuning van de partner nog mogelijk was om zelfstandig te wonen. Na het overlijden van de partner lukt dat niet meer. Vaak omdat de weggevallen partner de verminderde mogelijkheden van regie overnam en zorgde voor het structuren van de dag. Ook leidt het rouwproces zelf tot verminderde regie. Ouderen die een ongeval als omslagpunt noemen geven aan dat na een ongeval en intramuraal revalidatietraject het zelfstandig thuis wonen niet langer mogelijk was vanwege onvoldoende herstel.
“We dachten in ons vorige huis, een gelijkvloerse seniorenwoning, samen oud te worden maar dat is niet gebeurd. In oktober ben ik gevallen. Ik was toen alleen. Mijn man was net overleden. Ik heb toen 4 uur op de grond gelegen. Mijn hals alarm had ik niet om. Waarschijnlijk lag het op het nachtkastje want het was midden in de nacht. Ik heb een klap gemaakt en ben gevonden bij de deur van de badkamer. Na vijf dagen in het ziekenhuis is vastgesteld dat ik mijn linkerarm nooit meer zou kunnen gebruiken. De specialist zij: Wij gaan ergens voor u een plaatsje zoeken. Ik dacht, oh god waar zou ik terecht komen. Eerst kwamen ze met een ander verzorgingshuis maar ik wilde liever naar het verzorgingshuis waar ik nu woon en dat kon. Eerst was ik hier tijdelijk. Maar sinds april voor goed. Ik kon in dezelfde kamer blijven. Toen kon ik ook mijn eigen spullen neerzetten. Maar ik moest wel nieuw spullen kopen want de meubels die ik had waren te groot.”
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
8
3.5
Alternatieven
In de gesprekken is aan ouderen gevraagd of zij alternatieven overwogen hebben om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Traplift Het plaatsen van een traplift kan een alternatief zijn om langer zelfstandig te kunnen wonen. Niet altijd is het mogelijk om een traplift te plaatsen. Denk bijvoorbeeld aan een portiekflat. Ook vereist het gebruik van een traplift bepaalde vaardigheden van de ouderen. Een van de geïnterviewde ouderen ziet af van de aanvraag omdat vanwege reuma de traplift niet goed bediend kan worden. Een andere oudere ziet af van het aanvragen van een traplift uit angst voor het gebruik van deze woningaanpassing. Ook blijkt de aanvraag van een traplift soms te leiden tot het verkrijgen van urgentieverklaring voor een andere woning. In de vorige woning van mevrouw was de slaap- en badkamer op de eerste verdieping. Omdat het traplopen steeds moeilijker werd en doordat na het overlijden van haar man zijn ondersteuning weg viel, heeft mevrouw 1,5 jaar geleden een traplift aangevraagd. Tijdens de aanvraagprocedure is mevrouw gewezen op de mogelijkheid om een urgentieverklaring te krijgen voor haar huidige seniorenwoning. Daardoor was het mogelijk om enkele maanden later te verhuizen naar haar huidige seniorenappartement.
Persoonsalarmering Veel ouderen maken gebruik van persoonsalarmering maar noemen dit veelal niet expliciet bij de vraag naar alternatieven om langer zelfstandig te wonen. Een oudere die alarmering wel noemt bij de alternatieven geeft aan dat het haar een onvoldoende gevoel van veiligheid geeft. Het alarm geeft haar niet het vertrouwen dat zij na een val snel hulp krijgt. Andere woning Vrijwel alle ouderen in deze verkenning die in een eengezinswoning of portiekflat wonen geven aan dat zij zich sinds een aantal jaar oriënteren op een andere woning. De reden dat de oriëntatie meerdere jaren duurt heeft enerzijds te maken met het feit dat het geen acute situatie betreft maar een proces van geleidelijke achteruitgang. Anderzijds heeft het ook te maken met de beschikbaarheid van woonvormen die aansluiten bij de wensen en leefsituatie voor ouderen. Om intramuraal te wonen ontbreekt vaak het benodigde ZZP en het aanbod van seniorenwoningen is beperkt. “Drie jaar stond ik om de wachtlijst. Ik zat ginder heel best naar mijn zin. Deze kamer was ineens over doordat degene die hier woonde naar het ziekenhuis was gegaan en niet meer kon terugkomen. Het was de eerste kamer die ik aangeboden kreeg. Mijn kinderen vinden dit veiliger want als ik val dan druk ik op het alarm en dan komen ze eerder. Het is voor hen ook rustiger want ik ben al een paar keer gevallen en dan kan ik niet overeind komen. Dan moeten ze mij oprapen. In mijn vorige huis hadden twee buren en de kinderen mijn sleutel en die werden dan gealarmeerd. Maar de buren kwamen dan maar die konden mij niet optillen. Die zijn natuurlijk ook oud.”
Mantelzorgondersteuning In situaties waarbij sprake is van overbelasting van de mantelzorg kan mantelzorgondersteuning een belangrijke rol spelen in het langer zelfstandig wonen. In de verkenning heeft geen van de ouderen mantelzorgondersteuning expliciet genoemd als alternatief. Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
9
“Ik was er vanuit gegaan dat het 4 tot 6 weken zou duren voordat mijn vrouw zou worden opgenomen. Het was redelijk heftig dat ik mijn vrouw twee dagen later samen met mijn kinderen kon brengen. Af en toe speelt emotie mij parten. Maar rationeel gezien waren er geen alternatieven. Ik heb in mijn omgeving gezien dat er te snel een opname was. Ik denk dat ik tot het uiterste zelf voor mijn vrouw gezorgd heb.”
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
10
4 4.1
Conclusies en aanbevelingen Conclusies
Ziekte en beperkingen Bijna alle ouderen in de verkenning hebben te maken met beperkingen van de mobiliteit. Veelal zijn de beperkingen geleidelijk ontstaan door bijvoorbeeld een progressieve ziekte, soms acuut na een ongeval. Woonsituatie Ongeveer een derde van de zelfstandig wonende ouderen in de verkenning woont in een gelijkvloerse (senioren)woning of een woning die aangepast is voor rolstoel gebruik. Twee derde woont in een eengezinswoning of portiekflat zonder lift. Ouderen met mobiliteitsbeperkingen krijgen in een eengezinswoning of portiekflat sneller dan ouderen in een gelijkvloerse (senioren)woning problemen met zelfstandig wonen: verhoogd valrisico, gevoelens van onveiligheid en eenzaamheid. Zorg en ondersteuning In de verkenning zien we dat de ondersteuning door kinderen bestaat uit het doen van boodschappen, de was, begeleiding bij arts bezoek en administratieve hulp. Burenhulp richt zich meer op sociaal/emotionele ondersteuning. Wanneer vertrouwde buren verhuizen leidt dit voor ouderen vaak tot (verdere) vereenzaming. Een groot deel van de ouderen in de verkenning die zelfstandig wonen ontvangt professionele zorg thuis. Deze zorg loopt qua frequentie en inhoud uiteen. Een groot deel van de ouderen maakt gebruik van persoonsalarmering. Meerderheid van de zelfstandig wonende ouderen in de verkenning heeft een abonnement waarbij buren of familieleden worden gebeld na alarmering. Na een val gebruiken veel ouderen het alarm niet omdat ze het te belastend vinden voor buren en familie. Een klein deel van de zelfstandig wonende ouderen heeft een abonnement waarbij de alarmopvolging via de zorgaanbieder geregeld is. Nadeel dat ouderen noemen van opvolging door de zorgaanbieder is de lange tijd dat zij op hulp moeten wachten. Omslagpunt De meerderheid van de ouderen in de verkenning heeft te maken met geleidelijke veranderingen. Een minderheid van de ouderen in de verkenning geeft aan dat door een acute verandering zelfstandig wonen niet langer mogelijk was. Afnemende mobiliteit is een belangrijke reden voor het oriënteren op intramuraal verblijf. Met de afnemende mobiliteit neemt het risico op valincidenten en daarmee de vraag naar onplanbare zorg toe. Ouderen geven aan dat hierbij gevoelens van onveiligheid een rol spelen; angst om te vallen en lang op hulp moeten wachten. Ook geven ouderen (impliciet) aan dat het gevoel van onveiligheid bij hun kinderen een belangrijke aanjagende rol speelt bij het oriënteren op intramuraal verblijf. In de verkenning worden het overlijden van de partner en ongevallen genoemd als acute veranderingen waardoor zelfstandig thuis wonen niet langer mogelijk is. Ouderen die het overlijden van de partner als omslagpunt noemen geven aan dat het met de Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
11
hulp en ondersteuning van de partner nog mogelijk was om zelfstandig te wonen. Ouderen die een ongeval als omslagpunt noemen geven aan dat na een ongeval en intramuraal revalidatietraject het zelfstandig thuis wonen niet langer mogelijk was vanwege onvoldoende herstel. Alternatieven Vrijwel alle ouderen in de verkenning die in een eengezinswoning of portiekflat wonen geven aan dat zij zich sinds een aantal jaar oriënteren op een andere woning. De reden dat de oriëntatie meerdere jaren duurt heeft enerzijds te maken met het feit dat het geen acute situatie betreft maar een proces van geleidelijke achteruitgang. Anderzijds heeft het ook te maken met de beschikbaarheid van woonvormen die aansluiten bij de wensen en leefsituatie voor ouderen. Het aanbod van seniorenwoningen is beperkt en om intramuraal te wonen ontbreekt vaak het benodigde ZZP. Veel ouderen maken gebruik van persoonsalarmering maar noemen dit niet expliciet bij de vraag naar alternatieven om langer zelfstandig te wonen. Ook mantelzorgondersteuning wordt niet expliciet genoemd. 4.2
Aanbevelingen
Op basis van de verkenning onder ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf concluderen wij dat vernieuwing noodzakelijk is. Langer zelfstandig wonen vereist vernieuwing op het gebied van beschikbaarheid van: • passende woningen; • onplanbare zorg; • betere informatievoorziening. Beschikbaarheid van passende woningen Ouderen met mobiliteitsbeperkingen krijgen in een eengezinswoning of portiekflat sneller dan ouderen in een gelijkvloerse (senioren)woning problemen met zelfstandig wonen: verhoogd valrisico, gevoelens van onveiligheid en eenzaamheid. Vernieuwing op het gebied van beschikbaarheid van passende woningen; gelijkvloerse rollator- of rolstoeltoegankelijke woningen is dan ook noodzakelijk. Veel gemeenten lopen achter met de bouw van levensloopbestendige woningen. Onlangs is de nieuwe monitor over ouderenhuisvesting gepubliceerd1 in opdracht van ANBO en gefinancierd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hieruit blijkt dat veel gemeenten niet eens weten wat hun woningvoorraad voor senioren is. Beschikbaarheid van passende woningen vereist maatwerk en samenwerking op lokaal niveau. Ouderenorganisaties, zorgaanbieders, gemeenten en woningbouwcorporaties die gezamenlijk de vereiste vernieuwing oppakken door het opstellen van een gemeentelijk of regionaal plan van aanpak. Onplanbare zorg Huidige alarmering en opvolging biedt ouderen onvoldoende gevoel van veiligheid. Ouderen hebben niet het vertrouwen dat zij na een val snel hulp krijgen. Dit leidt tot gevoelens van 1
Landelijk onderzoek lokaal beleid ouderenhuisvesting, Ipso Facto, november 2012
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
12
onveiligheid bij zowel ouderen als mantelzorgers. Vernieuwing op het gebied van onplanbare zorg en het versterken van het gevoel van veiligheid van ouderen en mantelzorgers is vereist. Ook moeten alle betrokkenen helder zijn in de verwachtingen naar elkaar: wie doet wat en wanneer? Als er duidelijke verwachtingen zijn uitgesproken, worden afspraken gemaakt over alarmering en opvolging. Door de professional maar ook door ouderen zelf en de mantelzorgers. Uit de proeftuinen ‘Versterking van verpleging thuis’2 blijkt dat het kunnen terugvallen op de ondersteuning van de wijkverpleegkundige, zowel bij acute gezondheidsproblemen als geleidelijke achteruitgang, een belangrijke bijdrage levert aan het gevoel van veiligheid van kwetsbare ouderen en mantelzorgers. Het geeft ouderen vertrouwen in hun eigen mogelijkheden ondanks de lichamelijke en/of geestelijke beperkingen. 24-uurs beschikbaarheid en continuïteit van zorg zijn belangrijke vereisten voor zorginkoop. Daar waar nodig kan via zorginkoop samenwerking tussen zorgaanbieders afgedwongen worden. Daarnaast moeten informele netwerken benut worden om het gevoel van veiligheid te versterken. Bijvoorbeeld door het opzetten van telefooncirkels of sms-alert in de wijk. De koppeling van professionele zorg en informele netwerken vereist nadere uitwerking in experimenten. Betere informatievoorziening Veel ouderen staan lange tijd op een wachtlijst voor een andere woning. Dit brengt veel onzekerheid met zich mee voor zowel ouderen als mantelzorgers. Voor zorgaanbieders ligt hier een taak om de informatiebehoefte van ouderen op de wachtlijst te inventariseren en op te pakken. Ook samenwerking binnen zorgorganisaties tussen medewerkers die de wachtlijst beheren en de zorg thuis bieden is noodzakelijk. 4.3 Gezamenlijke visie ouderenzorg In november hebben de NPCF en ANBO samen met Buurtzorg en V&VN, een gezamenlijke visie3 uitgebracht over de toekomst van de ouderenzorg. Aanleiding hiervoor was het regeerakkoord van het kabinet Rutte II waarin naar het oordeel van bovenstaande organisaties, een aantal bezuinigingen doorgevoerd worden die de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van ouderen ernstig doen afnemen. De voorstellen tot veranderingen in de zorg die in de gezamenlijke visie worden genoemd, zijn aanvullend op de aanbevelingen die wij in deze verkenning doen. Voor een breder beeld op de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van ouderen verwijzen wij u derhalve naar de visie ‘Ouderen maken zich zorgen, wij ook!’ .
2
Versterken van verpleging thuis, NPCF en V&VN, december 2011
3
Ouderen maken zich zorgen, wij ook!, NPCF, ANBO, Buurtzorg en V&VN, november 2012
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
13
Bijlage 1
Gespreksleidraad
A. Algemeen • Wat is uw leeftijd? B. Ziekte en beperkingen • Welke ziekten en beperkingen heeft u? C. Woonsituatie • Hoe woont u? D1. Zorg en ondersteuning • Welke zorg en ondersteuning heeft u? D2. Zorg en ondersteuning • Welke zorg en ondersteuning had u toen u nog thuis woonde? E1. Omslagpunt (ouderen die extramuraal wonen) • Waardoor kunt u niet langer thuis wonen? E2. Omslagpunt (ouderen die intramuraal wonen) • Waardoor kon u niet langer thuis wonen? F. Alternatieven • Heeft u alternatieven afgewogen om thuis te blijven wonen? • Zo ja, met wie/ op welk moment/ op initiatief van/ welke alternatieven zijn besproken / wat is het resultaat? • Zo nee, waarom niet/ op welk moment zou u initiatieven hebben willen bespreken? • Wat heeft/had u nodig om thuis te kunnen blijven wonen?
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
14
Topiclijst A
Algemeen
geslacht leeftijd indicatie
B
Ziekten en beperkingen
lichamelijk cognitief eenzaamheid
C Woonsituatie
Alleen of met partner Stad of platteland Extra- of intramuraal Eengezinswoning (slapen & douche boven of beneden) Aanleunwoning Verzorgingshuis Verpleeghuis anders Afstand woning - intramuraal (zelfde buurt)
D Zorg en ondersteuning
mantelzorg buren vrijwilligers welzijnswerk zorg thuis (verpleging, verzorging en begeleiding
) Huishoudelijke hulp anders
E
Omslagpunt
indien met partner: beide of 1 van beide op omslagpunt Verandering in planbaarheid van zorgvraag. Onplanbare zorg (zorg bij acute onvoorziene omstandigheden) bijv. vallen of onvoorziene incontinentie - overdag - ‘ s nachts 24-uurs toezicht (zorg voortdurend in nabijheid) Verandering in complexiteit van zorgvraag Uitval van mantelzorg Eenzaamheid Onveilig gevoel Anders
F
Alternatieven
ICT en techniek (persoonsalarmering/ beeldschermcontact/dwaaldetectie/zorguitluistersysteem) Casemanagement/continuïteit & coördinatie Ontlasten van mantelzorg (dag- en logeeropvang) Woningaanpassing Dagbesteding (gericht op: participatie/ behandeling/begeleiding) anders
Ouderen op de grens van zelfstandig wonen naar verblijf
15