Langer zelfstandig wonen Een onderzoek naar woonzorgconcepten voor ouderen
Arcon Oktober 2013
1
Voorwoord Arcon heeft in 2013 de steunfunctie Wmo toegewezen gekregen van de Provincie Overijssel. Dit betekent dat Arcon de opdracht heeft om gemeenten in Overijssel te ondersteunen bij vraagstukken binnen de Wmo. De ondersteuning vindt vraaggericht plaats. De bestuursdienst OmmenHardenberg heeft Arcon gevraagd om binnen de steunfunctie onderzoek te doen naar verschillende woonconcepten voor ouderen. Dit rapport is het resultaat van dit onderzoek. Omdat de resultaten niet alleen voor de gemeenten Hardenberg en Ommen interessante inzichten opleveren, is besloten om op maandag 4 november 2013 een symposium te organiseren rondom het thema langer zelfstandig wonen. Het symposium zal plaatsvinden in de Carrousel in Ommen van 13.00 tot 16.30 uur en is primair bedoeld voor beleidsmedewerkers zorg/welzijn en ruimtelijke ordening en woningbouwcorporaties in Overijssel. Professor George de Kam van de Universiteit van Nijmegen zal tijdens het symposium zijn visie over wonen en langer zelfstandig wonen uitdragen. In december zal tenslotte nog een krant verschijnen rondom het thema langer zelfstandig wonen. De krant zal goede voorbeelden bevatten van woonconcepten, evenals tips voor gemeenten, woningbouwcorporaties en burgers.
2
1.
Inleiding
Ouderen willen en blijven steeds vaker en langer thuis wonen. En de verwachting is dat deze trend, door de verdere vergrijzing van de samenleving, de komende jaren doorzet. De komende dertig jaar zal het aantal tachtigplussers verdubbelen van 700.000 nu naar 1,5 miljoen in 2040. Een kwart van de bevolking is in 2040 65+. Natuurlijk heeft niet iedereen per definitie zorg of ondersteuning nodig. Een geschikte en comfortabele woning is echter een gedeelde wens. Niet alleen de groep senioren die langer thuis wil blijven wonen stijgt. Ook wordt een stijging verwacht van het aantal mensen met chronische beperking(en). Door het scheiden van wonen en zorg binnen de AWBZ, waarbij cliëntengroepen met zorgzwaartepakket 1, 2 of 3 (en wellicht ook 4) geen intramurale indicatie meer ontvangen, zullen steeds vaker mensen met meerdere beperkingen of aandoeningen thuis blijven wonen. De drempel tot opname in een verpleeghuis wordt dus hoger en de traditionele verzorgingshuizen zullen plaatsmaken voor andere woonvormen. Ook zullen mensen steeds vaker een hogere eigen bijdrage moeten betalen als zij afhankelijk worden van AWBZ zorg. Dat kan tot gevolg hebben dat mensen binnen hun vriendenkring of met gelijkgestemden vaker zullen kiezen voor het opzetten van een eigen vorm van groepswonen. Een grote groep senioren heeft een koopwoning die vrij is van hypotheek. De verzilvering van het ‘stenen’ vermogen biedt mogelijkheden voor gezamenlijk wonen en waar nodig voor elkaar te zorgen. Vooral in het landelijk gebied komen steeds vaker boerderijen met grond en opstallen beschikbaar voor andere doeleinden, waaronder gezamenlijk wonen. Duurzaam en ecologisch bouwen is steeds vaker de wens van jonge koopkrachtige senioren (Steenkiste & Jonckheere, 2013). Het realiseren van geschikte woonvormen zal steeds meer een gezamenlijke verantwoordelijkheid worden van gemeenten, woningcorporaties, zorginstellingen en burgers. De doelgroep die thuis zorg ontvangt heeft een groot belang bij een samenhangend aanbod van wonen, zorg en welzijn. Daarnaast is een goed extramuraal aanbod van wonen, zorg en welzijn noodzakelijk om de kwaliteit te verbeteren en kosten te besparen. De bestuursdienst OmmenHardenberg wil tegen het licht van deze veranderingen graag inzicht krijgen in bestaande woon(zorg)concepten. De bestuursdienst is met name geïnteresseerd in woongroepen, omdat relevante informatie daarover veelal ontbreekt. In dit rapport staat daarom de volgende vraag centraal: Welke vormen van woongroepen voor ouderen bestaan er in Nederland en welke factoren spelen een bepalende rol bij het succes of falen van deze concepten? Deze centrale vraag zal worden beantwoord aan de hand van enkele deelvragen die in dit rapport worden beantwoord. De deelvragen zijn: 1. Welke vormen van woongroepen bestaan er in Nederland? 2. Welke factoren kunnen de realisatie van woongroep belemmeren of faciliteren? 3. Wat zijn reële verwachtingspatronen bij woongroepen? 4. Welke rol moet de gemeente innemen? Deze vragen zullen in de komende hoofdstukken worden beantwoord.
3
2.
Achtergrond wonen, zorg en welzijn
Wonen, zorg en welzijn van ouderen staat steeds nadrukkelijker in de belangstelling. En dat is gezien de ontwikkelingen in Nederland niet zo vreemd. Vergrijzing en veranderde regelgeving spelen daarbij een grote rol. Daarnaast willen ouderen graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, ook als ze zorg nodig hebben. De ontwikkelingen die leiden tot vraagstukken rondom wonen, zorg en welzijn worden in dit hoofdstuk kort uiteengezet. 2.1 Vergrijzing Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) heeft onderzoek gedaan naar de vergrijzing in Nederland. Volgens dit onderzoek stijgt het aantal 65plussers in Nederland van 2,4 miljoen in 2010 naar 4,5 miljoen in 2040. Daarbij is volgens het rapport sprake van een dubbele vergrijzing. Hiermee wordt de stijging van het aantal oudste ouderen bedoeld, de 80plussers. Verwacht wordt dat deze groep de komende dertig jaar verdubbelt naar 1,5 miljoen (Nimwegen, van & Praag, van, 2012). In hetzelfde rapport wordt ook geconstateerd dat ouderen langer maatschappelijk actief zijn. Ze doen vaak vrijwilligerswerk, zijn vaker mantelzorgers en blijver langer zelfstandig thuis wonen. Opmerkelijk is dat in 2010 slechts 4% van de ouderen tussen 65 en 85 jaar verhuisd is. Daarbij is een duidelijk leeftijdseffect waargenomen; met het stijgen van de leeftijd daalt de verhuisgeneigdheid van mensen. Gezien de vergrijzing wordt daarom verwacht dat mensen in toenemende mate oud worden in hun (eigen) woning waar zij al geruime tijd wonen. De zorgvraag van ouderen neemt echter ook toe. Met name het aantal ouderen dat aan dementie leidt zal stijgen. Verwacht wordt dat het aantal dementerenden in Nederland de komende veertig jaar verdubbelt naar bijna een half miljoen mensen (Arcon, 2012). 2.2 Scheiden van wonen en zorg Sinds 1 januari 2013 is een start gemaakt het scheiden van wonen en zorg. Het scheiden van wonen en zorg betekent dat de financiering van deze twee onderdelen gescheiden wordt. Hierbij moet de cliënt zelf de woning betalen, via koop of huur. De zorg wordt apart gefinancierd via de zorgverzekering, de Wmo, de AWBZ of via eigen middelen. Hierdoor moeten cliënten meer keuzevrijheid krijgen en moet de diversiteit in wonen worden vergroot. Concreet betekent de invoering van het scheiden van wonen en zorg dat mensen met een lichte zorgvraag (zorgzwaartepakket 1 en 2) geen indicatie meer krijgen voor een verblijf in een verzorgingshuis. Dit geldt voor de sectoren verpleging en verzorging, geestelijke gezondheidszorg en verstandelijk gehandicaptenzorg. De komende jaren zal de scheiding van wonen en zorg ook voor de hogere zorgzwaartepakketten gaan gelden. In 2014 (verpleging en verzorging) en 2015 (verstandelijke gehandicaptenzorg) wordt ook zorgzwaartepakket 3 geëxtramuraliseerd voor nieuwe cliënten. Vanaf 2016 zal voor alle nieuwe cliënten en herindicaties van zorgzwaartepakket 4 scheiden van wonen en zorg worden ingevoerd. Door deze veranderingen zullen mensen langer thuis blijven wonen. Voor ruim een derde van de cliënten met een ZZP1 en ZPP2 in de sector verpleging en verzorging geldt al dat zij thuis hun zorg regelen.
4
2.3 Beleid huisvesting Het creëren van toekomstbestendige woonvoorzieningen is gezien de ontwikkelingen noodzakelijk. Daarbij zou het beleid zich moeten richten op het geschikt maken van bestaande woningen voor ouderen en zo mogelijk op nieuwbouw binnen bestaande wijken en buurten. Tevens moet in het beleid rekening worden gehouden met een toenemende behoeften aan voorzieningen in de wijk. Een veilige omgeving, het hebben van winkels, een gezondheidscentrum en mogelijkheden van openbaar vervoer spelen daarbij een rol. Ook het realiseren van groepswonen kan door gemeentelijk beleid worden gestimuleerd. In de gemeenten Hardenberg en Ommen heeft men geconstateerd dat er sprake is van een soort scheefwonen. Woningen die geschikt worden geacht voor ouderen, of waar aanpassingen eenvoudig te realiseren zijn, worden op dit moment bewoond door een andere doelgroep. Dit betekent dat woningaanpassingen slechts een gedeelte van het probleem kunnen oplossen.
5
3.
Opplussen van woningen
Over het algemeen geven senioren er de voorkeur aan thuis te blijven wonen, in de eigen buurt. Als er beperkingen optreden kiezen de meeste senioren ervoor om hun woning te laten aanpassen. Het gebeurt zelfs al dat senioren voortijdig hun huis aan laten passen zodat ze er ook in de toekomst kunnen blijven wonen. Er moeten dan echter wel voldoende woningen geschikt zijn of geschikt gemaakt worden voor het zo lang mogelijk thuis wonen. Dit kan door het opplussen van woningen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkelingen rondom het opplussen van woningen. 3.1 Bewustwording Met ICT en domotica bestaan er veel mogelijkheden om het huis aan te laten passen zodat ouderen er langer kunnen blijven wonen. Zowel voor koopwoningen als huurwoningen zijn opplusprogramma’s te maken. Senioren spelen daarbij zelf een belangrijke rol. Ze kunnen en moeten zelf keuzes maken en verantwoordelijkheid nemen om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. Hiervoor moeten zij echter wel informatie over de mogelijkheden aangereikt krijgen. In Overijssel is dit jaar de campagne ‘Lang zult u wonen’ van start gegaan. Deze twee jaar durende campagne stimuleert huiseigenaren hun woning dusdanig aan te passen zodat er men er langer veilig en comfortabel kan blijven wonen. Huiseigenaren worden via de campagne geïnformeerd over mogelijkheden om hun woning levensloopbestendig te maken. Zo kunnen mensen op de website handige tips vinden en een virtuele rondtour maken door een aangepast huis. Daarnaast werkt RTV Oost aan een tvserie rondom het aanpassen van woningen. 3.2 Opplussen Voor senioren die over een koopwoning beschikken mag worden verwacht dat zij zelf de keuze maken voor verhuizen als het bestaande huis niet meer geschikt is. Voor senioren die in een huurhuis wonen ligt de verantwoordelijkheid voor het opplussen c.q. zorgen voor voldoende toegankelijke woningen bij de woningcorporaties, gemeente en zorgorganisaties. Bij het opplussen van woningen is er nadrukkelijk aandacht voor valpreventie, de inrichting van de woning, gedrag, woontechniek, gezondheid en binnenmilieu. Daarbij kan worden gedacht worden aan het verwijderen van drempel, het plaatsen van een toilet op de slaapverdieping of technologische aanpassingen zoals een traplift of alarmsysteem. Opplussen kan dus het antwoord zijn op de vraag van senioren om langer te blijven wonen. Daarbij moet, vooral in het geval van huurwoningen, goed met de bewoners worden afgestemd wat de wensen en behoeften zijn. 3.3 Voorbeelden domotica / gebruik van ICT ICT kan een belangrijke rol spelen bij het langer zelfstandig thuis wonen van ouderen en chronisch zieken. De provincie Brabant zet hier sterk op in met het project ‘Slimme zorg’, waarin 16 producten en diensten zijn ontwikkeld met behulp van ICT, waardoor mensen langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Daarbij werken verschillende partijen (zorg, commercie, kennisinstituut en woningcorporaties) intensief samen om producten en diensten te ontwikkelen die aansluiten bij de wensen en behoeften van ouderen. Zo is er een
6
pilot gedraaid met ICThulpmiddelen in een wijk. In een ander project zijn ouderen voorzien van digitale diensten, waarmee ze konden beeldbellen met hun kinderen en online boodschappen konden bestellen. Ook een domoticaproject ontbrak niet. Domotica houdt in dat elektronische aanpassingen in een woning en woonomgeving worden gedaan, waardoor ouderen die niet meer zo mobiel zijn nog voor zichzelf kunnen zorgen (Provincie NoordBrabant, 2010). Ook de gemeente Hardenberg experimenteert met ICT en domotica onder ouderen. Het project Life Long Living Online (LLL Online) tracht ouderen uit de kern Dedemsvaart op maat te ondersteunen door gebruik te maken van ICT, domotica en sociale media. Ook de contacten met de sociale omgeving moeten hierdoor worden versterkt. Uiteindelijk moet het project ertoe leiden dat ICTdiensten in Dedemsvaart worden ontwikkeld die aansluiten bij de wensen en behoeften van ouderen en hun mantelzorgers enerzijds, en bij het zorg en welzijnsaanbod anderzijds (Gemeente Hardenberg, 2013). 3.4 Waarom woonzorgvormen? Toch kan het zijn dat comfortabel wonen in eigen huis niet meer mogelijk is. Bijvoorbeeld omdat de partner is weggevallen, kinderen en mantelzorgers wat verder weg wonen of alleen wonen niet meer de beste manier is om de eigen regie over het leven te blijven voeren. Dan is het fijn als in de buurt een gemeenschappelijke woonvorm gevestigd is of een kleinschalige woongelegenheid met een vorm van zorg.
7
4.
Woonzorgconcepten
Welke mogelijkheden bestaan er eigenlijk als langer thuis blijven wonen geen optie is? Of de woning niet kan worden aangepast? Er bestaan verschillende woonvormen waarbij wonen, zorg en welzijn worden gecombineerd. In dit hoofdstuk zullen verschillende woonconcepten worden besproken, waarbij de nadruk ligt op vormen van gemeenschappelijk wonen. 4.1 (Gemeenschappelijke) woonconcepten voor ouderen Gemeenschappelijk wonen kan voor senioren het antwoord zijn om bij afnemende gezondheid toch geborgen, sociaal en actief te blijven wonen en leven. Daarbij werkt het ook preventief met betrekking tot eenzaamheid. Ouderen die voor één van deze woonvormen hebben gekozen, geven over het algemeen aan dat ze privacy, betrokkenheid en gezelligheid met anderen vanzelfsprekend vinden. Vaak komen senioren zelf met het idee om gemeenschappelijk te gaan wonen. Hierbij gaat het meestal om mensen die elkaar al kennen en besluiten om gezamenlijk te wonen. Als er voldoende eigen middelen zijn, dan is het mogelijk om iets te kopen. AedesActiz Kenniscentrum WonenZorg heeft een handreiking gemaakt voor particuliere initiatieven. In de handreiking worden handvatten aangereikt hoe gemeenten, zorgaanbieders en woningcorporaties particuliere initiatieven kunnen ondersteunen (Nouws, 2011). Vooral in de huursector kunnen deze partijen een belangrijke rol spelen. Hierbij kan gedacht worden aan verbouw van een gebouw dat zijn functie verloren heeft, maar wel staat in een wijk waar mensen graag samen willen wonen. Verschillende (gemeenschappelijke) woonconcepten voor ouderen zijn ontwikkeld. Hieronder worden de meest opvallende uiteengezet. 4.1.1. Woongroep Een woongroep kan een alternatief zijn voor senioren die wel bij elkaar willen wonen, maar dan wel in zelfstandige appartementen. Een woongroep is een groep mensen van ten minste drie personen die er bewust voor hebben gekozen om met elkaar in één huis te wonen, zonder dat er sprake is van een gezinsverband. Ieder bewoont een zelfstandig woongedeelte, maar deelt een aantal gemeenschappelijke ruimtes. Deze ruimtes zijn onder meer bedoeld om gezellig met elkaar koffie te drinken, activiteiten te organiseren of verjaardagen te vieren. Bewoners ervaren dus gezelligheid, waarvoor ze niet naar ‘buiten’ hoeven, maar hebben wel een eigen voordeur. Verschillende vormen van woongroepen kunnen worden onderscheiden. Van een verbouwde boerderij tot woongemeenschappen voor allochtone ouderen en ouderen met een bepaalde religie of leefstijl (AedesActiz, 2013). AedesActiz Kenniscentrum WonenZorg schat dat er op dit moment ongeveer 300 woongroepen voor senioren bestaan. Daarvan zijn er 160 officieel ingeschreven bij de Landelijke Vereniging van Gemeenschappelijk Wonen van Ouderen (LVGO), die begeleiding biedt aan beginnende woongroepen. Daarbij valt op dat er in Overijssel slechts twee woongroepen officieel bekend zijn, één in Dalfsen en één in Hengelo (www.lvgo.nl). . 4.1.2. Thuishuizen Een Thuishuis is een kleinschalige woonvorm voor ouderen met een smalle beurs die graag met
8
leeftijdsgenoten willen wonen. Het concept richt zich op ouderen die niet in eenzaamheid willen wonen, maar waarde hechten aan privacy. Een Thuishuis kan het beste worden vergeleken met een studentenhuis, waarbij vijf tot zeven ouderen gemeenschappelijke ruimtes delen, maar wel elk een eigen kamer hebben. In dit concept kunnen senioren met een beperkt sociaal netwerk met de ondersteuning van vrijwilligers lang zelfstandig blijven wonen. Thuishuizen kennen een oppervlakte van 400 tot 450 m2 en zijn vaak gelegen op een locatie waar ze op loopafstand boodschappen kunnen doen. Doel is om de eenzaamheid van ouderen tegen te gaan en daarmee te voorkomen dat ze in een negatieve spiraal terechtkomen. Het beroep op zorg en welzijnsorganisaties moet hierdoor ook afnemen. Voor de aanschaf van een Thuishuis is in principe een woningcorporatie verantwoordelijk. Zij kopen een pand en verhuren daarna het huis. Voor gemeenten en belangstellenden is het dus van belang dat woningcorporaties durven te investeren. De minimale kosten worden geschat op € 20.000, per jaar. Daarmee zijn de kosten voor de coördinator (indien betaald), de opleiding voor vrijwilligers en de ondersteuning van vrijwilligers gedekt. Bij de lopende initiatieven zijn deze kosten vaak betaald door de woningcorporatie en de gemeente (Witte, 2008). In Nederland en Belgie zijn al verschillende Thuishuizen geopend. Zo ook in Deurne, waar zeven alleenstaande ouderen onder één dak wonen en worden ondersteund door een team van speciaal opgeleide vrijwilligers. De vrijwilligers assisteren de bewoners bij verschillende activiteiten, zodat de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie wordt gestimuleerd (Arcon, 2012). 4.1.3. Zorgcoöperatie Een groeiend fenomeen op het gebied van wonen en zorg is de zorgcoöperatie voor ouderen. Een zorgcoöperatie,de klassieke vorm van zelforganisatie, is een vereniging van leden die zich inzet om in een dorp of stad activiteiten te ontplooien en aanbod van zorg en diensten te ontwikkelen en uit te voeren. Daarbij bestaat de mogelijkheid om samen te werken met bijvoorbeeld reguliere zorgaanbieders en woningcorporaties. Steeds meer ouderen en hun omgeving nemen het initiatief om zelf de zorg en ondersteuning te regelen. Hierdoor kunnen ouderen en mensen met een beperking langer thuis blijven wonen en wordt vereenzaming voorkomen (www.zorgcooperatie.nl). In 2005 is de eerste zorgcoöperatie opgericht in het Brabantse Hoogeloon door een aantal inwoners van het dorp (2200 inwoners). De coöperatie maakt zich sterk voor het behoud van en het ontwikkelen van voorzieningen in het dorp voor ouderen, chronisch zieken en mensen met een handicap. Hiermee willen zij bereiken dat ouderen, ook bij een toenemende zorgvraag in Hoogeloon kunnen blijven wonen. In Hoogeloon werkt de coöperatie nauw samen met zorginstellingen, vrijwilligersorganisaties en de middenstand. De vijf professionals, één zorgcoördinator en vier zorgverleners, zijn ondergebracht bij een zorginstelling in de buurt. Met vrijwilligers en betaalde krachten is een zorgaanbod opgezet, is het steunpunt voor ouderen uitgebreid en is gezorgd voor een toegankelijke woonomgeving. Dit alles is betaald door de leden van de coöperatie, zo’n 230 dorpsbewoners. Daarnaast zijn er ook nog 40 vrijwilligers actief, die onder meer persoonlijke ondersteuning bieden. Met behulp van de gemeente en de woningstichting zijn inmiddels 14 nieuwe seniorenwoningen gebouwd en is de woonomgeving aangepast. Hierdoor zijn voorzieningen voor ouderen in het dorp bereikbaar. Recent heeft de zorgcoöperatie Hoogeloon twee zorgvilla’s gebouwd voor mensen met dementie en een
9
verstandelijke beperking. Hierdoor hoeven ook deze doelgroepen niet uit het dorp (Nelis, 2013). Op diverse plaatsen in het land zijn coöperaties opgericht. Daarbij blijven de initiatieven niet beperkt tot landelijk gebied, zoals Texel en enkele andere Brabantse dorpen. Ook in Amsterdam zijn er coöperaties ontstaan als een vorm van ontzorgprojecten, waarbij solidariteit en zeggenschap een belangrijke rol spelen (Bruinsma, 2012). 4.1.4. Krasse Knarrenhofje In Zwolle loopt een particulier initiatief om voor enthousiaste senioren een Knasse Knarrenhofje te realiseren. Dit hofje is bedoeld voor mensen van 45 jaar en ouder met een krappe beurs die rondom een gezamenlijke tuin willen wonen. Iedere bewoners heeft een eigen kleine betaalbare woning (koop en huur) met een eigen ingang op de begane grond. In het hofje moet noaberschap nieuw leven worden ingeblazen. Mensen moeten daarbij om hulp durven vragen. Het is de bedoeling dat bewoners ieder op hun eigen manier een bijdrage leveren aan het geheel. Daarbij zal gekeken worden naar de achtergrond en hobby’s van mensen. Zo zal een huismeester worden aangewezen en worden bewoners met een zorgachtergrond op verpleegkundig gebied ingezet. Er hebben zich inmiddels veertig mensen tussen de 42 en 65 jaar gemeld voor het initiatief. Op dit moment wordt gezocht naar een geschikte locatie in Zwolle en is subsidie bij de provincie Overijssel aangevraagd (De Stentor, 2013). 4.1.5. Intergenerationele appartementencomplexen In de Spaanse stad Valladolid wonen sinds 2009 senioren en studenten samen in een appartementencomplex op de campus van de universiteit van Valladolid. De gedachte achter het realiseren van dit complex berust op het feit dat het voor ouderen en studenten voordelen oplevert om samen te wonen. Voor de ouderen betekent het dat zij hun sociale relaties kunnen uitbreiden en kunnen rekenen op ondersteuning, terwijl studenten een goedkoper onderkomen kunnen verkrijgen in ruil voor ondersteuning. De ondersteuning kan daarbij uiteenlopen van het ondernemen van activiteiten in de vrije tijd tot eenvoudige huishoudelijke activiteiten. Het project is voortgekomen uit een samenwerkingsverband tussen de gemeente, de universiteit en de woningcorporatie. In de samenwerkingsovereenkomst zijn de plichten van studenten en de selectieprocedure vastgelegd. Studenten van verschillende achtergronden en uit verschillende landen wonen in het complex. Het project is erg succesvol. Studenten kennen hun rol en de ouderen weten wie ze kunnen bellen als ze hulp nodig hebben. Daarnaast zijn de sociale relaties sterk verbeterd en vormt de groep een soort familie (CECODHS Housing Europe, 2012). 4.1.6. Kleinschalige woonvoorzieningen in lege gebouwen In Den Haag en in het oosten van Nederland werkt een onderneemster aan de transformatie van leegstaande gebouwen tot kleinschalige woonvoorzieningen voor ouderen. Oude kerken, scholen en kantoorvilla’s moeten veranderen in woonvoorzieningen voor ouderen. Deze woonvoorzieningen moeten maximaal 15 appartementen herbergen en moeten ook geschikt worden gemaakt voor hulpbehoevende bejaarden. Het idee is om ouderen met dezelfde interesses in een woonvoorziening onder te brengen. Daarbij moeten ouderen hun eigen dagindeling gaan bepalen (Omroep West, 2012).
10
4.1.7. Huisvesting voor jong en oud Intergenerationaliteit, het samenbrengen van ouderen en jongeren, is een thema dat in zorg en welzijn steeds belangrijker wordt. Zo is er in Den Haag een generatietuin aangelegd, waarbij schoolkinderen en ouderen samen schoffelen en plantjes zaaien (Actiz, 2013). Maar ook op het gebied van wonen worden jongeren en ouderen steeds vaker samengebracht. Via de stichting SOlink betrekken serieuze studenten een kamer bij alleenstaande ouderen, waarbij gezocht wordt naar een goede match (http://solink.nl). In Heerenveen wonen jonge sporttalenten in een serviceflat voor ouderen die met leegstand kampte (Feenstra, 2011). Hieronder worden twee woonprojecten besproken waarbij de ervaring van ouderen wordt ingezet om jongeren te helpen. Jongeren met gedragsproblemen en senioren Jongereninstelling De Hoenderloo Groep (DHG) en seniorencoöperatie Habion hebben de handen ineengeslagen. Zij hebben een concept ontwikkeld waarbij senioren worden ingezet om jongeren met gedragsproblemen te ondersteunen. Volgens Habion wil een groeiende groep ouderen wonen op een manier die sociale betrokkenheid en maatschappelijke betekenis stimuleert. In Hoenderloo zullen deels op het terrein van DHG en deels in het dorp dertig spraakmakende woningen voor ouderen worden gebouwd. De woningen zullen geschikt worden gemaakt voor thuiszorgvoorzieningen. Het idee dat de ouderen als een soort buddy dienen voor de jongeren, die behoefte hebben aan een vangnet. Andersom geldt dat jongeren een helpende hand kunnen bieden aan de ouderen, bijvoorbeeld door klusjes in en rondom huis te doen of lichte zorgondersteuning te geven (Pw De Gids, 2011). Jonge moeders en senioren (Talitaconcept) In Houten is in 2012 een nieuwe woonvorm ontstaan voor jonge moeders en ouderen. Het wooncomplex is een begeleid wonen project voor jonge moeders en meiden die tijdelijke ondersteuning nodig hebben op weg naar zelfstandigheid. In totaal omvat het complex 17 appartementen, waarvan er 13 zijn bestemd voor jonge meiden en 4 voor senioren. De appartementen voor de senioren zijn gelegen op de begane grond en hebben een tuin. Op de eerste en tweede verdieping bevinden zich de appartementen voor de jongeren. Daarnaast heeft het appartementencomplex een grote gemeenschappelijke ruimte, een gemeenschappelijk dakterras en spreekkamers voor zorg. De senioren worden gezien als coaches. Ze eten wekelijks met de tieners, ondernemen activiteiten en uitjes met hen, kunnen ervaringen uitwisselen en zijn beschikbaar voor burenvragen. De sociale vaardigheden van de jongeren van de jongeren moeten hierdoor toenemen. Hierdoor ervaren de jongeren een betrouwbare steun en kunnen de senioren maatschappelijk actief blijven. In deze woonvorm is het belang van jongeren en ouderen dus gekoppeld (Habion, 2012). 4.2 Woonconcepten voor mensen met complexere zorgvraag Voor ouderen met een complexere zorgvraag zijn er verschillende mogelijkheden. Daarbij zijn er ook ontwikkelingen die niet direct in relatie staan tot woongroepen. Hieronder worden deze woonconcepten desondanks even kort opgesomd, om een zo compleet mogelijk beeld te schetsen van alle mogelijkheden. 4.2.1. Mantelzorgwoningen (individueel) Een aantal ouderen voelt niets voor wonen in een verpleeg of verzorgingshuis. Als ouderen meer ondersteuning nodig hebben en kinderen daarbij een oplossing willen bieden, dan is de mantelzorgwoning
11
een passend concept. De mantelzorgwoning is een verplaatsbare woning die in de achtertuin of op het erf geplaatst kan worden. Ze zijn een alternatief voor wonen in een seniorencomplex of zorginstelling. De mantelzorgwoningen worden geleverd door PasAan en hebben het keurmerk ‘Woonkeur’. Mantelzorgwoningen worden zo genoemd omdat de mantelzorger over het algemeen de ondersteuning biedt. Dit kan voor zowel de hulpbehoevende als de mantelzorger een oplossing zijn: men is dicht bij elkaar, maar heeft elk een eigen huis. Mantelzorgers hebben door de woning veel minder reis en regeltijd en meer gemoedsrust (AedesActiz Kenniscentrum WonenZorg, 2013). 4.2.2. Kangoeroewoningen (individueel) Een variant op de mantelzorgwoning is de kangoeroewoning; een huis dat bestaat uit twee boven elkaar gelegen woongedeelten. Het verschil zit in de inpandige verbinding van de kangoeroewoning. Het gezin woont boven, de ouders of schoonouders leven in de ‘buidelwoning’. Het huis bestaat uit twee aparte woningen, met elk een eigen voordeur, keuken, bad, woon en slaapkamer. De woningen zijn met elkaar verbonden door een trap. Het kunnen ook twee aangrenzende woningen zijn, die op de een of andere manier intern met elkaar verbonden zijn. Dit is met name op boerderijen gewoon. De kangoeroewoning, ook wel ‘granny flat’ genoemd, wordt gezien als een mooi concept voor de toekomst, waarbij families meer voor elkaar gaan zorgen. Dit kan soms ook ingegeven zijn vanuit financieel oogpunt, om familiekapitaal te behouden c.q. te benutten. Het concept is oorspronkelijk afkomstig uit Scandinavië en wekt steeds meer interesse (Postbus Vijftig, 2013). 4.2.3. Serviceflats (individueel) Een serviceflat is een vorm van huisvesting en serviceverlening voor ouderen die in een woning willen wonen die aangepast is en waar ondersteuning geboden wordt. Het zijn zelfstandige woningen, vaak koop, waar senioren zelfstandig kunnen wonen en waar ze facultatief een beroep kunnen doen op de dienstverlening. Daarbij is er soms sprake van vast startpakket aan ondersteuning. De serviceflats worden als beschermde woonvorm gezien, omdat men niet zomaar in en uit kan lopen. Daarnaast is er een oproepsysteem aanwezig. In enkele gevallen is het mogelijk om service op maat af te nemen, waardoor er niet hoeft te worden betaald voor diensten die men niet nodig heeft. Het verzorgende of verplegende personeel is niet in dienst, maar op indicatie aan te vragen (van der Leeuw, 2004). 4.2.4. Aanleunwoningen Een aanleunwoning is een traploze woning in de nabijheid van of aanleunend aan een zorginstelling of wijksteunpunt. Het is een (huur)woning voor ouderen. Bewoners van een aanleunwoning kunnen ook gebruik maken van de diensten van het verzorgingshuis, zoals maaltijden aan huis of de boodschappenservice. In noodsituaties kan de bewoner de hulp oproepen van het verzorgingshuis door het alarm in de woning te gebruiken. Bewoners van de aanleunwoningen moeten huur en servicekosten betalen. Daarnaast geldt er voor veel aanleunwoningen een leeftijdsgrens, meestal 55plus of 65plus. Een andere eis is dat bewoners nog redelijk ter been zijn en nog veel zelf kunnen doen. Enkele aanleunwoningen kunnen enkel met een indicatie voor AWBZzorg bewoond worden, maar dat verschilt per woning (Regelhulp, 2011).
12
4.2.5 Woonzorgcomplex Een woonzorgcomplex, ook wel een woonzorgcentrum genoemd, bestaat uit een groep huizen voor ouderen in een gewone woonwijk. Ouderen kunnen hier beschut wonen en krijgen zo nodig begeleiding en ondersteuning. Alle ruimtes zijn toegankelijk, waardoor bewoners elkaar kunnen ontmoeten in bijvoorbeeld de gezamenlijke tuin of de recreatieruimte. Elke woning is voorziening van de nodige voorzieningen, elektronica en alarmering. De alarmeringscentrale is vaak aangesloten op een verpleeg of verzorgingshuis in de omgeving, waardoor er altijd snel hulp beschikbaar is als dat nodig is. Een woonzorgcomplex wordt vaak gebouwd door een zorgorganisatie en woningbouwcorporatie. Voor de flats in het woonzorgcomplex betalen mensen over het algemeen huur met daarbij een aanvullend dienstenpakket. De zorg wordt individueel in rekening gebracht en is afhankelijk van de zorgbehoefte. Om in aanmerking te komen voor een serviceflats moeten ouderen zich inschrijven bij de gemeente of woningcorporatie (Neele, 2004). De laatste jaren hebben de complexen echter te veel nietzelfstandige woningen, waardoor het meer als verpleeghuizen kunnen worden gezien. Daarnaast zijn een aantal complexen ook opengesteld voor starters en gezinnen die niets meer zorg te maken hebben, waardoor kleine woonzorgzones zijn ontstaan (van Dorresteijn, 2010). 4.2.6. Woonzorgconcept Zorg & Opleiding Habion heeft in 2007 geopperd dat zorg en opleiding een nieuw woonconcept zou kunnen zijn voor ouderen. Dit concept gaat uit van een een wooncomplex, een soort campus, waarbij ouderen met een lichte of zware zorgbehoefte in een zorgflat gehuisvest zijn. Het complex zou in verbinding moeten staan met een school die opleidingen heeft op het gebied van zorg. Daarbij zouden op de de campus voorzieningen als studentenwoningen, theater en een gemeenschappelijke tuin aanwezig zijn. Het idee was dat de studenten stage zouden lopen bij in het woongedeelte, onder begeleiding van zorgverleners. In hun vrije tijd verlenen ze diensten aan ouderen, waardoor ze korting op de huur ontvangen.In diverse gezamenlijke voorzieningen en activiteiten voor jong en oud ontmoeten zij elkaar. Er wordt gesproken van een woonzorgcampus (Habion, 2007). In Nederland is er op dit moment nog geen woonzorgcampus. Wel lopen er initiatieven op dit gebied. In Zwolle heeft de Stichting Ver(l)eende Krachten vier zorgwoningen en acht studentenunits gerealiseerd. In dit project worden de zorgwoningen bewoond door mensen met een lichamelijke beperking, die behoefte hebben aan 24uurszorg op afroep, maar de regie over de zorg willen en kunnen voeren. De zorg wordt (onder meer) geleverd door studenten die in de units wonen in de buurt van de zorgwoningen. Hierdoor wordt wonen, werken en leren gecombineerd. Hiervoor is de samenwerking met een lokale onderwijsinstelling en zorgaanbieder gezocht (Stichting Internetmedia Zwolle, 2012). 4.2.7. Particuliere verpleeg en verzorgingshuizen Er ontstaan steeds meer particuliere verzorgingshuizen en in enkele gevallen particuliere verpleeghuizen, ook wel particuliere woonzorgcentra genoemd. Deze centra bieden wonen, zorg en dienstverleningen voor mensen die niet langer zelfstandig kunnen of willen wonen en een zorgbehoefte hebben. De centra bieden veelal een 24uurs aanbod van verzorging, verpleging en/of begeleiding. Daarnaast bestaat er bij veel particuliere initiatieven ook de mogelijkheid tot kortdurende verblijf.
13
Particuliere woonzorgcentra zijn vaak gevestigd in karaktervolle monumentale panden of villa’s op een toplocatie. Vaak zijn de locaties kleinschalig, gemiddeld 14 plaatsen, en kennen ze geen wachtlijsten. Bewoners moeten de kosten voor wonen en zorg zelf betalen, omdat deze instellingen geen AWBZinstelling zijn. De zorg kan misschien (deels) betaald worden via een persoonsgebonden budget (PGB). Een particulier verpleeg of verzorgingshuis heeft in principe geen WTZitoelating. Dat betekent dat de huizen niet aan de Wet Toelating Zorginstelling moeten voldoen. Wel moeten zij zich aanmelden voor registratie bij het zorgregister van de Rijksoverheid. Voorbeelden van particuliere verpleeg of verzorgingshuizen zijn er voldoende. Daarbij kan gedacht worden aan een particuliere woonvorm voor ouderen, een zorgresidentie of een Herbergier (een privé verpleeghuis voor mensen met dementie). De maandelijkse kosten liggen voor bewoners tussen € 3.000 en € 5.900, met een gemiddelde van € 4.025 per maand. Dit tarief is als regel opgebouwd uit huur, servicekosten en basiszorg. Geïndiceerde zorg komt daar nog bovenop (Zorghulpatlas, 2013). 4.3 Woonconcepten voor mensen met complexe zorgvraag Ook ouderen met een complexere zorgvraag willen graag langer zelfstandig wonen. Hieronder worden verschillende woonzorgconcepten voor deze doelgroep besproken. Daarbij is ook nadrukkelijk aandacht voor woonvormen voor mensen met dementie. Naar schatting zal het aantal dementerenden in Nederland verdubbelen naar bijna een half miljoen in 2050 (Wimo & Prince, 2010).. 4.3.1. Fokuswoning Een Fokuswoning, ook wel een ADLclusterwoning genoemd, is een woonvorm voor mensen met een ernstige lichamelijke handicap die zelfstandig kunnen wonen. Fokuswoningen zijn gelegen in een normale woonwijk en maken deel uit van een cluster van twaalf tot vierentwintig woningen die rond een centrale hulppost liggen.Bewoners kunnen 24 uur per dag ondersteuning via het intercomsysteem oproepen voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). De cliënt heeft dus zelf de regie in handen. Een Fokuswoning is een gelijkvloerse woning, die is uitgerust met aangepaste keuken, aangepaste douche en toiletruimte, alarm en intercomapparatuur en elektrische deurontgrendeling. Daarnaast zijn ook individuele aanpassingen mogelijk. Inmiddels zijn er in Nederland ongeveer 1400 Fokuswoningen gerealiseerd (www.opeigenbenen.nu). 4.3.2. Thomashuis Een Thomashuis is een kleinschalige woonvorm voor mensen met een verstandelijke beperking. In het huis worden acht volwassenen begeleidt en verzorgt door twee zorgondernemers. Deze twee ondernemers wonen zelf ook in het Thomashuis en vormen daardoor een constante factor voor de bewoners en hun naasten. De ondernemers hebben ervaring met de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en worden ondersteund door enkele vaste medewerkers. Daarnaast leveren vrijwilligers in de omgeving van het Thomashuis een bijdrage. Thomashuizen kennen een huiselijke sfeer en inrichting en zijn vaak gevestigd in karakteristieke woonhuizen, monumentale panden of woonboerderijen. De bewoners richten samen met hun naasten hun eigen kamer in en kunnen hun eigen bezoek ontvangen. Daarnaast koken, eten, spelen en ontspannen bewoners samen met de ondernemers. De wensen en mogelijkheden van bewoners staan centraal bij de invulling van de dag.
14
De kosten voor wonen en zorg in een Thomashuis worden gescheiden. Zorg en eventuele dagbegeleiding wordt betaald uit een persoonsgebonden budget, terwijl de kosten voor het wonen voor eigen rekening komen of worden betaald vanuit de Wajong. De kosten voor wonen (huur, service en maaltijden) worden voor 2013 geschat op € 775, per maand (www.thomashuizen.nl). 4.3.3. Mensen met dementie Voor mensen met dementie worden steeds vaker kleinschalige woonvormen gebouwd, ook in de particuliere sector. Doordat per 1 januari 2013 de eigen bijdrage voor opname in een verzorgings of verpleeghuis is verhoogd, kiest deze doelgroep (of hun familie) steeds vaker voor kleinschaligheid in de particuliere sfeer. Hieronder zullen enkele woonzorgconcepten voor mensen met dementie worden besproken. De Herbergier De Herbergier is een woonvorm voor mensen met geheugenproblemen die niet meer zelfstandig kunnen wonen. Een Herbergier biedt plaats aan ongeveer 16 mensen, waarbij ze de ruimte krijgen om zoveel mogelijk het leven voort te zetten dat mensen gewend waren. De sfeer is huiselijk en ongedwongen en wordt er gekeken wat mensen nog wel kunnen. Wie dat kan en wil helpt mee met koken of boodschappen doen. In een Herbergier huren mensen een appartement en krijgen daarbij zorg. Dit leidt tot woon en zorgkosten. De woonkosten bestaan uit huur, service en schoonmaakkosten en bijdragen voor eten en wassen. De kosten moeten bewoners uit eigen middelen betalen, net als de kosten voor persoonlijke activiteiten. De zorgkosten worden over het algemeen betaald uit een persoonsgebonden budget. Overige zorgkosten moeten worden gedekt uit de eigen zorgverzekering. Om een Herbergier voor alle groepen toegankelijk te maken, heeft elke herbergier de ruimte om een aantal mensen met enkel een AOWuitkering in huis nemen (www.herbergier.nl). De Huizen van de Ronde Tafel De King Arthur Groep, een zorgorganisatie voor mensen met dementie, heeft een kleinschalig woonzorgconcept ontwikkeld voor haar doelgroep. Dit concept, genaamd De Huizen van de Ronde Tafel, biedt een woonomgeving waar rekening wordt gehouden met ieders achtergrond en interesses. De partners en de familie worden betrokken bij de zorg. De naam verwijst naar de visie op zorg en wonen, waarbij iedereen als gelijken met elkaar in gesprek gaan aan een ronde tafel en iedereen gehoord wordt. In de huizen is sprake van een scheiding tussen wonen en zorg. In Hilversum is in de zomer van 2013 het eerste huis opgeleverd. In 2014 zullen nog twee oplevering plaatsvinden in Huizen en Hoogkarspel. De huizen bieden plaats aan maximaal 24 bewoners, waarbij iedereen een privé zit/slaapkamer heeft met sanitair en een voorraadkast. Daarnaast zijn er op de begane grond een aantal gemeenschappelijke ruimtes, zoals een eetkamer, bibliotheek en ontmoetingsruimte. De 24uurs zorg wordt geboden door professionals (www.kingarthurgroep.nl). Schuilenburg: samen oud worden
In Raalte kunnen echtparen, waarvan één van beiden kampt met dementie, op korte termijn samen blijven wonen. Er worden nieuwe ruime en comfortabele appartementen gebouwd die speciaal bestemd zijn voor oudere echtparen, waarvan minimaal één van beiden een indicatie voor zorg heeft. Schuilenberg is bedoeld
15
voor mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben om hun leven zo gewoon en zo zelfstandig mogelijk te kunnen blijven invullen. Naast senioren met geheugenproblemen kunnen ook jongeren met een lichamelijke of verstandelijke beperking in aanmerkingen voor een appartement. De appartementen zijn voorzien van alle veiligheidsvoorzieningen en toepassingen op het gebied van thuistechnologie. Bewoners kunnen op afroep ondersteuning vragen op het gebied van comfort en gezondheid. Zorg kan 24 uur per dag, 7 dagen per week geleverd worden. Naast de nieuw te bouwen appartementen zal er ook een kliniek van het Deventer Ziekenhuis worden gevestigd tegenover Schuilenburg (Salland Magazine, 2013). Dementie Woongroep in Keulen In Keulen wonen acht ouderen met dementie sinds 2010 in een woongroep, die gesitueerd is in een woonwijk waar ook 43 flats voor ouderen staan. Elke bewoner heeft een eigen kamer van 16 m2 en een afgescheiden patio. De bewoners delen de keuken en enkel andere gemeenschappelijke ruimtes. Zo kent het huis drie badkamers. De naasten van de bewoners hebben volledig zeggenschap over de keuze voor verpleegkundige diensten, de keuze voor nieuwe bewoners en de selectie van dagelijkse activiteiten (CECODHS Housing Europe, 2012). 4.4 Woonconcepten voor “bemiddelde” senioren Ook voor “bemiddelde” senioren zijn er verschillende nieuwe woonconcepten in Nederland gerealiseerd. De woon(zorg)concepten voor deze groep senioren komen veel met elkaar overeen. Een grote groep senioren heeft de mogelijkheid, door het hebben van een eigen hypotheekvrije woning, om hun vermogen in te zetten voor een andere woning. Ook veel notarissen wijzen op het feit dat inzet van het eigen vermogen voor een levensloopbestendige woning bijdraagt aan behoud van het familiekapitaal. De provincie Limburg heeft een marktverkenning uitgevoerd naar woonconcepten voor bemiddelde senioren en is gekomen tot het volgende onderscheid: ●
●
●
●
Preventief en residentieel wonen ○ Zowel in landelijke als stedelijke gebieden wonen kunnen bemiddelde senioren luxe wonen combineren met een zorgaanbod, zodat men daar ook met intensieve zorg kan blijven wonen. Daarbij worden woningen vaak gevestigd op bijzondere locaties of in bijzondere gebouwen (kasteel/klooster). Een levensloopbestendige buurt ○ Door circa 500 geschikte huur en koopwoningen te concentreren in een buurt, waarbij een voorzieningenniveau in stand wordt gehouden ten aanzien van wonen, dienstverlening en zorg, kan worden ingespeeld op de wensen van senioren. Resort ○ Ook zijn er ontwikkelingen waarbij senioren zelfstandig wonen in luxe woningen op het terrein van een verpleeg of verzorgingshuis. Door de nabijheid van zorg ervaren senioren een veilig gevoel. Geheel verzorgd wonen in een hotel ○ Er zijn echter ook ouderen die graag zelfstandig willen wonen in de sfeer van een hotel, waarbij de verzorging en verpleging geheel geregeld is
16
Een voorbeeld van een preventief en residentieel woonconcept is De Golf en Countryclub Buitenhof in Lelystad. Het project richt zich op 55+, maar er geldt geen strikte leeftijdgrens. In het gebied worden sinds eind 2007 koopwoningen en appartementen gebouwd in een groene omgeving. In de woningen is het mogelijk om alle voorzieningen op de benedenverdieping te realiseren Daarnaast kunnen de woningen worden voorzien van domotica. Diverse voorzieningen worden aangelegd. Daarnaast wordt in het project samengewerkt met diverse zorginstellingen, zodat zorg op maat beschikbaar is voor bewoners (Companen, 2009).
17
Hoofdstuk 5. Ruimtelijke ordening Bij het realiseren van woonconcepten moet echter rekening worden gehouden met ruimtelijke ordeningsprocedures. Twee beleidsterreinen komen elkaar hierbij tegen. Enerzijds het wonen, met de afdeling ruimtelijke ordening, en anderzijds het beleidsterrein rond de zorg. In de praktijk blijken beide beleidsterreinen vaak niet met elkaar in de pas te lopen. Maar hoe zit dit eigenlijk precies? Welke kaders zijn er binnen ruimtelijke ordening? En hoe kunnen belemmerende factoren worden weggenomen? Dit hoofdstuk probeert hierin duidelijkheid te scheppen. 5.1 Landelijk beleid Op landelijk niveau spelen de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Bouwbesluit een rol bij het realiseren van woonconcepten van ouderen. De Wet ruimtelijke ordening regelt hoe de ruimtelijke plannen van het Rijk, provincies en gemeenten tot stand komen. Het Bouwbesluit is een wet die de minimum technische voorschriften voor alle bouwwerken, zoals woningen, kantoren en winkels weergeeft. Ook verbouwingen vallen onder deze wet. Hieronder worden beide wetten en hun uitwerking kort uiteengezet. 5.1.1. Wet ruimtelijke ordening De Wet ruimtelijke ordening regelt hoe de ruimtelijke plannen van alle overheden tot stand komen. De belangen van verschillende partijen en ruimteclaims worden in de wet goed afgewogen. Daarbij spelen het Rijk, provincies en gemeenten een rol. Veel taken en bevoegdheden op het gebied van ruimtelijk beleid zijn belegd bij provincies en gemeenten. Zo zijn gemeenten verantwoordelijk voor woningbouw en bedrijfslocaties. Voor woningbouw geldt dat gemeenten de ruimte krijgen om woningen te bouwen die aansluiten bij de wensen op lokaal niveau. Er gelden geen landelijke bouwafspraken meer. De provincies moeten ervoor zorgen dat er voldoende ruimte is voor landschap en natuur. Het Rijk is verantwoordelijk voor de nationale belangen, zoals kwaliteit lucht, water en bodem, en controleert op de plannen van gemeenten niet botsen van deze belangen (Rijksoverheid, 2013). 5.1.2. Bouwbesluit In het Bouwbesluit 2012 zijn de minimum technische voorschriften voor gebouwen aangegeven, de bouwvoorschriften. Hierbij zijn eisen gesteld op het gebied van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Het Bouwbesluit geldt voor het bouwen en in stand houden alle bouwwerken. In enkele gevallen wordt onderscheid gemaakt in voorschriften voor nieuwbouw en bestaande bouw. Het Bouwbesluit 2012 kent 12 gebruiksfuncties met eigen bouwtechnische voorschriften. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan de eis van minimaal één toilet per gebouw, met een minimale grenswaarde van één toilet voor elke 125 m2 (Rijksoverheid, 2013). 5.2 Gemeentelijk beleid rondom ruimtelijke ordening De rijksoverheid schept dus kaders waarbinnen gemeenten invulling kunnen geven aan hun gebiedsinrichting. Op gemeentelijk niveau spelen de volgende bouwregels een rol bij huisvesting: ● Bestemmingsplannen ● Welstandseisen ● Bouwverordeningen
18
●
Omgevingsvergunningen.
5.2.1. Bestemmingsplan Voor gemeenten is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument voor de ruimtelijke ordening. Hierin leggen gemeenten vast waar en wat iemand mag bouwen, wat de omvang is van de bebouwing en waarvoor gebieden gebruikt mogen worden. Daarnaast bevat het bestemmingsplan regels en voorschriften voor een gebied. Als er verbouwd of gebouwd gaat worden moet het plan over het algemeen passen in het bestemmingsplan van de gemeente. Dit wordt getoetst bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag. In een aantal gevallen mag er vergunningsvrij gebouwd worden (bijv. bij klein onderhoud of kleine dakkapel), en dan hoeft het plan niet in het bestemmingsplan te passen. Dit geldt echter niet als een gebouw een andere bestemming krijgt. 5.2.2. Welstandseisen Bouwplannen moeten daarnaast passen binnen de welstandsnota van de gemeente. In deze nota is vastgelegd aan welke voorwaarden een bouwplan moet voldoen, zodat het bouwwerk qua uiterlijk past in de omgeving. Welstandseisen worden vaak opgesteld voor een gebied. Als de gemeente geen welstandsnota heeft opgesteld, dan vindt er geen welstandstoetsing plaats. Het is dan verstandig om met omwonenden te praten over de plannen, om eventuele bezwaren tegen te gaan. 5.2.3. Bouwverordening Vaak moeten bouwplannen ook voldoen aan de gemeentelijke bouwverordening. De bouwverordening kent drie voorschriften; ● stedenbouwkundige voorschriften ● voorschriften om bouw op verontreinigde bodem te voorkomen ● procedurele welstandsvoorschriften (Rijksoverheid, 2013). 5.2.4. Omgevingsvergunningen Bij bouwen of verbouwen is in de meeste gevallen een omgevingsvergunning nodig. Hieronder vallen 25 vergunningen op het gebied van bouwen, ruimte, natuur en milieu, zoals een bouwvergunning, sloopvergunning en milieuvergunning. De omgevingsvergunning is wettelijk geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en moet worden aangevraagd bij de gemeente. Binnen 8 weken beslist de gemeente of een omgevingsvergunning wordt verleend. Voor lastigere aanvragen geldt een periode van 6 maanden (Rijksoverheid, 2013). 5.3 Samenwerking afdelingen ruimtelijke ordening en zorg Voor het realiseren van woonconcepten, en dan met name woonconcepten met zorg, is het noodzakelijk dat binnen gemeenten een integrale aanpak en afstemming tussen de afdeling ruimtelijke ordening en de afdeling zorg, welzijn, etc. tot stand komt. Vroegtijdig overleg speelt daarbij een grote rol. 5.3.1. Instrumenten Kleinschalig wonen met zorg is soms lastig te realiseren. Met name de inpassing in het bestemmingsplan
19
leidt nogal eens tot problemen. Zorgaanbieders, woningcorporaties, gemeenten en burgers weten elkaar doorgaans wel te vinden. Maar omwonenden kunnen zich verzetten tegen nieuwe woonconcepten in hun buurt. Het is dus van belang dat gemeenten, zorgpartijen en woningcorporaties goed samenwerken om kleinschalig wonen een goede plek te geven in de ruimtelijke ordening. De Radboud Universiteit Nijmegen, Arcadis en AedesActiz Kenniscentrum WonenZorg hebben een handreiking ontwikkeld om de samenwerking tussen deze partijen te stroomlijnen. In de handreiking wordt uitgebreid besproken hoe gemeenten om kunnen gaan met initiatieven voor kleinschalige woonzorgcombinaties. Deze handreiking kan echter ook worden toegepast voor gemeenschappelijke woonconcepten Gemeenten hebben vier publiekrechtelijke instrumenten om kleinschalig wonen met zorg te realiseren: 1. Het beleidsplan Wmo 2. De structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening 3. Het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen 4. Het toepassen van één van de volgende regelingen: a. ‘kruimelgevallenregeling’ b. ontheffings en wijzigingsbevoegdheden binnen bestaande bestemmingsplannen (Verhagen, Visser & de Kam, 2012). 5.3.2. Beleidsplan Wmo Via het beleidsplan Wmo kunnen gemeenten hun beleid ten opzichte van kleinschalige woonzorgcombinaties kenbaar maken. Het belang van voldoende en goed verspreide woningen, geschikt voor zorg, kan in de Wmo worden uitgesproken (Verhagen, Visser & de Kam, 2012). 5.3.3. Structuurvisie De tweede mogelijkheid, het opnemen van kleinschalige woonzorgcombinaties in de gemeentelijke structuurvisie kan op twee manieren plaatsvinden. Het kan als integraal onderdeel worden opgenomen in de structuurvisie, waardoor het een wettelijke status krijgt. Voor kleinere gemeenten kan het echter een te zwaar instrument zijn om het beleid kenbaar te maken. Deze gemeenten kunnen ervoor kiezen om het beleid te beschrijven in een thematische of aspectstructuurvisie. Hiervoor gelden geen wettelijk voorgeschreven procedures. Gemeenten zijn niet verplicht om beleid over woonzorgcombinaties te formuleren. Volgens de auteurs van de handreiking is dit wel aan te raden, omdat gemeenten juridisch sterker staan wanneer hier beleid aan is gegeven. Ook verschaft het duidelijkheid, zowel intern als extern (Verhagen, Visser & de Kam, 2012). 5.3.4. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan vervult een cruciale rol bij het daadwerkelijk realiseren van kleinschalige woonzorgcombinaties. Niet alleen voor woonzorgcombinaties, maar ook voor het realiseren van woongroepen is het noodzakelijk om bestaande huizen aan te passen of nieuwe huizen te bouwen. Een omgevingsvergunning is daarbij vereist. Deze vergunning wordt alleen verstrekt als de plannen voldoen aan de eisen in het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen kunnen de vestiging van woonzorgcombinaties dus mogelijk maken. Het aanpassen van het bestemmingsplan is echter redelijk zwaar. Gemeenten kunnen er daarom de
20
voorkeur aan geven om lichtere procedure te volgen, en de woonzorgcombinaties in te passen in het huidige bestemmingsplan. In deze gevallen kan dan gebruik worden gemaakt van de: ● kruimelgevallen regeling ● ontheffings en wijzigingsbevoegdheid De kruimelgevallenregeling (Wabo, artikel 2.12) heeft betrekking op het verbouwen van een bestaand pand. Als een woon(zorg)combinatie aan de voorwaarden van de regeling voldoet, dan kan bij de gemeente een verzoek worden ingediend om gebruik te maken van de regeling. Het gaat daarbij om de volgende drie eisen voor een bouwwerk: 1. de locatie ligt binnen de bebouwde kom 2. de gebruikswijzing mag maximaal een brutooppervlakte van 1500 m2 betreffen 3. het aantal woningen blijft gelijk Een andere mogelijkheid om kleinschalige woonzorgcombinaties in te passen in huidige bestemmingsplannen is het gebruik van de ontheffings en wijzingsbevoegdheid (Wabo, artikel 2.12). In het bestemmingsplan moet dan echter wel benoemd zijn dat de gemeente van deze bevoegdheden gebruik kunnen maken. Is dit het geval, dan moet binnen het betreffende bestemmingsplan worden gekeken naar mogelijkheden om woonzorgcombinaties toe te voegen (Verhagen, Visser & de Kam, 2012). 5.4 Provincie Overijssel Niet alleen op rijksniveau en gemeentelijk niveau bestaat regelgeving omtrent (ver)bouwen en wonen. Ook op provinciaal niveau zijn er plannen. In Overijssel zijn de plannen samengevoegd tot één Omgevingsvisie, die kan worden gezien als het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. 5.4.1. Wonen en ouderen De provincie Overijssel besteed specifiek aandacht aan het thema ouderen. In het provinciaal beleid voor wonen zijn ouderen één van de speciaal benoemde doelgroepen. Deze doelgroep zou in de knel kunnen komen wanneer zij zelf in hun woonbehoefte moeten voorzien. Door de benoeming van ouderen als bijzondere doelgroep moeten Overijsselse gemeenten in hun woonvisie invulling geven aan beleid voor deze doelgroep. Zodat er voldoende, betaalbare en adequate huisvesting is voor ouderen. Daarnaast zijn er woonafspraken gemaakt tussen de gemeenten en de provincie Overijssel. Ook daarbij zijn afspraken opgenomen over de huisvesting van de doelgroep ouderen. Daarbij kan worden gedacht aan de ontwikkeling van woonservicegebieden en Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). Met de ontwikkeling van woonservicegebieden moet er voor oudere bewoners en bewoners met een zorgvraag worden voorzien in aanpasbare woningen en voorzieningen. Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) betreft particuliere bouw in groepsverband. Daarbij wordt door een groep, zonder tussenkomst van woningcorporatie of projectontwikkelaar, opdracht gegeven tot het bouwen van een reeks woningen. De provincie Overijssel stimuleert CPO door middel van subsidies. CPO zou bijvoorbeeld goed toepasbaar zijn voor ouderen die een zorgcoöperatie beginnen of een woongroep willen vormen (Provincie Overijssel, 2013). 5.4.2. Ruimtelijke kwaliteit Ruimtelijke kwaliteit is één van de speerpunten binnen de Omgevingsvisie Overijssel. Dit betekent dat elk project iets bij moet dragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hierbij gaat het niet alleen over beleving, maar ook over het gebruik en de betekenis van een plek of gebied. Er moet dus worden geïnvesteerd in de
21
ruimtelijke kwaliteit (Provincie Overijssel, 2013). Het toepassen van ruimtelijke kwaliteit in de stedelijke en groene omgeving is beschreven door de provincie Overijssel. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving moet onnodig ruimtebeslag op de groene omgeving tegengaan. Dit betekent dat er bij nieuwbouw of uitbreiding van bestaande functies in landelijk gebied eerst moet worden gekeken of deze functies niet beter elders kan worden ontwikkeld (bijv. in een leegstaande locatie). Onder de voorwaarden van een kwaliteitsimpuls in de omgeving is het echter mogelijk om functies te bouwen of aan te passen, zoals bijvoorbeeld nieuwe agrarische bedrijfspercelen, woningen, landgoederen en recreatieve complexen. Er moeten dan echter ook sociaaleconomische en maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen. Deze regeling geldt als vervanging van de eerdere RoodvoorRood en RoodvoorGroen regelingen, regels voor Nieuwe Landgoederen en het beleid rondom Vrijkomende Agrarische Bebouwing. Sinds begin 2013 bestaat er ook een werkboek voor het toepassen van ruimtelijke kwaliteit in de stedelijke omgeving (Provincie Overijssel, 2013). 5.5 Beperkingen en mogelijkheden beleid voor woonconcepten ouderen In paragraaf 5.3 zijn al enkele suggesties gedaan om woon(zorg)concepten in te passen in de gemeentelijke regelgeving. Daarbij zijn instrumenten genoemd die inpassing in onder meer de bestemmingsplannen mogelijk maakt. Uit de voorgaande paragrafen kunnen echter ook andere belemmerende regels worden afgeleid. In deze paragraaf zullen deze kort worden toegelicht en wordt beschreven welke acties gemeenten kunnen ondernemen om deze beperkingen te verminderen. 5.5.1. Belemmerende regelgeving Op het gebied van huisvesting van ouderen zijn er landelijk een aantal initiatieven waarbij ouderen zich gezamenlijk huisvesten in een (verbouwde) boerderij of op een landgoed. Daarbij gaat het vaak om nieuwe woningen of wordt aan agrarische gebouwen een nieuwe functie toegekend. Omdat in Overijssel de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van kracht is, vraagt een dergelijk initiatief van de betrokken personen en de gemeente een extra inspanning om het in een landelijk gebied te kunnen realiseren. Voor het gebruik van oude leegstaande gebouwen, bijvoorbeeld scholen, kerken en kantoorvilla’s, als woonvoorziening voor ouderen zijn ook vaak aanpassingen in het bestemmingsplan noodzakelijk. Daarvoor moet de functie ‘Gemengde doeleinden (GD)’ worden toegevoegd. Hierdoor krijgen deze gebouwen meer functies, waaronder de functie van woning. Dit kan ook gelden voor gebouwen met een dubbelfunctie, van wonen en zorg, waarbij combinaties van doelgroepen samenwonen. Een ander mogelijk knelpunt is de termijn van ruimtelijke ordeningsprocedures. Gemeenten, provincies en de rijksoverheid zouden zich moeten inspannen om planprocedures te versnellen, waardoor de termijn tussen idee en realisatie aanmerkelijk kan worden verkort. Op gemeentelijk niveau kan dit bijvoorbeeld door het verkorten van de procedure rond de omgevingsvergunning. Ook landelijk/gemeentelijk beleid ten aanzien van het niet nodig hebben van omgevingsvergunningen kan bijdragen aan de snelheid. 5.5.2. Mantelzorgwoningen Op het gebied van mantelzorg en kangoeroewoningen gelden andere beperkingen. Nieuw beleid op het gebied van ruimtelijke ordening moet het gebruik van mantelzorgwoningen mogelijk maken. De gemeente
22
Schermer heeft dit onderzocht en uit de beleidsnotitie kan worden geconcludeerd dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen mobiele en nietmobiele mantelzorgwoningen. Een mobiele mantelzorgwoning is steeds opnieuw inzetbaar, terwijl de andere vorm een permanenter karakter heeft. Als gemeenten mantelzorgwoningen willen stimuleren dan moet er in het beleid (bestemmingsplan) ruimte worden gemaakt voor het plaatsen/realiseren van een (tweede) zelfstandige en onafhankelijke woonruimte (mobiele woning) en een onzelfstandige afhankelijke woonruimte voor mantelzorg (zorgkamer). Daarbij is waarschijnlijk onwenselijk dat na afloop van de mantelzorgbehoefte de mantelzorgwoning als woonruimte wordt gebruikt. In figuur 1 kan worden bekeken hoe de gemeente Schermer dit heeft opgelost. Daarnaast heeft de gemeente Schermer het maximaal aantal vierkante meters voor bijgebouwen aangepast in het bestemmingsplan naar de richtlijnen van Mezzo, de koepelorganisatie voor mantelzorgers en vrijwilligers. Tevens is gekeken of een mantelzorgwoning bij een (agrarisch) bedrijf binnen het bestaande bestemmingsplan is toegestaan (Gemeente Schermer, 2011).. Figuur 1. Bestemmingsbeleid gemeente Schermer m.b.t. mantelzorgwoningen Bestaand beleid
Bestemmingsplanspecifiek; veelal één zelfstandige woning per perceel toegestaan.
Nieuw beleid
Mobiele mantelzorgwoning
Plaatsing, mits verwijdering na het vervallen van de zorgbehoefte
Flexibele zorgkamer
Plaatsing, mits verwijdering na het vervallen van de zorgbehoefte, tenzij passend in bestaand ruimtelijk beleid
Mantelzorg in hoofdgebouw/ aanbouw/ uitbouw
Toestaan mits voldoet aan bestaan beleid. Indien zelfstandige woonruimte enkel toestaan tot duur mantelzorg
Mantelzorg in bijgebouw
Niet toestaan
23
Hoofdstuk 6. Verwachtingen Ouderen in een woongroep lijken gelukkiger te zijn, gezonder te blijven en pas later een beroep te doen op zorg van buitenaf. Alleen al om deze redenen zouden woongroepen een prominente plek kunnen innemen in de toekomstige ouderenzorg. Maar welke factoren dragen eigenlijk bij aan het succesvol realiseren van woongroepen voor ouderen? En met welke belemmeringen moet rekening worden gehouden? In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze vragen. 6.1 Succes en faalfactoren Uit de literatuur en praktijk kunnen verschillende factoren worden aangewezen die van invloed zijn op groepswonen voor ouderen. In deze paragraaf worden zowel de succesfactoren als de knelpunten besproken. 6.1.1. Succesfactoren bij groepswonen ouderen VerweyJonker heeft een aantal jaren geleden onderzoek gedaan naar groepswonen bij ouderen. In het onderzoek zijn een aantal succesfactoren voor groepswonen door ouderen beschreven. Bij alle vormen van gemeenschappelijk wonen zijn onderstaande factoren belangrijk voor het slagen: ● De leden bepalen wie er in de groep komt wonen. ● De leden voldoende invloed kunnen uitoefenen op de inrichting van de woningen en de gemeenschappelijke ruimten. ● De leden deskundige begeleiding zoeken op. ● De groep goede contacten onderhoudt met andere belanghebbenden, zoals: ○ gemeente ○ architect ○ corporatie ○ zorgaanbieders (Jansen, Schavenuiter, Dijkhuis, van Dongen & van Tricht, 2008). ● Goede onderlinge verhoudingen tussen de bewoners. ● De bereidheid van bewoners om af en toe elkaar te helpen (Trommelen, 2012). 6.1.2. Knelpunten bij groepswonen ouderen Naast factoren die groepswonen stimuleren zijn er ook een aantal knelpunten. Een van de belangrijkste knelpunten bij het realiseren van een groepsgemeenschap is de lange duur tot realisatie. Gemiddeld duurt het 7 tot 8 jaar vanaf het maken van de plannen tot het uiteindelijk bewonen van de woning. Een ander kritisch punt is de reactie van de buitenwereld op groepswonen. De meeste mensen weten niet wat groepswonen inhoudt. Woningzoekenden zouden moeten worden benaderd en geïnformeerd over het concept. Daarnaast kan er gedurende de woonperiode het probleem van leegstand ontstaan. Leden van een groepswoning slagen er soms niet tijdig in om een geschikte nieuwe bewoners te werven. Hierdoor kan de corporatie besluiten om de woning te verhuren aan een willekeurige kandidaat of kunnen de overige leden beslissen op de huur te betalen tot er een geschikte kandidaat is gevonden (Vooren, 2009). De nieuwe Europese regels rondom sociale huurwoningen kunnen ook belemmerend werken. Volgens de
24
LVGO, de Landelijke Vereniging Groepswonen van Ouderen, stagneert de groei van het aantal woongroepen door deze regels. Huishoudens met een bruto inkomen van meer dan 34.000 euro bruto per jaar kunnen geen sociale huurwoning meer krijgen. En de meeste woongroepen van ouderen bestaan uit sociale huurwoningen (Trommelen, 2012).. 6.1.3. Succesfactoren bij particulier initiatief Het Servicepunt Anders Wonen Anders Leven geeft aan dat woongroepen die particulier worden opgezet veel baat hebben bij begeleiding van buiten de ‘eigen groep’. De begeleiding zou moeten worden gezocht bij mensen met praktijkervaring met zelforganisatie en zelfbeheer. Deskundigheid wordt niet alleen aangeraden rondom de financiering van de plannen, maar ook op het gebied van bouwen, architectuur, communicatie en pr en administratie. Het Servicepunt Anders Wonen Anders Leven heeft een overzicht gemaakt van organisaties die ondersteuning kunnen bieden bij groepswonen (Servicepunt Anders Wonen Anders Leven, 2013). 6.1.4. Belemmeringen bij Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Een student heeft onderzoek gedaan naar belemmeringen die mensen ervaren om voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) te kiezen. CPO is een manier van woningbouw waarbij een groep mensen gezamenlijk hun eigen woningen laten bouwen. Een groepswoning voor ouderen kan mogelijk ontstaan uit Collectief Particulier Opdrachtgeverschap. Uit het onderzoek blijkt dat er vier belemmeringen zijn die het ontstaan van CPO’s kunnen verhinderen: ● Mensen hebben vaak geen kennis van de mogelijkheid tot CPO. ● Mensen achten zich niet in staat om met een groep gezamenlijk een woning te ontwikkelen (gebrek aan kennis en kunde). ● Mensen verwachten tegen praktische belemmeringen aan te lopen, zoals financiën, het niet kunnen vinden van een geschikte locatie en het niet kunnen vinden van groepsgenoten. ● Mensen kijken op tegen de trage en bureaucratische houding van gemeenten (van Loon, 2013). 6.1.5. Geschikt voor groepswonen Niet elke oudere is geschikt voor het wonen in een groep. Uit onderzoek is gebleken dat ouderen drie redenen hebben om te kiezen voor gemeenschappelijk wonen: 1. Aanspraak 2. Burenhulp en/of gemeenschappelijke activiteiten 3. Gelijkgezindheid Maar niet iedereen is geschikt om in een groep te wonen. Ouderen moeten wel het karakter hebben om in een groep te wonen. Zo moet duidelijk worden benadrukt dat bestaande eenzaamheid niet wordt opgeheven in woongroep, maar sociaal isolement wel kan worden voorkomen. Daarnaast moeten ouderen wel in staat zijn om sociale contacten te leggen, moet men rekening houden met lange wachttijden en hogere kosten dan bij het gangbare wonen (Vooren, 2009). 6.2 Samengaan van doelgroepen Maar welke groepen (ouderen) kunnen eigenlijk goed samenleven? En moet er rekening worden gehouden met culturele achtergronden bij groepswonen voor ouderen? In deze paragraaf wordt kort ingegaan op het samenwonen van verschillende groepen.
25
6.2.1. Meergeneratiewonen Er bestaan zowel in Nederland als in het buitenland verschillen woonvormen waar meergeneraties samenwonen. Daarbij gaat het zowel om familiair als nietfamiliair generatie overstijgend wonen. Volgens een onderzoek AedesActiz geven veel senioren de voorkeur aan wonen met verschillende leeftijden boven wonen met leeftijdsgenoten. Daarbij gaat het echter voornamelijk om woonvormen voor verschillende generaties uit verschillende families. Ouders en kinderen die het huishouden delen komt steeds minder vaak voor. In Nederland woont minder dan 5% van de 65plussers samen met één of meer volwassenen kinderen en de verwachting is dat dit verder afneemt. Daarnaast valt in Nederland op dat het vaker voorkomt dat ouderen uit de Turkse en Marokkaanse cultuur vaker bij hun kinderen intrekken als ze hulpbehoevend worden. Meergeneratiewonen heeft tot voordeel dat het sociale netwerk van ouderen wordt versterkt, doordat zij de dagelijkse woonomgeving delen met anderen. Vooral voor alleenwonende ouderen zonder kinderen of sociaal netwerk kan dit van belang zijn. In dit onderzoek zijn al enkele voorbeelden, in binnen en buitenland genoemd waarbij verschillende generaties samenwonen. Duitsland is binnen Europa koploper op het gebied van woonprojecten voor meerdere generaties. Jong en oud dragen in veel van deze woonprojecten de zorg voor elkaar, waardoor de professionele zorg afneemt. De ervaringen uit Duitsland leren dat gemeenschappelijke faciliteiten in een wooncomplex erg belangrijk zijn voor het slagen van meergeneratie wooncomplexen. Daarnaast wordt er vaak gewezen op de rol van de ‘moderator’, een persoon die bewoners stimuleert zich voor elkaar in te zetten en gemeenschappelijke activiteiten regelt. Mede door de stimulerende werking vanuit de Duitse overheid zijn er veel succesvolle projecten in Duitsland gerealiseerd. Meergeneratiewonen kan dus absoluut voordelen opleveren. Maar er zijn ook aandachtspunten. Bij woonconcepten waar jong en oud met elkaar samenwonen is een goede toelatingsprocedure erg belangrijk, zodat mensen zich met de juiste motivatie als bewoner kandidaat stellen. Daarnaast is een open houding en inzet van bewoners van groot belang om deze vorm van wonen tot een succes te maken (Harkes, van Rooijen, Slijkhuis & Witter, 2008). 6.2.2. Culturele achtergrond Culture achtergrond speelt een belangrijke rol bij vormen van woongroepen. Uit onderzoek is gebleken dat gelijkgezindheid een belangrijke reden is bij de keuze voor een woongroep. Ouderen met een andere culturele achtergrond willen dan de Nederlandse willen graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen en oud worden met mensen met dezelfde culturele achtergrond. In Nederland bestaan er dan ook vele voorbeelden van woongroepen voor ouderen die oorspronkelijk komen uit een ander land. Bijvoorbeeld: ● Woongroep Moria Utrecht (senioren van Creools Surinaamse origine) ● Woongemeenschap Foe Ooi Leeuw Amsterdam (Chinese ouderen) ● Woongroep Harmonica Rotterdam (Turkse ouderen)
26
● ●
Woongroep Het Middelpunt Deventer (Turkse ouderen) Woongroep Kembang Bara Holtenbroek (IndischNederlandse ouderen) (WoomSaem, 2013).
6.2.3. Samengaan verschillende doelgroepen Er komen echter ook steeds meer gemengde woongroepen. Daarbij gaat het niet om bewoners van verschillende leeftijden, maar om een combinatie van verschillende (bijzondere) doelgroepen. In hoofdstuk 4 is al gewezen op een concept waarbij ouderen samenwonen met jongeren die gedragsproblemen hebben. Daarnaast zijn er echter nog andere combinaties van doelgroepen bekend in woonvormen: ● dementerende ouderen, verstandelijk beperkten en zelfstandig wonende lichamelijk beperkten (Cluster 26 Nijmegen, 2013). ● ouderen en volwassenen met een autistische beperking (Accolade en Stichting Samendracht, 2013). Van al deze concepten zijn echter nog geen evaluaties beschikbaar. De samenstelling van deze woongroepen is gebaseerd op wetenschappelijke aannames dat deze groepen goed samen kunnen leven. 6.3 Evaluatiestudies naar woonconcepten In Nederland zijn nog niet veel woonconcepten voor ouderen grondig geëvalueerd. Er is echter wel onderzoek gedaan naar het maatschappelijk rendement van Thuishuizen. Dit is één van de mogelijke concepten voor groepswonen voor ouderen. In een Thuishuis staat het opheffen van sociale eenzaamheid bij ouderen centraal. Uit de eerste effectenanalyse van Platform31 blijkt dat een Thuishuis een maatschappelijk rendement tussen de 45 en 144 procent kan opleveren. Deze besparingen worden behaald door kostenbesparing op reguliere woon en verblijfskosten of verblijf in een intramurale instellingen. Bewoners zijn door het Thuishuis niet langer sociaal eenzaam en dat zorgt voor een betere lichamelijke en geestelijke gezondheid. Volgens het onderzoek moet dit besparingen rond de Wmo, AWBZ en zorgverzekering opleveren. Op de Wmo zouden de besparingen gerealiseerd kunnen worden omdat de samenredzaamheid van de bewoners wordt versterkt en daardoor minder ondersteuning nodig is (Platform31, 2012).
27
Hoofdstuk 7. Rol gemeenten In de vorige hoofdstukken is al ingegaan op de procedurele kant van woon(zorg)concepten voor ouderen. De beïnvloedingssfeer van gemeenten is echter groter. In dit hoofdstuk wordt uitgezet wat gemeenten kunnen ondernemen om woon(zorg)concepten voor ouderen te realiseren. 7.1 Beïnvloedingssfeer gemeenten Naast het veranderen van de regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en planologie kunnen gemeenten de totstandkoming van huisvesting voor ouderen, specifiek woonconcepten, stimuleren en faciliteren. Dit kan bijvoorbeeld door: ●
Samenwerkingsverbanden te zoeken bij het ontwikkelen en realiseren van woon(zorg)concepten, die elk specifieke kennis inbrengen. De volgende partners zijn mogelijk/wenselijk: ○ ontwikkelaars ○ fondsen ○ belangenbehartigers ○ woningcorporatie(s) ○ welzijnsinstelling ○ zorginstelling(en) ○ wijk/buurt of dorpsplatform ○ ouderenadviseurs ○ Steunpunt Mantelzorg ○ Steunpunt Vrijwilligerswerk ○ aannemers ○ installatiebedrijven ○ Landelijke Verenging Gemeenschappelijk wonen van Ouderen (LVGO) / burgers
●
Het informeren en stimuleren van ouderen over alle mogelijkheden omtrent langer zelfstandig wonen, zoals het gebruik van domotica, het bestaan van verschillende woonconcepten en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Hierdoor kunnen senioren verleid worden en de vraag worden gecreëerd. Daarbij kan worden gedacht aan: ○ brochures ○ persberichten ○ websites ○ buurtbijeenkomsten ○ inrichten van een modelwoning ○ informatiebeurs
●
Kennisuitwisseling te stimuleren tussen deskundige partijen. Het ontwikkelen van woon(zorg)concepten is een complexe zaak en het komt het resultaat ten goede als specialistische kennis van partijen vanaf het begin wordt uitgewisseld en gebruikt. De gemeente kan dit bevorderen door het organiseren van bijeenkomsten of het bij elkaar brengen van partijen in projecten (Companen, 2009).
28
●
Het maken van prestatieafspraken met woningcorporaties over de toewijzing van en het aanpassen van huizen, zodat er meer rekening wordt gehouden met de oudere (zorgbehoevende) doelgroep.
●
Het inzichtelijk krijgen van de vraag en voorkeuren van oudere inwoners. Het doen van marktonderzoek, naar de vraag en voorkeuren van ouderen op het niveau van de gemeente, wijk of buurt is belangrijk bij de ontwikkeling van (nieuwe) woonconcepten.
●
Het ontwikkelen van een visie op particulier initiatief binnen woonbeleid, waardoor je als gemeente kunt inspelen op burgerinitiatief en burgerparticipatie. ○ Gemeenten moeten daarnaast particuliere initiatieven ook in de goede context zetten, meedenken en de initiatiefnemers in contact brengt met verschillende afdelingen en partijen. ○ Draag als gemeenteambtenaar een steentje bij aan particuliere initiatieven door ze de weg te wijzen binnen de gemeentelijke organisatie (wethouders, andere ambtenaren) en draagvlak te creëren (Nouws, 2011).
●
Het stimuleren van groepswonen door jaarlijks één of meerdere locaties aan te wijzen waar nieuwe woongroepen gevestigd kunnen worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld door de gemeente Den Haag, waar inmiddels reeds 55 woongroepen gevestigd zijn (Federatie Gemeenschappelijk Wonen, 2013).
29
Hoofdstuk 8. Conclusie In dit onderzoek stond in het teken van woon(zorg)concepten voor ouderen. Er is een opsomming gemaakt van verschillende woonconcepten,de belemmerende regelgeving is besproken en er is gekeken naar factoren die een bepalende rol kunnen spelen. In dit hoofdstuk worden enkele belangrijke punten herhaald. 8.1 Aandachtspunten Uit Nederlands onderzoek is gebleken dat gemeenschappelijk wonen een middel is tegen de eenzaamheidsproblematiek van ouderen. Het ondernemen van gezamenlijke activiteiten en het makkelijker kunnen leggen van contacten speelt hierbij een belangrijke rol. Maar er zijn wel een aantal factoren die belangrijk zijn voor het slagen van groepswonen voor ouderen. Gelijkgezindheid, het hebben van invloed op de inrichting van de woning en goede onderlinge contacten tussen bewoners zijn onder meer van belang. De lange duur tot realisatie van een groepswoning en de inkomensgrenzen kunnen de realisatie van woongroepen echter belemmeren. Voor gemeenten is het van belang om burgers te informeren en stimuleren over langer zelfstandig wonen. Daarnaast is het van belang om burgers die particulier een groepswoning willen opzetten te faciliteren. Gemeenten die werk willen maken van woon(zorg)concepten moeten hier in hun beleid rekening mee houden. Goede afstemming tussen de beleidsafdelingen ruimtelijke ordening en zorg/welzijn (Wmo / maatschappelijke ontwikkeling) is daarbij erg belangrijk. Het aanwijzen van locaties is één van de manieren om groepswonen te stimuleren, die in de gemeente Den Haag succesvol blijkt te zijn. 8.2 Leestips Voor het onderzoek zijn veel rapporten, publicaties en handreikingen doorgenomen. Aangeraden wordt om, indien partijen groepswonen voor ouderen willen faciliteren en stimuleren, de volgende publicaties te lezen: ●
Steenkiste, L. & Jonckheere, L. (2013). Senior Samenhuizen. Voorbeeldboek voor woongemeenschappen van ouderen. Vilvoorde: V.U. Luk Jonckheere. ○ Te bestellen via de LVGO (www.lvgo.nl)
●
Verhagen, L., Visser, G. & de Kam, G. (2012). Samen werken aan ruimtelijk beleid voor wonen met zorg en begeleiding in de wijk: Een handreiking voor gemeenten, zorgorganisaties en corporaties.
30
Literatuurlijst Accolade (2013). Accolade en Stichting Samendracht trekken samen op in nieuwe woonvorm voor autisten en ouderen. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.accolade.nl/Nieuws/Nieuwsberichten/2013/maart/AccoladeenStichtingSamendrachttrekkensa menopinnieuwewoonvormvoorautistenensenioren. Actiz (2013). Jong en Oud. Ezin & Zorg, nr. 8, pp. 35. AedesActiz Kenniscentrum WonenZorg (2013). Mantelzorgwoning, een alternatieve woonvorm. Geraadpleegd op 20 juni 2013, http://www.kcwz.nl/dossiers/woonvariaties/mantelzorgwoning__een_alternatieve_woonvorm. AedesActiz Kenniscentrum WonenZorg (2013). Woongroepen. Geraadpleegd op 20 juni 2013, http://www.kcwz.nl/dossiers/klantparticipatie/woongroepen. Arcon (2012). Factsheet: Dementie in Overijssel. Arcon (2012). Wmokrant. Iedereen doet mee. Borne: Arcon. Bruinsma, J. ( 30 augustus 2012). “Alles wat we zelf kunnen, doen we ook”. Volkskrant. CECODHS Housing Europe (2012). Preparing the Future. Affordable housing and the challenge of an ageing population in Europe success stories. Brussel: CECODHS Housing Europe. Cluster 26 Nijmegen (2013). Voor en met elkaar zorgen! Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.gelderland.nl/eCache/DEF/11/531.html. Companen (2009). Provincie Limburg. Marktverkenning naar innovatieve woon(zorg)concepten voor bemiddelde senioren in ZuidLimburg. Arnhem: Companen. Dorresteijn, van M. (2010). Senioren worden minderheid in woonzorgcomplex. Zorgvisie. Federatie Gemeenschappelijk Wonen (2013). Handreiking Gemeenschappelijk Wonen. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.gemeenschappelijkwonen.nl/handreiking/?choice=2. Feenstra, W. (21 december 2011). Tussen rollators bloeit het talent. De Volkskrant. Gemeente Hardenberg (2013). iAge. Geraadpleegd op 20 juni 2013, http://www.hardenberg.nl/wonenleven/zorg/iage/. Gemeente Schermer (2011). Beleidsnotitie Mantelzorgwoningen. Nieuw beleid voor mantelzorgwoningen.
31
Habion (2007). Het nieuwe ouder worden, het nieuwe wonen. De kansrijke toekomst voor verzorgd wonen voor de nieuwe ouderen. De Bilt: Habion. Habion (2012). Nieuwbouw 17 appartementen voor tienermoeders én senioren. Geraadpleegd op 20 juni 2013, http://www.habion.nl/2/Welkom/Projecten/Recentopgeleverd/Houten,Beekmos.html. Harkes, D., van Rooijen, S., Slijkhuis, B. & Witter, Y. (2008). Wonen voor alle leeftijden. Een onderzoek naar woonprojecten met meer generaties en onderlinge dienstverlening. Utrecht: AedesActiz Kenniscentrum WonenZorg. Jansen, H., Stavenuiter, M., Dijkhuis, A., van Dongen, M.C. & van Tricht, A. (2008). Gemeenschappelijk wonen op leeftijd. Zorgposities en sociale netwerken van ouderen in woongemeenschappen. Utrecht: VerweyJonker Instituut. Leeuw, J.J. van der (2004). Serviceflats voor ouderen. Een analyse. Utrecht: NIZW. Loon, van M. (2013). De belemmeringen om voor Collectief Particulier Opdrachtgeverschap te kiezen als verhuisalternatief. Delft: TU Delft. Neele, J. (2004). Actualisatie Nationaal Bestand Woonzorgcomplexen. Amsterdam: RIGO Research en Advies B.V. Nelis, N. (2013). Hoogeloon zorgt voor de ouderen. Woonkwaliteit, nr. 1, 6. Nimwegen, van N. & Praag, van C. (2012). Nederland anno 2012. Actief ouder worden in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press. Nouws, H. (2011). Een spannend huwelijk. De verbintenis van gemeenten, woningbouwcorporaties, zorgaanbieders met particuliere initiatieven kleinschalig wonen. Utrecht: AedesActiz Kenniscentrum WonenZorg. Omroep West (2012). Haagse onderneemster ontwikkelt nieuw woonconcept voor ouderen. Oreel, R. (2013). Knasse knarren hopen op eigen hofje in de stad. De Stentor. Platform31 (2012). Analyse maatschappelijk rendement Thuishuis. November een eerste tussenstand. Den Haag: Platform31. Postbus Vijftig (2013). Kangoeroewoning. Geraadpleegd op 20 juni 2013, http://www.postbus50plusemmen.nl/index.php?id=53. Provincie NoordBrabant (2010). Slimme Zorg, zelfstandig wonen met gemak. Leiden: Drukkerij de Bink. Provincie Overijssel (2013). (T)huis in Overijssel. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.overijssel.nl/thema's/ruimtelijkeontwikke/wonen/.
32
Provincie Overijssel (2013). Wat is Ruimtelijke Kwaliteit? Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.overijssel.nl/thema's/ruimtelijkeontwikke/ruimtekwaliteit/ruimtelijke/. Provincie Overijssel, gemeente Deventer en gemeente Enschede (2010). Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving in vogelvlucht. Zwolle: Provincie Overijssel. Pw de Gids (2011). DHG en Habion komen met nieuw concept voor jong en oud samen. Geraadpleegd op 20 juni 2013, http://pwdegids.nl/artikel/dhgenhabionkomenmetnieuwconceptvoorjongenoudsamen/. Regelhulp (2011). Aanleunwoning. Geraadpleegd op 20 juni 2013, https://www.regelhulp.nl/zr/rh/webapp/kennisbank/Informatie/Aanleunwoning?sessionId=422222F1DF31DBF 9D0DF117C874D326C. Rijksoverheid (2013). Bouwbesluit 2012. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/bouwbesluit2012. Rijksoverheid (2013). Bouwregelgeving. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving. Rijksoverheid (2013). Omgevingsvergunning. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/omgevingsvergunning. Rijksoverheid (2013). Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ruimtelijkeordeningengebiedsontwikkeling. Salland Magazine (2013). Schuilenburg: nieuw woonconcept in Raalte voor ouderen met dementie. Geraadpleegd op 20 juni 2011, http://www.sallandmagazine.nl/schuilenburgnieuwwoonconceptinraaltevoorouderenmetdementie/. Servicepunt Anders Wonen Anders Leven (2013). Goede raad en advies. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.omslag.nl/wonen/ondersteuning.html. Steenkiste, L. & Jonckheere, L. (2013). Senior samenhuizen. Voorbeeldboek woongemeenschappen van ouderen. Vilvoorde: V.U. Luk Joncheere. Stichting Internetmedia Zwolle (2012). Benefiet voor Stichting Verleende Krachten. Geraadpleegd op 20 juni 2013, http://www.weblogzwolle.nl/content/view/29876/55/. Trommelen, J. (2012). De warmte van een woongroep. De Stentor. Verhagen, L., Visser, G. & de Kam, G. (2012). Samen werken aan ruimtelijk beleid voor wonen met zorg en begeleiding in de buurt: Een handreiking voor gemeenten, zorgorganisaties en corporaties. Nijmegen: Radboud Universiteit.
33
Vooren, B. (2009). Groepswonen door ouderen. Epidemiologisch bulletin, 44 (3 / 4), pp. 2530. Wimo, A. & Prince, M. (2010). World Alzheimer Report 2010. The Global Impact of Dementia. London: Alzheimer’s Disease International. Witte, Y. (2008). Op een leuke manier oud worden in studentenhuis voor ouderen. Waar professionals vrijwilligers ondersteunen. Utrecht: AedesActiz Kenniscentrum WonenZorg. WoonSaem Kenniscentrum Gemeenschappelijk Wonen Oudere Migranten (2013). Overzicht woongroepen. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.woonsaem.nl/. Zorghulpatlas (2013). Particulier verpleeghuis en verzorgingshuis. Geraadpleegd op 25 juni 2013, http://www.zorghulpatlas.nl/medischezorg/particulierverpleeghuisenverzorgingshuis/.
34