Langer zelfstandig wonen in de eigen woning Onderzoek naar aanpassingen om zelfstandig ouder worden in de eigen woning te bevorderen.
Jeremy Teo 0610467 September 2012 Afstudeerscriptie Technische Universiteit Eindhoven Master Real Estate Management & Development dr. W.J.M. Heijs dr. J.J.A.M. Smeets drs.ir. M.I.K. Leussink
Langer zelfstandig blijven wonen
2
Langer zelfstandig blijven wonen
Voorwoord Voor u ligt een scriptie welke het resultaat is van een onderzoek naar hoe ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen in de eigen woning. Deze scriptie is geschreven ter afronding van de Master Real Estate Management & Development aan de Technische Universiteit Eindhoven. Het onderzoek was interessant vanwege de groei van het aantal ouderen in de toekomst. Er is uiteindelijk veel kennis opgedaan in het problematiek rondom het langer zelfstandig blijven wonen. Het onderzoek verliep niet makkelijk omdat er problemen waren met het werven van respondenten voor het onderzoek. Maar toch is er met enthousiasme gewerkt aan het onderzoek om het zo volledig mogelijk en tot een succes te maken. Mijn begeleiders vanuit de Technische Universiteit Eindhoven waren de heer W. Heijs, de heer J. Smeets en mevrouw M. Leussink. Ik wil hen graag bedanken voor alle tijd, kritiek, hulp, feedback en interesse die ze getoond hebben over dit onderwerp en de begeleiding gedurende mijn onderzoek. Daarnaast wil ik de heer H. Dirkx bedanken voor zijn interesse en steun tijdens mijn onderzoek maar ook het beschikbaar stellen van de opdracht. Tot slot wil ik alle respondenten betrokken bij het onderzoek bedanken. Zonder de respondenten was het onderzoek onmogelijk geweest. Jeremy Teo Eindhoven, September 2012
3
Langer zelfstandig blijven wonen
Samenvatting Aanleiding De beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor ouderen zal in de komende jaren in belang toenemen omdat het aantal ouderen in Noord-Brabant en in Nederland stijgt. De bouw van woningen voor ouderen blijft achter. Als er niets ondernomen gaat worden kan daardoor een tekort ontstaan in de toekomst. Het is daarom interessant om te kijken naar mogelijkheden voor ouderen om langer zelfstandig te blijven wonen. Probleemstelling en opzet van het onderzoek Aan de hand van de zojuist vermelde aanleiding is de volgende vraagstelling geformuleerd: “Hoe kan de huidige woonsituatie van ouderen (met name in 60er en 70er jaren woningen) zodanig worden aangepast dat men in staat wordt gesteld om langer zelfstandig in de eigen woning te blijven wonen?” Deze vraag wordt beantwoord met behulp van een literatuuronderzoek enerzijds en een praktijkonderzoek anderzijds. In de literatuur is veel bekend over problemen bij langer zelfstandig blijven wonen. Dit biedt vooral inzicht in concrete maatregelen. Het is belangrijk om ook na te gaan waarom sommige woningkenmerken problematisch zijn. De methode van het onderzoek is als volgt. Stap 1 is het bekijken van concrete problemen met kenmerken van de woning. Als tweede stap worden functionele problemen bekeken. Dit zijn problemen met activiteiten/toestanden die daarmee samenhangen. Als laatste stap wordt gezocht naar mogelijke oplossingen of oplossingsrichtingen. In andere methoden wordt stap 2 meestal/vaak overgeslagen. Dit heeft als nadeel dat problemen niet compleet inzichtelijk gemaakt worden. In het praktijkonderzoek zijn ouderen in Noord-Brabant benaderd die er wel eens over nadenken om naar een aangepaste woning of naar een woon-/zorgvoorziening te gaan verhuizen. Hierdoor kunnen concrete- en functionele problemen in kaart gebracht worden. Belangrijk is om er ouderen bij te betrekken met leeftijden van 65 jaar of ouder en woningen uit de jaren 60 en 70. Uiteindelijk hebben 33 ouderen meegedaan in de leeftijd van 64 jaar tot 89 jaar. Maar de steekproef is vertekend doordat informatie ontbreekt over ouderen die 75 jaar en ouder zijn, in een huurwoning wonen, uit de stad komen en een laag inkomen hebben. Ook zijn er in de groep weinig problemen die aanleiding geven tot verhuisgeneigdheid doordat de wervingsboodschap waarschijnlijk niet goed is overgekomen. Desondanks is geprobeerd relevante informatie uit het praktijkonderzoek te halen. Resultaten Veel ouderen hebben problemen met de verticale mobiliteit in de woning. Dit kan bijvoorbeeld opgelost worden door extra trapleuningen, handgrepen, een traplift en een extra toilet toe te voegen of apparatuur, slaapvertrek/natte cel beneden te bouwen of het horizontaal samenvoegen van woningen. Maar wanneer er te hoge kosten aan verbonden zijn, wordt een dergelijke oplossing niet toegepast en ouderen vrezen ook voor waardedaling van het huis. Ook horizontale mobiliteit zorgt voor problemen bij ouderen. Drempels, bereikbaarheid van de vertrekken en weinig ruimte zijn concrete problemen. Deze kunnen opgelost worden door leuningen en handgrepen toe te voegen, drempels te verwijderen (ook bij de ingang) en de (deur)breedte aan te passen. Het verbeteren van bewegingsruimte is lastig omdat daarvoor de woning misschien structureel aangepast moet worden.
4
Langer zelfstandig blijven wonen Een ander probleem in de woning is het schoonmaken van de woning en keuken. Dit komt met name door de grootte van de woning en de bewerkelijke keuken. Mogelijke oplossingen zijn huishoudelijke hulp of mantelzorg inschakelen. Maar ouderen schakelen de hulp soms niet in omdat de kosten een rol spelen en zij niet afhankelijk willen zijn van anderen. De grootte van de tuin is een concreet probleem dat samenhangt met het onderhoud. Dit kan opgelost worden door een onderhoudsarme tuin in te richten en dienstverlening of mantelzorg in te schakelen. Evenals het schoonmaken van de woning worden soms oplossingen niet gekozen omdat de kosten een rol spelen en ouderen niet afhankelijk willen zijn van anderen. Het gevoel van onveiligheid mag niet vergeten worden. Dit komt door onder meer een inbraakgevoelige woning of gebrek aan uitzicht bij de voordeur. Door hang- en sluitwerk, een deurspion, rolluiken, domotica (alarm, automatische verlichting, automatische gordijnen) en een afsluitbaar achterpad toe te passen, zou het gevoel van onveiligheid verbeterd kunnen worden. De verticale mobiliteit in woongebouwen kan een functioneel probleem zijn bij de afwezigheid van een lift. Er zijn echter hoge kosten aan verbonden wanneer een nieuwe lift aangebracht wordt, waardoor vaak niet gekozen wordt voor deze oplossing. Een suggestie is om een verbinding te maken met andere woongebouwen met een lift of een externe structuur te bouwen met een lift. Deze zouden minder kostbaar kunnen zijn. Voorzieningen liggen soms ver weg of zijn er te weinig in de omgeving. Wanneer voorzieningen niet bereikt kunnen worden zijn dienstverlening of bezorgservices mogelijke oplossingen. Maar ouderen willen niet afhankelijk zijn van dienstverlening of zien op tegen de kosten. Een mogelijkheid is het plaatsen van een afhaalpunt, markt of een supermarkt waar ook eventuele ontmoetingsplaatsen kunnen ontstaan. Conclusies en aanbevelingen Om voor ouderen langer zelfstandig te kunnen blijven wonen zullen de problemen opgelost moeten worden. Functionele problemen met de horizontale mobiliteit, schoonmaken, onderhouden en het gevoel van onveiligheid kunnen opgelost worden met meer of minder ingewikkelde aanpassingen. Functionele problemen zoals de verticale mobiliteit en het bereiken van voorzieningen kunnen (nog) niet opgelost worden. Voor beide problemen worden suggesties gegeven. Bij problemen met de verticale mobiliteit in een woning kan de horizontale samenvoeging van woningen een oplossing zijn. Bij woongebouwen kan een verbinding met een andere woongebouw die wel een lift heeft of het aanbrengen van een externe structuur met lift een oplossing zijn. Ook voor de problemen met het bereiken van voorzieningen kunnen suggesties gegeven worden namelijk het plaatsen van een wekelijkse markt of een afhaalpunt. Er zouden meer onderzoeken moeten komen om de prominente problemen op te lossen. Wanneer deze problemen beter aangepakt kunnen worden is de mogelijkheid om langer zelfstandig te blijven wonen groter. Om problemen gerichter aan te pakken zouden ouderen hulp moeten kunnen verkrijgen bij organisaties zoals de gemeente, woningcorporaties of andere professionele (zorg)partijen.
5
Langer zelfstandig blijven wonen Aan de hand van voorgaande conclusies kunnen een aantal aanbevelingen gedaan worden: Er moeten meer onderzoek komen voor het ontwikkelen van constructieve en betaalbare aanpassingen zodat men meer mogelijkheden krijgt om langer zelfstandig te blijven wonen. Hiernaast is het belangrijk om bij horizontale samenvoeging van woningen te kijken naar de eigendomsvorm, procedures voor vergunningen en voorbereidings- en uitvoeringscomplicaties. Ook moeten de mogelijkheden voor een afhaalpunt onderzocht worden. Voor online aankopen moeten ouderen over internet beschikken en er gebruik van kunnen maken. Naast deze aanbevelingen voor de functionele problemen kunnen aanbevelingen gegeven worden voor dit onderzoek. Er zijn weinig echte problemen in kaart gebracht en de steekproef is vertekend. Het is daarom aan te bevelen om ouderen te benaderen die willen verhuizen of al verhuisd zijn naar een woon-/zorgvoorziening bijvoorbeeld via corporaties zodat meer echte problemen in kaart gebracht kunnen worden. Bovendien moet er een grotere steekproef genomen worden met meer respondenten uit grote steden, bewoners van appartementen en huurwoningen en mensen met een laag tot gemiddeld inkomen.
6
Langer zelfstandig blijven wonen Summary Motivation The availability of sufficient and good quality housing for the elderly in the coming years will grow in importance as the number of elderly people in the Netherlands increases. The construction of housing for elderly people lags behind. If nothing is done, there will be a deficit in the future. It is therefore interesting to look for opportunities for elderly people to be able to live longer independently. Problem definition and research design Based on the motivation the following question is formulated: “How can the current living situation of elderly people (especially houses built in the sixties and seventies) be adapted so that they are able to live independently longer in their own homes?” The question can be answered by a literature review along with a practical research. In the literature much is known about problems with living independently for a longer term. This offers insight into concrete measures. Yet, it is also important to determine why some characteristics are troublesome. The research method is as follows: In step 1 the concrete problems with characteristics of the dwelling are examined. In step 2 the functional problems are analyzed. These are problems with activities/conditions related to it. Finally, in the third and last step, possible solutions or directions are examined/found. In other methods step 2 is most often skipped. This is detrimental since the result will not be completely clarified. In the research elderly people living in Noord-Brabant are approached who consider moving to a customized home, residential facility or a care facility. As a result, the practical and functional problems can be mapped. It is important to involve elderly of ages 65 or older and houses built in the sixties and seventies. Eventually 33 elderly people participated in the age of 65 to 89 years. However, the sample is biased as information is lacking about the elderly aged 75 years and older, living in rental homes, living in cities and with a low income. Furthermore, there are also few problems in the sample that give propensity to move as the recruitment message may have been misunderstood. Yet, an attempt was made to collect relevant information. Results First, many elderly have problems with vertical mobility in their homes. This for example can be (re)solved by adding railings, handrails, stair lift and a toilet or adding a bedroom/sanitary on the first floor or the horizontal aggregation of dwellings. However, when there are high costs involved, such solution is not applicable. Also, the elderly fear for a fall in value of their dwelling. Second, horizontal mobility creates problems for elderly. Doorsteps, accessibility of rooms and little space are concrete problems. These can be solved by adding handrails and handles, removing doorsteps (also at the entrance) and adjusting the (door) width. However, improving the width from the dwelling is difficult because the dwelling may be structurally modified. Third, cleaning the dwelling and kitchen is a problem for elderly people. This is due to the size of the dwelling and the laborious kitchen. Possible solutions are calling for domestic help or informal care. However elderly sometimes turn down the help because of the involving costs and the dependency on others. Fourth, the size of the garden is a concrete problem that coheres with maintenance. This problem can be solved by arranging a low maintenance garden and employing services or informal care. As
7
Langer zelfstandig blijven wonen well as cleaning the dwelling the solutions are sometimes not chosen because of the involving costs and dependency on others. Fifth, the sense of insecurity is an important problem. This is due to burglary sensitive houses or the lack of view in front of the door. By adding hinges and locks, peephole, roller shutters, home automation and a lockable back path the feeling of insecurity would improve. Sixth, the vertical mobility in residential buildings can be a functional problem in the absence of an elevator. However, there are high costs involved in applying a new one. Thus this solution is not chosen often. A suggestion is to connect the building to another building with an elevator or adding an external structure with an elevator. These would be less costly. Lastly, facilities are sometimes far away or there are too few of them in the surrounding area. If these facilities are not in range, service or delivery are possible solutions. But elderly do not want high costs or to rely on services. A possibility is to create a collection point, market or supermarket which may result into possible meeting spots. Conclusion and recommendations In order to live independently longer the problems have to be (re)solved. Functional problems with horizontal mobility, cleaning, maintenance and the feeling of insecurity can be solved with more or less complicated solutions. Functional problems with the vertical mobility and reaching facilities are not (yet) solvable. However, suggestions can be made for these problems. For problems with the vertical mobility, the horizontal aggregation of dwellings might be a solution. In residential buildings, connecting the building with another building with an elevator or adding an external structure with an elevator might be a solution. A suggestion with problems reaching facilities is to create a weekly market or collection point. There should be more studies on the prominent problems. If these problems can be tackled the possibility to living independently for a longer term is higher. To enable a more targeted approach elderly should get help from organizations such as the municipality, housing associations or other professional parties. On the basis of previous findings, a number of recommendations can be made: There should be more studies on developing constructive and affordable solutions. It is also important in horizontal aggregation to look into ownership, licensing procedures and preparationand implementation complications. As for the possibilities for a collection point more studies are necessary since online purchases require internet and the use of it. In addition, recommendation for this research can be given. Unfortunately, few real problems can be identified and the sample is biased. It is also recommended to approach elderly people that wish to move or already have moved to a residential- or care facility for example through housing corporations so that more real problems can be discovered. Furthermore a larger sample is needed with more respondents from large cities, residents of apartments and rental houses and people with low to moderate incomes.
8
Langer zelfstandig blijven wonen
9
Langer zelfstandig blijven wonen
Inhoudsopgave 1 Inleiding.............................................................................................................................................. 13 1.1 Aanleiding ................................................................................................................................... 13 1.2 Afbakening .................................................................................................................................. 14 1.3 Doel- en probleemstelling........................................................................................................... 15 1.4 Leeswijzer.................................................................................................................................... 15 2 Schets situatie ouderen in Noord-Brabant ........................................................................................ 19 2.1 Demografische ontwikkelingen .................................................................................................. 19 2.2 Gezondheid en welzijn ................................................................................................................ 19 2.3 Geschikt wonen........................................................................................................................... 19 3 Knelpunten langer zelfstandig blijven wonen.................................................................................... 23 3.1 Woning ........................................................................................................................................ 23 3.1.1 Mobiliteit in de woning ........................................................................................................ 23 3.1.2 Zicht...................................................................................................................................... 24 3.1.3 Veiligheid.............................................................................................................................. 24 3.2 Woongebouw.............................................................................................................................. 24 3.3 Omgeving .................................................................................................................................... 25 3.4 Voorzieningen ............................................................................................................................. 25 3.5 Sociaal/emotioneel ..................................................................................................................... 26 4 Oplossingen en mogelijkheden langer zelfstandig blijven wonen..................................................... 29 4.1 Woning ........................................................................................................................................ 29 4.1.1 Mobiliteit.............................................................................................................................. 29 4.1.2 Zicht...................................................................................................................................... 30 4.1.3 Veiligheid.............................................................................................................................. 30 4.2 Woongebouw.............................................................................................................................. 30 4.3 Omgeving .................................................................................................................................... 31 4.4 Voorzieningen ............................................................................................................................. 31 4.5 Sociaal/emotioneel ..................................................................................................................... 31 5 Praktijkonderzoek .............................................................................................................................. 35 5.1 Methode ..................................................................................................................................... 35 5.2 Werving ....................................................................................................................................... 36 5.3 Steekproef ................................................................................................................................... 36 6 Resultaten .......................................................................................................................................... 41 6.1 Woning ........................................................................................................................................ 41
10
Langer zelfstandig blijven wonen 6.2 Woongebouw.............................................................................................................................. 43 6.3 Omgeving .................................................................................................................................... 44 6.4 Resumé........................................................................................................................................ 44 7 Conclusies en aanbevelingen ............................................................................................................. 47 Literatuurlijst......................................................................................................................................... 51
11
Langer zelfstandig blijven wonen
12
Langer zelfstandig blijven wonen
1 Inleiding 1.1 Aanleiding Het aantal ouderen in onze samenleving stijgt. In Noord-Brabant zal dit aantal stijgen van 722.855 ouderen in 2010 tot 933.384 ouderen in 2040 (zie figuur 1). De beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor ouderen is dus heel belangrijk. De specifieke bouw van woningen geschikt voor ouderen blijft echter achter. Aan de hand van een prognose (tabel 1) komt naar voren dat er in de toekomst niet genoeg geschikte woningen zullen zijn in Noord-Brabant. In de prognose wordt een scenario geschetst, waarin het aanbod van geschikte woningen op hetzelfde niveau blijft met een toenemende vraag per jaar. Dit toekomstig tekort aan seniorenhuisvesting kan deels worden voorkomen als mensen langer zelfstandig in hun eigen woning blijven wonen. Daar zijn misschien ook andere voordelen aan verbonden: men kan bijvoorbeeld blijven wonen in de eigen vertrouwde omgeving en men kan dezelfde ruimte en bezittingen houden. Maar de woning moet wel geschikt zijn voor langer zelfstandig wonen of moet daar geschikt voor gemaakt kunnen worden. De afgelopen jaren is er meer energie gestoken in het aanpassen van de woningvoorraad voor ouderen. Vooral het levensloopbestendig maken van woningen staat in veel gemeenten hoog op de lijst. Maar onderzoek blijft nodig naar de voorwaarden waaronder men langer zelfstandig kan blijven wonen in de eigen woning. Het Verenigd Bonden Overleg Brabant (VBOB), een vereniging van de Brabantse ouderenorganisaties, behartigt de belangen van alle ouderen in Noord-Brabant. De opdracht voor het project ‘Meer woningen voor ouderen’ is in mei 2010 door de provincie Noord-Brabant toegekend aan het VBOB. Doel van dit project is het terugdringen van het tekort aan geschikte woongelegenheid voor ouderen in Brabant. Het VBOB doet met de Technische Universiteit Eindhoven onderzoek om de mogelijkheden voor langer zelfstandig wonen in de huidige woning in kaart te brengen.
Figuur 1 Bevolkingsprognose ouderen Noord-Brabant (cbs, 2010)
13
Langer zelfstandig blijven wonen Vraag naar geschikt wonen Aanbod geschikt wonen Opgave geschikt wonen
2010 264.937
2015 283.566
2020 300.319
2025 314.563
2030 325.226
244.500
244.500
244.500
244.500
244.500
20.437
39.066
55.819
70.062
80.726
Tabel 1 Onvoldoende geschikte woningen in Noord-Brabant (Fortuna ABF Research, 2011)
1.2 Afbakening Er zijn verschillende leeftijdsgrenzen als het gaat om ouderen. In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen groepen van 55-64 jaar, 65-74 jaar en 75-plussers. De groep van 55-64 jaar heeft over het algemeen nog een betaalde baan, is mobiel en heeft soms nog thuiswonende kinderen. Er is nog geen sprake van fysieke beperkingen en bij deze groep wordt vaak nog niet gedacht aan woningaanpassingen om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. De groep 65-74 jaar maakt een nieuw stadium door in het leven. De fysieke krachten nemen af, maar de persoonlijke ontwikkeling gaat door. Deze groep is zich in toenemende mate bewust van de noodzaak van woningaanpassingen, vooral wanneer de eerste fysieke klachten zich voordoen. De groep 75plussers is meer kwetsbaar: hun fysieke en mobiele beperkingen zorgen ervoor dat de geschiktheid van de woning nog belangrijker is. Bij deze groep worden woningaanpassingen vaker aangebracht als noodzaak om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Dit onderzoek is gericht op ouderen van 65-plus. Naast een afbakening in leeftijdsgrenzen wordt een afbakening gemaakt in bouwjaar en locatie van woningen. Het VBOB wenst een onderzoek naar woningen uit de jaren 60 en 70 omdat deze woningen het langer zelfstandig blijven wonen mogelijk kunnen belemmeren. Er worden vanwege een tekort aan middelen en tijd alleen woningen onderzocht uit Noord-Brabant.
14
Langer zelfstandig blijven wonen 1.3 Doel- en probleemstelling De doelstelling van het onderzoek is: “Inzicht verkrijgen in de benodigde aanpassingen van woningen in relatie tot het langer zelfstandig blijven wonen en aangeven welke kenmerken van de woning van belang zijn om de noodzaak tot verhuizen te beperken”. De bijbehorende probleemstelling is: “Hoe kan de huidige woonsituatie van ouderen (met name in 60er en 70er jaren woningen) zodanig worden aangepast dat men in staat wordt gesteld om langer zelfstandig in de eigen woning te blijven wonen?” Om na te gaan welke problemen ouderen hebben met het langer zelfstandig blijven wonen wordt getracht om ouderen te benaderen, die er wel eens over nadenken om naar een aangepaste woning of naar een woon-/zorgvoorziening te gaan verhuizen. Met die groep zouden problemen om langer zelfstandig te blijven wonen in kaart gebracht kunnen worden. Hierbij horen de volgende deelvragen: 1. Wat zijn de motieven van ouderen om naar woon-zorgvoorzieningen te verhuizen? 2. Welke problemen leiden ertoe om te willen/moeten verhuizen met betrekking tot de volgende categorieën: 2a. Woning en woongebouw 2b. Omgeving 2c. Voorzieningen 2d. Sociaal/emotioneel vlak 3. Wat zijn oplossingsrichtingen om langer wonen in de eigen woning mogelijk te maken met betrekking tot de categorieën als in deelvraag 2? 1.4 Leeswijzer Het is nodig om het onderzoek in twee delen op te splitsen; een literatuurdeel en een praktisch deel. In beide delen zal worden getracht de knelpunten en oplossingen in het langer zelfstandig blijven wonen in beeld te brengen. In figuur 2 is te zien hoe het onderzoek is opgebouwd. In hoofdstuk 2 gaat het voornamelijk over het aantonen van de urgentie om het onderzoek te doen. Daarna worden de knelpunten en oplossingen in het langer zelfstandig blijven wonen aan de hand van een literatuurstudie inzichtelijk gemaakt (hoofdstuk 3 en 4). Wanneer dit is behandeld wordt in hoofdstuk 5 de aanpak van het praktijkonderzoek beschreven. Er zijn verschillende onderzoeksmethoden om het onderzoek uit te voeren. In het praktijkonderzoek worden interviews en enquêtes gebruikt om knelpunten en oplossingen te onderzoeken. De resultaten van het praktijkonderzoek worden in hoofdstuk 6 beschreven en in hoofdstuk 7 wordt dit rapport afgesloten met de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.
15
Langer zelfstandig blijven wonen
In-/aanleiding (Hoofdstuk 1)
Literatuurstudie
Schets stand van zaken in NoordBrabant en beschrijven waarom onderzoek nodig is (Hoofdstuk 2)
In kaart brengen van de knelpunten in het langer zelfstandig blijven wonen bij verhuisgeneigde ouderen (Hoofdstuk 3)
In kaart brengen van de oplossingen in het langer zelfstandig blijven wonen bij verhuisgeneigde ouderen (Hoofdstuk 4)
Praktijkonderzoek, methode en steekproef (Hoofdstuk 5)
Resultaten praktijkonderzoek (Hoofdstuk 6)
Conclusies en aanbevelingen (Hoofdstuk 7)
Figuur 2 Plan van aanpak
16
Langer zelfstandig blijven wonen
17
Langer zelfstandig blijven wonen
18
Langer zelfstandig blijven wonen
2 Schets situatie ouderen in Noord-Brabant 2.1 Demografische ontwikkelingen Door de groei van het aantal ouderen zal de leeftijdsopbouw in Noord-Brabant de komende halve eeuw een grote verandering ondergaan. Het aantal ouderen en hoogbejaarden zal sterk oplopen, terwijl het aantal 20 tot 65 jarigen afneemt. Op 1 januari 2010 wonen in Noord-Brabant 2.444.651 personen waarvan 722.855 ouderen zijn. De groep ouderen met een leeftijd van 65-74 jaar bestaat uit 223.526 ouderen en de groep van 75-plussers bestaat uit 170.793 ouderen. Tot 2040 zal het aantal toenemen. Van de 65-74 jarigen neemt dit toe tot 304.225 ouderen en van de 75-plussers neemt dit toe tot 363.834 ouderen. Opvallend is de grote stijging van de groep 75-plussers waarbij het aantal meer dan verdubbelt. Verder blijkt uit de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2010) dat de groep ouderen van 65-74 jaar rond het jaar 2038 een maximale omvang bereikt (zie figuur 1 in hoofdstuk 1). Dit wordt verklaard door de naoorlogse babyboomers die de leeftijd van 65 jaar gaan bereiken. De groep van 55-64 jaar vertoont een daling vanaf het jaar 2027 en stopt eerder met groeien dan de andere leeftijdsgroepen. Verder zal gedurende de hele periode en ook na 2040 de groep 75-plussers doorgroeien (CBS, 2010). Aan de hand van de prognose kan met zekerheid gezegd worden dat geschikte woningen voor ouderen tot 2040 een belangrijk probleem vormen. 2.2 Gezondheid en welzijn De gezondheid speelt een belangrijke rol bij het langer zelfstandig blijven wonen. Wanneer er beperkingen zijn in het dagelijks functioneren kunnen ouderen niet zonder aanpassingen of hulp zelfstandig blijven wonen en in sommige gevallen moet er zelfs verhuisd worden. Het is dan ook belangrijk om te kijken wat de situatie is van de gezondheid van de ouderen. Overgewicht is de laatste jaren een belangrijk probleem; bij 62% van de ouderen van 65-74 jaar is er sprake van overgewicht en bij 75-plussers is dit bij 58% het geval. Hiernaast is er bij 23% van de ouderen van 65-74 jaar een matig tot slechte gezondheid geconstateerd. Bij de 75-plussers is dit hoger, namelijk 38%. Bij een hogere leeftijd zijn meer ouderen beperkt in bezigheden als gevolg van hun lichamelijke gezondheid. Bij ouderen van 65-74 jaar is 22% beperkt in bezigheden als gevolg van hun lichamelijke gezondheid en bij 75-plussers is dit bij 41% het geval. Bijzonder is dat bij bijna 71% van de ouderen met een leeftijd van 65-74 jaar één of meer chronische ziekten zijn vastgesteld (hoge bloeddruk, gewrichtsslijtage van heupen of knieën en botontkalking). Bij 75-plussers is dit zelfs 79%. Chronische ziekten zorgen niet altijd voor belemmeringen in het dagelijkse leven. Bij 54% van ouderen met leeftijden 65-74 jaar wordt het dagelijks functioneren niet belemmerd en bij 75plussers is dit 33% (GGD hart voor Brabant, 2010). 2.3 Geschikt wonen Om een indicatie te kunnen geven van de opgave voor geschikte woningen is gebruikt gemaakt van gegevens uit ABF Research (2011). In de inleiding kwam al naar voren dat er een tekort zal zijn aan geschikte woningen in de toekomst. Figuur 3 laat zien dat Noord-Brabant een hoog aanbod heeft van geschikte woningen, maar daartegenover staat wel dat er ook een groter tekort is aan het aantal geschikte woningen vergeleken met de meeste andere provincies. Volgens de monitor ‘Investeren voor de Toekomst’ van ABF research moeten er per jaar in de komende twintig jaar 3.000 geschikte woningen beschikbaar komen. Dit is een aanzienlijke opgave voor partijen op lokaal en regionaal
19
Langer zelfstandig blijven wonen niveau. In totaal gaat het om 18.000 woningen. De verwachting is dat 55% van de totale opgave tot 2018 via nieuwbouw gerealiseerd gaat worden. De rest zal via aanpassingen van de bestaande voorraad gerealiseerd moeten worden.
Figuur 3 Aanbod geschikte woningen en tekort geschikte woningen (WoOn 2009)
20
Langer zelfstandig blijven wonen
21
Langer zelfstandig blijven wonen
22
Langer zelfstandig blijven wonen
3 Knelpunten langer zelfstandig blijven wonen 3.1 Woning 3.1.1 Mobiliteit in de woning Veel problemen in de woning kunnen gerelateerd worden aan een achteruitgaande gezondheid (Hoof, Kort, Rutten & Duinstee, 2010). Wanneer de leeftijd toeneemt, kan het bewegingsapparaat van ouderen verslechteren en neemt de kans op aandoeningen toe. Indien dit gebeurt ontstaan veel problemen in de woning, zoals niet makkelijk kunnen lopen of niet zelfstandig naar een toilet kunnen gaan. Algemene dagelijkse activiteiten, zoals zitten en opstaan, in en uit bed gaan, reiken, bukken en wassen kunnen ook leiden tot belemmeringen in de woning en mechanische belasting van gewrichten veroorzaken. Een voorbeeld van problemen met algemene dagelijkse activiteiten is het moeilijk kunnen pakken van een douchekop of open draaien van een kraan. Verder kan het zitten en opstaan moeizaam gaan waardoor het gebruik van het toilet bijvoorbeeld problematisch kan zijn. Een ander voorbeeld is het pakken van voorwerpen uit kasten. Ouderen moeten vaak hoog reiken en diep bukken waardoor de gewrichten belast kunnen worden (KBOH-TNO, 1996; woonkeur.nl). Ten slotte hebben ouderen problemen met activiteiten als klussen en zwaar huishoudelijk werk (Klerk, 2004). De woningvoorraad in Noord-Brabant en ook in heel Nederland, is onvoldoende gericht op mensen die te maken krijgen met beperkingen (Provincie Utrecht, 2005). In ongeschikte woningen zijn met name knelpunten te vinden die de mobiliteit door de woning hinderen, zoals hoge drempels, trappen en opstapjes bij de voordeur, achterdeur of andere knelpunten in de woning die ervoor zorgen dat ouderen kunnen vallen of struikelen. Deze problemen kunnen veroorzaakt worden door het lopen op een oneven vloer of bij het optillen van zware spullen. Ook koude, gladde en natte vloeren kunnen problemen veroorzaken, mede door de automatische reacties van ouderen. Dit kan uitgelegd worden met twee voorbeelden. Het eerste voorbeeld betreft een koude vloer waarbij ouderen automatisch op de zijkanten van hun voetzool gaan lopen (minder koudereceptoren aan de zijkant van de voet). Het tweede voorbeeld is een natte vloer waar men automatisch op de tenen gaat lopen om natte voeten te voorkomen (Harrington & Vermeulen, 2000). Beide voorbeelden verhogen de kans op uitglijden en vallen, dat ernstige gevolgen kan hebben voor ouderen. Bij koude vloeren kan dit mede worden veroorzaakt door het gebruik van vloerkleden (Klerk, 2004). In veel woningen zorgen kleine manoeuvreerruimtes bij deuren of in de hal voor problemen wanneer er door aandoeningen aan het bewegingsapparaat rollators of rolstoelen gebruikt moeten worden. De trap in de woning vormt echter het grootste obstakel. Het op- en aflopen van een trap kost veel moeite en er bestaat een risico om te vallen (Lock, 1994). Verder kunnen ook het ontbreken van een tweede trapleuning of het niet ver genoeg doorlopen van de trapleuning een probleem zijn. In vrijwel alle problemen in de woning speelt de beukmaat een belangrijke rol. Een grote beukmaat zorgt voor meer ruimte en meer mogelijkheden om de toegankelijkheid in een woning te verbeteren. Ook kunnen woningaanpassingen mogelijk gemaakt worden. Woningen uit de jaren 60 en 70 hebben relatief brede beukmaten waardoor er meer mogelijkheden zijn. Vanaf de jaren 80 worden de beukmaten smaller en dat maakt het lastiger om aanpassingen te realiseren (Bellekom, Goes, Haasnoot, Luuring, Mostert, 2010).
23
Langer zelfstandig blijven wonen Mobiliteitsproblemen bevinden zich ook in de toilet- en badkamerruimte. Een te kleine toilet- en badkamerruimte is vaak ongeschikt voor ouderen als een rollator of rolstoel gebruikt moet worden. Er moet in een badkamer genoeg ruimte zijn voor een wastafel, tweede toilet en doucheruimte (vloer op afschot). Wanneer er aandoeningen zijn aan het bewegingsapparaat kunnen verschillende problemen zich voordoen in een toilet- of badkamerruimte. Het is bijvoorbeeld belangrijk om niet over een verhoging te hoeven stappen om de douche en/of het bad in en uit te komen. Zeker als de badkamervloer nat is brengt dat risico met zich mee (KBOH-TNO, 1996; Woonkeur, 2011). Ook de afwezigheid van een toilet op de slaapverdieping of badkamer brengt problemen met zich mee doordat de trap gebruikt moet worden. In oude keukens zijn ook problemen te vinden, met name als er aandoeningen zijn aan het bewegingsapparaat. Hier is vaak veel schoonmaakwerk vereist en dat kan lichamelijk veel eisen. Er wordt vaak vermeld dat ouderen willen verhuizen naar kleinere woningen. Doordat alle kinderen uit huis zijn, zijn de woning en de tuin te groot geworden waardoor meer onderhoud gepleegd moet worden. Hoewel vaak gedacht wordt dat de grootte voor problemen zorgt, zijn het onderhoud van de tuin en de woning de belangrijkste factoren bij een mogelijke verhuiswens (Kullberg & Ras, 2004). Ook verhuizen ouderen niet graag naar een kleinere wooneenheid omdat ze persoonlijke spullen moeten wegdoen door de kleinere ruimtes (Blijie, Hulle, Poulus, Hooimeijer, 2009; Doornmalen, 2011). 3.1.2 Zicht Bij een toenemende leeftijd kan het gezichtsvermogen afnemen en groeit de kans om aandoeningen aan het gezichtsvermogen op te lopen, waardoor de mogelijkheid op ongevallen in huis groter wordt. Zo kan er minder goed geschat worden hoe hoog een been opgetild moet worden of kan men zich ’s nachts minder goed oriënteren. De ernst van de slechtziendheid bepaalt in hoeverre hulpmiddelen nodig zijn om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. De gezondheid van ouderen blijkt ook hier een belangrijke factor te zijn in het langer zelfstandig blijven wonen. 3.1.3 Veiligheid Ouderen met gezondheidsproblemen stellen hogere eisen aan de veiligheid in de omgeving, buurt en woning. Wanneer zij zich onveilig voelen zijn ze geneigd om minder tijd buiten door te brengen. Dit resulteert in minder lichamelijke beweging, wat schadelijke gevolgen heeft voor de gezondheid. Verder willen zij vanuit de woning de mogelijkheid hebben om te kunnen zien wie er aanbelt. Dit bevordert het gevoel van veiligheid (Stichting VACpunt Wonen, 2011). 3.2 Woongebouw De toegankelijkheid van woongebouwen is van groot belang voor het langer zelfstandig wonen en vormt in veel gevallen een knelpunt. De drempels zijn soms te hoog en hellingbanen om drempels te overbruggen zijn soms te steil. Galerijflats staan bekend om hoge opstappen bij de voordeur en de balkons. Ook bergingen en garages kunnen knelpunten vormen doordat deuren te smal zijn en er een te kleine draaicirkel is voor rolstoelgebruikers. Bij openbare ruimtes wordt de toegankelijkheid belemmerd voor rolstoelgebruikers door een te krappe draaicirkel, smalle gangen, weinig ruimte bij de lift en krappe bochten bij gemeenschappelijke bergingen. Deurbellen, brievenbussen en deurbedieningen zijn soms ook niet goed bereikbaar voor mensen met functionele beperkingen en er ontbreken vaak automatische toegangsdeuren. Daarnaast vormen de liften in een woongebouw
24
Langer zelfstandig blijven wonen vaak een obstakel doordat er geen brancard in past. In veel gevallen zijn er te weinig liften of is er zelfs helemaal geen lift aanwezig (Stichting VACpunt Wonen, 2011). De parkeer- en opstelmogelijkheden voor rolstoelen zijn belangrijke voorzieningen in een woongebouw. Het is essentieel dat deze voorzieningen aanwezig zijn, maar in woongebouwen ontbreken die vaak. Verder zijn er niet altijd voldoende parkeermogelijkheden in of bij woongebouwen voor auto’s en zijn de hellingen in parkeergarages soms te steil voor ouderen (Stichting VACpunt Wonen, 2011). Tenslotte kan de veiligheid in een woongebouw een belemmering vormen. Zo wordt er niet altijd voldoende zorg besteed aan hoe iemand met een handicap bij een calamiteit zo snel mogelijk uit een woning kan komen omdat bijvoorbeeld de vluchtroute of brandtrap niet zijn aangegeven. Ook is het in sommige woongebouwen mogelijk om galerijen op te klimmen, kunnen onbevoegden in oude gebouwen gemakkelijk binnen komen en zijn er soms geen gecontroleerde toegangen waardoor er een grotere kans is op inbraak. De veiligheid van balustrades kan ook een probleem vormen. De hoogte, detaillering en toepassing van balustrades zijn in oude woongebouwen soms onveilig. Verder speelt de verlichting een rol in de veiligheid van woongebouwen. In algemene ruimtes en bij liften is die niet altijd voldoende (Adviescommissie VACpunt Wonen, 2010). 3.3 Omgeving Een slechte afstemming van de omgeving op de mobiliteit kan een probleem vormen voor ouderen om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Ook lawaai, slechte verlichting, druk verkeer en slecht openbaar vervoer in de buurt kunnen voor problemen zorgen (Day, 2008). Zo zijn trottoirs soms te smal of plaatselijk niet toegankelijk voor personen in een rollator, rolstoel of scootmobiel. Daarnaast zijn hellende vlakken onbegaanbaar voor ouderen met mobiliteitsproblemen of een slechte hartconditie. De omgeving moet zo ingericht zijn dat er geen directe hindernissen aanwezig zijn (zoals trappen en hellende vlakken bij het winkelcentrum, gezondheidsvoorzieningen of buurtcentrum). In veel woonwijken ontbreken veilige routes voor fietsers en wandelaars, zijn fietspaden te smal en zijn er te weinig voetpaden. Wanneer ouderen minder snel ter been zijn, moet er bij een verkeerslicht voldoende tijd zijn om over te steken. Omgevingslawaai kan problemen veroorzaken. Dit kan vervelend zijn en agressie opwekken. Aan de andere kant wordt ook aangegeven dat alleenwonende ouderen omgevingsgeluiden tolereren als de buurt te stil is. Ze willen een teken van leven, bijvoorbeeld van spelende kinderen en voorbijgangers. Tot slot is de sociale veiligheid in de omgeving niet altijd goed, door bijvoorbeeld onvoldoende verlichte, sociaal onveilige en doodlopende of lange achterpaden (Schofield, Davey, Keeling, Parsons, 2006; Keers, 2004). 3.4 Voorzieningen Bij voorzieningen gaat het voornamelijk om drie type voorzieningen: gezondheidszorg, dagelijkse voorzieningen en ontmoetingsvoorzieningen. Wanneer er beperkingen zijn, is er speciale aandacht nodig voor voorzieningen in de omgeving. Soms zijn er onvoldoende voorzieningen in de buurt of zijn deze lastig bereikbaar. Wanneer ouderen een lange afstand te voet willen overbruggen, dienen er voldoende rustpunten en transportmogelijkheden te zijn (Day, 2008). Ontmoetingsvoorzieningen kunnen ook belangrijk zijn om in de directe omgeving sociale contacten te ontwikkelen. Zo zijn buurthuizen, een wijkservicepunt, een sportkantine of bankjes belangrijke ontmoetingsplaatsen (Provincie Utrecht, 2005).
25
Langer zelfstandig blijven wonen 3.5 Sociaal/emotioneel Behalve obstakels in de woning, het woongebouw of de omgeving kunnen ook sociale/emotionele knelpunten een rol spelen bij het langer zelfstandig blijven wonen. Zo zijn er ouderen die zelf geen initiatief nemen om de woning aan te passen vanwege de kosten, bureaucratie, lange procedures, een mentale barrière (moeten toegeven dat ze minder kunnen), praktische bezwaren en het willen behouden van de eigen spullen en omgeving. Maar ouderen houden in het achterhoofd wel rekening met ontwikkelingen, zoals het afnemen van de gezondheid en eenzaamheid. De aanpak van problemen die het langer zelfstandig blijven wonen belemmeren, wordt meestal uitgesteld totdat het functioneel niet langer kan. Het komt vaak voor dat ouderen wachten op problemen en daarna pas actie ondernemen. Daarnaast zijn ouderen soms terughoudend met hulp vragen omdat ze vinden dat zij zich moeten aanpassen aan de woning, in plaats van de woning aan hun beperkingen. Ze kunnen uit angst voor verlies van controle en zeggenschap over het eigen leven terughoudend zijn. Wanneer het cognitief en fysiek functioneren verslechtert, neemt de kans op sociaal isolement toe en daarmee de kans op eenzaamheid en depressie. Door gevoelens van eenzaamheid kunnen ouderen een verhoogd risico op gezondheidsproblemen oplopen. Ook blijkt dat eenzaamheid de bloeddruk en het stressniveau verhoogt en dat het risico op een depressie toeneemt (Campen, 2011).
26
Langer zelfstandig blijven wonen
27
Langer zelfstandig blijven wonen
28
Langer zelfstandig blijven wonen
4 Oplossingen en mogelijkheden langer zelfstandig blijven wonen Er is al veel bekend over mogelijke oplossingen, bijvoorbeeld oppluspakketten, het Seniorenlabel en Woonkeur. In dit hoofdstuk worden de oplossingen behandeld die in de literatuur beschreven staan. 4.1 Woning 4.1.1 Mobiliteit Een slechte toegankelijkheid in een woning kan liggen aan verschillende onderdelen, zoals de trap, hal, deuren of drempels. Problemen met de trap kunnen verholpen worden door het toepassen van een traplift. Wanneer een traplift niet wordt toegepast, kan een trapleuning aan beide zijden van de trap een goed alternatief zijn mits die ver genoeg doorloopt. Het gebruik van de trap kan ook verminderd worden als een aanbouw op de begane grond wordt gerealiseerd. Een andere mogelijkheid is om twee woningen horizontaal samen te voegen waarbij de onderverdieping en de bovenverdieping twee nieuwe woningen worden. De onderverdieping is dan bestemd voor ouderen waarbij geen trap gebruikt hoeft te worden (Claessens & Dankert (2011). Het is aan te raden om een toilet op de tweede verdieping te plaatsen. Daarnaast zijn smalle deuren problematisch. Veel oude woningen hebben een deurbreedte die niet voldoet aan de eisen voor het gebruik van rollators of rolstoelen. Bestaande woningen hebben vaak een deurbreedte van 0,80 meter maar een deur van 0,90 meter breed is eenvoudiger te passeren. Bij het gebruik van rollators of rolstoelen is een hal van 1,50 meter breed ook beter zodat rolstoelgebruikers kunnen draaien. Het is helaas niet altijd mogelijk om bestaande woningen aan te passen. Wanneer in sommige woningen de voordeur niet breed genoeg is kan de achterdeur als alternatief dienen om de woning te betreden. Woningen met een brede beukmaat hebben een betere aanpassingsmogelijkheid zodat de woning goed toegankelijk kan blijven voor ouderen met rollators of rolstoelen (Klerk, 2004; Campen, 2011). Het gebruik van een toilet- of badkamerruimte wordt moeilijker als de ruimte te klein is. Bij minimale afmetingen van 0,90 meter bij 1,20 meter kan een toilet pas comfortabel gebruikt worden. Bij gebruik van een rolstoel moeten de afmetingen 1,65 meter bij 2,20 meter zijn om de deur te sluiten. Verder kan het toiletgebruik vergemakkelijkt worden door het toepassen van beugels en handgrepen, een hogere toiletpot (45 centimeter of 50 centimeter, hoogte afhankelijk van de lengte van de betreffende persoon), een toiletverhoger of een in hoogte verstelbaar toilet. In de badkamer zijn afmetingen van minimaal 2,20 meter bij 2,20 meter geschikt voor personen in een rolstoel. Met deze maten is een draaicirkel van 1,5 meter mogelijk. In bestaande woningen kunnen kleine badkamerruimten soms vergroot worden door een aangrenzende kamer en een badkamer samen te voegen. Door een vlakke vloer in de badkamer, een doucheruimte met aflopende afvoer, het verwijderen van opstapjes of drempels en het toepassen van stroevere tegels of antislipmateriaal zouden problemen zoals uitglijden of struikelen opgelost kunnen worden. Bovendien is een gelijkvloerse douche eenvoudiger schoon te houden. Bij een verslechterend bewegingsapparaat kunnen beugels, handgrepen en zitjes toegepast worden. Naarmate de leeftijd stijgt, zijn onderhoud en schoonmaakwerk van een keuken intensieve activiteiten voor ouderen. Het inschakelen van hulp (kennissen, vrienden, familie of diensten) zorgt voor verlichting van het zware werk. Een andere mogelijkheid is om de keuken te vernieuwen, waardoor het onderhoud vermindert. Verder kunnen ouderen soms niet voldoende reiken of bukken. Door keukenkasten lager op te hangen wordt voorkomen dat ouderen hoog moeten reiken. Laden in onderkasten werken vaak makkelijker dan planken waardoor men minder hoeft te reiken.
29
Langer zelfstandig blijven wonen Bovendien kan een in hoogte verstelbare kast of keukenblad een oplossing zijn (KBOH-TNO, 1996; woonkeur.nl). 4.1.2 Zicht Een verslechterend gezichtsvermogen of aandoeningen aan het gezichtsvermogen kunnen de mobiliteit in de woning belemmeren. Om ouderen in staat te stellen langer zelfstandig te blijven wonen zijn woningaanpassingen of hulpmiddelen nodig. Een adequaat gebruik van verlichting, contrast en reliëf kan helpen. Zo zal een opvallend gekleurde brievenbus of deur het gemakkelijker maken om het eigen huis te herkennen. Het voetpad naar de voordeur moet goed verhard en zonder obstakels zijn. Trappen en leuningen zouden duidelijk contrasterende kleuren moeten hebben. Ook drempels die niet worden weggehaald zouden een contrasterende kleur moeten hebben. Verder kan een lichtpad het toiletbezoek ’s avonds faciliteren. Apparatuur in huis mag niet vergeten worden. Een inductiekookplaat, waarop het eten warm wordt en de kookplaat zelf niet, is een goede oplossing om gevaarlijke situaties te voorkomen, zeker als het gezichtsvermogen slecht is. Het gebruik van keukenapparatuur en andere hulpmiddelen met grote letterdruk en braille kan het gemak voor slechtziende ouderen vergroten (Diepeveen, 2000; Stichting Viziris, 2012). 4.1.3 Veiligheid Het gevoel van veiligheid in de woning kan bevorderd worden door simpele aanpassingen. Het Politiekeurmerk ‘Veilig Wonen’ beschrijft enkele aanpassingen voor een veilige woning. Er moet bijvoorbeeld zichtbare inbraakwering zijn bij deuren, ramen en ventilatieopeningen. Een spionnetje in de voordeur of een videofoon geeft de mogelijkheid om te zien wie er voor de deur staat. Een helder doorkijkglas naast de voordeur of in de deur biedt ook de mogelijkheid om te zien wie er voor de deur staat. Bovendien moet er voldoende verlichting zijn bij de voor- en achterdeur. Domotica kan het gevoel van veiligheid in een woning bevorderen. Hier zorgen verschillende toepassingen voor, zoals alarmering (waarschuwing hulpverleners), een elektrische deuropener, bewegingssensor, brandalarm, raamopener voor hoge ramen, schermservice (via tv of apart beeldscherm diensten en services inschakelen met één druk op de knop) en automatische verlichting. Ondanks de voordelen van domotica willen sommige ouderen geen domotica in huis halen vanwege de hoge kosten. Er kunnen ook andere barrières genoemd worden, zoals het vervelend vinden om het te regelen, toegeven dat ze minder kunnen en niet met de technologie kunnen omgaan. Een ander aspect van veiligheid gaat over het oplopen van lichamelijk letsel in de woning. Er kunnen bijvoorbeeld door heet water verwondingen ontstaan bij ouderen. Sommige kranen kunnen lastig bedienbaar zijn voor ouderen. Eengreepsmengkranen met automatische terugloop en thermostaatkranen worden aanbevolen (Lekker blijven wonen, 2011; KBOH-TNO, 1996; woonkeur, 2011). 4.2 Woongebouw De toegankelijkheid van woongebouwen is van groot belang voor het langer zelfstandig blijven wonen. Die kan vaak verbeterd worden op punten als drempels, opstapjes en hellende vlakken. Soms zijn drempels bij voordeuren of balkons te hoog. Met het weghalen, verlagen of overbruggen worden deze knelpunten opgelost. Deuren, galerijen en gemeenschappelijke ruimtes kunnen verbreed worden zodat rolstoelgebruikers door deze ruimtes kunnen manoeuvreren. Ook door hallen/gangen te verbreden zouden meer opstelruimtes gemaakt kunnen worden. Daarnaast kunnen parkeermogelijkheden voor ouderen met beperkingen verbeterd worden door
30
Langer zelfstandig blijven wonen invalidenparkeerplaatsen aan te vragen (Sticting VACpunt Wonen, 2011; Meegroeiwonen, 2011). Verder kunnen deurbellen, brievenbussen en deurbedieningen op een gewenste hoogte gebracht worden voor ouderen in een rolstoel (Sticting VACpunt Wonen, 2011; Meegroeiwonen, 2011). Tenslotte moeten vluchtroutes en brandtrappen goed weergegeven zijn zodat duidelijk is welk pad gevolgd moet worden bij calamiteiten. Om de veiligheid in een woongebouw te verbeteren moet er een gecontroleerde toegang zijn om te zorgen dat ongewenste mensen niet binnen kunnen komen. Balustrades moeten verhoogd en zodanig gedetailleerd zijn dat klimmen onmogelijk is. Meer verlichting bij gemeenschappelijke ruimtes is van belang voor de sociale veiligheid, het voorkomen van inbraak en om goed te kunnen zien bij trapjes e.d. Een bellentableau aan de buitenzijde voorkomt dat onbevoegden zich in de hal van het gebouw op kunnen houden. Brievenbussen zouden doorwerp-postkasten moeten zijn zodat de bewoners zich niet naar buiten hoeven te begeven (Woonkeur, 2011; Meegroeiwonen, 2011). 4.3 Omgeving De woonomgeving is soms niet geschikt voor ouderen met een slechte mobiliteit. De woonomgeving moet afgestemd worden op de mobiliteit door trottoirs te verbreden en obstakelvrij te maken. Wijken kunnen autowerend ingericht worden, waardoor de veiligheid en rust in een wijk bevorderd worden. In de woonomgeving moeten hellende vlakken zo min mogelijk voorkomen. Door ophoging van paden of vlakken en het toepassen van extra leuningen en steunen zou dit opgelost kunnen worden (Schofield et al., 2006; Keers, 2004). Door goede verlichting en een goede afsluitbaarheid van achterpaden zouden ouderen zich daar veiliger kunnen voelen. In sommige gevallen is het herinrichten van achterpaden onmogelijk door het vaste patroon van achtertuinen (Woonkeur, 2011). 4.4 Voorzieningen Het is voor ouderen belangrijk dat zij in hun directe leefomgeving sociale contacten kunnen ontwikkelen. Buurthuizen, wijkservicepunten, sportkantines of bankjes stimuleren ontmoetingen. In bestaande wijken of buurten zouden deze voorzieningen beter geëxploiteerd kunnen worden. Om informele ontmoetingen in de wijk of buurt mogelijk te maken zijn een goede infrastructuur en sociale veiligheid noodzakelijk (Provincie Utrecht, 2005). Het is van belang dat zorg- en dagelijkse voorzieningen bereikbaar zijn voor ouderen. Tegenwoordig zijn veel services of diensten beschikbaar om het dagelijkse leven van ouderen te ondersteunen, zoals huishoudelijke hulp, bezorgdiensten (boodschappen, medicijnen), thuiszorg (verzorgend, verpleegkundig, ondersteunend, paramedisch) en vrijwilligers. Wanneer ouderen lange afstanden willen overbruggen is het van belang dat voorzieningen als bankjes, cafés, openbare toiletten en transport op de route gelegen zijn. Om lange afstanden te vermijden kunnen in de omgeving van ouderen afhaalpunten gesitueerd worden voor online aankopen. De aankopen worden opgehaald wanneer dit het beste uitkomt voor de ouderen. Het bijzondere aan deze afhaalpunt is dat ze volledig onbemand zijn en geschikt voor food en non-food producten (De Buren, 2012). 4.5 Sociaal/emotioneel Sociale/emotionele factoren belemmeren het langer zelfstandig blijven wonen. Als organisaties/instellingen (overheid, ouderenorganisaties) het initiatief nemen om aanpassingen aan te bieden, zouden meer aanpassingen op tijd aangebracht kunnen worden. Veel ouderen geven aan
31
Langer zelfstandig blijven wonen dit te waarderen en zijn tevreden wanneer dit wordt aangeboden. Ouderen wachten soms ook op problemen om vervolgens pas actie te ondernemen. Door tijdige voorlichting en stimulering kunnen problemen voorkomen worden; voorkomen is altijd beter dan genezen. Soms passen ouderen de woning niet aan aan hun beperkingen. In plaats daarvan adapteren zij zichzelf aan de woning. In de literatuur wordt opgemerkt dat thuiszorgwerkers ouderen kunnen beïnvloeden om aanpassingen aan te brengen. Bij terughoudendheid om hulp te vragen zijn familie, kennissen of vrienden soms een stimulans. Bij een hulpvraag hoeft de regie over het eigen leven niet verloren te gaan. Bij (alleenstaande) ouderen komt eenzaamheid voor. Uit onderzoek blijkt dat eenzaamheid het risico verhoogt om gezondheidsproblemen op te lopen. Oplossingen in paragraaf 4.4 kunnen het probleem helpen oplossen. Daarnaast bestaan er voorzieningen om eenzaamheid van ouderen aan te pakken, zoals dagactiviteiten met andere ouderen en vrijwilligerswerk (praatje komen maken, krant voorlezen, etc.). Er zijn ook veel georganiseerde projecten om ouderen actief bij te betrekken zodat ze zich niet eenzaam voelen. Daarbij gaat het niet alleen om het vergroten van contactmogelijkheden, maar ook om sociale vaardigheden, rouwverwerking of leren omgaan met gevoelens van eenzaamheid. Huisbezoeken (door vrijwilligers of deskundigen) kunnen een rol spelen om de juiste voorzieningen aan te bieden (Fokkema, 2005).
32
Langer zelfstandig blijven wonen
33
Langer zelfstandig blijven wonen
34
Langer zelfstandig blijven wonen
5 Praktijkonderzoek 5.1 Methode Er is al veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor het langer zelfstandig blijven wonen, bijvoorbeeld de zogenaamde oppluspakketten, het Seniorenlabel en Woonkeur (zie vorig hoofdstuk). Deze onderzoeken en eisenpakketten bieden vooral inzicht in mogelijke concrete maatregelen. Het is echter niet alleen belangrijk om kennis te nemen van de concrete kenmerken van de woning en omgeving die voor problemen zorgen, maar ook om na te gaan waarom de betreffende kenmerken problematisch zijn in het woonproces. Deze informatie is nodig om vervolgens na te kunnen denken over mogelijke alternatieve (of innovatieve) oplossingsrichtingen. De methode wordt in figuur 4 weergegeven. Andere methodes 2. Functionele problemen activiteiten/toestanden
1. Concrete problemen Onderdeel, kenmerk woning
3. Oplossing / oplossingsrichting
Nu Figuur 4 Methode praktijkonderzoek
In het schema is stap 1 het bekijken van de concrete problemen met kenmerken van de woning. Als tweede stap worden de functionele problemen bekeken. Dit zijn problemen met activiteiten/toestanden die daarmee samenhangen. Als laatste stap wordt er gezocht naar mogelijke oplossingen of oplossingsrichtingen. In andere methoden wordt stap 2 overgeslagen, waarbij meteen naar oplossingen/oplossingsrichtingen gezocht worden. Dit heeft als nadeel dat problemen niet compleet inzichtelijk gemaakt worden. Een te grote woning is bijvoorbeeld een concrete probleem. Het functionele probleem dat hierbij hoort, is het onderhouden van de woning. Een mogelijke oplossing hiervoor is het inschakelen van huishoudelijke hulp. Wanneer alleen het concrete probleem bekend is, zou een oplossing als verhuizen naar een kleinere woning gegeven worden. Maar door het functionele probleem te bekijken kan een andere oplossing worden gevonden. Deze methode zal gebruikt worden in het praktijkonderzoek. De methode resulteert in ketens die bestaan uit de volgende elementen: (1) lichamelijke/sociale/psychologische oorzaken <-> (2) problemen met activiteiten in het woonproces <-> (3) concrete problemen met de woning of de omgeving <-> (4) mogelijke oplossingsrichtingen. Het laatste facet (de oplossingsrichtingen) wordt hierbij dus gerelateerd aan alle voorgaande facetten en niet alleen aan het derde facet (de concrete problemen) zoals nu vaak gebeurt (Heijs, 2007). De methode is tamelijk tijdsintensief (face-to-face interviews van gemiddeld ongeveer 1 uur), waarbij niet alleen aandacht wordt besteed aan de huidige problemen, maar ook aan problemen die in de nabije toekomst worden verwacht. Daardoor is er niet veel gelegenheid om allerlei kenmerken van de respondenten en hun woonsituatie in beeld te brengen. Om deze gegevens toch te verzamelen wordt een vragenlijst achtergelaten die men op een ander tijdstip kan invullen en terugsturen.
35
Langer zelfstandig blijven wonen 5.2 Werving Om na te gaan welke problemen ouderen hebben met het langer zelfstandig blijven wonen, is getracht om ouderen te benaderen die er wel eens over nadenken om naar een aangepaste woning of naar een woon-/zorgvoorziening te gaan verhuizen. Hiermee zouden de concrete- en functionele problemen om langer zelfstandig te blijven wonen in kaart gebracht kunnen worden. Het is belangrijk om er ouderen bij te betrekken met leeftijden van 65 jaar of ouder en het onderzoek is met name gericht op woningen uit de jaren 60 en 70. Ouderen uit steden, dorpen en op het platteland moeten geworven worden om de steekproef representatief te maken. Om te kunnen voldoen aan deze kenmerken is het VBOB verzocht ouderen te werven voor het onderzoek. De ouderen kregen de mogelijkheid om zich aan te melden via websites, post en e-mail van de aangesloten ouderenorganisaties. Gestreefd werd naar een steekproef van 100 personen. 5.3 Steekproef Uiteindelijk hebben 33 ouderen aan het onderzoek meegedaan in de leeftijd van 64 jaar tot 89 jaar. In figuur 4 is de verdeling van de leeftijden van de respondenten en de verdeling van ouderen in Noord-Brabant te zien. De leeftijdsopbouw van de steekproef komt niet overeen met de leeftijdsopbouw in de populatie. Het percentage 65-74 jarigen in de steekproef is vergeleken met de populatie veel hoger. Daarnaast zijn de woningen uit de 60er en 70er jaren goed vertegenwoordigd (zie figuur 5). De meeste respondenten kwamen uit dorpen (zie figuur 6). Ouderen uit de stad zijn sterk ondervertegenwoordigd. Verder wonen slechts 4 van de 33 ouderen in een huurwoning, waardoor de resultaten vooral gebaseerd zijn op ouderen die in een koopwoning wonen. Dit komt duidelijk naar voren in figuur 7 waarbij de verhouding huur-/koopwoning in de steekproef niet overeen komt met de verhouding in Noord-Brabant. De ouderen hebben een normaal tot hoog inkomen en ze voelen zich meestal gezond en rapporteren weinig acute problemen (zie figuur 8). Samenvattend: de steekproef is vertekend doordat informatie ontbreekt over ouderen die 75 jaar en ouder zijn, in een huurwoning wonen, uit de stad komen en een laag inkomen hebben. Verder zijn er in de groep weinig problemen die aanleiding geven tot verhuisgeneigdheid. Vermoed wordt dat tijdens de aanmeldingsfase de informatie over de geschiktheid als respondent (personen die nadenken over verhuizen) niet altijd goed is overgekomen. De bedoeling van het praktijkonderzoek is dus niet helemaal gerealiseerd. Toch wordt getracht de relevante informatie uit de interviews te halen.
Figuur 5 Percentage leeftijd respondenten en leeftijd ouderen Noord-Brabant (CBS, 2011)
36
Langer zelfstandig blijven wonen
Figuur 6 Bouwjaar woningen respondenten
Figuur 7 Woonplaats respondenten
Figuur 8 Huurwoning of Koopwoning
37
Langer zelfstandig blijven wonen
Figuur 9 Gezondheid respondenten
38
Langer zelfstandig blijven wonen
39
Langer zelfstandig blijven wonen
40
Langer zelfstandig blijven wonen
6 Resultaten In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de problemen uit de interviews en enquêtes met daarbij mogelijke oplossingen. De inventarisatie van de problemen is weergegeven in tabel 2 tot en met tabel 4. 6.1 Woning In tabel 2 zijn de resultaten weergegeven van de problemen in de woning. Respondenten hebben ten eerste functionele problemen aangegeven met de verticale mobiliteit in de woning. Dit komt tot uiting in concrete problemen met de slaapvertrekken en apparatuur boven. Dit kan opgelost worden door extra leuningen, handgrepen, traplift en een extra toilet toe te voegen of apparatuur naar beneden te verplaatsen en een slaapvertrek/natte cel beneden te bouwen. Deze oplossingen worden ook gesuggereerd in hoofdstuk 4. Een andere oplossingsrichting die meer constructieve en technische aanpassingen vereist is het horizontaal samenvoegen van twee woningen, waarbij de onderverdieping een nieuwe woning wordt bestemd voor ouderen en de bovenverdieping voor gezinnen. Verder wordt in de literatuur de trap gekenmerkt als probleem bij de keuze om te verhuizen. Dit geldt ook voor de respondenten in de steekproef. Het aantal ouderen met dit soort problemen komt uit op 28 van de 33 respondenten. Bij de oplossingen, spelen de kosten mee. Wanneer er te hoge kosten aan verbonden zijn, wordt een dergelijke oplossing niet toegepast. Ook vrezen de ouderen voor een waardedaling van het huis wanneer er gekozen wordt om de woning te verbouwen. Drempels, bereikbaarheid van de vertrekken en weinig ruimte zijn concrete problemen die te maken hebben met de horizontale mobiliteit en de toegang in de woning als functioneel probleem. Er worden oplossingen gegeven als leuningen, handgrepen, drempels verwijderen (ook bij ingang) en de (deur)breedte aanpassen. Ook dit zijn bekende oplossingen die eerder zijn genoemd. Het verbeteren van bewegingsruimte is echter lastiger omdat daarvoor de woning misschien structureel aangepast moet worden. Er kunnen met dit onderzoek geen alternatieve oplossingen gegeven worden. Hiervoor is meer onderzoek nodig met name naar technische en constructieve aspecten. Veel respondenten geven aan dit probleem te hebben (23 van de 33). Andere concrete problemen in de woning zijn de grootte van de woning en de bewerkelijke keuken. Het schoonmaken van de woning en keuken vormt hier het functionele probleem. Mogelijke oplossingen zijn huishoudelijke hulp of mantelzorg inschakelen. Veel respondenten (10) hebben problemen met het onderhouden van de woning. Maar soms worden deze oplossingen niet gekozen omdat de kosten een rol spelen en ouderen niet afhankelijk willen zijn van anderen. Het is opvallend dat in de literatuur dit probleem wel wordt aangekaart, maar dat hierin meer de nadruk wordt gelegd op de grootte van een woning of tuin in plaats van op het onderhouden hiervan. De grootte van de tuin als een concreet probleem hangt ook samen met het onderhoud. Dit kan opgelost worden door de tuin onderhoudsarm in te richten en dienstverlening of mantelzorg in te schakelen. 19 respondenten hebben dit probleem aangegeven. Soms worden deze oplossingen niet gekozen omdat de kosten een rol spelen en ouderen niet afhankelijk willen zijn van anderen.
41
Langer zelfstandig blijven wonen Woning Concreet probleem Slaapvertrek boven, apparatuur boven (wasmachine)
Drempels, bereikbaarheid vertrekken, weinig ruimte Grootte woning, bewerkelijke keuken Grootte tuin
Hoogte instap douche, alleen bad Gladde vloer Hoogte toiletpot
Functioneel probleem Verticale mobiliteit (trap lopen)
Horizontale mobiliteit, toegang (evt. met rolstoel, rollator) Schoonmaken
Onderhouden
Douchen (instappen, staan) Uitglijden in natte cel Zitten, opstaan
Hoogte keukenkastjes
Reiken, pakken
Positie stopcontacten Inbraakgevoelige woning, gebrek uitzicht voordeur
Bukken (gevoel van) onveiligheid
Oplossingsrichtingen
Frequentie
Opmerkingen
Extra leuningen, 28 handgrepen, traplift, slaapvertrek/natte cel naar beneden (verbouwen), extra toilet boven, apparatuur naar beneden, horizontale samenvoeging Leuningen/handgrepen, 23 drempels verwijderen (ook bij ingang), (deur)breedte aanpassen Huishoudelijke hulp, 10 mantelzorg
Kosten, waardevermindering woning
Onderhoudsarme inrichting, dienstverlening, mantelzorg Inloopdouche, douchezitje
19
Afhankelijk van anderen, kosten
8
Kosten douche
Antislipmateriaal, leuningen Verhoogd toilet, handgrepen Zaken lager opbergen
2
Stopcontacten op hoogte Hang- en sluitwerk, deurspion, rolluiken, domotica (alarm, automatische verlichting, automatische gordijnen), afsluitbare achterpaden
1
Breedte aanpassen van de woning is vaak onmogelijk (constructief) Afhankelijk van anderen, kosten
5 1
12
Partner kan probleem verzachten
Gehecht aan woning en woonomgeving
Tabel 2 Inventarisatie problemen in de woning
42
Langer zelfstandig blijven wonen Een ander probleem wordt gevormd door te hoge keukenkastjes. Moeilijk spullen kunnen pakken of reiken vormt het functionele probleem. Door deze lager op te bergen zou dit opgelost kunnen worden. Slechts één respondent heeft hier last van. Bij de aanwezigheid van een partner is dit probleem minder groot. Dit wordt ook in de literatuur gevonden. De positie van stopcontacten kan vervelend zijn (concreet probleem). Dit is gerelateerd aan moeten bukken. Door de stopcontacten op hoogte te plaatsen wordt het probleem opgelost (1 respondent). Een belangrijk aspect dat niet vergeten mag worden is het gevoel van onveiligheid (functioneel probleem). Dit uit zich in de vorm van een inbraakgevoelige woning of gebrek aan uitzicht bij de voordeur. Door hang- en sluitwerk, deurspion, rolluiken, domotica (alarm, automatische verlichting, automatische gordijnen) en een afsluitbaar achterpad toe te passen, zou het gevoel van onveiligheid verbeterd kunnen worden. Veel respondenten (12) hebben dit probleem. Maar dit vormt geen reden om te verhuizen, omdat zij gehecht zijn aan de woning en woonomgeving. Zowel in de literatuur als in het praktijkonderzoek komen dezelfde oplossingen naar voren. Douchen als een functioneel probleem komt tot uiting in een te hoge instap of de aanwezigheid van alleen een bad. Dit kan opgelost worden door het toepassen van een inloopdouche of douchezitje. Hier geven 8 respondenten aan last van te hebben en ook hier zijn de oplossingen bekend. Wel moet er gelet worden op de kosten van het aanbrengen van een inloopdouche waardoor sommige respondenten de aanpassing niet willen toepassen. Een ander belangrijk functioneel probleem is het uitglijden in een natte cel. Dit kan makkelijk opgelost worden door het toepassen van antislipmateriaal en leuningen. In de steekproef zijn er echter weinig gevallen met dit probleem (2). Verder vormt het zitten en opstaan op het toilet een functioneel probleem voor vijf respondenten. Bekende oplossingen zijn de toiletpot verhogen of handgrepen toevoegen. 6.2 Woongebouw De verticale mobiliteit kan in woongebouwen een functioneel probleem zijn indien een lift ontbreekt (1 respondent). Het aanbrengen van een lift stuit echter op hoge kosten. Wel kunnen er suggesties gegeven worden door bijvoorbeeld een verbinding te maken met andere woongebouwen die wél een lift hebben of een externe structuur bouwen met een lift of een traplift aanbrengen in het woongebouw. Deze oplossingen zouden minder kostbaar en ingrijpend kunnen zijn. Woongebouw (slechts één respondent in steekproef) Concreet Functioneel Oplossingsrichting Frequentie probleem probleem Geen lift Verticale Lift aanbrengen, 1 mobiliteit verbinding maken met woongebouw met lift, externe structuur met lift of traplift aanbrengen
Opmerkingen Niet mogelijk door hoge kosten
Tabel 3 Inventarisatie problemen woongebouw
43
Langer zelfstandig blijven wonen 6.3 Omgeving Het functionele probleem, zich onveilig voelen op straat, komt bijvoorbeeld tot uiting in hard rijdende automobilisten of versperringen op het voetpad, waardoor men gedwongen wordt op de weg te lopen. Mogelijke oplossingen zijn het plaatsen van verkeerdrempels of de trottoir goed begaanbaar maken. Weinig respondenten (2) hebben deze problemen genoemd. Ver lopen kan een functioneel probleem vormen voor ouderen bijvoorbeeld doordat parkeerplaatsen ver weg liggen. De verstrekking van invalidenparkeerkaarten kan dan een goede oplossing zijn. Dit probleem komt nog niet voor in de literatuur. Ook blijken voorzieningen vaak ver weg te liggen of zijn er te weinig voorzieningen in de omgeving (concreet probleem). Het niet kunnen bereiken van deze voorzieningen (functioneel probleem) kan worden opgelost door dienstverlening of bezorgservices. Ongeveer de helft van de respondenten heeft te maken met dit probleem en er zijn ook mensen die aangeven het probleem in de toekomst te verwachten. Maar ouderen willen niet graag afhankelijk zijn van dienstverlening. Het plaatsen van een wekelijkse markt of supermarkt in de buurt waar sociale ontmoetingsplaatsen kunnen ontstaan of een afhaalpunt zou een oplossingsrichting kunnen zijn. Het afhaalpunt is een onbemande plek waar online aankopen geplaatst worden. Deze afhaalpunten zijn geschikt voor food en non-food producten. Omgeving Concreet probleem Hard rijden, obstakels op trottoir Parkeerplaatsen ver weg Voorzieningen ver weg (diensten, winkels, etc.), te weinig voorzieningen
Functioneel probleem Onveiligheid
Ver lopen Bereiken
Oplossingsrichtingen
Frequentie
Opmerkingen
Verkeersdrempels, 2 trottoir goed begaanbaar maken Invalidenparkeerkaart 1 Dienstverlening (bezorgservice), wekelijkse markt supermarkt, afhaalpunt
16
Afhankelijkheid, hoge kosten
Tabel 4 Inventarisatie problemen omgeving
6.4 Resumé Aan de hand van voorgaand beschreven resultaten kunnen enkele belangrijke aspecten genoemd worden. In hoofdstuk 5.3 staan de redenen voor vertekening van het onderzoek beschreven. Het onderzoek is vertekend vanwege de kleine steekproef en de weinige problemen in de woning waardoor niet veel nieuw inzicht is verkregen. Wel zijn er belangrijke opmerkingen naar voren gekomen zoals het kostenaspect, afhankelijkheid van anderen, woningwaardevermindering door aanpassingen, bezwaren tegen bepaalde oplossingen en de positieve effecten van de aanwezigheid van een partner en het nemen van een parkeerkaart.
44
Langer zelfstandig blijven wonen
45
Langer zelfstandig blijven wonen
46
Langer zelfstandig blijven wonen
7 Conclusies en aanbevelingen In dit laatste hoofdstuk wordt de vraagstelling beantwoord en worden aanbevelingen gedaan voor het langer zelfstandig blijven wonen aan de hand van de resultaten. De vraagstelling van dit onderzoek is als volgt geformuleerd: “Hoe kan de huidige woonsituatie van ouderen (met name in 60er en 70er jaren woningen) zodanig worden aangepast dat men in staat wordt gesteld om langer zelfstandig in de eigen woning te blijven wonen?” Geconcludeerd kan worden dat de vraag naar geschikte woningen voor ouderen zal blijven toenemen, omdat het aantal ouderen van 65 jaar en ouder enorm gaat groeien in de komende jaren. Uiteindelijk zal dit leiden tot onvoldoende geschikte woningen voor ouderen. Het zelfstandig blijven wonen kan hierbij een oplossing zijn. Het aanpassen van de huidige woningvoorraad biedt een kans om de grote vraag naar geschikte woningen te verminderen. Een voornaam probleem is de verticale mobiliteit in de woning en in woongebouwen (het gebruik van de trap). Het is één van de belangrijke en doorslaggevende verhuisreden voor ouderen. Dit kan soms opgelost worden door aanpassingen of verbouwingen maar die gaan gepaard met hoge kosten. Hiernaast vrezen ouderen ook voor een waardedaling van het huis wanneer de oplossingen worden toegepast. Verder onderzoeken is nodig naar de horizontale samenvoeging van twee woningen en naar oplossingen om de kosten te verminderen door goedkopere constructieve/technische aanpassingen te ontwikkelen. Het is belangrijk om bij woningsamenvoeging te kijken naar de eigendomsvorm, procedures voor vergunningen en voorbereidings- en uitvoeringscomplicaties. De horizontale mobiliteit en de toegang vormt eveneens een veelvoorkomend probleem. Het verbeteren van de bewegingsruimte is lastig door smalle beukmaten van bepaalde woningen. Wanneer eenvoudige aanpassingen als leuningen en handgrepen nodig zijn is de verhuisgeneigdheid niet groot maar indien er gebruikt gemaakt wordt van een rollator of rolstoel en de bewegingsruimte daardoor aangepast moet worden overwegen veel ouderen om te verhuizen. In dit onderzoek zijn echter geen oplossingen gevonden voor de verbetering van bewegingsruimte. Meer onderzoek is nodig met name naar technische en constructieve aspecten. Een derde belangrijk probleem is het schoonmaken in de woning. Door huishoudelijke hulp of mantelzorg in te schakelen zouden deze problemen opgelost kunnen worden. Het is belangrijk de nadruk te leggen op het schoonmaken van de woning en niet op de grootte hiervan. De oplossingen worden soms niet gekozen omdat ouderen niet afhankelijk willen zijn van anderen en vanwege de kosten. De verhuisgeneigdheid vanwege schoonmaken is niet groot omdat ouderen gehecht zijn aan hun woning en woonomgeving. Ouderen weten echter soms niet waar zij moeten zijn of zijn terughoudend voor bepaalde hulp en voorzieningen. Organisaties kunnen hier ondersteuning geven of als aanspreekpunt dienen (zie kopje informeren). Het onderhouden van de tuin kan ook problemen veroorzaken. Dit probleem kan opgelost worden door de tuin onderhoudsarm in te richten en dienstverlening of mantelzorg in te schakelen. Ook hierbij willen ouderen niet afhankelijk zijn van anderen en worden diensten soms niet ingeschakeld
47
Langer zelfstandig blijven wonen door de hoge kosten. Ook bij dit probleem wordt gesuggereerd organisaties als aanspreekpunt te nemen. Douchen vormt voor ouderen een probleem dat oplosbaar is door bijvoorbeeld een inloopdouche of douchezitje. Dat geldt ook voor uitglijden in een natte cel (antislipmateriaal) en het zitten en opstaan op het toilet (toiletpot verhogen of handgrepen toevoegen). Het blijkt dat problemen in de badkamer en toilet vaak als eerste aangepakt worden wanneer er problemen ondervonden worden. Deze problemen zijn daarom ook geen echte redenen om te verhuizen. Wel spelen de kosten een rol in het nemen van een beslissing. Het niet kunnen reiken of pakken is een ander functioneel probleem dat opgelost kan worden door het lager opbergen van zaken en daardoor geen doorslaggevende reden is om te verhuizen. De aanwezigheid van een partner kan hierbij belangrijk zijn. Het gevoel van onveiligheid is een belangrijk aspect. Naast gangbare oplossingen is in het onderzoek veelvuldig aangekaart dat domotica als innovatieve oplossing toegepast kan worden. Maar ouderen zijn zich niet bewust van de mogelijkheden. De aanpassingen voor het gevoel van onveiligheid zijn vaak eenvoudig toe te passen en vormen geen reden om te verhuizen. Dit komt deels ook omdat ouderen gehecht zijn aan hun woning en woonomgeving. Het bereiken van voorzieningen blijkt soms moeilijk te zijn voor ouderen maar de mogelijkheid bestaat om dienstverlening of bezorgservices in te schakelen. Ouderen willen echter niet afhankelijk zijn van dienstverlening. Hiernaast spelen de kosten ook een rol. Voldoende bereikbare voorzieningen zijn belangrijke eisen voor ouderen om langer zelfstandig te blijven wonen. Het is daarom een voorname verhuisreden. Naast de genoemde oplossingen is ook het afhaalpunt genoemd. Deze oplossing heeft echter als nadeel dat ouderen over internet moeten beschikken en er gebruik van moeten kunnen maken. Er is meer onderzoek nodig naar de mogelijkheden hiervan. Aan de hand van voorgaande conclusies kunnen een aantal aanbevelingen gedaan worden: Informeren Veel ouderen zijn niet bewust van de mogelijkheden om hun woning aan te passen. Ook weten zij soms niet op welke hulpmiddelen zij recht hebben. Uit het onderzoek blijkt dat men niet weet waar men moet zijn voor bepaalde hulp en voorzieningen. Organisaties zoals de gemeente, woningcorporaties of andere professionele (zorg)partijen zouden als aanspreekpunt kunnen dienen en een eventueel spoorboekje, waarin alle stappen beschreven staan, zou ouderen op weg kunnen helpen. Verder onderzoek Verder onderzoek is noodzakelijk omdat de steekproef te weinig ouderen bevat met problemen en de steekproef vertekend is. Dit kan liggen aan de manier waarop de boodschap werd overgebracht en de formulering van de wervingsboodschap (“Mensen die er wel eens over nadenken om in de toekomst naar een aangepaste woning of naar een woon-/zorgvoorziening te gaan verhuizen”). Een betere formulering zou kunnen zijn “Mensen die willen verhuizen of al verhuisd zijn naar een aangepaste woning of woon-/zorgvoorziening”. Het is aan te bevelen om deze ouderen te benaderen zodat meer problemen in kaart gebracht kunnen worden. In het onderzoek zijn ouderen benaderd die lid zijn van een ouderenbond. Dit zijn vaak mensen die actief en mondig zijn. Verder
48
Langer zelfstandig blijven wonen waren sommige ouderen in het onderzoek terughoudend met het beantwoorden van vragen. Een mogelijkheid om de juiste ouderen te werven is het benaderen van woningcorporaties omdat zij op de hoogte zijn van verhuisgeneigde ouderen in hun portefeuille. Vanuit het oogpunt van representativiteit moet er in een volgend onderzoek een grotere steekproef genomen worden met meer respondenten uit grote steden, bewoners van appartementen en huurwoningen en mensen met een laag tot gemiddeld inkomen. Het is misschien ook beter om respondenten te laten interviewen door een bekende met dezelfde achtergrond, zodat men zich vertrouwd voelt. Naast deze verbeterpunten is het ook nodig om naar constructieve en betaalbare aanpassingen te onderzoeken zodat ouderen meer mogelijkheden krijgen om langer zelfstandig te blijven wonen.
49
Langer zelfstandig blijven wonen
50
Langer zelfstandig blijven wonen
Literatuurlijst Bellekom, R., Goes, R., Haasnoot, R., Luuring, C., Mostert, F. (2010) Handreiking, geschikt wonen: het aanpassen nú aanpakken. De vereniging van Nederlandse Gemeenten en Aedes vereniging van woningcorporaties. Ben-Zeëv, B.& Smoes, S. (2012) Samenvoegen doe je zelf. Project management bureau stadsontwikkeling, gemeente Rotterdam. Blijie, B., Hulle, R. van, Poulus, C. & Hooimeijer, P. (2009) Het wonen overwogen: de resultaten van het woononderzoek Nederland 2009. ABF Research, Delft. Bouwen aan leefbaarheid: Http://www.bouwenaanleefbaarheid.nl/index.php/Slaapkamer Http://www.bouwenaanleefbaarheid.nl/index.php/Badkamer Http://www.bouwenaanleefbaarheid.nl/index.php/Toilet allen geraadpleegd op 20 februari 2012. Campen, C. van (2011) Kwetsbare ouderen. Sociaal en cultureel planbureau. Den Haag, februari 2011. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): Http://cbs.nl geraadpleegd op 7 juli 2011. Claessens, G. & Dankert, R. (2011) Samenvoegen koopwoningen. Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, Rotterdam. Davey, J. (2006) Ageing in place: the views of older homeowners on maintenance, renovation and adaptation. Social Policy Journal of New Zealand, 27, 128-141. Day, R. (2008) Local environments and older people’s health: Dimensions from a comparative qualitative study in Scotland. Health & Place, 14, 299-312. De Buren: Https://www.deburen.nl/over-de-buren geraadpleegd op 3 september 2012. Diepeveen, C. (2000) Ooit gezien, maar nog niet uitgekeken. Methodisch werken. Bohn Stafleu van Loghum, december 2000. Doornmalen, M. van (2011) Analyse van de eerste 2.500 meldingen bij het woonbondmeldpunt ikwilookwonen.nl. Nederlandse woonbond en ADV market research. Fokkema, T. (2005) Eenzaam en dan? De (on)mogelijkheden van interventies bij ouderen. Nederlands interdisciplinair demografisch instituut. GGD Hart voor Brabant (2010) Gezondheidsmonitor ouderen 2009. Epidemiologen Kenniscentrum OGZ, afdeling Gezondheidsbevordering, december 2010. Gorter, K.A. & Melief, W.A.B.M. (1997) Slechtzienden en blinden in Nederland. Verwey-Jonker instituut, Utrecht.
51
Langer zelfstandig blijven wonen Harrington, T.L. & Vermeulen, C.A. (2000) Healthy aging. Gerontechnology: Why and how. Shaker Publishing B.V. Maastricht, the Netherlands. Hoof, J. van, Kort, H.S.M., Rutten, P.G.S. & Duinstee, M.S.H. (2010). Ageing-in-place with the use of ambient intelligence technology: Perspectives of older users. International Journal of Medical Informatics, 80, 310-331. Iersel, J. van & Leidelmeijer, K. (2009) Senioren op de woningmarkt: nieuwe generaties, andere eisen en wensen. RIGO Research en Advies BV, Amsterdam. KBOH en TNO. (1996). Keuringsvoorschrift voor loophulpmiddelen: Rollators en looprekken. Woerden. Keers, G. (2004) Het wie, wat en waar van de woonomgeving: Hulpmiddel bij integrale planontwikkeling. Rigo Research en Advies BV, Amsterdam. Klerk, M.M.Y. de (2004) Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen: rapportage ouderen 2004. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. Koster, R. (2008) Woningaanpassingen van A tot Z. Vilans, Utrecht. Kullberg, J. & Ras, M. (2004) Met zorg gekozen? Woonvoorkeuren en woningmarktgedrag van ouderen en mensen met lichamelijke beperkingen. VROM & Sociaal en Cultureel Planbureau, augustus 2004. Lekker blijven wonen: Http://www.lekkerblijvenwonen.nl/ouderen-en-wonen geraadpleegd op 25 juli 2011. Lock, I. (1994) Ouderen en traplopen (Afstudeerscriptie studierichting bewegingstechnologie, Haagse Hogeschool, Den Haag) verkregen op http://www.enocent.nl/onderzoek/traploop%20analyse.pdf Marshal, V.W. (1996) Theories of aging: Social. Encyclopedia of Gerontology. San Diego, California: Academic Press. Meegroeiwonen Http://www.meegroeiwonen.info/item.asp?id=22 geraadpleegd op 27 september 2011. Osch, B. (2002) De huisvesting van bejaarden in de toekomst. Elsevier, maart 2002. Verkregen op Http://www.elsevier.nl/web/Dossiers/Nederland/47004/De-huisvesting-van-bejaarden-in-detoekomst.htm Provincie Noord-Brabant: Http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/bouwen-en-wonen/feiten-en-cijferswonen/bevolkingsprognose-2011.aspx geraadpleegd op 3 oktober 2011. Provincie Utrecht (2005) Een wijk voor iedereen: Handreiking levensloopbestendige wijken. Utrecht, 2005. Geraadpleegd op Http://www.provincie-utrecht.nl/actueel/nieuwsberichten/@211509/handreiking/ Schofield, V., Davey, J.A., Keeling, S. & Parsons, M. (2006) Implications of population ageing: opportunities and risks. Ageing in Place, 10, 275-306.
52
Langer zelfstandig blijven wonen
Schuijt-Lucassen, N.Y. & Deeg, D.J.H. (2006) Ouderen in Amsterdam: omvang en risicofactoren van depressie, sociaal isolement en verlies van regie over eigen leven. GGD Amsterdam, Amsterdam. Geraadpleegd op Http://www.gezond.amsterdam.nl/GetDocument.ashx?DocumentID=2775&name=Ouderen-inAmsterdam&rnd=634659203777566887 Stichting kenniscentrum Opplussen: Http://www.opplussen.nl/oppluseisen.htm geraadpleegd op 25 juli 2011. Stichting Viziris: Http://www.viziris.nl/ooglijn-infocentrum/hulpmiddelen geraadpleegd op 4 april 2012. Vilans, kenniscentrum langdurende zorg (2011) Kennisbundel: valpreventie voor docenten zorg en welzijn. Geraadpleegd op Http://www.vilans.nl/docs/vilans/informatiecentrum/Kennisbundel%20Valpreventie.pdf Woonkeur: Http://woonkeur.nl geraadpleegd op 27 september 2011. WoonOnderzoek Nederland 2009: Http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/woningmarkt/woononderzoek/woononderzoeknederland-won geraadpleegd op 8 september 2011.
53