Wat is BZW ? In samenspraak met de jongere stappen zetten naar een zelfstandige woon – en leefsituatie en die ondersteuning aanbieden waardoor de jongere zich op diverse vlakken kan handhaven in die zelfstandige woon – en leefsituatie.
Werkingsprincipes van begeleid zelfstandig wonen Relatie begeleider-cliënt Er wordt gewerkt met een vaste individuele begeleider waardoor de kansen op het ontstaan van een vertrouwensrelatie vergroten. Zo'n relatie is echter maar mogelijk met een wederzijds engagement, zowel van de begeleider als van de cliënt. Openheid en eerlijkheid zijn hierbij belangrijke (voor)waarden. Voor alle mogelijke problemen kan de jongere bij zijn begeleider terecht en wordt er samen naar een oplossing gezocht. Wanneer een doorverwijzing of samenwerking met een andere dienst of voorziening nodig is, wordt deze stap door de begeleider met de jongere voorbereid. Inspraak van de cliënt: De cliënt krijgt maximaal inspraak binnen de grenzen van de opdracht. Dit houdt onder meer in: vertrekken van de hulpvraag van de cliënt, het samen bepalen van de doelen, het samen opmaken van de verslagen, regelmatige evolutiebesprekingen, gezamenlijk overleg bij de afsluiting van de begeleiding. Zorg voor de jongere De zorg voor de jongere staat centraal in de begeleiding. Gestuurd door het Decreet Rechtspositie waarborgen we de rechten van kinderen. We hebben aandacht voor de rechten van jongeren, maar daartegenover geven we ook hun plichten aan waarbij we wijzen op de verantwoordelijkheden en consequenties die uit die rechten en plichten voortvloeien.
Emancipatorisch werken We gaan ervan uit dat mensen zoveel moge!ijk zelf verantwoordelijkheid moeten kunnen opnemen. We vertrekken vanuit hun positieve krachten en vaardigheden. We geloven dat jongeren door voldoende stimulansen en bevestiging kunnen groeien, zodat ze opnieuw verder kunnen zonder hulpverlening. We stimuleren jongeren om mee beslissingen te nemen over hun eigen hulpverleningsproces, ze krijgen inzage in verslaggeving en dossier, hun privacy wordt zo goed mogelijk gerespecteerd. Begeleiding op maat We stemmen onze begeleiding af op de specifieke noden en vragen van de jongere. We respecteren het tempo van de cliënt en geven hem zoveel mogelijk kansen. Integrale begeleiding De begeleiding richt zich op alle mogelijke aspecten van de zelfstandigheid : de woonsituatie, de financiële situatie, de relatie met thuis, familie en vrienden, de school – en beroepssituatie, het dagritme en tijdsbesteding, praktische zelfredzaamheid en het psycho – sociaal functioneren van de jongere. Verbondenheid De jongere wordt niet los gezien van zijn gehele familiale en sociale context. Iedere jongere heeft immers zijn eigen gezin van herkomst en familiale banden die zijn leven mee “kleur” geven. Procesmatig De begeleiding wordt planmatig, doelgericht en gestructureerd uitgebouwd. Er zijn verschillende fasen. In de begeleiding zijn er 6 – maandelijkse evolutiebesprekingen ingebouwd, waarbij samen met de jongere, verwijzer en begeleider wordt nagegaan hoe de begeleiding verloopt, welke aandachtspunten er zijn in de toekomst en hoe naar afronding toe kan gewerkt worden Aanklampend We vertrekken vanuit het geloof dat verandering bij mensen mogelijk is, ondanks… en daarom blijven we hen kansen geven en laten we hen niet los.
Mobiel De hulpverlening verloopt voornamelijk aan huis. Dit verlaagt enerzijds de drempel en biedt anderzijds de mogelijkheid de cliënt beter te leren kennen in zijn leefwereld. Ervaringsgericht Zelf ervaring opdoen, geeft de meeste leereffecten en biedt de meeste groeikansen. In die zin proberen we, waar mogelijk, ervaringsgericht te werken. Veelzijdig partijdig We luisteren naar het standpunt en de beleving van de jongere en eventueel zijn ouders en stellen ons hierbij neutraal op. We blijven wel betrokken op de jongere en staan naast hem. Continuïteit Voor de aspecten die verdere opvolging vragen na afronding van de begeleiding trachten we te zorgen voor een passend vangnet of een verwijzing op maat. Bijvoorbeeld : de school, ambulante drugszorg, budgetbegeleiding
De Begeleidingdomeinen De woonsituatie Bij de start van een begeleiding vinden we het belangrijk dat de jongere zelf concrete stappen onderneemt om zijn woning te zoeken. Dit houdt in dat de jongere reclamebladen raadpleegt, op internet zoekt en zelf contact opneemt met immo’s en met eigenaars. De begeleiding ondersteunt en traint waar nodig. De jongere kiest zelf zijn woning. Het huurcontract wordt door de jongere en begeleider bekeken om na te gaan in hoeverre het juridisch in orde is. Het contract wordt steeds ondertekend door de jongere en/of eventueel zijn ouders. De inrichting van de woning wordt volledig overgelaten aan de jongere. Hijzelf weet het best hoe zijn woning dient ingericht te worden.. We kunnen hem hierbij wel de nodige ondersteuning geven door eventueel mee te gaan om meubilair, spullen, enz.. aan te kopen of eventueel eens mee te helpen schilderen.
Wanneer de jongere effectief alleen woont, dient hij zijn woning in orde te houden en respect op te brengen voor de medebewoners en buren.
De financiële situatie Bij de aanvang van een begeleiding wordt er onderzocht hoe een jongere in zijn onderhoud kan voorzien. Wanneer een jongere geen inkomen heeft, wordt er tezamen met de jongere gezocht naar een inkomen. Minderjarigen kunnen beroep doen op de Vlaamse Gemeenschap om een gewaarborgd inkomen te bekomen. Indien jongeren gaan werken, hetzij deeltijds, als jobstudent of met een leercontract hebben ze toch recht op een vrijstelling. Gezien het geringe inkomen van de jongere wordt er veel aandacht besteed aan geldbeheer en het leren omgaan met geld. Wanneer jongeren meerderjarig worden en geen inkomen hebben, dienen zij een aanvraag in te dienen bij het O.C.M.W. voor het bekomen van leefloon. Het verlenen van leefloon wordt altijd gekoppeld aan een aantal voorwaarden. Jongeren die leefloon ontvangen zullen een integratiecontract moeten ondertekenen en wanneer ze hun afspraken niet naleven kan het leefloon geschorst worden. We gaan er van uit dat niet iedere jongere over dezelfde zelfstandigheid en verantwoordelijkheid beschikt om zijn geld op een positieve manier te beheren. Daarom wordt het geldbeheer aan iedere jongere persoonlijk aangepast aan de hand van budgetbegeleiding. Relaties Thuis : Vanuit ervaringen en een systeemtheoretische kijk merken we dat het belangrijk is de ouders zoveel mogelijk te betrekken bij de begeleiding. Wij vinden het contact tussen jongeren en hun ouders enorm belangrijk. Bij de start van een begeleiding wordt er zo mogelijk contact gezocht met de ouders om de begeleiding voor te stellen. We vragen wel steeds de toestemming van de jongere. Bij minderjarigen wordt er in principe altijd contact opgenomen. Wanneer een meerderjarige zijn toestemming niet geeft, respecteren we zijn mening. Toch zullen we tijdens de begeleiding regelmatig aandacht besteden aan de relatie met zijn ouders. We geven de ouders toch een plaats binnen de begeleiding.
Wij zijn ook steeds bereid te bemiddelen wanneer er spanningen zijn tussen jongeren en hun ouders. Bij een breuk proberen we de jongeren voor te bereiden deze te herstellen. Anderen : Wanneer jongeren samenwonen, dient de partner betrokken te worden bij de begeleiding. Wanneer deze echter niet meewerkt, komt dit zeker niet ten goede aan de begeleiding. Daarom proberen we de partner zoveel mogelijk te betrekken in de begeleiding. Wanneer er kinderen zijn, verdienen deze speciale aandacht. Tijdens de begeleiding proberen we ook aandacht te besteden aan de vriendenkring van de jongere. We proberen ook om voor jongeren een sociaal vangnet te creëren. Vrijetijdsbesteding Wij proberen de jongeren zoveel mogelijk te stimuleren om zelf hun vrije tijd in te vullen. Wanneer zij echter met vragen zitten of informatie wensen, kunnen zij bij ons terecht. Het kan nuttig zijn om een aantal activiteiten met de jongere te ondernemen. Beroeps- en schoolsituatie Bij schoolgaande jongeren spreken we met de jongere en zijn netwerk af op welke wijze contact wordt gehouden met de school en de schoolsituatie wordt opgevolgd en eventuele problemen worden aangepakt. We denken hierbij aan spijbelgedrag, gedragsproblemen op school, twijfel of verdere studiekeuze. Zolang een jongere leerplichtig is, gaan we er van uit dat hij naar school moet gaan. Wanneer dit niet lukt, wordt er gezocht naar een alternatief. Bij eventuele problemen zijn we steeds bereid met school en leerkrachten te bemiddelen. Wanneer jongeren werken, proberen we hen te motiveren om dit werk te behouden of uit te kijken naar ander gepast werk als dit aangewezen is.. We vinden het belangrijk dat ze steeds op tijd op hun werk zijn en goede prestaties leveren. Jongeren die werkloos zijn, proberen we te stimuleren om werk te zoeken. We spreken af dat zij zich inschrijven in de V.D.A.B., dat ze zich aanbieden in de interimburo’s, dat ze werkaanbiedingen in reclamebladen raadplegen.
Wanneer zij hierbij hulp of advies willen, geven wij die. Bij jongeren die moeilijkheden hebben om in een normale werksituatie te functioneren, zoeken we naar een alternatieve tewerkstelling. Dit kan een V.D.A.B. – beroepsopleiding zijn of een tewerkstelling in een sociale werkplaats. Ook op het terrein van werk zoeken en solliciteren verwijzen we door naar en werken we samen met diensten die op dit terrein specifieke begeleiding en ondersteuning aanbieden. Zelfredzaamheid Huishoudelijke vaardigheden : Het aanleren van huishoudelijke vaardigheden wordt aangepast aan de noden van de jongere. Het geven van advies, tips en eventuele gezamenlijke boodschappen kunnen hierbij aanbod komen. Wanneer er echter iemand zijn huishouden verwaarloost, wordt hij hierover aangesproken en kunnen er nieuwe afspraken gemaakt worden. Een leerproces wordt opgestart. Tijdens de begeleiding is het ook belangrijk zijn om samen iets te doen. Zo kan men gerust eens samen iets bereiden, samen boodschappen doen. Administratieve vaardigheden : Bij veel jongeren is administratie een belangrijke hulpvraag. Aan de hand van een eventuele voorbereiding, proberen we de jongeren zoveel mogelijk te stimuleren om zelf hun administratie in orde te brengen. Bij administratie denken we aan : - domicilie - brand- en familiale verzekering - belastingen - schulden - mutualiteit - werkloosheidsuitkering - enz.. We spreken met de jongere af dat zij hun administratie bijhouden in een map. Regelmatig wordt de administratie doorgenomen en besproken en wordt er samen met de jongere naar diensten gegaan. We leren de jongeren om ook op dit terrein zelf de nodige vaardigheden te verwerven zodat hij leert zijn administratie zelfstandig te beheren. De uiteindelijke bedoeling is dat de jongere volledig zijn administratie gaat beheren.
Wanneer we vaststellen dat de jongere over onvoldoende vaardigheden beschikt kunnen we eventueel de jongere doorverwijzen naar het O.C.M.W. of naar een andere dienst.
Psycho-sociaal functioneren In iedere begeleiding proberen we steeds de persoonlijkheid van de jongere te respecteren. We proberen ons dan ook neutraal op te stellen. We proberen op een correct en aangename manier met de jongere om te gaan zodat deze ons gaat vertrouwen en ons niet ziet als een persoon die enkel controleert en beveelt. We werken met de positieve krachten van de jongere en hebben respect voor zijn inbreng. Het is belangrijk dat de jongere zelf ervaart dat hij beslissingen neemt en zelf zijn leven in handen kan nemen. We vinden het belangrijk dat een jongere zich goed voelt en op een behoorlijke manier maatschappelijk functioneert. We trachten ons ook in te leven in de leefwereld van de jongere en hebben respect voor zijn waarden en gevoelens. We gaan ons nooit veroordelend opstellen maar aan de hand van gesprekken de jongere eventuele inzichten bij te brengen. We proberen de jongere ook steeds te motiveren om zijn problemen met ons te bespreken. Wanneer we kunnen, proberen we deze problemen samen met de jongere op te lossen. Wanneer we voelen dat de jongere verbaal minder sterk is, gaan we op zoek naar hulpmiddelen opdat de jongere zich kan uiten. Bij specifieke problemen zoeken we, in samenspraak en met de goedkeuring van de jongere, gespecialiseerde hulp op.
DOELGROEP Algemene doelgroep De jongeren die door onze diensten begeleid worden in het kader van Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) zijn tussen de 17 en 21 jaar. Ze worden doorverwezen door de Jeugdrechtbank of door het Comité Bijzondere Jeugdzorg. Het is natuurlijk zo dat elke jongere en ook zijn context anders is, maar toch zijn er een aantal opvallende kenmerken die heel vaak terugkomen bij de jongeren die wij begeleiden. Een groot aantal komen vanuit een instelling, anderen gaan vanuit de thuissituatie alleen wonen. Heel vaak komen ze uit gebroken gezinnen of nieuw samengestelde gezinnen. Er is vaak sprake van een onstabiele leefsituatie thuis. De jongeren die in BZW komen, hebben heel vaak een duidelijke hulpvraag wat betreft geldbeheer en administratie. Voor het overige is het probleembesef of de hulpvraag soms wat minder duidelijk. Heel vaak zijn het jongeren die probleemgedrag stellen : thuis, op school of in de instelling. Ze hebben meestal een uitgebreid hulpverleningsverleden. Het probleemgedrag kan allerlei vormen aannemen : spijbelen, thuis weglopen, agressie, diefstallen, druggebruik,… Over het algemeen zijn het jongeren met een gebrekkige schoolse opleiding. De meeste jongeren volgen tijdens BZW deeltijds onderwijs, leercontract, BUSO, beroepsonderwijs,…. Reeds van in het lagere secundair (bij sommige nog vroeger) zijn er problemen met spijbelen, ouders die hen niet goed kunnen opvolgen, problemen met leraars,… Heel wat jongeren hebben een tekort aan sociale vaardigheden : agressie, lage frustratiedrempel, onzekerheid,laag zelfbeeld, niet mondig,…
Specifieke doelgroepen Niet begeleide minderjarigen Deze groep wordt verder uitgebreid besproken. Drugsgebruikers en verslaafden Ongeveer 30 % van onze jongeren nemen drugs. Veel jongeren roken af en toe een jointje maar voor de meeste jongeren kan dit gebruik niet als
problematisch omschreven worden. Als hulpverlener wordt dit best bespreekbaar gesteld zonder dit echt te gaan veroordelen. Wanneer het gebruik echter escaleert en de drugs het leven van de jongere gaan beheersen dan wordt het gebruik meer geproblematiseerd en proberen we de jongere te motiveren naar een aanpak, eventueel in samenwerking met of met doorverwijzing naar meer gespecialiseerde drughulpverlening. Jongere ouders Bij sommige jonge ouders valt er nog veel te leren op het vlak van zelfstandigheidstaken zowel op het vlak van zelfstandigheidstaken als op het vlak van opvoedingsvaardigheden. Dit laatste is niet de expertise van de BZW begeleider. Vaak is er extra ondersteuning van K&G, het OCMW, crèches, familiehulp, ouders, … aangewezen en streven we naar een samenwerking met deze diensten. Ernstig gekwetste jongeren Zwaar verwaarloosde jongeren die reeds van in hun vroege jeugd geconfronteerd met allerlei problemen en met het gevoel van niet aanvaard, gewenst te zijn door hun ouders en door hen enkel gezien te worden als een veroorzaker van spanningen en problemen, ontvangen zeer weinig of op de verkeerde manier bevestiging of positieve feedback vanwege hun ouders, waardoor ze een basiswantrouwen ontwikkelen in plaats van een basisvertrouwen. In hun opgroeien kunnen zij geen of in slechts geringe mate beroep doen op steunfiguren of positieve rolmodellen. Wanneer zij dan effectief alleen gaan wonen (deels gedwongen door de situatie, deels vanuit de drang naar vrijheid en onafhankelijkheid), staan ze er heel vaak helemaal alleen voor. Men kan dan ook spreken van een fundamentele eenzaamheid. Deze jongeren vragen een aparte en zeer intensieve aanpak.,
REGELGEVING Om erkend te worden en te blijven, moeten de voorzieningen binnen de bijzondere jeugdbijstand aan een aantal erkenningvoorwaarden voldoen. ( Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand.) Enkele relevante items voor de BZW begeleider worden hieronder op een rijtje gezet. - De voorziening moet op basis van de gegevens waarover ze beschikt, binnen 45 dagen, te rekenen vanaf de start van de begeleiding, een handelingsplan (HP) opmaken met de betrokken partijen. - Het HP, dat de leidraad vormt voor het pedagogisch handelen door de voorziening, bevat minstens volgende delen: o De identiteit van de jongere en van de andere, bij de hulpverlening (HV) betrokken partijen; o De tussentijdse en concrete doelstellingen, ter uitvoering van de algemene doelstellingen, geformuleerd in het hulpverleningsprogramma van de verwijzende instantie (VI); o De aandachtspunten en de klemtonen die in de HV gelegd moeten worden en waarbij de jongere, het gezin, de school, het werkmilieu en het bredere sociale netwerk worden betrokken; o De middelen en de werkwijzen die individueel moeten aangewend worden om de doelstellingen, gelet op de aandachtspunten en klemtonen, te realiseren; o Afspraken betreffende de bezoekregeling, de briefwisseling en het opvoedingsregime, rekening houdend met hetgeen eventueel door de VI werd beslist; o De taakverdeling en de samenwerkingsafspraken tussen de betrokken partijen. - Een kopie van het HP moet onverwijld worden opgestuurd aan het C.B.J. of aan de JRB en de SD van die rechtbank. - Het HP kan binnen de voorziening, na evaluatie en samenspraak met de betrokken partijen, worden bijgestuurd. Deze bijsturing wordt schriftelijk vastgelegd en er wordt een kopie opgestuurd, cfr. hierboven. - Om de 6 maanden wordt een evolutiebespreking gehouden en een evolutieverslag gestuurd naar het C.B.J. of aan de JRB en de SD van die rechtbank.
- Het dossier bevat alle nuttige gegevens voor de hulp- en dienstverlening. In het dossier worden minstens opgenomen: o Inlichtingen van administratieve aard, met inbegrip van de stukken, die ter beschikking gesteld werden door de administratie, het C.B.J., de JRB en de SD van die rechtbank, inzonderheid de stukken tot staving van de begeleiding, een kopie van het hulpverleningsprogramma en de documenten, vereist door de bepalingen van het erkenningsbesluit; o De gegevens over de toestand van de jongere en het gezin waartoe hij of zij behoort en hun mening hierover; o Het HP, elke bijsturing ervan en de EV. - Elke ernstige gebeurtenis moet onverwijld en binnen 48 uur worden gemeld aan het C.B.J. of aan de JRB en de SD van die rechtbank, evenals aan de inspectie van de administratie. Specifiek voor BZW: - De dienst mag geen begeleidingen binnen zijn bestuurlijk arrondissement weigeren om een andere reden dan de uitputting van de erkende capaciteit. De BZW – diensten hebben begeleidingsplicht tot 21 jaar. - De voorziening begeleidt de jongere in het verwerven en behouden van een eigen, passende huisvesting. - De jongeren staan zelf geheel of gedeeltelijk in voor hun onderhoud. Op grond daarvan wordt met hen een plan opgemaakt voor het beheer van hun budget. - Meerderjarige jongeren die een dossier hebben bij de JRB en begeleid worden in het kader van BZW kunnen verder begeleid worden als zij een verlenging aanvragen bij het C.BJ. - Spijtprocedure : een jongere heeft zes maanden de tijd om terug te komen op zijn beslissing tot stopzetting van BZW.
STEUNMAATREGELEN VAN DE VLAAMSE EN FEDERALE OVERHEID - Huursubsidie en installatiepremie van de Vlaamse Overheid : Meerderjarige jongeren in BZW hebben recht op een huursubsidie en een installatiepremie van de Vlaamse Gemeenschap als ze verhuizen van een te kleine of ongezonde woning, als ze uit een instelling komen waar ze minimum 6 maanden hebben verbleven of als ze een woning huren via een Sociaal Verhuurkantoor. - De Sociale verhuring :Sociale verhuring betekent dat men betaalbare woningen aan gezinnen en alleenstaanden met een laag inkomen verhuurt door tussenkomst van een dienst met een overheidstoelage. Dit zijn meestal Sociale Verhuurkantoren en Sociale Huisvestingsmaatschapijen.De jongeren binnen de Bijzondere Jeugdzorg kunnen vanaf 17 jaar ingeschreven worden. - Federale installatiepremie voor daklozen :Een jongere die begeleid zelfstandig gaat wonen en de daklozen kunnen een beroep doen op deze installatiepremie mits het O.C.M.W. waar hij zijn aanvraag indient, hem erkent als dakloze. Dakloos wil zeggen op straat wonen, in een opvangtehuis wonen of wonen bij iemand die de jongere voorlopig opvangt. De jongere dient een inkomen te ontvangen, een woning gevonden te hebben en de federale installatiepremie vroeger niet ontvangen te hebben.De installatiepremie wordt aangevraagd bij het O.C.M.W. van de gemeente waar de woning is gelegen en bedraagt 930 euro. - Huurwaarborg :Om de huurwaarborg te betalen kan er beroep gedaan worden op het O.C.M.W. dat via een renteloze lening de huurwaarborg stort of een bankwaarborg verleent. Dit gebeurt meestal voor meerderjarige jongeren maar kan in een aantal uitzonderingen aan minderjarigen worden toegekend. - Studietoelage :De school verleent de nodige papieren om een studietoelage aan te vragen . Elke student die als “ alleenstaande student “ wordt beschouwd heeft recht op een studietoelage. De studietoelage kan het ganse jaar aangevraagd worden.
BEGELEID ZELFSTANDIG WONEN IN VLAANDEREN : DE CIJFERS Aantal diensten : in de Bijzondere Jeugdbijstand zijn twee vormen van Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) te onderscheiden. In totaal 20 “diensten begeleid zelfstandig wonen” begeleiden jongeren in het kader van de Bijzondere Jeugdzorg. Deze diensten hebben een aparte erkenning voor begeleid zelfstandig wonen en de jongeren worden bij deze diensten aangemeld specifiek om zelfstandig te gaan wonen met begeleiding. Ze zijn goed voor een gezamenlijke capaciteit van 384 plaatsen. Negentien van de twintig diensten BZW zijn lid van de Federatie Diensten Begeleid Wonen (capaciteit 352). Daarnaast zijn er begeleidingstehuizen die een deel van hun capaciteit reserveren voor jongeren die begeleid zelfstandig wonen. In regel gaat dit over jongeren die reeds in het tehuis verbleven en, eventueel via kamertraining, doorstromen naar begeleid zelfstandig wonen. Het gebeurt echter dat ook daar jongeren rechtstreeks instromen in begeleid zelfstandig wonen. De capaciteit is 467 plaatsen. 1 Registratie : de Federatie Diensten Begeleid Wonen houdt al sinds 1997 een registratie bij met de gegevens bij start en bij afsluiten van de jongeren die begeleid worden door de diensten begeleid zelfstandig wonen. Deze gegevens gebruiken we om problemen met betrekking tot onze doelgroep te illustreren en te onderbouwen. Belangrijkste vaststellingen uit de startregistratie. De minimale instapleeftijd voor BZW is 17 jaar. We zien dat tussen de 75 en 80% van de jongeren minderjarig is als de begeleiding opstart. De 18-jarigen vormen de tweede grote groep, en jongeren die na hun 19de verjaardag in begeleiding komen zijn eerder uitzonderlijk (hooguit 5%) De verhouding jongens/meisjes varieert doorheen de jaren. Maar globaal gezien komen er over de jaren heen ongeveer evenveel jongens als meisjes in begeleiding. Begeleid zelfstandig wonen situeert zich in de Bijzondere Jeugdbijstand en kan dus enkel op verwijzing. We zien systematisch meer doorverwijzingen van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg dan van de jeugdrechtbank.
Als we naar de hulpverleningsgeschiedenis kijken dan merken we dat voor een relatief kleine groep (iets meer dan 1 op 10 starters) BZW de eerste hulpverleningsvorm is waar ze mee te maken krijgen. Zowat één op drie starters wordt rechtstreeks vanuit residentiële hulpverlening doorverwezen naar BZW. Minstens twee op drie heeft in het verleden al residentiële hulp gehad. Voor een belangrijk deel situeerde die hulp zich in de Bijzondere Jeugdbijstand (klassieke residenties, pleegzorg, OOOC’s, in beperktere mate gemeenschapsinstellingen…) maar ook andere residentiële hulp komt voor, met als opvallendste uitschieters psychiatrie (zowat 12%) en residentiële opvang voor asielzoekers en niet-begeleide buitenlandse minderjarigen (ongeveer 10%). Het aandeel van jongeren met een vreemde origine lijkt toegenomen (in 2008 21% van niet-europese origine), al moeten we wel aangeven dat de registratie is gewijzigd. Tot 2001 bevroegen we de nationaliteit, nu vragen we naar de “etnische origine”. Het gaat hierbij niet in grote mate om jongeren van allochtone oorsprong van wie de familie al lange tijd in België verblijft (cfr. 4% Magreb-Turks), maar vooral om nieuwkomers, en dan vooral om niet-begeleide buitenlandse minderjarigen. Een deel van de capaciteit van de BZW diensten (Minor Ndako en Joba Vluchtelingenwerking) is specifiek voorbehouden voor die doelgroep, maar zij komen ook in andere diensten terecht. We merken dat de jongeren in BZW in een sociaal en economisch precaire situatie zitten. Het onderwijsniveau is laag: zowat 70% zit of zat in beroeps-, deeltijds- en bijzonder onderwijs of volgde leercontract, de meeste jongeren hebben een schoolse achterstand waarvan zowat de helft van de jongeren 2 of meer jaren. Een kleine 20% is definitief afgehaakt op school, bij vele anderen zijn er problemen. 80% van de jongeren moet het stellen met het bedrag van het leefloon of minder. Een ruime meerderheid van de jongeren heeft onvoldoende startkapitaal om zelfstandig te gaan wonen. Bijna de helft heeft helemaal geen spaargeld en meer dan 15% tot 20% onvoldoende om de eerste kosten te betalen. Vaak is er sprake van gedrags- en emotionele problemen en delinquent gedrag (bij ruim een kwart is dit minstens bij de politie
geregistreerd). Een aantal hebben geen bindingen meer met hun gezin van oorsprong, enkele zijn compleet sociaal geïsoleerd. Een aantal starten vanuit een onstabiele woonsituatie, m.n. zwervend of een tijdelijk verblijf. Participanten (ouders, verwijzers, instellingen, diensten geestelijke gezondheidszorg, …) aan eerste gesprekken melden vaak problemen omtrent druggebruik, eenzaamheidsproblematiek, gebrek aan bindingen en toekomstperspectief. Er zijn vaardigheids- en kennistekorten op vlak van zelfredzaamheid en problemen op vlak van psychosociaal functioneren. Een belangrijk element in de opstart van Begeleid Zelfstandig Wonen is het zoeken naar een geschikte woning. Sinds 2006 meten we de tijd tussen start van begeleiding en het vinden van een eigen woonst. Zowat 30% van de jongeren woont reeds alleen in een zelf gehuurde woonst bij de start van BZW. Ongeveer 7% start in een depannagewoning door de begeleidende dienst verhuurd. Tussen de 20 en 25% vindt een woning in de eerste begeleidingsmaand, maar anderen vinden pas een woning na 2 of 3 maanden of zelfs langer. Ongeveer 1 op 5 jongeren vindt geen eigen woonst. De huurprijzen gaan al jaren in een stijgende lijn. Meer dan 25% van de starters in 2008 betaalde voor de eerste eigen woning een huurprijs zonder bijkomende kosten van meer dan 400 euro, wat meer dan de helft van het inkomen is van een alleenstaande. Het aantal jongeren dat via een huisvestingsmaatschappij of een sociaal verhuurkantoor woont is heel beperkt, in totaal zowat 5%. Registratie bij afsluiting. De begeleidingsduur is voor zowat 60% van de begeleidingen tot maximum één jaar. Tussen de 25 en 30% van de begeleidingen duurt tussen één en twee jaar. Rond de 10% van de begeleidingen duurt langer dan twee jaar. Bijna 7 op 10 jongeren woont nog zelfstandig aan het einde van BZW. Een belangrijk deel (zowat 25% tot 30%) woont nog of terug thuis, bij familie of kennissen. Een klein aantal, gemiddeld hooguit 5%, is residentieel opgevangen.
Ongeveer 1 op 3 van de jongeren zijn nog schoolgaand, student of in opleiding bij het afsluiten van de begeleiding. Bij de niet-schoolgaanden zijn er in 2008 evenveel actieven (aan het werk, minstens deeltijds) als jongeren die nog geen tewerkstelling vonden. De voorbije jaren waren er steeds meer niet-actieven. Deze verhouding is sterk geëvolueerd van 1 actieve per 2,5 niet actieven in 1997 naar één op één in 2008. 1 op 5 van de jongeren heeft geen eigen inkomen aan het einde van de begeleiding. Meestal is dat omdat ze bij andere mensen wonen die in hun onderhoud voorzien, heel uitzonderlijk omdat ze hun rechten niet uitputten (2%) of geen recht hebben (2%, vooral vreemdelingen zonder geldig verblijfsstatuut). Zowat 1 op 3 van de jongeren heeft een inkomen dat groter is dan het bestaansminimum, voor 1 op 6 is dat meer dan 950 euro. In de registratie van de afsluiters turven we ook met welke personen en instanties we vanuit de begeleiding contact hadden met of voor de jongere en op welke terreinen de begeleiding actief was. Uit die cijfers blijkt dat BZW-begeleidingen een heel breed terrein beslaan en dat we ruime contacten hebben met de omgeving van de jongere 2.
BUITENLANDSE NIET – BEGELEIDE MINDERJARIGEN Buitenlandse niet-begeleide minderjarigen zijn binnen de Bijzondere Jeugdzorg een specifieke doelgroep. Binnen Begeleid Zelfstandig Wonen zijn er drie werkingen die zich uitsluitend tot niet-begeleide minderjarigen richten (Joba-Vluchtelingenwerk, Amok-NBM werking en Minor-Ndako BZW). De andere BZW diensten nemen allemaal wel eens niet-begeleide minderjarigen op. Niet-begeleide minderjartigen accumuleren verschillende maatschappelijke kwetsbaarheidfactoren. De basisingrediënten zijn het ontbreken van een context in België, (vaak) een onduidelijk verblijfsrechtelijk perspectief, gebrekkige kennis van de maatschappij, armoede, en taalachterstand. De uitdagingen waar ze voor staan verschillen niet noodzakelijk van die van Belgische jongeren in BZW: het vinden van betaalbare huisvesting die aan minimale kwaliteitseisen voldoet, leren om zelfstandig te leven met een beperkt inkomen, vanuit een achterstandspositie een zinvol dagbesteding vinden, het sociale 2
De cijfers en de historiek van de registratie van de FDBW zijn op te vragen via mail:
[email protected] .
isolement doorbreken, het verwerven van de nodige maatschappelijke en sociale vaardigheden om uit te groeien tot volwaardige burgers,… De verblijfsprocedure vormt een extra complicerende factor. In onze samenleving is de toegang tot voorzieningen sterk gereguleerd. Je statuut bepaalt of je een verminderingskaart kan bekomen voor het openbaar vervoer of kan aansluiten bij een voetbalclub. Die administratieve complexiteit en soms onzinnige belemmeringen maken de begeleiding van deze jongeren soms extra zwaar. Het traject van Begeleid Zelfstandig Wonen situeert zich in de laatste fase voor de meerderjarigheid. Voor heel wat jongeren is de afloop van de verblijfsprocedure onzeker tot de dag van hun meerderjarigheid. Bij enkelingen valt het verdict zelfs nog later. Voor de jongere en hun begeleiders zijn dit erg ingrijpende gebeurtenissen. De mogelijkheid tot verlengde hulpverlening in dit licht erg belangrijk. Pas wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken een beslissing heeft genomen wordt het toekomstscenario concreet. In de aanmelding van niet-begeleide minderjarigen bij de jeugdzorg zitten veel elementen van willekeur. Het is de voogd die het initiatief moet nemen om een jongere aan te melden. De woonplaats van de voogd bepaalt bij welk Comité Bijzondere Jeugdzorg de minderjarige aangemeld moet worden. Ieder Comité Bijzondere Jeugdzorg heeft een eigen traditie voor de behandeling van dossiers van niet-begeleide minderjarigen. Sommigen kijken strikt toe op het statuut van de jongere en/of de interpretatie van de situatie als een problematische opvoedingssituatie. Andere nemen een minder strikte houding aan. In sommige regio’s zijn er uitvoerige intakegesprekken, in andere helemaal geen. Tot slot zijn er plaatsen waar pas een consulent wordt aangeduid als er een toewijzing van een opvangplaats is. Kortom, de instroom in de Jeugdzorg wordt niet altijd bepaald door de hulpvraag/nood van de jongeren maar door een samenloop van toevallige omstandigheden (voogd, woonplaats van de voogd, tradities van het plaatselijke Comité Bijzondere Jeugdzorg). Bovendien vallen niet-begeleide minderjarigen met de status van erkend vluchteling of subsidiaire bescherming bijna stelselmatig uit de boot. Omdat ze een vast verblijfsrecht hebben moeten ze de Fedasil-centra verlaten maar bij de Bijzondere Jeugdzorg belanden ze onderaan op de wachtlijst. Daardoor worden de voogden gedwongen om alternatieven te zoeken buiten de Bijzondere Jeugdzorg. Oorzaken zijn het ontbreken van afsprakenkader en taakverdeling tussen de federale en Vlaamse Overheid en hiaten in de prioriteitsstelling bij de wachtlijsten.
Vertaald in beleidsaanbevelingen: - Niet-begeleide minderjarigen hebben in de eerste plaats dezelfde problemen als andere jongeren die zelfstandig gaan wonen: huisvesting, armoede,… - maar specifiek voor deze doelgroep vragen we het beleid om voor minderjarigen van het verblijfsstatuut geen struikelblok te maken, maar de hulpvraag/nood van de minderjarige als uitgangspunt te nemen. - Samenwerkingsafspraken tussen de federale overheid en gemeenschappen zijn nodig - Dat moet de Vlaamse Gemeenschap toelaten een nieuw beleidskader uit te tekenen dat waarin de opdracht en de prioriteiten van de Jeugdzorg bepaald kunnen worden .
VOORSTELLING VAN DE FEDERATIE DIENSTEN BEGELEID ZELFSTANDIG WONEN
De Federatie Diensten Begeleid Zelfstandig Wonen (FDBZW) groepeert de Vlaamse ambulante diensten begeleid zelfstandig wonen (BZW) binnen de bijzondere jeugdbijstand. 19 van de 20 diensten in Vlaanderen zijn lid van de Federatie BZW. De totale capaciteit ambulante BZW binnen de bijzondere jeugdbijstand bedraagt 384 begeleidingsplaatsen. De Federatie BZW is reeds meer dan 20 jaar actief. De FDBZW streeft drie belangrijke objectieven na namelijk: - belangenbehartiging van de doelgroep: de federatie komt sterk op voor de belangen van de begeleide minderjarigen. - belangenbehartiging van de werkvorm: signaalfunctie en beleidsbeïnvloeding ten aanzien van de Vlaamse overheid; - uitwisselingsplatform: kwaliteit van de hulverlening verhogen. In het verleden werden regelmatig knelpunten gesignaleerd, waaraan een positief gevolg werd gegeven door het beleid. We denken o.a. aan de goedkope Buzzy-pass bij De Lijn, de regeling rond studietoelagen, de verblijfssubsidie voor minderjarigen die zelfstandig wonen die werd gelijkgesteld met het leefloon, de uitbreiding van de vrijstelling van inkomsten tot alle inkomsten uit werk, de mogelijkheid dat minderjarigen zich inschrijven voor een sociale woning.
De Federatie zet zich verder in, om op de domeinen ‘inkomen’, ‘wonen’ en ‘rechtspositie’, de situatie van de jongeren te verbeteren. Bijzondere aandacht gaat ook naar de positie van de niet-begeleide buitenlandse jongeren. De Federatie volgt de ontwikkelingen in zake de ‘Integrale Jeugdhulp’ op en formuleert standpunten ten aanzien van het beleid. Vanuit de Federatie BZW zijn er ook 2 regionale intervisiegroepen ontstaan. ( West – en Oost – Vlaanderen ) en (Antwerpen, Limburg en Vlaams – Brabant ) De contactpersoon van de FDBZW is Ivan Nulens, te bereiken op 011/312743. De Federatie hanteert een “ memorandum BZW “ dat permanent wordt geactualiseerd en waarin knelpunten staan die worden gesignaleerd aan de bevoegde overheden met suggesties voor aanpassing en verbetering. Dit memorandum is steeds op te vragen bij de Federatie via bovenstaande contactpersoon.