BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 1/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
CENTRUM VOOR AMBULANTE BEGELEIDING PROFIEL BEGELEID ZELFSTANDIG WONEN1
I.
MISSIE .................................................................................................. 2
II.
DOELGROEP .......................................................................................... 2
III.
STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN .................................................... 2
IV.
WAARDEN EN VISIE ............................................................................. 3 IV.1. MENS EN MAATSCHAPPIJVISIE................................................... 3 IV.2. VISIE OP HULPVERLENING ......................................................... 3 Onze houding naar de cliënt toe .............................................................. 3 Onze houding naar de verwijzer toe......................................................... 5 Onze houding naar de maatschappij toe.................................................. 6 IV.3. PEDAGOGISCHE VISIE ................................................................. 6 IV.3.1. Uitgangspunten ............................................................................ 6 Het belang van de begeleidingsrelatie ..................................................... 6 Het verloop van de begeleiding................................................................ 7 De begeleidingsrelatie binnen een context: werken met omgeving ......... 7 Het werkkader .......................................................................................... 8 IV.3.2. Doelstellingen, middelen en methodieken .................................... 8 Operationele doelstellingen...................................................................... 8 Soorten doelstellingen in de begeleiding................................................ 10 Operationele middelen en methodieken................................................. 11 IV.4. ORGANISATORISCHE VISIE ....................................................... 11 Structuur, verantwoordelijkheid en communicatie.................................. 11 Teamwerking ......................................................................................... 12 Overleg, samenwerking en bijsturing ..................................................... 12 Bereikbaarheid en infrastructuur ............................................................ 13 Financieel beleid .................................................................................... 14
V.
1
BELEIDSOPTIES C.A.B. ....................................................................... 14
Het Centrum voor Ambulante Begeleiding organiseert als inrichtende macht naast “Begeleid Zelfstandig Wonen” ook “Thuisbegeleiding”. De kernelementen van de missie zijn voor Begeleid Zelfstandig Wonen en Thuisbegeleiding dezelfde. Zij zijn gebaseerd op de “basisvisie” die sinds de oprichting van de VZW in ’84 meerdere malen werd verfijnd. Alle aspecten van de basisvisie zijn verwerkt in het profiel van de voorziening.
BZW Kl.nr. 803
I.
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 2/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
MISSIE.
De afdeling Centrum Begeleid Wonen van het Centrum voor Ambulante Begeleiding (CAB), werkzaam in de Bijzondere Jeugdbijstand, wil geëngageerde, professionele, ambulante op zelfstandigheid gerichte hulpverlening bieden en helpen garanderen aan de meest kwetsbare jongeren opdat zij zich verder kunnen ontplooien. II.
DOELGROEP.
Begeleid zelfstandig wonen biedt een intensieve ambulante begeleiding aan jongeren vanaf 17 tot maximaal 21 jaar, die in het kader van de Bijzondere Jeugdbijstand naar ons worden verwezen door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of de Jeugdrechtbank. We richten ons op jongeren die begeleiding nodig hebben om hun zelfstandigheid, zowel materieel- praktisch als psycho-sociaal, te verhogen. Het betreft meestal jongeren die alleen (gaan) wonen. Maar ook jongeren in andere leefsituaties kunnen door onze dienst intensief ambulant begeleid worden. We denken aan: - jongeren die nog thuis of elders wonen voor zover minstens bij één van de partijen de wens leeft dat de jongere binnen afzienbare tijd gaat zelfstandig wonen; - jongeren die samenwonen met een partner of een vriend; - jonge ouders met hun kindje, al dan niet met partner. Soms wijzigt de leefsituatie en daarmee samengaand ook de hulpvraag tijdens de begeleiding. De begeleiding focust zich op de jongere, maar betrekt leden van het netwerk van de jongere in functie van de verder geschetste doelstellingen. Vooral wanneer de jongere een kindje heeft, zijn het kind en de andere ouder- en opvoedingsfiguren belangrijke betrokken partijen in de begeleiding. Heel wat jongeren hebben nood aan ondersteuning als ze op jonge leeftijd ervoor kiezen, moeten kiezen of ertoe gedwongen worden om zelfstandig te gaan leven. Dit is des te meer het geval in een complexe samenleving als de onze en als steunfiguren beperkt zijn of ontbreken. De hoger genoemde verwijzers bepalen welke van deze jongeren in aanmerking komen voor begeleid zelfstandig wonen. Wij nemen alle jongeren op die verwezen worden. Op die manier garanderen we hulpverlening aan de meest kwetsbare jongeren, zoals hoger vermeld in de missie. We moeten blijven beseffen dat vele jongeren ernstig gekwetst zijn in hun basisvertrouwen. Daarom dienen we vaak te werken met beperkte doelstellingen. We denken ondermeer aan jongeren die niet wensen hun zelfstandigheid op te nemen, jongeren met een psychiatrische problematiek, drugverslaafden, jongeren die zich in een spiraal van geweldplegingen bevinden en jongeren met een handicap. III.
STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN VAN DE WERKVORM BZW.
Met BZW willen we een hulpverlening realiseren die ernaar streeft dat de jongere voldoende autonoom leert functioneren. Dit betekent dat de jongere in de mate van het mogelijke de verantwoordelijkheid voor zijn leven zelf in handen neemt, zich praktisch uit de slag weet te trekken en een emotioneel evenwicht verwerft.
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 3/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
Tegelijkertijd met deze autonomie is het belangrijk dat we ernaar streven dat de jongere een netwerk van mensen om zich heen uitbouwt en daarin een plaats verwerft. Omdat de problematische situaties waarin onze cliënten terechtkomen ook te maken hebben met maatschappelijke factoren, rekenen we het tot onze taak mee te werken aan het verbeteren van de maatschappelijke context waarbinnen de problemen gestalte krijgen, minstens door het signaleren van structurele belemmeringen aan de bevoegde diensten en overheden. Belangrijk om weten is dat de doelstellingen die we hier voor de werkvorm BZW formuleren, streefdoelen zijn die niet door alle jongeren zullen kunnen bereikt worden. Het is duidelijk dat de mogelijkheden en grenzen van de jongere, de verwachtingen van en de steunpunten in zijn directe omgeving, alsook de kansen en de grenzen van uit de bredere samenleving hierbij een rol spelen. IV. WAARDEN EN VISIE IV.1. MENS- EN MAATSCHAPPIJVISIE. Het CAB gaat uit van ieders fundamenteel recht om zijn eigen leven en welzijn te bepalen in de mate dat daardoor hetzelfde recht van anderen niet geschonden wordt. Ieder mens in een problematische situatie heeft het recht om geholpen te worden. De maatschappij heeft tot taak deze hulpverlening te organiseren en middelen ter beschikking te stellen. Mensen zijn actieve probleemoplossers met een eigen unieke betekenisverlening. Ook al lijkt het niet altijd zo of zijn ze er zichzelf niet van bewust, zij hebben hun eigen opvattingen over wat het probleem is, hoe problemen dienen aangepakt te worden en ze voeren zelf actie in deze zin. Zoals eerder gezegd organiseert het CAB een hulpverlening voor de meest kwetsbare jongeren. Jongeren die in hun verleden zodanig gekwetst en geschonden zijn in hun basisvertrouwen dat hun ontwikkeling geschaad werd. Het morele en emotionele ontwikkelingsniveau van onze jongeren is daardoor niet altijd in overeenstemming met hun leeftijd. Voeg daarbij het gegeven dat onze samenleving steeds complexer en veeleisender wordt en dat onze jongeren zich sowieso op een kwetsbare leeftijd bevinden, en je komt tot de vaststelling dat onze jongeren vaak te beperkt zijn om de taken die op hen afkomen gepast te kunnen opnemen. We kiezen er als dienst voor om, met voldoende oog voor hun groeikansen, deze beperkingen te aanvaarden en de maatschappij hiervoor gevoelig te maken. IV. 2. VISIE OP HULPVERLENING. Onze houding naar de client toe. Omdat we mensen zien als actieve probleemoplossers dient de begeleiding aan te sluiten bij de initiatieven van de jongeren en hun omgeving, de aanpak versterken of in goede banen leiden. De verantwoordelijkheid van de jongeren (en diens omgeving indien aanwezig) wordt vooropgesteld en zo weinig mogelijk overgenomen. Dit zal pas mogelijk zijn wanneer de begeleiding 1. de cliënt of het cliëntsysteem erkent als een actieve probleemoplosser en bijgevolg ook diens inzet ziet en benoemt;
BZW Kl.nr. 803
2. 3. 4. 5.
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 4/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
de eigen denksporen en hanteringswijze van de jongere en diens omgeving verkent; zo nodig alternatieve denksporen of hanteringswijzes voor hun probleem aanbrengt; voldoende informeert over de maatschappelijke normen en de te verwachten gevolgen; daadwerkelijk confronteert met de gevolgen – in de breedste zin van het woord – van de te nemen of de genomen beslissingen en de acties die daarmee samengaan.
De jongeren die wij begeleiden zijn vaak nog zoekende op het gebied van omgaan met problemen. Ze formuleren opvattingen die weer in twijfel worden getrokken, aarzelen om dan weer keuzes te maken en acties te ondernemen. Keuzes worden niet altijd weloverwogen gemaakt en worden soms nadien in vraag gesteld. Het is belangrijk deze fase te erkennen als een proces van zinvol zoeken, ook al levert dit vaak heel nadelige gevolgen voor hen en hun omgeving op. Het CAB gelooft in de kracht van het proces om tot probleembesef en – inzicht te komen. In situaties waarin de fysieke en psychische integriteit van jongeren of derden (waaronder hun kinderen, de partner, de begeleider, enz.) gevaar lopen, zal zorgvuldig dienen afgewogen te worden welke stappen de begeleiding kan of moet nemen ten einde deze integriteit te vrijwaren. Dit alles vraagt van de begeleiding een weloverwogen en correcte ethische opstelling. Begeleiding is steeds beïnvloeding en voor die beïnvloeding draagt de begeleider de volle verantwoordelijkheid. Alleen een juiste ethische houding kan er garant voor staan dat de jongere ook zijn volle verantwoordelijkheid kan nemen, niet alleen ten aanzien van zichzelf maar ook ten aanzien van anderen. Een professioneel en geëngageerd opgebouwd begeleidingsproces, opgevolgd, gesteund en getoetst binnen de teamwerking, is een basisvoorwaarde om deze visie op hulpverlening kwaliteitsvol te kunnen waarmaken. De grote maatschappelijke kwetsbaarheid van onze jongeren noopt ons tot de hoger geschetste zorgvuldige ethische opstelling. In onze overwegingen dienen we steeds uit te gaan van de groeikansen van onze jongeren. We vinden het daarom ook belangrijk om te zoeken naar kanalen waarlangs jongeren kunnen participeren in de uitbouw van hun eigen begeleiding en de werking van de werkvorm BZW. Elementen hierin zijn: - een duidelijk en correct informeren van de cliënten, bij aanmelding door middel van het hulpverleningsvoorstel en verder bij alle stappen die in de begeleiding worden genomen; - cliënten betrekken bij de uitbouw van het eigen hulpverleningsproces door o.a. het formuleren van gemeenschappelijke doelstellingen, hoe minimaal die bij aanvang ook kunnen zijn; - cliënten inzage verlenen in het dossier; - maatregelen voorzien die de privacy van de cliënten en de vertrouwelijkheid van de door hen gegeven informatie moeten garanderen. Deze vertrouwelijkheid wordt gedeeld met het team en de verwijzer. De cliënt is daarvan op de hoogte. - het creëren van instrumenten voor cliëntbevraging; - een klachtenprocedure uitwerken en gebruiken.
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 5/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
Onze houding naar de verwijzer toe De hulpverlening die wij aanbieden situeert zich op de tweede lijn. De jongeren worden naar het CAB verwezen door een verwijzer, het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg of de Jeugdrechtbank. De rol van de verwijzer als maatschappelijke opdrachtgever vinden wij zeer belangrijk. 1. Het zijn de verwijzers die samen met de betrokkenen een analyse maken van de probleemsituatie en van daaruit gaan zoeken naar de meest geschikte oplossing. De selectie gebeurt dus door een externe instantie. Het CAB is verplicht de jongeren op te nemen die doorverwezen worden. Het is wel de taak van het CAB om de profilering van de werkvorm BZW in communicatie te brengen met de verwijzer. 2. Eens de jongere toegewezen is aan onze dienst beluistert de begeleider de verwachtingen die de verwijzer heeft ten aanzien van de begeleiding. Deze verwachtingen worden met de verwijzer besproken en afgetoetst aan de hulpvraag en/of doelstellingen die we verkregen op basis van de intake met de jongere en diens omgeving. 3. Na de doorverwijzing blijft de verwijzer betrokken in het begeleidingsproces. Zo zal de begeleider de verwijzer op geregelde tijdstippen uitnodigen om met de 3 partijen (jongere-verwijzer-CAB) samen te zitten teneinde de zinvolheid van de (verdere) begeleiding mee te evalueren. De verwijzer neemt de beslissingen rond verder zetten of stoppen van de begeleiding. 4. De begeleider heeft een rapportagetaak naar de verwijzer. De begeleider houdt de verwijzer op de hoogte door middel van een handelingsplan, zesmaandelijkse evolutieverslagen en eventueel tussendoor bij belangrijke evoluties. In duidelijke gevaarsituaties wordt de verwijzer frequent, expliciet en schriftelijk op de hoogte gebracht van de omstandigheden. Het CAB verwacht dat de verwijzer op basis van overleg met het BZW team de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de voortzetting van de begeleiding of voor andere acties die gezien de omstandigheden moeten ondernomen worden. 5. De verwijzer kan als betrokkene op afstand een belangrijke rol spelen in het begeleidingsproces: de maatschappelijke waarden vertolken, evoluties markeren, afspraken vastleggen. 6. Bij wijziging in de leefsituatie van de jongere nodigen we de verwijzer uit om samen met de betrokkenen opnieuw een analyse te maken, de opdracht voor het CAB indien nodig te wijzigen en bijhorend mandaat vast te leggen. Uitgaande van deze positionering van verwijzer enerzijds en begeleider anderzijds, zal de begeleider: - na intake met de jongere zo snel mogelijk een overleg met de verwijzer vragen; - bij elke belangrijke verandering (bijv. geboorte van een kind) opnieuw samen zitten met verwijzer en jongere om de nieuwe hulpvraag en maatschappelijke opdracht te bekijken en alle partijen opnieuw op elkaar af te stemmen; - de wijze waarop hij de begeleidingsopdracht invult ter bespreking voorleggen aan de verwijzer. Bij het in werking treden van de Integrale Jeugdhulp zal moeten bekeken worden op welke wijze deze functies een plaats kunnen krijgen in de nieuwe structuren.
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 6/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
Onze houding naar de maatschappij toe De problemen waarmee onze jongeren individueel te kampen hebben, krijgen gestalte binnen een maatschappelijke context. Wij zijn ervan overtuigd dat het ook onze taak is om oog te hebben voor deze context. Welke kansen biedt de samenleving, welke ontneemt zij? Hoe krijgen belangrijke waarden er gestalte, of worden zij vergeten? Wij willen gevoelig zijn voor de boodschappen die onze jongeren ons hier rond kunnen geven. We rekenen het tot onze taak om met hen hierover na te denken. We dienen signalen te geven naar de bevoegde beleidsniveaus waar beleidsopties en regelingen structurele hindernissen vormen voor de ontplooiing van de door ons begeleide jongeren. Tenslotte blijven we ook waakzaam voor de sociale perspectieven die o.a. door de media op ons en onze jongeren afkomen en onze betekenisverlening en keuzes beïnvloeden. IV.3. PEDAGOGISCHE VISIE. IV.3.1. UITGANGSPUNTEN. Het belang van de begeleidingsrelatie. De begeleiding van een jongere wordt toegewezen aan een individuele begeleider, die in overleg en samenspraak met het team de individuele begeleidingsrelatie met de jongere uitbouwt. De relatie tussen de begeleider en de jongere is één van de pijlers van onze werking. Zoals eerder aangegeven gaan we uit van de uniciteit van elke menselijke persoon. De begeleider toont een warme belangstelling voor de jongere, zijn leefwereld en zijn activiteiten. De begeleider tracht voorspelbaar en betrouwbaar te zijn. De begeleider zoekt naar een evenwicht tussen enerzijds nabij zijn om zicht te krijgen op de verschillende aspecten van het functioneren van de jongere en anderzijds voldoende professionele afstand bewaren. Zo probeert de begeleider een relatie op te bouwen waarin zeer veel op een veilige manier kan ter sprake komen. Hij zal de begeleidingsrelatie steeds blijven kaderen in de hulpverleningsopdracht en de samenwerking met de verwijzer. Om de groeikansen van de jongere te waarborgen en te vergroten, vertrekt de begeleider altijd vanuit de mogelijkheden van de jongere. De jongere en zijn omgeving worden aangezet om zelf taken op te nemen en hun weg te zoeken. Op die manier bevestigen we hen in hun krachten en inzet en versterken we ook hun vaardigheden. Als het nodig of pedagogisch wenselijk is, zal de begeleider met de jongere samen taken opnemen of taken overnemen van de jongere. Belangrijk is dat we uitgaan van het idee van de maximale verantwoordelijkheid: wat de jongere en/of diens omgeving zelf kan, doen ze zelf. De begeleider zal de jongere informeren over en confronteren met de te verwachten of mogelijke gevolgen van de beslissingen van de jongere en van de acties die hij onderneemt. Begeleid Zelfstandig Wonen is altijd een begeleid leren en groeien vanuit ervaring. Hoewel de individuele begeleidingsrelatie de rode draad blijft doorheen de begeleiding, zien we dat de meeste jongeren ook vertrouwd zijn met het CAB als dienst en andere medewerkers, zoals de klusjesman, de onthaalmedewerkster en andere begeleiders. Wij vinden dat niet onbelangrijk. Door hen ook deze contacten aan te bieden, verzekeren we de continuïteit van de begeleiding bij afwezigheid van de vaste begeleider en voorkomen we
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 7/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
een te grote afhankelijkheid van de jongere ten aanzien van de persoon van de vaste begeleider. Het verloop van de begeleiding. De begeleiding start vanuit een aanmeldingsvraag en hulpverleningsprogramma van de verwijzer. In de eerste begeleidingscontacten zal geobserveerd en bevraagd worden wat de hulpvragen van de jongere zijn, maar ook wat zijn mogelijkheden en zijn aanwezige en potentiële hulpbronnen zijn. Alle aspecten van het functioneren van de jongere en zijn leefomgeving kunnen aan bod komen. Samen met de jongere kijken we hoe hij verder kan groeien. Dit alles vindt zijn neerslag in het handelingsplan dat zo veel als mogelijk samen met de jongere wordt opgesteld of minstens besproken, en in communicatie gebracht wordt met de verwijzer. In het handelingsplan formuleren we verschillende soorten doelstellingen. Later in dit profiel wordt er meer uitleg gegeven over de verschillende soorten doelstellingen en de formulering ervan. De begeleiding verloopt procesmatig: de inbreng en sturing van de begeleiding zal gaandeweg afnemen en ruimte maken voor eigen groei en initiatieven van de jongere. Het blijft belangrijk dat we als begeleiders oog hebben voor het tijdelijke karakter van de begeleidingsrelatie, dit in communicatie brengen en onszelf overbodig maken. Hierbij moet het tempo van de jongere gerespecteerd worden. Ook de contactfrequentie kan variëren naargelang de fase waarin de begeleiding zich op dat moment bevindt. Het is kenmerkend voor onze dienst dat we wel steeds op zoek blijven gaan naar middelen om de jongere letterlijk en figuurlijk te bereiken. Daarmee willen we ook de jongeren die moeilijk rechtstreeks hulp vragen of het vertrouwen kwijt zijn, kansen op hulpverlening blijven bieden. We letten er op dat we dit doen met respect voor het zelfbeschikkingsrecht. Tijdens de afbouw van een begeleiding heerst er meestal de afspraak dat we niet langer zo aanklampend werken. In de loop van de begeleiding evalueren begeleider en jongere samen met de verwijzer, onder meer door middel van samen opgestelde evolutieverslagen, welke stappen al gezet werden, en hoe verder kan gewerkt worden. De begeleidingen worden regelmatig besproken op team, waarbij de begeleider feedback krijgt en desgevallend wordt bijgestuurd door zijn collega’s. De begeleidingsrelatie binnen een context. We zijn ervan overtuigd dat het opbouwen en onderhouden van een stevig ondersteunend netwerk een hulpbron is in de groei en de ontplooiing van elke mens. Dit geloof brengen we ook in communicatie met de door ons begeleide jongeren. We werken hier ook aan in de begeleiding. De jongeren die begeleid zelfstandig wonen zitten in een proces van zelfstandig worden en tegelijkertijd zoeken hoe ze verder verbonden kunnen blijven met hun omgeving. Vaak speelt dit zich af in een geschiedenis van moeizaam lopende relaties en relatiebreuken binnen het gezin, de familie en de omgeving. Tevens is er de onduidelijke situatie van jongeren die handelingsonbekwaam zijn en toch zelfstandig hun leven vorm moeten geven enerzijds en ouders die geen vat meer hebben op dat leven en toch het ouderlijk gezag formeel nog in handen hebben anderzijds. De begeleider ziet het als zijn taak om waar mogelijk verbindend te werken tussen jongere en omgeving. Bij omgeving denken we aan ouders, andere familieleden, partner, school of
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 8/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
werk, huisbaas, administratieve diensten, vrienden, andere hulpverleners. Soms vindt het contact ook plaats op initiatief van de omgeving. Gezien de context die we zonet beschreven zien we onze omgang met de omgeving van de jongeren als een delicaat zoeken naar gepaste evenwichten. We proberen enkele handvatten te formuleren: 1. De algemene regel is dat we de ouders van minderjarige jongeren informeren over de opstart van de begeleiding en onze contactgegevens doorgeven, tenzij dit de integriteit van de jongere in het gedrang zou kunnen brengen 2. Er wordt contact genomen met de omgeving als dat wenselijk is in functie van de begeleidingsdoelstellingen en de groeikansen van de jongere. 3. Het werken met de omgeving gebeurt steeds met respect voor de jongere, zijn vraag en zijn tempo, maar ook met een respectvolle houding tegenover de mensen rondom de jongere. 4. Het werken met de omgeving gebeurt in een kader van afspraken die we met de individuele jongere daaromtrent kunnen maken hebben (welke rol kan ik in dit contact opnemen). 5. We informeren de omgeving én de jongere ook over de mogelijkheden en de beperkingen van onze begeleiding, en proberen verwachtingen realistisch te houden. 6. In elk geval zal de begeleider de rechtstreekse communicatie tussen jongere en omgeving bevorderen, onder meer door niet zelf boodschapper te worden. We waken ervoor om niet te actief te zijn in het opnemen van een mediërende rol. 7. De begeleider tracht de betekenissen van de verschillende partijen naar elkaar toe te vertalen, voor zover hij hiervoor het mandaat heeft. Dit gebeurt bij voorkeur in directe contacten samen met de jongere en mensen uit zijn omgeving. Bij momenten zal de begeleiding in de verleiding komen om conflicten voor jongeren op te lossen, om de zaak van de jongere te bepleiten, te verdedigen. Het is belangrijk dat de begeleiding bewust omgaat met dit appel. 8. De begeleider gaat omzichtig om met informatie die hij krijgt. We vragen de omgeving om geen informatie door te geven die niet kan besproken en werkbaar kan gemaakt worden naar de jongere toe. Ook in het doorgeven van informatie over de jongere blijven we bijzonder zorgzaam: enkel relevante informatie wordt doorgegeven, bij voorkeur met akkoord van de jongere en in een serene sfeer. 9. De intensiteit van de contacten met de omgeving varieert naargelang de situatie, de noden en de mogelijkheden. Het werkkader Bij het opzetten van begeleidingen wordt uitgegaan van systeemtheoretische, contextuele en leertheoretische referentiekaders en beginselen. IV.3.2. DOELSTELLINGEN, MIDDELEN EN METHODIEKEN. Operationele doelstellingen. De hoger geformuleerde strategische doelstellingen (par.III.) worden opgesplitst in operationele doelstellingen. Deze doelstellingen zijn streefdoelen. Ze zijn een concretisering van de drie grote strategische doelstellingen van de werkvorm BZW. Een concretisering
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 9/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
omdat ze zo goed als mogelijk in gedragstermen geformuleerd werden en omdat ze de verschillende deelterreinen aangeven waarop kan gewerkt worden. Eerste strategische doelstelling: De jongere leert voldoende autonoom te functioneren. Operationele doelstellingen: De jongere weet waar hij terecht kan voor informatie en hulp bij zijn problemen en zijn vragen; De jongere heeft een goede woonst en komt zijn verplichtingen als huurder na; De jongere heeft een gezonde levensstijl (voeding, hygiëne, levensritme, seksualiteit, omgaan met genotmiddelen,…) en reageert gepast op gezondheidsproblemen als die zich voordoen; De jongere is gericht op het legaal verwerven van voldoende inkomsten; De jongere slaagt erin zo technisch te budgetteren en prioriteiten te leggen dat hij rondkomt met zijn geld, op langere termijn kan plannen en daarin zelf verantwoorde keuzes kan maken; De jongere houdt zijn administratie in orde, zet daartoe de nodige stappen en bewaart zijn dossiers; De jongere organiseert zijn dagelijks leven, plant daarin zijn huishoudelijke taken (koken, wassen en strijken, inkopen, onderhoud van de woonst) en zorgt dat ze regelmatig zijn uitgevoerd; De jongere zoekt, vindt en behoudt een voor hemzelf gepaste en zinvolle dagbesteding (werk, opleiding, vrijetijdsbesteding); De jongere weet zich gepast te gedragen in sociale situaties; De jongere heeft een emotioneel evenwicht bereikt dat hem in staat stelt op een rustige en realistische manier om te gaan met problemen uit het verleden en in het heden en bewust te bouwen aan zijn toekomst. Tweede strategische doelstelling: De jongere bouwt een netwerk van mensen om zich heen en verwerft daarin een plaats. Operationele doelstellingen: De jongere slaagt erin een netwerk van mensen om zich heen op te bouwen en te behouden; De jongere heeft zicht op zijn familiale geschiedenis, en slaagt erin gepast om te gaan met zijn ouders, kinderen en/of familieleden; De jongere is in staat een intieme relatie op te bouwen. Derde strategische doelstelling: We werken mee aan het verbeteren van de maatschappelijke context waarbinnen de problemen van de jongeren gestalte krijgen, minstens door het signaleren van structurele belemmeringen aan de bevoegde diensten en overheden. Operationele doelstelling: Maatschappelijke en structurele problemen die jongeren en hun gezinnen beletten in hun groei- en ontwikkelingskansen worden gedetecteerd; Deze problemen worden aan de bevoegde diensten en overheden gesignaleerd.
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 10/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
Soorten doelstellingen in de begeleiding De operationele doelstellingen geven ons als het ware een lijst van veelgestelde doelen in de BZW hulpverlening. Op basis van intakegegevens, het verloop van de begeleiding en in overleg met de jongere zullen die streefdoelen geselecteerd worden die op dat moment van toepassing zijn voor de desbetreffende cliënt. Vervolgens worden ze vertaald in realistische, geïndividualiseerde en liefst gemeenschappelijke begeleidingsdoelstellingen. De begeleider spreekt met de jongere over zijn probleem en hulpvraag. De begeleider staat open voor verschillende perspectieven op het probleem en tracht het perspectief van de jongere te herkennen, te erkennen en te begrijpen. Met deze informatie in het achterhoofd streven de begeleider en de jongere ernaar om het eens te geraken over de doelstelling én de formulering ervan: in begrijpbare taal, vanuit de jongere geformuleerd, concreet en haalbaar. Vele jongeren hebben bij het begin van de begeleiding nog geen zicht op hun probleem of hulpvraag. Dit is nog meer het geval bij de jongeren die niet of ambivalent gemotiveerd zijn om alleen te gaan wonen en/of begeleid te worden. Niet zelden zijn dit de moeilijke starters. In plaats van halsoverkop als begeleider zelf begeleidingsdoelstellingen te gaan creëren (of de verwachtingen van de verwijzer onmiddellijk als begeleidingsdoelstellingen in het handelingsplan op te nemen), is het aan te raden te temporiseren en voorrang te verlenen aan diagnostische en voorwaardelijke doelstellingen. Diagnostische doelstellingen worden geformuleerd met de bedoeling zicht te krijgen op bepaald gedrag, patronen, relaties, systemen,… en zodoende eventuele problemen in kaart te brengen. Dit zicht kan zowel voor begeleider als jongere zinvol zijn om tot probleembesef en inzicht te komen. Pas dan heeft het zin om hulpverleningsdoelen te gaan formuleren die tot doel hebben dat het probleem afneemt. Probleembesef is dus mogelijks een voorwaardelijke doelstelling. Het opbouwen van de begeleidingsrelatie verdient veel zorg en aandacht. Deze jongeren hebben heel wat voorbehoud en weerstand ten aanzien van alleen wonen en/of begeleid worden. Samen met hen helderheid krijgen over hun motivatie voor begeleiding en hun bereidheid tot verandering is eveneens een voorwaarde om ‘echt’ aan het werk te kunnen gaan. Deze opsplitsing in voorwaardelijke, diagnostische en begeleidingsdoelstellingen kan de suggestie wekken dat er een rechtlijnig verloop van de ene soort naar de andere soort doelstelling is. Nochtans maken we in de begeleiding van onze jongeren meer cirkelvormige bewegingen: constante cirkels van motiveren en af en toe komen tot concrete hulpverleningsdoelen en kleine resultaten, om dan weer te gaan motiveren. Hoezeer we ook belang hechten aan participatie van de jongere in het uitzetten van de begeleidingslijn, soms kunnen we niet voorbij aan onze eigen grenzen of die van de samenleving. Enkele van die grenzen werden reeds opgenomen in onze afsprakennota die bij het begin van de begeleiding door jongere en begeleider wordt ondertekend. Andere grenzen kunnen de integriteit van de begeleider of de integriteit van een jonger kind zijn. Om deze grenzen waar nodig in een specifieke begeleiding gewicht te geven, kunnen zij geformuleerd worden in termen van onvoorwaardelijke doelstellingen.
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 11/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
Operationele middelen en methodieken Om bovenstaande doelstellingen te realiseren, kunnen we gebruik maken van volgende middelen en methodieken. Uiteraard zal ook hier zorgvuldig afgewogen worden hoe we best kunnen te werk gaan in functie van de doelstellingen en de motivatie van de jongere. Ten aanzien van verschillende operationele doelstellingen van de eerste en tweede strategische doelstelling. 1. Huisbezoeken; 2. Participeren aan en modelen in de leefwereld van de jongeren door o.m. samen taken op te nemen (thuis en elders); 3. Het actief opzoeken van informatie, al dan niet samen met de jongere; 4. Het aanleren van allerlei vaardigheden op de verschillende domeinen van het begeleid zelfstandig wonen (gebaseerd op het competentiemodel); 5. Contacten met omgeving van de jongere in functie van de ontwikkelingskansen van de jongere; 6. Samenwerking met en doorverwijzing naar andere hulpverlening (OCMW, eerste lijn, GGZ) met duidelijke afspraken rond privacy, respect voor rechten van cliënten; 7. Effectevaluatie-instrument, voor ouders met kinderen aangevuld met de vragenlijst gezinsfunctioneren. Ten aanzien van één of een beperkt aantal operationele doestellingen : 8. Het budgetsysteem, met geblokkeerde rekening, fasering, budgetplan, mogelijkheid tot individualisering; 9. Het aanbieden van een administratiemap die kan geïndividualiseerd worden; 10. Psycho-sociale begeleiding met verkenning van problemen, adviezen, hulp bij verwerking en hantering van (traumatische) ervaringen en relationele problematieken; 11. Het in kaart brengen van het netwerk rond de jongere, o.m. door middel van specifieke instrumenten (genogram, sociogram). Ten aanzien van de derde operationele doelstelling. 12. Intern maatschappelijke problemen detecteren en communiceren; 13. Extern de geëigende kanalen openhouden voor het signaleren van maatschappelijke problemen. IV.4. ORGANISATORISCH. Structuur, verantwoordelijkheid en communicatie Het Centrum Begeleid Wonen is een afdeling van de VZW Centrum voor Ambulante Begeleiding, georganiseerd binnen de Bijzondere jeugdbijstand. De dienst wordt erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap en heeft een erkenning voor de begeleiding van 32 jongeren, waarvoor een team met een aantal begeleiders en een teamverantwoordelijke instaat. Het CAB beschikt eveneens over een afdeling Thuisbegeleiding. Het CAB is intern formeel gestructureerd zoals dat voor een vzw wettelijk voorzien is. Het hoogste orgaan is de Algemene Vergadering, die de leden van de Raad van Bestuur (RvB) verkiest en de werking van de RvB jaarlijks evalueert. Het CAB plaatst beide werkvormen (BZW en TB) in het organigram op gelijk niveau. De uitgangsprincipes voor de werking en hulpverlening is voor beiden dezelfde. Er zijn een aantal verschillen voor wat betreft de concrete uitwerking, om zo recht te doen aan de eigenheid van beide werkvormen.
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 12/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
Er is een hiërarchische structuur i.f.v. de duidelijkheid van ieders verantwoordelijkheden en bevoegdheden (zie functiebeschrijvingen). Daarbinnen wordt, voor zover de bevoegdheden reiken, maximaal beroep gedaan op ieders verantwoordelijkheid. Daarnaast streven we een participatief beleid na. Medewerkers worden geacht ook op halflange en lange termijn mee te denken over en mee te werken aan de strategische doelstellingen van de organisatie en de middelen die daartoe worden ingezet. Om dit te realiseren zijn communicatie en overleg tussen de aangrenzende hiërarchische niveaus de meest geschikte kanalen. Vanuit een hoger niveau kunnen medewerkers steeds op (de wijze van uitvoeren van) hun opdrachten aangesproken worden. Omgekeerd kan elke medewerker steeds uitleg en toelichting vragen bij genomen beslissingen. Teamwerking Van de individuele begeleider wordt verwacht dat hij voortdurend reflecteert op zijn begeleidingen en tracht gepland en strategisch te werken. De algemene begeleidingslijnen worden uitgewerkt op een teamvergadering. De begeleider geeft op het team aan of hij met de voorgestelde lijn, strategie, methode verder kan (zo niet, dan zoeken we verder) en er wordt van hem verwacht dat hij die in praktijk brengt. Blijft dat het heel wat creativiteit en soepelheid vraagt om met soms vrij algemene lijnen in te spelen op zeer concrete, vaak wisselende en onverwachte situaties waarin de begeleider gepast dient te beslissen en te handelen. De begeleider krijgt een bijkomende ondersteuning onder de vorm van regelmatige individuele werkbesprekingen met de pedagogisch verantwoordelijke (PV). Deze besprekingen hebben ook tot doel de PV op de hoogte te houden van de evoluties, en hem toe te laten de verantwoording voor de lopende begeleidingen af te leggen tegenover de organisatie, die de begeleidingen formeel krijgt toevertrouwd. Daarnaast is er ook de mogelijkheid tot tussentijds ongepland overleg met de PV. Bij crisissituaties is dit overleg noodzakelijk. Regelmatig zitten de begeleiders en de PV samen op het gemeenschappelijk team om de bestaande werking te evalueren, bij te sturen en waar nodig nieuwe initiatieven te ontwikkelen. Werkgroepen en denkdagen binnen BZW kunnen domeinen van de werking opvolgen, of nieuwe uitdagingen opnemen en een antwoord trachten uit te werken dat dan weer teruggekoppeld wordt aan de gehele begeleidersgroep. Voortdurende bijscholing en vorming staan garant om aandachtig en zorgvuldig te blijven werken, alsook op de hoogte te blijven van eventuele nieuwe tendensen en technieken in de hulpverlening. Indien nodig kan er beroep gedaan worden op de onderhoudsman voor logistieke ondersteuning van de jongeren. Het secretariaat ondersteunt de teammedewerkers vanuit hun opdrachten. Overleg, samenwerking, bijsturing. Het CAB hecht een groot belang aan intern en extern overleg. Door intern overleg willen we bekomen dat de gehele werking zo veel mogelijk gedragen wordt door elk van de medewerkers. Daartoe is een goede informatieoverdracht tussen de verschillende geledingen en een grote betrokkenheid bij het uitbouwen van de werking nodig. Naast de reeds geschetste interne vergaderingen (teamvergadering, teamdagen, werkgroepen binnen BZW, Raad van bestuur) is er ook 2 à 3 x/jaar een gemeenschappelijk informatie en overlegmoment (GIM-GOM) waaraan alle medewerkers deelnemen, en een evaluatieweekend (om het anderhalf jaar) waar bepaalde aspecten van de werking grondig worden geëvalueerd en aanzetten tot bijsturing worden gegeven. Een aantal werkgroepen overstijgen de werking van BZW, en worden onder de verantwoordelijkheid van de eindverantwoordelijke opgezet om elementen van de globale werking van het CAB op te volgen of bij te sturen.
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 13/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
We vinden het belangrijk om zicht te blijven houden op evoluties in de bredere hulpverleningswereld en, in functie van de eigen werking en de doelgroep, deel te nemen aan kanalen van beleidsvorming en beleidsbeïnvloeding. Het CAB participeert dan ook in diverse overleg- en bestuursvergaderingen. Wij werken samen met andere organisaties om zo betere hulpverleningsmogelijkheden voor onze cliënten uit te bouwen, elkaars werking te bevragen en te verrijken. Samenwerkingsverbanden kunnen afgesloten worden met andere voorzieningen, zoals al gebeurde met voorzieningen in de Bijzondere Jeugdbijstand en in het Algemeen Welzijnswerk. De eindverantwoordelijke coördineert dit extern overleg. BZW is gericht op een voortdurende evaluatie, bijsturing en verbetering van de werking. Naast de reeds genoemde overlegmomenten en de toetsingsmomenten in de concrete begeleidingen, zijn registratie, effectevaluatie en rapportage in het jaarverslag waardevolle en noodzakelijke instrumenten in de evaluatie en bijsturing van onze werking. We hechten in dit opzicht ook veel belang aan een voortdurende bijscholing en regelmatige evaluatie van de medewerkers. BZW beschikt over een kwaliteitshandboek, waarvan dit profiel deel uitmaakt. Daarin worden de conditionele elementen en procedures neergeschreven die de uitgangspunten van dit profiel vertalen naar de praktijk. Bereikbaarheid en infrastructuur Huisvesting en infrastructuur zijn een zichtbaar en tastbaar element zijn van hoe wij ons aan onze gebruikers en aan de buitenwereld presenteren. Het gebouw, een oud herenhuis, is gevestigd in een drukke straat in de negentiende eeuwse gordel van de stad en vlot bereikbaar. In functie van de brandveiligheid is er een alarminstallatie met rook- en gasdetectie. Er zijn twee vergaderzalen waar teamvergaderingen en andere bijeenkomsten kunnen plaatsvinden. Ook cliënten kunnen er ontvangen worden. Voor het pedagogischadministratief werk beschikken de begeleiders over een aantal bureaus waar zij met drie of vier samen zitten. Dit kan ondersteunend zijn naar elkaar toe, terwijl de “buitendienst” ervoor zorgt dat het er ook niet te druk wordt. De mobiliteit van de begeleiders is belangrijk omdat de hulpverlening zich voor een groot deel in de leefsituatie van de jongere afspeelt. Hoewel elke begeleider geacht wordt over een eigen wagen te kunnen beschikken, heeft de dienst zelf ook twee wagens. Eén is vooral geschikt voor lichte vracht, de andere voor personenvervoer. Specifiek voor jongeren in Begeleid Zelfstandig Wonen kan, in uitzonderlijke gevallen, gebruik gemaakt worden van de depannagewoning. Op die manier worden jongeren die dringend een woning zoeken tijdelijk uit de nood geholpen. Tenslotte vinden wij dat de infrastructuur ook moet bijdragen tot personeelszorg. Er is in ons gebouw een kleine keuken ingericht waar thee, koffie en verse soep bereid worden voor de pauzes en het middagmaal. Er is ook een frisdrankenautomaat. In de zomermaanden kan een goed onderhouden tuin voor enige verpozing zorgen tijdens de pauzes. Begeleid Zelfstandig Wonen verplaatst zich voor zijn hulpverlening naar de leefwereld van de jongere. Een groot deel van de begeleidingscontacten vindt plaats bij de jongere thuis. Toch vinden we het belangrijk dat de jongeren ook terechtkunnen op het CAB. De ligging van het CAB, aan de rand van de stad, en een vlotte bereikbaarheid zowel met de wagen als met het openbaar vervoer, maken dit mogelijk. We werken laagdrempelig en staan ook open voor die jongeren die hun hulpvragen (nog) niet altijd kunnen opsparen tot een volgende begeleidingsafspraak. Hiertoe wordt tijdens de kantooruren pedagogische permanentie voorzien, buiten de permanentie-uren worden boodschappen opgenomen via het antwoordapparaat. Het CAB beschikt aan het onthaal over zowel een vaste lijn als een GSMtoestel.
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 14/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
Daarenboven beschikt het CAB over de moderne communicatiemiddelen als fax en e-mail die een vlotte bereikbaarheid, ook naar andere diensten toe, garandeert. Op het CAB zijn genoemde faciliteiten beschikbaar om ook jongeren, onder begeleiding, contacten te laten leggen met de buitenwereld. Daarenboven heeft elke begeleider zijn eigen werkGSM die meegenomen wordt op huisbezoek en die daar ook kan gebruikt worden door de jongere om taken met betrekking tot zijn/haar zelfstandig wonen tot uitvoering te brengen. Bij verlof of ziekte van een begeleider wordt voorzien in overnames. We streven ernaar dat er steeds meer dan één begeleider van bij de aanvang op de hoogte is van de begeleiding. Dit vergemakkelijkt eventuele overnames en komt de continuïteit van de hulpverlening ten goede. Financieel beleid Binnen het financieel beleid van het CAB beschikt BZW over een eigen enveloppe voor vorming en cliëntactiviteiten. Het CAB wil een zo zuinig mogelijk financieel beleid voeren, transparant en met inspraak van het personeel. De begroting, de begrotingscontrole en het financieel jaarverslag zijn ter inzage van elke medewerker.
V.
BELEIDSOPTIES CENTRUM VOOR AMBULANTE BEGELEIDING
De voorziening Centrum Begeleid Wonen is een afdeling van het Centrum voor Ambulante Begeleiding (C.A.B.). Naast Begeleid Wonen organiseert het C.A.B. eveneens Thuisbegeleiding. Bij de oprichting (1984) had de inrichtende macht duidelijk voor ogen de nieuwe ambulante werkvormen uit te bouwen als verdere noodzakelijke differentiëring van de hulpverlening binnen de Bijzondere Jeugdbijstand. In die tijd was in de sector enkel residentiële opvang voorzien. De huidige strategische opties van het C.A.B. houden nog steeds vast aan de uitgangsprincipes en bouwen er op verder. De Raad van Bestuur bepaalt de krijtlijnen die dezelfde zijn voor de onderscheiden werkvormen die zij organiseert. Er zijn een aantal verschillen voor wat betreft de concrete uitwerking, om zo recht te doen aan ieders eigenheid. Het C.A.B. stelt zich pluralistisch op. We begeleiden alle cliënten die naar ons worden doorverwezen. De rol van de verwijzer en de begeleidingsplicht zijn belangrijke elementen voor de realisatie van de missie : het bieden en helpen garanderen van hulpverlening aan de meest kwetsbaren. De hulpverlening situeert zich momenteel, enkel binnen de Bijzondere Jeugdbijstand, uitsluitend op de tweede lijn. Het C.A.B. opteert voor een kleinschalige werking om basis en beleid goed op elkaar af te kunnen stemmen en de betrokkenheid van cliënten en medewerkers de ruimste kansen te geven. Tegenover de kleinschaligheid staat dat samenwerking intra- en intersectoraal degelijk moet uitgebouwd worden. Het C.A.B. heeft samenwerkingsakkoorden met de Gentse jeugdhulpverlening uit het A.W.W. en met andere Gentse kleinschalige voorzieningen binnen de Bijzondere Jeugdbijstand. In het kwaliteitshandboek, onder de hoofding “structurele overlegmomenten” blijkt het belang dat gehecht wordt aan de samenwerking en het overleg met externe diensten en instanties. Het werkgebied voor Thuisbegeleiding en Begeleid Zelfstandig Wonen beslaat het volledige arrondissement Gent – Eeklo. We hechten groot belang aan de profilering van de werkvorm tussen de andere hulpverleningsvoorzieningen in de regio. Regelmatig zijn er gesprekken tussen de voorziening en de verwijzers om aspecten van de profilering bij te stellen.
BZW Kl.nr. 803
Profiel Dat. Uitgifte : 05/12/00 Beoordeeld door : Raf De Mulder
C_pr_01d.doc P 15/15 Goedkeuring EV : datum : 11/01/10
De voorziening gaat uit van het recht van de cliënt op een kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening. Onder kwaliteit van zorg verstaan wij het bieden van professionele hulp door gekwalificeerde medewerkers vanuit een duidelijk geprofileerde visie, en gesteund door een organisatie met dynamische maar eenduidige werkafspraken die tevens de participatie van cliënten en medewerkers vooropstellen. De voorziening is bereid om in functie van een betere hulpverlening constructief samen te werken met waardevolle en vernieuwende initiatieven vanuit de overheid of vanuit samenwerkingsverbanden. Het CAB neemt een actieve rol op in de voorbereiding van de invoering van de Integrale Jeugdhulpverlening. Het profiel zoals nu neergeschreven gaat uit van de werkingsprincipes van de Bijzondere Jeugdbijstand. Zeker op het ogenblik dat de Toegangspoort in de Integrale Jeugdhulpverlening in werking treedt, zal dit profiel moeten herzien en aangepast worden aan die nieuwe realiteit.