Burgers en Gemeentelijk Bestuur. (Een lezing, met na afloop debat, die ik graag had willen houden voor het voltallig bestuur van de gemeente Waterland. Om tot een werkelijk debat te komen, had ik willen zeggen, zal ook gebruik worden gemaakt van enkele stijlfiguren. Bestuurders en politici doen zelden anders.) Inleiding Waar komen fricties tussen burgers en plaatselijke overheid toch uit voort? Deze vraag heb ik mij vaak gesteld en er ook mijn hoofd over gebroken. Opnieuw kwam hij bij mij op tijdens het overleg tussen de kernraden van de gemeente Waterland en het gemeentelijk bestuur van 4 februari 2014. Ik schreef een antwoord op de vraag, maar besloot een en ander te laten rusten. Echter, op10 maart 2014, tijdens het zogenaamde verkiezingsdebat in het gemeentehuis van Monnickendam, schoten mij de tegenstrijdige en neerbuigende uitspraken van gemeenteraadsleden over het verschijnsel kernraden (aanleiding het “referendum” over Hakvoort) zodanig in het verkeerde keelgat dat ik besloot mijn antwoord op de vraag na de verkiezingen te verspreiden. Mijn overtuiging is (en dat werd op 10 maart alleen maar bevestigd) dat wanneer fractieleden en bestuurders met het pistool op de borst gevraagd zou worden wat zij werkelijk menen van burgerparticipatie, zij dit een lastig verschijnsel vinden, dat je weliswaar met de mond de hemel in prijst, maar feitelijk in de eigen sop laat gaarkoken. Werkelijke burgerparticipatie zou voor hen inlevering van politieke macht betekenen. Immers, in dat geval kom je gezamenlijk tot oplossingen die wel eens anders zouden kunnen uitpakken dan het eigen ja of nee. Sprekend voorbeeld: een duidelijke meerderheid in de raad vóór opening winkels op zondag, terwijl de zaal, inclusief ondernemers ter plekke, een andere mening was toegedaan. Alles wees erop dat de raad hierdoor niet van gedachte zou veranderen. Knap lastig voor raadsleden, burgers die ook na de verkiezingsuitslag nog besluitvormend willen meepraten. Ander voorbeeld: de grote kletsverwarring in de raad over de 500 euro die elke kernraad voor zijn werkzaamheden jaarlijks van de gemeente ontvangt en het burger participatie budget van enkele tienduizenden euro’s. Wat het laatste betreft: sommigen meenden dat wat kernraden hadden voorgesteld gewoon tot de taak van de gemeente behoorde, anderen riepen manmoedig dat dat geld over de schutting werd gesmeten en weer een ander verdedigde dit burgerparticipatie budget. Om iedereen gerust te stellen: kernraden komen met een voorstel, het gemeentelijk bestuur zegt er ja of nee tegen, en bij ja wordt er inderdaad iets uitgevoerd, dat tot de taak van de gemeente behoort. Het is doen alsof kernraden werkelijk mogen meepraten. Categorieën burgers versus plaatselijk bestuur In hun verhouding tot het plaatselijk bestuur zijn mijns inziens burgers globaal in drie categorieën onder te brengen:
1) Burgers die zichzelf graag als gemeentelijk bestuurder (in raad en college) laten aanstellen (gering in getal) 2) Burgers die deze burger-bestuurders kritisch willen volgen (evenmin een groot aantal) 3) Burgers die hun burger-bestuurders hun bestuurlijke gang laten gaan. Zij vormen de zwijgende meerderheid. En wie zwijgt stemt toe? Dat is een drogredenering. Wij weten niet wat de zwijgende meerderheid denkt. Ik ga geen psychologiserende of karakterologische verklaringen op deze globale indeling loslaten. Ik stel het bij wijze van axioma vast en ga er verder van uit. Dit betekent dat de meeste fricties tussen categorie 1 en 2, dus tussen minderheden, plaatsvinden, waarbij categorie 1 over meer macht of manipulatie beschikt.
Situatieschets We zijn allemaal burgers. We beleven allemaal ons wonen en leven. Maar met dit verschil dat burgers zonder politieke portefeuille hun wonen anders beleven dan burgers met een min of meer zelfgekozen politieke status, inzoverre zij als burgerbestuurders het wonen en leven van medebewoners altijd op afstand bezien en daardoor menen er objectiever tegenover te staan. Zij kunnen als geen ander afwegingen maken, menen ze, de gewone niet ingevoerde burger kan dit allemaal niet overzien. Beleving is ook altijd emotioneel, terwijl het bestuur als bestuurlijke instelling deze emotie niet wil hebben, en wanneer het met emotionele beleving van gewone burgers geconfronteerd wordt, kan, zoals ook vaak wordt gezegd, “het er niets mee“. Dit is een machtswoord van een overheid, die zich ook zou kunnen afvragen hoe zij de kloof tussen de belevende emotie van burgers en haar eigen afstandelijkheid zou kunnen verkleinen. Hetzelfde machtswoord geldt voor concrete voorbeelden die burgers aandragen bij algemeen gestelde agendapunten zoals op 4 februari weer eens bleek. Die worden als niet ter zake afgewimpeld, het gaat kennelijk niet om voorbeelden maar om iets anders, iets dat het bestuur ‘wezenlijker’ acht, terwijl het plaatselijk bestuur ook zou kunnen bedenken dat deze voorbeelden nu juist illustraties zijn van waar het de belevende burger in essentie om gaat. Hij leeft niet in abstracta. Verwijzingen naar een stortvloed van regels, aangedragen door ambtelijke teksten en zelfs bestuurders niet altijd duidelijk, zeggen hem terecht niets. Hij verwacht redelijke antwoorden in voor beide partijen herkenbare samenspraak. Ook hier is taal cruciaal. Machtswoorden horen er niet in thuis, indien oprecht naar participatie met burgers wordt gestreefd. En juist over deze vorm van oprechte participatie heb ik mijn twijfels. ‘ Voorbeeld. De formele en ook wel denigrerende reactie van de gemeenteraad op het burgerinitiatief van de Stadsraad Monnickendam tot een “referendum” over het ideaalplan van scheepsbouwer Hakvoort was: hier hoeven we niet op in te gaan, deze gemeente kent geen referendum, burgers zijn niet in staat de juiste vragen te stellen, het is altijd ja of nee -alsof in de gemeenteraad niet alles op een ja of nee eindigt. Ik noem deze houding van bestuurders bestuurlijk provocatief jegens een burgerinitiatief. En waarom? Burgers mogen participeren, maar wel binnen de
omheining van een door overheden bepaald speeltuintje. Categorie 1 bepaalt de spelregels en heeft de macht. Betekent een machtswoord ook werkelijk macht? Niet altijd.Wie macht heeft, en dat hebben plaatselijke in de grond zelfbenoemde bestuurders altijd, hanteert machtswoorden vanuit die macht. Maar wie macht ontbeert, kan evenzeer machtswoorden spreken, maar dan uit onmacht, als een teken van onmacht. En de burger die zo spreekt, provoceert. Hij kan niet anders. Hij morrelt aan de afstandelijkheid van een macht, die hij op geen andere wijze kan doorbreken, tenzij bestuurders hun eigen (machts) taal, en daardoor verandert ook de (machts)taal van de onmachtige burger, willen herzien. Noch het provocerende machtswoord uit macht noch het provocerende machtswoord uit onmacht brengen burger en bestuur dichter tot elkaar. De bestuurder zegt zich in deze macht niet te hérkennen en de burger roept die macht als het ware niet te érkennen. Een patstelling. De onmachtige burger verliest, de machtige bestuurder wint, waarbij hij niet aan zijn bestuurlijke macht denkt, maar aan zijn goede bedoelingen en aan zijn overtuiging dat hij het beste weet wat goed voor de burger is. Dit is de crux van alles: de bestuurder gelooft niet dat hij vaak een machtsblok is versus de burger. Hij ziet de burger veeleer als een onmondige, ook al zal het worden tegengesproken, die veeleer door hem moet worden onderwezen dan als een gelijkwaardige gesprekspartner wordt beschouwd.. Ik zie geen gelijkwaardige gesprekpartner in het door de overheid omheinde speeltuintje. Voorbeeld: burgers die naar de bestuursrechter stappen, zijn lastposten die ambtenaren onnodig belasten en die als een onontvankelijke vijand moeten worden bestreden. “Wij willen winnen”, riep de bestuurder. “En jullie sturen de jongste bediende zonder mandaat”, riep de burger. “Een heel bekwame ambtenaar met ervaring”, riep de bestuurder de burger nog na. Ongetwijfeld. Het is maar net hoe die bekwaamheid tegen wie of wat wordt ingezet. Machtsongelijkheid tussen burger en bestuurder ligt ten grondslag aan de in mijn vraag opgeworpen frictie. Die macht van de bestuurder wordt, behalve in het taalgebruik, ook nog eens verdoezeld door de buffer tussen burger en bestuurder, nl. de gemeentelijke ambtenaar, de vriendelijkste mens jegens de burger, maar intussen onverbiddelijk loyaal aan de bestuurder die in ruil voor deze loyaliteit zijn ambtenaar nooit zal afvallen. De bestuurder is immers in heel veel zaken van zijn ambtenaar afhankelijk en deze ambtelijke persoon, de vriendelijke en behulpzame mens in een wachtkamer van het gemeentehuis of in het digitale verkeer met burgers, is tevens de onverbiddelijke hoeder van zijn bestuurlijke baas. Een voorbeeld is hier op zijn plaats. Burgers die ervaring hebben met het indienen van schriftelijke visies en later de ambtelijke samenvattingen ervan teruglezen en hun conclusies (al dan niet aanpassing van de gemeentelijke visie) daarbij, zijn soms verbaasd over die conclusies. N.a.v. de herziening bestemmingsplan binnenstad Monnickendam 2013 werd gevraagd alle nog aanwezige groene bermen en oevers te behouden.De ambtelijke conclusie luidde: we zijn uw visie gevolgd. Maar niet heus, toen later bleek dat voor het gemeentelijk bestuur het behoud van één meter groen van metersbrede bermen behoud van het aanwezige groen betekende….Afgraving in het monument Noordelijke Vesting ten behoeve van schuine parkeerplaatsen werd door
het gemeentelijk bestuur gezien als een verbetering van het monument. Mijn overtuiging is dat het gemeentelijk bestuur in deze aangelegenheid van meet af aan een ongelijkwaardige afweging heeft gemaakt. Het doel was uitbreiding parkeerplaatsen. Meer niet. Dat 74 handtekeningen (uit omliggende straten) versus enkelen (uit de straat waar het om ging) die naar de bestuursrechter waren gestapt in de hoop op een minder rigoreuze oplossing, gebruikte de gemeente als een meerderheidsstandpunt van de bewoners. In feite was de meerderheid een zwijgende. Een algeheel parkeerbeleidsplan voor de binnenstad van Monnickendam heeft deze gemeente niet. Of het moet zijn dat vrijwel elk strookje groen tot parkeerplaats wordt verhard. En volgens het bestemmingsplan mag dat, wat de burger er ook tegenin zou willen brengen. (Wat de meesten vergeten zijn, is het buitensporige aantal vrijstellingen dat deze gemeente op basis van het bestemmingsplan binnenstad 1976 heeft toegestaan. De Algemene Rekenkamer had, ik meen over het jaar 2009, berekend hoeveel vrijstellingen voor bouwaanvragen, dus afwijkingen van het bestemmingsplan, gemeentelijk waren verleend: meer dan 50% tegenover een landelijk gemiddelde van 15 %. Kom me dus niet vertellen dat afwijkingen in de toekomst niet meer zullen voorkomen.)
Democratie U vraagt zich, al dan niet verontwaardigd, af waar in deze poging tot antwoord, waarbij niemand hoeft te worden gespaard, ook niet deze provocatieve burger, bewust zonder politieke partij, het woord democratie toch blijft… Wel, hier is het dan. De-mo-cra-tie! Het-volk-regeert. Hoe? We kunnen toch eens in de vier jaar stemmen op onze min of meer zelfbenoemde burger-bestuurders die daardoor door ons zijn gemandateerd? En zij gaan toch met onze stem aan de slag? Maar wat weten zij van mijn of, lezer, uw stem? Dat u of ik landelijke politiek weerspiegeld wil zien in de burger-personen die zichzelf als lid van welke partij ook verkiesbaar stellen voor de gemeenteraad en daaruit weer, soms indirect, wethouders kiezen? Het lijkt er wel op en de landelijke politiek, ook al wordt het vaak ontkend, kijkt met argusogen naar de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen als een graadmeter voor hun eigen partijposities. En omgekeerd: de landelijke politiek probeert de plaatselijke verkiezingen te beinvloeden. En hoe! Wat een bombardement van elkaar vliegen afvangende overdrijvingen. De verbinding tussen plaatselijk bestuurder en diens politieke kleur kan functioneel zijn, maar hoeft dat op plaatselijk niveau niet altijd te zijn en is dat zeer vaak ook niet. Daarom roep ik de burgers op om onze vertegenwoordigers in de gemeenteraad niet zozeer te bezien als behorend tot de politieke partij waar landelijk zijn of haar voorkeur wellicht naar uit gaat, maar naar hoe deze bestuurlijke medeburgers zich presenteren, hoe zij zich in de raad verantwoorden, in welke mate zij het algemeen belang dienen of tot aan het randje aan vriendjespolitiek willen doen en zogenaamd onze volksvertegenwoordigers willen zijn. Als ik een prijs zou mogen uitreiken voor de beste en integere niet draaikonterige politicus van de laatste vier jaar in de gemeenteraad van Waterland, dan is Jacob Kes
mijn man. Voor de goede orde: ik stem niet op de SP noch op een andere plaatselijke partij, ik stem op de kwaliteit en de te volgen integriteit van een persoon. En voor het overige: bespaar deze burger gepraat over uw individuele verhoging van een geringe vergoeding, over het grote aantal uren dat u besteedt aan mijn burgerlijk heil. Bespaar me de indirecte op-de-borst-klopperij van het gezin met zoveel kinderen of de 75% salaris tegen 100% arbeid. U koos er zelf voor om gekozen te worden. Ik kies ervoor u kritisch te volgen en te pleiten voor een werkelijke samenspraak tussen burgers en bestuur waarbij gezamenlijk tot een besluit kan worden gekomen. Het is de hoogste trede van wat de participatieladder wordt genoemd. Die wil ik met u op. Een burgerschap voor spek en bonen is niet aan mij besteed. Wim Huijskens, Monnickendam, 18-3-2014