Burgerparticipatie in de lokale politiek Een inventarisatie van gemeentelijk beleid en activiteiten op het gebied van burgerparticipatie Mieke Dinjens
Instituut voor Publiek en Politiek Amsterdam, februari 2010
Colofon
Auteur:
Mieke Dinjens
Begeleiders:
Anna Domingo Roelof Martens Pieter Sturm
Instituut voor Publiek en Politiek Prinsengracht 915 1017 KD Amsterdam
020-521 76 00
[email protected] www.publiek-politiek.nl
2
Inhoudsopgave
Inleiding
Blz.5
Opbouw rapport
Blz.6
Definitie
Blz.6
Onderzoeksmethode
Blz.6
Representativiteit
Blz.7
Analyse
Blz.8
Participatienota en collegeprogramma
Blz.8
Rolverdeling
Blz.9
Burgerinitiatieven
Blz.10
Referenda
Blz.11
Ambtenaren
Blz.12
Nieuwe media
Blz.12
Gemeentelijke raden
Blz.13
Dorps/wijkbudgetten
Blz.13
Participatiemethoden
Blz.13
Het bereiken van de burger
Blz.14
Evaluatie
Blz.15
Conclusie
Blz.17
De belangrijkste bevindingen
Blz.17
Vervolgonderzoek
Blz.18
Bibliografie
Blz.19
Bijlagen
Blz.20-43
3
4
Inleiding
In september 2009 is het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een onderzoek gestart naar burgerparticipatie bij Nederlandse gemeenten. Bovengenoemde instellingen signaleerden een duidelijk gebrek aan informatie over de inspanningen en resultaten van lokaal bestuur op het terrein van burgerparticipatie. Het voornaamste doel van dit onderzoek is dan ook het maken van een inventarisatie van de huidige stand van zaken op het gebied van burgerparticipatie op lokaal niveau. In een volgend onderdeel van dit onderzoek zal meer ruimte zijn voor een kwalitatieve verdieping van de onderzoeksresultaten.
Over burgerparticipatie (al dan niet op lokaal niveau) is en wordt veel geschreven. Veel onderzoek wordt uitgevoerd naar het nut van het betrekken van burgers bij de ontwikkeling van bestuur en ook de wenselijkheid ervan staat vaak ter discussie. Daarnaast heeft de Nederlandse overheid burgerparticipatie hoog in het vaandel staan en gemeenten beweren de burgerparticipatie zoveel mogelijk te bevorderen (IPP, 2006). Wat er daadwerkelijk gebeurt op het gebied van burgerparticipatie, blijft echter onduidelijk. Onderzoek naar welke activiteiten gemeenten ondernemen om burgerparticipatie te bevorderen is niet of nauwelijks gedaan. Binnen gemeenten zijn vaak verschillende beleidsterreinen en –afdelingen betrokken bij het onderwerp, waardoor het lastig is om een beeld te krijgen van het ‘totaal’ aan burgerparticipatie. Daarnaast is burgerparticipatie in de meeste gemeenten niet verankerd in de interne organisatie, maar wordt zij vaak ad hoc georganiseerd. Door deze niet-structurele organisatie is het lastig om inzicht te verkrijgen in de manier waarop lokale overheden met burgerparticipatie omgaan. Met dit onderzoek heeft het IPP een begin gemaakt met het in kaart brengen van burgerparticipatie op lokaal niveau. Zoals hierboven al duidelijk werd, richt dit onderzoek zich op burgerparticipatie in de Nederlandse gemeenten. Hierbij wordt onderzocht op welke manier gemeenten omgaan met burgerparticipatie en hoe burgerparticipatie binnen de gemeentelijke organisatie wordt ervaren. De ervaringen van burgers over burgerparticipatie in hun gemeente worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. De voornaamste reden hiervoor is dat dit onderwerp al in andere onderzoeken aan bod is gekomen1.
1
Zie bijvoorbeeld het onderzoek ‘We gooien het de inspraak in’ van de Nationale Ombudsman, september 2009. Daarnaast zijn er veel gemeenten die zelf een tevredenheidonderzoek uitvoeren onder de bevolking, waarbij ook het onderwerp burgerparticipatie wordt behandeld.
5
Opbouw van dit rapport Na dit inleidende gedeelte zal er allereerst worden ingegaan op de - in dit onderzoek gehanteerde - definitie van burgerparticipatie. Vervolgens wordt de methodologische verantwoording besproken, waarna de onderzoeksresultaten behandeld zullen worden. Tot slot komt de conclusie aan bod, waar de belangrijkste bevindingen worden herhaald en waar wordt ingegaan op vervolgonderzoek.
Definitie burgerparticipatie De definitie van burgerparticipatie waarmee in dit onderzoek is gewerkt luidt als volgt: Burgerparticipatie is een manier van beleidsvoering waarbij burgers (al dan niet georganiseerd in maatschappelijke organisaties) direct of indirect bij het lokale beleid betrokken worden om door middel van samenwerking tot de ontwikkeling, uitvoering en/of evaluatie van beleid te komen. Er wordt hier gesproken over “ontwikkeling, uitvoering en/of evaluatie van beleid”. Wanneer dit wordt vertaald naar de zogenoemde participatieladder, kan er een onderscheid worden gemaakt tussen vijf verschillende rollen die burgers krijgen toebedeeld in een participatieproces; de treden van de participatieladder. Elke trede stelt een bepaalde mate van invloed voor. De verschillende treden zijn: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen. In dit onderzoek wordt ‘informeren’ niet als een vorm van participatie beschouwd, aangezien de burger hierbij slechts op de hoogte wordt gesteld van een bepaald beleidsvoornemen van de gemeente. De burger krijgt hierbij niet de kans om op welke manier dan ook - invloed uit te oefenen op dat beleid. Zoals hierboven ook al werd vermeld richt dit onderzoek zich op de activiteiten die gemeenten ondernemen om burgerparticipatie te laten plaatsvinden; “het geheel aan methoden om burgers bij het gemeentelijk beleid te betrekken” (Nationale Ombudsman, 2009: 5). Activiteiten die burgers zelf ondernemen wat betreft burgerparticipatie worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Onderzoeksmethode
Om het doel van dit onderzoek, het maken van een inventarisatie van burgerparticipatie op lokaal niveau, te bereiken, is er kwantitatief onderzoek uitgevoerd. Dit is gedaan door middel van een digitale enquête die is verstuurd naar alle gemeentesecretarissen van de 441 Nederlandse gemeenten. De enquête heeft een respons van 32% gekregen, 145 gemeenten
6
hebben de enquête volledig ingevuld2. De enquête is verstuurd naar de gemeentesecretaris, zodat deze kon inschatten welke persoon binnen de gemeente het meest geschikt is om de enquête in te vullen. In enkele gevallen heeft de gemeentesecretaris de enquête ingevuld, in de meeste gevallen gaat het om een ambtenaar van bijvoorbeeld de afdeling communicatie of wijkgericht werken. De digitale enquête3 bestond uit veertig vragen, waarvan er achtendertig verplicht waren. De twee vragen die niet verplicht waren (vraag 24 en 25), zijn twee open vragen. Er werd hierbij gevraagd positieve punten en verbeterpunten te noemen van het participatiebeleid in de gemeente. Het invullen van deze vragen kan tijdsintensief zijn en om te voorkomen dat respondenten de gehele enquête zouden wegklikken omdat ze geen tijd hadden om deze vragen te beantwoorden, is ervoor gekozen om ze optioneel te houden. In de enquête werd zowel naar de kwaliteit van de gemeentelijke regelingen en activiteiten als naar de omvang van de daadwerkelijke participatie gevraagd. De vragen in de enquête zijn onder andere opgesteld naar aanleiding van een klein kwalitatief onderzoek dat het IPP voorafgaand aan de enquête heeft uitgevoerd. Dit is gedaan door middel van het voeren van gesprekken over burgerparticipatie met een aantal gemeenten4. Deze gemeenten waren allen deelnemer aan een experiment van het project ‘In Actie met Burgers’5. Door de gesprekken werd duidelijk waar de knelpunten van burgerparticipatie bij gemeenten zaten en waar wij ons op konden richten in het onderzoek. Bovendien hebben de gemeenten in de gesprekken aangegeven aan welke informatie zij zelf behoefte hebben. De gesprekken hebben een leidraad gevormd bij het opstellen van de vragen voor de enquête.
Representativiteit Over de respons van de enquête (32%) kan gezegd worden dat dit een redelijk responspercentage is, aangezien er sprake is van een ‘groen’ onderzoeksveld waarbij nog nauwelijks gegevens bekend zijn over de kwaliteit en kwantiteit van burgerparticipatie bij gemeenten. Echter, omdat 32% van de gemeenten de enquête heeft ingevuld, zal er gekeken worden in hoeverre de gemeenten die de enquête hebben ingevuld een afspiegeling vormen van alle Nederlandse gemeenten. Hierbij zal gekeken worden naar de bevolkingsgrootte en naar de provincie waartoe de gemeenten behoren. In bijlage 4, figuur 1 is te zien hoe de verdeling van gemeenten over de provincies in Nederland er in 2007 uitzag. Wanneer deze figuur wordt vergeleken met figuur 2 (ook in bijlage 4), is te zien hoe de 2
De lijst van alle gemeenten die de enquête hebben ingevuld is te vinden in de bijlage (bijlage 3). De volledige enquête is te vinden in de bijlagen (bijlage 1), samen met de toelichting daarop (bijlage 2). 4 Het gaat hier om de gemeenten Boskoop, Dordrecht, Eindhoven, Oude IJsselstreek, Smallingerland en Valkenswaard. 5 Zie http://www.inactiemetburgers.nl voor meer informatie over dit project. 3
7
verdeling van de gemeenten die de enquête hebben ingevuld afwijkt van de verdeling in Nederland6. Bij deze vergelijking wordt duidelijk dat de twee verdelingen goed met elkaar overeenkomen.
In het onderzoek
is
slechts
een kleine ondervertegenwoordiging
waarneembaar van gemeenten uit de provincie Gelderland. Daarnaast staat in de bijlage ook de verdeling van gemeenten naar inwonertal in Nederland (figuur 3) en in het onderzoek (figuur 4). Wanneer deze figuren met elkaar vergeleken worden, is te zien dat ook deze verdelingen goed met elkaar overeenkomen, slechts een kleine ondervertegenwoordiging van gemeenten met minder dan 10.000 inwoners en een kleine oververtegenwoordiging van gemeenten van 50.000 tot 100.000 inwoners is waarneembaar.
Door bovenstaande vergelijkingen kan er gezegd worden dat de gemeenten die aan het onderzoek hebben meegedaan een goede afspiegeling vormen van alle Nederlandse gemeenten wat betreft de verdeling over provincies en inwonertal.
Analyse
De analyse van de onderzoeksresultaten zal hieronder per onderwerp gedaan worden.
Participatienota en collegeprogramma Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat 66 van de 145 gemeenten uit het onderzoek een participatienota hebben, dat is 45,5%. Deze uitkomst komt goed overeen met het resultaat van de VNG-ledenpeiling van 2009, waarbij 47% van de gemeenten aangaf dat participatiebeleid in de gemeente formeel is vastgelegd (VNG, 2009). Daarnaast geeft 83,4% van de gemeenten uit het onderzoek aan wel afspraken in het collegeprogramma te hebben staan over het bevorderen van burgerparticipatie. Door middel van een kruistabel (tabel 1) is onderzocht of er een verband bestaat tussen de bevolkingsgrootte van een gemeente en het hebben van een participatienota. In de kruistabel blijkt dat er inderdaad een verband is, vanaf 20.000 inwoners of meer is te zien dat het percentage gemeenten met een participatienota stijgt wanneer ook de gemeentegrootte stijgt7.
6
Hier moet worden opgemerkt dat er in 2007 443 gemeenten waren, in 2009 waren dat er 441. Dit is echter een verwaarloosbaar verschil, dat geen gevolgen heeft voor de representativiteit van het onderzoek. 7 Dit verband is statistisch significant (P=0.002). De Cramer’s V is hier 0.347, wat een zwak verband aanduidt. Zie bijlage 6 voor de statistische toets.
8
Tabel 1
0 – 9.999 Participatienota Geen participatienota Totaal
3 (33,3%) 6 (66,7%) 9 (100%)
10.000 – 19.999 14 (32,6%) 29 (67,4%) 43 (100%)
20.000 – 49.999 26 (40,6%) 38 (59,4%) 64 (100%)
50.000 – 99.999 15 (78,9%) 4 (21,1%) 19 (100%)
> 100.000
Totaal
8 (80%) 2 (20%) 10 (100%)
66 (45,5%) 79 (54,5%) 145 (100%)
Rolverdeling Op de vraag of er schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de rolverdeling tussen het college en de raad wat betreft burgerparticipatie, antwoordt 70,3% van de geënquêteerde gemeenten dat dat niet is gebeurd. Wanneer gevraagd wordt naar de rol van de gemeenteraad bij processen van burgerparticipatie blijkt dat deze in de meeste gevallen het stellen van kaders voor, en het achteraf controleren van de participatietrajecten is. 21,4% van de onderzochte gemeenten geeft aan dat de raad ook zelf participatietrajecten opzet. Enkele gemeenten geven bij deze vraag bovendien aan dat de gemeenteraad geen specifieke rol heeft bij participatietrajecten en dat ze nog aan het ‘pionieren’ zijn. Ook in enkele gesprekken die het IPP met gemeenten heeft gevoerd, werd verteld dat de rol van de gemeenteraad bij processen van burgerparticipatie vaak onduidelijk is. Op de vraag welke functionaris binnen de gemeente gezien kan worden als het boegbeeld, het gezicht van de burgerparticipatie, wordt dan ook nauwelijks het antwoord van gemeenteraadslid gegeven (1,4%). In de meeste gevallen wordt hier de burgemeester (38,6%) en wethouder(s) (29,7%) genoemd. Daarnaast geven veel gemeenten aan geen specifiek iemand als boegbeeld van burgerparticipatie te hebben, omdat dit sterk afhankelijk van het onderwerp is. Het is aannemelijk om te denken dat gemeenten die een participatienota hebben ook vaker een schriftelijke afspraak over de rolverdeling tussen de raad en het college wat betreft burgerparticipatie hebben gemaakt dan gemeenten die geen participatienota hebben. Het feit dat een gemeente over een participatienota beschikt hoeft niet te betekenen dat er in die gemeente ook veel aan burgerparticipatie wordt gedaan, maar het geeft wel aan dat een gemeente er belang aan hecht. In de kwantitatieve analyse (bijlage 6) is deze relatie inderdaad zichtbaar8; er is een verband te zien tussen het hebben van een participatienota en een schriftelijke afspraak over de rolverdeling. Zie ook onderstaande kruistabel.
8
Dit is getoetst middels een kruistabel en de Cramers V. Met behulp van de Cramers V kan gekeken worden of de mate van associatie tussen nominale variabelen statistisch significant is en wat de sterkte van het verband is. In dit geval is het verband significant en de Cramers V heeft een waarde van 0,468. Dit geeft aan dat er een matig sterke samenhang tussen de variabelen bestaat. Zie bijlage 6 voor de statistische toets.
9
Tabel 2
Participatienota
Geen participatienota
Totaal
Afspraak
35
8
43
rolverdeling
(53%)
(10,1%)
(29,7%)
Geen afspraak
31
71
102
rolverdeling
(47%)
(89,9%)
(70,3%)
Totaal
66
79
145
(100%)
(100%)
(100%)
Burgerinitiatieven Van de gemeenten die hebben deelgenomen aan
het
onderzoek,
heeft
60,7%
een
verordening burgerinitiatief. De gemeenten die aangaven deze verordening te hebben, kregen vervolgens de vraag hoe vaak deze in de afgelopen twee jaar door burgers is gebruikt (dus hoe vaak er een formeel burgerinitiatief werd ingediend). Van de gemeenten die een verordening hebben gaf 48,9% aan dat er geen
Figuur 5 Gebruik burgerinitiatief
gebruik van is gemaakt, 50% antwoordde dat er ‘1 tot 5 keer’ gebruik van is gemaakt9. Slechts één gemeente (de gemeente Eindhoven) antwoordde dat er ‘10 tot 20 keer’ gebruik van is gemaakt (zie de hierboven afgebeelde figuur). Uit deze gegevens blijkt dat burgers slechts incidenteel gebruik hebben gemaakt van het formele burgerinitiatief. De burgerinitiatieven die werden ingediend, hadden vooral betrekking op de beleidsterreinen van Ruimtelijke Ordening & Milieu, Leefbaarheid en Verkeer & Vervoer.
Er zou verondersteld kunnen worden dat wanneer een gemeente een participatienota heeft, deze ook sneller een verordening burgerinitiatief zal hebben. Wellicht heeft het hebben van een participatienota een positieve invloed op het hebben van een verordening
9
In het onderzoek naar burgerinitiatieven van het IPP dat in de zomer van 2009 werd uitgevoerd, gaf 34% van de geënquêteerde gemeenten aan dat er sinds de invoering van de verordening burgerinitiatief geen gebruik van is gemaakt. Daarnaast gaf 45% van de gemeenten aan dat er ‘1 tot 5 keer’ gebruik van was gemaakt (van Ankeren, 2009: 28). Het verschil tussen deze uitkomsten en de uitkomsten van dit onderzoek zal vooral te maken hebben met het feit dat er toen gevraagd werd naar de mate van gebruik sinds de invoering van de verordening en nu naar de mate van gebruik in de afgelopen twee jaar. Bovendien zit er een klein verschil tussen de responspercentages van de twee onderzoeken.
10
burgerinitiatief. Deze veronderstelling is getoetst door middel van een kruistabel (bijlage 6). Aan de percentages in deze tabel is te zien dat gemeenten in dit onderzoek vaker een verordening burgerinitiatief hebben als ze ook een participatienota hebben. Echter, in de statistische toets is te zien dat het verband niet statistisch significant is10. Met de onderzoeksgegevens kan dan ook geen verband tussen het hebben van een participatienota en het hebben van een verordening burgerinitiatief worden aangetoond. Daarnaast is er gekeken naar een relatie tussen de bevolkingsgrootte van een gemeente en het hebben van een verordening burgerinitiatief. Hierbij bleek dat er een verband bestaat tussen de bevolkingsgrootte van een gemeente en het hebben van een verordening burgerinitiatief; vanaf 20.000 inwoners is te zien dat het percentage gemeenten met een verordening burgerinitiatief stijgt wanneer ook de gemeentegrootte stijgt11.
Uit de antwoorden op de vraag over informele bewonersinitiatieven blijkt dat deze initiatieven in de meeste gemeenten via de wijkambtenaar en de griffie bij de gemeente terecht komen. Ook kunnen bewoners met hun initiatief in veel gevallen terecht bij een gemeentelijk loket. 23% van de gemeenten geeft aan dat ze voor informele burgerinitiatieven (nog) geen speciale voorzieningen hebben. Hierbij zeggen vooral kleine gemeenten dat er vanwege de kleinschaligheid vaak een intensief contact bestaat tussen bewoners en de gemeente. In het geval van bewonersinitiatieven worden wethouders, raadsleden en ambtenaren in kleine gemeenten meestal rechtstreeks aangesproken door de bewoner.
Referenda Ondanks het feit dat het lokale referendum sinds de jaren negentig een veel serieuzer karakter heeft gekregen (Derksen, Schaap, 2007: 47), heeft 64,1% van de geënquêteerde gemeenten geen referendumverordening. Daarnaast is het zo dat in vijf van de tweeënvijftig gemeenten die wel over een referendumverordening beschikken de afgelopen twee jaar een referendum heeft plaatsgevonden12. Het gaat hier om de gemeenten Lisse, Wormerland, Utrechtse Heuvelrug, Delft en Eindhoven. Twee van deze referenda vonden plaats op initiatief van de inwoners. De referenda hadden betrekking op de beleidsterreinen Ruimtelijke Ordening & Milieu, Leefbaarheid en Jongeren.
10
P > 0,1. Een mogelijke reden voor deze non-significantie is het responspercentage. Als dit hoger was geweest, waren de resultaten wellicht wel significant geweest. Zie bijlage 6 voor de statistische toets. 11 Dit verband is statistisch significant. De Cramer’s V heeft een waarde van 0,274, er is dus sprake van een zwak verband. Zie bijlage 6 voor de statistische toets. 12 Ter illustratie: in 2006 en 2007 vonden in Nederland in totaal negen lokale referenda plaats (Referendumplatform, 2008).
11
Ambtenaren Uit het onderzoek blijkt dat 40,7% van de gemeenten ambtenaren in dienst heeft die specifiek belast zijn met burgerparticipatie. Daarnaast geven enkele gemeenten aan dat in principe alle beleidsmedewerkers zich bezighouden met burgerparticipatie en dat hiervoor niemand specifiek is aangesteld. Vaak zijn de ambtenaren die belast zijn met burgerparticipatie werkzaam op de afdeling ‘Wijkgericht Werken’ en ‘Leefomgeving’. Gemeenten geven aan dat deze ambtenaren soms extra tijd krijgen om hun werk wat betreft burgerparticipatie te verdiepen, in 10,2% van de gevallen krijgen ambtenaren een cursus over burgerparticipatie aangeboden. Meestal behoort burgerparticipatie echter tot het reguliere takenpakket van de ambtenaar, er worden fte’s vrijgemaakt om zich bezig te houden met participatie. Daarnaast worden dan vaak geen extra mogelijkheden geboden om het werk op het terrein van participatie te verdiepen. Middels een kruistabel is onderzocht of er een verband bestaat tussen de gemeentegrootte van een gemeente en het hebben van specifiek aangestelde ambtenaren voor burgerparticipatie. Hierbij bleek dat er inderdaad een verband zichtbaar is, hoe groter een gemeente, hoe vaker de gemeente ambtenaren specifiek heeft aangesteld om zich bezig te houden met burgerparticipatie13. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat grotere gemeenten meer middelen beschikbaar hebben dan kleinere gemeenten om een ambtenaar zich specifiek te laten bezighouden met burgerparticipatie.
Nieuwe media Uit onderzoek blijkt dat burgers eerder geneigd zijn om te participeren in de (lokale) politiek wanneer dit laagdrempelig is en niet te veel tijd kost. Om deze redenen heeft participeren via het internet vaak de voorkeur van inwoners (BurgerOverheidPanel, 2007). Internet biedt aan (lokale) overheden een nieuwe manier om burgers te betrekken bij de beleidsvorming (eParticipatie). In de enquête werden twee vragen gesteld over eParticipatie. Op de vraag of gemeenten beschikken over een interactieve website/webcommunity waarbij ook de gemeente een actieve rol speelt, blijkt dat in 23 gemeenten (15,9%) een dergelijke website bestaat. Uit de kwalitatieve analyse door middel van een kruistabel (zie bijlage 6) blijkt dat er een verband bestaat tussen de bevolkingsgrootte van de gemeente en het wel of niet gebruik maken van een webcommunity. Hoe groter een gemeente, des te vaker het middel webcommunity wordt gebruikt14. Ook hier kan het feit dat grotere gemeenten meer middelen beschikbaar hebben dan kleinere gemeenten een verklaring voor het verband zijn. Daarnaast werd er gevraagd of de gemeente in de afgelopen twee jaar gebruik heeft 13
Dit verband is statistisch significant (P = 0.017). De Cramer’s V heeft een waarde van 0.288; er is sprake van een zwakke samenhang. Zie bijlage 6 voor de statistische toets. 14 Dit verband is statistisch significant (P = 0.000). De Cramer’s V heeft een waarde van 0.426. Dit geeft aan dat er sprake is van een matig sterke samenhang. Zie bijlage 6 voor de statistische toets.
12
gemaakt van een website waarbij inwoners kunnen meebeslissen of meeontwerpen over/aan een ruimtelijk ontwerp15. 28 gemeenten (19,3%) hebben in de afgelopen twee jaar gebruik gemaakt van zo’n website16.
Gemeentelijke raden In de enquête werd gemeenten gevraagd naar het bestaan van verschillende raden in de gemeente. Hieruit bleek dat in 50,3% van de geënquêteerde gemeenten territoriale raden bestaan (dorps- en/of wijkraden). In de meeste gevallen komt de samenstelling van deze raden tot stand door middel van coöptatie (62,5%), in andere gevallen ook wel door middel van verkiezingen (27,8%). In 9,7% van de gevallen worden de raden benoemd door de gemeente. De territoriale raden hebben meestal een raadplegende (36,6%) of adviserende (43,4%) functie in het besluitvormingsproces. In wat minder gemeenten krijgen de raden ook een coproducerende rol toegekend (23,4%), maar een meebeslissende functie blijkt in de meeste gemeenten toch een stap te ver te zijn (9%). Naast territoriale raden die veel gemeenten kennen, heeft iedere gemeente ook een aantal adviesraden. De seniorenraad, jeugdraad, culturele adviesraad en de sportraad komen het vaakst voor in de gemeenten. Daarnaast noemen veel gemeenten nog de cliëntenraad17. 21,4% van de gemeenten wist een voorbeeld te noemen waarbij een adviesraad een onderwerp op de agenda van de gemeenteraad heeft gezet.
Dorps/wijkbudgetten 46,2% van de gemeenten uit het onderzoek werkt met (een vorm van) dorps- en/of wijkbudgetten. 76,1% hiervan reserveerde de afgelopen twee jaar 250.000 euro of minder voor deze budgetten. 11,9% had 500.000 tot 1 miljoen euro beschikbaar en 9% tussen de 250.000 en 500.000 euro.
Participatiemethoden Bij de vraag welke participatiemethoden - waaraan alle inwoners kunnen meedoen - de gemeente de afgelopen twee jaar gebruikt heeft, blijkt dat de (thema)bijeenkomsten en inspraakavonden door bijna alle gemeenten gebruikt worden (beide door 93,8%). Ook de enquête en de stads-, dorps- of wijkgesprekken zijn veelgebruikte methoden (respectievelijk 75,9% en 79,3%). De schouw wordt daarnaast door 55,9% van de gemeenten toegepast. Het internetforum blijkt minder populair te zijn; 24,8% van de gemeenten zegt deze methode 15
Te denken valt bijvoorbeeld aan een woonwijk of de inrichting van een park. Een lijst van voorbeelden van deze websites is te vinden in bijlage 5. 17 Ook de Wmo-raad wordt vaak genoemd door gemeenten. Gemeenten zijn echter verplicht om burgers mee te laten denken en te betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van de Wmo. Daarom staat deze raad niet in de antwoordcategorieën van de enquête. 16
13
aangewend te hebben. Opvallend is dat elke gemeente aangeeft activiteiten te hebben ondernomen om haar burgers bij het lokale beleid te betrekken; geen enkele gemeente heeft het antwoord ‘geen’ ingevuld. Bij de optie ‘anders’ werden daarnaast enkele keren de werkateliers en rondetafelgesprekken genoemd. Vervolgens werd er gevraagd naar de hoogste rol die de burgers bij bovenstaande participatiemethoden kregen. In 28,3% van de gemeenten was dat de raadplegende rol, in 30,3% de adviserende en in 31,7% de coproducerende rol. De meebeslissende rol kregen inwoners in 9% van de gemeenten (zie figuur 6). Bij de vraag naar gebruikte participatiemethoden waaraan een geselecteerd deel van de inwoners kon meedoen was de enquête ook een vaak toegepaste methode (75,2%). Daarnaast werd in 31,7% van de gemeenten het burgerpanel gebruikt, 20% koos voor de digitale variant daarvan: het internetpanel. De meer tijdsintensieve burgerjury werd in 5,5% van de gemeenten gebruikt. Tot slot geeft 16,6% van de gemeenten aan dat er in de afgelopen twee jaar geen participatiemethoden zijn ingezet waaraan een geselecteerd deel van de inwoners kon meedoen. Op de vraag wat de hoogste rol was bij bovenstaande participatiemethoden werd door 48,8 % van de gemeenten de raadplegende en door 27,3% de adviserende rol ingevuld. In 18,2% van de gemeenten was dit de coproducerende rol (zie figuur 7)18. Tussen de antwoorden op deze vraag en de vorige vraag naar de hoogste rol van burgers is een redelijk groot verschil waarneembaar wat betreft de raadplegende en coproducerende rol. Figuur 6 Hoogste Rol 1
Figuur 7 Hoogste Rol 2
Het bereiken van de burger Participatiemogelijkheden kunnen op verschillende manieren worden ‘gepromoot’ bij de inwoners. Aan de gemeenten is gevraagd op welke manier zij hun inwoners op de hoogte 18
In bijlage 6 staan de gegevens van de gebruikte participatiemethoden samen met die van de hoogste rol weergegeven in een kruistabel. In de tabel over participatiemethoden voor een geselecteerd deel van de bevolking valt op dat burgers via een enquête of internetpanel minder verantwoordelijkheid krijgen dan bij een burgerjury of –panel.
14
stellen van participatiemogelijkheden in de gemeente. De meest gebruikte methoden zijn het plaatsen van een aankondiging op de gemeentelijke website(s) en in regionale kranten/huisaan-huisbladen (respectievelijk 97,2% en 95,2%). Dat deze twee methoden het vaakst worden ingezet is logischerwijs te verklaren door het feit dat deze het snelst en gemakkelijkst te implementeren zijn. Het versturen van een persoonlijke brief aan de inwoners gaat wat verder, 77,2% van de gemeenten geeft aan dit te doen. Daarnaast worden in 42,1% van de gemeenten brochures/flyers uitgedeeld en gebruikt 26,9% aankondigingen op de regionale tv- en/of radiozender(s). Ook worden dorps- en wijkraden vaak ingezet om de inwoners te bereiken, in de gemeente Winschoten voert de gemeente bovendien huis-aan-huisbezoeken uit om de burgers van participatiemogelijkheden op de hoogte te brengen. De gemeente Dordrecht geeft aan dat – afhankelijk van het onderwerp en de doelgroep – alle mogelijke communicatiemiddelen worden ingezet om de inwoners te bereiken. In de enquête is ook gevraagd of de gemeente moeilijk bereikbare doelgroepen19 op een andere manier benadert dan de rest van de inwoners. Opvallend hierbij is dat 48,3% van de gemeenten aangeeft hiervoor (nog) geen speciale methoden te gebruiken. 42,1% geeft echter aan dat moeilijk bereikbare groepen afzonderlijk van andere groepen, op hun eigen ontmoetingsplaatsen worden benaderd. 24,8% van de gemeenten gebruikt andere communicatiemiddelen voor moeilijk bereikbare doelgroepen en 19,3% gebruikt de eigen media van de moeilijk bereikbare groepen. Daarnaast worden huis-aan-huisbezoeken vaker ingezet bij moeilijk bereikbare doelgroepen. De gemeenten Rotterdam en Dordrecht geven bovendien aan de verschillende burgerschapsstijlen20 van ‘Motivaction’ te gebruiken als hulpmiddel bij het bepalen van de communicatiestijl.
Evaluatie Tot slot is er gevraagd naar de mate van evaluatie
van
de
participatiemethoden
in
Figuur 8 Mate van evaluatie
gemeenten. Hierbij viel op dat processen van burgerparticipatie
weinig
geëvalueerd
worden. Slechts 13,1% van de gemeenten antwoordt
dat
participatiemethoden
vaak
geëvalueerd worden, 2,8% evalueert deze altijd
(dit
zijn
de
gemeenten
Borsele,
19
Met 'moeilijk bereikbare doelgroepen' worden groepen bedoeld die structureel niet of nauwelijks worden bereikt door de gemeente. Dit uit zich in het verschijnsel dat deze groepen vaak afwezig zijn bij participatieprocessen. Te denken valt aan bijvoorbeeld jongeren, laagopgeleiden, allochtonen etc. 20 Een manier van onderverdeling waarbij leeftijd, opleidingsniveau en/of inkomen niet van belang zijn. In plaats daarvan wordt gekeken naar leefstijl, houding ten aanzien van de overheid en communicatiestijl. Voor meer informatie zie ‘Motivaction’.
15
Rozenburg, Aa en Hunze en Bergen NH). Deze percentages steken schril af tegen de 51% van de gemeenten die participatiemethoden soms evalueert, 27,6% die zelden evalueert en 5,5% die burgerparticipatie nooit evalueert. Waarschijnlijk worden methoden van burgerparticipatie weinig geëvalueerd, omdat het lastig te benoemen is op welke manier de kwaliteit ervan bepaald kan worden. Op de vraag wanneer burgerparticipatie een succes is, is lastig antwoord te geven. Een hoge mate van tevredenheid onder de inwoners, of een hoog opkomstpercentage hoeft geen garantie voor succes te zijn. Los daarvan kan in een evaluatie wel bepaald worden wat er in bepaalde processen goed is gegaan en wat beter zou kunnen. Gekeken is of de mate van evalueren samenhangt met het wel of niet hebben van een participatienota. Aannemelijk zou zijn dat gemeenten met een participatienota hun participatiebeleid ook vaker evalueren (omdat dit wellicht in de nota staat). In de kruistabel (zie bijlage 6) is een zwakke relatie tussen beide variabelen te zien. Deze relatie is echter niet statistisch significant, waardoor er met de onderzoeksgegevens geen verband tussen het hebben van een participatienota en de mate van evalueren kan worden aangetoond. Ook is gekeken of er een verband bestaat tussen het hebben van ambtenaren die zich specifiek bezighouden met burgerparticipatie en de mate van evalueren. Wanneer een gemeente ambtenaren heeft aangesteld die zich specifiek bezighouden met burgerparticipatie, behoort wellicht ook het evalueren ervan tot hun taak, waardoor de mate van evaluatie bij gemeenten met deze ambtenaren hoger ligt. Uit de kruistabel (bijlage 6) blijkt dat dit verband inderdaad zichtbaar is, er is echter wel sprake van een zwak verband21.
In de enquête is daarnaast aan de respondenten gevraagd om drie positieve en drie verbeterpunten van participatiebeleid van hun gemeente aan te geven. Over de positieve punten van participatiebeleid zijn gemeenten het erover eens dat dit voor een vergroting van het draagvlak van beleid zorgt, ook als dit beleid niet helemaal overeenkomt met de wensen van de burger. Een fijne bijkomstigheid van participatie is dat de afstand tussen burger en bestuur overbrugd wordt, de burger krijgt meer vertrouwen in het gemeentebestuur. Veel gemeenten geven ook aan dat het erg fijn is om te merken dat de burger bereid is om mee te denken over lokaal beleid - mensen willen zich ervoor inzetten. Bij de vraag over de verbeterpunten werd vooraal vaak genoemd dat burgerparticipatie een meer structurele vorm zou moeten krijgen, door middel van verankering in de gemeentelijke organisatie. Momenteel wordt burgerparticipatie in veel gemeenten vrij ad hoc georganiseerd. Wanneer dit op een meer structurele manier kan gebeuren, is het in de gemeente duidelijk wat de ruimte, tijd en het budget voor burgerparticipatie is en hoe de rolverdeling bij participatie eruit ziet. In de 21
De Cramers’s V is hier 0.249. Dit betekent dat er sprake is van een zwakke samenhang. Bovendien is het verband alleen significant bij een betrouwbaarheidsniveau van 90% (P = 0.061). Zie bijlage 6 voor de statistische toets.
16
communicatie naar burgers toe geven gemeenten aan dat er meer aandacht voor verwachtingsmanagement moet zijn en dat de resultaten van de burgerparticipatie goed moeten worden teruggekoppeld naar de inwoners. Daarnaast geven veel gemeenten aan dat er (nog) meer gebruik moet worden gemaakt van ‘nieuwe media’, vooral om via internet de dialoog te voeren (en niet alleen als raadplegend instrument). Conclusie
Met dit onderzoek is een begin gemaakt met het in kaart brengen van burgerparticipatie op lokaal niveau. Onderzocht werd op welke manier en in welke mate gemeenten zich bezig houden met burgerparticipatie. Dit is gedaan met behulp van een digitale enquête die onder alle Nederlandse gemeenten is uitgezet. In deze enquête is naar verschillende aspecten van het breed omvattende begrip ‘burgerparticipatie’ gevraagd, waarbij de kwaliteit en kwantiteit aan bod kwamen. Met een respons van 32% was het mogelijk om de activiteiten die gemeenten ondernemen op het terrein van burgerparticipatie voor een deel te inventariseren. Hieronder zullen de meest opvallende bevindingen van het onderzoek nog eens worden benoemd.
De belangrijkste bevindingen
Iets minder dan de helft van de gemeenten uit het onderzoek (45,5%) heeft een participatienota. De gemeenteraad heeft nog vaak een onduidelijke rol bij burgerparticipatie. Over de rolverdeling tussen college en raad wat betreft burgerparticipatie worden dan ook nauwelijks afspraken gemaakt. Ruim 60% van de gemeenten uit het onderzoek heeft een verordening burgerinitiatieven. In bijna 49% van deze gemeenten is de mogelijkheid om een initiatief in te dienen niet gebruikt door burgers. 64,1% van de gemeenten uit het onderzoek heeft geen referendumverordening. Ruim 46% van de gemeenten uit het onderzoek werkt met een vorm van dorps- of wijkbudgetten. 40,7% van de gemeenten heeft ambtenaren specifiek aangesteld om zich bezig te houden met burgerparticipatie. Daarnaast zijn er ook gemeenten waarbij alle beleidsmedewerkers activiteiten verrichten op dit terrein. 48% van de gemeenten onderneemt (nog) geen speciale activiteiten om moeilijk bereikbare doelgroepen tot participatie te stimuleren. Processen van burgerparticipatie worden weinig geëvalueerd door gemeenten.
17
Vervolgonderzoek
Door praktische redenen is er in dit onderzoek vooral plaats geweest voor kwantitatief onderzoek. Voor vervolgonderzoek naar specifieke aspecten van burgerparticipatie is het van belang om nog meer in gesprek te treden met verschillende medewerkers van de gemeenten. Op deze manier kunnen de aspecten van burgerparticipatie die bij kwantitatief onderzoek onbelicht blijven, boven water worden gehaald. Bovendien wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot wanneer verschillende onderzoeksmethoden worden gebruikt. Uit de onderzoeksresultaten, maar ook uit de gesprekken die gevoerd zijn, bleek dat veel gemeenten moeite hebben met de verankering van burgerparticipatie in de interne organisatie. Doordat dit vaak niet goed geregeld is, ondervinden ambtenaren moeilijkheden bij het meekrijgen van de organisatie. Dit komt de burgerparticipatie niet ten goede. Onderzoek naar de verankering van burgerparticipatie in de interne organisatie zou dan ook een mogelijk onderwerp kunnen zijn voor een meer kwalitatieve benadering van burgerparticipatie in de lokale politiek.
18
Bibliografie
Ankeren, van (2009) Wipkippen, wisselgeld en wisselend succes. Over de invloed van gemeentelijke burgerinitiatieven op de binding tussen burger en bestuur. Verkregen op 1101-2010 van http://www.publiek-politiek.nl/Producten-en-diensten/Onderzoek-enadvies/Onderzoek/Participatie/Onderzoek-Burgerinitiatieven.
BurgerOverheidPanel (2007). eParticipatie. Verkregen op 14-01-2010 van http://burgerservicecode.nl/files/microsoft_powerpoint_-_071113_bop_e-participatie.pdf.
CBS (2008) Provincie op maat 2007. Verkregen op 06-01-2010 van http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/dossiers/nederland-regionaal/publicaties/provincie-opmaat/archief/2007/default.htm.
Decentraal Bestuur (2009) Basisgegevens gemeenten 2009. Verkregen op 06-01-2010 van http://www.decentraalbestuur.nl/kerngem/ms/basis/df/doc1.
Derksen, W. & Schaap, L. (2007) Lokaal bestuur. ’s Gravenhage: Reed Business bv.
Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) (2006) Burgerparticipatie in gemeenteland. Quickscan van 34 coalitieakkoorden en raadsprogramma’s voor de periode 2006-2010.
Nationale Ombudsman (2009) ‘We gooien het de inspraak in’ Een onderzoek naar de uitgangspunten voor behoorlijke burgerparticipatie.
Referendumplatform (2008). Overzicht van gehouden referenda in Nederland. Verkregen op 28-01-2010 van http://www.referendumplatform.nl/share/files/13_334315/gehoudenreferenda.pdf
Vereniging Nederlandse Gemeenten (2009) VNG Ledenpeiling uitkomst bevraging december 2009. Onderwerpen: Burgerparticipatie, Crisis- en herstelwet, Reclamebelasting. Verkregen op 28-01-2010 van http://www.vng.nl/Documenten/Extranet/Vereniging/Bestuur/VNGLedenpeiling%20december2009.pdf.
19
Bijlage 1
Vragenlijst burgerparticipatie22 Beleid 1) Heeft uw gemeente een participatienota die door de gemeenteraad is vastgesteld? o
Ja
o
Nee
2) Zijn er in het huidige collegeprogramma afspraken gemaakt om burgerparticipatie in uw gemeente te bevorderen? o
Ja
o
Nee (ga verder met vraag 3)
b. Op welke beleidsterreinen zijn deze afspraken ook daadwerkelijk toegepast? (meerdere antwoorden mogelijk) o
Ruimtelijke Ordening & Milieu
o
Leefbaarheid
o
Jongeren
o
Cultuur en Sport
o
Onderwijs
o
Sociale Zaken
o
Zorg en Welzijn
o
Verkeer en Vervoer
o
Veiligheid
o
Anders, namelijk……………………………………………………………………..
3) Welke rol speelt de gemeenteraad binnen uw gemeente wat betreft burgerparticipatie? (meerdere antwoorden mogelijk) o
De raad stelt kaders voor participatiemogelijkheden
o
De raad zet zelf participatietrajecten op
o
De raad controleert participatietrajecten achteraf
o
Anders, namelijk………………………………………………………………………
4) Zijn er in uw gemeente schriftelijke afspraken gemaakt over de rolverdeling tussen het college en de raad wat betreft burgerparticipatie? 22
Voor een motivatie van bepaalde vragen en uitleg over keuzemogelijkheden: zie de toelichting op de vragenlijst (bijlage 2).
20
o
Ja
o
Nee
5) Welke functionaris kan binnen uw gemeente worden gezien als boegbeeld van de burgerparticipatie? o
De burgemeester
o
De griffier
o
De gemeentesecretaris
o
Één of meerdere gemeenteraadsleden
o
Één of meerdere wethouders
o
Anders, namelijk:…………………………………………………………………….
6)a. Heeft uw gemeente een verordening burgerinitiatief? o
Ja
o
Nee (ga verder met vraag 7)
b. Hoe vaak is daar in de afgelopen twee jaar gebruik van gemaakt? Vul in hoe vaak het formele burgerinitiatief in de afgelopen twee jaar door burgers is gebruikt. o
Er is geen gebruik van gemaakt (ga verder met vraag 7)
o
1 tot 5 keer
o
5 tot 10 keer
o
10 tot 20 keer
o
Meer dan 20 keer
c. Op welke beleidsterreinen hadden deze ingediende burgerinitiatieven betrekking? (meerdere antwoorden mogelijk) o
Ruimtelijke Ordening & Milieu
o
Leefbaarheid
o
Jongeren
o
Cultuur en Sport
o
Onderwijs
o
Sociale Zaken
o
Zorg en Welzijn
o
Verkeer en Vervoer
o
Veiligheid
o
Anders, namelijk………………………………………………………………………
7) Op welke manier wordt er in uw gemeente omgegaan met informele bewonersinitiatieven? (meerdere antwoorden mogelijk)
21
o
Hiervoor kunnen mensen terecht bij een gemeentelijk loket
o
Hiervoor kunnen mensen een formulier invullen op de gemeentelijke website
o
Hiervoor kunnen mensen bij de griffie terecht
o
Bewonersinitiatieven komen via wijkambtenaren bij de gemeente terecht
o
Bewonersinitiatieven komen via een speciaal aangestelde procesmakelaar/ ideeënmakelaar bij de gemeente terecht
o
Elke gemeentelijke afdeling heeft hiervoor een eigen aanspreekpunt
o
Hiervoor worden (nog) geen speciale activiteiten ondernomen
o
Anders, namelijk………………………………………………………………..
8)a. Werkt uw gemeente met (een vorm van) dorps- en/of wijkbudgetten? o
Ja
o
Nee (ga verder met vraag 9)
b. Welk bedrag is er het afgelopen jaar in uw gemeente aan deze budgetten gereserveerd? Bedragen zijn in euro’s o
Minder dan 250.000
o
250.000 tot 500.000
o
500.000 tot 1 miljoen
o
1 miljoen tot 2 miljoen
o
2 miljoen tot 5 miljoen
o
5 miljoen tot 10 miljoen
o
10 miljoen of meer
9)a. Heeft uw gemeente een referendumverordening? o
Ja
o
Nee (ga verder met vraag 10)
b. Is er in de afgelopen twee jaar in uw gemeente een referendum gehouden? o
Ja
o
Nee (ga verder met vraag 10)
c. Wie was/waren hierbij de initiatiefnemer(s)? (meerdere antwoorden mogelijk) o
De gemeenteraad
o
Inwoners
d. Op welke beleidsterreinen hadden deze referenda/had dit referendum betrekking? (meerdere antwoorden mogelijk) o
Bestuurlijke Organisatie (bijvoorbeeld een burgemeestersreferendum of een referendum over herindeling)
22
o
Ruimtelijke Ordening & Milieu
o
Leefbaarheid
o
Jongeren
o
Cultuur en Sport
o
Onderwijs
o
Sociale Zaken
o
Zorg en Welzijn
o
Verkeer en Vervoer
o
Veiligheid
o
Anders, namelijk……………………………………………………………..
10)a. Heeft uw gemeente ambtenaren die specifiek belast zijn met burgerparticipatie? o
Ja
o
Nee (ga verder met vraag 12)
b. Bij welke afdeling(en) zijn deze ambtenaren werkzaam? (Meerdere antwoorden mogelijk) o
Griffie
o
Wijkgericht werken
o
Communicatie
o
Dienstverlening
o
Leefomgeving
o
Sociale Zaken
o
Anders, namelijk:……………………………………………………………………......
11) Welke mogelijkheden biedt uw gemeente aan deze ambtenaren om hun werk wat betreft burgerparticipatie te verdiepen? (meerdere antwoorden mogelijk) o
Ze krijgen er extra tijd voor
o
Ze krijgen een speciale cursus over burgerparticipatie
o
Anders, namelijk………………………………………………………..
Praktijk 12) Bestaat er in uw gemeente een interactieve website/webcommunity23 voor inwoners waarbij ook de gemeente een actieve rol speelt?
23
o
Ja
o
Nee
Zie toelichting vragenlijst.
23
13) Is er in uw gemeente de afgelopen twee jaar gebruik gemaakt van een website waarbij inwoners digitaal kunnen meebeslissen/meeontwerpen over/aan een ruimtelijk ontwerp? (bijvoorbeeld een woonwijk of een park) o
Ja, op de volgende website(s) :………………………………………………………
o
Nee
14)a. Bestaan er in uw gemeente territoriale raden (zoals dorps- en/of wijkraden)? o
Ja
o
Nee (ga verder met vraag 16)
b. Wordt/worden deze meestal gekozen, benoemd of gecoöpteerd? o
Gekozen
o
Benoemd
o
Gecoöpteerd
15) Welke bevoegdheid hebben deze raden (meerdere antwoorden mogelijk)? o
Er wordt naar hun mening gevraagd (raadplegend)
o
Gevraagd of ongevraagd advies geven aan de gemeente (adviserend)
o
In samenwerking met de gemeente beleid ontwikkelen (coproducerend)
o
Binnen gegeven grenzen zelf beleidsbeslissingen nemen (meebeslissend)
o
Anders, namelijk……………………………………………………………………..
16)a. Welke van onderstaande adviesraden bestaan in uw gemeente? (meerdere antwoorden mogelijk) o
Seniorenraad
o
Jeugdraad
o
Culturele adviesraad
o
Sportraad
o
Economische adviesraad
o
Stedenbouwkundige adviesraad
o
Adviesraad Natuur en Milieu
o
Integratie/migrantenraad
o
Anders, namelijk………………………………………………………………………...
b. Is er een voorbeeld binnen uw gemeente waarbij een adviesraad een onderwerp op de agenda van de gemeenteraad heeft gezet? o
Ja, namelijk……………………………………………………………………
o
Nee
o
Weet niet
24
17) Welke van onderstaande vormen van burgerparticipatie waaraan alle inwoners kunnen meedoen heeft uw gemeente de afgelopen twee jaar gebruikt (meerdere antwoorden mogelijk)?24 o
Enquête (schriftelijk en/of digitaal)
o
(Thema)bijeenkomsten
o
Schouw
o
Internetforum
o
Stads-, dorps- of wijkgesprekken
o
Inspraakavonden
o
Anders, namelijk………………………………………………………………………...
o
Geen (ga verder met vraag 19).
18) Wat was de hoogste rol die burgers bij deze participatiemogelijkheden hadden? o
Van de gemeente informatie ontvangen over een bepaald beleidsterrein (informeren)
o
Er werd naar hun mening gevraagd (raadplegen)
o
Gevraagd of ongevraagd advies geven aan de gemeente (adviseren)
o
In samenwerking met de gemeente beleid ontwikkelen (coproduceren)
o
Binnen gegeven grenzen zelf beleidsbeslissingen nemen (meebeslissen)
19) Welke van onderstaande participatievormen waaraan een geselecteerd deel van de inwoners kan meedoen heeft uw gemeente de afgelopen twee jaar gebruikt? (meerdere antwoorden mogelijk)25 o
Enquête (schriftelijk en/of digitaal)
o
Burgerjury
o
Burgerpanel
o
Internetpanel
o
Anders, namelijk……………………………………………………………………...
o
Geen ( Ga verder met vraag 21)
20) Wat was de hoogste rol die burgers bij deze participatiemogelijkheden hadden?
24 25
o
Van de gemeente informatie ontvangen over een bepaald beleidsterrein (informeren)
o
Er werd naar hun mening gevraagd (raadplegen)
o
Gevraagd of ongevraagd advies geven aan de gemeente (adviseren)
o
In samenwerking met de gemeente beleid ontwikkelen (coproduceren)
Voor uitleg van de antwoordmogelijkheden: zie de toelichting op de vragenlijst. Voor uitleg van de antwoordmogelijkheden: zie de toelichting op de vragenlijst.
25
o
Binnen gegeven grenzen zelf beleidsbeslissingen nemen (meebeslissen)
21) Op welke manier worden inwoners op de hoogte gesteld van participatiemogelijkheden in uw gemeente (meerdere antwoorden mogelijk)? Door middel van: o
Een aankondiging op de gemeentelijke website(s)
o
Een aankondiging in regionale kranten/ huis-aan-huis bladen
o
Het uitdelen van brochures/flyers
o
Een aankondiging op de regionale tv- en/of radiozenders
o
Een persoonlijke brief van de gemeente
o
Anders, namelijk:………………………………………………………………..........
22) Welke speciale methoden hanteert uw gemeente om moeilijk bereikbare doelgroepen te stimuleren om te participeren (meerdere antwoorden mogelijk)? o
Er worden andere communicatiemiddelen gebruikt voor moeilijk te bereiken doelgroepen (bijvoorbeeld een andere taal)
o
Moeilijk te bereiken doelgroepen worden afzonderlijk van andere groepen benaderd: op hun eigen ontmoetingsplaatsen
o
Moeilijk te bereiken doelgroepen worden afzonderlijk van andere groepen benaderd: via hun eigen media
o
Anders, namelijk………………………………………………………………………
o
Er worden geen speciale methoden gebruikt.
Evaluatie 23)a. Hoe vaak worden gebruikte participatiemethoden in uw gemeente geëvalueerd? o
Nooit
o
Zelden
o
Soms
o
Vaak
o
Altijd
24) Wat zijn de drie meest positieve punten van het participatiebeleid in uw gemeente? ………………………………………………………………………………………………..
25) Wat zijn de drie belangrijkste verbeterpunten voor het participatiebeleid in uw gemeente? …………………………………………………………………………………………………
26
Afsluitend Uw persoonlijke gegevens zullen slechts door het IPP worden gebruikt om u later eventueel te benaderen voor een interview. Deze gegevens zullen niet worden verstrekt aan derden.
26) Wat is uw naam? …………………………………………………………………………………………………
27) Welke functie bekleedt u binnen de gemeente? …………………………………………………………………………………………………
28) Wat is uw telefoonnummer? …………………………………………………………………………………………………
29) Wat is uw e-mail adres? …………………………………………………………………………………………………
27
Bijlage 2
Toelichting vragenlijst Vraag 1 Met een participatienota wordt een nota bedoeld waarin specifiek beschreven staat hoe burgerparticipatie in de gemeente geregeld wordt. Hiermee wordt niet de verordening inspraak bedoeld.
Vraag 4 Met schriftelijke afspraken over de rolverdeling tussen het college en de raad worden bijvoorbeeld afspraken in een nota, in het college- of raadsprogramma bedoeld.
Vraag 7 Met informele bewonersinitiatieven worden initiatieven of plannen van burgers bedoeld die op een andere manier dan de formele manier (burgers die een onderwerp op de agenda van de raad plaatsen via de verordening burgerinitiatief) bij de gemeente terechtkomen.
Vraag 12 Met een interactieve website wordt een website bedoeld waar burgers met elkaar en met de gemeente in discussie kunnen gaan en waarop ze bijvoorbeeld (eigen georganiseerde) evenementen kunnen aankondigen (web2.0 toepassing).
Vraag 14 Territoriale raden zijn bijvoorbeeld dorps- en/of wijkraden. Wanneer raden gekozen worden, worden ze gekozen door de inwoners van de betreffende wijk of het dorp. Wanneer ze benoemd worden, wordt dit door de gemeente gedaan en wanneer raden gecoöpteerd worden, betekent dit dat de leden van de betreffende raad zelf hun nieuwe leden kiezen of benoemen.
Vraag 15 , 18 en 20 Deze antwoordcategorieën zijn afgeleid van de participatieladder. Hierbij is het zo dat de verschillende ‘treden’ op de ladder de mate van invloed van de participanten weergeeft. Informeren: burgers worden op de hoogte gesteld van de ontwikkeling van beleid, maar krijgen geen mogelijkheid om een eigen bijdrage te leveren aan dit beleid. Raadplegen: burgers worden hier gezien als gesprekspartners bij het ontwikkelen van beleid. De agenda wordt in hoge mate door politiek en bestuur bepaald en zij verbinden zich niet aan de resultaten die uit de gesprekken met burgers voortkomen.
28
Adviseren: politiek en bestuur stellen in beginsel zelf de agenda samen, maar burgers krijgen de mogelijkheid om problemen aan te dragen en oplossingen te formuleren. Deze ideeën spelen vervolgens een volwaardige rol bij de ontwikkeling van beleid. De politiek verbindt zich niet aan de resultaten, maar dient bij de uiteindelijke besluitvorming wel te beargumenteren wat er met de input van burgers is gedaan. Coproduceren: politiek, bestuur en burgers stellen gezamenlijk een agenda samen, waarna ook gezamenlijk naar oplossingen wordt gezocht. De politiek verbindt zich aan deze oplossingen met betrekking tot de uiteindelijke besluitvorming. Meebeslissen: politiek en bestuur laten de ontwikkeling van en de besluitvorming over het beleid over aan de betrokkenen, waarbij het ambtelijk apparaat een adviserende rol vervult. De politiek neemt de resultaten over, na toetsing aan vooraf gestelde randvoorwaarden.
Vraag 17 Met alle inwoners worden alle inwoners van de gemeente bedoeld, of alle inwoners van een bepaalde wijk/buurt/dorp. Themabijeenkomsten: Tijdens themabijeenkomsten krijgen inwoners informatie over de stand van zaken van bepaalde beleidsplannen. Hierbij kunnen ze ook vragen stellen en in discussie treden met de gemeente. Schouw: Dit wordt ook wel een knelpuntentour genoemd. Tijdens een schouw gaan medewerkers van de gemeente samen met inwoners van een bepaalde wijk/dorp langs een aantal specifieke plekken in die wijk of dorp. Op deze manier kunnen inwoners letterlijk aan de gemeente laten zien over welke plekken zij vragen en/of klachten hebben. Het doel is dat op deze manier de problemen in bepaalde wijken/dorpen meer gaan leven bij de gemeente. Internetforum: bij een internetforum heeft iedereen de mogelijkheid online zijn of haar mening te uiten over bepaalde beleidsonderwerpen. Mensen kunnen hierbij reageren op stellingen en kunnen zelf ook een nieuwe discussie starten. Politici en ambtenaren kunnen ook deelnemen aan het internetforum. Stads-, dorps- of wijkgesprekken: gesprekken waarbij de gemeente in gesprek treedt met inwoners van een bepaalde stad, dorp of wijk. Het gaat hierbij niet slechts over bepaalde beleidsonderwerpen, maar inwoners kunnen zelf onderwerpen inbrengen die spelen in hun leefomgeving. Inspraakavonden: Hierbij kunnen inwoners reageren op beleidsplannen van de gemeente. De gemeente is hierbij verplicht de mening van de inwoners mee te wegen in het besluit.
29
Vraag 19 Met een geselecteerd deel van de inwoners wordt bedoeld dat de gemeente van tevoren heeft bepaald welke inwoners (van de hele gemeente of van een bepaalde wijk/buurt/dorp) hieraan mee kunnen doen. Burgerjury: bij een burgerjury nodigt de gemeente een groep burgers uit om een beleidsadvies te geven over een beleidsdilemma. Een burgerjury is zoveel mogelijk een afspiegeling van de groep mensen die uiteindelijk met het beleid te maken krijgt. De burgerjury buigt zich gedurende meerdere dagen over een bepaald beleidsdilemma en ontvangt hierbij informatie van experts en getuigen. Uiteindelijk geeft een burgerjury een advies aan de gemeente op basis van een afweging van informatie voor en tegen. Burgerpanel: een burgerpanel is een kleine groep mensen die informatie, ervaringen en opvattingen over één of meerdere beleidsonderwerpen uitwisselt. Vaak heeft de gemeente al plannen en mogelijkheden bedacht en het burgerpanel reageert hier dan op. Het burgerpanel bestaat uit een groep mensen die door de gemeente is uitgenodigd en kan niet beschouwd worden als representatief voor alle inwoners van de gemeente. Internetpanel: een internetpanel is een digitaal burgerpanel waarbij de groep burgers vele malen groter kan zijn, tot zo’n 500 burgers. Vaak worden deze panels gebruikt om de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening te beoordelen of om beleidsvoornemens te toetsen. In veel gemeenten zijn internetpanels voor alle bewoners toegankelijk.
Vraag 22 Met ‘moeilijk bereikbare doelgroepen’ worden groepen bedoeld die structureel niet of nauwelijks worden bereikt door de gemeente. Dit uit zich in het verschijnsel dat deze groepen vaak afwezig zijn bij participatieprocessen. Te denken valt aan: jongeren, laagopgeleiden, allochtonen etc.
30
Bijlage 3 Lijst van gemeenten die de digitale enquête hebben ingevuld. Aa en Hunze
Gaasterlân-Sleat
Lisse
Sliedrecht
Achtkarspelen
Geertruidenberg
Littenseradiel
Spijkenisse
Alkmaar
Gemert-Bakel
Lochem
Stadsdeel Bos en Lommer
Almere
Gilze en Rijen
Losser
Stadsdeel
de
Baarsjes Alphen-Chaam
Goedereede
Maasdonk
Stadskanaal
Alphen aan den Rijn
Goirle
Maasgouw
Steenwijkerland
Assen
Gorinchem
Maastricht
Ten Boer
Beek
Gulpen-Wittem
Margraten
Terschelling
Beemster
Haaksbergen
Medemblik
Texel
Beesel
Haarlemmermeer
Meerssen
Tubbergen
Bergeijk
Hardenberg
Menaldumadeel
Twenterand
Bergen
Harderwijk
Middelburg
Tynaarlo
Bergen NH
Hardinxveld-
Midden-Delfland
Tytsjerksteradiel
Montfoort
Utrechtse
Giessendam Berkelland
Hattem
Heuvelrug Binnenmaas
Heerde
Moordrecht
Valkenburg aan de Geul
Bloemendaal
Heerhugowaard
Nederweert
Valkenswaard
Borne
Heiloo
Nieuwkoop
Velsen
Borsele
Helmond
Nuenen c.a.
Vlaardingen
Breda
Het Bildt
Oisterwijk
Wûnseradiel
Breukelen
Heumen
Onderbanken
Weert
Brielle
Heusden
Opmeer
Weesp
Bussum
Hilvarenbeek
Opsterland
Wervershoof
Coevorden
Hilversum
Oss
Westland
De Bilt
Hof van Twente
Ouder-Amstel
Weststellingwerf
De Ronde Venen
Hoogezand-
Papendrecht
Westvoorne
Sappemeer Deelgemeente Charlois
Hoogvliet
Renkum
Wierden
Deelgemeente
Houten
Rijssen-Holten
Wijchen
Ijsselmonde
31
Delft
IJsselstein
Rotterdam
Winschoten
Delfzijl
Kaag en Braassem
Rozenburg
Winterswijk
Dirksland
Kapelle
Rucphen
Woensdrecht
Dordrecht
Katwijk
Schiedam
Wormerland
Echt-Susteren
Landgraaf
Schiermonnikoog
Wymbritseradiel
Edam-Volendam
Landsmeer
Schijndel
Zandvoort
Eindhoven
Leek
Schoonhoven
Zuidhorn
Emmen
Leeuwarden
SchouwenDuiveland
Enkhuizen
Leidschendam-
‘s-Hertogenbosch
Voorburg Enschede
Lemsterland
Sint-Oedenrode
32
Bijlage 4
Figuur 1. Verdeling gemeenten over provincies in 2007 (CBS, 2008).
9%
6%
Groningen
7%
Friesland
3% 15%
Drenthe
6% 1%
Overijssel Flevoland Gelderland
3%
Utrecht 13%
Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland
16%
Noord-Brabant
7%
Limburg 14%
Figuur 2. Verdeling gemeenten over provincies onderzoek IPP (2009)
10%
4% Groningen
10%
Friesland 4%
Drenthe
15%
Overijssel 8% 1%
3%
6%
Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland
5% 19%
Zeeland Noord-Brabant
15%
Limburg
33
Figuur 3. Verdeling gemeenten naar inwonertal in 2008 (Decentraal bestuur, 2009)
6%
12%
9%
0 - 9.999 10.000 - 19.999 20.000 - 49.999 31%
50.000 - 99.999 > 100.000
42%
Figuur 4. Verdeling gemeenten naar inwonertal onderzoek IPP (2009)
7%
6%
13%
30%
0 - 9.999 10.000 - 19.999 20.000 - 49.999 50.000 - 99.999 > 100.000
44%
34
Bijlage 5
(Ontwerp)websites gemeenten www.oud-krispijn.nl/ontwerpruimte www.enkhuizerpeil.nl www.baarsjesberichten.tv www.wijkiezen.nl www.kloosterplein.nl www.schiedam2030.nl www.park21.info www.e-spraak.nl/Heiloo www.virtueelhelmond.nl www.s-hertogenbosch.nl/parade Verschillende gemeentelijke websites met forum/gastenboek mogelijkheden: www.heusden.nl www.schouwen-duiveland.nl www.gaasterlan-sleat.nl www.gilzerijen.nl
35
Bijlage 6
Statistische toetsen Participatienota * grootte Crosstabulation
10000 19999
0 - 9999 Participatienota
Ja
Count % within grootte
Nee
Count % within grootte
Total
Count % within grootte
> 100000
Total
14
26
15
8
66
33,3%
32,6%
40,6%
78,9%
80,0%
45,5%
6
29
38
4
2
79
66,7%
67,4%
59,4%
21,1%
20,0%
54,5%
9
43
64
19
10
145
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Value
N of Valid Cases
50000 99999
3
Symmetric Measures
Nominal by Nominal
grootte 20000 49999
Approx. Sig.
Phi
,347
,002
Cramer's V
,347
,002
145
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.
Afspraak Rolverdeling * Participatienota Crosstabulation Participatienota Ja Afspraak Rolverdeling
Ja
Count % within Participatienota
Nee
Count % within Participatienota
Total
Count % within Participatienota
Total
Nee
Ja
35
8
43
53,0%
10,1%
29,7%
31
71
102
47,0%
89,9%
70,3%
66
79
145
100,0%
100,0%
100,0%
Symmetric Measures
Value Nominal by Nominal
Approx. Sig.
Phi
,468
,000
Cramer's V
,468
,000
N of Valid Cases
145
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.
Verordening Burgerinitiatief * Participatienota Crosstabulation Participatienota Ja Verordening Burgerinitiatief
Ja
Count % within Participatienota
Nee
Count % within Participatienota
Total
Count % within Participatienota
Total
Nee
Ja
44
44
88
66,7%
55,7%
60,7%
22
35
57
33,3%
44,3%
39,3%
66
79
145
100,0%
100,0%
100,0%
37
Symmetric Measures Value Nominal by Nominal
Approx. Sig.
Phi
,112
,178
Cramer's V
,112
,178
N of Valid Cases
145
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. Verordening burgerinitiatief * grootte Crosstabulation
5
10000 19999 21
grootte 20000 49999 37
50000 99999 16
> 100000 9
0 - 9999 88
55,6%
48,8%
57,8%
84,2%
90,0%
60,7%
0 - 9999 Burgerinitiatief
Ja
Count % within grootte
Nee
Count % within grootte
Total
4
22
27
3
1
57
44,4%
51,2%
42,2%
15,8%
10,0%
39,3%
Count % within grootte
Total
9
43
64
19
10
145
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Symmetric Measures
Nominal by Nominal
Phi Cramer's V
Value ,274
Approx. Sig. ,028
,274
,028
N of Valid Cases
145 a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.
38
Ambtenaren * grootte Crosstabulation
0 - 9999 Ambtenaren
Ja
Count % within grootte
Nee Total
> 100000
0 - 9999
13
25
11
8
59
22,2%
30,2%
39,1%
57,9%
80,0%
40,7%
7
30
39
8
2
86
77,8%
69,8%
60,9%
42,1%
20,0%
59,3%
Count % within grootte
Total 50000 99999
2
Count % within grootte
grootte 20000 49999
10000 19999
9
43
64
19
10
145
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Symmetric Measures
Nominal by Nominal
Phi
Value ,288
Approx. Sig. ,017
,288
,017
Cramer's V
N of Valid Cases
145 a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. Webcommunity * grootte Crosstabulation
0 - 9999 Webcommunity
Ja
Count % within grootte
Nee
Count % within grootte
Total
Count % within grootte
grootte 20000 49999
10000 19999
50000 99999
0
3
7
7
> 100000 6
,0%
7,0%
10,9%
36,8%
60,0%
Total 23 15,9%
9
40
57
12
4
122
100,0%
93,0%
89,1%
63,2%
40,0%
84,1%
9
43
64
19
10
145
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
39
Symmetric Measures
Nominal by Nominal
Phi Cramer's V
Value ,426
Approx. Sig. ,000
,426
,000
N of Valid Cases
145 a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.
HoogsteRol*$participatiemethoden Crosstabulation a
Enquete HoogsteRol
Informeren
Count % within $participatie_samen Raadplegen Count % within $participatie_samen Adviseren Count % within $participatie_samen Coproduceren Count % within $participatie_samen Meebeslissen Count % within $participatie_samen Total Count Percentages and totals are based on respondents. a. Dichotomy group tabulated at value 1.
0 ,0% 23 20,9% 33 30,0% 41 37,3% 13 11,8% 110
samenvoeging participatieinstrumenten Themabijeenkomst Schouw Internetforum Gesprekken 1 0 0 1 ,7% ,0% ,0% ,9% 35 17 3 26 25,7% 21,0% 8,3% 22,6% 42 21 10 37 30,9% 25,9% 27,8% 32,2% 45 32 17 40 33,1% 39,5% 47,2% 34,8% 13 11 6 11 9,6% 13,6% 16,7% 9,6% 136 81 36 115
Inspraakavond 1 ,7% 36 26,5% 42 30,9% 46 33,8% 11 8,1% 136
Total 1 41 44 46 13 145
40
HoogsteRol2*$participatie_samen2 Crosstabulation a
HoogsteRol2
Informeren
Count % within $participatie_samen2 Raadplegen Count % within $participatie_samen2 Adviseren Count % within $participatie_samen2 Coproduceren Count % within $participatie_samen2 Meebeslissen Count % within $participatie_samen2 Total Count Percentages and totals are based on respondents. a. Dichotomy group tabulated at value 1.
2de samenvoeging participatieinstrument Enquete2 Burgerjury Burgerpanel Internetpanel 2 0 0 1 1,9% ,0% ,0% 3,4%
Total 2
56 51,9%
1 12,5%
10 21,7%
15 51,7%
59
24 22,2%
2 25,0%
17 37,0%
7 24,1%
30
21 19,4%
3 37,5%
16 34,8%
3 10,3%
21
5 4,6%
2 25,0%
3 6,5%
3 10,3%
5
108
8
46
29
117
41
Evaluatie * Participatienota Crosstabulation Participatienota Ja Evaluatie
Nooit
Count % within Participatienota
Zelden
Count % within Participatienota
Soms
Count % within Participatienota
Vaak
Count % within Participatienota
Altijd
Count % within Participatienota
Total
Count % within Participatienota
Total
Nee
Ja
1
7
8
1,5%
8,9%
5,5%
15
25
40
22,7%
31,6%
27,6%
38
36
74
57,6%
45,6%
51,0%
10
9
19
15,2%
11,4%
13,1%
2
2
4
3,0%
2,5%
2,8%
66
79
145
100,0%
100,0%
100,0%
Symmetric Measures
Nominal by Nominal
Phi Cramer's V
Value ,203
Approx. Sig. ,200
,203
,200
N of Valid Cases
145 a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.
42
Evaluatie * Ambtenaren Crosstabulation Ambtenaren Ja Evaluatie
Nooit
Count % within Ambtenaren
Zelden
Count % within Ambtenaren
Soms
Count
8 5,5%
12
28
40
20,3%
32,6%
27,6%
42
74 51,0%
11
8
19
18,6%
9,3%
13,1%
3
1
4
5,1%
1,2%
2,8%
59
86
145
100,0%
100,0%
100,0%
Count % within Ambtenaren Count % within Ambtenaren
7 8,1%
48,8%
% within Ambtenaren
Total
1 1,7%
32
Count
Altijd
Ja
54,2%
% within Ambtenaren Vaak
Total
Nee
Symmetric Measures
Nominal by Nominal
Phi Cramer's V
Value ,249
Approx. Sig. ,061
,249
,061
N of Valid Cases
145 a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis.
43