Bulletin van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’
31e jaargang (2012), aflevering nr. 2. 1
Het BULLETIN is een uitgave van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’. REDACTIECOMMISSIE Drs. W.M. Verschraegen (voorzitter-secretaris) R.G.A. van den Elshout Dr. J.H.J. de Kort Het Bulletin is een uitgave van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ die driemaal per jaar verschijnt en die bestemd is voor de leden van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ en voor anderen die belangstelling tonen in de volkskunde, de taalkunde en de oudheidkunde, kortom: in de geschiedenis van oostelijk Zeeuws-Vlaanderen (voornamelijk de vroegere Vier Ambachten en Het Land van Saeftinghe). Het Bulletin wil genoemde terreinen op een zowel informatieve als educatieve wijze onder de aandacht van zijn lezers brengen. Daarnaast wil het Bulletin fungeren als een forum voor zijn lezers om wederwaardigheden, vragen en bevindingen op genoemde terreinen d.m.v. het geschreven woord onder de aandacht te brengen. Voor het publiceren van artikelen, mededelingen, vragen, bijdragen e.d. voor het Bulletin (of artikelen voor het Jaarboek van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’), wende men zich tot de secretaris van de Redactiecommissie: Drs. W.M. Verschraegen, Schoolstraat 10B, 4576 AB Koewacht, telefoon: 0114-720146, e-mail:
[email protected]. Kopij bestemd voor het Bulletin dient uitgetypt, zo mogelijk digitaal, te worden ingezonden. Voor artikelen bestemd voor het Jaarboek neme men eerst contact op met de secretaris.
INHOUDSOPGAVE Van de Redactie ....................................................................................................................................................................................................................................................... 3 Van het Bestuur ......................................................................................................................................................................................................................................................... 3 Zomer- en najaarsprogramma................................................................................................................................................................................................................ 4 Van de Excursiecommissie ........................................................................................................................................................................................................................ 4 Van de Stichting Museum ‘De Vier Ambachten’ ........................................................................................................................................................ 5 Heraldiek bij en in het Museum ‘De Vier Ambachten’ ..................................................................................................................................... 8 Van de Werkgroep Archeologie ..................................................................................................................................................................................................... 12 Van de Werkgroep Genealogie ...................................................................................................................................................................................................... 14 Monumenten (aanvulling) ...................................................................................................................................................................................................................... 14 Colofon Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ ................................................................................................................................. 15
Foto omslag voorzijde: Het uithangbord van het museum ‘De Vier Ambachten’. (Foto Honoré Rottier) Foto omslag achterzijde: Grossierderij “De Tijd” bij de opening in 1926 (Foto Collectie Rudie Buijs) 2
Van de Redactie
Van het Bestuur
In dit Bulletin zijn we, zowel wat de inhoud als ook het beeld betreft, dicht bij huis (museum) gebleven. Onno Rottier geeft ons in een uitvoerig artikel inzicht in de heraldiek van de wapens van het museum. Zowel de wapens op het uithangbord als de wapens in het glas-in-lood-raam bij de balie van het museum worden besproken. De uiteenzetting over heraldiek leert ons dat wapens en zegels niet alleen aan de adel behoren/ behoorden. Als voorloper op de wisseltentoonstelling van een aantal grisailles uit de Duinenabdij van Koksijde en het Groot Seminarie van Brugge in september van dit jaar in ons museum, heeft René van den Elshout al een stukje van de geschiedenis van de Cisterciënzers opgetekend. Dit artikel is echt een voorloper, want in augustus en september krijgt u volop de gelegenheid om u op verschillende manieren te verdiepen in deze orde, die veel heeft betekend voor de Vier Ambachten. Het bestuur wil, naar aanleiding van de lezingen en excursie over en naar de groeve in Nieuw Namen in het afgelopen voorjaar, de lezingen, de excursies en de wisseltentoonstellingen in het museum zo veel mogelijk aan elkaar koppelen. U kunt in de rubriek ‘Van het Bestuur’ meer lezen over deze beslissing. Dit betekent overigens niet dat excursies-in-oude-vorm geheel zullen verdwijnen. Hierover volgt nog overleg. In de rubrieken ‘Van de Excursiecommissie’ en ‘Van de Stichting Museum ‘De Vier Ambachten’’ leest u alles over het ‘Drieluik Cisterciënzers’. Na alle voorgaande artikelen over de opgravingen in de Bierkaai en de wisseltentoonstelling over de vondsten, toch nog een artikel over een bijzondere vondst: de baardman. Wij hopen met dit nummer weer wat informatie te hebben aangedragen over de geschiedenis van onze streek en de activiteiten van onze Kring. Wij wensen u veel leesplezier en alvast een mooie vakantie!
Drieluik over de Cisterciënzers Om onze leden zo goed mogelijk te informeren over historische onderwerpen trachten wij lezingen, excursies en museumtentoonstellingen met elkaar te verbinden. Zo was de excursie naar de groeve in Nieuw Namen gekoppeld aan twee inleidende lezingen van Jan Koene en Peter Maas (Staatsbosbeheer). Zo werd ook de museumtentoonstelling over de Bierkaaivondsten gekoppeld aan de lezing van Marcel de Koning (SCEZ/archeoloog). Leden lieten ons weten dat deze opzet bevalt. De opzet om museum, lezingen en excursies op elkaar te betrekken, wordt deze zomer doorgetrokken met een drieluik over de Cisterciënzers. Wij hebben de Stichting Kerk in Klooster uitgenodigd aan het drieluik deel te nemen. Deel 1: Op dinsdagavond 14 augustus houdt Paul Stockman een lezing over de activiteiten van de Cisterciënzers in onze streken in het Hof te Zande-kerkje, het voormalige gebedshuis van de Cisterciënzers. De lezing begint om 19.30 uur. Voor leden is de toegang gratis. Niet-leden betalen 5 euro. Deel 2: Een extra excursie op zaterdag 1 september naar het Abdijmuseum Ten Duinen 1138 in Koksijde. Vertrek om 08.00 uur bij Cultureel Centrum Den Dullaert in Hulst en om 08.30 uur bij de opstapplaats Cultureel Centrum De Halle in Axel. In de ochtend bezoeken we het historisch gemeentehuis van Veurne. Hierna volgt dan een warme maaltijd. In de middag bezoek aan het Abdijmuseum Ten Duinen 1138. Terugkeer in Axel en Hulst ongeveer 18.15 en 18.30 uur. Voor meer informatie en opgave zie hieronder! Deel 3: Op 7 september opening van de tentoonstelling van grisailles uit het Abdijmuseum Ten Duinen 1138 en het Groot Seminarie van Brugge in het Museum ‘De Vier Ambachten’ in Hulst. Hierover wordt elders in het Bulletin geschreven. Het bestuur van de Oudheidkundige Kring verwacht u met dit informatieve drieluik rond de Cisterciënzers een goede dienst te bewijzen. 3
Toelichting en programma bij de extra excursie naar Veurne en Koksijde (deel 2 van het drieluik)
De inschrijving geschiedt in volgorde van ontvangst van het verschuldigde bedrag op rekeningnummer 49.05.58.062 van de Oudheidkundige Kring. Pas na de ontvangst van uw betaling ligt uw aanmelding vast. Ook voor deze excursie geldt: wie het eerst komt, het eerst maalt. Mocht men zich na opgave gedwongen zien toch niet deel te nemen, dan zal het betaalde bedrag worden teruggestort met aftrek van vijf euro aan bank- en administratiekosten. Programma: 08.00 uur: vertrek Cultureel Centrum Den Dullaert te Hulst. 08.30 uur: opstapplaats De Halle in Axel. 11.00 - 12.00 uur: geleid bezoek met gidsen aan het historisch stadhuis van Veurne. 12.15 - 13.45 uur: warme middagmaal in de directe omgeving. Drank voor eigen rekening. 14.15 - 16.30 uur: geleid bezoek met gidsen aan het Abdijmuseum & Ruines te Koksijde. 16.30 uur: afreis uit Koksijde. 18.15 - 18.30 uur: terug op de uitstapplaatsen te Axel en Hulst.
De deelnameprijs voor deze excursie bedraagt voor leden 50 euro, voor niet-leden 55 euro. In de deelnameprijs is inbegrepen: het vervoer per comfortabele touringcar, een kop koffie/thee in Veurne, het bezoek aan het stadhuis te Veurne, een verzorgde warme maaltijd, de toegang tot het Abdijmuseum en de ruïnes te Koksijde en de bijdrage voor de gidsen in Veurne en Koksijde. Niet inbegrepen zijn persoonlijke uitgaven en evenmin drankjes bij de warme maaltijd. Er zullen maximaal twee bussen worden ingezet. U kunt zich voor deze excursie opgeven per telefoon op het nummer 0114-319789 (Jan de Kort) of 0115-530448 (Jos Bleijenbergh). Opgave vóór 15 juli.
Zomer- en najaarsprogramma 2012 Woensdag 14 augustus 2012 Paul Stockman: ‘De Cisterciënzers in de Vier Ambachten’. Tijd: 19.30 uur. Plaats: Hof te Zande-kerk in Kloosterzande. Voor deze bijeenkomsten is de toegang voor de leden gratis. De niet-leden betalen € 5,-. U krijgt een gratis kopje koffie of thee aangeboden.
Deel van de ruïne van de Duinenabdij in Koksijde (Foto René van den Elshout)
Van de Excursiecommissie In het vorige Bulletin werden excursies onder voorbehoud aangekondigd vanwege het bestuursberaad over de nieuwe doelstellingen. Deze onder voorbehoud aangekondigde excursies gaan gezien het al volle programma dit jaar niet door. Het betreft de mogelijke excursie van zaterdag 2 juni naar Antwerpen en de excursie van zaterdag 15 september naar het schoenenmuseum. Zoals op de ALV werd meegedeeld, zal op verzoek van de directie van het Stedelijk
Museum in St. Niklaas voor onze Kring volgend voorjaar een bijzondere excursie plaats hebben naar de (deels digitale) Mercatortentoonstelling. Er zullen in de toekomst geen convocaten meer worden verstuurd voor excursies. De gegevens over de excursies treft u aan in het Bulletin en op de website www.devierambachten.nl en via de e-mailnieuwsbrief indien u uw e-mailadres aan de redactie hebt doorgegeven. 4
Van de Stichting Museum ‘De Vier ambachten’ Wisseltentoonstellingen
Grisailles, Grijs noch Grauw van Abten en Graven
Op 1 april is de tentoonstelling ‘Graven in de haven’ geopend door wethouder Van Damme. Deze wisseltentoonstelling met vondsten uit de Bierkaai van Hulst loopt nog tot 24 juni as. Van 30 juni t/m 2 september gaan we een uitgebreide tentoonstelling houden over ‘Tin: Glans van het Verleden’. Het betreft allerlei tinnen gebruiksvoorwerpen uit het verleden uit een particuliere verzameling. En we sluiten het jaar af met Grisailles. Deze topstukken van het Vlaamse erfgoed hangen normaal in Brugge. Momenteel worden ze echter gerestaureerd. Het abdijmuseum van Koksijde heeft er fraaie kopieën van laten maken, die we samen met voorwerpen uit de tijd van de Cisterciënzers tentoon zullen stellen in de periode 7 september tot 4 november 2012. Voor de verdere bijzonderheden over deze tentoonstelling verwijzen we graag naar het hierna volgende artikel.
De Duinheren in ons gebied Het noorden van het graafschap Vlaanderen was een gebied van kreken, inhammen en zandbanken dat zo’n negen eeuwen geleden regelmatig overstroomde. In 1183 kreeg de Abdij van St.-Pieter in Gent van graaf Philips van Vlaanderen het ‘Land van de zee tussen Ossenisse en Hontenisse’. In het charter omschreven als: “terra maris inter hossenesse & Guntenesse jacente que werpelant”.
Charter van 1183: schenking van graaf Philips aan de Sint Pieters Abdij (Archief Groot Seminarie Brugge; foto René van den Elshout) Op 22 juni 1196 bevestigde graaf Boudewijn deze schenking als een eeuwige aalmoes aan de kerk van de abdij van Duinen tot eeuwig gebruik van de broeders die aldaar God en de Zalige Maria dienen. Het charter van Boudewijn spreekt daarbij over ‘werplant’, ook ‘zant’ genoemd: “terram illam maris inter Hontenesse et Ossenesse werplant sive zant vocatur”. Feitelijk was de grond al eerder tussen de beide abdijen verhandeld, maar de graaf gaf zijn goedkeuring aan de transactie, nadat de Sint Pieters abdij 13 jaar lang niets met het land had gedaan. De graaf voegde er nog de volgende voorwaarde aan toe: “de broeders van Duinen moeten op deze vernoemde grond een kapel bouwen en daar de goddelijke diensten dagelijks vieren ter uitwissing van mijn zonden”.
Opening wisseltentoonstelling ‘Graven in de Haven’ door wethouder mevr. Van Damme
5
De kapel werd in 1574 door de watergeuzen, ‘De Vlissingse waterleeuwen’, verwoest en bleef tot 1609 als een ruïne achter. In 1579 werden bezittingen van de abdij in beslag genomen. De monniken gaven aan de prins van Oranje jaarlijks uit het inkomen van de abdij 2000 gulden. In de periode 1578-1609 ligt het gebied van Hulster Ambacht grotendeels onder water, het was ontvolkt en de resterende bevolking was straatarm. Vanaf 1609 (begin Twaalfjarig Bestand) begint het tijdelijke herstel. Onder de leiding van rentier Bernard Campmans werd de streek herbedijkt, de kapelruïne hersteld en de landbouw herstart. Campmans zou later de veertigste abt van Ten Duinen worden. In die hoedanigheid lezen we later nog van hem. De Hofkapel werd nu ook als parochiekerk gebruikt en de Duinheren zouden nog tot 1645 meehelpen in de zielzorg in de streek ten noorden van Zande.
Eeuwenlang werd er een strijd tegen het water gevoerd. Het gebied omvatte niet alleen de Zandepolder, maar ook alles ten noorden hiervan. Te Zande werd een centraal uithof gebouwd. Pachten, cijnzen en tienden werden hier in natura betaald. Hiervoor dienden schuren opgebouwd te worden, waarvoor bouwheer abt Elias zelfs eikenhout uit Engeland liet aanvoeren. De schuren stonden aan de oostgevel van de kapel. Zij moeten in grootte die van Ter Doest in Lissewege en Hof ten Boogaarde bij Koksijde geëvenaard hebben. Volgens de Cisterciënzerregels mochten de hoven van de abdij nooit verder dan één dagreis van de moederabdij verwijderd zijn. De conversen (lekenbroeders) konden dan ’s zondags de diensten in de abdijkerk bijwonen. Voor de voornaamste uithof van de Duinenabdij, Zande, werd een uitzondering gemaakt. Het Hof had ook een porta, de plaats waar behoeftigen de giften konden komen afhalen. Ook de ziekenzaal voor de gasten en armen was daar. De portier had hierbij een heel voorname taak. Hij moest de hulpverlening organiseren, de toegang regelen, gasten en armen ontvangen.
De Duinheren verdwijnen uit onze streken Op 5 november 1645 slaagt Frederik Hendrik erin Hulst definitief te veroveren. Nu het Land van Hulst en de stad in handen zijn van de Staatsen verloor de Duinenabdij haar waardevolste bezit. Ze kwam deze slag nooit meer te boven. Behalve het schitterende kerkje in Kloosterzande en enkele andere relicten in het Land van Hulst is er nog een gebouw dat verwijst naar de aanwezigheid van de Cisterciënzers van Ten Duinen in onze streek. De monniken hebben lange tijd in de stad Hulst hun vluchthuis en zakenpand, het refugium, gehad. Behalve dat het de uitwijkplaats voor de monniken binnen de beschermende stadsmuren was, werden er ook goederen verhandeld met de stadse kooplui en was het logement voor reizende monniken. Meestal wordt dan verwezen naar de Steenstraat, het pand waarin nu het museum “De Vier Ambachten” is gevestigd. Dit pand heeft echter niet de volle acht eeuwen als refugium gefungeerd.
Bernard Campmans, die rentier was van het Hof te Zande, overleed op 20 december 1642 (Abdijmuseum Koksijde; foto René van den Elshout)
Het begin van het einde Deze sociale taak bleef het Hof te Zande uitoefenen tot de jaren 1578-1584. De geuzen hielden toen strooptochten in onze streek, verwoestten steden en dorpen. Het werk van de Duinheren werd lange tijd onmogelijk gemaakt. Een groot deel van de uithof werd geplunderd en verwoest.
Van Koksijde naar Brugge Na, onder het Calvinistische bewind gevlucht te zijn naar Nieuwpoort, betrokken de monniken in 1597 Ten Bogaarde, de uithof bij Koksijde. In 1627 werd aan de Potterierei in Brugge, onder leiding van de eerder genoemde abt Campmans, een stedelijke abdij gebouwd. 6
spireerd zijn op de kroniek van Adriaan de But, die toen in de abdij werkte en woonde. Hij is geboren in Saeftinghe. De Duinheren hebben de wapenspreuk van de Abdij: ‘Fac necessitate virtutem’ d.w.z. ‘Maak van de nood een deugd’, zeker waar gemaakt. De tentoonstelling Een aantal grisailles kunt u binnenkort bekijken in het museum in Hulst, aan de Steenstraat 28. Deze wisseltentoonstelling is geopend van 7 september 2012 tot 4 november 2012. Wij kunnen deze tentoonstelling alleen maar organiseren dankzij de prettige samenwerking met het Abdijmuseum te Koksijde en haar conservator de heer Dirk Vandeclooster en de deskundige begeleiding van Wouter Lammens, medewerker van het Abdijmuseum. (René van den Elshout) Bibliografie • Acker, Jos van, Wouter Lammens en Alexander Lehouck, Grisailles van de Duinenabdij (catalogus). • Fruytier, Uit het rijke verleden van Hontenisse, haar Hof te Zande en omliggende plaatsen (Bornem-Hontenisse 1950). • Royen, Harry van en Sarah Willems, Van Wol tot Baksteen. De oorsprong van de rijkdom van de Duinenabdij in de 12e en 13e eeuw (Gemeente Koksijde 2006). • Royen, drs.Harry van, Eric Verstraeten en René van den Elshout, Cisterciënzers in het Land van Hulst (Hulst 2009).
Middenpaneel van de ‘Triptiek Jan Crabbe’ door Hans Memlinc (ca. 1470). Opdrachtgever was de in Hulst geboren abt Jan Crabbe (de geknielde figuur met bisschopsstaf). (Kopie uit de collectie van het ‘Abdijmuseum 1138’ te Koksijde; foto René van den Elshout) Tot de waardevolste kunstwerken die meegenomen werden naar Brugge behoorden de grisailles, die de godsdiensttroebelen hadden overleefd. Deze kunstwerken werden zorgvuldig bewaard en aangevuld. Grisailles Grisailles of grauwschilderingen zijn zo genoemd naar de schildertechniek in alleen grijstinten. De figuren zijn erop voorgesteld als standbeelden en hebben een verbazingwekkende diepte door de verschillen in gebruikte grijstinten. Soms werd het contrast vergroot door de grijze figuren op een gekleurde achtergrond te plaatsen. De oudste grisailles stammen uit de eerste helft van de 15e eeuw. Het zijn op paneel overgeschilderde muurschilderingen. De in Hulst geboren Jan Crabbe was de abt die hiertoe de impuls gaf op verzoek van Maria van Bourgondië. Jan III Crabbe was de 27ste abt.
Jan III Crabbe van Hulst; detail van grisaille (Groot Seminarie te Brugge 2009; foto René van den Elshout)
Op de voorstellingen van abten en Vlaamse vorsten zijn Latijnse teksten aangebracht, die geïn7
Heraldiek bij en in het Museum ‘De Vier Ambachten’ Heraldiek bij en in het Museum ‘De Vier Ambachten’
van Axel en omgeving uitgestrekt grondbezit. De rechterhelft van het wapen van Axel laat twee blauwe sleutels zien, verbonden door een rode keper met aan weerszijden zilveren Jacobsschelpen. De Jacobsschelpen verwijzen naar Joos van Ghistele (1446-1520), ‘de grote reiziger’, die het Heilig Land en Noord-Afrika bezocht in 148283. Hij was ook befaamd smokkelaar die, wanneer we het epos mogen geloven, in zijn holle pelgrimsstaf boekwijtzaad, waarop een streng exportverbod gold, naar Zuiddorpe bracht. Oorspronkelijk was deze rechterhelft het wapen van Axeler Ambacht. Toen Philips II in 1565 Axel en Axeler Ambacht onder één bestuur samenvoegde, ontstond dit gecombineerde wapen.
Allereerst: hoe komt het museum aan haar naam? Een ambacht is een gebied, waarin door één autoriteit wordt rechtgesproken in naam van de Vlaamse graaf. Aan het begin van de 13de eeuw begon een viertal ambachten samen te werken. Dat waren het Axeler Ambacht, het Hulster Ambacht, het Ambacht van Assenede en dat van Boekhoute. De naam van ons museum verwijst naar de samenwerking tussen de Vier Ambachten. Deze samenwerking werd in 1242 door Johanna van Constantinopel bevestigd met een ‘keur’, een document waarin de rechten en plichten van het rechtsgebied nauwgezet werden vastgelegd. De Vier Ambachten worden op een uithangbord boven de ingang van het museum weergegeven door vier wapens. Bovenaan het wapen van Hulst: Een gekroonde zwarte leeuw, rood getongd en genageld op goud (geel). Links het wapen van Assenede: Een zilveren leeuw, die een dubbelkoppige arend vasthoudt. De leeuw verwijst naar het graafschap Vlaanderen, de dubbelkoppige adelaar naar het Germaanse Rijk. Assenede maakte deel uit van het diocees Utrecht, een onderdeel van het Germaanse Rijk. De kleuren van het op het uithangbord geschilderde wapen wijken enigszins af. Rechts het wapen van Boekhoute: een rood kruis op een zilveren veld. Linksonder: een gevierendeeld wapen met als kwartieren de wapens van Hontenisse, Lamswaarde, Hengstdijk en Stoppeldijk. Ook deze plaatsen in het Land van Hulst ressorteerden onder het Hulster Ambacht. Rechtsonder het wapen van Axel met in het bovenkwartier een zwarte halve leeuw op zilver veld. Dit is het stadswapen van Gent, toen Axel in de middeleeuwen nog onder het rechtsgebied van het burggraafschap Gent ressorteerde. In het onderkwartier een rode keper op een veld van goud (geel) met drie blauwe sleutels. De keper duidt op de familie Van Ghistele die in de middeleeuwen en tot ca. 1600 heren waren van Axel en Zuiddorpe. Aan de keper zijn drie sleutels toegevoegd. Die herinneren aan het wapen van de Sint-Pietersabdij te Gent, die alleen drie sleutels voerde. Deze abdij had in de streek
Bij de balie van het museum zien we een glas-inloodraam met eveneens vier wapens: Linksboven dat van Axel. In het midden dat van het ‘Waterschap De Drie Ambachten’. Dit waterschap werd opgericht in 1984, is in 1999 opgegaan in het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, dat op zijn beurt in 2011 is opgeslorpt door het Waterschap Scheldestromen. Het was dus maar een kort leven beschoren, maar het heeft toch over een eigen geregistreerd embleem kunnen beschikken. Rechtsboven het eerder beschreven wapen van Assenede. Rechtsonder het wapen van Boekhoute. De kleuren van het wapen van Assenede op het uithangbord boven de ingang en de kleuren van het embleem van Boekhoute wijken enigszins af van de echte heraldische kleuren op de wapens van deze beide ambachten. Maar los van deze kleine onvolkomenheden is De Stichting Museum ‘De Vier Ambachten’ blij met deze stukjes kunstig handwerk. Het zijn fraaie voorbeelden van oogstrelende heraldiek. Wat is heraldiek? Heraldiek kan men definiëren als ‘de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van het ontstaan, de ontwikkeling en samenstelling van wapens van personen, families en instellingen’. Tevens behoort het tot de taak van de heraldiek wapens op de juiste wijze te beschrijven of te ‘blazoeneren’. Bovendien is een belangrijk onderdeel van de heraldiek het ‘wapenrecht’. Dit 8
Het uithangbord boven de ingang
Het glas-in-loodraam bij de balie
recht onderzoekt de mate van wettelijke bescherming van wapens en geeft richtlijnen voor hun verlening en geoorloofd gebruik1.
sociale stand. Iedereen, zowel de edelman als de simpele burger, kon sindsdien altijd en overal een wapen aannemen en er naar eigen believen gebruik van maken. En dat principe geldt ook vandaag nog. Wie niet over een familiewapen beschikt kan er, volgens de regels van de heraldiek, een ontwerpen en zelfs officieel laten registreren. Geen enkele geschreven of ongeschreven wet in welk land ook die dat in de praktijk aan banden legt. De enige beperking was - en is - dat men het wapen van een ander niet klakkeloos kan overnemen. Wat betreft de openheid van de heraldiek spreken de cijfers duidelijke taal. Alleen al in de Lage Landen is de verhouding burgerlijke wapens tegenover de wapens van adellijke families zestig tegen een. Die burgerlijke wapens behoorden toe aan kooplieden, chirurgijns, rechtskundigen, eenvoudige ambachtslieden, grootgrondbezitters, maar ook aan kleine boeren. Dat de heraldiek een afspiegeling is van de hele samenleving blijkt ondermeer uit de duizenden zegels aan (Zeeuws-)Vlaamse oorkonden uit de late Middeleeuwen2. Het zegel was destijds de handtekening van een persoon.
Al komen blazoenen veel en overal voor - op documenten, zegels, schilderijen, monumenten, kunstvoorwerpen - toch zijn veel archivarissen, geschiedkundigen en kunsthistorici ontspoord wanneer ze worden geconfronteerd met een heraldische afbeelding. Ze laten de heraldiek links liggen, want ze verdiepen zich liever niet in de studie van tekens en symbolen waarvan ze veronderstellen dat die alleen aan de vroeger bevoorrechte klasse van de adel toebehoorden. Vanuit dat hardnekkige misverstand beschouwen ze wapens of blazoenen als de attributen van een achterhaalde samenleving, overschaduwd door privileges, ijdele trots en het najagen van titels en onderscheidingstekens. Een en ander moet echter in zijn juiste context worden geplaatst. Inderdaad, de oorsprong van blazoenen gaat terug tot het strijdschild van de ridder. Toen in de 12de eeuw de eerste heraldische wapens verschenen, streden alleen de ridders te paard. Legerdienst te paard was toen een van de feodale plichten en privileges. Het is echter onjuist te denken dat, los van openbare instellingen, alleen adellijke families wapens bezitten. Een wapen duidt helemaal niet vanzelfsprekend op adellijke afstamming. Helaas is de heraldiek wel vaak misbruikt om aan stambomen een valse schijn van hogere status te geven. Toch kan men niet genoeg beklemtonen dat al vanaf de 13de eeuw het voeren van wapens niet meer beperkt was tot één bepaalde
Hoe is de heraldiek ontstaan? De oudste sporen van heraldiek, in de zin van een systematisch erfelijk gebruik van gekleurde emblemen op een schild dateren uit het begin van de 12de eeuw. Het waren vooral de kruistochten die een belangrijke rol speelden bij het ontstaan van de heraldiek. Al tijdens de Eerste Kruistocht (1096-1099), die ongeveer 150.000 mannen groepeerde, waarvan 20.000 ruiters, ontstonden grote problemen wat 9
Zegels uit de 15de en 16de eeuw van boerenfamilies in de Vier Ambachten betreft herkenning en saamhorigheid. Men kan zich gemakkelijk de gevaarlijke chaos voorstellen wanneer een leger van zo’n omvang, verenigd in gemengde groepen onder het bevel van talloze aanvoerders, die elkaars taal niet verstonden, optrok in onbekend en vijandig gebied. In het strijdgewoel was het moeilijk om een aanvoerder zonder herkenningstekens te identificeren als vriend of vijand. Zeker als zijn gezicht door een gesloten helm was bedekt. Het aanbrengen van figuren in felle kleuren op het wapenschild en de kledij, die zelfs in het heetst van de strijd nog opvielen, loste dat probleem grotendeels op. Nog een belangrijke toepassing van emblemen gebeurde bij het zegelen. Een zegel is een afdruk van een merkteken in een zachte materie, zoals bijenwas of lood, en aangebracht door middel van een stempel in hard materiaal. De zegelafdruk, bevestigd op of aan een document, had de functie van een hedendaagse handtekening. Hij diende om de rechtsgeldigheid, authenticiteit of geheim van een tekst te waarborgen, om een akte te waarmerken of een eigendom te bekrachtigen. Documenten waaraan zegels hingen, waren oorkonden, afkondigingen, testamenten, civiele en kerkelijke akten. Het zegel behoort uitsluitend aan de zegelaar toe en moet daarom
goed herkenbaar zijn. De aangebrachte merktekens mogen immers niet worden verward met die van anderen. Emblemen, zowel voor militair gebruik op het slagveld, en vooral op zegels, mochten natuurlijk niet binnen korte tijd veranderen. Daardoor werd het gebruik van emblemen permanent. Pas dan was er sprake van het ontstaan van wapens, namelijk: emblemen die een schild versieren, die uniek zijn voor de personen en instellingen die er gebruik van maken, die onderwerp worden van exclusief eigendomsrecht en die overdraagbaar zijn, zoals dat ook bij ieders naam het geval is. De tekens moesten in geval van personen en families erfelijk worden, blijvend zijn bij instellingen, en gebonden aan vaste regels. Daarmee symboliseerde het heraldische wapen voortaan het geslacht en niet meer het individu. Enkele basisregels van de heraldiek Blazoenen bestaan uit twee elementen: figuren en kleuren. De kleur is daarbij een onmisbaar bestanddeel, want zonder kleur zou er geen wapenschild zijn. Hetzelfde kan men beweren van figuren, want hoe kan men anders een onbekende wapenvoerder of zegelaar identificeren? 10
naargelang het in combinatie met goud of zilver wordt aangewend.
Het aantal kleuren dat in de heraldiek voorkomt is zeer beperkt. Dat heeft alles te maken met het feit dat de middeleeuwse ambachtslieden die figuren en kleuren op wapenschilden aanbrachten, pigmenten ter beschikking moesten hebben die geschikt waren om zowel metaal als steen, leder, katoen, wol en hout te kleuren. Daarbij was van belang dat de kleuren ook permanent waren. Ze mochten, bijvoorbeeld in geval van kleding, niet vervagen bij het wassen of verbleken in het zonlicht. Bovendien waren dierlijke en plantaardige verven beperkt. Vandaar dat men in de heraldiek aanvankelijk slechts vier basiskleuren gebruikte: rood, blauw, zwart en groen. In het begin gebruikte men in de heraldiek alleen de kleuren. Later zijn daar de metalen zilver en goud aan toegevoegd. De heraldische metalen zilver en goud gaan terug op de kleur van de ijzer- dan wel koperlegering die werd gebruikt voor de verstevigingsbanden op de oorspronkelijk houten schilden. Waarschijnlijk werden goud en zilver op strijdschilden nooit echt gebruikt. De metalen worden weergegeven als wit voor zilver en geel voor goud. Uit de oorspronkelijke doelstelling van het wapen als herkenningsteken vloeiden ook de grondregels voor de kleurschakeringen voort. Volgens die heraldische grondregels moet er in principe in elk wapen tenminste een metaal goud (geel) of zilver (wit) voorkomen. Een van die metalen moet met een van de kleuren worden toegepast. Kleur op kleur of metaal op metaal kan niet. Men gebruikt altijd ‘kleur op metaal’ of ‘metaal op kleur’. Deze regels waren niet alleen belangrijk voor de herkenbaarheid van het blazoen, maar ook voor de zuiver kunstzinnige uitstraling daarvan. Zo verzwakt bijvoorbeeld de helderheid van de metalen goud en zilver wanneer die op elkaar worden geplaatst. Op elkaar geplaatste kleuren verliezen ook aan kracht. De heraldiek trachtte de contrastwerking zoveel mogelijk te verhogen. Ze wendde een kleurenleer aan die in latere eeuwen zou leiden tot beredeneerde regels die vooral ook in de schilderkunst zijn toegepast. Zo kan men bijvoorbeeld het krachtige rood een nog warmere uitstraling geven door het te combineren met goud (geel), ofwel het verkillen door het naast zilver (wit) te plaatsen. Dankzij het goud wordt het blauw extra benadrukt en komt meer op de voorgrond. Daarentegen stralen zwart en zilver naast elkaar een kille kracht uit. Groen krijgt een warme gloed of verkilt en verdonkert al
Alle figuren die op wapens worden afgebeeld noemt men stukken. Daarbij worden twee groepen onderscheiden: enerzijds geometrische figuren en anderzijds figuren ontleend aan het dagelijkse leven, zoals fauna en flora, alsook gebruiksvoorwerpen. De eerste groep noemt men herautsstukken, de tweede gewone stukken. De eerste groep, de herautsstukken, bestaat in feite uit een aantal vrij eenvoudige geometrische vormen, die het schild in vlakken met verschillende kleuren verdelen. Ze worden uitsluitend toegepast in de heraldiek en dienden er in de militaire praktijk toe om schilden op afstand snel te kunnen herkennen en tevens gemakkelijk te kunnen onthouden. Men kan ze definiëren als brede, rechte, verticale, horizontale of diagonale lijnen, die van schildrand tot schildrand lopen. Volgens oude heraldische regels bedraagt de breedte van de hoofdfiguren ongeveer een derde van de breedte van het schild. Maar om meer plaats te bieden aan bijkomende wapenfiguren maakt men de hoofdfiguren doorgaans iets minder breed. Tot de hoofdfiguren rekent men onder andere de paal, de dwarsbalk, het schildhoofd, de schuinbalk, het kruis en de keper. Verder zijn er nog het vrijkwartier en de punt. Vanaf het begin van de heraldiek komen de hoofdfiguren veelvuldig voor. Tot ongeveer 1300 zijn ze te zien op 30% van alle bekende wapens. Vanaf de 14de eeuw worden die stukken echter steeds minder alleen gebruikt, maar in combinatie met andere figuren waarmee ze worden beladen of vergezeld. De oorsprong van de herautstukken of hoofdfiguren dateert waarschijnlijk al uit voorheraldische tijden. Ze houden verband met de vormen van metalen of houten verstevigingsstukken op het schild. Symboliek of speciale onderscheidingstekens moeten er niet te veel achter gezocht worden.
De meest voorkomende herautsstukken: schildhoofd, paal, dwarsbalk, schuinbalk, kruis, keper, vrijkwartier, punt. Verder zijn er de gewone stukken. Eigenlijk kan zowat alles in een wapenschild voorkomen: na11
tuurlijke figuren zoals dieren, planten, hemellichamen, kledingstukken, gebouwen, vaartuigen. Soms staan deze gewone stukken op zich, soms worden ze gebruikt in combinatie met de herautsstukken. Nog even iets over een gewoon stuk: de ‘Hulster leeuw’. Van de viervoetige dieren komt in de heraldiek de leeuw het meest voor, in talloze variaties en alle mogelijke kleurcombinaties. De frequentie van die figuur ligt zo hoog dat een oud gezegde luidt: ‘Wie geen wapen bezit, kiest een leeuw’. Toch verschijnt de leeuw als wapenfiguur in landen waar hij niet tot de inheemse fauna behoort. Niemand in de middeleeuwen kon zich bij dat dier iets voorstellen. Trouwens in de vroegmiddeleeuwse folklore werd niet de leeuw het meest geprezen om zijn kracht, maar de beer. Vanwaar dan die omschakeling? Allereerst speelde de leeuw in de christelijke symboliek een voorname rol. In de bijbel komt de leeuw louter positief naar voren. Door verta-
lingen in de volkstalen in de 12de eeuw raakte de bijbel ook in de lekenwereld zeer bekend. Dat is ook de tijd dat de heraldiek tot bloei kwam. Bovendien krijgt de leeuw in dierensages van oudsher de naam ‘Nobel’ en schrijft men er kwaliteiten als moed en kracht aan toe. Vandaar dat juist de leeuw, de koning der dieren, het meest aangewezen wapendier was. Aanvankelijk werd de leeuw zeer eenvoudig getekend: een mager dier in profiel, drie poten op de grond, een voorpoot klauwend naar voor. In de heraldiek heet de leeuw dan gaande. Vanaf ca. 1200 ziet men steeds meer leeuwen staande op de achterpoten, de muil wijd opengesperd waarbij de tanden en de tong te zien zijn. Een leeuw in die stand heet klimmend te zijn. Zo komt hij op duizenden Europese wapens voor, ook op het Hulster blazoen, en deels op dat van Zeeland. (Honoré Rottier)
Van de Werkgroep Archeologie Een niet alledaagse vondst: ‘Een baardman in de haven’
Baardmankruiken zijn gemaakt van steengoed. Om dit te kunnen vervaardigen is, behalve een speciale kleisoort, een oven nodig die tot 14000 C verhit kan worden. Vermoedelijk is de productie van steengoed in de 13e of 14e eeuw begonnen in het Rijnland. Daar werd immers geschikte klei gevonden, er was voldoende brandstof
Bij het uitgraven van de verdwenen haven van Hulst werden enorme hoeveelheden aardewerk gevonden, hoofdzakelijk in de vorm van scherven. Dit is begrijpelijk omdat de bedding, toen de haven eenmaal buiten gebruik was geraakt, lange tijd als stortplaats heeft gefungeerd en men gooide daar meestal wel kapotte, maar zelden of nooit intacte spullen in. Toch kwam af en toe een vrijwel gave kan of kruik uit de modder te voorschijn, waaronder een fraaie baardmankruik. Kruiken van deze soort worden zo genoemd omdat ze op de hals met een van een weelderige baard voorzien mannengezicht versierd zijn. En op de buik komen meestal nog andere versieringen voor als slingers, blaadjes en medaillons. Soms prijken op de kruik ook teksten waarin (overmatig) drankgebruik wordt afgeraden of juist aangeraden. En zelfs ‘stichtelijke’ spreuken zijn geen uitzondering. Maar omdat de teksten meestal door min of meer ongeletterde pottenbakkers werden aangebracht, kost het vaak enige moeite ze te ontcijferen.
Baardman uit de Bierkaai te Hulst (Foto Eddy Verschraegen) 12
men gewend was. Deze kruiken waren dus vrij groot, hadden een smalle hals en waren afsluitbaar door middel van een tinnen deksel met duimrust. Oudere exemplaren hadden een veel wijdere halsopening en waren dus wel geschikt om rechtstreeks uit te drinken. Bovendien waren die mooier versierd dan de latere baardmannen. Vermoedelijk werden ze als relatief dure nieuwigheid aanvankelijk vooral gebruikt door beter gesitueerden en vormden zo een statussymbool op de eettafel. Later werden de versieringen eenvoudiger en werden de kruiken ook in minder rijke gezinnen gebruikt. Aan het eind van hun ontwikkeling waren de baardmankruiken ‘gedevalueerd’ tot vrij grote voorraadkruiken voor winkel, keuken of kelder en was een minimaal baardmankopje op de hals als enige versiering overgebleven. Wat er allemaal in bewaard werd is nu niet meer na te gaan, maar dat ze niet alleen voor bier en wijn, maar ook voor bv. olie en azijn gebruikt werden, is vrijwel zeker. Want behalve dat het waterdicht is, is steengoed ook bestand tegen zuren en andere ‘bijtende’ vloeistoffen. Wel moest gewaakt worden tegen het bevriezen van de inhoud, want dat deed door uitzetting de kruik onherroepelijk barsten. Erg stootvast was steengoed ook niet en plaatsen op een vuurtje om de vloeistof die erin zat te verwarmen, betekende eveneens het voortijdige einde van de kan of kruik. Het door ons gevonden exemplaar is vermoedelijk tussen 1530 en 1575 in Keulen of Frechen gemaakt en heeft alle genoemde risico’s overleefd, maar is uiteindelijk toch opzettelijk of per ongeluk in de Hulsterse haven terecht gekomen. En dank zij de oplettendheid van een amateurarcheoloog werd deze baardman gered voor hij tijdens de graafwerkzaamheden door de bak of rupsbanden van de kraan alsnog vermorzeld kon worden. Hopelijk komt hij nu terecht waar hij thuishoort, d.w.z. in de vitrine van een museum dicht bij de plaats waar hij zoveel eeuwen verborgen en vrijwel onbeschadigd in de modder heeft doorgebracht.
voorhanden en de pottenbakkers hadden door ervaring geleerd hoe ze ovens konden bouwen die de vereiste hoge temperaturen konden opbrengen. De typische baardmankruiken werden er echter vermoedelijk pas rond 1500 geproduceerd. De vorm van de kruik, het voorkomen van het gelaat met baard en de gebruikte decoraties maken het meestal mogelijk de ouderdom en de productieplaats te bepalen. Bij de vervaardiging van zo’n baardman werd door de pottenbakker eerst de ‘kale’ kruik gemaakt. Die moest vervolgens een tijdje drogen en pas daarna werden het oor, het gezicht en de verdere versieringen aangebracht. Met uitzondering van het oor werden al deze extraatjes apart vervaardigd in mallen en met een dunne kleipap op de hals en de buik van de kruik ‘geplakt’. Om het product een fraaie kleur te geven - steengoed is van nature grijs - werd de kruik ondergedompeld in engobe. Dit is een dunne kleipap waarin zich metaaloxiden bevinden die voor bv. een egaal bruine kleur zorgen. Bovendien werd de kruik tijdens het bakproces nog voorzien van een laagje zoutglazuur. Dit laatste was echter alleen bedoeld als verfraaiing, want steengoed is van zichzelf al waterdicht. Over de vraag waarom de pottenbakkers een gezicht met baard op de hals van hun kruiken bevestigden en wie dat dan wel zou mogen voorstellen is heel wat gefilosofeerd. Van alle geopperde mogelijkheden is de z.g. ‘Wilde Man’ wellicht nog wel de meest voor de hand liggende kandidaat. Dat was een fabelachtig creatuur dat ooit in de Europese wildernis zou hebben rondgelopen en indertijd veelvuldig op tekeningen en prenten werd afgebeeld met een behaard lichaam, een wilde bos hoofdharen en dito baard. Maar misschien betrof het gelaat gewoon een ludieke versiering of een soort ‘reclamestunt’ van een pottenbakker die goed was aangeslagen en dus navolging had gevonden. In productieplaatsen als Keulen, Frechen, Raeren en Siegburg moeten in elk geval enorme hoeveelheden baardmannen vervaardigd zijn, want ze waren erg gewild. In de 16e - 17e eeuw bestelde men in een herberg nu eenmaal bier of wijn niet per glas, zoals in onze tijd gebruikelijk is, maar per kruik of kan en die werd door de waard rechtstreeks uit het vat gevuld. Vanuit die kruik kon men dan zelf zijn glas of beker naar believen bijvullen, d.w.z. naar de mate van dorst die men had en/of het drinktempo dat
(Mark Zwartelé) Literatuurverwijzing • Hees, Christel van, Baardmannen en puntneuzen. 1500 –1700 (Rotterdam, Boymansvan Beuningen 2002). 13
Van de Werkgroep Genealogie Van de Werkgroep Genealogie is op dit moment niet veel te melden. Er wordt door een vrijwilliger een kleine collectie bidprentjes geïndexeerd. De verzameling bevat prentjes uit de gemeenten van de Vier Ambachten: grofweg Oost-Zeeuws-Vlaanderen en de aangrenzende Belgische gemeenten. Hebt u nog prentjes over of wilt u uw prentjes weg doen? Schenk ze dan aan de Oudheidkundige Kring! Als u over een pc beschikt en met Excel kunt werken en u wilt meehelpen, neem dan contact met mij op.
Voor de cursus ‘Stamboomonderzoek voor beginners’ in het najaar zijn al aanmeldingen binnen. U kunt nog steeds meedoen als u dat wilt. Meld u via de website van de Kring aan of neem rechtstreeks contact op met ondergetekende op teltelefoonnummer 0114-319529. (Ferrie Moubis, voorzitter)
Monumenten (aanvulling) In het Bulletin 2011-2 is een artikel opgenomen van Honoré Rottier, ‘De monumenteninventarisatie in de gemeente Hulst’, waar een foto bij geplaatst is van Grossierderij “De Tijd”. Rudie Buijs heeft ons onderstaande aanvulling over de geschiedenis van zijn geboortehuis gestuurd met een foto uit 1926 (omslag achterzijde).
De versieringen aan de buitenkant van “De Tijd” (motieven in baksteen) zijn in de stijl van de jaren ‘20. Men vindt ze ook terug bij de Rouleau-panden. Architect Schopman heeft kennelijk rekening gehouden met de bestaande situatie in de nieuwe wijk. Sedert 1926 zijn er aan het geheel belangrijke wijzigingen aangebracht die de karakteristieke aanblik veranderd hebben. 1. De afgeronde glasvitrine van de winkel, ondersteund door een arduinen pui, was bij het opblazen van de sluis onder de stationsweg, in september 1944, gescheurd en is in deze toestand gebleven tot de nieuwe eigenaar ze heeft vervangen door een gehele, rechte pui. 2. De bloembakken aan de gevel ter hoogte van de tweede verdieping zijn na de oorlog buiten gebruik geraakt. Het was ook weinig praktisch om er iets in te planten. De bakken zijn verwijderd. 3. De vier ramen boven het opschrift ‘Grossierderij “De Tijd”’ zijn vervangen en de dwars- en lengteverdeling zijn niet opnieuw aangebracht. Dit is in latere perioden gebeurd. 4. De nieuwe eigenaar heeft de twee ramen met bovenlicht van de woonruimte (aangetast door de tand des tijds) later vervangen door moderne ramen uit één geheel (dus geen onderverdeling), waardoor dit gedeelte totaal van aspect veranderd is. 5. Alle houtschilderwerk - aanvankelijk donker groen - is nu wit van kleur. Magazijn- en opritdeuren waren voorzien van witte randen. De opritdeuren zijn direct na de oorlog verwijderd en de magazijndeuren zijn mettertijd vervangen. Hopelijk heeft u nu een meer volledig beeld van het ontstaan van “De Tijd”, zo genoemd, omdat Jo Buijs’ lijfspreuk was: ‘Altijd en overal op tijd te zijn en zijn afspraken na te komen’.
Grossierderij “De Tijd” Grossierderij “De Tijd” is mijn geboortehuis. Mijn vader (Joseph Buijs) had begin jaren ‘20 een klantenkring opgebouwd toen hij nog bij zijn schoonbroer werkte als reiziger/verkoper in levensmiddelen. Omstreeks 1924 besloot hij zijn eigen bedrijf te stichten in Hulst. Architect Rouleau had zeer uitgesproken ideeën over woningbouw, maar je moest wel in zijn concepten vallen. Mijn vader had echter zijn eigen ideeën en liet een ontwerp maken bij architect Schopman voor het bouwen van een pand omvattende: een woongedeelte, een levensmiddelenwinkel, een magazijn voor de grossierderij en een garage voor de auto’s. De architect kreeg enkele aanwijzingen omtrent de stijl van het pand. Voor zover ik mij herinner, is het gewelfde kapmodel geïnspireerd door een woning die mijn vader ergens op Zuid Beveland had gezien. Hiermee rekening houdend heeft de architect aan het hoge gedeelte waar zich o.a. de winkel bevindt, een volume met een lagere kapconstructie toegevoegd voor de woonkamers. Daarnaast een magazijnruimte met oprit. Aldus met de juiste hoogte-breedte verhouding was het pand esthetisch gezien een harmonisch geheel geworden. Zie de foto op de omslag aan de achterzijde, die dateert uit 1926, bij de ingebruikneming. Het concept doet enigszins denken aan de stijl Rouleau, hoewel deze rechte kappen en een onderbouw scheen te verkiezen. 14
OUDHEIDKUNDIGE KRING “DE VIER AMBACHTEN” TE HULST OPGERICHT 22 MAART 1928 SECRETARIAAT: Postbus 102, 4560 AC HULST, tel.nr. 0114-319463
Samenstelling bestuur en commissies BESTUUR OUDHEIDKUNDIGE KRING ‘DE VIER AMBACHTEN’ Dr. J.H.J. de Kort, Hulst, voorzitter Dr. H.C.E.M. Rottier, Sint Jansteen, vicevoorzitter Drs. W.M. Verschraegen, Koewacht, secretaris R.G.A. van den Elshout, Hulst, penningmeester J. Bleijenberg, Axel M. Buise, Hulst P. Hageman, Hulst Mevr. N. Martens lic., Koewacht F. Moubis, Hulst, tvs 2e penningmeester J. Rubbens, Hulst
DOELSTELLINGEN • de kennis van de volkskunde, taalkunde en oudheidkunde, kortom: van de geschiedenis en haar hulpwetenschappen van de vroegere Vier Ambachten en het Land van Saeftinghe te bevorderen en te verspreiden; • het zoveel mogelijk bijdragen tot het bewaren en herstellen van de nog aanwezige natuur- en cultuurmonumenten.
STICHTING MUSEUM ‘De Vier Ambachten’ (www.museumhulst.nl) P.C.J. Hageman (voorzitter) Mevr. L. Meijer (secretaris) R.G.A. van den Elshout (penningmeester) G.M.F. Hiel Mevr. J. Stam-Wartena E.M. Bogaert E. Groosman
ACTIVITEITEN • het doen inrichten en exploiteren van het museum ‘De Vier Ambachten’; • het beleggen van bijeenkomsten, over het werkgebied verspreid, waarop voordrachten worden gehouden door eigen leden of door deskundigen van elders over de geschiedenis van onze streek; • het uitgeven van een jaarboek e.d.; • het uitwisselen van publicaties met gelijkgerichte verenigingen en instellingen in binnen- en buitenland; • organiseren van excursies; • het inrichten en openstellen van een bibliotheek; • het instellen en activeren van commissies en werkgroepen betreffende de diverse onderdelen van de doelstellingen.
EXCURSIECOMMISSIE J. Rubbens (voorzitter) E.P.E.M. Kroes (secretaris) G.D.M. Hermans REDACTIECOMMISSIE Drs. W.M. Verschraegen (voorzitter en secretaris) R.G.A. van den Elshout Dr. J.H.J. de Kort
LIDMAATSCHAP De contributie bedraagt € 20,60 per kalenderjaar te voldoen door het afgeven van een incassomachtiging. Bij een eigen betaling wordt € 1.- kosten in rekening gebracht.
COMMISSIE RUIMTELIJKE ORDENING Dr. H.C.E.M. Rottier WERKGROEP ARCHEOLOGIE E.J.M. Bogaert W.A.A.A.M. Ivens P. Graaff Mevr. D. de Koning Mevr. H. Stam F. Verwaal M. Zwartelé
* Secretariaat Postbus 102 4560 AC HULST Tel.nr. 0114-720146 E-mail:
[email protected]
WERKGROEP GENEALOGIE F. Moubis (voorzitter)
* Financiële administratie, ledenadministratie en websitebeheer Postbus 102 4560 AC HULST E-mail:
[email protected]
BIBLIOTHEEK VAN DE OUDHEIDKUNDIGE KRING Postbus 102, 4560 AC HULST BIBLIOTHEEKCOMMISSIE: Dr. J.H.J. de Kort (voorzitter) Vacature
* Website en actuele informatie www.devierambachten.nl
Bezoekadres: Gemeentehuis, Grote Markt 21, Hulst (toegang via de Gemeentewinkel) Openingsuren: maandag t/m donderdag 9.00 tot 17.00 uur 15
16