Bulletin van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’
32e jaargang (2013), aflevering nr. 2. 1
Het BULLETIN is een uitgave van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’. REDACTIECOMMISSIE Drs. W.M. Verschraegen (voorzitter-secretaris) R.G.A. van den Elshout Dr. J.H.J. de Kort Het Bulletin is een uitgave van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ die driemaal per jaar verschijnt en die bestemd is voor de leden van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ en voor anderen die belangstelling tonen in de volkskunde, de taalkunde en de oudheidkunde, kortom: in de geschiedenis van oostelijk Zeeuws-Vlaanderen (voornamelijk de vroegere Vier Ambachten en Het Land van Saeftinghe). Het Bulletin wil genoemde terreinen op een zowel informatieve als educatieve wijze onder de aandacht van zijn lezers brengen. Daarnaast wil het Bulletin fungeren als een forum voor zijn lezers om wederwaardigheden, vragen en bevindingen op genoemde terreinen d.m.v. het geschreven woord onder de aandacht te brengen. Voor het publiceren van artikelen, mededelingen, vragen, bijdragen e.d. voor het Bulletin (of artikelen voor het Jaarboek van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’), wende men zich tot de secretaris van de Redactiecommissie: Drs. W.M. Verschraegen, Schoolstraat 10B, 4576 AB Koewacht, telefoon: 0114-720146, e-mail:
[email protected]. Kopij bestemd voor het Bulletin dient uitgetypt, zo mogelijk digitaal, te worden ingezonden. Voor artikelen bestemd voor het Jaarboek neme men eerst contact op met de secretaris.
INHOUDSOPGAVE
Van de Redactie .................................................................................................................................................................................................................................................... 3 Van het Bestuur ..................................................................................................................................................................................................................................................... 3 Winter- en voorjaarsprogramma .................................................................................................................................................................................................... 4 Van de Stichting Museum ‘De Vier Ambachten’ ..................................................................................................................................................... 6 Van de Excursiecommissie ..................................................................................................................................................................................................................... 7 Van de Werkgroep Genealogie ........................................................................................................................................................................................................ 8 Van de Werkgroep Archeologie ..................................................................................................................................................................................................... 8 De Zwartenhoekse Zeesluis ................................................................................................................................................................................................................. 10 Vier vensters op de historie van Nieuw-Namen ...................................................................................................................................................... 11 Dagboek van Marien Wandel 1914-1918 (Deel 2: Hulst, Prosperpolder, 1914) ........................................................... 16 Colofon Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’................................................................................................................................... 23
Foto omslag voorzijde: De kerk van Nieuw-Namen. Veel vrouwen en meisjes in Nieuw-Namen hadden het in het begin van de 20ste eeuw erg druk met het borduren en klossen van kant. In 1913 liepen ze echter in groten getale uit om zich te laten fotograferen bij de nieuwe kerktoren. (Collectie: J. van der Heyden, pr., Hulst) Foto omslag achterzijde: Bezoek aan de grafzerken in de basiliek van Hulst, na afloop van de lezing over dit onderwerp. (Foto: Ferrie Moubis) 2
Van de Redactie
Van het Bestuur
De eerste helft van 2013 is voor de Redactiecommissie een behoorlijk drukke periode geweest. Op 30 maart moest immers het Jaarboek 2013 worden gepresenteerd en dat is helemaal gelukt. We zijn er trots op dat het zo’n mooi geïllustreerd boek is geworden en alle lof daarvoor willen wij graag toezwaaien aan de auteur en onze huidige vice-voorzitter Marc Buise. Hij heeft er zes jaar aan gewerkt en heel veel gegevens over de schapenhouderij in Saeftinghe en omringende polders bij elkaar gebracht en vastgelegd in het Jaarboek 2013. Daarmee mag het zeker een standaardwerk worden genoemd. Voor de presentatie van het boek had Marc alle mensen uitgenodigd die een bijdrage hebben geleverd en dat was ook zichtbaar: een overvolle zaal in de Lieve met mensen die geboeid luisterden naar de ervaringen van de laatste herder uit de schorren, Jan Boon. De presentatie werd vervolgd met de opening van het museum(seizoen), waar een wisseltentoonstelling over hetzelfde onderwerp was ingericht. Het Jaarboek is meteen een succes geworden, want van de 1000 gedrukte exemplaren waren ten tijde van het opstellen van dit artikel er nog maar zeven stuks beschikbaar voor verkoop. Wij hopen met dit Jaarboek weer een goede bijdrage te hebben geleverd aan onze regionale geschiedschrijving. Inmiddels zijn de eerste voorbereidingen voor het volgende jaarboek al in gang gezet. Wij willen een boek uitbrengen over de familie Hattinga, die vooral bekend is geworden met de cartografie. Maar telgen van de familie hebben ook ander verdiensten voor de regio gehad. Omdat er veel is gepubliceerd over de Hattinga’s is eerst gekeken of het nog zinvol is een aanvullende publicatie uit te brengen en naar ons huidige inzicht moet dat lukken. Het zal een boek worden dat is samengesteld uit verschillende hoofdstukken, geschreven door verschillende auteurs. In 2015 mag u het verwachten. En zoals u gewend bent, mag u in de tussentijds uit te brengen Bulletins, naast de informatie over diverse activiteiten van de Oudheidkundige Kring, kleinere artikelen verwachten. Uw bijdragen daarvoor zijn nog steeds van harte welkom. Wij wensen u wederom een aantal plezierige uurtjes met dit Bulletin.
Binnen het Bestuur hebben zich in de afgelopen periode enkele wisselingen voorgedaan. Zeer tot onze spijt moesten Onno Rottier en Nathalie Martens wegens vele werkzaamheden elders en verhuizing hun bestuursfunctie neerleggen. We zijn Nathalie erg dankbaar voor haar nauwgezette notulering van en haar bijdragen aan onze bestuursvergaderingen, haar activiteiten bii de Werkgroep Genealogie en haar bijdragen aan de jaarboeken. Onno was een trouw lid van het Dagelijks Bestuur. Hem danken wij ook voor de vele grondige artikelen van zijn hand die tot nu toe in onze jaarboeken verschenen zijn en zijn activiteiten binnen de Kring op het gebied van de genealogie en de archeologie. Gelukkig hebben beiden ons toegezegd hun pen niet neer te zullen leggen. Bovenal danken wij hen voor het vertrouwen en de kameraadschap. Moge het hen goed gaan! Inmiddels heeft Marc Buise de functie van vicevoorzitter op zich genomen en heeft het Bestuur besloten de Commissie Ruimtelijke Ordening op te heffen. De belangen van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ op het gebied van de ruimtelijke ordening zullen voorshands worden behartigd door Marc Buise, die als bestuurslid van onze Kring is toegetreden tot het bestuur van de Stichting Behoud Stadsgezicht Hulst (SBSH). De doelstellingen van beide verenigingen komen grotendeels overeen en daar waar in de te nemen acties verschil van opvatting ontstaat, zal die opvatting ook kenbaar worden gemaakt. Tijdens de Algemene ledenvergadering van maart jl. is Oksana Gaglojeva gekozen als nieuw bestuurslid; zij zal zich vooral gaan inzetten voor de bibliotheek en het archief van onze Kring. Wij heten haar welkom in het Bestuur en wensen haar veel plezier bij de uitvoering van haar taken. Naast de gebruikelijke activiteiten binnen het Bestuur, zijn we in de afgelopen periode al gestart met voorbereidingen voor een aantal bijzondere gebeurtenissen in 2014: de viering van 200 jaar Zeeuws-Vlaanderen en de herdenking van het feit dat 100 jaar geleden de Eerste Wereldoorlog is uitgebroken. Als deze plannen voldoende vorm hebben gekregen, zullen we u daarover informeren: waarschijnlijk in het volgende Bulletin. 3
Tenslotte willen we u nog wijzen op een aantal activiteiten die geprogrammeerd zijn voor de komende maanden zoals de lezingen en excur-
sies en natuurlijk ook de wisseltentoonstellingen in ons museum. U leest er meer over, elders in dit Bulletin.
Zomer- en najaarsprogramma 2013 Keuredag 8 juni 2013 te Axel Op zaterdag 8 juni wordt na twee jaar weer een Keuredag gehouden waarbij de couffre van De Vier Ambachten zal worden overgebracht van Wachtebeke naar Axel en daar zal worden overgedragen en worden geplaatst in het stadhuis. Het programma ziet er als volgt uit. In de voormiddag wordt de couffre in Wachtebeke losgekoppeld en overgebracht naar Axel. Vanaf 12.30 uur: Opstellen van de stoet op het concoursterrein Axel met vier bespannen wagens met couffre, burgemeesters, voorzitters, gezelschappen en vrolijk volk. 13.30 - 14.45 uur: Stoet trekt door Axel. 15.00 - 16.15 uur: Ceremonie overdracht couffre bij het stadhuis Axel, waarbij twee processen zullen worden gevoerd met beboeting en ophanging ter plekke. 16.25 - 16.45 uur: Plaatsing van de couffre in het stadhuis met aansluitend receptie in het museum. Daarna: Breugheliaanse maaltijd op de Kaaiwal.
Dinsdag 16 juli 2013 Eric De Keyzer: Lezing ‘Smokkelen’ Tijd: 19.30 uur Plaats: Gemeenschapscentrum Malpertuus, Clinge Zaterdag 19 oktober 2013 Carine Goossens: Lezing ‘De nasleep van de Spaanse Armada’ In het voorjaar en de zomer van 1588 probeert de Spaanse koning Filips II tijdens de SpaansEngelse Oorlog (1585-1604) Engeland binnen te vallen. Een ‘Onoverwinnelijke Vloot’ (Armada Invencible) vaart vanuit Spanje door Het Kanaal om een invasieleger te begeleiden dat vanuit Vlaanderen overgezet moest worden naar Engeland. Dat laatste mislukt doordat schepen van de Republiek de havens blokkeren. Kort daarna wordt de Spaanse vloot aangevallen door de Engelsen. Ze raakt daarbij zo zwaar beschadigd dat besloten wordt met een omweg rond Schotland
De Keuredag in 2011 te Wachtebeke in aanwezigheid van keizer Karel V (Foto Chris Verschraegen-de Waele) 4
bracht gericht tegen de burgerbevolking. Het brute gedrag van de Duitse troepen veroorzaakte een schokgolf van vluchtelingen naar het neutrale Nederland, ook naar Zeeuws-Vlaanderen. Na de Val van Antwerpen op 9 oktober 1914 wordt dat nog veel erger. Vele tienduizenden mensen vinden onderdak bij particulieren en in tentenkampen. Als de rust min of meer is teruggekeerd, trekken de meeste vluchtelingen weer naar huis. Zeeuws-Vlaanderen blijft echter een grensgebied met een oorlogvoerende natie met alle gevolgen van dien, zoals vorderingen en vanaf 1915 het fenomeen van de elektrische ‘dodendraad’. Het ligt in de bedoeling om, beginnende in 2014, vanuit de Kring ruime aandacht te schenken aan deze oorlog. In verband met een tentoonstelling zoeken we naar fotomateriaal uit de periode 19141918. Daarom het verzoek aan onze leden die nog fotomateriaal of archiefmateriaal bewaren uit deze periode om dit aan ons te melden. Afgesproken is dat het bestuurslid Marc Buise (mbuise@ zeelandnet.nl / 0114-370244) het beeldmateriaal zal verzorgen. Wij zouden graag dit materiaal bij onze tentoonstelling willen gebruiken.
terug te keren. Op deze terugreis vergaan veel schepen op de Ierse kust. Onlangs is te Beveren een manuscript gevonden: een uitgebreide gevangenenlijst van ongeveer 550 Spaanse soldaten en matrozen uit 1589, in verband met de losgelden. Mevrouw Carine Goossens, archivaris van het Gemeentearchief van Beveren, zal ons meenemen in het strijdgewoel, verhalen over de ontdekking van het document, de restauratie ervan en ons deelgenoot maken van de - thans soms anekdotisch aandoende - inhoud. Tijd: 14.30 uur Plaats: Zaal Truffino, Blauwe Hoeve, Hulst Gezocht: fotomateriaal Eerste Wereldoorlog Volgend jaar is het op 4 augustus 2014 precies 100 jaar geleden dat het 1e Duitse leger onder generaal Alxander von Kluck en het 2e leger van generaal Karl von Bülow in de ochtend België binnenvielen bij Gemmenich bij Luik. Dat gebeurde zonder oorlogsverklaring. De Belgische troepen boden weerstand, hetgeen represailles teweeg
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en vooral na de Val van Antwerpen zijn veel Belgen naar Nederland gevlucht. Er ontstond een gebrek aan brood in België en daarom stonden de Duitsers toe dat in Nederland gebakken brood aan de grens werd overgedragen aan de Belgische bevolking, die hier in Koewacht al klaar staat met manden en kruiwagens om het brood mee te nemen dat wordt aangevoerd met de bakkerskar (midden op de foto). De grens is hier nog afgezet met kippengaas dat in januari/februari 1915 zal worden vervangen door de elektrische draad. (Fotocollectie Willy Verschraegen.) 5
Van de Stichting Museum ‘De Vier Ambachten’ De tentoonstelling over de schapenhouderij in Saeftinghe en omliggende polders loopt nog t/m 23 juni. Als u deze nog niet heeft gezien, moet u echt de moeite doen om alsnog te gaan kijken; het is een mooie aanvulling op het Jaarboek 2013.
R. van den Elshout togen naar Amersfoort om de schilderstukjes te bekijken. Het bleken pendanten1 te zijn, een man en een vrouw voorstellend. De doeken waren zwaar beschadigd. Ontegenzeggelijk waren de stukken van de hand van Jan Haak. Het was ons meteen duidelijk, zij kunnen tot zijn betere werk worden gerekend. Het aanschaffen van de schilderstukken was niet zo’n probleem. We realiseerden ons echter wel dat de restauratie en conservering een groot project voor ons museum zou worden. Maar dat deze twee werken in Hulst en in ons museum thuishoorden, daar waren we meteen van overtuigd. In het restauratieatelier werden de werken verdoekt, de craquelures hersteld en de beschadigingen geretoucheerd. De spanramen, door houtworm aangetast, werden vernietigd en er kwamen nieuwe spieramen en fraaie bijpassende lijsten. Met enkele lagen vernis kregen de schilderijen weer een frisse uitstraling. Naar onze mening een zeer geslaagde restauratie. De restauratie van één van de schilderijen werd gefinancierd door de Stichting Vrienden van het Museum, het andere door de Oudheidkundige Kring. De aanschaf en overige kosten2 nam de Stichting Museum De Vier Ambachten voor haar rekening. Op 21 juni a.s. om 19:30 uur worden de schilderijen gepresenteerd met een korte lezing over Jan Haak door mevrouw G. GielenNannes, waarna de werken door burgemeester J.F. Mulder onthuld zullen worden. Komt u eens kijken naar deze prachtige schilderijtjes en help ons te zoeken naar de namen van de afgebeelde personen.
De voorbereidingen voor de tentoonstelling over smokkelen zijn in volle gang. Naast vele foto’s en verhalen heeft het bestuur ook heel wat leuke voorwerpen aangeboden gekregen voor de tentoonstelling. Enkele dingen zijn bijvoorbeeld: bord met ‘halt’, pakken van zowel de Belgische als de Nederlandse douane, een proces-verbaal uit 1966 over de smokkel met roomboter (opgesteld door de douanepost), een originele houten boterkist, een originele kartonnen doos waar 25 kg boter in kon, kraaienpoten, een spijkerband, een rol ouderwets prikkeldraad, een nachtmantel, een schapenzak, twee metalen containers, een rijkswapen invoerrechten en accijnzen, etc. Aan de balie zal een boekje, ‘Wederwaardigheden en kritische overpeinzingen’, te koop worden aangeboden met een terugblik en waarin veel aandacht wordt besteed aan de smokkel in de grensstreek. Op 16 juli zal te Clinge een lezing over smokkelen worden gegeven door Eric de Keyzer, schepen te Sint-Gillis en oud-douanier. De opening is op 29 juni en de tentoonstelling loopt t/m 8 september; we hopen u hiermee weer een interessante tentoonstelling aan te kunnen bieden. (Piet Hageman, voorzitter) Aanwinsten museum
(René van den Elshout) Geruime tijd geleden ontving de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’ het bericht dat in Amersfoort bij het opruimen van een zolder een tweetal werkjes van Jan Haak waren gevonden. Twee bestuursleden, dr. H. Rottier en
1 Twee bij elkaar horende schilderijen, die bedoeld zijn om steeds samen te tonen. 2 Zoals de aankoop van de twee nieuwe lijsten.
6
Van de Excursiecommissie Verslag van de excursie naar Fort Sabina en Willemstad
15 juni: Bezoek Mercatormuseum van de Cartografie te Sint-Niklaas (België)
Op 27 april vertrokken 34 deelnemers uit Hulst met grote koeken van eigen deeg uit de Gentsestraat richting Brabant. De excursiecommissieleden George, Eddy en Jan hadden de excursie al voorgereden en dat was maar goed ook. Eenieder had zijn keuze voor een looproute in het Fort al kunnen maken aan de hand van een uitgereikte plattegrond en een fotokopie van het artikel ‘Noordwesthoek van NoordBrabant’ van de Stichting Menno van Coehoorn. Kees van Maastrigt, erelid van de OHK uit Brabant gaf een overzichtelijke power-point presentatie over de historie van de vestingstad Willemstad en het Fort Sabina. Twee gouden gidsen, met zeer veel interactie, hebben ons daarna rondgeleid. Zeker een aanrader om dit Fort te bezoeken; ik hoorde zeggen: “nog mooier dan Fort Liefkenshoek”. In Willemstad hebben wij, na een loopje over de wallen, het schitterende Mauritshuis met bruidspaar mogen aanschouwen; de besproken Koepelkerk was onverwacht gesloten. En toen was het tijd om de inwendige mens te versterken met een hapje en een drankje. En dat is goed gelukt. Kortom een zeer geslaagde excursie.
Ook voor deze middag heeft de Excursiecommissie een uitgebalanceerd programma samengesteld. Om 12.45 uur worden wij ontvangen in Taverne Kopenhagen, Houtbriel 28-29, waar wij een korte inleiding krijgen. Daarna worden wij rondgeleid in het Mercatormuseum (http://musea.sint-niklaas.be/mercator). Daar worden onder meer kaarten, atlassen en globes van Mercator tentoongesteld. Er is gelegenheid om de nabij gelegen ijssalon te bezoeken of een terrasje te pikken of een hapje/drankje te nuttigen bij Taverne Kopenhagen, waarna wij om 17.30 uur op de bus stappen. De deelnameprijs voor deze excursie bedraagt 20 euro voor leden en 25 euro voor niet-leden. U kunt zich bij voorkeur opgeven voor deze excursie via de website van de Oudheidkundige Kring (www.devierambachten. nl): klikken op ‘aanmelden reis 15 juni Mercatormuseum’ of bij Luc Brems 0114-316230). Opgave voor 8 juni. Na ontvangst van uw betaling op rekening 49.05.58.062 van de Oudheidkundige Kring ligt de aanmelding pas vast. 12.00 uur: Vertrek Cultureel Centrum Den Dullaert Ca. 18.15 uur: Aankomst Cultureel Centrum Den Dullaert. 7 september: Dagreis naar Tongeren Deze dagreis komt in de plaats van de dagreis naar Ieper, die naar 2014 is verschoven. Het programma ziet er als volgt uit: 07.45 uur: vertrek bij Den Dullaert in Hulst 10.00 - 10.45 uur: koffie & gebak in het museumcafé in Tongeren 10.45 - 12.30 uur: bezoek aan het Gallo Romeins Museum 12.30 - 14.00 uur: middaglunch in het museumcafé 14.00 - 16.00 uur: historische stadswandeling in Tongeren met gidsen 16.00 - 17.00 uur: vrije tijd in Tongeren 17.15 - 18.45 uur: warme maaltijd in het museumcafé ca. 21.00 uur: terug in Hulst.
Fort Sabina. (Foto E. Kroes) 7
T.z.t zal een convocaat hiervoor uitgebracht worden. Heeft u een e-mailadres en krijgt u onze convocaten nog niet via uw elektronische post-
bus? Ga naar de website www.devierambachten. nl en vul bij contact het e-mailformulier in. (Jan Rubbens, voorzitter)
Van de Werkgroep Genealogie De Werkgroep Genealogie organiseert dit najaar weer een cursus genealogie voor beginners. Deze cursus duurt 5 middagen van 14.00 tot 16.00 uur en een praktijkdag in een archief tussen de 4e en 5e les in. In deze cursus komen de meeste onderwerpen waar beginnelingen mee worstelen aan de orde: hoe start je een onderzoek, waar kun je gegevens vinden, welk computerprogramma kun je het beste kiezen, enz. De kosten voor de cursus zijn bij een minimum van 4 deelnemers ca € 65,- per persoon. Daarbij is het lesmateriaal inbegrepen. Verder nieuws is dat twee vrijwilligers samen zo’n 5.000 bidprentjes van de collectie van ondergetekende op de PC hebben gezet. Dat maakt het mogelijk om zo’n ca. 2.500 tot 3.000 bidprentjes uit de collectie af te zonderen als de collectie van de Oudheidkundige Kring. We ho-
pen deze eind van het jaar op internet toegankelijk te maken zodat leden hiervan een kopie kunnen aanvragen ten behoeve van hun eigen genealogisch onderzoek. Verder liggen er ook nog zo’n 2.000 tot 2.500 prentjes voornamelijk van Koewacht te wachten om op de PC gezet te worden. Deze collectie is geschonken door mevrouw Chris Verschraegen-de Waele uit Koewacht. Ook uit deze collectie zullen de prentjes uit het Hulster Ambacht aan de collectie van de Oudheidkundige Kring worden toegevoegd. Mocht u interesse hebben om bij het vele werk dat hiermee gemoeid is te helpen, meldt u dan (i.v.m. vakantie liefst pas na 1 juli as.) aan bij ondergetekende op tel. nr. 0114-319529 of per email
[email protected]. (Ferrie Moubis, voorzitter)
Van de Werkgroep Archeologie IJspret in middeleeuws Hulst
sporen en dat wees er op dat ze ooit gebruikt waren als glijders van een primitief sleetje. Kaaksleetjes waren bedoeld voor de allerkleinsten en er bestonden twee types van. De grootste ‘modellen’ werden gemaakt van twee naast elkaar geplaatste onderkaken. Die werden aan elkaar vastgemaakt door middel van een stuk hout dat door in de kaakdelen gemaakte gaten gestoken werd. Een tweetal borgpennen hield de zaak dan bij elkaar. De middelste opstaande kaakdelen werden afgezaagd zodat er plaats kwam voor het bevestigen van een zitplankje. Dat rustte tevens op de kiezen en was vermoedelijk ook nog vastgemaakt bij de voortanden. De onderkanten van de kaken functioneerden als glijders en het voortbewegen gebeurde met twee prikstokken. De sleetjes die van een enkele kaak werden gemaakt waren uiteraard veel smaller en zullen daardoor minder stabiel geweest zijn. Het
De weliswaar gebroken maar toch nog volledige onderkaak van een paard was te voorschijn gekomen bij het uitgraven van de oude haven van Hulst en lag wekenlang in weer en wind in een hoekje van het werkterrein. Niemand had er belangstelling voor en uiteindelijk nam een van de leden van onze Werkgroep, die regelmatig een handje kwam helpen bij de opgraving, het als ‘hebbeding’ mee naar huis. Dit uiteraard pas na gevraagde en gekregen toestemming van de verantwoordelijke archeoloog. Zoals dat meestal gaat werd er daarna niet of nauwelijks meer naar omgekeken tot het ding ruim een jaar later mee genomen werd naar een cursus ‘botdeterminatie’ van de AWN. En omdat de onderkaak daar nu eindelijk eens wat nauwkeuriger bekeken werd, kwam het bijzondere ervan aan het licht. De onderkanten van de twee kaakhelften vertoonden slijt8
in Hulst gevonden exemplaar behoort tot dit tweede type. Op diverse schilderijen en tekeningen van wintertaferelen van zowel Pieter Breughel de Oude als Pieter Breughel de Jonge komen kinderen op kaaksleetjes van beide types voor. En ook in een psalter of psalmenboek van omstreeks 1325 uit
Gent is een kind op zo’n priksleetje afgebeeld. De tijdens de opgraving veronachtzaamde paardenkaak is dus achteraf toch nog een bijzondere vondst gebleken. De vinder - of beter gezegd de redder – ervan gaat het sleetje reconstrueren en dan kan het wellicht een op zijn minst curieuze aanwinst voor het Hulster museum worden.
Links: fragment uit een schilderij van Pieter Breughel met daarop een kind op een kaaksleetje. Rechts: het paardenkaakbeen dat in Hulst is gevonden en gebruikt is als kaaksleetje. (Foto’s Eddy Verschraegen)
Daar ook het Verdronken Land van Saeftinghe deel uitmaakt van de gemeente Hulst is dit eveneens opgenomen in het netwerk. Omdat dit, zoals de naam aangeeft, een gebied is met bijzondere eigenschappen, zijn hier in overleg met de stichting ‘Het Zeeuwse Landschap’ enkele gidsen als PV-er aangesteld. De PV-ers fungeren dus min of meer als de ogen en oren van de officiële archeologie. En het is uiteraard ook de bedoeling dat er een goed contact wordt onderhouden met de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor het gemeentelijk archeologiebeleid.
Plaatselijke Vrijwilligers in de Archeologie De leden van de WAH (Werkgroep Archeologie Hulst) assisteren regelmatig bij belangrijke opgravingen in onze gemeente. Dit bestaat o.a. uit daadwerkelijk meegraven, het verwerken van het vondstmateriaal, het verzorgen van rondleidingen en het inrichten van tentoonstellingen. Tevens wordt voor en tijdens de werkzaamheden aan archiefonderzoek gedaan. De AWN (Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie) afdeling Zeeland heeft ons enige tijd geleden verzocht om mee te werken aan het opzetten van een netwerk van ‘Plaatselijke Vrijwilligers in de Archeologie’ in onze gemeente. Dit houdt in dat leden van de werkgroep elk een deel van het grondgebied van Hulst krijgen toegewezen waar zij zaken die voor de archeologie van belang kunnen zijn, zoals bv. waarnemingen of toevalsvondsten bij graaf-, sloop- en bouwactiviteiten zo spoedig mogelijk melden bij de voorzitter van de werkgroep. Deze geeft die op zijn beurt door aan de Adviseur Archeologie van de SCEZ. Ook illegaal graven, het zogenoemd schatgraven, zal door hen in de gaten worden gehouden en zo nodig gemeld.
(Mark Zwartelé, Werkgroep Archeologie Hulst)
Crematiegraf aan de Absdaalseweg Eind november 2012 is er door Artefact/Grontmij een spoedonderzoek uitgevoerd bij graafwerkzaamheden voor het verleggen van een waterleiding op de hoek Absdaalseweg/Hogeweg. Eerder in 2007 waren door BAAC bv. op deze locatie proefsleuven gegraven, waarbij een vuursteenvindplaats met crematieresten zijn gevonden. 9
Kort na het afgraven van de akkergrond is op de pleistocene zandgrond het met plastic afgedekte crematiegraf teruggevonden. Bij het schaven van de grond zijn verschillende vuursteenfragmenten gevonden. De grond uit het crematiegraf is volledig meegenomen en gezeefd, waar de archeologen van Artefact/Grontmij momenteel verder onderzoek naar doen. Een fysisch antropoloog onderzoekt de crematieresten en het laboratorium voert een C14 datering uit. Er is dus nog geen zekere datering bekend en het staat ook nog niet vast of het bot wel menselijk is. Crematieresten werden vroeger niet vermalen en daarom vind je in de asresten ook nog stukjes bot terug.
Crematiegraf aan de Absdaalseweg. (Foto Joris Kemper)
De datering hiervan is Mesolithicum, de middensteentijd, ca. 10.000 tot 7.000 jaar geleden. Wordt vervolgd …
Er zijn ook sporen van een boomval aangetroffen en sporen van middeleeuwse greppels. Circa 300 stuks vuursteen zijn er gevonden, waaronder zowel werktuigen als débitagemateriaal.
(Joris Kemper, Werkgroep Archeologie Hulst)
De Zwartenhoekse Zeesluis De Zwartenhoekse Zeesluis dateert uit 1788/89. In die tijd was men doende de uitgestrekte geulenstelsels tussen het zogenaamde ‘Eiland van Axel-Terneuzen-Hoek’ enerzijds en het zuidelijke deel van Staats-Vlaanderen anderzijds in te polderen. In een aantal dammen aan de noordzijde van dit nieuwe poldergebied kwamen afwateringssluizen die tevens als inundatiesluis konden worden gebruik, omdat de Staten-Generaal de nieuwe polders als waterlinie wilde gebruiken bij een aanval vanuit het zuiden. De Zwartenhoekse Zeesluis is een imposante drie-kokerige, zelfsuerende zeesluis geworden. Als tijdens de vloed het zeewater via de Braakman vanuit de Westerschelde richting polder stroomde, sloten de deuren van de sluis door de druk van het buitenwater. Bij eb openden de sluisdeuren zich door de druk van het binnenwater. Door bij hoogwater de deuren in geopende toestand vast te zetten, kon de polder in geval van dreiging onder water worden gezet. Als er voldoende water in de polder stond, konden de kokers worden afgesloten met balken in de daartoe bestemde sleuven. Jarenlang lag de sluis er verwaarloosd bij en verdween uit het zicht. In 1997 werd aan de alarmbel getrokken hetgeen uiteindelijk
resulteerde in een fraai stukje consolidatie- en restauratiewerk dat in 2010 werd afgerond. In 2011 zijn de fortificatiewerken - die dateren uit de tijd van Napoleon Bonaparte - ter verdediging van de sluis voor een deel in de oorspronkelijke toestand teruggebracht. Tijdens en na de restauratie van de sluis en de batterij heeft men het omringende landschap op de schop genomen. Beide historische elementen zijn daardoor een onderdeel geworden van de zogenaamde Groene Knoop. Deze Groene Knoop bestaat uit een aantal landschapselementen die zijn aangelegd als compensatie voor verlorengegane natuurwaarden in de omgeving en omvat onder meer een hoogstamboomgaard, heggen, een dijk, een nat/vochtig weidelandschap en een bebost wandelgebied, in feite Oost-Zeeuws-Vlaanderen in het klein. De ‘Stichting Vrienden Zwartenhoekse Zeesluis’ zet zich in voor het behoud van deze sluis en zijn omgeving. Vanuit deze stichting wordt thans gewerkt aan een circa 144 pagina’s tellend boek waarin de geschiedenis van de sluis en de nabijgelegen batterij wordt verteld. Bovendien komt de restauratie ervan aan bod evenals het traject 10
Deel van de gereconstrueerde batterij bij de Zwartenhoekse Zeesluis. (Foto Maurice Kindt)
dat er aan voorafging. Het boekje zal worden verluchtigd met veel uniek kaart- en fotomateriaal. Het komt omstreeks oktober 2013 uit en gaat circa 15 Euro kosten. Het is mogelijk nu al een boek te reserveren daar de oplage beperkt is. Dit
kan gebeuren bij de bestuursleden M.A. Kindt (0115-452043;
[email protected]) en M.A. Buise (0114-370244;
[email protected]). (Marc Buise)
De vier vensters op de historie van Nieuw-Namen Inleiding Een venster biedt de mens een blik op de buitenwereld. Tegelijk maakt het een kijk van buiten naar binnen mogelijk, waar het leven zich eveneens afspeelt. Een venster geeft zicht en bakent tegelijk een deel van de werkelijkheid af. Vanwege die eigenschappen, gebruiken historici tegenwoordig graag de term vensters als ze vele gebeurtenissen en beelden in een logisch verband naast elkaar willen plaatsen. Het zijn dan vensters op de geschiedenis, op de tijd. In september 2012 hield de Parochiekerncommissie van Nieuw-Namen het boek Van de Kauter naar Nieuw-Namen 1) ten doop. Het is een dorps- en parochiegeschiedenis, geschreven door Jac. de Baar, oud-directeur van de basisschool in Nieuw-Namen. Het boek telt 360 pagina’s en is verluchtigd met vele oude foto’s en afbeeldingen.
De auteur opent in zijn boek vele vensters op de geschiedenis van Nieuw-Namen. Hij tekent in korte lijnen de geschiedenis van de vorming van de lage heuvel waarop het dorp ligt en de opkomst en teloorgang van Hulsterloo. De nadruk van het boek ligt op de periode 1750 – 2012. Op die tijdspanne geven vele vensters zicht. Hij schrijft over de armoede en gezagsloosheid op de Kauter in de eerste helft van de 19e eeuw, over de oprichting van de parochie door pastoor Camerman, over het bestuur van volgende pastoors en burgemeesters en over de opbloei van het dorp, dat zijn slechte imago van zich afschudde. Hij verhaalt de geschiedenis van het onderwijs in het grensdorp, de opkomst van handel en nijverheid en schetst het verenigingsleven. Elke auteur weet bij het schrijven van een nonfictieboek dat het nooit helemaal compleet zal 11
De bovenste halve meter zand van de groeve stamt uit een heel andere tijd. Dat zand is aangevoerd door de wind. Onder de microscoop zien de geologen namelijk dat de korrels nogal verschillen in grootte en vorm. Fossielen ontbreken. De geologen rekenen dit zandpakketje tot de formatie van Boxtel. De bovenste en onderste zandlaag zijn op diverse plaatsen gescheiden door een laagje kalk of schelpenbreccie. (Schelpen lijken dan door de natuur op een hoop geveegd; zijn vermorzeld en door kalk aan elkaar gekit.) Tussen de vorming van beide zandlagen zit een zee van tijd. Het zeebodemzand bezonk in een tijd die de geologen het plioceen noemen en 5,5 tot 2,5 miljoen jaar achter ons ligt. Het was toen op aarde aanmerkelijk warmer dan tegenwoordig. De zee stond meters hoger. Bijna heel Nederland was toen zee. De bovenste eolische zandafzetting (door de wind verplaatst) stamt uit de periode van de ijstijden, die ook wel het pleistoceen heet. Vermoedelijk zal het zand in de laatste ijstijd (het Weichselien) zijn afgezet, tussen 116.000 jaar tot 11.500 jaar geleden. Wat is er nu tussen het plioceen en het laatste glaciaal (ijstijd) met de bodem in Nieuw-Namen gebeurd? Het is er niet waar te nemen. Hier gaapt als het ware een gat in de tijd. Op grond van de bodemopbouw en de hoogte van de vlakbij gelegen Brabantse Wal bij Bergen op Zoom, moeten er waarschijnlijk ook in Nieuw-Namen afzettingen van bodemmateriaal na het plioceen zijn voorgekomen. Maar vermoedelijk moeten deze pakketten door erosie (afbraak door stromend water e.d.) weer zijn verdwenen. Mogelijk zijn de honderden kilo’s ruwe vuursteenbrokken, die verspreid over de heuvelflanken van NieuwNamen liggen, nog een overblijfsel uit die lange onbekende periode. Zeer opvallend in de groeve van Nieuw-Namen zijn de ijzerzandsteenbanken. Ze komen in de onderste laag van de profielwand voor, maar zijn niet tijdens het plioceen gevormd. Ze zijn pas ontstaan nadat de zee zich al had teruggetrokken. Door inspoeling van regenwater zijn ijzerdeeltjes en kalkresten naar diepere delen van het zandpakket meegevoerd en hebben de zandkorrels aaneengekit tot harde lagen. Deze ijzerzandsteenbanken liggen niet altijd horizontaal, maar lopen soms schuin door het profiel. Dat hangt namelijk van de aard van de plaatselijke bodem af.
zijn. Het aantal bladzijden en de toegemeten werktijd zijn altijd beperkt. Soms is de drukinkt van het boek nog niet opgedroogd, of er komen weer nieuwe feiten aan het licht. Dat is de reden dat Jac. de Baar nu vier vensters kan tonen, die een scherper beeld van de historie van Nieuw-Namen geven, dan in zijn boek het geval is. Sporen in het zand Eind 2012 verscheen in Grondboor & Hamer 2), een tijdschrift over geologie, een artikel, getiteld Een hernieuwde kennismaking met de Meester van der Heijdengroeve (De Kauter, NieuwNamen). Het artikel vormde een samenvatting van een rapport dat door het onderzoeksbureau BAAC in 2011 in opdracht van de provincie Zeeland was uitgebracht.3) Een team van deskundigen had de groeve tijdens de sanering en uitbreiding in 2011 geologisch en archeologisch onderzocht. Op archeologisch gebied waren de opbrengsten en nieuwe inzichten mager. Op geologisch gebied kwamen vele waarnemingen en conclusies overeen met wat andere deskundigen al eerder hadden vastgesteld en beschreven. Maar het beeld dat de geologen van de groeve schetsten, werd steeds scherper. De wanden van de groeve tonen zanden, die in twee perioden van de geologische tijdschaal zijn gevormd. De onderste laag bestaat uit zand van een ondiepe zeebodem. In deze bodem krioelde het van het zeeleven: schelpdieren, zeeslakken, wormen, krabben, zee-egels, zeepokken, foraminiferen (eencellige diertjes met een kalkskelet), en zo meer. De overblijfselen of sporen van dit zeeleven zijn nog gemakkelijk in de groeve terug te vinden. In de ondiepe zee zonk zand naar de bodem dat riviertjes vanaf land aanvoerden. De horizontale laagopbouw van zanden bestaande uit zandkorrels van gelijke vorm en grootte is in de groevewand goed waar te nemen. Dit zandpakket in de groeve rekenen de deskundigen tot de formatie van Oosterhout (Nederland} of tot de zanden van Merksem (België). Een geologische laagopbouw wordt traditioneel genoemd naar de plaatsnaam waar die voor het eerst is onderzocht en beschreven.). 12
De geologen stelden vast dat enkele lange scheuren in de groevewand niet veroorzaakt zijn door uitdroging maar door zeer strenge vorst gedurende het laatste glaciaal. Het is zeer bijzonder dat deze glaciale bodemprocessen thans nog duidelijk zichtbaar zijn en de groeve mede tot een vermaard aardkundig monument maken. In het rapport bestempelen de geologen de groeve van Nieuw-Namen als een unieke ontsluiting in het geologische landschap van Noordwest-Europa. Op bedevaart naar Hulsterloo Van 1156 tot 1580 beheerden de paters norbertijnen uit Drongen bij Gent de uithof van Hulsterloo in Nieuw-Namen. Bij de uithof hoorde een kapel, die vermaard was omdat boven het hoogaltaar in een nis een wonderdadig Mariabeeldje stond. Van heinde en ver kwamen pelgrims naar Hulsterloo om Maria om voorspraak te bidden voor hun noden. Diverse Vlaamse steden legden bij vergrijpen van hun burgers een strafbedevaart op naar Hulsterloo. Al deze feiten zijn al lang en genoegzaam bekend. Minder goed geweten is in onze regio dat er in de stad Brugge op het eind van de middeleeuwen een groep burgers leefde, die zich verenigd hadden in de Broederschap van Onze-Lieve-Vrouwe van Hulsterloo. De Broederschap bezat een eigen kapel buiten de stad, in de omgeving van Damme. Ook deze kapel bestaat niet meer, maar heden ten dage is bij Damme nog een klein witgepleisterd straatkapelletje te vinden, dat is toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Hulsterloo. De Broederschap van Hulsterloo heeft sporen achtergelaten in de Brugse archieven. Zo zijn er twee manuscripten bewaard gebleven: een ledenlijst uit 1410 en volgende jaren en een ledenadministratie van 1426 tot in de 16e eeuw. Er bestaat ook nog een pauselijke aflaatbrief uit 1474, waarop bovenaan de tekst Maria is afgebeeld staande in een boom. Omdat de aflaatbrief aan de bovenzijde (spijker)gaten toont, hing ze vermoedelijk in de Damse bidkapel.4) Het jaar 2005 bracht bijzonder nieuws over Hulsterloo. Herman Brinkman kon aantonen dat één van de zeven gebeden in het bekende Gruuthusemanuscript was toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van Hulsterloo. In zijn studie kon hij op basis van archiefstukken aantonen dat een afvaardiging van de Broederschap jaarlijks met een grote kaars van-
De Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen vóór de uitbreiding in 2011 (Foto R. van Damme, Hulst).
uit Brugge via Hulst naar Hulsterloo trok. Voorts kon hij vaststellen dat veel leden van de Broederschap tot het gilde van de pelsbewerkers in Brugge behoorden.5) Het gebed tot Maria met de beginregel Licht in der zonden deimsterheit, is op rijm geschreven. Dat was op het eind van de middeleeuwen nog gebruikelijk. Het gebed telt dertien strofen. Twaalf ervan bevatten een acrostichon: de eerste letters van elke regel, achter elkaar geplaatst, vormen samen een naam; in dit specifieke gedicht een voornaam. Het is aannemelijk dat het de voornamen van pelgrims zijn, die de tocht naar Hulsterloo hadden gemaakt. In de dertiende strofe is een acrostichon opgenomen met de naam Hulst. Het was volgens Brinkman gebruik dat de magister van Hulsterloo de pelgrims van de Broederschap een maaltijd aanbood in de stad Hulst. Het Gruuthuse-handschrift is sinds 2007 in bezit van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het kostbare werk bevat veel middeleeuwse liederen. Op de website van de KB zijn de teksten van liederen, gedichten en gebeden uit dit manuscript te bekijken.6) 13
voor tien uur ’s morgens met het kantwerk konden beginnen. Men borduurde of kloste meestal 6 tot 8 uur per dag. Een meerderheid van de vrouwen en meisjes nam het kantwerk ook in de avonduren nog eens ter hand. Ze werkten meestal zes dagen per week; alleen gehuwde vrouwen deden dat doorgaans niet. De vrouwen verkochten hun producten aan plaatselijke kantbazen. Het kwam echter ook voor dat kanthandelaren uit Antwerpen of Brussel de kant in Nieuw-Namen kwamen opkopen. Het werk leverde de vrouwen gemiddeld 4 cent per uur op. Bij plaatselijke kantbazen was de besteding van het verdiende loon in hun kruidenierswinkels vaak verplicht, evenals de aankoop van nieuwe garens. De hoge winsten op het kantwerk kwamen niet terecht bij de vrouwen die het maakten. Het rapport maakte daar melding van. Het loon voor de kantwerksters zou wel 8 tot 12 cent per uur moeten bedragen. In Nieuw-Namen zag een enkeling die oneerlijke arbeidsverhoudingen wel in. Zo tekende de Dienst van den Arbeid op, dat Jacobus Willemse, pastoor in Nieuw-Namen (van 1896 tot 1920) een poging had gedaan een verkoopvereniging voor kant op te richten. Zijn initiatief mislukte echter. Vermoedelijk kreeg de pastoor te weinig steun van de notabelen in het dorp en stelden de vrouwen te weinig vertrouwen in een nieuwe organisatie.
Het romaanse beeldje van Onze-Lieve-Vrouwe van Hulsterloo, Zetel der Wijsheid. In de middeleeuwen trokken eeuwenlang pelgrims naar Hulsterloo (Nieuw-Namen) als boetedoening en om er Maria te bidden om voorspraak. (Foto R. van Damme, Hulst)
Een mislukte coöperatie In het begin van de 19e eeuw waren veel vrouwen in Nieuw-Namen bedreven in het borduren en klossen van kantwerk. Uit overlevering weten we dat het werk zeer arbeidsintensief was en het de vrouwen slechts schamele verdiensten opleverde. Een karig loon en slechte werkomstandigheden voor arbeiders waren voor de rijksoverheid in de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw soms aanleiding om een onderzoek te laten instellen. Zo onderzocht de Directie van den Arbeid in 1911 de omstandigheden in de Nederlandse huisindustrie waaronder het kantwerken. Daarover bracht de instantie rapport uit.7) In Nieuw-Namen maakten in 1911 welgeteld 160 vrouwen en meisjes kantwerk. Daarvan waren er 140 die borduurden op tule, terwijl 20 personen kant met de klostechniek vervaardigden. De meeste vrouwen moesten ook voor het huishouden zorgen. Dat betekende dat zij meestal niet
Jacobus Willemse, pastoor in de parochie van de H. Joseph te Nieuw-Namen van 1896 – 1920. (Collectie: parochiekern Nieuw-Namen)
‘Het tweede leven’ van Ferdinand Hombach In het begin van de 19e eeuw duikt in de archieven van de oud-gemeente Clinge de naam Hom14
meende bij gebrek aan bronnen dat het vertrek uit Hulst om financiële redenen was en dat van zijn status en rijkdom maar weinig meer restte. Het is de grote verdienste van Hans Waldeck uit De Wijk dat hij het leven van Ferdinand na 1920 min of meer heeft kunnen volgen.8) Ferdinand trok vanuit Hulst naar kasteel Blauhof in Kapellen. Bij dat kasteel hoorde een groot domein. Ferdinand moet het waarschijnlijk aangekocht hebben voordat hem het financiële debacle in Engeland overkwam. Zijn dochter Henriëtte woonde vlak bij hem in de buurt met haar echtgenoot jonkheer Johan van Vredenburch uit Den Haag. Zij hadden eertijds grote bezittingen in Tholen van de hand gedaan en hadden met de opbrengst kasteel Beukenhof in Kapellen gekocht. Ferdinand Hombach bleef aanvankelijk vanuit Blauhof zaken doen. Hij richtte een tweede handelsmaatschappij op waarin ook het aanleggen van wegen tot de activiteiten behoorde. Maar de zaken liepen lang niet meer zo voorspoedig als voorheen en hij kon de grote status van vroeger niet meer voeren. Bovendien braken de crisisjaren aan. Hij moest Blauhof verkopen en vestigde zich in Brussel en later in Bilthoven. Daar ging zijn handelsmaatschappij in 1931 failliet. De burgemeester van Clinge verklaarde in de raadszitting van 16 februari 1933 dat de schuld van Hombach aan de gemeente fl. 3.746,62 bedroeg. De raad knarsetandde, maar er was verder niets aan te doen. Een kale kip kon men niet plukken. De laatste jaren van zijn leven bracht Ferdinand Hombach bij zijn zoon in Delft door. Hij stierf er op 26 december 1953, 90 jaar oud.
bachstraat op. Die straat liep vanaf de kerk in Nieuw-Namen noordwaarts naar de rand van de Saeftingepolder. Straatnamen speelden in die tijd bij adressering nauwelijks een rol van betekenis. Daarvoor dienden wijkletter en huisnummer. Er is daarom in die tijd geen officieel besluit van de gemeenteraad in Clinge terug te vinden waarin de naam Hombachstraat in Nieuw-Namen officieel is vastgesteld. De straatnaam moet dus door het volk bedacht en verspreid zijn. De aanleiding was vermoedelijk de bestrating met kasseien die rentmeester Hombach in opdracht van prins Antoine van Arenberg liet uitvoeren vanaf de Louisahoeve in de gelijknamige polder naar Nieuw-Namen. Ook de verharding van het stukje straat in het dorp dat de verbinding vormde tussen de polderweg en de weg Clinge - Nieuw-Namen - Kieldrecht nam de prins van Arenberg voor zijn rekening. De mensen langs die straat waren er maar wat blij mee. Hun straat was verhard in tegenstelling tot de andere zijstraten in het dorp. Of vader Alphons of zoon Ferdinand Hombach als rentmeester de bestratingswerken leidde, is nog onduidelijk. Maar dat maakte bij de naamgeving van de straat verder niet uit.
1) Het boek is nog verkrijgbaar bij leden van de Parochiekerncommissie Nieuw-Namen en bij de auteur. 2) Grondboor & Hamer, 2012, nr. 6, pp. 431-437. 3) M. van de Glind, M. Kalshoven, S. Kluiving, C. Kasse, R.A. Lelivelt. S.R. Troelstra en L.A. Tebbens, Nieuw-Namen, Meester van der Heijdengroeve, Hulsterloostraat, 2011 (BAAC rapport A-10.040427). 4) Zie voor een fraaie afbeelding: P. Brusse / P. Henderikx (red.), Geschiedenis van Zeeland, deel I, 2012, p. 302. 5) Herman Brinkman, ‘De Brugse pelgrims in het Gruuthuse-handschrift’ in Johan Oosterman, (red.) Stad van koopmanschap en vrede, Leuven, 2005, pp. 9-41. 6) www.kb.nl/bladerboeken/Gruuthuse-handschrift. 7) Middelburgsche Courant, 25 februari 1914. 8) Zie www.conam.info. Zie aldaar bij publicaties: Hans Waldeck, Fernand Hombach, autopionier in Zeeland.
De Hombachstraat in Nieuw-Namen loopt vanaf de kerk in noordelijke richting naar de Saeftingepolder. (Foto: J. Klok, Hulst)
Ferdinand Hombach was een veelzijdig man. Hij was zakenman, landbouwexpert en politicus. Hij beheerde grote landerijen van enkele adellijke families. Technische ontwikkelingen volgde hij op de voet en hij maakte er zelf gretig gebruik van. Zijn woning en kantoor stonden in Hulst. Het leven van Ferdinand Hombach is door verschillende auteurs uit onze regio beschreven. Het zijn echter geen complete geschiedenissen. Na zijn verhuizing uit Hulst in 1920 naar Kapellen bij Antwerpen stokten de verhalen. Ferdinand Hombach had net enorme verliezen geleden met de teelt van suikerbieten in Oost-Engeland. Iedere auteur
(Jac. de Baar) 15
Het dagboek van Marien Wandel 1914-1918 Deel 2: Hulst, Prosperpolder, 1914 Marinus Wandel werd op 30 januari 1894 geboren in Nieuwerkerk (Schouwen en Duiveland) en vertrekt op 16 januari 1914 naar Middelburg om zijn dienstplicht te gaan vervullen. Tijdens zijn opleiding breekt de Eerste Wereldoorlog uit. Zijn onderdeel wordt belast met grensbewaking: eerst heel kort in Sluis en Axel. Dan volgt een periode van bijna een jaar in Hulst en Prosperpolder. Zijn volgende plaatsing is Willemstad. Wandel krijgt daarna een aanstelling als soldaat-commies en wordt geplaatst te Zuiddorpe, waar hij zal blijven vanaf 1 maart 1916 tot en met 25 maart 1917. In het Bulletin 2013-1 heeft u het eerste deel uit het dagboek van Marinus Wandel kunnen lezen: de periode 19 september t/m 14 oktober 1914. In dit Bulletin drukken we het resterende deel van zijn verblijf in Hulst af, tot het moment dat hij op 11 november 1914 wordt overgeplaatst naar Fort De Hel bij Willemstad. De vermeldingen en de samenvattingen, dus de tekst die niet van Marien Wandel is, zal steeds schuin worden afgedrukt. Bij het uittypen van het dagboek heeft Tonny Brugge, de kleinzoon van Marien Wandel, de tekst al grotendeels omgezet in hedendaags Nederlands. Willy Verschraegen heeft de delen die wij publiceren verder bewerkt. Inhoudelijk is daarbij niets veranderd in het dagboek.
hoofdwacht, liep ik tussen twee rijen geweren die rechts gericht waren opgestapeld over een lengte van ongeveer 60 meter en twee meter hoog. Benevens dat lagen er hopen ransels en andere uitrustingstukken. Terwijl op de hoek van het stadhuis een grote hoeveelheid patronen op een hoop bij elkaar lag. Ook een aantal auto’s was geïnterneerd, dit tot spijt van mijn vriend Manneke. Toen ik hem ’s nachts af ging lossen, was hij in een van de auto’s gekropen om geen nat pak te krijgen van de stromende regen. Een luitenant van piket beviel zulks niet en rapporteerde hem aan de commandant, die hem voor deze zaak vier dagen provoost schonk. De geweren die werden aangevoerd, werden door ons ontladen. Het waren Belgische, Franse en Engelse geweren. Terwijl een soldaat van Sint Philipsland, Neele, hiermee bezig was, schoot hij een Belgische soldaat door beide dijbenen en tevens een burger door een pink. In plaats dat er vijf patronen in het magazijn gaan, zoals bij onze geweren, zaten daar tien patronen in, hetgeen leidde tot het noodlottige ongeval. Toen alles van de grens binnen Hulst was aangevoerd, moest alles opnieuw worden opgeladen en vervoerd worden naar de Axelse Sassing om in gereedliggende schepen naar Delft te worden gebracht. De patronen op de hoek van het stadhuis heb ik met een schop helpen opladen op zogenaamde Brabantse karren. Toen alles weg was en ook de opgeslagen tenten op de Markt waren verdwenen, hadden we weer ruim zicht. Op zekeren nacht, het was omstreeks 2 uur, loste ik Machiel van de Hoek van Sint Maartensdijk af voor het stadhuis. Er brak een zwaar onweer boven mijn hoofd los. Ik had geen schilderhuisje en kroop voor de stromende regen achter de muziektent. Grote zware donderslagen met bliksemstralen losten elkaar stelselmatig af. Het duurde ruim anderhalf uur en ik kon haast geen beschutting vinden. Achter de muziektent kon ik wat schuilen. Het was omstreeks half vier toen ik iets hoorde naderen van om de hoek van het stadhuis, maar ik kon bij het licht van de brandende lantaarn niet onderscheiden wat het was. Het schommelde en het bleek tevens een levend
21 oktober 1914 Nu alle geïnterneerden en vluchtelingen vertrokken zijn, hebben we andere dienst gekregen. De wacht gaat steeds door, maar de patrouillediensten zijn vervangen door werk aan de uitrusting van de Belgische soldaten. Duizenden en duizenden geweren zijn aangevoerd, van de grens en opgestapeld voor het stadhuis. Terwijl ik post voor het geweer was van de 16
wezen. Ik riep: “ Halt, wie daar?”, waarop ik met zachte stem hoorde: “Schildwacht, ik heb al die tijd sinds je op post stond aan je gedacht en kwam je vragen of ik je dienen kan met een potje koffie?”. Het was een vrouw die aan beide kanten kreupel was. Ik was dankbaar gestemd en terwijl ze heen ging, dronk ik mijn keteltje koffie leeg. Ze had mij ook nog een pakje boterhammen overhandigd met hoofdkaas ertussen en ondertussen begon ik alles smakelijk te nuttigen. Wat mij wel het meest trof, was dit: ook niet vergeten te worden van de Nederlandse burger en dan in het bijzonder, een vrouw die aan beide zijden kreupel ging. Toen ik op een zekere morgen weer vrij van wacht was, werd ik gecommandeerd als geleider dienst te doen op een Belgische foeragewagen om op Walsoorden etenswaren op te halen voor de vluchtelingen te Sint-Jansteen. Mijn luitenant gaf mij twee Walen mee en daar ik beide niet kon verstaan, vroeg ik een Vlaming erbij om onderweg een praatje te kunnen maken. Bij aankomst te Waloorden meldde ik mij bij de burgemeester en gaf hem een gesloten enveloppe, waarop ik als antwoord ontving dat ik nog maar twee uur moest wachten. Onmiddellijk vroeg ik de burgemeester om stalling voor de paarden en eten voor onszelf. Op de aangewezen tijd, 12 uur op de middag, stonden we aan de haven, waar we van uit een schip Hol-
landse brood en bakens spek meekregen voor Sint-Jansteen. Onderweg vroegen de Walen of ze een stukje spek mochten hebben, waarop ik toestemmend knikte. Ze namen hun zakmes en begonnen een flinke reep rauw spek uit het vuistje op te eten. Omstreeks 6 uur meldde ik mij bij de burgemeester van Sint-Jansteen. De burgemeester bracht ons in de dorpsherberg, waar we aten en dronken naar genoegen, terwijl ondertussen de wagen werd gelost. Na afloop reden we naar huis en kwamen ’s avonds om 9 uur in Hulst aan. Een paar dagen later ontving ik opdracht van kapitein Hothol de Jong om als geleide plaats te nemen naast een Belgische chauffeur met achter in de auto twee Franse dames ten einde deze over te brengen naar de commandant van de 3e Compagnie, kapitein van Dijk. Daar de weg van Hulst, via Drie Schouwen naar Sas van Gent bijna recht is, begon de auto hoe langer, hoe harder te rollen en kreeg zo’n snelheid dat hij niet harder meer kon. Die Belgische soldaat dacht mij bang te maken. Het was voor mij de eerste keer dat ik in een auto reed en ik kneep hem, maar liet hem niets merken. Heelhuids kwamen we in Sas van Gent aan. Na de maaltijd in een café, nam ik plaats van achter in de auto en liet mij naar Axel brengen bij mijn compagniescommandant, kapitein Gauwe, waar ik de auto overdroeg. Verder werd mij vrij vervoer verstrekt om per trein van Axel naar Hulst te gaan.
Dienstauto van het leger (Service Militair). 17
De laatste dagen ben ik oppasser van luitenant Jeek geworden. ’s Morgens om 8 uur ga ik naar zijn kwartier bij de deurwaarder Poppe om door de twee dienstmeisjes de schoenen van de luitenant te laten poetsen, terwijl ik de knopen en sabel poetste. Daarna ging ik een toertje rond de wallen lopen of ging naar mijn vriend, Hendrik de Breuck, even buiten de Dubbele Poort. Deze vriend leerde ik kennen op post en waar ik menigmaal een genoeglijke avond heb doorgebracht in de huiselijke kring onder de heerlijke klanken van het orgelspel.
de veste, maar die bleken te kort te zijn. Bovendien was het toestel ook nog defect. Onmiddellijk werden Belgische auto’s met geïnterneerde chauffeurs ingezet om water aan te voeren en zag ik Hollandse en Belgische soldaten in volle gang met het bluswerk. Verschillende manschappen zaten op het dak en in de goot en gaven zo elkaar water aan. Het was een lust om te zien hoe al de jongens hun best deden. En de burgers? Zij deden niets. Het gebouw zelf brandde geheel af, maar de belendende gebouwen bleven gespaard. Drie schuren brandden af. Vier uur achtereen stond ik tijdens de brand op post. Het was vandaag een behoorlijke drukte en ben blij dat ik kan gaan maffen.
25 oktober 1914 Het is vandaag zondag. Gisteravond ben ik voor 24 uur op wacht gekomen en het is nu 10 uur in de voormiddag en tijd om te gaan aflossen. Ter Poorten uit Middelburg en ik gaan naar de Dubbele Poort op post. Na twintig minuten heen en weer gelopen te hebben, ontdekte ik brand in een boerenschuur, ongeveer 100 meter van de Dubbele Poort Ik liet direct mijn nevenman naar de wacht gaan en gaf tegelijk aan een burger die op de fiets voorbij reed, order naar het stadhuis te gaan om de brand te melden. Intussen was men op de hoeve al bezig het vee los te maken en uit de stallen te drijven. Zodra de brand in de wacht gerapporteerd was, hoorde ik de hoornblazer ‘verzamelen in de looppas’ blazen, op de appelplaats voor het stadhuis. De brandweermannen hadden slangen aangelegd over de wallen naar
29 oktober 1914 De laatste dagen hebben we gewone uitrukkende patrouillediensten gehad. Ik zelf met nog enkele soldaten zijn noodtimmerman geweest en hebben gezamenlijk een ziekenbarak geplaatst op de wallen, rechts van de Bagijnenpoort. De stijlen waren van hout en het omhulsel van asbestplaten. Vanmiddag kwamen we van patrouille op het marktplein aangemarcheerd, onder leiding van luitenant Peek. Beneden aan het stadhuis stond sergeant-majoor administrateur Kesteloo en riep mij uit het gelid om op het bureau te komen. Daar alle manschappen van de 4e Compagnie met verlof waren geweest, kwamen wij aan de beurt. Enkele van ons kregen de kapitein te spreken, maar aan de verzoekjes voor verlof werd geen gehoor gegeven. Ikzelf had ook een verzoek geschreven, maar ook dat werd niet ingewilligd. Direct schreef ik een verzoek aan de bataljonscommandant, majoor Ring te Axel, en vroeg een paar dagen verlof. Ik had met dit verzoek niet de hiërarchische weg gevolgd en daarom moest ik bij de kapitein op het compagniesbureau komen. Ik kreeg geen straf, maar ook geen verlof en kon weer vertrekken. De overige soldaten van onze sectie stonden de uitslag af te wachten en ik vertelde hun mijn wedervaren bij de kapitein. Ik stelde een gezamenlijk telegram op van 102 woorden gericht aan H.M.
Gewondenbrancard voor het stadhuis van Hulst. 18
De dorsvloer lag geheel met stro bedekt, meer nat dan droog en reeds tien weken achtereen beslapen door de vorige soldaten. We vroegen vers stro, doch we moesten het maar doen met wat op de grond lag. Dat viel echter niet in de smaak en veel soldaten vervloekten dan ook het onaangename verblijf, waar bovendien de wind vrij spel had door de reten en gaten in de deur. Ook de in- en uitgang was niet aangenaam. Daarbij moest men altijd een koestal en mestputstraat passeren en dat in de tijd dat het iedere dag regende. In elk opzicht waren we bij Hulst vergeleken een heel stuk achteruit gegaan en waar de overheid ons best verversing van stro had kunnen geven, gebeurde dit, om mij onbekende reden, niet. In alle haast werd ook een keuken gebouwd, waar de koffie werd klaargemaakt om ons brood op te eten, want middageten was nog niet gefoerageerd vanuit Hulst; we hopen dat morgenochtend te ontvangen. Na het eten werden de wachten uitgemaakt. Een voor de Prosperpolder en een voor de Hedwigepolder, juist op het hoekje van de Schelde. Ik kom op wacht in de Prosper. We kregen hier als wachtlokaal de keet van boer Ferket. Met acht man zijn we op wacht en hebben twee posten te betrekken. Een dicht bij de wacht op een viersprong en de ander op een kwartier gaans: de toegangsweg naar de grens tussen de Prosper en
de Koningin met een verzoek om ons in de gelegenheid te stellen na 24 weken onze geliefden te kunnen bezoeken, omdat onze herhaalde aanvragen voor verlof nimmer werden ingewilligd. Het telegram kostte f 1,02 en werd door 11 of 13 soldaten ondertekend. Wij gingen een wachtende tijd tegemoet. 30 oktober 1914 Om 8 uur stonden we met veldtenue (deken achter de klep van de ransel) voor het stadhuis aangetreden, onder leiding van sergeant Willemsen. Na de inspectie van kapitein Mothold de Jong vertrokken we naar de Prosperpolder, Gemeente Clinge, nog een uur achter Nieuw-Namen. Het was een militaire wandeling van ruim drie uur gaans. We hadden zo ongeveer een uur gelopen, toen we wagens ontdekten die dezelfde richting volgden welke ook wij te gaan hadden. We reden mee tot Nieuw-Namen, waar ze nog nagekomen geweren moesten worden opgeladen om naar Hulst te brengen. Het waren Belgische soldaten die dat werk deden onder toezicht van onze soldaten. Van Nieuw-Namen marcheerden we verder naar de plaats van bestemming, waar we omstreeks 12 uur aankwamen. Als onderdak werd ons een boerenschuur aangewezen, van boer Ferket uit de Prosperpolder.
Wachtpost aan de grens. 19
dan ook allemaal ons noodrantsoen aangesproken en ik heb zelfs mijn busje vlees opgegeten. Dit wordt normaal zwaar gestraft, maar ik dacht: die dan leeft, dan zorgt. Dan moeten ze maar zorgdragen dat we op tijd eten krijgen. Vannacht moeten we slapen op de plaats waar onze kameraden afgelopen nacht geslapen hebben. We zijn hier met 32 dienstdoende soldaten voor de wacht en daar zijn zestien slaapplaatsen voor. Gelukkig hebben we dan nu ook elkaars deken en liggen onder twee in plaats van een deken. We hebben er wel vier nodig in deze tijd van het jaar: iedere dag regen. Het dorpje ligt juist op Belgisch grondgebied, waar we dan ook niet mogen komen, omdat we dan ingerekend zouden kunnen worden door de Duitsers.
Nieuw-Namen. Onze schilderhuisjes zijn ruim groot en gemaakt van stro, ze zitten flink dicht in elkaar en zo ruim dat we er met twee man in kunnen staan of zitten op de stoelen die we er in geplaatst hadden. De opening is nauw en we gaan er zijdeling uit. Drie uur achtereen stonden we op post, meestal met C. Steendijk van Stavenisse. De eerste nacht was niet aangenaam. Het was omstreeks middernacht en we waren allebei zeer moe van de mars en dan in plaats van twee uur, nu drie uur op post en drie uur vrij, dat viel niet mee. Steendijk was zo moe dat ik zei, rust wat uit, dan zal ik uitkijken. Ik ging op mijn stoel zitten, diep in mijn overjas en keek naar buiten, maar het was een stikdonkere nacht en ik kon nauwelijks een geweerlengte voor mij uit zien. Ik hoorde de wachtcommandant met een patrouille de wacht uitgaan om posten te controleren, maar meer niet. Het schijnt dat ook ik, zonder willens en wetens mijn ogen gesloten had, want toen ik iets hoorde, sprong ik op eens op en zag voor mij een patrouille onder commando van de luitenant van piket, Fannuwa uit Nieuw-Namen, die juist van de wacht kwam en nu bij maneschijn duidelijk te herkennen was, want intussen was het maantje opgekomen. Opeens riep hij: “Schildwacht waarom roep je ons niet aan? Ik zeg: “Ik zie wie jullie zijn”, maar hij wilde hebben dat we hem zouden aanroepen en onmiddellijk daarop vraagt hij: “Waar is je kameraad”? Ik zeg: “In mijn schildershuisje en hij heeft pijn in zijn buik”. Steendijk die dat hoorde, sprong overeind en zei bij navraag van de luitenant, werkelijk buikpijn te hebben. Of Steendijk buikpijn had, weet ik niet, maar wel weet ik dat het zaakje klopte. Nu ging de luitenant in ons schildershuisje zitten, nam onze namen op en gaf me een standje. Met een omhaal van woorden en we hoorden nog zoiets van je hebt geslapen, straffen, vijand en verder niets, want je kon naar dat geraas ook niet blijven luisteren. We waren dan ook maar blij dat hij vertrok en wij werden afgelost. Om twee uur waren we vrij van wacht en konden lopen waar we wilden. We misten ons tehuis en moesten nu onderdak zoeken in een estaminet, want nergens anders kon men een kop koffie of onderdak krijgen. Het ergste was dat we van uit Hulst werden vergeten. Er was tot nog toe geen brood of middageten gebracht. We hebben
6 november 1914 Enige dagen zijn voorbij, iedere dag gaan of komen we van wacht. Een paar dagen geleden stond ik op post aan de wacht, toen een kogel langs mijn oren floot. Hij kwam uit een geweer van een Duitse patrouille, die met drie man, een drijfjacht hielden op hazen. Af en toe zien we Duitse soldaten patrouilleren in de verte. Om beurten betrekken we de wacht in de Hedwigepolder. In de uren die we vrij zijn, houden we ons bezig met roeien op de Schelde, waar ik zelf een grote liefhebber en vriend van ben. Een enkele maal kwam het voor dat we met halve wacht een heel eind met de stroom op Belgisch gebied waren gedreven en hadden moeite om met twee man tegen stroom op te roeien. Ook voeren we langs mosselvissers van Bruinisse en overal uit Zeeland, die op en af de Schelde voeren. Juist op de Scheldedijk, precies op de grensscheiding, hadden we een schilderhuisje dat niet rechtop stond, maar op de grond lag. We konden dan naast elkander liggen op stro en we hadden voor ons een bos stro waar ons geweer en wij met onze armen op konden liggen. In tussen lagen we lekker warm opgesteld en hadden een ruim vergezicht over de Scheldedijk, Schelde en bouwland. Om 5 uur toen ik gereed stond af te gaan lopen, kwam een reservemannetje van de wacht met het bericht dat Wandel zich nog diezelfde avond moest melden in Hulst. Ik ging dan ook direct op stap, kwam om 6 uur in de Prosperpolder, waar ik van sergeant Willemsen vernam dat een ordonnans 20
(hulpje van een officier te velde) vanuit Hulst naar de Prosperpolder bericht had gebracht dat verschillende manschappen zich die avond nog in Hulst moesten melden, voor verlof dat door Hare Majesteit aan ons, op verzoek, per telegram was verleend. Toen ik gegeten had, ging ik naar boer Ferket, vroeg diens fiets, kreeg die en reed naar Hulst, waar ik om 8 uur in de avond aankwam. Bij aankomst meldde ik mij op het bureau waar mij het vervoerbewijs voor twee dagen verlof werd verleend.
hen mee te varen, zodat we wat minder arm in Hansweert zouden aankomen. Ruim drie uur hebben we gevaren en toen zagen we eindelijk de vaste wal. Toen naar Vlake per tram en vervolgens konden we binnen enkele minuten per trein naar Bergen op Zoom vertrekken. Daar aangekomen stapten we uit en met een looppas zat ik in de gereedstaande trein naar Tholen en zo verder de lange weg naar Nieuwerkerk. Omstreeks half negen stond de tram stil op ons dorpje, tegenover de bewaarschool en ik stapte uit. Niemand thuis wist iets af van mijn thuiskomst. Zodra de mensen mijn naam uitriepen werd mijn zus Neeltje wakker geschud en in minder dan geen tijd lag ze met beide armen om mijn hals. Toen ik na enige ogenblikken thuis kwam, bemerkte ik nog dat mijn moeder in spanning was en in minder dan geen tijd lag ik aan haar borst, blij elkaar weer te zien, drukte vader de hand en groette broers en zusters, op recht hartelijke wijze. Wat een blijdschap na zo’n lange tijd weer in de huiselijke kring te mogen zijn. Veel moest worden verteld en het duurde dan ook heel lang en het was al zondagmorgen toen we pas onder de wol gingen om eens lekker te slapen in een heerlijk bed.
7 november 1914 Het is mistig vanmorgen en menig verlofganger vraagt zich af of de boot wel zal varen. De stoomtram Hulst - Walsoorden staat gereed en we stappen dan ook zo vlug mogelijk in. Binnen een goed half uur staan we op de steiger te Walsoorden. De provinciale boot is niet aanwezig en het zal nog lang duren voor we naar de overkant kunnen varen. We vroegen aan een schipper om ons over te steken, liefst niet te duur en daar er veel vluchtelingen waren, vroegen we
Paardenkamp (buiten de wallen bij de Graauwse Poort?). 21
8 november 1914
avond sprak en marcheerden af naar onze grenswacht. In Nieuw-Namen ontmoetten we onze wachtcommandant sergeant Willemsen en om 12 uur kwamen we gezamenlijk aan. Alles was nog hetzelfde. We kropen dan ook maar weer op de dorsvloer in het stro en konden nog een uur uitrusten om straks om 1 uur met een wachtje te vertrekken naar de Hedwigepolder. Van 2-5 uur kwam ik met Steendijk op dubbelpost. De uren gingen vlug om, want we hadden elkaar veel te vertellen. Juist toen we afgelost werden, zag ik Fierens komen met het bericht dat hij mij kwam aflossen, omdat ik mij direct moest melden bij de wachtcommandant, sergeant Willemsen, in de Prosperpolder. Om 6 uur meldde ik mij, waar ik de order kreeg mij klaar te maken om te vertrekken naar Nieuw-Namen; veldtenue met rol en deken achter de klep van het ransel. Ik drukte allen de hand en vertrok door de stikdonkere avond naar Nieuw-Namen, waar ik mij meldde bij luitenant Tanuwa, die mij tegelijk opdracht gaf door te lopen naar Hulst. Ik gaf hem te kennen wat ik deze dag gedaan had en vroeg tegelijk hier te blijven maffen om dan morgen te vetrekken, wat mij door de telefoon vanuit Hulst werd toegestaan.
De zondag is op hartelijke wijze voorbij gegaan, te midden van huisgenoten, vrienden en bekenden. Zo’n dag gaat maar veel te vlug voorbij. Alle huisgenoten zijn vroeg uit de veren om bij mijn vertrek present te zijn. In gezelschap van mijn oudste broer stonden we gereed voor vertrek om per fiets naar Zierikzee te rijden en verder per boot naar Catse Veer om dan naar Goes te gaan en daar enige uren te vertoeven bij haar, die ook al 24 lange weken op mij wacht, maar ook niets af weet van mijn komst. Toen ik van allen afscheid had genomen, bemerkte ik dat moeder tranen in de ogen had, maar kon ik toch weer met blijmoedigheid vertrekken en wist ik mij veilig onder de hoede van de Almachtige Vader. In Goes nam ik afscheid van mijn broer en tegelijk belde ik aan bij mejuffrouw Marteijn in de Ganzepoortstraat, waar mijn Anna in betrekking was, en in minder dan geen tijd stonden we voor elkaar, blij elkaar weer te zien. Toen haar juffrouw ons beiden zo gelukkig zag, kreeg ze vanaf tien uur voormiddag tot namiddag twee uur vrij en konden we ons in elkaars nabijheid verheugen. We brachten ook nog een bezoek aan de familie Schippers, rijkskantonnier te Kloetinge en de rest onze tijd zaten we in de salon van mejuffrouw Marteijn, die ook blij scheen te zijn met de onverwachte ontmoeting. Jammer dat zulke ogenblikken zo kort zijn. Om 2 uur vertrok ik per trein naar Vlake in de hoop elkaar weer vlug te mogen ontmoeten en begroeten. Een laatste handwuiving vanuit de trein en zo ging ik weer op weg naar Hulst, waar ik alle manschappen terug vond. ’s Avonds kreeg ik te eten bij een bakker, waar ik meerdere keren op post had gestaan in de Bagijnestraat.
11 november 1914 Om zes uur vanmorgen stond ik gereed in te stappen in de diligence (postkar) naar Hulst. Mijn medereizigers, een heer en een dame spraken Frans, maar ook Vlaams; ik veronderstelde dat het Vlamingen waren. Om 8 uur stond ik op het bureau te wachten en het duurde een uur voor ik mij kon melden bij de sergeant-majoor. Daar ontving ik een reiswijzer naar Willemstad om overgeplaatst te worden naar Fort De Hel, waar ik ’s avonds om 9 uur aankwam.
10 november 1914
De foto’s bij dit artikel zijn ter beschikking gesteld door Ir. F.A.G. Baron Collot D’Escury, Baarn.
Om 8 uur van morgen stonden we klaar om te vertrekken naar de Prosperpolder. We hebben heerlijk in de school geslapen en hebben onze buik gevuld bij de bakker waarvan ik gisteren
Deel 3 van dit dagboek uit de periode van het verblijf van Wandel als soldaat-commies te Zuiddorpe, zal in een van de volgende Bulletins verschijnen.
22
OUDHEIDKUNDIGE KRING “DE VIER AMBACHTEN” TE HULST OPGERICHT 22 MAART 1928 SECRETARIAAT: Postbus 102, 4560 AC HULST, tel.nr. 0114-720146
Samenstelling bestuur en commissies BESTUUR OUDHEIDKUNDIGE KRING ‘DE VIER AMBACHTEN’ Dr. J.H.J. de Kort, Hulst, voorzitter M. Buise, Hulst, vice-voorzitter Drs. W.M. Verschraegen, Koewacht, secretaris R.G.A. van den Elshout, Hulst, penningmeester J. Bleijenberg, Axel Mevr. O. Gaglojeva, Hulst P. Hageman, Hulst F. Moubis, Hulst, tvs 2e penningmeester J. Rubbens, Hulst
DOELSTELLINGEN • de kennis van de volkskunde, taalkunde en oudheidkunde, kortom: van de geschiedenis en haar hulpwetenschappen van de vroegere Vier Ambachten en het Land van Saeftinghe te bevorderen en te verspreiden; • het zoveel mogelijk bijdragen tot het bewaren en herstellen van de nog aanwezige natuur- en cultuurmonumenten.
STICHTING MUSEUM ‘De Vier Ambachten’ (www.museumhulst.nl) P.C.J. Hageman (voorzitter) Mevr. L. Meijer (secretaris) R.G.A. van den Elshout (penningmeester) G.M.F. Hiel Mevr. J. Stam-Wartena E.M. Bogaert E. Groosman
ACTIVITEITEN • het doen inrichten en exploiteren van het museum ‘De Vier Ambachten’; • het beleggen van bijeenkomsten, over het werkgebied verspreid, waarop voordrachten worden gehouden door eigen leden of door deskundigen van elders over de geschiedenis van onze streek; • het uitgeven van een jaarboek e.d.; • het uitwisselen van publicaties met gelijkgerichte verenigingen en instellingen in binnen- en buitenland; • organiseren van excursies; • het inrichten en openstellen van een bibliotheek; • het instellen en activeren van commissies en werkgroepen betreffende de diverse onderdelen van de doelstellingen.
EXCURSIECOMMISSIE J. Rubbens (voorzitter) E.P.E.M. Kroes (secretaris) L. en mevr. M. Brems G.D.M. Hermans REDACTIECOMMISSIE Drs. W.M. Verschraegen (voorzitter en secretaris) R.G.A. van den Elshout Dr. J.H.J. de Kort
LIDMAATSCHAP De contributie bedraagt € 22,50 per kalenderjaar te voldoen door het afgeven van een incassomachtiging. Bij een eigen betaling wordt € 1.- kosten in rekening gebracht.
WERKGROEP ARCHEOLOGIE E.J.M. Bogaert W.A.A.M. Ivens P. Graaff Mevr. D. de Koning Mevr. H. Stam F. Verwaal M. Zwartelé
* Secretariaat Postbus 102 4560 AC HULST Tel.nr. 0114-720146 E-mail:
[email protected]
WERKGROEP GENEALOGIE F. Moubis (voorzitter) R.G.A. van den Elshout
* Financiële administratie, ledenadministratie en websitebeheer Postbus 102 4560 AC HULST E-mail:
[email protected]
BIBLIOTHEEK VAN DE OUDHEIDKUNDIGE KRING Postbus 102, 4560 AC HULST BIBLIOTHEEKCOMMISSIE: Dr. J.H.J. de Kort (voorzitter) Mevr. O. Gaglojeva
* Website en actuele informatie www.devierambachten.nl
Bezoekadres: Gemeentehuis, Grote Markt 21, Hulst (toegang via de Gemeentewinkel) Bezoektijden: in overleg. 23
24