BUILDING CONSERVATION ASSESSMENT OPSTANDINGSKERK, VOORBURG SUZAN BOSSELAAR | 1322435 | MARK RADSTAKE | 1303325 06-01-2011 | AR0015 | BUILDING CONSERVATION ASSESSMENT DOCENTEN: ROB VAN HEES | SILVIA NALDINI | WIDO QUIST
1
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 3 2. Beschrijving kerk 4 Vorm en ontwerp 5 Materialen en substantie 7 Gebruik en functie 8 Traditie, technieken en vakmanschap 9 Locatie en setting 11 Sfeer en gevoel 12 Vergelijking met andere kerken 13 3. Matrix 14 4. Algemene staat van conservering (MDDS) 15 5. Schade vloeren 17 Bakstenen vloer 18 Beschrijving 18 Diagnose 19 Advies 21 Linoleum vloer 22 Beschrijving 22 Geschiedenis linoleum 23 Originaliteit linoleum 24 Waardestelling linoleum 26 Diagnose 27 Advies 29 6. Waardestelling en advies 30 7. Literatuur en bronnen 32
Bijlage: Vergelijking met andere kerken Bijlage: MDDS rapport
2
INLEIDING Voor u ligt een rapport dat het resultaat is van een bouwkundig en historisch onderzoek naar de Opstandingskerk te Voorburg. Deze protestantse kerk uit de periode van de Wederopbouw is het werk van de architect Rein H. Fledderus. Het onderzoek gaat in op drie onderdelen. Ten eerste wordt gekeken naar de kerk en zijn context. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het ontwerp, de architect, materiaalgebruik, functie, de traditie van het Protestantisme, toegepaste technieken, de locatie en de sfeer van het gebouw. Aanvullend is een vergelijking getrokken met de andere kerken van dezelfde architect. Ten tweede wordt gekeken naar de algemene staat van conservering van de kerk. Met de software MDDS als hulpmiddel is gekeken naar de algemene bouwkundige staat van de kerk. Het derde onderdeel van het onderzoek is een specifiek onderzoek naar de staat van de vloeren in het gebouw. Het gaat hier om een bakstenen en een linoleum vloer. Schades aan deze vloeren zijn in kaart gebracht en gediagnostiseerd. Dit deel van het onderzoek wordt afgesloten met een advies. Het onderzoek wordt afgesloten met een algehele waardestelling van het gebouw en een advies waarin de genoemde onderdelen allemaal meewegen in het oordeel.
3
BESCHRIJVING KERK
4
VORM EN ONTWERP; DE ARCHITECT De architect van de Opstandingskerk is Rein H. Fledderus. Reinder Hermanus Fledderus werd in het jaar 1910 geboren in Amsterdam. Zijn vader was werkzaam bij een bouwbedrijf, Rein zelf wilde architect worden. Hij volgde opleiding tot architect, studeerde aan de MTS, HTS en de Vereniging voor Hogere Bouwkunst in Amsterdam. Ten tijde van zijn laatste opleiding werkt Fledderus bij het architectenbureau van Johannes Duiker (tot 1935). Daarna werkte hij enige tijd voor Ferdinand Jantzen, een architect die ontwerpen maakte voor diverse doeleinden, waaronder vele kerken in Amsterdam. In 1936, Fledderus was inmiddels getrouwd, verhuisde hij naar Voorburg, waar hij tot aan zijn dood bleef wonen. Fledderus heeft ook voor het architectenbureau van Jan Wils gewerkt, maar door een gebrek aan bouwprojecten moest Fledderus na het begin van de 2e Wereldoorlog bij het bureau weg. Kort daarna echter, in 1941, kon Fledderus als ontwerper aan de slag bij ASRO (Adviesbureau Stadsplan Rotterdam). Dit bureau, onder leiding van Willem Witteveen, hield zich in opdracht van het stadsbestuur van Rotterdam bezig met het maken van een plan voor de wederopbouw van het gebombardeerde Rotterdam. Dit plan werd echter pas in 1952 uitgevoerd. Zowel voor als na de oorlog, hield Fledderus zich naast zijn werkzaamheden bij de bureaus ook particulier bezig met opdrachten. In 1956 nam hij ontslag als ontwerper bij de gemeente Rotterdam, hoewel hij nog wel als adviseur aan de gemeente verbonden bleef. De jaren erna leidde hij twee bureaus, zijn eigen architectenbureau en een stedenbouwkundig bureau samen met Bart van Gent. In zijn leven is Fledderus andere werkzaam geweest als ontwerper (architect, stedenbouwkundige), uitvoerder en adviseur; hij voerde projecten met zijn eigen bureaus uit, maar werkte ook samen met andere bureaus. Zijn werken zijn eveneens divers, van studies naar ziekenhuizen tot ontwerpen voor kerken en van theaters tot woningen. Fledderus streefde naar de realisatie van ‘tijdloze’ architectuur, architectuur zonder bepalende stijlkenmerken die langer dan 50 jaar mee moest gaan. Zelf noemt Fledderus de Opstandingskerk in Voorburg als voorbeeld van deze tijdloze architectuur. Rein Fledderus overleed al in 1970, op 60-jarige leeftijd.
Afbeelding 1; Rein H. Fledderus
Afbeelding 3; Basisplan Rotterdam
Afbeelding 6; Irenehal, Jaarbeurs Utrecht
Afbeelding 7; het Zonnehuis, Vlaardingen
Afbeelding 2; De Doelen, Rotterdam
Afbeelding 4; Raadhuis Benthuizen
Afbeelding 8; Woningbouwcomplexen, Utrecht
Afbeelding 5; De Doelen, Rotterdam
Afbeelding 9; Woonwijk ‘Brabant’, Spijkenisse
5
VORM EN ONTWERP; HET GEBOUW Het complex is ontworpen rondom een binnenhof; de ruimtes zijn hieromheen geplaatst, geïnspireerd op een christelijke kerk in Doura-Europos van het begin van onze jaartelling (Van den Heuvel, 1965). De grote kerkzaal ligt in het verlengde van de entreehal en is ervan gescheiden door een open gang die over heel de lengte van het gebouw loopt. De kerkzaal heeft zitplaatsen op een eerste verdieping, de overige delen hebben één enkele verdieping. De lange gang geeft toegang tot alle ruimtes, op de Johanneskapel na. Deze kapel is de meest intieme (en meest donkere) ruimte van het gebouw. In het gebouw zijn vrijwel alleen rechthoekige ruimtes geplaatst. De Johanneskapel is de enige ruimte waar ronde vormen zijn toegepast, een koepel en een halfronde uitbouw. Enkele jaren na de bouw is er een verbinding gemaakt met de naastgelegen verzorgingsflat door middel van een gang parallel aan de lange gang. De gang loopt van een zijingang door tot aan de deur van een berging. Qua ligging ten opzichte van de ingang is de grote kerkzaal het centrale deel, qua positionering van ruimtes is de hof het centrum. De hof is omgeven door vrijwel alleen ramen over de hoogte van een verdieping; de hof kan dus vanuit de omringende ruimten steeds gezien worden. De hof is opgeleverd als vrijwel geheel bestrate binnenplaats, vandaag de dag staan er ook nog enkele struiken/bomen. De daken van de ruimtes, afgezien van de kerkzaal, rond de hof lopen schuin af (naar de hof), zodat de hof relatief lager is en meer zonlicht krijgt. Van buiten heeft de kerk een duidelijke voor- en achterzijde. Een lange oprit leidt tot de ingang, een dicht gedeelte in de voorgevel temidden van veel hoge ramen. De zijgevel is ontworpen met veel kleine ramen, terwijl de achtergevel vrijwel verstoken is van ramen. De Opstandingskerk is van buitenaf niet direct als kerk herkenbaar, zoals de dorpskerk in Voorburg dat wel is. Dat soort kerken als de dorpskerk, gebouwd in de Middeleeuwen, bestond vaak uit 1 kerkzaal. Eventueel was daar nog een aparte ruimte aan vast of waren er nissen met kapelletjes. Bij de kerkenbouw in de tijd van de Opstandingskerk (grofweg de 20ste eeuw) bestond een kerk niet meer alleen uit een kerkgebouw en een kerkenraadskamer. De kerk werd een sociaal ontmoetingspunt voor de hele gemeente. Hoewel de kerkzaal over het algemeen nog, letterlijk, uitstak boven de andere gebouwdelen, kwamen er ook ruimtes voor ouderen, jongeren, voor gemeentevergaderingen, voor toneelgroepen en dergelijke. De kerk was niet alleen meer een plaats voor een kerkdienst op zondag, maar een centrum voor veel meer (ook doordeweekse) activiteiten. De Opstandingskerk is, net als de andere door Fledderus ontworpen kerken en veel kerken uit die tijd, eveneens een voorbeeld van een kerk als een soort buurtcentrum.
Afbeelding 11; plattegrond kerkje Doura-Europos
Afbeelding 12; doorsneden Opstandingskerk Afbeelding 10; plattegrond en omgeving Opstandingskerk
6
MATERIALEN EN SUBSTANTIE Qua materiaalgebruik en detaillering is het complex sober, met weinig decoratie. Het beperkte beschikbare budget noopte tot simpele vormen en goedkope materialen; erg veel geld was er niet, maar de groei van Voorburg maakte de bouw van een nieuwe kerk noodzakelijk. Door het weinige beschikbare geld hebben de gemeenteleden met acties een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de bouw van de kerk (inventarisstukken 609 en 610). Baksteen is veelvuldig toegepast, zowel voor wanden als voor vloeren. Dit veelvuldig gebruik van baksteen is normaal in Nederland; normaal al enige eeuwen geleden, nu nog steeds en in de jaren ’60 eveneens. Baksteenmotieven werden door de Amsterdamse Schoolarchitecten toegepast, in de kerken van Fledderus zijn deze motieven eveneens terug te vinden. Overigens heeft Fledderus ook in zijn ontwerp voor De Doelen in Rotterdam uitgestoken bakstenen toegepast. Er zijn veel tweederangs bakstenen gebruikt, bakstenen die over het algemeen verkeerd zijn gebakken, zodat er een zwart laagje op zit. Door middel van het laten uitsteken van stenen, is er dieptewerking gecreëerd bij sommige wanden. Deze toepassing van baksteen is aan de ene kant een verrijking van het beeld van de ruimte, aan de andere kant geeft het ook aan dat er vakmanschap nodig was om op deze manier de muren te metselen. Enerzijds ademt het interieur jaren ’60: sober, simpel, weinig decoratie. Aan de andere kant is het sobere interieur kenmerkend voor de protestantisme in Nederland, benadrukt door de Beeldenstorm uit 1566. De Johanneskapel echter wijkt af van de rest van het gebouw. Sowieso door de aanwezigheid van ronde vormen (halfronde uitbouw en koepel), maar ook door de aanwezigheid van drie gebrandschilderde ramen en door de verschillende kleuren glas die in de koepel zijn gebruikt. Deze kapel wijkt qua sfeer (enigszins mystiek en sereen), hoewel dat niet feitelijk vast te stellen is, af van de andere ruimten in de kerk. In de protestantse kerkenbouw (ook in de jaren ’60) is een tweede kerkzaal(tje) in het kerkgebouw niet gebruikelijk; in de rooms katholieke kerkbouw daarentegen wel, als bijvoorbeeld dagkerk of doopkapel. Overigens was de Johanneskapel eerst als ruimte voor avondmaal direct verbonden aan de grote kerkzaal, maar na bezwaren van de bouwcommissie is de huidige situatie daaruit voortgekomen (Fledderus, 1966). Nu is de Johanneskapel als tweede kerkzaal uniek in de ontwerpen voor kerken van Fledderus alsmede bijzonder voor de protestantse kerkenbouw in Nederland in die tijd. Naast baksteen (voor vloer, wand en draagconstructie) zijn er nog diverse andere materialen toegepast in de kerk: linoleum (vloer), hout (vloer, kozijnen, afwerking, banken), staal (kolommen), koper (dakbedekking), bitumen/mastiek (dakbedekking), beton (draagconstructie). Geen van deze materialen waren nieuw in de tijd van bouwen, er zijn ook geen inventieve bouwmethoden toegepast. In het geheel zijn de materialen in harmonie met elkaar, van de bakstenen muren tot de roze gordijnen. Een materiaal dat er toch wel uitspringt is koper; het is dan ook niet verwonderlijk dat koper toegepast is bij de aparte ronde vormen in het gebouw. De toepassing van de materialen is over het algemeen ‘onpartijdig’ in die zin, dat een bepaalde functie niet aan een bepaalde ruimte toebehoort door het materiaalgebruik alleen. Het materiaalgebruik verschilt niet duidelijk per ruimte.
7
GEBRUIK EN FUNCTIE In gebruik is de Opstandingskerk multifunctioneel, er zijn diverse ruimtes voor diverse doeleinden. 1. Entreehal: ingang en ontmoetingsplaats van de gemeente 2. Kerkzaal: zaal voor de kerkdiensten 3. Gemeentezaal: kinderkerk, vergaderingen, gebruik door derden (voor voorstellingen bijvoorbeeld); zaal ligt verdiept ten opzichten van het maaiveld 4. Johanneskapel: intieme kerkdiensten, gebedsgroep, avonddiensten, trouw- en rouwplechtigheden. 5. Soosruimte: voor jeugdkerk en aanverwante activiteiten. 6. Crècheruimte: voor kleine kinderen tijdens kerkdiensten 7. Kerkenraadskamer: kerkenraadsvergaderingen, samenkomst voor de kerkdienst van predikant en ambtsdragers 8. Garderobe, toiletten en keuken: dienende ruimten, bij elkaar geplaatst. De diverse ruimtes zijn apart van elkaar te gebruiken, alleen de Johanneskapel kan slechts via een andere ruimte bereikt worden. De zalen kunnen gebruikt worden voor zowel kerkelijke als niet kerkelijke doelen. De bovenstaande twee punten maken het voor eventuele nieuwe functies in de toekomst aantrekkelijk. De kerkzaal bijvoorbeeld is gebouwd als ruimte voor het houden van kerkdiensten. Dit is ook te zien aan de liturgische voorwerpen die in de zaal zijn geplaatst, zoals kansel, kruis, paaskaars en avondmaalstafel. Als deze voorwerpen echter uit de zaal verwijderd worden, verwijst eigenlijk niets meer naar een kerkzaal. Er kunnen bijvoorbeeld concerten gehouden worden of de ruimte kan onderverdeeld worden in verschillende ruimtes. Dit bovengenoemde hangt samen met de kerkenbouw in de jaren ’50 en ’60, waarbij een kerk een soort samenkomstcentrum werd. Overigens zijn de multifunctionele ruimtes die in de Opstandingskerk toegepast zijn, vandaag de dag ook weer actueel met het zogenaamde ‘flexibel’ bouwen: dusdanig bouwen dat een ruimte of gebouw in de toekomst eventueel voor een andere functie gebruikt kan worden.
4
2
5
3
Afbeelding 13; plattegrond Opstandingskerk
1
8 8
7
6
8
TRADITIE, TECHNIEKEN EN VAKMANSCHAP TRADITIE Nederland kent een lange geschiedenis van Protestantse kerken. Voor een lange tijd verschilde de protestantse kerkgebouwen niet veel van de Katholieke kerkgebouwen. Ze verschilden vooral in de manier van gebruik/indeling en hun symbolen. Een keerpunt is te zien in de Wederopbouw. In 1946 publiceerde de architect Karel L. Sijmons een boek getiteld ‘Het Protestantse Kerkgebouw’. Dit boek behandeld het restaureren van gebouwen maar zoekt ook naar een nieuwe architectuur voor Protestantse kerkgebouwen. Hiermee werd het startsein gegeven voor een nieuwe traditie van architectuur die erg divers was (Nevsgodin, 2008). De kerk schreef geen specifiek gebouw of ontwerp voor maar gaf alleen richtlijnen. De architect moest gerespecteerd worden. Omdat de architectuur zo divers werd, werden ook de symbolen van het Protestantisme belangrijker. Zij gaven immers aan om wat voor gebouw het ging. De traditie van het Protestantisme, zou je kunnen zeggen, zit dus meer in de symbolen dan in de gebouwen zelf. In de Opstandingskerk in Voorburg zijn deze symbolen ook terug te vinden. Het gebouw zelf past in de traditie van diversiteit van de Wederopbouw; het is niet een uitgesproken kerkgebouw. Daarmee zijn de symbolen erg belangrijk geworden om het gebouw identiteit te geven. De symbolen: - Het altaar, om de liturgie te vieren en religieuze symbolen tentoon te stellen. - De preekstoel, om de Heilige Geschriften voor te lezen en gewicht te geven en om tot de mensen te spreken. - Het doopvont, om het Dopen te vieren en nieuwe leden te verwelkomen in de kerk. - Het orgel, om saamhorigheid te creëren door te zingen en bidden. Daarnaast is het een kunstobject. - De kunst, als communicatiemiddel van symbolische betekenissen maar vooral als versiering. - Het licht, als symbool voor de aanwezigheid van God en spiritualiteit. In de traditie van het Protestantisme is dit gebouw niet uitzonderlijk of bijzonder. Als men de symbolen uit het gebouw zou halen is het gebouw niet van dusdanige architectuur dat dit gebouw doet opvallen tussen alle andere Protestantse kerken die in de Wederopbouw zijn gebouwd. Het is veel meer de taal van de architect zelf die heeft bepaald hoe de kerk eruit ziet dan een Protestantse traditie. De vraag is daaarom ook meer of een gebouw van Fledderus uit die tijd waardevol is, dan of het gebouw in de traditie van het Protestantisme waardevol is.
9
TRADITIE, TECHNIEKEN EN VAKMANSCHAP TECHNIEKEN EN VAKMANSCHAP Bij het bouwen van de Opstandingskerk zijn verschillende technieken gebruikt. De opvallendste zijn het metselwerk en het gebruik van glas in lood. Zoals eerder gezegd bestaat het grootste deel van het gebouw uit metselwerk. Dit is een keuze met vooral een economische reden. De tweede keuze bakstenen zijn niet bewust in een bepaald verband gemetseld, aangezien er dan lijnwerking in de wanden zou optreden, wat vooral in de wand achter de preekstoel hinderlijk zou zijn. (Van Heuvel, 1965) Wat opvallend is aan het metselwerk in deze kerk is dat er verschillende decoratieve reliëfs zijn toegepast. Een aantal van deze reliëfs draagt ook bij aan de akoestiek van de ruimtes. In de Johanneskapel is dit bijvoorbeeld gedaan door holtes open te laten en die te vullen met steenwol. In andere ruimtes is alleen een reliëf toegepast. Fledderus past vaker motieven toe in de wanden. In De Doelen in Rotterdam en de Ontmoetingskerk in Waddinxveen gebruikte hij hetzelfde motief als in de kerkzaal van de Opstandingskerk. De decoraties in het metselwerk zijn erg vakkundig aangebracht en geven het ogenschijnlijk simpele metselwerk meerwaarde doordat de expressie en de visie van de architect erin zijn terug te vinden.
Het glas in lood in de kerk is tijdens de bouw alleen toegepast in de Johanneskapel. Drie vierkante ramen bevatten hier kleurrijke motieven op gebrandschilderd glas. Ze zijn in interne opdracht gemaakt naar de ideeën van Fledderus. De afbeeldingen hebben de thema’s; Mozes (het oude Verbond), de drie koningen (het nieuwe Verbond) en het leven door de Geest. De glas-in-lood ramen dragen bij aan de functie en de uitstraling van het gebouw als kerk. Bijzonder aan het glas-in-lood in deze kerk is de periode waarin het is gemaakt. Na de oorlog, vanaf 1945 tot 1968, bevond deze kunstvorm zich namelijk in een ongekende opbloei. Deze zogenaamde monumentale kunst werd in de naoorlogse periode door veel kunstenaars gemaakt. De kunstenaars wilden zich inzetten voor de gemeenschap door de vervaardiging van kunst in openbare gebouwen. Enerzijds was dit om de kloof tussen de kunst en het publiek kleiner te maken, anderzijds was dit om te participeren in het naoorlogse saamhorigheidsgevoel. Omdat ze kunst in publieke gebouwen wilden vervaardigen gingen deze kunstenaars veel met architecten samenwerken (Hoogveld, 1989). Doordat tegen het einde van de jaren zestig steeds minder kerken werden gebouwd en gemeenschapskunst steeds meer als een utopie werd gezien, werd er ook steeds minder glas-in-lood toegepast en stapten kunstenaars over op andere vormen van kunst. De gebrandschilderde ramen in de Opstandingskerk komen dus, zo zou men kunnen zeggen, uit de laatste periode dat deze kunstvorm een opbloei had. Bijzonder hierbij is dat de architect zelf de ontwerpen heeft gemaakt, waarmee de architect zelf de kunstenaar is geworden. Hiermee zijn de ramen dan ook onlosmakelijk verbonden met de kerk en absoluut waardeverhogend.
Afbeelding 14; Mozes
Afbeelding 15; de drie koningen
Afbeelding 16; het leven door de Geest
10
LOCATIE EN SETTING De opstandingskerk staat in een naoorlogse wijk van Voorburg, een verstedelijkt dorp, grenzend aan Den Haag. Toen het inwoneraantal van Voorburg exponentieel groeide in de eerste helft van de laatste eeuw, werden er uit noodzaak een aantal nieuwe wijken gebouwd. Doordat de bestaande kerken hierdoor te ver van de nieuwe woningen lagen, ontstond er een natuurlijke behoefte aan nieuwe kerken. Hierom bood de gemeente, in het geval van de wijk rondom de Opstandingskerk, een stuk land van 1800 vierkante meter te koop aan voor een multifunctionele bestemming. Een rusthuis, school en kerk werden opgenomen in het bestemmingsplan. Opvallend hierbij is dat de kerk eerst is gebouwd en dat daarna de wijk pas is gebouwd. Historisch gezien is dit niet erg bijzonder. Na de oorlog zijn er volgens berekeningen van de Prof. Dr. G. van der Leeuw Stichting, 1564 kerken en kapellen gebouwd, veelal in uitbreidingswijken voor vergelijkbare motieven. (Nevsgodin, 2008) Vaak werden deze kerken gebouwd als middelpunt (landmark) van een wijk. Eerst werd de kerk gebouwd op een strategische plaats, waarna de rest van de wijk eromheen werd gebouwd. Als we de Opstandingskerk vergelijken met de andere drie kerken die Fledderus heeft ontworpen, zien we dat ze allemaal als een van de eerste gebouwen in een nieuwe wijk zijn gebouwd. De omgeving van de kerk is erg groen, ruimtelijk en er is veel water. De ingang ligt een aantal tientallen meters terug ten opzichte van de weg en een soort plein leidt de bezoeker naar de ingang. Aan de rechterkant wordt dit plein begrensd door groen en water en aan de linkerkant door gebouwen. Een smal paadje leidt rondom de kerk, langs het water en het groen, naar achteren, waar het een verbinding maakt met de huizen die daar zijn gesitueerd. Daar waar de rechterkant van de kerk wordt begrensd door veel ruimte, groen en water, wordt de linkerkant van het gebouw begrensd door een afgesloten privétuin van een verzorgingstehuis dat tevens aan die kant ligt. De kerk maakt op verschillende manieren een connectie met zijn omgeving. De voorkant is vrijwel geheel open en geeft daarmee een verbinding met het plein voor de kerk. Aan de rechterzijkant zijn in een groot vlak kleinere, vierkante ramen aangebracht die de jeugdsoos een uitzicht biedt op het groen en het water. De overige ramen bieden vooral lichtinval en niet zozeer een zicht op de omgeving. Opvallend is dat de buitengevel veel minder open is dan de gevel van de hof. De gevel van de hof is vrijwel geheel open en biedt hiermee de meeste lichtinval in alle ruimtes, behalve die aan de voorgevel. Doordat de hof zo open is vergeleken met de buitengevel wordt ook bereikt dat het gebouw veel meer in zichtzelf is gekeerd dan dat het een relatie legt met zijn mooie omgeving. Sociaal gezien draagt de locatie bij aan de waarde van de kerk. Omdat de kerk is verbonden met een rusthuis, kunnen de mensen die hier wonen de kerk gemakkelijk bezoeken. En omdat tegenwoordig vooral oudere mensen de kerk bezoeken, draagt dit bij aan de waarde van de kerk. De vraag is dan wel, wat de toekomst van de kerk is en of het zijn sociale waarde zal behouden in een tijd dat het aantal kerkbezoekers nog steeds afneemt. Als het gebouw in de toekomst niet meer als kerkgebouw nodig is, is het de vraag of het gebouw nog kan functioneren als buurtvoorziening alleen of op een andere manier. Er zijn in Nederland maar erg weinig voorbeelden van kerkgebouwen uit de Wederopbouw die een nieuwe functie hebben gekregen. Vaak blijkt dat de gebouwen niet geschikt zijn voor een andere functie en uiteindelijk worden gesloopt. De grond waarop de kerk staat is in economische zin waarschijnlijk meer waard dan het gebouw zelf. Het gaat dan ook meer om een emotionele waarde van de voormalige gebruikers en het stedenbouwkundig beeld waar de kerk deel van uitmaakt.
11
SFEER EN GEVOEL Als men voor het eerst aankomt bij de kerk en ervoor gaat staan, zijn er niet veel symbolen en herkenningspunten die de functie van het gebouw verraden. Als er geen portaal of kerkklok was, zou het gebouw eruit zien als een doorsnee jaren zestig gebouw dat elke functie zou kunnen huisvesten. Eigenlijk verraadt alleen de koepel aan de achterkant een bijzondere functie. De sfeer van dit gebouw is aan de buitenkant dan ook niet erg expressief en wat sober. Opvallend is echter de vergelijking met een ander project van Fledderus dat hij tien jaar eerder, in 1955, samen met architect L. Roggeveen ontwierp; het Raadhuis te Benthuizen. Dit gebouw is ook in de wederopbouw gebouwd, maar is in zijn expressie zeer duidelijk een raadhuis en volgt hiermee duidelijk een traditie. Dit in tegenstelling tot de Opstandingskerk waar duidelijk naar een nieuwe typologie wordt gezocht. Het artistieke gevoel van de binnenkant van de kerk is eveneens wat koud en sober. Dit komt vooral door de stenen materialisatie van het gebouw (metselwerk en beton). Opvallend is dat Fledderus het gebruikte rode baksteen zelf als een kleurrijk en levendig materiaal beschouwd dat huiselijkheid ademt. Dit is de voornaamste reden waarom hij het materiaal in zijn project ‘Het Zonnehuis’ te Vlaardingen heeft gebruikt. In dit project gebruikte hij het materiaal om af te komen van het ziekenhuis-imago van rusthuizen (Baksteen, 1973). Deze levendigheid waar Fledderus over praat is wel terug te vinden in de kerk. De architect heeft veel met licht en reliëf gespeeld en daardoor wordt de sobere expressie van de materialen interessanter. Vooral de Johanneskapel heeft een mooie intieme en plezierige sfeer. Dit komt door de kleinere schaal van deze ruimte, maar belangrijker nog door het gebruik van kleur, wat zeldzaam is in dit gebouw. Omdat de schaal van het gebouw niet zo groot is en de ruimtes rondom een hof zijn geplaatst is het gevoel van het gebouw intiem. Hoewel er door het binnenhof vooral in de kleinere ruimtes een intieme sfeer ontstaat, voelen de grote zaal en het exterieur wat koud en sober aan. Het exterieur heeft daarnaast een wat onbestemde uitdrukking. De artistieke waarde van het gevoel van het gebouw is dan ook niet al te hoog. Alles aan dit gebouw verraadt haar leeftijd. Het ademt jaren ’60. Maar waarom herkennen we dit meteen? Na de oorlog was er niet veel geld om te bouwen. Daarom werden sobere en goedkope materialen gebruikt en waren de gebouwen simpeler en minder expressief. Dit zien we ook terug in de Opstandingskerk en vormt daarmee de reden waarom we het meteen kunnen dateren. Dit gebouw is een goed voorbeeld van het gevoel uit die tijd. Zelfs de lampen, vloeren en gordijnen uit die tijd zijn nog aanwezig; het gebouw is grotendeels in originele staat. Hierdoor kunnen we nog steeds de jaren zestig voelen in dit gebouw en daardoor kan het historisch gevoel als waardevol worden gezien.
12
VERGELIJKING MET ANDERE KERKEN Zoals gezegd heeft Fledderus 4 kerken op zijn naam staan. Deze zijn: Michaëlkerk te Spijkenisse (1963) Opstandingskerk te Voorburg (1964) Antwoordkerk te Hoogvliet (1964) Ontmoetingskerk te Waddinxveen (1969) Een uitgebreide vergelijking in woord en beeld is bijgevoegd als bijlage. Hierna volgt hiervan een korte samenvatting. De Opstandingskerk is een typische Fledderuskerk, qua vorm en gebruikte materialen is de kerk niet uniek. Wel is deze kerk de enige ontworpen door Fledderus die nog in (nagenoeg) originele staat is, alhoewel de kerken in Waddinxveen en Hoogvliet ook weinig veranderd zijn. De ingrepen in die kerken zijn echter niet dusdanig dat deze afbreuk doen aan de originele staat ervan. De Opstandingskerk is overigens de kerk die met de meest laagwaardige materiaalkwaliteit is opgebouwd; bij de Ontmoetingskerk in Waddinxveen zijn bijvoorbeeld bakstenen gebruikt met aanzienlijk betere kwaliteit, deze kerk is ook goed onderhouden.
OPSTANDINGSKERK, VOORBURG (1964)
ONTMOETINGSKERK, WADDINXVEEN (1969)
MICHAËLKERK, SPIJKENISSE (1963)
ANTWOORDKERK, HOOGVLIET (1964)
13
MATRIX VAN WAARDE artistiek
historisch
sociaal
wetenschappelijk
vorm en ontwerp materialen en substantie gebruik en functie traditie, technieken en vakmanschap locatie en setting sfeer en gevoel
De zes aspecten die we hebben behandeld komen uit ‘The Nara Document on Authenticity’ dat werd opgesteld tijdens de ‘Nara Conference on Authenticity in Relation to the World Heritage Convention’ dat werd gehouden in Nara, Japan in november 1994. Dit vertaalt zich naar de bovenstaande matrix waarin deze zes aspecten worden onderverdeeld in vier dimensies. Gekeken wordt naar de artistieke, historische, sociale en wetenschappelijke waarde van de zes aspecten. Aan de hand van het voorgaande is bepaald welke aspecten in welke dimensies van waarde zijn. De bovenstaande matrix is hiervan het resultaat. VORM EN ONTWERP Het ontwerp van de Opstandingskerk is geen exemplarisch voorbeeld van een Protestantse kerk uit de Wederopbouw. Historisch gezien is het hiermee niet duidelijk waardevol te noemen. Alhoewel het niet het meest bijzondere werk van Fledderus is, is het ontwerp van het gebouw artistiek gezien wel waardevol te noemen. MATERIALEN EN SUBSTANTIE De gebruikte materialen zijn op zich niet bijzonder (behalve dan de wkwaliteit van de baksteen). Wat wel bijzonder is te noemen is de manier van toepassing van de materialen in artistiek opzicht. GEBRUIK EN FUNCTIE Het gebruik van het gebouw is in sociaal opzicht waardevol te noemen, omdat het gebouw niet alleen als kerk functioneerd maar ook als een buurtcentrum. TRADITIE, TECHNIEKEN EN VAKMANSCHAP De symbolen en de gebruikte technieken zijn artistiek waardevol te noemen. Het glas-in-lood is daarnaast in historisch opzicht waardevol. Het gebruik van het reliëf in het metselwerk is samen met TNO ontwikkeld en daarmee innovatief te noemen. LOCATIE EN SETTING De omgeving van de kerk is mooi en, doordat er een verzorgingstehuis naast het gebouw is gesitueerd, sociaal waardevol. SFEER EN GEVOEL De originele staat van de meeste onderdelen van de kerk geeft de sfeer een historische waarde.
14
ALGEMENE STAAT VAN CONSERVERING (MDDS)
15
MDDS Als onderdeel van het onderzoek is de software MDDS gebruikt om de algemene staat van conservering en de schades op een systematische manier in kaart te brengen. Het volledige rapport van dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage. De algemene staat van conservering is goed. Er zijn echter genoeg schades te vinden. Vooral de houten kozijnen aan de voorzijde van de kerk zijn in slechte staat. Er is hier sprake van een vochtprobleem waardoor delen van het hout zijn verrot. Daarnaast zijn er een aantal scheuren in het metselwerk in zowel het exterieur als het interieur te vinden. Vermoedelijk zijn deze scheuren het gevolg van zettingen en andere constructieve problemen. De stalen constructie aan de voorzijde bevat wat roestplekken als gevolg van achterstallig onderhoud in het schilderwerk. Het beton is in goede staat met enkel wat gebruiksporen. De glas-in-lood ramen zijn ten prooi gevallen aan vandalisten waardoor ze wat gaten hebben. De vloeren zijn op gebruiksporen en een aantal scheuren in goede staat. Al met al zijn er geen onoverkomelijke schades te ontdekken. Met kleine ingrepen is de kerk in bouwkundig goede staat te brengen.
16
SCHADE VLOEREN
17
BAKSTENEN VLOER
BESCHRIJVING Het grootste gedeelte van de kerk bestaat uit baksteen. Niet alleen de wanden maar ook de vloeren zijn gemetseld. Het grootste deel lijkt in goede staat te verkeren, een paar kleine gaten en beschadigingen door verwijderen van banken daargelaten. Er is echter een plek waar duidelijk wel schade aan de vloer te zien is. Het betreft de overgang van de entreehal naar de onderdoorgang onder de betonnen constructie. Hier zitten duidelijke scheuren in de vloer die parallel lopen aan deze overgang. Stukken baksteen lijken hier los te raken aan het oppervlak waardoor soms diepe V-vormige geulen ontstaan. Opvallend is dat het gedeelte van de vloer waarin de scheuren voorkomen iets hellend loopt in plaats van vlak zoals de rest van de vloer. Ook valt op dat de bakstenen op dit hellend vlak een net iets andere kleur hebben dan de overige stenen.
18
DIAGNOSE Het is zeer waarschijnlijk dat het hellend gedeelte van de vloer waar de scheuren zich in bevinden later is aangebracht dan de rest van de vloer. Dit is gebaseerd op twee dingen: Ten eerste op het feit dat dit gedeelte van de vloer een andere kleur heeft dan de rest van de vloer en ten tweede op het feit dat er een klein gedeelte is waar dit hellend gedeelte niet voorkomt en er hiervoor in de plaats een klein hoogteverschil is. Hoogstwaarschijnlijk was er dus een klein hoogteverschil van een paar centimer tussen de vloer onder de onderdoorgang en de omliggende vloeren. Dit zal een architectonische keuze zijn geweest of eventueel een fout in de hoogte van de funderingsbalken tussen de verschillende vloeren, maar dit laatste lijkt onwaarschijnlijk. Het is goed voor te stellen dat dit kleine hoogteverschil zodanig onhandig en letterlijk een struikelblok was dat op een later tijdstip dan de bouw is besloten een nieuw stuk hellende vloer aan te leggen. De hypothese is dat de scheuren in het nieuwe stuk vloer zijn ontstaan door de thermische werking van de vloeren ten opzichte van elkaar. In de tekening van de fundering kunnen we zien dat de vloeren los van elkaar zijn gefundeerd met daartussen een dilatatie (zie afbeelding 17). In het kleine stukje originele situatie dat nog over is gebleven is te zien dat er een grote dilatatie tussen de verschillende vloeren aanwezig was. Dit om de uitzetting van de beide vloeren op te kunnen vangen. Bij de nieuwe vloer is te zien dat deze dilatatie een stuk kleiner gedimensioneerd is. In een van de scheuren is zelfs te zien dat de onderkant van de steen nog steeds iets tegen het originele voegmateriaal van de dilatatie ligt. Dit materiaal is echter zo uitgedroogd dat het de uitzetting van de vloer niet meer kan opvangen. Dat betekent dat waar de dilatatie in de originele situatie de uitzetting nog kon opvangen, de vloer nu vast ligt tegen de andere vloer. Omdat de onderkant van de vloer ten tijde van uitzetting niet meer in het elastische materiaal van de dilatatie kan bewegen en de bovenkant nog wel, willen de schuin liggende stenen in harmonica-vorm omhoog knikken zoals twee auto’s in een kettingbotsing. Omdat de stenen vast liggen in cement kunnen ze dit niet, maar de spanning in het materiaal wordt aan het oppervlak zodanig hoog, dat er stukken steen afspringen.
afbeelding 17; funderingstekening
19
dilatatie
oorspronkelijke situatie dilatatie
nieuwe situatie dilatatie
uitzetting
werking
schade
20
ADVIES Er zijn verschillende opties ter afweging om deze vloer te conserveren. Omdat de vloer zodanig scheuren vertoont dat dit niet alleen estethisch onwenselijk is maar ook gevaarlijke situaties kan opleveren in verband met struikelgevaar, is de huidige situatie niet te handhaven. Als er geen actie wordt ondernomen zal de schade bovendien hoogstwaarschijnlijk alleen maar groter worden. Er zijn dan nog twee opties over: het repareren van de gebroken stenen of het vervangen van het stuk vloer. Het repareren van de gebroken stenen met een soort vuller is mogelijk, waarmee het probleem esthetisch is opgelost. Dit is waarschijnlijk de goedkoopste optie maar het feitelijke probleem is hier echter niet mee opgelost. Dezelfde uitzetting met de daarbij behorende scheurvorming zal blijven doorgaan en dezelfde problemen opleveren. Deze optie is dan ook af te raden. Om het probleem daadwerkelijk op te lossen is er dus maar een enkele oplossing; Het stuk vloer met de scheuren zal moeten worden verwijderd en opnieuw worden gelegd, ditmaal met een voldoende grote dilatatievoeg aan boven en vooral ook onderzijde van de steen zodat scheurvormingen niet meer zullen optreden. Een eventuele variant hierop is het aanbrengen van een dilatatievoeg aan beide zijden van het nieuwe stuk vloer. Deze tweede voeg loopt dan echter niet recht maar zal meelopen met het patroon van de klinkers. Esthetisch gezien is deze variant dan ook minder wenselijk. De vraag is vervolgens of de vloer in originele staat moet worden teruggebracht (dus zonder hellend vlak) of dat de paar centimeter nog steeds moet worden overbrugd. Het in originele staat terug brengen van de vloer en een niveauverschil van een paar centimeter herintroduceren lijkt niet voor de hand te liggen. Blijkbaar zorgde het kleine verschil voor zoveel last dat de vloer met de nodige inspanning werd aangepast in een verder in vrijwel originele staat verkerende kerk. Het overbruggen van het hoogteverschil is dan ook onvermijdelijk. Overwogen kan worden om het hellend vlak van een ander materiaal dan baksteen te maken en de aanpassing zo duidelijk zichtbaar te laten zijn. Het nadeel hiervan is dat dit erg beeldbepalend zal gaan werken. Het aangepaste stuk vloer bevindt zich over de hele breedte van de entreehal en ligt dus vol in het zicht. Als een nieuw soort vloer wordt geintroduceerd zal deze erg in het oog springen en erg contrasteren met de verder homogene bakstenen vloer (zie afbeelding 18). Omdat de bakstenen materialisatie van de gehele kerk erg beeldbepalend is valt het kiezen voor een nieuw materiaal dan ook af te raden. Een nieuw stuk bakstenen vloer zal ook verschillen van de rest van de vloer, omdat deze immers veel nieuwer zal zijn, maar toch luidt het advies om wel weer bakstenen te gebruiken met ongeveer dezelfde kleur om het homogene beeld van de vloer zo min mogelijk te verstoren.
oplossing
afbeelding 18; introduceren van een nieuwe vloer
21
LINOLEUM VLOER
BESCHRIJVING In de Opstandingskerk zijn 4 ruimtes waarin linoleum als vloerbedekking is toegepast (rood omrand in de plattegrond): de garderobe, de kerkenraadskamer, de crècheruimte en de gemeentezaal. In de eerste drie ruimtes is de vloer vrijwel onbeschadigd gebleven, deze is hooguit doffer geworden. In de gemeentezaal is de vloer echter onmiskenbaar beschadigd. Er zitten veel (halve) cirkelvormige indrukken in de vloer met een diameter van ongeveer 2 centimeter. De gehele vloer is op deze manier beschadigd, niet slechts een beperkt deel. Ter plaatse van deze afdrukken is de vloer iets donkerder gekleurd.
22
GESCHIEDENIS EN PRODUCTIE LINOLEUM Linoleum is uitgevonden door de Brit Frederick Walton. Hij heeft in 1863 patent aangevraagd voor linoleum. Als zoon van een fabrikant/uitvinder die zich bezighield met de toepassing van het nieuwe materiaal rubber, hield Walton zich al vroeg met uitvinden bezig. Waar hij begon met de constatering dat er op lijnolie, wanneer het in contact komt met lucht, een vel komt, eindigde hij met een patent op linoleum en linoleumfabrieken in diverse landen. De naam linoleum komt voort uit de Latijnse benamingen linum (vlas, van waaruit lijnzaadolie afkomstig is) en oleum (olie). Een linoleumvloer is een aantal millimeters dik en bestaat uit drie lagen. Er is een drager/deklaag, bestaande uit jute, polyester of papier; er is linoleumcement, bestaande uit lijnolie, hars, tall-olie, vulmiddelen en pigmenten en bovenop komt een laklaag. Voor het linoleumcement worden lijnolie, hars en tall-olie geoxideerd, zodat het droogproces versneld wordt. Dit cement wordt op een drager gewalst en na het harden van het geheel in een droogtoren wordt er een laklaag op aangebracht. Als voorloper van het linoleum was er een vloer waarbij rubber gebruikt werd. De prijs van rubber steeg echter flink, zodat het linoleum van Walton, waarbij hij rubber verving door geoxideerde lijnolie, een goedkopere variant was. Linoleum bleek duurzaam te zijn en heeft het voordeel dat micro-organismen zich er niet op kunnen ontwikkelen. Linoleum wordt ook als natuurlijk, milieuvriendelijk product aangeduid. Deels berust dit op waarheid, maar de grondstoffen worden uit verre landen geïmporteerd en bij de productie van linoleum komen vluchtige verbindingen en fijn stof vrij. De productie van linoleum heeft zich vanuit het Verenigd Koninkrijk verspreid naar diverse landen. In Nederland is er sinds 1899 één linoleumfabrikant, Linoleum Krommenie, onderdeel uitmakend van de Swiss Forbo groep, met vandaag de dag een fabriek in Assendelft. Het leggen van linoleum gebeurt in banen, waarbij linoleum aan een ondervloer vastgelijmd wordt. Sinds het begin van het linoleum is de kern van het productieproces nauwelijks aangepast. Bij het onderhoud van een linoleumvloer mogen geen agressieve schoonmaakmiddelen gebruikt worden, omdat deze de lijnolie verwijderen. Verder heeft linoleum een zeer lange levensduur, waarbij de laklaag wat doffer wordt, maar waarbij de vloer verder nauwelijks slijtage vertoont. Een oude linoleumvloer met een nieuwe laklaag is dan ook nauwelijks te onderscheiden van een nieuwe linoleumvloer.
drie lagen van linoleum: de laklaag
het linoleumcement
de drager
Afbeelding 19; Frederick Walton
23
ORIGINALITEIT LINOLEUM De originaliteit van het linoleum wordt in twijfel getrokken, de vloer zou mogelijk al na ongeveer 20 jaar vervangen zijn. Dit gerucht roept een aantal vragen op. Ten eerste de vraag of aangetoond kan worden of de linoleum/ marmoleumvloeren origineel zijn. De tweede vraag is wat het betekent als het marmoleum toch niet origineel zou blijken te zijn. Er zijn diverse opties waarop de authenticiteit van de vloer aangetoond zou kunnen worden. In een aantal tijdschriften uit de jaren ’60 staat een artikel over de Opstandingskerk. In een artikel uit het tijdschrift ‘Baksteen’ uit 1965 staat een foto van zowel de gemeentezaal als de predikantskamer (de huidige crèche), beiden ruimtes met marmoleum. De foto van de gemeentezaal vroeger kan naast een foto van de zaal zoals die nu is gelegd worden. Op de foto zijn niet duidelijk banen linoleum van verschillende tinten te zien, zoals nu het geval is. Dit kan aan de kwaliteit van de foto liggen, maar het kan ook indiceren dat er oorspronkelijk een andere vloer is geweest. Op de oude foto zijn verder rond de kolommen geen plinten te zien, zoals nu wel het geval is. In de andere ruimtes met linoleumvloeren zijn nu nog steeds geen plinten. Dit kan betekenen dat de plinten simpelweg nog geplaatst moesten worden, maar het zou ook kunnen betekenen dat de plinten pas na vervanging van de vloer zijn toegepast. Dit geeft echter geen bewijs van de vervanging van de vloer, het maakt het wel waarschijnlijker dat àls de vloer vervangen is, dat dan alleen de vloer van de gemeentezaal vervangen is. Stel, dat de linoleumvloeren vervangen zijn, dan is het aannemelijk dat deze vervangen zijn omdat ze beschadigd waren. Als de linoleumvloeren in de andere ruimten ook wegens beschadiging vervangen zouden zijn, is dat heel onlogisch. Hoe is het dan mogelijk dat die vloeren na slechts 20 jaar dusdanig beschadigd waren dat ze vervangen moesten worden, terwijl ze in de 25 jaren erna vrijwel onbeschadigd zijn gebleven. Tevens roept dat de vraag op wat er met de vloer van de gemeentezaal gebeurd is, in het geval dat deze is vervangen. Want, de vervanging zal niet zonder reden geweest zijn, zeker niet in een kerk waar het moeilijk genoeg was genoeg geld voor de bouw ervan bijeen te krijgen. Zou de vloer net zoals nu, beschadigd zijn door onbeschermde stoelpoten? In een ruimte als deze is andersoortige schade moeilijk denkbaar. Het zou dan ook vrij ondoordacht zijn om dezelfde onbeschermde stoelpoten wederom op de vervangen vloer te gebruiken. Dan is het wachten op nieuwe beschadigingen. Overigens zijn op de oude foto uit ‘Baksteen’ stoelen te zien die met hun poten het linoleum niet kunnen beschadigen en de stoelen die vandaag de dag in de zaal staan, hebben stuk voor stuk beschermdoppen aan de stoelpoten. Bovenstaand stuk maakt het onlogisch dat de vloer vervangen is, maar een bewijs is het nog niet. Een mogelijkheid om de authenticiteit van de vloer vast te stellen is het raadplegen van de leverancier. Zoals uit correspondentie met Forbo Krommenie, de leverancier van linoleum, is gebleken, is het productieproces van linoleum door de jaren heen eigenlijk niet veranderd. Er zijn wel wat andere gereedschappen ontwikkeld en er worden andere lijmen gebruikt om de vloer vast te lijmen, maar dat is het enige. Dit betekent dat het visueel niet mogelijk is om een vloer uit de jaren ’60 te onderscheiden van een vloer uit de jaren ’80. Wel is het zo dat het kleurenassortiment veranderd is. De exacte kleuren die in 1964 gebruikt werden, worden nu niet meer geleverd; deze kunnen hooguit bij een afname van minimaal 3000 m2 geproduceerd worden. Het is dan misschien mogelijk om aan de hand van de kleurenstalen aan te tonen uit welk jaar de vloer komt. Daarnaast is het een mogelijkheid om in de archieven van de leverancier sporen van een levering aan de Opstandingskerk in Voorburg terug te vinden, bijvoorbeeld in de vorm van rekeningen. Na correspondentie met Forbo is gebleken dat geen van beide mogelijkheden resultaat heeft. Op de eerste plaats is het archief van de kleurenstalen niet meer compleet; er kan dat niet met zekerheid gezegd worden dat de vloer niet uit een bepaald jaar komt. Wat de tweede mogelijkheid betreft, het archief van Forbo gaat niet verder terug dan 2002 en de medewerker die hier misschien nog meer van zou kunnen weten, werkt niet meer bij Forbo.
Afbeelding 20; foto gemeenschapszaal 1965
24
ORIGINALITEIT LINOLEUM Als noch op het oog, noch via de leverancier zekerheid kan worden verkregen over de originaliteit van de vloer, is het raadplegen van het archief van de kerk zelf nog een mogelijkheid. Ware het niet dat het archief in de tijd dat de vloer mogelijk vervangen zou kunnen zijn (in de jaren ’80) niet openbaar is. Momenteel is een commissie bezig de archieven van de Hervormde Gemeente van Voorburg tussen 1970 en 1990 uit te zoeken en te ordenen. Op het moment dat dit werk gereed is en openbaar gemaakt is, kan misschien uit notulen worden achterhaald of en zo ja, wanneer de vloer vervangen is. Een laatste, weliswaar rigide en kostbare, mogelijkheid is om een stuk uit de vloer te snijden en, chemisch, te analyseren. Dan kan misschien aan de hand van een lijmanalyse vastgesteld worden uit welk jaar de vloer globaal kan komen. Dit ligt echter niet binnen onze mogelijkheden. Wij kunnen niet het onomstotelijk bewijs leveren dat de marmoleumvloeren origineel zijn, maar wij kunnen net zo min aantonen dat de vloeren niet origineel zijn. In het vervolg van het verslag gaan wij er vanuit dat de linoleumvloer origineel is. De tweede vraag die aan het begin van dit stuk gesteld werd is wat het betekent als de vloer niet origineel zou blijken te zijn. Heeft dit bijvoorbeeld invloed op de waarde van de vloer, of van de ruimte of van het gebouw als geheel? Zoals eerder vermeld, is visueel niet te zien of een vloer bijvoorbeeld 20 of 40 jaar oud is. Heeft de vloer dan überhaupt wel waarde als je toch niet meer het verschil kunt zien tussen een oude en een nieuwere vloer? De vloer draagt echter, origineel of iets minder origineel, maar in dezelfde hoedanigheid, bij aan het beeld van de ruimte als geheel. Een geheel andere vloer zou dat beeld verstoren, maar een eventuele marmoleumvloer die oorspronkelijk marmoleum vervangt, verstoort dit beeld niet. Dus mocht de vloer vervangen zijn, dan is het beeld van de ruimte niet meer origineel, maar nog steeds exemplarisch voor de jaren ’60. Desalniettemin is het wel ‘nep’. De indruk wordt gewekt dat iets origineel is, terwijl het dat niet is. Aan de andere kant, hoe vaak gebeurt het niet dat oude kerken gerestaureerd worden waarbij bijvoorbeeld een stokoude kapotte steen vervangen wordt door een nieuw, zelfde soort exemplaar. Maakt die ingreep de kerk dan niet meer oud, origineel of authentiek? Hoewel gemeentezaal niet meer authentiek genoemd kan worden als de vloer daadwerkelijk vervangen zou zijn, is het heel moeilijk objectief vast te stellen dat de waarde van de zaal door deze ingreep verminderd is.
25
WAARDESTELLING LINOLEUM Om een goed advies te kunnen geven over het eventueel conserveren van de linoleum vloeren die in de kerk liggen, is het van belang te weten in hoeverre linoleum uit 1964 als waardevol kan worden gezien. Belangrijk daarbij is aan te geven welke aspecten van het linoleum van waarde kunnen zijn. LEEFTIJD De vloeren die in de kerk liggen zijn waarschijnlijk authentiek; ze liggen er sinds de bouw in 1964 en zijn dus 46 jaar oud. Dit is in zoverre bijzonder, omdat de levensduur van een linoleum vloer meestal gesteld wordt tussen de 25 en 30 jaar en de meeste vloeren uit die tijd dus al zijn vervangen. Het is echter niet de enige vloer uit die tijd die nog steeds bestaat. Het is ook niet zo dat het linoleum voor zijn leeftijd nog in bijzonder goede staat verkeert; het linoleum in de gemeentezaal is flink beschadigd. Om te kunnen stellen of het linoleum waardevol is, is de leeftijd op zichzelf dus niet zo van belang. We kunnen beter kijken naar de productie en de kleur van het linoleum. PRODUCTIE Om over de waarde van het linoleum te kunnen oordelen is het belangrijk te weten of het linoleum in de kerk vervangbaar is. Is het linoleum op een bepaalde manier gemaakt die nu niet meer te vervangen is? Het antwoord blijkt nee te zijn. Het linoleum (marmoleum in dit geval) wordt nog op dezelfde manier geproduceerd en dezelfde grondstoffen worden hiervoor gebruikt. Qua productie is de vloer dus vervangbaar. KLEUR De kleur van de vloer is typisch jaren ‘60. Het verbaast dan ook niet dat deze kleuren niet meer in het assortiment van de fabrikant zitten. De kleuren zijn na te maken, maar dan is de minimale afname 3000 m², wat bij dit project niet aan de orde is. Wel zijn er vergelijkbare kleuren te verkrijgen. De specifieke kleurstelling van de originele vloer is dus niet te vervangen. MANIER VAN LEGGEN De manier van leggen gebeurt in grote lijnen nog hetzelfde als in 1964. Er zijn wel wat andere gereedschappen ontwikkeld en er worden andere lijmen gebruikt, maar er zijn geen eigenschappen aan de manier van leggen te vinden die uniek zijn voor deze vloer uit die periode. Het materiaal linoleum uit 1964 kan op zichzelf dus niet als waardevol worden gezien. De precieze kleur van het materiaal is echter onvervangbaar. Daarom zijn de linoleum vloeren in de Opstandingskerk dan ook niet exact te restaureren. De waarde van het linoleum in de kerk zal echter veel meer afhangen van het geheel waar het een deel van uitmaakt.
26
DIAGNOSE Gezien de vorm en de hoeveelheid van de afdrukken, is de schade naar alle waarschijnlijkheid toe te schrijven aan onbeschermde stoelpoten. Omdat de afdrukken meestal een halve cirkel beschrijven, is de belasting op een poot niet gelijk verdeeld. Dit wijst op schuinstaande poten, een gegeven wat normaal gesproken betrekking heeft op stoelen en niet op tafels. Er is alleen schade aan de randen van de (halve) cirkels, niet erbinnen, dus vermoedelijk zijn de uiteinden van de stoelpoten hol geweest. Dit wijst erop dat de poten van onderen niet beschermd waren, want in het geval van beschermde poten, was het uiteinde niet hol geweest. De schade aan de vloer maakt duidelijk dat niet alleen de laklaag van het linoleum beschadigd is, maar ook de zogenaamde linoleumcementlaag. Schade aan de deze laag kan niet meer hersteld worden, het beschadigde vloerdeel dient dan uitgesneden en vervangen te worden. Omdat niet een bepaalde plaats, maar de gehele vloer beschadigd is, zal de gehele vloer vervangen moeten worden. Echter, de schade veroorzaakt geen noemenswaardige problemen; in de beschadigingen blijft hooguit wat makkelijker vuil zitten.
De beschadigde linoleumvloer, als het linoleumcement beschadigd is, zoals hier, kan de vloer niet meer gerepareerd worden
Vervanging van de vloer is dan de enige oplossing
Bij beschadiging van alleen de laklaag, is reparatie nog mogelijk. De laklaag kan dan vervangen worden
27
schade zonder beschermer
enkele beschadigingen bij elkaar
geen schade zonder beschermer
uitsnijden
en vervangen
NIEUW vele beschadigingen op diverse plaatsen: gehele vloer vervangen
28
ADVIES Er zijn twee opties mogelijk voor deze beschadigde vloer: ofwel de vloer laten liggen, of de vloer vervangen. De eerste optie is sowieso de meest eenvoudige (en aan te raden) om te doen. In dat geval is het desalniettemin raadzaam om stoelen met bescherming onderaan de stoelpoten te gebruiken om te voorkomen dat de schade verder toeneemt. Verder is het echter een esthetische kwestie: wordt het mooi gevonden om de vloer zo te houden of niet. Mocht de vloer toch problemen opleveren in het gebruik, dan is de vervanging van de vloer een optie. Bij vervanging van de vloer zijn meerdere mogelijkheden: de vloer kan vervangen worden door een linoleumvloer van dezelfde kleur/textuur, de vloer kan vervangen worden door een linoleumvloer van een andere kleur en eventueel andere baanrichting of de vloer kan vervangen worden door een vloer van een ander materiaal. De exacte kleur van de vloer zoals toegepast in dit kerkgebouw wordt nu niet meer gemaakt, alleen bij grote afname is namaken nog mogelijk. Bij de laatste twee mogelijkheden is het echter de vraag wat er met het podium en de andere ruimten met linoleumvloeren moet gebeuren. De vloer loopt van de zaal omhoog tot en met het podium. Begrijpelijkerwijs is het verticale stuk linoleum nauwelijks beschadigd. Dus, als de vloer vervangen wordt, wordt dan ook het verticale stuk vloer vervangen en worden dan ook de onbeschadigde linoleumvloeren in de ander ruimtes vervangen? En: hoe wordt de vloer vervangen, welke kleur/welk materiaal wordt daarbij gebruikt. Dit hangt echter samen met de waarde van de vloer voor de zaal op zich en voor het kerkgebouw in het algemeen. De linoleumvloer maakt namelijk onderdeel uit van een gebouw en een ruimte met een duidelijke jaren ’60 stijl. Bij vervanging van de vloer wordt dit complete jaren ’60 interieur, hoewel misschien in beperkte mate, aangetast. Tevens wordt bij de vervanging van de vloer een, vermoedelijk, origineel element uit het interieur weggehaald. Het gebouw als geheel is daarmee geen origineel overblijfsel uit 1964 meer. Het advies is dan ook de linoleumvloer gewoon te laten liggen, zelfs als deze niet origineel mocht zijn, mits het gebruik van de vloer in de toekomst geen beperkingen oplevert.
29
WAARDESTELLING EN ADVIES
30
WAARDESTELLING De kerk is op zich niet bijzonder, noch als ontwerp van Fledderus, noch als kerk uit de jaren ’60. De kerk is niet bijzonder qua vorm of qua materiaalgebruik, er zijn geen inventieve materialen of bouwmethodes toegepast. De kerk is een kerk waar bij de totstandkoming vele gemeenteraadsleden betrokken waren waarmee het bij veel mensen vooral een emotionele waarde heeft. Het gebouw ligt wel op een heel aantrekkelijke locatie (groen en in de stad). Wat deze kerk bijzonder maakt is dat het de enige is van de kerken van Fledderus die nog grotendeels in originele staat verkeert. Daarbij is het interieur een goede weergave van de jaren ’60. Een dergelijk overblijfsel is nu misschien nog niet waardevol, maar in de toekomst kan dit juist wel waardevol gevonden worden. Een ander aspect van waarde is de aanwezigheid van de Johanneskapel. Protestantse kerken uit de Wederopbouw hebben over het algemeen maar één kerkzaal. De toevoeging van een kapel zoals in de Opstandingskerk vormt hierop een uitzondering. De speciale architectonische behandeling en decoratie van deze ruimte dragen alleen maar bij aan deze waarde. Wat de architect betreft, deze is niet echt ‘waardevol’ te noemen. Als men naar een naoorlogse architect vraagt, zal ‘Fledderus’ hoogstwaarschijnlijk niet worden genoemd. Als de kerk de enige nog in originele staat verkerende kerk was ontworpen door bijvoorbeeld Aldo van Eyck, dan was de waarde aanzienlijk groter geweest; enkel en alleen om de bekendheid die Van Eyck en zijn ontwerpen genieten en de waarde die ze vandaag de dag hebben. De algehele conservering van het gebouw is goed. Met kleine aanpassingen kan de kerk in bouwkundig goede staat worden gebracht. Er zijn geen grote fundamentele problemen te vinden, enkel de originele afwerking laat wat te wensen over met de nodige gevolgen. De algemene staat van de vloeren is eveneens goed. De bakstenen vloer is, op de scheuren rond de onderdoorgang en wat kleine littekens na, in zeer goede staat. De linoleum vloer is in esthetische zin in minder goede staat, maar dit is niet meer dan te verwachten van een vloer van organisch materiaal van 46 jaar oud (er vanuit gaande dat de vloer origineel is).
ADVIES Het belangrijkste aspect van deze kerk is dus dat het zich nog grotendeels in originele staat bevindt. Dit is dan ook het belangrijkste aspect om rekening mee te houden bij de adviezen; De originaliteit moet zo min mogelijk worden aangetast. Daarom luidt het advies om alleen maar dingen te vervangen als dit bouwkundig onvermijdelijk is. Als een vervanging nodig is, dan moet het originele beeld zo veel mogelijk worden behouden. Voor de vloeren geldt hetzelfde; alleen het deel dat scheuren vertoont in de bakstenen vloer zal moeten worden vervangen. Om het originele beeld zo veel mogelijk te behouden is de beste oplossing om dit met hetzelfde materiaal (rode baksteen) te doen en niet om een ander materiaal te introduceren. Omdat de linoleumvloer hoogstwaarschijnlijk ook origineel is luidt het advies ook om deze te laten liggen. De schade aan deze linoleum vloer is voornamelijk esthetisch, de functionaliteit van de vloer blijft onveranderd. Mocht er toch hinder worden ondervonden van de schade aan deze vloer, kan deze worden vervangen. Maar dan alleen op de plek waar de hinder wordt ondervonden en met een vergelijkbare kleurstelling, zodat zoveel mogelijk origineel materiaal blijft liggen en het beeld gelijk blijft.
31
LITERATUUR EN BRONNEN
32
LITERATUUR AANGEHAALDE LITERATUUR - Fledderus, R.H. (1966). “Opstandingskerk te Voorburg”, Bouw. (1966)4: 122-125 - Hoogveld, C. (1989) Glas in lood in Nederland 1817-1968, SDU uitgevers - Nevsgodin, I. (2008) Transformations of Dutch Church Building after the Second World War, Delft: RMIT - Van Heuvel, W.J. (1965). “Een oud christelijk gegeven kreeg modern vorm in de nieuwe Opstandingskerk te Voorburg”, uit: Baksteen. (1965) 1: 1-6 - Walton, F. (1957). The infancy and development of Linoleum Floor Cloth. London. Simpkin, Marshall, Hamilton, Kent & Co Ltd. - Weterings, M. en Matthijsen, A.J.C.M. (1993). Productiebeschrijvingen industrie – Produktie van linoleum. RIVM (rapportnr. 773006142), RIZA (notanr, 92.003/42), DGM GERAADPLEEGDE LITERATUUR - Dettingmeijer, R. (2002) De kerk uit het midden: van godshuis tot ‘een of ander huis’, in: Bock, prof. dr. M. (2002) Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, Jaargang 101, 2002, nummer 1, pp. 1-15 - Gorree, M. (2000) Environmental life cycle assessment of linoleum, Leiden: Leiden university - Linoleum Krommenie (1957) The birth of linoleum Krommenie, Krommenie: Linoleum Krommenie - Macdonald, S. (2001) Preserving post-war heritage, Shaftesbury: Donhead Publishing - Red. (2003) Baksteen. Een wereldgeschiedenis, Bussum: Uitgeverij TOTH, pp. 272-277
BRONNEN - Archief Leidschendam-Voorburg, archief Hervormd Voorburg, inventarisstukken 609 en 610. - Tekeningen Opstandingskerk, Voorburg, beschikbaar gesteld door de heer J. Plugge. - Correspondentie met linoleumfabrikant Forbo Krommenie - http://www.opstandingskerkvoorburg.nl/index.php?pg=home - http://entoen.nu/beeldenstorm - http://www.bonas.nl/archiwijzer/bo_WInfo.php?Inr=0878.00000&rps=1 - http://zoeken.nai.nl/CIS/persoon/4712 AFBEELDINGEN Niet genummerde afbeeldingen zijn eigen gemaakte tekeningen en foto’s. 1. Website Opstandingskerk Voorburg 2, 3, 6-9. Website BONAS 4. Meindert, H. (1960) “Nederlandse baksteenarchitectuur bij overheidsgebouwen” uit: Baksteen (1960) 5:17 5. google.com 10-13. uit Bouw 1966 nummer 4 14-16. eigen foto’s 17. foto van tekening t.b.d. de heer Plugge 18. eigen foto 19. uit: The infancy and development of Linoleum Floor Cloth 20. uit: Baksteen 1965 nummer 1
33
BIJLAGE; VERGELIJKING VAN DE KERKEN
34
BIJLAGE; MDDS RAPPORT
35