Brussel, 1 september 2014
Mijnheer de Eerste Voorzitter, Mijnheer de Procureur generaal, Dames en Heren Magistraten, Dames en Heren Griffiers Waarde confraters, stagemeesters en stagiairs, Geachte ouders en familieleden van de stagiair, Geachte dames en heren, Ik dank de Eerste Voorzitter van het Hof van Beroep voor de goede organisatie van deze eedaflegging van 241 stagiairs in de plechtige zittingzaal van het Hof van Beroep. Ook met de Procureur- generaal was de samenwerking optimaal.
De ernst en de luister waarmee de eedaflegging begin september telkens weer gebeurt, naar aanleiding van de mercuriale, de aanwezigheid van de staande en zittende magistratuur getuigt van respect en waardering voor de advocatuur en ik dank u hiervoor, als stafhouder en als advocaat. *** Ik richt me nu tot de “stagiairs” want het is ook hun dag. De meesten onder u zetten een belangrijke nieuwe stap naar het actieve beroepsleven. Maar ik waarschuw u, Advocaat zijn is meer dan een job, het is iets wat je bent. Ik parafraseer hiermee de woorden van hoogleraar advocatuur aan de universiteit van Amsterdam, advocaat Britta Böhler, en ben het hiermee volmondig eens. In de eed die u zopas hebt afgelegd vindt u die opvatting, die ingesteldheid terug. Het past om hier even bij stil te staan. U hebt gezworen “getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de grondwet en aan de wetten van het Belgische volk; dat u niet zal afwijken van de eerbied aan het gerecht en de openbare overheid verschuldigd, en geen zaak zal aanraden of verdedigen die u in eer en geweten niet rechtvaardig vindt. Dit is de tekst van artikel 429 Ger. Wetboek. U hebt die advocateneed afgelegd zoals de wet het wil, met name op voordracht van een ervaren advocaat, uw stagemeester, in bijzijn van de Stafhouder van uw Orde en op vordering van het openbaar ministerie, dus de Procureur generaal bij het Hof van Beroep. Dit formele karakter alleen al, wijst op het belang van die eed. Het afleggen van die beroepseed is bij ons en de meeste ons omringende landen een voorwaarde om tot de beroepsgroep toegelaten te worden. De tekst van de Belgische eed is 180 jaar oud. De woorden zijn niet meer van deze tijd en bemoeilijken het besef van de betekenis ervan. Naast de woorden zijn ook de boodschappen en zelfs de waarden die in de tekst van de eed vervat zitten, in de loop der tijd geëvolueerd.
Het zal u dus niet verbazen dat men regelmatig oppert om de tekst te wijzigen. 120 jaar geleden al overwoog de Raad van de Orde van de Balie van Brussel om de eed van de advocaat te beperken tot “Je jure de remplir en conscience mes devoirs d’avocat”. Dit sluit overigens aan met wat de Duitse advocaten zweren. Een toelichting bij dat artikel over de eed in het Ger. Wetboek dat ondertussen ook al bijna een halve eeuw oud is, leert dat de eed van de advocaat, ontdaan van overbodige uitweidingen, de klare aanduiding bevat van de elementaire opdracht van een advocaat: raadgeving en bijstand, met eerbied voor de autoriteiten, de rechtbanken en de wet, maar Vrij. Vrij dit betekent onafhankelijk “voor de verdediging van het recht en van de waarheid”. Dit is uw rol, en dit verklaart het volstrekt noodzakelijk karakter van de advocatuur. De norm zoals verwoord in de advocateneed is zeer ruim. Daardoor heeft de eed betrekking op vrijwel het hele functioneren van de advocaat. Het is een algemene norm, een houvast voor redelijk handelen. Alle onderdelen ervan moeten in onderlinge samenhang bekeken worden. Wat van de advocaten verwacht wordt, valt echter ‘buiten de norm’. Vandaar dat het past om op een plechtige manier de aandacht van de nieuwe advocaten te vestigen op alle aspecten van het beroep dat ze kiezen. De belofte die u zopas hebt afgelegd verwijst naar uw opdracht en de speciale verplichtingen die op u rusten, niet alleen ten aanzien van de cliënten die u verdedigt maar ook ten aanzien van de ganse maatschappij. De verwijzing in de eed naar de Koning illustreert dat de staat ongetwijfeld haar rol moet spelen in de verbintenis die u aangaat. Daarover hierna meer. De gehoorzaamheid aan de grondwet is niet de blinde en slaafse volgzaamheid aan de wet, maar toont aan dat u gebruik kan maken van de wet, waarmee de advocaat als geen ander in de samenleving bekend is, en waaraan hij of zij bijzondere bevoegdheden ontleent. Daarom wijst men erop dat de advocaat bij de uitoefening van zijn beroep gebonden is aan grenzen die de wet hem oplegt. De eis van getrouwheid betekent dat u ons staatsbestel aanvaardt en het feit dat u in die rechtstaat een speciale positie inneemt [nl dat u als advocaat onafhankelijk bent en als zodanig de macht heeft om het overheidssysteem te controleren en het te bekritiseren]. Nauw verbonden hiermee is de eis van eerbied voor de rechterlijke autoriteiten. Samen met het openbaar ministerie en de rechters vormt de advocaat ons stelsel van rechtspleging. De rol van de advocaat is substantieel, fundamenteel voor een goede rechtsbedeling. En voor het functioneren van onze rechtstaat is deze driehoeksverhouding gebaseerd op onderling vertrouwen en eerbied. De eerbied voor de rechter wordt verlangd uit hoofde van het maatschappelijk belang van het beroep. Het betreft dus niet zozeer de eerbied voor de persoon van de rechter (dit is immers een vanzelfsprekende kwestie van hoffelijkheid, van beleefdheid) maar voor het instituut als dusdanig. Centraal in de eed staat de ‘rechtvaardige zaak’ Dit staat los van het oordeel van een rechter. Een beslissing waarbij uw cliënt in het ongelijk wordt gesteld maakt diens zaak niet (persé)
onrechtvaardig; Maar iedere zaak die op rechtsgronden verdedigbaar is, is daarom nog niet rechtvaardig. Met rechtvaardig wordt verwezen naar eigen, interne normen. U moet overtuigd zijn van het gelijk van uw cliënt of de rechtvaardigheid van diens zaak; het verwijst naar uw eigen geweten en de toetsing daarvan is marginaal; Zodra u als advocaat één punt ziet in een zaak waarvoor u redelijk gezien kan opkomen, is voldaan aan die eis. Wat voor de ene rechtvaardig is, is dat voor een ander niet. U zal beslissen wat voor u de rechtvaardige zaak uitmaakt die u aanvaardt te verdedigen, zelfs als u daarvoor de wet zoals ze bestaat en van toepassing is, moet bestrijden. Deze rechtvaardige zaak moet dan ook als referentie dienen om weerstand te bieden aan de neiging van diegene die op één of andere manier controle zou willen uitoefenen op de uitoefening van de rechten van de verdediging en dus op de advocaten en de vrijheid. Die onafhankelijkheid, is een cruciaal aspect van de advocatuur. Eén van haar kernwaarden en ook een voorwaarde voor een goed functionerende rechtstaat. Die onafhankelijkheid heeft twee aspecten: de eerste is de voorwaarde ter bescherming van de advocaat. U moet uw beroep kunnen uitoefenen in vrijheid zonder vrees voor bedreiging of strafvervolging. En het is de staat, de nationale overheid (de koning uit de eerformule) die de vrije ongehinderde beroepsuitoefening van de advocaat moet mogelijk maken en waarborgen. Zonder onafhankelijke advocatuur is er geen rechtstaat. Zonder advocaten is de weg vrij voor wetteloosheid. De advocaat is onmisbaar in een rechtstaat, het recht is immers het fundament van onze samenleving. En dit geldt zowel voor de burger als voor de overheid. In ons land lijkt dit vanzelfsprekend. Maar dit is het allerminst in vele, zelfs niet zo verre landen. Lees, luister en kijk naar de berichtgeving over advocaten onder druk in Turkije ,Zimbabwe, Cambodja, Mexico en Soedan, Pakistan, Syrië … de lijst is lang. In vele landen moeten advocaten vrezen voor represailles, vrijheidsberoving en dood als zij tegen de staat procederen, politiek gevoelige of maatschappelijk controversiële zaken behandelen. Rechten hebben en rechten krijgen zijn twee verschillende dingen. Samen met de zittende en staande magistratuur, zijn wij advocaten garant voor de bewaking van de rechtsbescherming en de toegang tot het recht, voor een goede rechtsbedeling. Dit mag dan ook wel eens wat meer aan bod komen in het publieke debat; begrip voor het werk van de advocaat ook als hij optreedt in een zaak die maatschappelijke onrust veroorzaakt. Denken we maar aan advocaten van daders van ernstige zedendelicten, van kindermoordenaars of van zij die een eind stelden aan het leven van mensen die onmenselijk leden. Of advocaten die eerbied voor procedureregels pleiten, bv om onrechtmatig verkregen bewijs uit het proces te weren, in maatschappelijk gevoelige zaken als mega fiscale fraude. Of voor advocaten die in asiel en vreemdelingenrecht of terrorismezaken optreden. Het nu en dan publiekelijk opnemen voor de advocatuur en hun onmisbare rol in een rechtstaat, zou niet slecht zijn. Het tweede aspect (van onafhankelijkheid) betreft uw eigen gedrag als advocaat.
Beide aspecten van onafhankelijkheid zijn even belangrijk. Deze onafhankelijkheid, dit aspect van de beroepsethiek staat niet alleen in de eed maar is, ook een gedragsregel, een deontologische norm. Dit wil zeggen dat een advocaat bij zijn beroepsuitoefening noodzakelijk moet beslissen over wat goed en fout is, elke dag weer, niet alleen als hij of zij zich moet verantwoorden bv voor de tuchtrechter. De advocaat moet zich onafhankelijk opstellen tegenover iedereen die direct in een rechtszaak betrokken is, dus de tegenpartij (in strafzaken dus het openbaar ministerie) alsmede rechters. Maar ook tegenover derden, bijvoorbeeld de politiek en de media. Tenslotte maar niet in het minst tegenover de eigen cliënt. Dit betekent niet dat u het belang van de cliënt uit het oog verliest; dit betekent wel dat u niet al de wensen van de cliënt zo maar moet volgen. Als advocaat geeft u zorgvuldig juridisch advies en bijstand, maar onafhankelijk zijn, betekent ook dat u zich niet vereenzelvigt met de cliënt en diens belangen. Juist omdat u enkel het belang van de cliënt moet beijveren, moet u als advocaat enige afstand bewaren tegenover de cliënt. Telkens weer zal u moeten afwegen in een individuele zaak of uw vrijheid en onafhankelijkheid niet in het gedrang zijn. Moet u een ethisch verantwoorde beslissing nemen. In die zin is advocaat zijn niet zo maar een job, een beroep, maar bent u een instrument van de rechtspleging. Dat gaat dus verder dan uw beroepsactiviteiten maar heeft ook te maken met het privégedrag. En deze ethiek kan je moeilijk vatten in gedragsregels; zich onafhankelijk opstellen, een weloverwogen beslissing nemen, een zaak aannemen, doorzetten of niet daar is soms moed voor nodig. Zoals diezelfde professor en advocaat Böhler die ik in het begin van mijn betoog citeerde verklaart, aan een bange advocaat heeft niemand iets, de cliënt niet en de rechtstaat niet. Ik wens u dus veel moed toe.
Bronnen R. De Baerdemaeker, Voorzitter Ordre des Barreaux francophones et germanophone, “De eed van de advocaat”, Die Keure 2012. N. Christopoulos, “de advocateneed: een onderzoek naar het gebruik van de eed in het heden en verleden”. Uittreksel in Advocatenblad 30 april 1999. B. Böhler, Vrij, onverveerd - inaugurale rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Advocatuur aan de universiteit van Amsterdam (12.09.2012). B. Theeuwes, "De onafhankelijkheid van de advocaat. Over het gekwaak van de ganzen van het Capitool", Antwerpen, Maklu, 2006, 63p. ***
Stagecommissie Naast 241 stagiairs zitten hier ook tal van stagemeesters. Als stagiair wordt u opgeleid door uw stagemeester. De Orde voorziet bepaalde stageverplichtingen. Dit gaat over het volgen van de een specifieke beroepsopleiding binnen de stageschool, het bekwaamheidsattest advocatuur te behalen en mee instaan voor de juridische bijstand voor minvermogenden. De Orde vraagt u ook om deel te nemen aan belangrijke baliemomenten zoals daar zijn de openingsconferentie op 28 november e.k., de algemene vergadering op het einde van het jaar en de jaarlijkse rouwhulde voor overleden confraters. Dit vormt u eveneens en verstrekt ons sociaal weefsel. Uw stagemeester moet u de ruimte geven en u bijstaan bij het vervullen van die verplichtingen en de weg wijzen naar die activiteiten, waarbij u uw mogelijkheden en vaardigheden kunt ontplooien. Indien u vragen en problemen hebt over uw stage of suggesties kan u terecht bij de stagecommissie. Die wordt voorgezeten door een lid van de Raad van de Orde. In de commissie zetelen vertegenwoordigers van de Raad van de Orde die verantwoordelijk zijn voor de juridische bijstand aan minvermogenden en de stageschool, van het bestuur van de Jong Advocaten Brussel en het Vlaams Pleitgenootschap. In geval van problemen en conflicten bemiddelt de stagecommissie; geeft zij een advies aan de Raad en de Stafhouder. Dit is geen lege doos, maar een commissie die regelmatig bijeenkomt en waar alle aspecten van de stage aan bod komen, van bij de eedaflegging tot bij uw opname op het tableau na afloop van uw stage. Ik zei het al bij het begin van deze rede: advocaat zijn is meer dan een beroep het is iets wat je bent. Het is dan ook van uitermate groot belang dat uw work-life in evenwicht is. Dit begint nu al en zal een doorlopende bekommernis zijn doorheen heel uw loopbaan. Contacten leggen met andere confraters in een andere context dan het advies geven, onderhandelen en pleiten is dan ook m.i. een must. Een goede sociale verankering is belangrijk. Ik nodig u en uw stagemeester dan ook uit om gebruik te maken van de mogelijkheden die de Balie u hiertoe biedt.