BREDE SCHOLEN IN NEDERLAND
J A A R B E R I C H T 2 0 05
Inhoudsopgave Voorwoord
3 5
1
Inleiding
2
Trends
3
De cijfers 13
4
Inhoud
19
5
Proces
29
6
Opbrengst
7
Knelpunten
8
Toekomst
7
45 51 57
Bijlage – Gemeenten met brede scholen
64
BREDE SCHOLEN IN NEDERLAND
J A A R B E R I C H T 2 0 05
Opdrachtgevers: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Utrecht, november 2005
© Oberon Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080 e-mailadres:
[email protected]
2 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
VOORWOORD
De ontwikkeling van brede scholen in Nederland verloopt voorspoedig. In 2005 zijn er al ruim 600 brede scholen gerealiseerd en het einde van de groei is nog lang niet in zicht. De samenwerking vindt plaats op locaties op redelijke afstand van elkaar, of in één gebouw. Zowel gemeenten als scholen en instellingen zijn vast van plan de komende jaren nog veel meer brede scholen te realiseren en de kwaliteit van de bestaande brede scholen verder uit te bouwen. Dat is winst voor de organisaties die in brede scholen meer mogelijkheden krijgen om samen te werken èn voor kinderen en ouders die gebruik kunnen maken van die voorzieningen. Uit dit jaarbericht blijkt dat brede scholen er in de eerste plaats op gericht zijn om kinderen meer ontwikkelingskansen te bieden. Door middel van een gevarieerde mix van activiteiten op het gebied van cultuur, sport, opvang, educatie en daar waar nodig extra zorg. Dit samen met ouders, die nauw betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind. Daarnaast is een brede school van belang voor ouders die arbeid en zorg willen combineren. Gemeenten blijken voor scholen en instellingen een belangrijke steun en toeverlaat. Zij zijn als
Clémence Ross STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
meest nabije overheid in staat de samenhang in voorzieningen en de sociale infrastructuur voor kinderen en jongeren te versterken. Wij willen de lokale ontwikkelingen als rijksoverheid van harte ondersteunen. Dat doen wij door de verkokering van beleid op rijksniveau tegen te gaan, onder andere via de operatie JONG. Door meer samenhang aan te brengen in het jeugdbeleid, zodat er lokaal meer mogelijk wordt. Door stimulering van lokale initiatieven op het terrein van sport, onder andere door de stimuleringsmaatregel Buurt – Onderwijs – Sport. Culturele activiteiten op scholen dragen bij aan een verrijking van het naschoolse aanbod, ook daar wordt stimulerend beleid gevoerd. Via gerichte investeringen in kinderopvang, tussenschoolse opvang en brede scholen draagt de rijksoverheid bij aan meer mogelijkheden voor lokale initiatieven. Het Jaarbericht 2005 inspireert ons om de ontwikkeling van brede scholen waar mogelijk te ondersteunen. Wij hopen dat wij u daarmee op onze beurt een steun in de rug kunnen bieden en wensen u veel succes toe bij de realisatie van uw ambities.
Maria van der Hoeven MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aart Jan de Geus MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 3
4 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
1
INLEIDING
In opdracht van het ministerie van OCW en het afstemmingsoverleg 0-121 brengt Onderzoeks- en adviesbureau Oberon de stand van zaken rond brede scholen in Nederland in kaart. In het onderzoek gaat het om systematische registratie en beschrijving van de ontwikkeling van brede scholen in alle Nederlandse gemeenten. De resultaten van het onderzoek worden in jaarberichten gepubliceerd. Eerdere jaarberichten verschenen in 2001, 2002 en 2003.
Werkwijze
1 In het afstemmings-
overleg 0-12 participeren de VNG, de ministeries van OCW, SZW, VROM, VWS en het IPO.
Met het jaarbericht 2005 wordt de lijn van de voorgaande jaarberichten voortgezet én verder uitgewerkt. Voor het eerst zijn niet alleen gemeenten geraadpleegd maar ook een groot aantal vertegenwoordigers van scholen en schoolbesturen, peuterspeelzalen, kinderopvang, instellingen voor culturele- en kunstzinnige vorming, sportverenigingen en zorg- en welzijnsinstellingen. Met behulp van een vernieuwde vragenlijst voor gemeenten is voor 2005 weer een landelijk dekkend beeld verkregen van de stand van zaken in Nederlandse gemeenten. De dataverzameling voor gemeenten heeft in twee ronden plaatsgevonden. De eerste ronde (februari 2005) betrof een screening onder alle gemeenten in Nederland. Daarbij is per fax of telefonisch nagegaan in welke gemeenten brede scholen zijn, of worden ontwikkeld. In de tweede ronde (april-mei 2005) zijn gemeenten waar sprake is van brede schoolontwikkeling nogmaals benaderd met een
digitale vragenlijst. Bij gemeenten die de vragenlijst niet tijdig hadden ingevuld, is telefonisch een verkorte versie van de vragenlijst afgenomen. Om beter zicht te krijgen op processen en voortgang op de werkvloer, is de tot nu toe gevolgde werkwijze uitgebreid met paneldiscussies (aprilmei 2005) en enquêtes (mei-juni 2005) binnen de sectoren onderwijs, zorg, welzijn, opvang, sport en cultuur. Aan elke paneldiscussie namen rond de tien vertegenwoordigers uit de betreffende sector deel, allen met ruime ervaring in brede scholen. In daaropvolgende enquêtes zijn de ideeën en uitspraken van deze experts in breder verband getoetst bij vertegenwoordigers van scholen en instellingen uit elk van de zes sectoren. Zo hebben we op interactieve wijze verdieping gerealiseerd en een verrijkt, met name kwalitatief beeld verkregen van de dynamiek, knelpunten en succeservaringen van brede scholen.
Respons Net als in de twee voorgaande jaren is in de eerste ronde een respons van 100% gerealiseerd: alle gemeenten in Nederland zijn bereikt. Daarvan gaven 289 gemeenten aan dat er sprake is van brede schoolontwikkeling. Deze gemeenten zijn in de tweede ronde opnieuw benaderd. 168 gemeenten hebben de vragenlijst schriftelijk of elektronisch ingevuld. Bij 20 gemeenten die niet hebben gereageerd is telefonisch een verkorte versie van de vragenlijst afgenomen. Uiteindelijk zijn van 188 gemeenten gegevens verzameld. De uiteindelijke respons op de tweede ronde (65%) is daarmee lager dan in voorgaande jaren (ruim 80%). Responsanalyse heeft uit-
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 5
gewezen dat deze respons niet selectief is wat betreft landsdeel, provincie, gemeentegrootte of stedelijkheid van gemeenten. Dat betekent dat het jaarbericht 2005, net als de voorgaande jaarberichten, een representatief beeld geeft van de ontwikkeling van brede scholen in Nederland. Aan de paneldiscussies voor de sectoren hebben in totaal 51 experts deelgenomen. Voor de enquête zijn voor iedere sector 100 tot 160 instellingen benaderd. In totaal hebben 771 instellingen de enquête ontvangen, 265 instellingen hebben de enquête ingevuld en geretourneerd (een respons van 34%). De respons loopt per sector uiteen. Bij de berekening van de uitkomsten van alle sectoren gezamenlijk, is door middel van een wegingsfactor rekening gehouden met verschillen in respons tussen de sectoren. De uitkomsten van de sectorenquêtes bieden geen representatief landelijk beeld maar wel een indicatie van denkbeelden en opvattingen binnen de sectoren onderwijs, zorg, welzijn, opvang, sport en cultuur over de ontwikkeling van brede scholen.
6 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
Leeswijzer We openen in hoofdstuk 2 met een trendanalyse. We vergelijken de gegevens van 2005 met die van voorgaande jaren en vatten de actuele ontwikkelingen rondom brede scholen in Nederland voor u samen. Hoofdstuk 3 bevat de nieuwe cijfermatige gegevens over onder andere het aantal brede scholen in Nederland. Vanaf hoofdstuk 4 worden de gegevens van gemeenten en sectoren naast elkaar in aparte tekstvakken gepresenteerd. U kunt de bevindingen van gemeenten en sectoren in samenhang beschouwen en met elkaar vergelijken. Achtereenvolgens gaan we in op de inhoud (hoofdstuk 4), processen (hoofdstuk 5), opbrengst (hoofdstuk 6), knelpunten (hoofdstuk 7) en toekomstperspectief (hoofdstuk 8). Verspreid over deze hoofdstukken treft u kaders aan met een positieschets van elke sector in relatie tot de brede school. In de bijlage hebben we een overzicht opgenomen van alle 289 gemeenten die in 2005 aangeven dat er sprake is van ontwikkeling van brede scholen.
2 TRENDS
Hoe staat de brede school er in Nederland voor? Welke trends zijn er in de ontwikkelingen van de afgelopen jaren waarneembaar? Hoe zien gemeenten, scholen en instellingen de toekomst van de brede school?
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 7
1
TREND
Gestage groei van het aantal brede scholen in Nederland
2
Multidisciplinair
3
Meer ontwikkelings-
TREND
TREND
8 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
samenwerken
kansen voor kinderen
In 2005 telt Nederland naar schatting ruim 600 brede scholen. Het aantal brede scholen lijkt vrij gestaag toe te nemen. Gemiddeld genomen zijn er de afgelopen jaren elk jaar zo’n 50 nieuwe brede scholen bij gekomen. Ook het aantal gemeenten dat brede scholen ontwikkelt, neemt nog steeds toe. In 2005 wordt in 62% van de gemeenten gewerkt aan brede scholen (in 2003 was dat 54%). Dat zijn niet alleen grote en middelgrote gemeenten, maar ook steeds meer plattelandsgemeenten en dorpskernen. Gemeenten hebben de ambitie om het aantal brede scholen in de toekomst te verdubbelen, tot ruim 1200 in 2010. Samenwerking tussen organisaties uit diverse disciplines is hét kenmerk van de brede school. Basisscholen, peuterspeelzalen en kinderopvang worden beschouwd als de kernpartners. Zij zijn vrijwel altijd van de partij. Daarnaast participeren veelal ook de bibliotheken, het welzijnswerk, consultatiebureaus, de schoolartsen en maatschappelijk werk in de brede school. Ook sportverenigingen, muziekscholen en andere culturele instellingen zijn in veel gevallen betrokken. De meerwaarde van de brede school zit hem volgens alle betrokkenen vooral in de mogelijkheden om de onderlinge samenwerking te versterken, zowel inhoudelijk als organisatorisch en zowel op managementniveau als in de dagelijks gang van zaken op de werkvloer. De participerende organisaties verzorgen samen het aanbod voor kinderen van 0-12 jaar, ouders en soms ook buurtbewoners. Bij baby’s en peuters ligt het accent op opvang, zorg en voorschoolse educatie. Voor kinderen vanaf 4 jaar is er een gevarieerd programma van onderwijs, opvang, zorg, sport en cultuur. Voor volwassenen, vooral voor ouders, is de brede school een ontmoetingsplek waar onder meer ook opvoedingsondersteuning en maatschappelijk werk worden aangeboden. De hoofddoelstelling is al jaren ongewijzigd: kinderen meer ontwikkelingskansen bieden. Verbetering van de samenwerking gaat daar aan vooraf. Wat willen scho-
len, instellingen en gemeente bereiken? Versterking van de onderlinge samenwerking en uitbreiding met nieuwe partners, inhoudelijke en organisatorische afstemming, een doorgaande lijn in het programma en een gezamenlijke pedagogische visie, een breed en samenhangend aanbod voor kinderen en ouders, uitbreiding en afstemming van activiteiten en een toegenomen deelname en bereik van doelgroepen; meer participatie en betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van hun kind. Daarnaast is er voor brede scholen een groot aantal nevendoelstellingen geformuleerd. Bijvoorbeeld de sociale cohesie in de wijk bevorderen, werkende ouders een sluitend dagarrangement bieden of leerprestaties van leerlingen verbeteren. Deze nevendoelstellingen worden echter door veel minder gemeenten, scholen en instellingen onderschreven dan de hiervoor genoemde doelen.
4
TREND
Multifunctionele accommodaties
Ongeveer de helft van de brede scholen is of wordt gerealiseerd in nieuwe of gerenoveerde gebouwen. Meestal zijn dat multifunctionele accommodaties waarin meerdere voorzieningen onder één dak worden gehuisvest. Maar daarnaast is ook huisvesting van voorzieningen op loopafstand van elkaar in opkomst. Heldere afspraken over beheer en exploitatie van gebouwen worden onontbeerlijk geacht voor het welslagen van brede scholen. Toch is het beheer van brede scholen in de helft van de gemeenten nog niet geregeld. In de andere helft van de gemeenten zijn een groot aantal verschillende beheermodellen in omloop. Vaak is er sprake van gebundeld of gezamenlijk beheer. In andere gevallen verzorgen alle participanten het beheer van hun deel van het gebouw. Soms neemt één van de participanten alle beheerstaken voor zijn rekening. Mengvormen van deze varianten komen ook regelmatig voor. In de praktijk wordt (een deel van) het beheer ook – vaak bij wijze van tijdelijke oplossing - bij de gemeente ondergebracht.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 9
5
TREND
6
Op weg naar een basisvoorziening
TREND
Attitudeverandering vereist
10 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
Gemeenten, scholen en instellingen willen onherroepelijk verder met de brede school. Als zij er in slagen hun ambities waar te maken, tekent zich een toekomstscenario af waarin brede scholen een vast onderdeel gaan vormen van de sociale infrastructuur. Het merendeel van de gemeenten is van plan het aantal brede scholen de komende jaren verder uit te breiden en de kwaliteit van de bestaande brede scholen te versterken. Veel gemeenten vinden dat de brede school op termijn alle voorzieningen voor kinderen van 0-12 zou moeten omvatten. Een aanzienlijk deel van de gemeenten en de meeste scholen en instellingen verwachten dat de brede school zich in de toekomst verder zal ontwikkelen tot een basisvoorziening in elke wijk. De vertegenwoordigers van de sectoren onderwijs, welzijn, kinderopvang, zorg, cultuur en sport vinden dat de eigen sector daar standaard deel van uit zou moeten maken. De samenwerking in brede scholen lijkt goed op gang te komen. Er is inmiddels sprake van een breed draagvlak op managementniveau. Op de werkvloer ligt dat anders. Het personeel van de diverse organisaties heeft weliswaar een open en flexibele houding ten aanzien van elkaar, maar dat betekent nog niet dat cultuurverschillen overbrugd zijn. Volgens de betrokkenen staan er nog teveel schotten tussen de organisaties en is er nog teveel sprake van losse activiteiten. Het werken in de brede school vereist volgens hen een verregaande attitudeomslag bij het personeel. Professionals moeten de expertise van collega’s uit andere disciplines beter leren benutten. Daarbij wordt nadrukkelijk gedacht aan combinatiefuncties en integratie van binnen- en buitenschoolse programma’s. Opleidingen kunnen in belangrijke mate bijdragen aan attitudeverandering door toekomstig personeel beter voor te bereiden op het werken in een brede school.
7
TREND
Continuïteit waarborgen
De rolverdeling tussen scholen, instellingen en gemeenten gaat de komende jaren als gevolg van een aantal wetswijzigingen ingrijpend veranderen. Zo krijgen schoolbesturen en scholen meer autonomie en wordt van gemeenten verwacht dat zij meer inzetten op samenhang tussen voorzieningen. Dit zal consequenties hebben voor de onderlinge verhoudingen in de brede school. De onderwijssector heeft nu vaak al een dominante positie en die positie zal in de toekomst wellicht nog verder worden versterkt. De gemeente wordt evenwel door alle partijen als onmisbare schakel beschouwd. De lokale overheid is bij uitstek de partij die zorg kan dragen voor consolidatie van de samenwerking en voor het waarborgen van de continuïteit en financiële zekerheid voor de brede school. De lokale politiek heeft zich veelal uitgesproken over de toekomst van de brede school in de gemeente en vaak ook bereidheid getoond daarin te investeren. Het komt er nu op aan voet bij stuk te houden en de betrokken organisaties ook op de lange termijn voldoende houvast te bieden. De scholen en instellingen die in brede scholen participeren, willen de onderlinge samenwerking organisatorisch verankeren. Een bepaalde mate van verzakelijking van de onderlinge contacten is volgens hen onontkoombaar. Afspraken moeten beter worden vastgelegd en er dient controle plaats te vinden op de naleving ervan. Juridische en financiële vervlechting van organisaties wordt vooralsnog niet als wenselijk beschouwd.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 11
12 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
3
DE CIJFERS
Hoeveel brede scholen zijn er in Nederland? Waar zijn die brede scholen te vinden? Hoe zijn ze gehuisvest?
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 13
Bijna tweederde van de gemeenten werkt aan brede scholen
wel allemaal brede scholen ontwikkelden. Voornamelijk onder kleinere gemeenten heeft een wisseling van de wacht plaatsgevonden. In bijna 100 nieuwe gemeenten is de ontwikkeling van brede scholen opgestart maar daar staat tegenover dat het proces in ruim 50 gemeenten is vertraagd of stilgevallen. Daarnaast zijn een aantal kleine gemeenten sinds 2003 als gevolg van herindelingen samen gegaan met andere gemeenten.
In steeds meer gemeenten in Nederland wordt gewerkt aan de ontwikkeling van brede scholen. In 2003 was er ten opzichte van 2002 nog sprake van stabilisatie. In die periode steeg het percentage gemeenten met brede scholen nauwelijks meer (van 53% naar 54%). Nu, in 2005, is het percentage gemeenten met brede scholen wel weer verder gestegen naar 62%. Oftewel, van de in totaal 467 Nederlandse gemeenten werken er 289 aan brede scholen.
Aantal operationele brede scholen neemt gestaag toe
Brede scholen verschijnen overal in Nederland
2 Ter vergelijking: in
2003 waren dat er ongeveer 500 en in 2002 ongeveer 450.
Het aantal operationele brede scholen groeit gestaag. Gemiddeld genomen zijn er de afgelopen jaren elk jaar zo’n 50 nieuwe brede scholen bij gekomen. In 2005 zijn er naar schatting ruim 600 brede scholen operationeel2. De gemeenten hebben de ambitie om dat aantal in 2010 minimaal verdubbeld te hebben. Tegen die tijd willen zij ruim 1200 brede scholen gerealiseerd hebben.
Brede scholen verschijnen in alle provincies, in alle grotere steden, maar steeds vaker ook in kleinere gemeenten en op het platteland. De stijging komt vooral op het conto van de kleinere gemeenten en plattelandsgemeenten. Dat is op zichzelf niet verwonderlijk gezien het feit dat 50.000+ gemeenten in voorgaande jaren al vrij-
Figuur 1 Brede schoolontwikkeling in Nederlands gemeenten 80 62
60
40
54
53
36
35 29
25
24
22
22
21 17
20
0 2001 (n = 504)
2002 (n = 496)
2003 (n = 489)
brede scholen worden ontwikkeld voornemens om brede scholen vorm te geven geen brede school ontwikkeling
14 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
2005 (n = 467)
Figuur 2 Gemeentegrootte en ontwikkeling van brede scholen (n=467) Inwonertal
Stand van zaken in 2005
100.000+
Alle (100%) grote gemeenten (n=25) werken al enkele jaren aan de ontwikkeling van brede scholen.
50.000-100.000
20.000-50.000
Minder dan 20.000
In vrijwel alle (95%) middelgrote gemeenten (n=37) worden al sinds 2002 brede scholen ontwikkeld. Bijna driekwart (71%) van de kleinere gemeenten (n=182) werkt aan brede scholen (in 2003 was dat nog 63%). Bijna de helft (46%) van de gemeenten op het platteland (n=223) ontwikkelt brede scholen (in 2003 was dat nog 38%).
Het percentage gemeenten met één of meer operationele brede scholen neemt gestaag toe, van 34% in 2002 naar 47% in 2003 tot 59% in 2005.
Groei verwacht in dorpskernen Verreweg de meeste operationele brede scholen staan nu nog in achterstandswijken. Brede scholen in dorpskernen zijn echter sterk in opkomst. Het aantal operationele brede scholen in dorpskernen neemt al toe maar de komende jaren komen er daar naar schatting nog ruim 100 brede scholen bij. Het aantal brede scholen in nieuwbouwwijken en sociaal-economisch sterke wijken is nog relatief beperkt en vooralsFiguur 3 Waar zijn brede scholen te vinden (n=58-100) Wijk Achterstandswijken Dorpskernen
operationeel 69% 12%
In voorbereiding
Het aantal beoogde brede scholen varieert De helft van de gemeenten wil drie of meer brede scholen realiseren. De andere helft van de gemeenten wil het voorlopig bij één of twee brede scholen houden.
Onder één dak of op loopafstand Ruim de helft van de brede scholen (54%) is of wordt gehuisvest in een multifunctionele accommodatie met meerdere voorzieningen onder één dak. De overige brede scholen zijn of worden gehuisvest op locaties verspreid over de wijk (11%) of in elkaars directe nabijheid (35%). Deze laatstgenoemde optie, dat wil zeggen huisvesting van voorzieningen op loopafstand van elkaar, lijkt aan populariteit te winnen. Ruim de helft (57%) van de gemeenten vindt dat brede scholen beter gedijen in multifunctionele gebouwen. Het merendeel (80%) van de gemeenten is van mening dat de huisvestingsverordening voldoende mogelijkheden biedt om goede huisvesting voor brede scholen te realiseren.
In oude én nieuwe gebouwen Ruim de helft (53%) van de brede scholen is of wordt gerealiseerd in bestaande gebouwen. In de andere gevallen is er sprake van nieuwbouw (33%) of verbouwing/renovatie (14%). Multifunctionele huisvesting gaat niet per definitie gepaard met een nieuw gebouw. Bestaande gebouwen bieden kennelijk ook mogelijkheden om meerdere instellingen te huisvesten.
17% 37%
Sociaal-economisch sterke wijken
8%
15%
Nieuwbouwwijken
6%
18%
Herstructureringswijken
5%
12%
100%
100%
Totaal
nog wordt er in die wijken ook geen sterke stijging verwacht.
Beheer en exploitatie nog niet goed geregeld De meeste gemeenten (83%) zijn van mening dat een brede school niet goed kan functioneren zonder goede afspraken over beheer en exploitatie. Toch geeft bijna de helft (49%) van de gemeenten aan dat één en ander nog niet is geregeld. In de overige gemeenten zijn een groot aantal verschillende beheermodellen in omloop. Vaak is er sprake van gebundeld of
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 15
Figuur 4 Gemeenten met brede scholen gemeenten waar brede scholen worden gerealiseerd gemeenten met het voornemen om een brede school vorm te geven gemeenten waar geen brede schoolontwikkeling is
16 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
Figuur 5 Aantal te realiseren brede scholen per gemeente (n=146) 1 brede school
2 brede scholen 21%
22%
3-5 brede scholen
meer dan 5 brede scholen 29%
28%
Figuur 6 Wijze van huisvesting van brede scholen (n = 58-131) multifunctionele accommodatie locaties in directe nabijheid
11%
Samenhangende voorzieningen verspreid over locaties in de wijk
35%
54%
Figuur 7 Aard van de locatie van brede scholen (n=76-120) bestaande gebouwen
verbouw
nieuwbouw
33% 53% 14%
gezamenlijk beheer, bijvoorbeeld door een onafhankelijke beheersorganisatie of een beheercommissie waarin alle gebruikers zitting hebben. In andere gevallen verzorgen alle participanten het beheer van hun deel van het gebouw. Soms neemt één van de participanten alle beheerstaken voor zijn rekening. Ook mengvormen van deze varianten komen regelmatig voor. In de praktijk blijkt (een deel van) het beheer bij de gemeente te berusten of in een enkel geval bij een woningcorporatie. Daarbij wordt dan vaak aangegeven dat het om een tijdelijke oplossing gaat en dat de participanten het beheer op termijn zullen overnemen. Behalve aan afspraken over beheer ontbreekt het in het in ongeveer de helft van de gemeenten ook aan afspraken over de dagelijkse coördinatie en groot en klein onderhoud.
Naast brede scholen zijn er ook andere voorbeelden van multidisciplinaire samenwerking tussen voorzieningen voor kinderen van 0-12. In ruim 30 gemeenten is er sprake van samenwerkingsverbanden waar basisscholen niet actief deel van uitmaken. Het gaat dan bijvoorbeeld om ouder-kindcentra (OKC), buitenschoolse activiteitencentra, loketten voor vroegsignalering en interventie, huiskamerprojecten of een Kulturhus waarin culturele instellingen zijn verenigd. Daarbij zijn veelal betrokken: peuterspeelzalen, consultatiebureaus, welzijnsinstellingen, buitenschoolse opvang, kinderopvang en soms ook maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg en bibliotheek. Soms richten de samenwerkende voorzieningen zich alleen op 0-4 jarigen, soms uitsluitend op 4-12 jarigen, maar in de meeste gevallen op alle kinderen van 0-12 jaar. Bij navraag blijkt vaak dat scholen wel op afstand betrokken zijn. Bijvoorbeeld door middel van afspraken over toelevering en overdracht van kinderen. Het merendeel van de samenhangende voorzieningen bevindt zich nog in de planen oriëntatiefase.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 17
18 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
4 INHOUD
Wat was de aanleiding om met de brede school te starten? Waarom willen organisaties participeren in brede scholen? Welke doelen heeft men met de brede school voor ogen? Welke activiteiten worden ontplooid voor welke doelgroepen?
In de nu volgende hoofdstukken worden de gegevens van gemeenten en sectoren naast elkaar in aparte tekstvakken gepresenteerd. We hebben de sectoren omwille van de leesbaarheid als volgt ingedeeld:
Sector onderwijs : scholen en schoolbesturen voor basisonderwijs en speciaal basisonderwijs Sector welzijn : welzijnsinstellingen, jongerencentra Sector opvang : kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, organisaties voor buitenschoolse opvang Sector zorg : maatschappelijk werk, consultatiebureau/thuiszorg, schoolarts/GGD, Bureau Jeugdzorg Sector sport : sportverenigingen, sportstimuleringsbureaus Sector cultuur : bibliotheken, muziekscholen, centra voor kunst en cultuur
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 19
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 4 INHOUD
Aanleidingen Wat beweegt gemeenten om de brede school ontwikkeling in gang te zetten? Huisvesting en nieuwbouw zijn voor hen de belangrijkste aanleidingen. Met huisvesting wordt gedoeld op huisvestingsproblemen die basisscholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, culturele centra en andere instellingen bij de gemeente aankaarten. De bestaande huisvesting is dan bijvoorbeeld verouderd, te krap, biedt geen mogelijkheden voor vernieuwingen of is te zeer versnipperd over de wijk. Met nieuwbouw doelen gemeenten op de kansen die vervangende nieuwbouw van scholen, herstructurering van wijken en ontwikkeling van nieuwbouwwijken bieden om dergelijke problemen op te lossen. Een ander type aanleiding voor gemeenten is de ambitie om de samenwerking tussen professionals verder te verbeteren. Ook lokale politieke keuzes kunnen een aanleiding vormen. In dat verband wordt ook gewezen op de positieve berichtgeving over brede scholen in de media en door de rijksoverheid. Tenslotte vormen ontwikkelingskansen van kinderen en dan met name de noodzaak om onderwijsachterstanden tegen te gaan voor gemeenten aanleiding om met de brede school van start te gaan.
Figuur 8a Top 5 van aanleidingen gemeenten voor brede school ontwikkeling (n = 172) Huisvesting
30%
Nieuwbouw
21%
Samenwerken
19%
Politieke keuzes
17%
Ontwikkelingskansen kinderen
15%
Doelen Wat willen gemeenten met brede scholen bereiken? Gemeenten hebben een rijk geschakeerd palet van doelen van zeer diverse aard geformu-
20 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
leerd. We onderscheiden doelen ten aanzien van kinderen, ouders en wijkbewoners. Daarnaast zien we doelen ten aanzien van scholen en instellingen en doelen ten aanzien van het eigen gemeentelijke functioneren. 1. Samenwerking versterken Het versterken van de samenwerking tussen scholen en instellingen krijgt prioriteit. Met name met het oog op het realiseren van een sluitend netwerk van voorzieningen voor kinderen van 0-12 jaar. Andere doelen ten aanzien van de betrokken organisaties betreffen de verbetering van zorg en signalering, expertise uitwisseling en het werkklimaat van professionals. 2. Meer ontwikkelingskansen voor kinderen Het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen neemt in de rangorde van doelen de vierde plaats in. Maar welbeschouwd hebben een groot aantal van de overige doelen een randvoorwaardelijk karakter ten opzichte van dit doel. Dat geldt bijvoorbeeld voor versterking van de samenwerking, vergroten van de betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling van hun kind en het verbeteren van zorg en signalering. Ontwikkelingskansen van kinderen nemen in dat opzicht in het doelenlijstje een centrale plaats in. Veel gemeenten (62%) benadrukken daarbij dat brede scholen zich niet moeten beperken tot leerprestaties maar zich moeten richten op de algehele ontwikkeling van kinderen, dat wil zeggen op hun cognitief, fysiek én sociaal-emotioneel functioneren. Andere doelen ten aanzien van kinderen betreffen het realiseren van een doorgaande ononderbroken ontwikkelingslijn voor kinderen van 0-12 jaar, het verbeteren van leerprestaties en uitbreiding van het activiteitenaanbod. 3. Ouders betrekken bij de ontwikkeling van hun kind Ook doelen ten aanzien van ouders krijgen van gemeenten de nodige nadruk. Het belangrijkste doel is ouders meer te betrekken bij de ontwikkeling van hun kind. Daarnaast gaat het om concentratie van voorzieningen waar ouders
SECTOREN – HOOFDSTUK 4 INHOUD
Aanleidingen De wens tot samenwerking is voor scholen en instellingen veruit de belangrijkste aanleiding om in brede scholen te participeren. Daarnaast worden ook huisvestingsaspecten (bijvoorbeeld mogelijkheden voor multifunctioneel ruimtegebruik, behoefte aan verbetering van bestaande Wij geloven in de gebouwen of mogelijkheden meerwaarde van voor nieuwbouw) door de seceen breed en toren regelmatig als aanleiding samenhangend benoemd. Kwaliteitsverbetering aanbod. Dat van het eigen aanbod is een vergroot de andere belangrijke drijfveer om ontplooiingsmogelijkheden van samen met andere instellingen een brede school op te starten. kinderen. De sectoren geven aan dat zij hun expertise willen inbrengen, daarmee kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de andere instellingen en omgekeerd, dat de brede school kan bijdragen aan hun eigen kwaliteit. Tenslotte beschouwen de sectoren ook de noodzaak om ontwikkelingskansen voor kinderen te verbeteren als een aanleiding om met de brede school te starten. Figuur 8b Top 5 van aanleidingen sectoren voor participatie in brede scholen (n = 265) Samenwerken
19%
Overheidsbeleid
17%
Huisvesting
14%
Kwaliteitsverbetering
12%
Ontwikkelingskansen kinderen
11%
Overigens verschillen de sectoren onderling in de mate waarin zij gewicht toekennen aan de diverse aanleidingen. Zo is samenwerking voor de sector onderwijs een minder belangrijke aanleiding dan het vergroten van ontwikkelingskansen. Kwaliteitsverbetering wordt vooral door de sectoren sport, cultuur en opvang van belang geacht. Aanleidingen op het vlak van huisvesting
spelen voor de sectoren zorg en cultuur niet of nauwelijks een rol. Doelen Voor de sectoren is het verbeteren van ontwikkelingskansen voor kinderen het belangrijkste doel van de brede school. Samenwerking tussen scholen en instellingen dient volgens hen te resulteren in een breed en samenhangend aanbod voor verschillende doelgroepen in de wijk, in de eerste plaats voor kinderen en daarnaast ook voor ouders en buurtbewoners. Activiteiten Scholen en instellingen hebben aangegeven wat zij de brede school te bieden hebben in termen van aanbod en voorzieningen. Net als bij de gemeenten springen de naschoolse activiteiten eruit. De invulling daarvan verschilt per sector. Onderwijs en welzijn noemen gevarieerde activiteiten op het gebied van cultuur, taal en vrije tijd. Voor de sector sport staan het sportbuurtwerk en kennismakingsactiviteiten (bijEen brede school is voorbeeld een sportcarrousel) te herkennen aan centraal. De sector cultuur richt een aanvullend en zich vooral op dans, muziek en samenhangend kunstprojecten. De meerwaaraanbod van diverse de van het naschoolse activiinstellingen dat de teitenaanbod zit volgens de ontwikkelingssectoren vooral in de mogelijkmogelijkheden van heden die het biedt om kindekinderen aanboort ren in de directe omgeving, in en stimuleert. Zowel levensechte situaties te laten in binnenschoolse als leren. Een koppeling tussen in buitenschoolse het binnenschoolse en het buitijd. tenschoolse programma achten zij hiervoor cruciaal. Daarnaast worden ook zorgactiviteiten als kenmerkend voor de brede school beschouwd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om signalering, preventieve activiteiten, zorgteams, spreekuur, consultatiebureau en voorlichting. Tot slot wordt ook opvang, dat wil zeggen voor-, tussen- en naschoolse opvang voor 4-12 jarigen en kinderdagopvang voor 0-4 jarigen, als een essentieel onderdeel van brede scholen beschouwd.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 21
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 4 INHOUD Figuur 9 Doelen van brede scholen en mate van realisatie
samenwerking versterken betrokkenheid ouders vergroten doorgaande lijn ontwikkelingskansen kinderen vergroten concentratie van voorzieningen wijk betrekken bij school sociale cohesie versterken verbeteren zorg en signalering ouders dagarrangementen bieden verbeteren leerprestaties expertise uitwisseling professionals breed activiteitenaanbod voor ouders en kinderen beter regie kunnen voeren integraal beleid voeren kostenbeheersing huisvesting bevorderen wijkactiviteiten werkklimaat professionals ontmoetingsplek creëren 0
10
20
30
40
aantal keren genoemd
terecht kunnen voor henzelf en voor hun kind. Een doel van andere aard betreft werkende ouders dagarrangementen bieden opdat zij arbeid en zorg kunnen combineren. 4. Wijk en brede school meer op elkaar betrekken Ten aanzien van wijkbewoners willen gemeenten in de eerste plaats bereiken dat wijk en brede school meer op elkaar worden betrokken, bijvoorbeeld doordat wijkbewoners participeren in activiteiten en meer gebruik gaan maken van het gebouw. Daarnaast gaat het hen om verster-
22 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
50
60
70
80
doel bereikt
king van de sociale cohesie en ontmoeting in de wijk en het bevorderen van wijkactiviteiten. 5. Regie voeren Een nevendoelstelling van gemeenten ten aanzien van het eigen functioneren betreft de mogelijkheden die de brede school biedt om de samenwerking tussen instellingen beter te kunnen regisseren. Intern willen gemeenten de samenwerking tussen afdelingen verbeteren en integraal beleid stimuleren. Ook hopen zij met de brede school beter accommodatiebeleid te
SECTOREN – HOOFDSTUK 4 INHOUD
P O S I T I E S C H E T S : Opvang en de brede school
Met de sector opvang doelen we in dit verband op instellingen die kinderopvang voor 0-4 jarigen verzorgen en voorschoolse -, tussenschoolse - en buitenschoolse Omdat de opvang voor 4-12 jarigen. kinderopvang Vanuit het oogpunt van ‘commercieel’ is beknoptheid hebben we geworden, rekent de ook peuterspeelzalen in wethouder ons niet deze sector ingedeeld, meer tot zijn hoewel het peuterspeelverantwoordelijkheid. zaalwerk eigenlijk als een Maar daardoor lopen sector op zich beschouwd kinderen nu wel op dient te worden. straat. We geven hier de meest pregnante uitkomsten van de paneldiscussie weer. • De meerwaarde van de sector opvang voor de brede school zit vooral in de mogelijkheid van combinatiefuncties, bijvoorbeeld door onderwijsassistenten in te zetten voor tussenschoolse en naschoolse opvang. Het initiatief en draagvlak hiervoor lijkt meer bij opvang te liggen dan bij onderwijs. Voor de sector opvang heeft participatie in de brede school ook meerwaarde: in samenwerking met andere sectoren, zoals sport, kan de sector de opvang nog aantrekkelijker maken. • In de brede school is de sector opvang een voor de hand liggende partner, simpelweg omdat de combinatie onderwijs en opvang door veel ouders gevraagd wordt. De vraag van de klant zou centraal moeten staan, maar is nog te weinig in beeld.
• De sector opvang wordt vaak gezien als de enige commerciële ondernemer in de brede school. Maar de sector ziet zichzelf meer als maatschappelijk ondernemer. Opvanginstellingen bieden niet alleen opvang voor ouders die zorg en arbeid combineren, maar richten zich ook op het bestrijden van achterstanden. Wanneer de gemeentelijke visie insteekt op het terugdringen van achterstanden, wordt de kinderopvang, ten onrechte, vaak over het hoofd gezien. • Er kan maar één vertrekpunt zijn voor de brede school, en dat is het belang van het kind. Maar het punt blijft toch dat iedere sector dat weer op zijn eigen manier interpreteert. De verschillende perspectieven hoeven elkaar niet te bijten, ze kunnen elkaar aanvullen. De opleidingen hebben een belangrijke taak bij het voorbereiden van toekomstig personeel op het werken in brede scholen, op een functie als bredeschoolmedewerker. • Het ontbreekt de brede school aan regie die ook dwingend is en voorkomt dat partners zich terugtrekken in hun eigen organisatie. Voor het afstemmen van de inhoud is coördinatie onmisbaar. Voor coördinatie en samenwerking moeten de partners uren vrijmaken. • Een toekomstwens van de sector is speel-leergroepen te ontwikkelen in kinder- of activiteitencentra. Om de brede school echt goed van de grond te krijgen, is er ook op landelijk niveau actie nodig: het stimuleren van innovatie, met een aparte financieringsstructuur.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 23
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 4 INHOUD
viteiten hebben zij hun doelgroepen te bieden? Het accent ligt op activiteiten voor kinderen, vooral kinderen in de basisschoolleeftijd en daarnaast ook jonge kinderen van 0 tot 4 jaar. Voor kinderen in de tienerleeftijd is er aanzienlijk minder aanbod. Bij de volwassenen krijgt het aanbod voor ouders prioriteit boven dat voor buurtbewoners. Brede scholen bieden afhankelijk van de doelgroep verschillende combinaties van aanbod op het vlak van onderwijs, opvang, zorg, sport en cultuur.
kunnen voeren, multifunctioneel ruimtegebruik te bevorderen en huisvestingskosten te beheersen. Gemeenten hebben tevens aangegeven in hoeverre zij de doelen al bereikt hebben. Dat is nog nauwelijks het geval. De meeste vordering wordt gemaakt op het vlak van samenwerking tussen organisaties.
Doelgroep en aanbod Op wie richten brede scholen zich en welke acti-
Figuur 10 Percentage gemeenten met brede school aanbod naar doelgroep (n = 149) 100%
92
90
81
80 66
70 60
46
50
40
40 30 20 10 0 0-4 jarigen 4-12 jarigen
0-4 jarigen Bij de allerkleinsten ligt het accent overduidelijk op opvang. Daarnaast is er vooral aanbod van zorg en onderwijs. In een enkele gemeente is er ook voor deze groep aanbod op het gebied van sport en cultuur
4-12 jarigen Voor de kinderen in de basisschoolleeftijd is onderwijs de belangrijkste component binnen de brede school. Daarnaast is er ook veel aanbod van opvang, zorg, sport en cultuur.
24 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
12+
ouders buurtbewoners
12+ In bijna de helft van de gemeenten is er aanbod voor tieners. Het accent ligt op sport en opvang maar er is ook aanbod op het gebied van zorg, cultuur en onderwijs.
Ouders Voor ouders is er vooral aanbod op het gebied van onderwijs (bijvoorbeeld volwasseneneducatie) en zorg (bijvoorbeeld opvoedingsondersteuning). Ook opvang van kinderen wordt als aanbod voor ouders beschouwd. In een beperkt aantal gemeenten zijn er ook sportieve en culturele activiteiten voor ouders.
Buurtbewoners Het aanbod voor buurtbewoners betreft met name sportieve, culturele en educatieve activiteiten.
SECTOREN – HOOFDSTUK 4 INHOUD
P O S I T I E S C H E T S : Uitkomsten enquête opvang n = 41, % = (zeer) eens
Opvanginstellingen gaven antwoord op vragen als: Wat was de aanleiding voor uw organisatie om in de brede school te participeren? Wat zijn uw meest succesvolle activiteiten in de brede school? Welke positie heeft uw organisatie in de brede school? Hoe verloopt de samenwerking? Welke knelpunten ervaart u? Hoe ziet u de toekomst van de brede school vanuit uw organisatie? Aanleidingen
Successen
Positie
Samenwerking De sector opvang werkt het meest intensief samen met de sector onderwijs, en het minst met cultuur. Slechts 40% van de opvanginstellingen vindt dat er sprake is van een gezamenlijke visie. Wel geeft de meerderheid aan een sluitend netwerk te realiseren voor kinderen van 0 tot 12 (54%).
Samenwerken (25%), het gebouw (23%) en kwaliteitsverbetering (20%).
Knelpunten
Schotten tussen organisaties (69%), cultuurverschillen (64%) en wet - en regelgeving (51%).
Opvang (23%), naschoolse activiteiten (23%) en samenwerking (23%).
Toekomst
Een ruime meerderheid vindt dat de brede school een basisvoorziening moet worden (61%), en driekwart ziet zichzelf daarin als standaardvoorziening. MFA’s worden de norm (72%), en opvanginstellingen zijn bereid ruimte in te leveren voor gemeenschappelijk gebruik (62%). De sector is absoluut geen voorstander van het opgaan van instellingen in één organisatie (slechts 7% is daar vóór). Hoewel er nog niet zoveel combinatiefuncties zijn, ziet de sector dit in de toekomst wel zitten (61%).
De sector vindt zichzelf vooral partner (90%). De meeste opvanginstellingen vinden niet dat er sprake is van één duidelijke trekker, maar van een coördinatieteam (72%). Weinig instellingen vinden dat de gemeente een sterke regierol vervult (21%). De helft (49%) van de opvanginstellingen vindt dat de gemeente uitsluitend randvoorwaarden biedt.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 25
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 4 INHOUD
4% 5% 24% onderwijs
Figuur 11.1 Aanbod voor 0-4 jarigen
27%
40%
opvang zorg sport
Figuur 11.2 Aanbod voor 4-12 jarigen
14% 30%
cultuur 15%
18%
18%
17%
Figuur 11.3 Aanbod voor 12+
23%
Figuur 11.4 Aanbod voor ouders
13% 30%
19%
Figuur 11.5 Aanbod voor de buurt 28%
21%
11% 22%
Buitenschoolse activiteiten Activiteiten voor kinderen na schooltijd, vooral op het vlak van vrijetijdsbesteding. Veel aandacht voor spelen, sporten en bewegen en daarnaast voor kennismaking met kunst en cultuur.
18%
26 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
Taalontwikkeling Voor- en vroegschoolse educatie en veel activiteiten gericht op taalontwikkeling, doorgaande taalleerlijnen en leesbevordering. Ouderbetrokkenheid Opvoedingsondersteuning en opvoedprogramma’s, schoolmaatschappelijk werk, inloop- en koffieochtenden, ouderkamers.
15%
29%
Wat zijn nu volgens gemeenten de meest kenmerkende activiteiten van brede scholen? Brede scholen blijken een zeer divers activiteitenaanbod te ontplooien. Het meest in het oog springend zijn de buitenschoolse activiteiten, educatieve activiteiten gericht op taalontwikkeling en activiteiten ten aanzien van ouderbetrokkenheid.
23%
27%
9%
Activiteiten
Accenten in de programmering Van een aantal specifieke activiteiten is nagegaan of brede scholen daar aanbod voor hebben. Met name doorgaande lijnen (voor 0-6 jarigen, taallijnen en kindvolgsystemen) en zorg & opvoeding (schoolarts, consultatiebureau, opvoedingsondersteuning en schoolmaatschappelijk werk) blijken accent te krijgen. Diverse vormen van kinderopvang voor 4-12 jarigen Op veel brede scholen worden diverse vormen van opvang voor 4-12 jarigen aangeboden. Tussenschoolse opvang (overblijven) en naschoolse opvang komt volgens de gemeenten het meeste voor. Opvang vóór schooltijd (bijvoorbeeld vanaf 7.30 uur) komt minder voor maar wordt toch nog in ruim eenderde van de gemeenten aangeboden. De verlengde schooldag (feitelijk geen vorm van opvang maar een activiteitenaanbod na schooltijd) wordt in bijna eenderde van de gemeenten aangeboden. Van tieneropvang is slechts mondjesmaat sprake.
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 4 INHOUD
Figuur 12 Percentage gemeenten dat activiteiten aanbiedt in brede school verband (N=124-143)
inhoudelijke afstemming 0-6 schoolarts kindvolgsysteem doorgaande taallijn consultatiebureau opvoedingsondersteuning ICT schoolmaatschappelijk werk ontmoetingsplek sport kunst en cultuur volwasseneneducatie wijkverpleging spreekuur wijkagent activiteiten voor senioren 0
20 wel aanbod
40 enigszins
Figuur 13 Percentage gemeenten dat diverse vormen van opvang aanbiedt in brede school verband (n = 149)
60
80
100%
geen aanbod
tussenschoolse opvang
68%
naschoolse opvang
67%
opvang voor schooltijd
38%
verlengde schooldag
31%
tieneropvang
8%
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 27
28 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
5 PROCES
Welke partijen zijn betrokken bij de brede schoolontwikkeling? Spelen zij een actieve rol of zijn ze slechts zijdelings betrokken? In welke rolverdeling opereren zij? Hoe verloopt het proces? Hoe staat het met de financiering?
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 29
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 5 PROCES
De partijen Ten opzichte van 2003 hebben zich een paar kleine verschuivingen voorgedaan. De top drie blijft echter ongewijzigd. Kinderopvang, peuterspeelzalen en basisonderwijs vormen onbetwist het hart van de brede school. In vrijwel alle gemeenten zijn zij actief betrokken bij de brede school. De participatie van bibliotheken in brede scholen blijft toenemen. Inmiddels is de bibliotheek in ruim de helft van de gemeenten actief betrokken. Andere culturele partners als muziekscholen en centra voor kunst en cultuur zijn relatief minder vaak betrokken. De betrokkenheid van het welzijnswerk, in ruim de helft van de gemeenten actief in de brede school, blijft stabiel ten opzicht van vorige jaren. Hetzelfde geldt voor zorginstellingen als GGD, thuiszorg en maatschappelijk werk die in ongeveer eenderde van de gemeenten actief betrokken zijn. Voortgezet onderwijs3 en speciaal basisonderwijs zijn in beperkte mate betrokken.
De rolverdeling
3 De focus in de data-
verzameling voor het
Gemeenten beschouwen scholen en schoolbesturen (74%) als de belangrijkste voortrekkers in de lokale ontwikkeling van brede scholen. Daarnaast zien zij veelal (43%) ook voor zichzelf een rol als voortrekker weggelegd, vaak in samenwerking met schoolbesturen. In veel mindere mate worden ook welzijnsinstellingen (23%), kinderopvang (19%) en peuterspeelzalen (16%) als voortrekker genoemd.
jaarbericht ligt op voorzieningen voor kinderen van 0-12 jaar. In separaat onderzoek zijn de brede scholen in het voortgezet onderwijs in kaart gebracht. Rapport: De stand van zaken in het voortgezet onderwijs. Schooljaar 2004/2005. Oberon, 2005.
De rol van de gemeente Gemeenten onderscheiden voor zichzelf in het proces van brede school ontwikkeling de volgende rollen: 1. Regisseren (66%): regie voeren en proces managen 2. Initiëren (32%): aanjagen, stimuleren en coördineren (met name in de startfase) 3. Faciliteren (26%): randvoorwaarden scheppen 4. Financieren (24%):
30 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
subsidies verstrekken, geldstromen ontschotten 5. Coördineren (16%): afstemmen, organisaties bijeen brengen, initiatieven stroomlijnen Politiek draagvlak In het gros van de gemeenten is er sprake van een uitstekend politiek draagvlak voor de brede school. In de meeste gemeenten wordt dat ook vertaald in daden, dat wil zeggen in het vrijmaken van middelen voor brede scholen. Overigens ervaart bijna de helft van de gemeenten dat zij beperkte wettelijke en beleidsmatige ruimte heeft voor de realisatie van brede scholen, bijvoorbeeld als het gaat om mogelijkheden om integraal accommodatiebeleid te voeren. Samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen De gemeentelijke betrokkenheid bij brede scholen wordt door verschillende afdelingen ingevuld. In het grootste deel van de gemeenten zijn de afdelingen Onderwijs (87%), Onderwijshuisvesting (78%) en Welzijn (62%) intensief betrokken. Dat geldt in mindere mate ook voor de afdelingen Financien (38%), Ruimtelijke Ordening/wonen (33%), Zorg (30%), Sport (29%), Cultuur (25%), Wijkontwikkeling/beheer (22%) en Veiligheid (15%). In bijna tweederde van de gemeenten verloopt de samenwerking tussen de betrokken afdelingen goed (53%) tot zeer goed (8%). In eenderde (34%) van de gemeenten is de samenwerking redelijk, in enkele gevallen (4%) slecht.
Samenwerking In ruim de helft van de gemeenten is er sprake van een breed draagvlak voor de brede school bij het management van scholen en instellingen. Het draagvlak op de werkvloer blijft daar ver bij achter. Dat blijkt ook uit andere stellingen. De continuïteit is vaak nog niet gewaarborgd, er is vaak sprake van meningsverschillen en er heerst nog geen wij-gevoel onder het personeel. Ook ontbreekt het vaak aan voldoende personeel om de boel draaiende te houden.
SECTOREN – HOOFDSTUK 5 PROCES
Wat vinden de scholen en instellingen van de betrokkenheid en rolverdeling van de participerende organisaties? Hoe beoordelen zij de samenwerking en het verloop van het proces? In hoeverre is financiering voor hen een issue? De partijen Aan de sectoren is gevraagd welke andere organisaties nog meer betrokken zijn bij de brede scholen waar zij in participeren. Figuur 14b Sectoren over de betrokkenheid van partners in brede scholen (n=240-245) Onderwijs Welzijn Opvang Sport Zorg Cultuur 0
20 betrokken
40
60
80
100%
niet betrokken
De scholen en instellingen schatten de betrokkenheid van welzijn hoger in dan gemeenten (vergelijk figuur 14a) dat doen. Maar dat is mogelijk het gevolg van het feit dat we peuterspeelzalen voor deze vraag bij de sector welzijn hebben ondergebracht. Dat gegeven in ogenschouw nemend, komen de sectoren ongeveer tot dezelfde rangorde als gemeenten. Wel schatten de sectoren de betrokkenheid van de sectoren sport, zorg en cultuur in hun brede scholen over het algemeen hoger in dan gemeenten. De rolverdeling Elke sector heeft aangegeven welke positie zij zelf inneemt binnen de brede school, en wat de positie is van de andere sectoren. Zij onderscheiden de volgende posities: • Trekker : leidend in de ontwikkeling en/of
uitvoering, gangmaker, initiator : opereert samen met en gelijkwaardig aan andere partners, medeondernemer • Leverancier: levert op verzoek diensten en activiteiten, onderaannemer • Partner
Volgens de sectoren is er sprake van een duidelijke rolverdeling. Zij schrijven elkaar de volgende posities toe is: • Het onderwijs wordt door het merendeel van de instellingen als de belangrijkste trekker van de brede school beschouwd. De sector opvang is de enige sector die het onderwijs meer als partner dan als trekker ziet. • De sectoren welzijn, opvang en zorg opereren vooral als partners in de brede school. Opvallend is dat de sector zorg zichzelf niet alleen als partner, maar deels ook als leverancier ziet. • De sectoren sport en cultuur worden door de andere sectoren in de eerste plaats als leverancier van diensten en activiteiEr is niemand die ten gezien. Zij zien zichzelf roept “OK, zo gaan we echter toch meer als parthet doen!”. In het ner dan als leverancier. gebruikersoverleg kijkt
iedereen elkaar aan en De sectoren onderstrepen wacht af. Hierdoor het belang van gelijkwaardiblijven deuren dicht. ge partners, die gezamenlijk Onze brede school een coördinatieteam vormist niet alleen een men. Ze zien samenwerking trekker, maar ook op basis van gelijkwaardigduidelijk gestelde heid als een succesfactor doelen: welke van de brede school. Volresultaten willen we gens ruim tweederde van de samen behalen? instellingen is er op dit moment al sprake van een dergelijk coördinatieteam. Toch heeft de sector onderwijs binnen de brede school een sterkere positie dan de andere sectoren. Een ruime meerderheid van de instellingen vindt dat het onderwijs een dominante positie heeft in de brede school. Ook de sector onderwijs zelf is overtuigd van haar dominante positie. Tegelijkertijd geven scholen aan dat zij de kar liever niet
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 31
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 5 PROCES
Figuur 14a Ranglijst van partners in brede scholen (n = 140-150)
Basisonderwijs Peuterspeelzalen Kinderopvang Bibliotheek Welzijnswerk Thuiszorg GGD Maatschappelijk werk Sportverenigingen Muziekschool Onderwijsbegeleidingsdienst Buurtvereniging Centrum voor kunst & cultuur Woningbouwvereniging Jongerencentrum ROC Jeugdzorg Ouderverenigingen Voortgezet onderwijs Speciaal onderwijs Politie Speeltuin(vereniging) Allochtonenorganisaties Horeca Hogeschool 0
actief: participeert actief in het proces
32 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
10
20
30
40
passief: wel betrokken, geen activiteit
50
60
70
geen deelname
80
90
100%
SECTOREN – HOOFDSTUK 5 PROCES
Figuur 15b Sectoren over de rolverdeling in het proces (n=233-239, % = (zeer) mee eens)
Stelling
onderwijs welzijn opvang
Er is een coördinatieteam van meerdere gelijkwaardige partners
zorg
sport cultuur
totaal
79%
79%
72%
72%
57%
53%
69%
Het onderwijs heeft een dominante positie binnen de brede school 69%
56%
49%
68%
65%
66%
62%
Binnen de brede school is er één duidelijke trekker
47%
39%
52%
50%
51%
48%
alleen trekken. Zij zijn met name beducht voor een te grote taakverzwaring van hun directeuren. Bovendien heeft de school volgens hen momenteel onvoldoende bevoegdheden om een echte ‘spin in het web’ te kunnen zijn. Scholen en instellingen lijken al met al een beetje te schipperen tussen het principe van gelijkwaardigheid en de behoefte aan iemand die de kar trekt. De rol van de gemeente Volgens de sectoren heeft de gemeente de taak om regie te voeren over de brede school. Ze moet beleidskeuzes maken (bijvoorbeeld door te bepalen in welke wijken brede scholen komen), de kwaliteit van de brede school bewaken (door te monitoren) en randvoorwaarden bieden (door
50%
te zorgen voor huisvesting en subsidiëring). In de praktijk komt hier nog niet zoveel van terecht, vinden de sectoren. Slechts eenderde (37%) van de sectoren vindt dat de gemeente de regie over de brede school stevig in handen heeft (gemeenten zien dat zelf anders, zij vinden in meerderheid dat zij de leiding hebben bij de ontwikkeling van brede scholen). Overigens verschillen de sectoren onderling in hun beoordeling van de gemeente. Cultuur en welzijn zijn redelijk te spreken over de gemeentelijke regie, de sectoren onderwijs en opvang zijn hier aanzienlijk minder positief over. De sectoren opvang en sport vinden dat de gemeente vooral randvoorwaarden moet bieden, de sector zorg vindt juist dat de gemeente zich ook met de inhoud moet bemoeien.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 33
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 5 PROCES
Figuur 15a Gemeenten over hun rol in het proces (n = 150-168) Stelling
% = (zeer) mee eens
De gemeenteraad heeft zich positief uitgesproken over de ontwikkeling van brede scholen
80%
De gemeente steekt eigen gemeentelijk geld in de ontwikkeling van brede scholen
77%
Onze wethouders gaan ervoor!
74%
De gemeente heeft de leiding bij de ontwikkeling van brede scholen
62%
De gemeente zet instellingen door middel van subsidierelaties onder druk om mee te werken aan de brede school
58%
De gemeente heeft voldoende wettelijke en beleidsmatige speelruimte om brede scholen te realiseren
56%
De gemeente slaagt erin om integraal accommodatiebeleid te voeren ten aanzien van brede scholen
54%
De gemeente beperkt zich tot ondersteuning
52%
De gemeente bemoeit zich niet inhoudelijk met de vormgeving van brede scholen
47%
De zwakste schakel Gevraagd naar de zwakste schakel in het proces wijzen gemeenten vaak op individuele scholen en kleine schoolbesturen. Ook welzijnsinstellingen worden in dit verband relatief vaak genoemd. Moeite met het bepalen van de eigen positie, financiële afhankelijkheid en onervarenheid zijn termen die in dit verband vallen.
De organisatie De organisatie rondom de brede school wordt meestal aangeduid als projectorganisatie, hoewel die term niet altijd van toepassing is gezien het (semi-) structurele karakter van de organisatie. De projectorganisatie voor de ontwikkeling van brede scholen kent twee vaste elementen, te weten de stuurgroep en de projectleiding.
Projectleiding en coördinatie Projectleiding op gemeentelijk niveau wordt onontbeerlijk geacht. Ruim de helft (54%) van de gemeenten heeft een projectleider brede school aangesteld. Het aantal uren varieert van 2 uur per week tot een fulltime aanstelling. Een aanstelling van twee dagen per week komt het meeste voor. Ook aan coördinatie op locatie wordt veel belang gehecht. Eenderde (32%) van de gemeenten heeft op brede scholen coördinatoren of locatiemanagers aangesteld. Het aantal uren dat zij daarvoor krijgen varieert van 1 uur tot 40 uur per week. Een aanstelling van één dag per week komt het meeste voor. Veel gemeenten vinden dat deze coördinatoren op termijn door de instellingen zelf moeten worden bekostigd.
Voortgang van het proces De stuurgroep Driekwart (75%) van de gemeenten heeft een stuurgroep (ook wel regiegroep genoemd) ingesteld die verantwoordelijk is voor de koers en voortgang van het proces. Ambtenaren maken daar meestal (88%) vast deel van uit en in ruim de helft van de gemeenten hebben ook directies (58%) en bestuurders (54%) van scholen en instellingen zitting in de stuurgroep. Wethouders (50%) en externe adviseurs (44%) zijn iets minder vaak van de partij.
34 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
Nadere specificatie van de ontwikkelingsfase waarin brede scholen zich bevinden wijst uit dat ze min of meer gelijk verdeeld zijn over de verschillende fasen in het ontwikkelingsproces. Ruim een kwart van de brede scholen is zich nog aan het oriënteren en bezig met visie-ontwikkeling, eveneens ruim een kwart is al met concrete voorbereidingen bezig, éénvijfde zit in de uitvoeringsfase en bijna een kwart van de brede scholen is al verder en werkt aan consolidatie en verankering van de werkwijze.
SECTOREN – HOOFDSTUK 5 PROCES
P O S I T I E S C H E T S : Onderwijs en de brede school
Onder de sector onderwijs vallen in dit verband basisscholen en schoolbesturen die betrokken zijn bij de brede school. Hoe kijken zij aan tegen de brede school? Het panel van ervaren schooldirecteuren en schoolbestuurders is tot de volgende conclusies gekomen: • Het onderwijs heeft een belangrijke positie in de brede school. Een aantal onderwijsmensen geeft aan graag te willen werken volgens het Zweedse model, waarbij Breed moet kamerbreed. De politiek de school de trekker is en andere instellingen ‘in is te grillig. De ene dienst neemt’. Een fritidsminister gaat mee, de pedagog verbindt het provolgende draait alles gramma binnen en buiten weer terug. Maar de de school met elkaar. Toch brede school is niet trekken scholen de kar lieterug te draaien. ver niet alleen. Om goede samenwerking te realiseren, werkt een coördinatieteam met gelijkwaardige partners uit meerdere sectoren het beste. Het coördinatieteam voert pittige discussies, overbrugt cultuurverschillen en stoomt vervolgens zaken klaar die voor iedereen aannemelijk zijn. • De basis van samenwerking is bezieling (een visie waar iedereen achter staat), maar verzakelijking (afspraken vastleggen in contracten) is noodzakelijk om de samenwerking goed te laten verlopen.
• Partijen in de brede school moeten het lef hebben om te investeren in de brede school. Als de brede school er is, moet je er vervolgens voor zorgen dat je het draagvlak behoudt. De gezamenlijke visie moet niet alleen op managementniveau leven, maar moet ook op draagvlak kunnen rekenen bij de leerkrachten. Dit vereist dat zij openstaan voor andere partners en over de muren heenkijken. • De wijk zou moeten bepalen hoe de brede school eruitziet: de brede school moet voorzien in de behoeften van de omgeving. Aan de hand daarvan stellen de partners van de brede school de pedagogische opdracht vast: een integrale visie over de functie van de brede school in de wijk. • Eén gebouw is geen garantie voor samenwerking, maar het biedt wel kansen. Multifunctionele centra moeten openbare gebouwen zijn, die open en toegankelijk zijn. Een goede beheerconstructie is dan wel noodzakelijk. • In de toekomst zal de brede school zich verder ontwikkelen. Iedere school moet een brede school worden, door het leerproces te verbreden. Leren gebeurt niet alleen tussen 9.00 en 15.00 en behelst meer dan lezen en rekenen. De schooltijden gaan op de helling.
• De gemeente moet een regierol hebben en de kwaliteit van de brede school bewaken. Het beleid van de gemeente, met name de politiek, is soms te grillig. Scholen voelen zich soms zendelingen in het gemeentehuis wanneer het gaat om de brede school. Daarom is het belangrijk om een sterke werkgroep in te richten met de partners van de brede school.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 35
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 5 PROCES
Figuur 16a Gemeenten over samenwerking (% (zeer) mee eens) (n=137-158)
breed draagvlak bij management
61 % 51
gedegen organisatie samenwerking verloopt soepel
48
38
gebruik van elkaars expertise 35
breed draagvlak op werkvloer 26
continuiteit gewaarborgd voldoende personele capaciteit
25 24
weinig meningsverschillen tussen organisaties 20
wij-gevoel bij personeel 0
10
20
Financiering Wat kost een brede school? Welke budgetten worden daarvoor aangewend en hoe groot is de financiële armslag van gemeenten? Het beschikbare budget De totaalbudgetten die in de gemeenten beschikbaar zijn voor de ontwikkeling van brede scholen variëren nogal. Bijna de helft (47%) van de gemeenten heeft maximaal 100.000 euro beschikbaar voor brede scholen, een kwart (24%) heeft enkele tonnen gereserveerd, bijna een kwart (23%) beschikt over een budget van enkele miljoenen euro’s en een klein deel (6%) van de gemeenten heeft meer dan 10 miljoen
30
40
50
60
70
80
euro te besteden. Dat zijn overigens niet altijd de grootste gemeenten, de laatste categorie telt ook een aantal kleine gemeenten. Budgetafspraken De perioden waarover de budgetafspraken zijn gemaakt lopen sterk uiteen. De meerderheid van de afspraken is gemaakt voor de periode van 2003-2007. Maar er zijn ook gemeenten waar de budgetafspraken doorlopen tot in 2010 en verder. In ruim eenderde (36%) van de gemeenten is er een financiële stimuleringsregeling voor brede scholen ingesteld. Het gros van de gemeenten (77%) is van mening dat de brede scholen momenteel niet zonder de financiële steun van de gemeente kunnen. Ruim eenderde
Figuur 17 Gemeenten over projectleiding en coördinatie (n = 148-166) Stelling
% = (zeer) mee eens
Een projectleider op gemeentelijk niveau is noodzakelijk
75%
De projectleiding kan als de brede scholen eenmaal draaien worden opgeheven
45%
Een coördinator op locatie is van doorslaggevend belang voor het succes van de brede school
76%
De locatiecoördinator moet op termijn door de scholen en instellingen zelf worden gefinancierd
64%
36 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
SECTOREN – HOOFDSTUK 5 PROCES
P O S I T I E S C H E T S : Uitkomsten enquête onderwijs n = 65, % = (zeer) eens
Scholen en besturen gaven antwoord op vragen als: Wat was de aanleiding voor uw organisatie om in de brede school te participeren? Wat zijn uw meest succesvolle activiteiten in de brede school? Welke positie heeft uw organisatie in de brede school? Hoe verloopt de samenwerking? Welke knelpunten ervaart u? Hoe ziet u de toekomst van de brede school vanuit uw organisatie?
Samenwerking Onderwijs werkt het meest samen met welzijn, en het minst met opvang. De meerderheid van de onderwijsinstellingen werkt samen op basis van een gezamenlijke visie (60%), en bijna tweederde geeft aan dat op managementniveau duidelijke afspraken zijn gemaakt.
Aanleidingen
vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen (23%), ontwikkeling van de wijk (21%) en het gebouw (21%).
Knelpunten
Losse activiteiten (47%), tekortschietende opleidingen (44%) en een gebrek aan structurele financiën (41%).
Successen
naschoolse activiteiten (35%), het brede aanbod (17%) en samenwerking met partners (17%).
Toekomst
Positie
De sector onderwijs ziet zichzelf vooral als partner (67%) en trekker (66%). Er is eerder sprake van een coördinatieteam (79%) dan van een duidelijke trekker (50%). De sector is niet overtuigd van sterke gemeentelijke regie (30%).
De brede school wordt een basisvoorziening (71%), waar de sector onderwijs standaard deel van uitmaakt (80%). MFA’s worden de norm (71%) en scholen zijn bereid m2 in te leveren voor gemeenschappelijk gebruik (62%). De onderwijssector is er minder dan andere sectoren van overtuigd dat de schooltijden op de helling moeten (34%). Wel is onderwijs van alle sectoren nog het meest voorstander van juridisch en financiëel samengaan van organisaties (33%).
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 37
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 5 PROCES Figuur 18 Fases van het brede schoolproces (n = 483)
Fase
Percentage brede scholen
Initiatief: oriëntatie en visie-ontwikkeling
27%
Voorbereiding: projectorganisatie en –planning, financiering, bouwprocessen
29%
Uitvoering: implementatie van inhoudelijke en organisatorische veranderingen
21%
Consolidatie: evaluatie en bijstelling en/of uitbreiding van de aanpak
23%
Totaal
100%
(39%) vindt dat de scholen en instellingen hun brede school op den duur zelf moeten financieren. Investeringen in huisvesting brede scholen Ruim tweederde (68%) van de gemeenten steekt extra middelen in de huisvesting van brede scholen (bijvoorbeeld voor nieuwbouw, verbouw en/of verwerving van bouwgrond). Hoeveel er extra geïnvesteerd wordt kunnen de meeste gemeenten niet aangeven. Gedeeltelijk omdat het nog niet bekend is, gedeeltelijk omdat de budgetten zo met elkaar verweven zijn dat het niet mogelijk is om het uit te splitsen naar huisvesting. In de gemeenten waarvan wel bedragen bekend zijn, bedragen de extra investeringen veelal enkele miljoenen euro’s.
Investeringen in projectleiding Naast huisvesting investeren gemeenten ook in projectleiding, activiteiten en externe ondersteuning. In mindere mate betalen ze ook (mee aan) beheer en exploitatie, evaluatie, locatiemanagement en uitvoering. Financieringsbronnen De meeste gemeenten betalen de brede scholen uit eigen zak, dat wil zeggen investeren eigen geld of reserves. Ook wordt er vaak gebruik gemaakt van onderwijshuisvestingsmiddelen. In mindere mate worden ook GOA-middelen, opbrengsten van de verkoop van vrijkomende gronden, subsidies van provincies en subsidiebudgetten van instellingen aangewend.
Figuur 19 Betaalt de gemeente (mee aan) de volgende zaken? (n=142)
projectleiding
62 %
activiteitenbudget
42
externe ondersteuning
40
beheer
30 24
exploitatielasten 21
evaluatie
20
locatiemanagement 16
uitvoerend personeel 0
38 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
20
40
60
80
SECTOREN – HOOFDSTUK 5 PROCES
Samenwerking De samenwerking tussen de sectoren lijkt goed op gang te komen. We vroegen aan de sectoren hoe intensief zij samenwerken met de andere partijen in de brede school. Onderwijs blijkt de centrale samenwerkingspartner te zijn voor alle sectoren. Ruim eenderde (35%) van de instellingen werkt intensief (op dagelijkse basis) samen met het onderwijs, ruim de helft (56%) werkt regelmatig met het onderwijs samen. Daarna is welzijn voor alle sectoren de belangrijkste samenwerkingspartner, op intensieve (19%) of regelmatige (59%) basis. De samenwerkingsrelaties tussen de sectoren zorg, sport en cultuur zijn nog minder sterk. Samenwerking biedt volgens hen echter wel kansen. Zo zien de sectoren sport en zorg voordelen in onderlinge samenwerking, bijvoorbeeld door gezamenlijk op te treden in de bestrijding van overgewicht. Scholen en instellingen zijn het erover eens, dat het personeel open staat voor de andere partners in de brede school. Dat wil overigens nog niet zeggen dat er ook daadwerkelijk sprake is van ontschotting tussen sectoren (zie het hoofdstuk knelpunten). De helft van de scholen en instellingen zegt erin te slagen een sluitend netwerk te bieden voor kinderen van 0-12. Met name de sector zorg is daar positief over. Van
een gezamenlijke visie is volgens ruim de helft van de sectoren nog geen sprake. Opvallend is dat de sector onderwijs er in meerderheid wél van overtuigd is vanuit een gezamenlijke visie te opereren. Bijna eenderde van de scholen en instellingen geeft aan combinatiefuncties te realiseren. Vooral de sector sport lijkt hiermee aan de weg te timmeren. Voortgang van het proces De partijen in de brede school zijn van mening dat de brede school, na een periode van pionieren, aardig op gang komt. De sectoren zijn vooral te spreken over de naschoolse activiteiten. Nu de brede schoolactiviteiten draaien, moet verankering plaatsvinden. Hiervoor is een structureel programma en uitvoeringsbudget nodig. Sommige sectoren vinden dat er op dit moment nog te veel sprake is van ‘losse activiteiten’ in plaats van een samenhangend programma. Financiering Financiering is volgens alle sectoren een belangrijk ‘issue’ binnen de brede school. Het gebrek aan structurele financiën is een belangrijk knelpunt (zie hoofdstuk knelpunten). Partijen zeggen er tevens voor te moeten waken, dat de brede school niet als oplossing wordt gezien voor bezuinigingen. Vooral in dorpskernen of kleine
Figuur 16b Sectoren over samenwerking (n = 229-244, % = (zeer) mee eens) Stelling
onderwijs welzijn opvang
zorg
sport cultuur
totaal
Ons personeel heeft een open en flexibele houding ten aanzien van andere organisaties
69%
75%
68%
79%
83%
68%
73%
Op managementniveau zijn er duidelijke afspraken gemaakt tussen de organisaties
62%
53%
61%
61%
41%
54%
56%
Samen met andere partners bieden wij een sluitend netwerk voor kinderen van 0 tot 12 jaar
41%
47%
54%
73%
39%
40%
49%
Wij werken met andere partners samen op basis van een gezamenlijke pedagogische visie
60%
44%
40%
39%
37%
30%
42%
Onze organisatie heeft in samenwerking met andere partners combinatiefuncties gerealiseerd
35%
25%
28%
24%
40%
37%
31%
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 39
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 5 PROCES
Figuur 20 Financieringsbronnen voor brede scholen (n=141) eigen geld gemeente
78 %
onderwijshuisvesting
64
eigen bijdrage instellingen
45 37
GOA
36
vrijkomende gronden provincie
33
subsidie instellingen
33
jeugdbeleid
23 19
rijksoverheid stedelijke vernieuwing
16
sociaal/welzijnsbeleid
15
GSB
10
volwasseneneducatie
10
sponsorgelden
6
veiligheidbeleid
5
WSNS
4
0
20
Begrotingstekort in de helft van de gemeenten In bijna de helft van de gemeenten (48%) is sprake van een begrotingstekort met betrekking tot de realisatie van brede scholen. Deze gemeenten zijn er nog niet in geslaagd volledige dekking te vinden voor de beoogde investerin-
40 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
40
60
80
gen. In de meeste gemeenten is het nog niet duidelijk hoe hoog het tekort precies is. In die gemeenten waar dat wel het geval is variëren de begrotingstekorten van 25.000 tot 20 miljoen euro.
SECTOREN – HOOFDSTUK 5 PROCES
wijken dreigen voorzieningen soms te verdwijnen als gevolg van bezuinigingen. Bundeling van partners in de brede school kan dan een manier zijn om de voorzieningen te ‘redden’, maar is volgens ettelijke experts geen goede aanleiding om
een brede school te beginnen. Het doorbreken van ‘potjesgerichtheid’ is volgens de sectoren een lastig financieel vraagstuk: hoe komen we tot een bundeling van budgetten onder centrale coördinatie?
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 41
SECTOREN – HOOFDSTUK 5 PROCES
P O S I T I E S C H E T S : Welzijn en de brede school
Met de sector welzijn doelen we op welzijnsinstellingen die participeren in de brede school, bijvoorbeeld met jongerenwerk of sociaal-cultureel werk. We geven de meest opvallende uitkomsten uit de paneldiscussie hieronder weer: • Welzijn heeft verschillende posities binnen de brede school: partner (ontwikkelen van een gezamenlijke missie en aanpak) en leverancier (bieden van aanbod). Welzijn moet zich duidelijk profileren, door te laten zien dat ze een betrouwbare partner is met een structureel programma en uitvoeringsbudget. Met kleine successen kan welzijn het vertrouwen van partners winnen. Keuzes maken is daarin belangrijk. • Wanneer niet duidelijk is wie wat doet en wie de brede school trekt, blijven de deuren dicht. Welzijn moet de coördinatie op zich durven te nemen, eventueel in samenwerking met andere partners. De combinatie onderwijs-welzijn is niet meer vanzelfsprekend, ook andere partners komen in beeld. • Welzijn richt zich op levensecht leren, wat goed aansluit bij het nieuwe leren. Wanneer welzijn binnen schooltijd werkt, worden meer kinderen bereikt. Het onderscheid binnen en buiten schooltijd moet wegvallen, kinderen maken dit onderscheid volgens de welzijnsinstellingen niet. In Nederland dartelen alle organisaties om het kind heen, maar het kind in zijn omgeving, in plaats van de professionaliteit van de organisaties, moet het uitgangspunt zijn.
42 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
• De sector welzijn moet in de eerste plaats werken vanuit een buurtperspectief, daar ligt ook haar kracht. Welzijnsinstellingen zijn geworteld in de wijk, ze hebben zicht op wat zich in de wijk afspeelt en kunnen daar met hun aanbod op inspringen. Welzijnsinstellingen laten het programma grotendeels bepalen door de behoefWelzijnswerkers kunnen ten uit de wijk: kinderen, de koppeling gezinouders en wijkbewoners. school-buurt leggen, Door de sterke wijkgeomdat ze de buurt door richtheid komen kinderen en door kennen, en in de gelegenheid om denken vanuit de buurt. ‘levensecht’ te leren in hun directe omgeving. • De vraag uit de wijk is leidend, maar in sommige wijken moet welzijn ook faciliteren, vindt de sector. Wijkbewoners in nieuwbouwwijken moeten weten wat je te bieden hebt en waar je te vinden bent. • In de toekomst moet de brede school een kernlocatie in de wijk worden: een bruisend centrum met aanbod voor iedereen. De basis van het aanbod is een onderliggende gezamenlijke visie van onderwijs en welzijn op levensecht leren.
SECTOREN – HOOFDSTUK 5 PROCES
P O S I T I E S C H E T S : Uitkomsten enquête welzijn n = 38, % = (zeer) eens
Welzijnsinstellingen gaven antwoord op vragen als: Wat was de aanleiding voor uw organisatie om in de brede school te participeren? Wat zijn uw meest succesvolle activiteiten in de brede school? Welke positie heeft uw organisatie in de brede school? Hoe verloopt de samenwerking? Welke knelpunten ervaart u? Hoe ziet u de toekomst van de brede school vanuit uw organisatie? Aanleidingen
Samenwerken (21%) en een doorgaande lijn (18%).
Successen
Naschoolse activiteiten (43%) en peuterspeelzaal/VVE (23%).
Positie
Welzijn ziet zichzelf in verschillende rollen: partner (92%), leverancier (62%) en trekker (51%). De meeste welzijnsinstellingen participeren in een coördinatieteam (79%). De sector is redelijk te spreken over de regierol van de gemeente (43%).
Samenwerking
Welzijn werkt het meest intensief samen met de sector onderwijs, en het minst met de zorgsector. Volgens minder dan de helft van de welzijnsinstellingen wordt er samengewerkt op basis van een gezamenlijke visie (44%). Een kleine meerderheid heeft afspraken gemaakt op managementniveau (53%).
Knelpunten
Schotten tussen organisaties (68%), gebrek aan structurele financiën (66%) en cultuurverschillen (46%).
Toekomst
De brede school moet een basisvoorziening worden (80%), waarvan welzijn standaard deel uitmaakt (97%). Bijna de helft van de welzijnsinstellingen vindt dat er een geïntegreerd programma moet komen met flexibele schooltijden. De sector is geen voorstander van één organisatie (slechts 19% is voor), maar wel van combinatiefuncties (60%).
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 43
44 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
6
OPBRENGST
Hoever is men op weg? Wordt er al geëvalueerd? Kunnen er al successen worden gemeld? Geven brede scholen al resultaten te zien?
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 45
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 6 OPBRENGST
Stand van zaken Gemeenten bevinden zich naar eigen zeggen in verschillende stadia van ontwikkeling van brede scholen. Eenvijfde van de gemeenten geeft aan dat ze eigenlijk nog niet echt begonnen zijn. In ruim eenderde staat de brede school nog in de kinderschoenen. Eveneens ruim eenderde van de gemeenten vindt dat ze aardig op weg zijn en enkele gemeenten beschouwen zich als koploper in Nederland. Figuur 21 Hoe typeren gemeenten hun brede school ontwikkeling? (n = 116) “We moeten eigenlijk nog echt beginnen”
20%
“Onze brede school staat nog in de kinderschoenen”
38%
“Wij zijn aardig op weg!”
37%
“Wij zijn koploper in Nederland!”
5%
Evaluatie Brede scholen worden nog nauwelijks geëvalueerd. In het merendeel van de gemeenten (62%) is nog geen sprake van evaEr wordt door de luatie. Een deel (18%) treft daar voorparticipanten (met name bereidingen voor, in een ander deel onderwijs en (13%) is evaluatie gaande. Slechts buitenschoolse opvang) enkele gemeenten (7%) hebben de veel breder gedacht over evaluatie afgerond. huisvesting, ruimtegebruik en Resultaten inhoudelijke Hoewel er nog vrijwel geen uitkomsten samenwerking. Dit komt van systematische evaluatie beschiktot uiting in de fysieke baar zijn en het ontwikkelingsproces inrichting, in bsonog niet overal even ver gevorderd is, projecten en een zijn vrijwel alle gemeenten er van overbloeiend vve-programma. tuigd dat er op het terrein van de brede school vooruitgang wordt geboekt. Het gros van de gemeenten (80%) spreekt van successen, tweederde van de gemeenten (65%) is tevreden over de ontwikkeling van brede scholen in de gemeente en ruim de helft (54%) van de gemeenten ziet al concrete resultaten van de brede school aanpak. De opbrengst is volgens de gemeenten divers. De meest genoemde successen en resultaten betreffen:
46 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
1. Betere samenwerking Verbetering van de samenwerking tussen de verschillende disciplines vormt volgens gemeenten veruit het grootste winstpunt van de brede school ontwikkeling. De organisaties raken steeds beter bekend met elkaars werk, gaan opereren vanuit een gezamenlijke visie en verantwoordelijkheid en stemmen hun beleid en werkwijze inhoudelijk en organisatorisch op elkaar af. In dit verband wijzen gemeenten regelmatig op een aarzelende houding aan de start van het proces die na verloop van tijd omslaat in enthousiasme onder de deelnemende organisaties en een elkaar over en weer inspireren. 2. Uitbreiding van het activiteitenaanbod Een tweede belangrijke opbrengst van brede school ontwikkeling betreft de uitbreiding van het activiteitenaanbod. Gemeenten geven aan dat er door de komst van brede scholen meer en breder aanbod voor kinderen en ouders wordt gerealiseerd, bijvoorbeeld op het vlak van sport, cultuur en/of schoolmaatschappelijk werk. Een aantal gemeenten geeft bovendien aan dat deelname en bereik van doelgroepen toeneemt. Daarnaast wordt opgemerkt dat er bij de uitbreiding van het aanbod in toenemende mate vraaggericht te werk wordt gegaan. 3. Realisatie van multifunctionele huisvesting Gemeenten beschouwen ook de realisatie van multifunctionele huisvesting – hetzij door middel van nieuwbouw, hetzij door aanpassingen van bestaande gebouwen - als een belangrijk resultaat van de brede school ontwikkeling. Daarbij wijzen ze ook op de totstandkoming van afspraken over eigendomsverhoudingen, beheer en exploitatie. Daarnaast maken enkele gemeenten melding van resultaten op het niveau van kinderen (bijvoorbeeld sociaal-emotionele vooruitgang of verbeterde leerprestaties cq. cito-scores) en ouders (bijvoorbeeld verbeterd bereik en betrokkenheid).
SECTOREN – HOOFDSTUK 6 OPBRENGST
De sectoren zijn over het algemeen tevreden over de brede school ontwikkeling. De brede school kost weliswaar de nodige inspanning, maar levert ook veel op. Aanwijsbare successen van de brede school liggen volgens de scholen en instellingen op het vlak van naschoolse activiteiten, onderlinge samenwerking en extra zorgaanbod.
1. Meer naschoolse activiteiten Bij de naschoolse activiteiten noemen de sectoren diverse succesvolle activiteiten, met name op het gebied van sport, cultuur, en vrije tijd. Daarbij gaat het onder meer om kennismaking met diverse vormen van kunstzinnige vorming (beeldende kunsten, drama, dans, muziek), bso-sport en sportcarrousels, skaten, speelvoorzieningen, uitleen van speelgoed en ouderkamers. 2. Betere samenwerking Succesvolle samenwerking kenmerkt zich onder andere door afstemming van het aanbod en het realiseren van een doorgaande lijn, het realiseren
van combinatiefuncties en het opstellen van een gezamenlijk pedagogisch beleidsplan. Soms hebben partners nieuwe vormen van dienstverlening Brede scholen kunnen ontwikkeld en gezamenlijk het leerpotentieel gezorgd voor een verbinversterken, door het ding tussen binnen- en buibieden van een tenschoolse activiteiten. De gevarieerd aanbod, sectoren zijn van mening dat inspelend op de ze door samen te werken interesses van het met hun partners een breder kind. beeld krijgen van kinderen.
3. Betere zorg De sectoren vinden dat de samenwerking met betrekking tot de zorg rondom kinderen en ouders (bijvoorbeeld buurtnetwerken jeugdhulpverlening, schoolmaatschappelijk werk en zorgadviesteams) zijn vruchten afwerpt. De zorginstellingen beschouwen ook het onderbrengen van het consultatiebureau in de brede school als een succesvolle operatie.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 47
SECTOREN – HOOFDSTUK 6 OPBRENGST
P O S I T I E S C H E T S : Zorg en de brede school
Zorginstellingen die betrokken zijn bij de brede school zijn het (school)maatschappelijk werk, de thuiszorg (consultatiebureau), de GGD, en Bureau Jeugdzorg. Het panel van ervaren zorgaanbieders ziet de volgende ontwikkelingen in de brede school: • Zorginstellingen vinden het lastig om het onderwijs van de meerwaarde van zorg in de brede school te overtuigen. De zorgsector heeft een duidelijk taak binnen de Zorg een plaats geven brede school. Ze brengt in de brede school is expertise in waarover andeeen kwestie van lange re partners niet beschikken adem. Als zorg eenmaal en kan in samenwerking een plaats heeft, met de andere partners het verloopt het succesvol: netwerk rond het kind sluide meerwaarde wordt tend maken. Scholen zoudirect zichtbaar. den de expertise van zorgaanbieders moeten toevoegen aan het onderwijs. Door het contact met zorgaanbieders wordt signalering gemakkelijker en wordt het mogelijk om al in een vroeg stadium in te zetten op preventie. • Zorgaanbieders hebben ook expertise op het gebied van het omgaan met ouders (opvoedingsondersteuning). Bovendien maakt participatie van de zorgsector het mogelijk om kinderen uit het speciaal onderwijs te betrekken bij naschoolse activiteiten in de brede school.
48 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
• De school alleen kan niet verantwoordelijk zijn voor probleemsignalering, ze kan die verantwoordelijkheid delen met zorgaanbieders en andere organisaties in de brede school. Bij de taakverdeling werkt de praktische insteek het beste: 1. Wie heeft de beste ingang? 2. Wie heeft expertise? Op basis daarvan maken organisaties afspraken. De brede school biedt een goede structuur om afspraken vast te leggen en toe te zien op de naleving ervan. • Het is lastig de zorgketen sluitend te maken. Er ontbreekt vaak een coördinerende zorgaanbieder die verantwoordelijk is voor het volgen van het proces en het informeren van de partners. Het uitblijven van terugkoppeling is een veelgehoorde klacht van scholen. In gemeenten waar dit vanuit een centraal punt loopt, werkt het goed. • De sector zorg lijkt een relatief ‘jonge’ partner te zijn in de brede school en zoekt nog naar haar positie. In de toekomst wordt de zorgsector een belangrijke partner in de brede school, zowel binnen- als buitenschools. Buiten kantooruren kunnen zorginstellingen laagdrempelig zorg bieden voor kinderen die gebruik maken van brede schoolactiviteiten.
SECTOREN – HOOFDSTUK 6 OPBRENGST
P O S I T I E S C H E T S : Uitkomsten enquête zorg
n = 35, % = (zeer) eens
Zorginstellingen gaven antwoord op vragen als: Wat was de aanleiding voor uw organisatie om in de brede school te participeren? Wat zijn uw meest succesvolle activiteiten in de brede school? Welke positie heeft uw organisatie in de brede school? Hoe verloopt de samenwerking? Welke knelpunten ervaart u? Hoe ziet u de toekomst van de brede school vanuit uw organisatie? Aanleidingen
Samenwerken (33%), een doorgaande lijn (15%) en initiatief van derden (15%).
Successen
Zorg (40%), samenwerking (17%) en ouderactiviteiten (13%).
Positie
De sector zorg vindt zichzelf zowel partner (61%) als leverancier (58%). Er is eerder sprake van een coördinatieteam (72%) dan van één duidelijke trekker (52%). De sector is niet zo overtuigd van de sterke regierol van de gemeente (39%).
Samenwerking De sector werkt het intensiefst samen met de sector onderwijs, en het minst met cultuur. De sector zorg geeft aan een sluitend netwerk te bieden (73%) en heeft duidelijke afspraken gemaakt met de partners (61%). Van combinatiefuncties is nog nauwelijks sprake, en ook in de toekomst ziet de sector dit niet echt gebeuren (32%). Knelpunten
Schotten tussen organisaties (80%), een gebrek aan structurele financiën (53%) en cultuurverschillen (41%).
Toekomst
Ruim de helft (55%) van de zorginstellingen wil dat de brede school een basisvoorziening wordt. Het merendeel (63%) wil daar standaard deel van uitmaken. Weinig zorginstellingen zijn voorstander van één organisatie (19%) en slechts een klein deel is voor een programma met flexibele schooltijden (34%). De zorgsector is voorstander van MFA’s (71%), maar levert liever geen m2 in voor gemeenschappelijk gebruik (32%).
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 49
50 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
7
KNELPUNTEN
Wat zijn de belangrijkste knelpunten? Waar lopen gemeenten, scholen en instellingen tegenaan als zij brede scholen realiseren? Wat beschouwen zij als hun grootste mislukkingen?
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 51
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 7 KNELPUNTEN
Gemeenten hebben vooral te kampen met gebrek aan middelen, met bijzonder langdurige ontwikkelingsprocessen en vertragingen, met moeilijk oplosbare beheer- en exploitatiekwesties en met gebrekkig draagvlak op de werkvloer. 1 – Financiële tekorten Ruim de helft van de gemeenten beschouwt het tekort aan middelen als het grootste knelpunt in het ontwikkelingsproces. Zij geven aan dat de financiële continuïteit niet gewaarborgd is en dat er veelal nog geen sprake is van een sluitende meerjarige begroting. Dat betekent dat de projectleiding en het management van brede scholen, beheer en exploitatie en de ontwikkeling van nieuwe gebouwen momenteel onder grote druk staan. Dit vormt een reële bedreiging voor het voortbestaan en de verdere ontwikkeling van brede scholen, met name omdat het gros van de gemeenten van mening is dat brede scholen momenteel niet zonder financiële steun van de gemeente kunnen. Gemeenten vinden weliswaar dat brede scholen in de toekomst financieel op eigen benen moeten kunnen staan, maar daar is nu nog in het geheel geen sprake van. 2 – Vertragingen Veel gemeenten geven aan dat zij vooraf veel te optimistisch zijn geweest over het tempo waarin brede scholen gerealiseerd kunnen worden. Met name een jarenlange aanlooptijd en eindeloze perikelen in de voorbereidingsfase kunnen de partners behoorlijk frustreren. Een aantal factoren werkt dusdanig vertragend dat het ontwikkelingsproces stagneert of zelfs helemaal stilvalt. Gemeenten noemen: het tussentijds uitvallen of tijdelijk terugtrekken van partners, zoeken naar financiering, moeizame verwerving
52 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
van bouwgrond, ambtelijke vacatures, gebrek aan politieke ambitie, bureaucratie, teveel externe adviseurs en als gevolg daarvan te weinig binding vanuit de beleidsafdelingen, bezuinigingen. 3 – Beheer & exploitatie Het opstarten van brede scholen zonder goede afspraken over beheer en exploitatie lijkt een recept voor mislukkingen. Het ontbreken van overeenstemming vooraf kan inhoudelijke ontwikkelingen danig in de weg staan. Gemeenten hebben vaak wel veel tijd besteed aan de ontwikkeling van een beheermodel, soms ook door middel van opdrachten aan externen. Maar de vertaling daarvan in verdeling van verantwoordelijkheden, concrete afspraken en overeenkomsten met participanten blijkt vervolgens toch nog een bijzonder moeizaam proces. Sommige gemeenten kiezen er als noodoplossing voor om zelf dan maar een deel van het beheer op zich te nemen, maar willen daar op termijn toch wel vanaf. 4 – Draagvlak op de werkvloer Gemeenten geven aan dat het draagvlak op de werkvloer vaak nog te wensen overlaat. Met management en directie zijn weliswaar duidelijke afspraken gemaakt. Maar dat biedt geen garantie dat de brede school ook in het beleid en de uitvoering van organisaties is verankerd. Niet zelden hebben gemeenten rondom de brede school intensieve communicatiecampagnes gevoerd ten aanzien van instellingen en burgers. Maar de interne communicatie blijft vaak onderbelicht. Bijkomend risico is dat de brede school afhankelijk blijft van bevlogen eenlingen en dat bij wisseling van de wacht het draagvlak verdampt.
SECTOREN – HOOFDSTUK 7 KNELPUNTEN
Scholen en instellingen hebben te kampen met dezelfde knelpunten als gemeenten. In de prioritering daarvan leggen zij evenwel andere accenten. Knelpunten op het vlak van samenwerking, met name schotten tussen organisaties, wegen voor hen nog iets zwaarder dan financiële tekorten. De sectoren signaleren de volgende knelpunten:
1. Schotten & cultuurverschillen De samenwerking tussen organisaties wordt volgens de scholen en instellingen nog teveel belemmerd door schotten en cultuurverschillen tussen Instellingen zitten in instellingen. Dat lijkt de breeen interne spagaat: de school met name op de het management is werkvloer op te breken. De vóór, maar de visie moet niet alleen vanuit medewerkers zien de de directeur komen, maar brede school nog te moet ook leven bij de leerveel als een krachten, leidsters en overi’aangeplakt doel’. ge medewerkers. Professionals moeten meer over de muren van hun eigen organisatie heen leren kijken. En beter leren inspringen op vragen en behoeften van verschillende doelgroepen. Er is nu nog teveel sprake van losse activiteiten in plaats van een samenhangend programma. Partners moeten elkaars vertrouwen zien te winnen, zodat ze elkaar kunnen versterken zonder elkaar als Er kan maar één bedreiging te zien. Men is vertrekpunt zijn voor van mening dat de brede de brede school, en school een attitudeomslag dat is het belang van bij het personeel vereist. Dit het kind. Maar het vraagt om doortastend perpunt blijft toch dat soneelsbeleid van de particiiedereen dat op zijn panten. De sectoren vinden eigen manier ook dat de opleidingen op interpreteert. dit punt tekort schieten. Toekomstig personeel zou veel beter moeten worden voorbereid op het werken in een brede school.
2. Gebrek aan financiën Gebrek aan voldoende financiële middelen breekt de betrokken organisaties op. Veel instellingen hebben moeite om structureel financiën vrij te maken voor participatie in brede scholen. Dat geldt niet alleen voor de uitvoeringsfase maar kan ook opspelen bij de voorbeAlle organisaties reidingen. Voorbereidingsdartelen om het kind trajecten vereisen vaak langheen. Het uitgangsdurige inzet van personeel punt moet niet de in diverse overleg- en comprofessionaliteit zijn, municatielijnen en de kosten maar het kind en zijn daarvan kunnen behoorlijk omgeving. Schotten oplopen. Gesubsidieerde tussen organisaties instellingen zitten wat finanmoeten worden ciën betreft in een extra lasneergehaald. tig parket. Culturele – en welzijnsinstellingen kampen vaak met bezuinigingen, We krijgen maar de brede school doet onbescheiden vragen wel een beroep op ze voor voor bescheiden het realiseren van activiteibudgetten. ten. Het is dan voor hen niet eenvoudig om zich een betrouwbare partner te tonen. 3. Overige knelpunten Daarnaast signaleren sectoren een aantal andere knelpunten. Onduidelijkheden over de rolverdeling wil bijvoorbeeld sportverenigin- Er is een overschot aan gen nog wel eens parten inhoudelijke spelen: wie stuurt er nu coördinatoren en een eigenlijk en zijn we partner gebrek aan conciërges. of leverancier? Voor kinderopvang, scholen en welzijnsorganisaties kan beheer een netelige kwestie vormen. Tot slot kan wet- en regelgeving, bijvoorbeeld voor de kinderopvang, belemmerend werken.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 53
SECTOREN – HOOFDSTUK 7 KNELPUNTEN
Figuur 22 Sectoren over knelpunten (% (zeer) mee eens) Stelling
onderwijswelzijn opvang
Zorg
sport cultuur
totaal
Er staan nog te veel schotten tussen de organisaties
40%
68%
69%
80%
50%
40%
57%
Onze organisatie heeft geen structurele financiën om de brede school vorm te geven
41%
66%
49%
53%
38%
62%
52%
Cultuurverschillen tussen de organisaties belemmeren de brede schoolontwikkeling
32%
46%
64%
41%
72%
41%
49%
We hebben nog te veel losse activiteiten in plaats van een samenhangend programma
47%
40%
43%
38%
31%
50%
42%
Opleidingen schieten tekort: er wordt niet geanticipeerd op het werken in de brede school
44%
46%
51%
22%
36%
44%
41%
Onze organisatie heeft last van rolverwarring: we zijn zowel partner als leverancier
14%
25%
18%
22%
48%
27%
25%
Het beheer is een bron van miscommunicatie en ergernissen
27%
30%
32%
19%
21%
16%
25%
De wet- en regelgeving zit ons behoorlijk in de weg
23%
24%
51%
13%
17%
11%
24%
54 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
SECTOREN – HOOFDSTUK 7 KNELPUNTEN
P O S I T I E S C H E T S : Cultuur en de brede school
Met de sector cultuur doelen we op bibliotheken, muziekscholen, centra voor kunst en cultuur, erfgoedinstellingen en andere culturele instellingen die actief zijn in de brede school. Het deskundigenpanel heeft de volgende ideeën geformuleerd over de brede school: • Leren doe je zowel binnen de school als daarbuiten, in je directe omgeving. Daarom is het belangrijk om binnen de school al een koppeling te maken met het buitenDe brede school weet schoolse deel. Idealiter wat er in de culturele wordt het één programma, omgeving te vinden is waarin medewerkers van en biedt alle leerlingen culturele instellingen een oriëntatie op kunst en belangrijke rol hebben. De cultuur opdat zij wisselwerking tussen de ontdekken waar hun manieren waarop medeaffiniteit ligt. werkers van verschillende organisaties naar het kind kijken, heeft toegevoegde waarde. Via cultuur leren kinderen op andere manieren leren. • Binnen de brede school is cultuur nooit een doel, het is een middel om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren en vaardigheden aan te leren. Erfgoededucatie kan een belangrijke rol spelen bij het leren in de directe omgeving.
• Culturele instellingen zitten in een ‘interne spagaat’. Medewerkers van culturele instellingen moeten leren om met langdurige projecten te werken, maar moeten tegelijkertijd flexibel zijn en maatwerk kunnen leveren. Ze zijn niet opgeleid om in de brede school te werken. Voor de organisatie vereist dit een doortastend personeelsbeleid. Ook in de opleiding is een inhoudelijke verbeterslag nodig. Enkele grote culturele instellingen organiseren zelf een opleiding voor het werken in brede schoolverband. • De sector cultuur is sterk afhankelijk van overheidssubsidies, en kampt op dit moment met bezuinigingen. Het gebrek aan structurele financiën is dan ook een belangrijk knelpunt voor de culturele instellingen. Culturele instellingen in grote gemeenten hebben te maken met een groot aantal brede scholen, waardoor de financiën versnipperd zijn. • In de toekomst wordt cultuur zo breed mogelijk ingezet in de brede school, zodat leerlingen goed kunnen wortelen in hun omgeving en hun culturele erfgoed. Kunst- en cultuuractiviteiten worden onderdeel van een samenhangend programma in de schooldag en zijn niet meer ‘aangeplakt’.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 55
SECTOREN – HOOFDSTUK 7 KNELPUNTEN
P O S I T I E S C H E T S : Uitkomsten enquête cultuur n = 43, % = (zeer) eens
Culturele instellingen gaven antwoord op vragen als: Wat was de aanleiding voor uw organisatie om in de brede school te participeren? Wat zijn uw meest succesvolle activiteiten in de brede school? Welke positie heeft uw organisatie in de brede school? Hoe verloopt de samenwerking? Welke knelpunten ervaart u? Hoe ziet u de toekomst van de brede school vanuit uw organisatie?
Samenwerking
De sector cultuur werkt het intensiefst samen met de sector onderwijs, en het minst met de sector sport. Krap eenderde geeft aan met de andere partners samen te werken op basis van één visie (30%). Wel laat ruim de helft weten dat afspraken op managementniveau zijn vastgelegd (54%). Een behoorlijk aandeel van de culturele instellingen zegt met combinatiefuncties te werken (37%).
Aanleidingen
Samenwerken (27%), kwaliteitsverbetering (22%) en initiatief van derden (17%).
Successen
Taalactiviteiten (13%), naschoolse activiteiten (10%) en buurtgerichte activiteiten (10%).
Knelpunten
Gebrek aan structurele financiën (62%), losse activiteiten (50%) en tekortschietende opleidingen (44%).
Positie
De sector cultuur vindt zichzelf vooral partner (67%) en leverancier (61%). Slechts een kleine meerderheid van de culturele instellingen vindt dat er sprake is van een coördinatieteam (53%). Ruim de helft van de culturele instellingen (54%) vindt dat de gemeente de regie stevig in handen heeft.
Toekomst
Tweederde (66%) van de culturele sector vindt dat de brede school een basisvoorziening moet worden, waar de sector cultuur standaard onderdeel van uitmaakt (65%). De helft (50%) van de culturele instellingen is voorstander van een geïntegreerd programma met flexibele schooltijden. Weinig culturele instellingen zien de brede school in de toekomst graag één organisatie worden (11%).
56 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
8
TOEKOMST
Hoe zien gemeenten, scholen en instellingen de toekomst van de brede school? Wat willen ze de komende jaren bereiken?
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 57
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 8 TOEKOMST
Doorgaan op de ingeslagen weg Gemeenten twijfelen nauwelijks aan de verdere ontwikkeling van brede scholen in Nederland. Zij willen vrijwel allemaal investeren in uitbreiding en in versterking van de continuïteit en kwaliteit van brede scholen. Soms maakt een gemeente pas op de plaats en wacht bijvoorbeeld nog op een signaal van de politiek om door te kunnen gaan. Enkele kleine gemeenten geven aan dat zij verdere uitbouw van de brede school gezien hun schaalgrootte niet zinvol achten. Maar de overgrote meerderheid wil doorgaan op de ingeslagen weg. Gemeenten hebben de volgende ambities ten aanzien van de toekomst van brede scholen: 1. Uitbreiden Gemeenten willen het aantal brede scholen uitbreiden, naar andere wijken, in dorpskernen en in nieuwbouwwijken. Ze willen daarbij gebruik maken van de ervaringen die ze hebben opgedaan met de eerste pilot(s) en succeservaringen overdragen. Daarnaast willen gemeenten ook mogelijkheden voor brede scholen in het voortgezet onderwijs verkennen. 2. Kwaliteitsverbetering Gemeenten willen zorgdragen voor goed functionerende brede scholen. Zij willen inzetten op het verbeteren van de kwaliteit van bestaande brede scholen, werkwijzen stroomlijnen en activiteiten uitbreiden. Daarbij denken ze aan een systeem van kwaliteitszorg voor brede scholen op basis van kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie en monitoring van processen en opbrengsten. Ook vraagsturing vergt aandacht, dat wil zeggen per wijk of dorp in beeld brengen van behoeften van kinderen en ouders en het aanbod daarop afstemmen. Daarnaast willen gemeenten het bereik onder bestaande doelgroepen vergroten en het aanbod uitbreiden naar nieuwe doelgroepen (bijvoorbeeld wijkbewoners, 12-16 jarigen). 3. Breder samenwerken in de wijk Gemeenten willen de samenwerking tussen de huidige partners consolideren en uitbreiden
58 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
met nieuwe participanten, bijvoorbeeld wijk- en sportverenigingen, kunst- en cultuureducatie. Zij willen daarmee een dekkend netwerk realiseren voor alle (achterstands)kinderen en onder meer de informatieoverdracht tussen onderwijs en zorg en voor- en vroegschools versterken. Uiteindelijk willen ze brede wijkvoorzieningen realiseren, een bruisend centrum waar voor elke leeftijdscategorie wat te vinden is, met: • basisscholen als belangrijk element in de leefbaarheid van wijken en dorpskernen; • meer activiteiten voor jong en oud; • structurele inhoudelijke samenwerking; • een doorgaande lijn in de programmering. 4. Visie Gemeenten willen visie en doelstellingen aanscherpen en daarvoor meer draagvlak creëren. Zij willen eenduidige criteria voor brede scholen formuleren en de brede school verankeren in het beleid van de deelnemende organisaties. Het adagium vorm volgt inhoud staat daarbij voorop. Gemeenten willen dat in de toekomst de inhoudelijk uitwerking bepalend is voor de fysieke realisatie van brede scholen. 5. Bouwen Gemeenten willen de inhoudelijke visie daar waar mogelijk vertalen in gebouwen. Daarbij denken ze in eerste instantie aan situering van kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen in de directe nabijheid van basisscholen. In tweede instantie kunnen mogelijk ook andere instellingen (bijvoorbeeld bibliotheken)geherhuisvest worden in brede scholen. Leegstand dient zoveel mogelijk benut te worden en er dient een relatie gelegd te worden met het Integraal Huisvestingsplan (IHP). 6. Financiën Gemeenten willen in de toekomst voldoende middelen vrijmaken om meer brede scholen te kunnen opzetten. Niet alleen voor de realisatie van multifunctionele accommodaties maar zeker ook voor personeel en beheer. Ook willen ze voldoende financiële speelruimte creëren om een gedegen beheerorganisatie op poten te zetten
SECTOREN – HOOFDSTUK 8 TOEKOMST
Een onomkeerbare ontwikkeling De sectoren zien de toekomst van de brede school positief tegemoet. Zij beschouwen de opkomst van brede scholen als een wenselijke en onomkeerbare ontwikkeling waarin zij graag participeren. In hun toekomstverwachtingen leggen zij de volgende accenten:
1. Attitudeverandering vereist Scholen en instellingen signaleren dat de brede school een verregaande attitudeverandering vereist, met name op de werkvloer. Participatie en werken in de brede school vraagt van organisaties een cultuuromslag en van personeel de bereidheid om over de eigen muren heen te kijken. Met interne communicatie, bijscholing, op de brede school afgestemd personeelsbeleid en verbeterde opleidingen kan daarin worden voorzien. 2. Een basisvoorziening in elke wijk Een meerderheid van de vertegenwoordigers van scholen en instellingen denkt dat de brede school zich in de toekomst verder zal ontwikkelen tot een basisvoorziening in elke wijk. Driekwart is van mening dat de eigen sector daar standaard deel van uit gaat maken. Wat de eigen organisatie betreft is er al helemaal geen twijfel: die moet volgens vrijwel alle respondenten blijven participeren in de brede school.
3. Eén geïntegreerd dagprogramma Bijna de helft van de scholen en instellingen is van mening dat de schooltijden in de toekomst op de helling moeten. Binnen- en buitenschoolse activiteiten kunnen dan geïntegreerd worden in één doorlopend dagprogramma van ’s ochtends 9.00 tot ’s avonds 17.00 uur. 4. Multifunctioneel samenwonen Multifunctionele accommodaties hebben de voorkeur voor toekomstige huisvesting van brede scholen. Overigens is de bereidheid om vierkante meters in te leveren voor gemeenschappelijk gebruik nog niet in alle sectoren even groot. 5. Met behoud van eigenheid Ruim de helft van de scholen en instellingen verwacht dat er in de toekomst meer combinatiefuncties zullen komen. Maar vervlechting van de organisaties in juridisch en financieel opzicht gaat de meeste sectoren te ver. Eenderde van de onderwijssector is daar wel voorstander van maar bij de andere sectoren, met name in de kinderopvang, is daarvoor weinig animo. Het Zweedse model (onderwijs, kinderopvang en vrije tijd onder één bestuur) of het Duitse model (onderwijs verantwoordelijk voor buitenschoolse opvang) lijkt de Nederlandse scholen en instellingen nauwelijks aan te spreken.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 59
GEMEENTEN – HOOFDSTUK 8 TOEKOMST
(waar de gemeente op termijn geen deel meer van zal uitmaken). Het gaat hen niet alleen om nieuw geld, ook koppeling van bestaande financieringsstromen kan wellicht uitkomst bieden.
Regie blijven voeren Ruim de helft (55%) van de gemeenten denkt dat haar rol in de toekomst gelijk zal blijven, ook als zij de nieuwe bestuurlijke verhoudingen met schoolbesturen daarbij in overweging nemen. Dat betekent dat deze gemeenten, als het aan hen ligt, de regie blijven voeren over de ontwikkeling van brede scholen. Eenderde (34%) van de gemeenten denkt dat haar rol in de brede school in de toekomst kleiner zal worden. Een klein deel (11%) van de gemeenten gaat er juist vanuit dat die rol groter wordt.
In elke wijk een brede school? Gemeenten twijfelen over het eindpunt van de ontwikkeling. Bijna de helft (44%) vindt dat er in elke wijk een brede school gerealiseerd moet worden, een klein deel (22%) is daar juist geen voorstander van en veel gemeenten (34%) weten het nog niet. Een aantal gemeenten geeft aan dat de uitbreiding van brede scholen in sociaal zwakke wijken prioriteit heeft. Een deel van de gemeenten (41%) wil op termijn nog een stapje verder gaan en vindt dat in de toekomst alle scholen breed zouden moeten worden. Meer overeenstemming is er over de samenstelling van brede scholen. Ruim de helft van de gemeenten (54%) vindt dat brede scholen op den duur alle voorzieningen voor 0-12 jarigen moeten omvatten.
Wat zijn uw ambities voor de toekomst? Op korte termijn: een centrale stichting brede school. Op middellange termijn: een brede school in het voortgezet onderwijs. Op de lange termijn: een gemeentedekkend netwerk van brede scholen in basisonderwijs en voortgezet onderwijs Brede scholen ontwikkelen met een eigen karakter, eigen invulling en niet te grootschalig, waar kinderen gekend en goed begeleid worden als hart van het wijkcentrum. Voldoende middelen vinden om in alle wijken brede scholen op te kunnen zetten vanuit een gezamenlijke constructieve houding. Per wijk of dorp in beeld brengen en afstemmen van het activiteitenaanbod voor kinderen van 0-12 jaar. Twee à drie nieuwe brede scholen per jaar toevoegen en continuïteit in de financiering aanbrengen. Een volledig interactieve website realiseren waarin de samenwerking ook digitaal gestalte krijgt.
60 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
SECTOREN – HOOFDSTUK 8 TOEKOMST
Figuur 23 Sectoren over de toekomst (% (zeer) mee eens) Stelling
onderwijs welzijn opvang
zorg
sport cultuur
totaal
De brede school vereist een attitudeomslag bij het personeel: over de muren heenkijken
89%
92%
97%
71%
90%
83%
87%
Onze sector gaat standaard deel uitmaken van de brede school
80%
97%
74%
63%
76%
65%
76%
De brede school wordt een basisvoorziening in elke wijk
71%
80%
61%
55%
73%
66%
68%
Huisvesting in multifunctionele accommodaties wordt de norm
71%
53%
72%
71%
59%
59%
64%
Iedere partner levert m2 in voor gemeenschappelijk gebruik
61%
56%
62%
32%
59%
45%
52%
Er zullen steeds meer combinatiefuncties komen
52%
60%
61%
32%
72%
39%
52%
De schooltijden gaan op de helling: geïntegreerd binnen- en buitenschools programma van 9.00 –17.00 uur
34%
47%
44%
34%
55%
50%
44%
Brede scholen worden op termijn één organisatie, ook juridisch en financieel
33%
19%
7%
19%
27%
11%
19%
2%
3%
8%
3%
4%
8%
4%
Ik twijfel eraan of onze organisatie in de brede school moet blijven participeren
Hoe ziet u de toekomst van de brede school?
Onderwijs
Brede school worden is een must. Een basismodel voor de toekomst. Brede scholen die slagen, hebben maatschappelijk draagvlak en een doel in de samenleving.
Welzijn
De brede school kan de banden in de wijk versterken. Welzijnswerk en onderwijs die gezamenlijk één visie uitdragen als het gaat om de ontwikkelingskansen van kinderen.
Opvang
Samenwerking onder voorwaarde dat er een gezamenlijke visie is voor de lange termijn. Samen speelleergroepen ontwikkelen.
Zorg
Ik zou willen dat het hele onderwijs wordt vormgegeven volgens het concept brede school. Voorwaarde daarvoor is dat alle betrokkenen (zorgaanbieders maar ook medewerkers van de school) functioneel denken in plaats van institutioneel en zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor de ontwikkeling van kinderen van 0 tot 12 jaar.
Sport
Er zullen clusters van scholen worden gevormd, die gezamenlijk sportaanbod realiseren. Ook zullen er schoolsportverenigingen ontstaan, als reactie op de grote vraag hiernaar.
Cultuur
Uitgaan van de school, uitgaan van de wijk. Cultuur in zo breed mogelijke zin inzetten zodat leerlingen grip krijgen op hun eigen omgeving en goed kunnen wortelen. Laat cultuur daarbij ook erfgoed zijn, zet de leefomgeving in.
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 61
SECTOREN – HOOFDSTUK 8 TOEKOMST
P O S I T I E S C H E T S : Sport en de brede school
Instellingen uit de sportsector die in de brede school participeren zijn sportverenigingen, sportraden en sportstimuleringsbureaus (onderdeel van gemeente of provincie). Een panel van deskundigen en een participerend publiek discussieerden over de brede school tijdens de breedtesportconferentie in mei 2005. Ze kwamen tot de volgende conclusies: • Een professionaliseringsslag is noodzakelijk om de positie van de sportsector te versterken. Sportverenigingen werken nu vaak op vrijwillige basis in de brede school. Om Het doel is tweeledig: continuïteit te waarborgen enerzijds de sociale en te kunnen voldoen aan vaardigheden de vraag van het onderwijs versterken, anderzijds en ouders, moeten verenide gezondheid gingen zich opstellen als verbeteren. Sport is volwaardige partners, in daarvoor een middel. financieel en organisatorisch opzicht. Investeren in de opleiding van het kader is hiervoor vereist, net als het bieden van fulltime aanstellingen, gefinancierd door de school en de vereniging. Daarnaast moeten sportverenigingen zich meer richten op de beleidsontwikkelingen binnen de brede school. • Een vakleerkracht of beweegmanager die de sportactiviteiten in de brede school coördineert en zorgt voor een kwalitatief goed binnen- en buitenschools sportaanbod, is onmisbaar in een ‘sportieve brede school’. De functie van de vakleerkracht verandert hiermee.
62 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
• Volgens de panelleden is het draagvlak bij scholen voor sport als partner niet groot. Het geld vormt de belangrijkste belemmering. Met de inzet van BSI- of BOS-gelden of de aanstelling van een vakleerkracht die ook naschools opereert, vormen de financiën geen belemmering meer. Wanneer de sportsector in een vroeg stadium bij de brede school betrokken wordt, laat zien wat ze te bieden heeft, en samen met de partners doelen formuleert, zal het draagvlak stijgen. • Binnen de brede school is het bevorderen van de gezondheid een belangrijke taak voor de sector sport. Sport kan een middel zijn om de fysieke gezondheid te bevorderen of om de sociale competenties te versterken. De sectoren sport, zorg, welzijn en onderwijs kunnen samen een aanbod creëren om de doelen op het gebied van gezondheid te bereiken en het signaleringssysteem te verbeteren. • In de toekomst wil de sportsector haar positie in de brede school versterken. Om dit te bereiken, werkt de sector sport aan de ontwikkeling van kwaliteitscriteria voor de ‘sportieve brede school’. De sector gaat meedenken over visie en beleid en zal een professionaliseringsslag maken.
SECTOREN – HOOFDSTUK 8 TOEKOMST
P O S I T I E S C H E T S : Uitkomsten enquête sport n = 40, % = (zeer) eens
Instellingen uit de sportsector gaven antwoord op vragen als: Wat was de aanleiding voor uw organisatie om in de brede school te participeren? Wat zijn uw meest succesvolle activiteiten in de brede school? Welke positie heeft uw organisatie in de brede school? Hoe verloopt de samenwerking? Welke knelpunten ervaart u? Hoe ziet u de toekomst van de brede school vanuit uw organisatie? Aanleidingen
Kwaliteitsverbetering (23%) en het vergroten van het activiteitenaanbod (20%).
Successen
Naschoolse activiteiten (40%) en samenwerking (13%).
Positie
De sector sport ziet zichzelf vooral als partner (61%) en leverancier (61%), maar ook deels als trekker (49%). De helft van de sportinstellingen vindt dat er sprake is van een duidelijke trekker, en volgens ruim de helft is er sprake van een coördinatieteam. De sector is niet zo overtuigd van de sterke regierol van de gemeente (36%).
Samenwerking Ruim eenderde van de sportinstellingen vindt dat er wordt samengewerkt op basis van een gezamenlijke visie. Minder dan de helft heeft afspraken gemaakt op managementniveau (41%). De sector heeft veel combinatiefuncties gerealiseerd (40%) en wil dat dit in de toekomst verder toeneemt (72%). De sector werkt het intensiefst samen met onderwijs en welzijn, en het minst met cultuur. Knelpunten
Cultuurverschillen (72%), schotten tussen organisaties (50%) en rolverwarring (48%).
Toekomst
De sector wil dat de brede school een basisvoorziening wordt (73%), waar de sector sport standaard deel van uitmaakt (76%). De meerderheid van de sector is voorstander van een geïntegreerd programma met flexibele schooltijden (55%).
Brede scholen in Nederland - Jaarbericht 2005 ● 63
BIJLAGE Gemeenten die per februari 2005 aangeven dat er sprake is van Brede School ontwikkeling
Aalsmeer Aalten Achtkarspelen Alblasserdam Alkmaar Almelo Almere Alphen aan den Rijn Alphen-Chaam Amerongen Amersfoort Amstelveen Amsterdam Anna Paulowna Apeldoorn Appingedam Arcen en Velden Arnhem Assen Asten Baarle-Nassau Barendrecht Beek Beemster Beesel Bellingwedde Bergeijk Bergen (L) Bergen (NH) Bergen op Zoom Bergschenhoek Bernheze Best Beuningen Bladel Blaricum Bloemendaal Boarnsterhim Borger-Odoorn Borne Borsele Boskoop Boxmeer Boxtel
Breda Breukelen Brielle Bronckhorst Brunssum Bunnik Bussum Capelle aan den IJssel Castricum Coevorden Cranendonck Cuijk Culemborg Dantumadeel De Marne De Ronde Venen De Wolden Delft Delfzijl Den Haag Den Helder Deventer Diemen Dinkelland Doetinchem Dongeradeel Dordrecht Drechterland Driebergen Drimmelen Druten Echt-Susteren Ede Eemnes Eemsmond Eijsden Eindhoven Elburg Emmen Enschede Ermelo Etten-Leur Geldermalsen Geldrop-Mierlo Gemert-Bakel
64 ● Jaarbericht 2005 - Brede scholen in Nederland
Gilze en Rijen Goedereede Goes Goirle Gorinchem Gouda Groningen Grootegast Gulpen-Wittem (LB) Haaksbergen Haaren Haarlem Haarlemmermeer Halderberge Hardenberg Harderwijk Haren Heel Heemskerk Heerde Heerenveen Heerhugowaard Heerlen Helden Hellendoorn Hellevoetsluis Helmond Hendrik-IdoAmbacht Hengelo (Ov) Heumen Heusden Heythuysen Hillegom Hoogeveen HoogezandSappemeer Hoorn Huizen Hulst IJsselstein Kampen Katwijk Kerkrade Kessel
Korendijk Krimpen a/d IJssel Landerd Landgraaf Langedijk Laren Leeuwarden Leiden Leiderdorp LeidschendamVoorburg Lelystad Leusden Lisse Littenseradiel Lochem Loenen (a/d Vecht) Loon op Zand Maarssen Maasbracht Maasbree Maassluis Maastricht Marum MeerloWanssum Meijel Menaldumadeel Menterwolde (Gr) Meppel Middelburg MiddenDelfland MiddenDrenthe Montferland Montfoort Nederweert Nieuwegein Nieuwerkerk aan den IJssel Nieuwkoop Nijefurd Nijkerk
Nijmegen Noord-Beveland Noordenveld Noordoostpolder Nuenen CA (NB) Nunspeet Obdam Oegstgeest Oisterwijk Oldenzaal Olst-Wijhe Oosterhout Ooststellingwerf Oss-Ravenstein Oud-Beijerland Oude IJsselstreek Ouderkerk Overbetuwe Pekela Pijnacker-Nootdorp Purmerend Putten Reeuwijk Reimerswaal Renkum Reusel-De Mierden Rheden Rijnwoude Rijswijk Roerdalen Roermond Roggel en Neer Roosendaal Rotterdam Ruurlo Scheemda Schiedam Schiermonnikoog Schijndel Schinnen SchouwenDuivenland Sevenum ‘s-Hertogenbosch
Simpelveld Sint Michielsgestel Sint-Anthonis Sint-Oedenrode Skarsterlan Slochteren Sluis Smallingerland Sneek Soest Son en Breugel Spijkenisse Stadskanaal Steenwijk Stein Strijen Terneuzen Tilburg Twenterand Tynaarloo Tytsjerksteradiel Ubbergen Uden Uithoorn Utrecht Vaals Valkenburg aan de Geul Valkenswaard Veendam Veenendaal Veghel Veldhoven Velsen Venlo Venray Vianen Vlaardingen Vlagtwedde Vlieland Vlissingen Vlist Voerendaal Voorschoten Voorst
Vught Waalre Waddinxveen Wageningen Waterland Weert Werkendam West Maas en Waal Westerveld Westland Weststellingwerf Wieringermeer Wijchen Wijk bij Duurstede Winschoten Winterswijk Woensdrecht Woerden Wognum Zaanstad Zaltbommel Zandvoort Zederik Zeewolde Zeist Zevenaar Zijpe Zoetermeer Zutphen Zwijndrecht Zwolle
Colofon
Uitgave & tekst Michiel van der Grinten Joke Kruiter Claudy Oomen Collin Hoogeveen Vormgeving Bureau Dvada, Utrecht Druk USP bv, Utrecht Fotografie Sijmen Hendriks (de foto’s zijn gemaakt in: ‘t Speelkwartier, Veenendaal) ISBN: 90-777370-30 Utrecht, november 2005
© 2005 Oberon Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd worden, op wat voor wijze dan ook, of opgeslagen worden in een gegevensbestand zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
De opmars van brede scholen in Nederland zet onverminderd door. Tien jaar geleden werd het concept in Nederland geïntroduceerd. Nu, in 2005, wordt in meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten gewerkt aan de totstandkoming van brede scholen. Inmiddels zijn er in het primair onderwijs al meer dan 600 brede scholen operationeel en een even groot aantal is in voorbereiding. In dit jaarbericht presenteren we de stand van zaken in 2005 aan de hand van de nieuwste feiten en cijfers. Daarnaast laten we gemeenten en vertegenwoordigers van organisaties uit de sectoren onderwijs, kinderopvang, welzijn, sport, cultuur en zorg aan het woord, onder andere over hun ambities en toekomstverwachtingen ten aanzien van de brede school. Op basis van vergelijking met voorgaande jaren (zie de jaarberichten 2001, 2002 en 2003) schetsen we bovendien de belangrijkste landelijke trends in de ontwikkeling van brede scholen. U kunt de jaarberichten bij Oberon bestellen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
ONDERZOEK & ADVIES POSTBUS 1423
3500 BK UTRECHT TEL. : 030 - 230 60 90 FAX : 030 - 230 60 80 E-MAIL :
[email protected] INTERNET
: www.oberon-o-a.nl