Brandweer, een nieuw statuut !?
1
In 2007 werd de wet op de civiele veiligheid een feit. Deze wet gaf aanleiding tot de hervorming van de brandweer en een statuut voor het brandweerpersoneel. Zeven jaar later zijn we zo ver, een nieuw statuut voor brandweerpersoneel ligt op de tafel. Of toch een zeer richtinggevend kader. De wet van 2007 werd ondertussen op enkele punten ingrijpend gewijzigd, dit niet zonder gevolg voor het statuut. Zo spreekt men niet langer van een personeelskader maar van een personeelsplan en delegeert men het statuut voor het administratief en technisch kader naar het zonale niveau. Bovendien heeft men het operationeel personeel in verschillende groepen verdeeld. Men spreekt nu niet alleen van brandweerpersoneel, maar ook van ambulancepersoneel van de hulpverleningszones dat geen brandweerpersoneel is. Ook voor deze mensen heeft men een kader van statuut uitgewerkt. Dit zullen we uitwerken in een aparte brochure. Men heeft dus enorm geschaafd, en wat overblijft is een kader statuut voor operationeel brandweerpersoneel, waarin, rekening houdend met 251 verschillende bestaande statuten en een krap begrotingsbudget , de moeilijke evenwichtsoefening tussen federale aansturing en lokale autonomie wordt gemaakt. ACV-Openbare Diensten heeft steeds geijverd voor een objectieve benadering. Dit sluit voor ons aan bij de beoogde uniformiteit. Bovendien leidt dit tot duidelijkheid en dat kan enorm ontlastend werken voor het zonale niveau. Deze logica werd in de discussies niet altijd gevolgd. Met de vetgedrukte passages in het groen geven we aan hoe het dossier soms ook cruciaal evolueerde, want het is geen evidente discussie geweest. En hoewel er nog zaken moeilijk liggen, is er ook heel wat bijgeschaafd tijdens de vaak turbulente gesprekken. Het werk is dus niet af. Het komt er nu op aan om ook de nodige zonale aanvullingen zo goed als mogelijk af te werken en te waken over de toepassing van de geldende regels van het spel, want bij brandweer merken we dat in het verleden dit niet altijd zo nauw gebeurde. In deze brochure geven we de krachtlijnen van het kader voor brandweerpersoneel dat nu bestaat en we duiden de marges aan die zonaal mogelijk zijn. Deze nog in te vullen marges geven we aan via de schuingedrukte passages.
2
We geven tevens ook notie van teksten en besluiten die een belangrijke invloed zullen hebben op de zonale invulling en aanvullingen. Sommige zaken zijn nog niet besproken en zullen dus nog later moeten worden aangevuld. Het werk is dus niet af Want los van de nog zonale invullingen en aanvullingen krijgt het statuut geen staande ovatie. Het zal er op aan komen in de toekomst nog verder te werken aan verbeteringen en wellicht ook correcties. ACV-Openbare Diensten zal hier zeker mee verder werk van maken! Tot slot willen we graag toelichten wanneer iets niet duidelijk is, dus contacteer ons gerust. Wanneer je meent een foutje te bespeuren, vragen we vriendelijk ons hiervan op de hoogte te stellen. Het zou immers best kunnen door het veelvuldig wijzigen van de teksten dat we ergens een steekje lieten vallen. Bedankt dan alvast voor het meewerken aan de verbetering van deze brochure. Veel leesgenot!
3
1. Het administratief statuut In dit hoofdstuk geven we alle elementen weer van het administratieve statuut, behoudens de evaluatie, opleiding en de (fysieke geschiktheid). Gezien het gewicht van evaluatie en opleiding in de loopbaan, verdienen ze net dat beetje uitleg meer. We wijden in de brochure aan elk van deze punten dan ook een apart hoofdstuk. Het administratief statuut is van toepassing op alle operationele brandweerpersoneelsleden van een toekomstige brandweerzone. Personeelsleden in administratieve en technische functies zullen onder een ander statuut vallen, hetwelke door de zone wordt bepaald. Het zou hier meer dan aangewezen zijn om af te stemmen op de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel zoals deze personeelsleden dat vandaag kennen. Het spreekt voor zich dat we als vakbond hier maximaal zullen inzetten op verworven rechten. Ook voor het ambulancepersoneel van de hulpverleningszones dat geen brandweer is, werd een statuut uitgewerkt. Ook hier zullen we een apart hoofdstuk aan wijden, omdat dit ook wat tekst en uitleg verdient. Operationele brandweerpersoneelsleden blijven statutaire personeelsleden, ook in het nieuwe statuut.
4
a. Aanwerving De aanwerving gebeurt in de graad van brandweerman voor wat betreft het basiskader en in de graad van kapitein voor wat betreft het hoger kader. De FOD Binnenlandse Zaken organiseert per taalregime minstens één keer per jaar geschiktheidsproeven via de opleidingscentra voor de civiele veiligheid. Via verschillende fora zal de FOD Binnenlandse zaken dit bekend maken: het staatsblad, de website van de civiele veiligheid, maar ook via VDAB, FOREM, ACTIRIS,…. . Het gaat om een competentietest, een operationele handvaardigheidstest en lichamelijk geschiktheidsproeven. De competentietest gaat na of de kandidaat beschikt over de competenties gelijk aan het niveau van het zesde middelbaar beroepsonderwijs voor het basiskader . Voor het hoger kader gaat deze test de gelijkwaardigheid na van competenties vereist voor een diploma niveau A. Om te kunnen deelnemen aan de lichamelijke geschiktheidsproeven moeten de kandidaten beschikken over een medisch attest. De inhoud van de lichamelijke geschiktheidsproeven zijn te vinden in de bijlage. Let op , dit zijn enkel aanwervingsproeven! Geslaagden in het geheel der testen ontvangen een federaal geschiktheidsattest, waarmee ze kunnen meedingen naar opengestelde plaatsen in de zones. Kandidaten voor een betrekking als brandweerman moeten voldoen aan volgende voorwaarden - Belg zijn of behoren tot een land van de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland - ten minste 18 jaar zijn voor het basiskader en ten minste 21 jaar voor het hoger kader - een gedrag in overeenstemming met de eisen van de betrekking, bewezen met een recent uitreksel uit het strafregister - de burgerlijke en politie rechten genieten
5
- in orde zijn met de dienstplichtwetten - houder zijn van een rijbewijs B - en dan houder van het federale geschiktheidsattest Kandidaten voor een betrekking als kapitein moeten bovendien in het bezit zijn van een diploma dat toegang geeft tot functies van een niveau A binnen de federale overheid Het geschiktheidsattest is voor onbepaalde duur geldig, behalve de lichamelijke geschiktheidsproeven. Deze blijven twee jaar gelden. Bij verloop van deze periode dien je je als kandidaat terug in orde te stellen met deze fysieke geschiktheidsproeven om nog mee te kunnen dingen naar opengestelde vacatures.
Bij een vacante betrekking is het de raad die de oproep tot kandidaten doet. De raad beslist of deze betrekking wordt ingevuld door aanwerving, door bevordering, door mobiliteit of door professionalisering. De raad vermeldt hierbij duidelijk of het om een betrekking als beroepspersoneelslid gaat, dan wel als vrijwilliger. Naast het federale geschiktheidsattest organiseert de raad een vergelijkend examen bestaande uit een interview om de motivatie , de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving van de zone te evalueren. Bovendien kan de raad bijkomende proeven organiseren als operationele redenen dit rechtvaardigen. De raad moet hiervoor de reglementering inzake inhoud van de proeven en de samenstelling van de examenjury vastleggen. Voor de praktische organisatie kan de raad beroep doen op een opleidingscentrum voor civiele veiligheid Laureaten worden in een wervingsreserve geplaatst die twee jaar geldig is en kan verlengd worden voor ten hoogste tweemaal twee jaar. Ten slotte organiseert de raad een eliminerend medisch onderzoek, zoals bepaald in het besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers
6
b. De aanwervingsstage
Elke benoeming wordt voorafgegaan door een stage. De stage start de dag van de indiensttreding. Men start met het volgen van de opleiding die vereist is voor de functie . Gedurende de stage wordt het personeelslid begeleid door een stagebegeleider. De stage duurt in principe 1 jaar na het behalen van de nodige brevetten, met een maximum van 3 jaar voor beroeps en 5 jaar voor vrijwilligers. Deze stagebegeleider heeft een belangrijke rol: hij houdt via een logboek bij welke opleidingen de stagiair volgt , hij treedt op als referentiepersoon met ervaring en hij waakt er over dat de stagiair enkel deelneemt aan operaties in de mate dat zijn theoretische en praktische opleiding dat toelaat.
De zoneraad bepaalt de theoretische en praktische vormingen die moeten worden gevolgd door de stagiair. Tijdens de aanwervingsstage moet de beroepsstagiair een rijbewijs C of C 1 behalen.
De zoneraad kan beslissen dat een beroepsstagiair het brevet ambulancier moet behalen. In dit geval moet dit ook vermeld worden in de oproep naar de kandidaten. Het is ook aan de raad om te beslissen dat een vrijwilligers stagiair al dan niet het rijbewijs C of C1 moet behalen Het is de raad die de kosten van de opleiding voor het rijbewijs, en desgevallend voor het brevet ambulancier voor zijn rekening neemt. Gedurende de stage worden tussentijdse evaluatiemomenten voorzien en op het einde van de stage adviseert de stagecommissie de raad over de al dan niet benoeming van het personeelslid. De commissie kan adviseren om te benoemen, de stage te verlengen of te ontslaan wegens beroepsongeschiktheid. In de commissie mag een afgevaardigde per syndicale organisatie als waarnemer zetelen.
7
De stagecommissie zelf bestaat uit de commandant of zijn gemachtigde die de commissie voorzit, drie door de commandant aangeduide personeelsleden met minstens een gelijkwaardige graad aan deze van de stagiair. De stagebegeleider mag niet zetelen in de commissie. Rechten van verdediging zijn gevrijwaard. Dit gebeurt door middel van het mogelijk verschijnen en laten bijstaan bij het verschijnen voor de stagecommissie Een beroepspersoneelslid wordt vast benoemd, een vrijwilliger stagiair wordt aangesteld voor een periode van zes jaar. Deze aanstelling is hernieuwbaar.
8
c. Loopbaan Niet alle bestaande graden worden in het nieuwe statuut overgenomen. Zo spreekt men niet langer van eerste sergeant, sergeant majoor en opperadjudant in de toekomstige brandweerloopbaan. Resten nog de graden brandweerman en korporaal in het basiskader en sergeant en adjudant in het middenkader. De eerste graad van officier is voorbehouden voor personeel uit het middenkader, waardoor de werving officieren zal gebeuren in de tweede graad der officieren. Dit betekent dat de aanvankelijk voorgestelde werving in de graad van sergeant, iets waar we ons als vakbond hard hebben tegen verzet, niet langer hernomen is. Bovendien is de graad Luitenant voorbehouden aan de mensen die uit de kaders komen. De officieren die uit de kaders komen kunnen alsnog verder doorstromen via een vorming sociale promotie naar de drie volgende graden in het niveau van officier. Hoe deze vorming wordt ingevuld is ons evenwel nog onbekend. Het officierenkader zal in het totaal zo vier graden bevatten; luitenant, kapitein, majoor en kolonel. De bevorderingscyclus werd aan deze nieuwe graden aangepast die we best als volgt schematisch kunnen voorstellen:
9
Voor de hiërarchische bevordering worden steeds volgende voorwaarden verwacht: - het respectieve aantal jaren in de graad anciënniteit - de nodige opleiding voor de volgende graad - en de gunstige evaluatie ( voldoende) - slagen in een bevorderingsproef In de tekening zitten steeds de concrete verwachtingen vervat. Bevorderingsproeven bevatten geschiktheidstesten waaronder één praktische proef en worden georganiseerd op niveau van de opleidingscentra voor de civiele veiligheid en de zones zijn gehouden aan de rangschikking die de jury per zone vooropstelt.
Een bevorderingsreserve kan door de raad worden aangelegd voor maximum twee jaar, en deze kan tot maximum twee jaar worden verlengd.
10
Een bevordering naar een volgend niveau (Sergeant of Luitenant) houdt een stageperiode in van zes maanden. Ook hier wordt de stagiair tussentijds geëvalueerd door een stagebegeleider. Op advies van de stagecommissie kan de stage verlengd worden of wordt het personeelslid al dan niet benoemd door de raad. Ook hier worden rechten van verdediging gevrijwaard. De verwachtte opleiding wordt verder uitgediept in een apart hoofdstuk in deze brochure. Als de bevordering niet wordt bevestigd door de raad wordt de voorgaande functie terug opgenomen in de graad die het personeelslid bekleedde voor de bevordering.
11
d. Mobiliteit en professionalisering
Mobiliteit en professionalisering zijn twee elementen die toch een nieuwigheid zijn voor de toekomst. Mobiliteit lijkt ons ok, professionalisering ligt echter zeer moeilijk. Mobiliteit gaat over een beweging in dezelfde personeelsgroep. Het geeft de mensen de mogelijkheid om ook uit te kijken naar professionele uitdagingen in een andere zone. Dit onder een reeks van voorwaarde van vrije betrekking, desgevallend anciënniteit en een proef met stage. Met professionalisering beoogt men de kans voor vrijwilligers om beroepspersoneelslid te worden, hetzij in eigen zone, hetzij in een andere zone, let wel steeds in dezelfde graad. Ook hier worden een reeks voorwaarden gesteld alvorens men er voor in aanmerking kan komen. Pas wanneer er zich geen kandidaten aandienen via bevordering kan de raad overgaan tot professionalisering.
De raad kan echter beslissen om de functie gelijktijdig op te stellen voor beroepskandidaten en kandidaat vrijwilligers. Dit moet dan een expliciete keuze zijn van de raad. De modaliteiten van mobiliteit en professionalisering vind je in onderstaand schema terug.
Het is steeds de raad die deze plaatsen openstelt en ook de inhoud van de mobiliteitsproef en professionaliseringsproef vastlegt.
12
13
e. Wedertewerkstelling en eindeloopbaanregime
Andere nieuwigheden in het statuut zijn de wedertewerkstelling en het eindeloopbaanregime. Wedertewerkstelling kan in volgende gevallen; omwille van medische ongeschiktheid of wanneer het personeelslid er om verzoekt. Wedertewerkstelling om medische redenen gebeurt op beslissing van de raad. Dit gebeurt voor zover het kan: dus wanneer het personeelslid nog wel geschikt is voor een ander ambt dat verenigbaar is met zijn gezondheidstoestand. Dit kan tijdelijk van aard zijn. Wedertewerkstelling op eigen verzoek kan ten vroegste vanaf 56 jaar. Men moet tevens beschikken over vijftien jaar anciënniteit in een operationele graad als beroepspersoneelslid . Ook het hoger kader komt in aanmerking voor deze mogelijkheid, voor zover het voornamelijk belast is met een operationeel takenpakket. Het verzoek kan voor zowel lichtere operationele functies als voor administratieve, technische of logistieke functies. Het personeelslid dient het verzoek schriftelijk in en de raad heeft drie maanden de tijd om de nodige inlichtingen omtrent de functie en het geldelijke statuut te bezorgen aan het personeelslid. Het al dan niet aanvaarden van de functie blijft een keuze van het personeelslid. Wedertewerkstelling in lichtere operationele functies heeft als gevolg dat het personeelslid in het operationele statuut blijft, maar wel zijn aanspraak op hiërarchische bevordering verliest. In dit geval behoudt men 75% van zijn operationaliteitspremie. Bij wedertewerkstelling in een administratieve, technische of logistieke functie aanvaardt het personeelslid het statuut van het administratieve en logistieke kader. Men behoudt evenwel de rechten inzake weddenschaal totdat een voordeligere wedde kan worden genoten in de functie van wedertewerkstelling.
14
In dit geval behoudt men 25% van de operationaliteitspremie. Wedertewerkstelling op eigen verzoek is definitief en betekent tevens dat men akkoord gaat om het wettelijk rustpensioen op te nemen zodra de leeftijd wordt bereikt waarop de voorwaarden voor vervroegd pensioen worden vervuld. Een bijzondere vorm eindeloopbaanregime.
van
wedertewerkstelling
is
deze
van
het
In deze de veldslag omtrent het verlof voorafgaand aan het pensioen. Men kan voor de toepassing van het eindeloopbaanregime kiezen wanneer men aan de volgende voorwaarden voldoet: De leeftijd van 57,5 hebben voor een eindeloopbaanregime dat ingaat in 2015; Vanaf 2016 is de leeftijd van 58jaar vereist. (Wie vóór 31/12/2014 ingetekend heeft in de gemeentelijke VVP regeling, behoudt alle modaliteiten en rechten van de lokale VVP regeling.) men moet beschikken over ten minste 25 jaar aanneembare dienstjaren waarvan ten minste 15 jaar als beroepspersoneelslid met een operationele graad op het einde van het regime, hetwelke maximum vier jaar kan duren, moet men voldoen aan de voorwaarden om aanspraak te maken op vervroegd pensioen
De raad moet hierbij een beslissing nemen binnen de drie maanden vanaf de ontvangst van de aanvraag. Bij het eindeloopbaanregime geldt het principe dat vooreerst wordt gekeken of een lichtere aangepaste betrekking kan worden aangeboden. Onder lichtere, aangepaste betrekking moet men verstaan, een betrekking van operationele, administratieve, technische of logistieke aard , aangepast aan het profiel en de mogelijkheden van het personeelslid. Deze mogelijke betrekkingen zullen vastgelegd worden in een lijst door de minister en dus nog worden onderhandeld met de vakbonden.
15
Dit gebeurt door een eindeloopbaancommissie, die paritair is samengesteld uit ten hoogste zes leden met vertegenwoordigers van de werkgever en vertegenwoordigers van de vakbonden in de zone. Bij deze beoordeling houdt de commissie rekening met de functiebeschrijving van de lichtere, aangepaste betrekking en de mogelijkheden van het personeelslid en de aanvrager wordt tevens gehoord. De commissie kan alleen maar een beslissing nemen als de meerderheid van de leden aanwezig is. Wanneer de commissie een dergelijke functie voorstelt, is het personeelslid gehouden om deze betrekking te aanvaarden of zijn huidige betrekking te houden. Het personeelslid dat kiest voor de lichtere aangepaste betrekking behoudt zijn volledige weddenschaal én heeft recht op 75% van de premie voor operationaliteit. Het personeelslid wordt in zijn operationele functie mogelijks vervangen als de raad zo beslist en aanvaardt het wettelijk rustpensioen op te nemen wanneer hij de leeftijd bereikt waarop hij de voorwaarden vervult voor vervroegd pensioen. Wanneer de commissie stelt dat het noch technisch, noch objectief mogelijk is om dergelijke functie voor te stellen, kent de raad een verlof voorafgaand aan het pensioen (VVP) toe aan het personeelslid, met een wachtgeld ten belope van 75% van zijn laatste activiteitswedde. Deze bestaat uit het gemiddelde loon én premies voor operationaliteit van de laatste 5 jaar. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage wordt eveneens a rato van 75% toegekend.
Ook in dit geval wordt het personeelslid mogelijks vervangen. Opnieuw is het de raad die kiest om al dan niet te vervangen.
16
f. Administratieve standen en verloven De rubriek administratieve standen en verloven in het statuut is een hele turf. We halen de belangrijkste elementen er uit Het jaarlijkse vakantieverlof is vastgelegd op 26 dagen. Feestdagen gelden als verlof. Prestaties geleverd op feestdagen worden gecompenseerd.
Bovendien zijn er nog 3 bijkomende dagen verlof die overeenstemmen met lokale feestdagen die binnen de zone worden georganiseerd. Tenslotte heeft de raad nog de mogelijkheid om maximum twee dagen verlof bijkomend toe te kennen. Dit brengt het aantal verlofdagen tot de mogelijke vork van 39 tot 41 dagen ( inclusief de feestdagen)
Modaliteiten van overdracht naar het volgende jaar worden vastgelegd door de raad. Belangrijk om weten is dat een dag gelijk is aan 1/5de van de arbeidsregeling op weekbasis. Dit wil zeggen dat wanneer het regime een 38hr regime is, dat een dag 7hr36 telt, wanneer echter het regime een 48hr regime is, dan telt een dag 9hr06. Vakantieverlof wordt met evenredige mate verminderd bij welbepaalde afwezigheden of situaties, zoals bijvoorbeeld non- activiteit, verlof voor loopbaanonderbreking, wanneer de indiensttreding in de loop van het jaar plaats heeft. Bijkomend bevat het jaarlijks vakantieverlof een maatregel eindeloopbaan, met name het verhogen van het verlofpakket vanaf de leeftijd van 50 jaar. Dit wordt nu genoteerd als zijnde per jaar een recht op 1 bijkomende verlofdag. Dit geeft bijvoorbeeld op 60 jaar bijkomend op het verlof een recht van 11 dagen.
De raad kan bijkomende dienstontheffingen toekennen
17
Het omstandigheidsverlof werd eveneens vastgelegd volgens de gekende regel, maar hierbij nog een overzichtje huwelijk Huwelijk van een kind Huwelijk van een broer, zus, vader, moeder, schoonvader, schoonmoeder, kleinkinderen of van de echtgeno(o)t(e) Bevalling echtgenote Overlijden echtgeno(o)t(e), bloed- of aanverwant in eerste graad of van de echtgeno(o)t(e), echtgeno(o)t(e) van het kind of van het kind van echtgeno(o)t(e) Overlijden bloed- of aanverwant, ongeacht de graad, of van de echgeno(o)t(e) die onder hetzelfde dak woont Overlijden bloed- of aanverwant tweede of derde graad of deze van echtgeno(o)t(e) Priesterwijding of intreding in klooster of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een andere erkende religie van een kind of deze van een echtgeno(o)t(e) Plechtige communie of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een erkende religie van een kind of deze van echtgeno(o)t(e) Deelname aan het feest van de vrijzinnige jeugd van een kind of deze van echtgeno(o)t(e)
4 dagen* 2 dagen 1 dag
10 dagen 4 dagen*
2 dagen*
1 dag 1 dag
1 dag
1 dag
* In deze gevallen hoeven de dagen niet opeenvolgend worden opgenomen maar binnen de vijftien dagen vanaf de omstandigheid die het verlof verrechtvaardigt Uiteraard zijn we ook gegaan voor de inschrijving van de verloven die ook elders generiek in een statuut worden geschreven, zoals verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang, dienstvrijstellingen en uitzonderlijk verlof, verlof voor reservisten, moederschapsbescherming, verlof voor loopbaanonderbreking, adoptie- en opvangverlof enzoverder.
18
Het verlof om dwingende reden van familiaal belang wordt vastgelegd op maximum 45 dagen per jaar. Het gaat hier om gevallen als hospitalisatie van een persoon die onder hetzelfde dak woont, ziekenhuisopnamen van kind, moeder, vader of diens echtgeno(o)te, opvang tijdens de schoolvakanties van kinderen onder de 15j,… . Let wel dit verlof is onbetaald. Dienstvrijstellingen en uitzonderlijk verlof gaan dan eerder over zaken als deze nodig voor wanneer je een taak hebt in een stembureau ( dienstvrijstelling), of wanneer je deel moet uitmaken van een assisenjury, wanneer er een overmacht is met betrekking tot mensen onder hetzelfde dag, zware materiale schade aan goederen , afstaan van beenmerg of organen,enz (uitzonderlijk verlof). In geval van moederschapsverlof geldt uiteraard de regel dat bij overlijden of de hospitalisatie van de moeder van het kind, er specifieke verloven voorzien zijn voor de vader. Verloven voor loopbaanonderbreking worden verwacht voltijds te nemen, behalve de thematische verloven, deze kunnen eveneens partieel genomen worden. Het betreft hier loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, voor het bijstaan van of het verstrekken van verzorging aan een ziek familielid en voor ouderschapsverlof. Enkele vormen van verloven zoals verlof wegens loopbaanonderbrekingen en afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden worden niet toegestaan voor officieren 3 en 4. Dit uiteraard met uitzondering van de thematische verloven. Afwezigheidsdagen wegens ziekte worden vastgelegd op 21 werkdagen per twaalf maanden dienstanciënniteit, waarbij wanneer het personeelslid nog geen 36 maanden in dienst is, de wedde niettemin wordt gewaarborgd gedurende 63 dagen. Ook dit was een syndicale strijd, men wou immers het aantal van de afwezigheidsdagen aftoppen op een maximum van 1680 uren!!. Dit hebben we ongedaan kunnen maken. Verlof wegens ziekte wordt evenwel zonder tijdsbeperking toegestaan wanneer het gaat om een arbeidsongeval, een ongeval van en naar het werk of een beroepsziekte.
Het komt de raad toe zich aan te sluiten bij een onafhankelijke en onpartijdige medische controledienst om controle uit te voeren. De raad legt de modaliteiten van verwittiging bij ziekte vast.
19
Het personeelslid moet een geneeskundig getuigschrift indienen volgens het model dat vastgelegd is in het statuut bij de medische controledienst waarbij de zone is aangesloten. Dit model vind je alvast in de bijlage van deze brochure. Men kan evenwel twee maal per jaar afwezig zijn gedurende maximum 12 uren zonder geneeskundig getuigschrift in te dienen. Een afwezigheid van meer dan 12 vergt sowieso een medisch getuigschrift. Het is uiteraard wel zo dat verhindering wegens ziekte of ongeval onmiddellijk moet worden gemeld aan de zone.
Hoe dit moet gebeuren moet vastgelegd worden door de zone.
20
g. Rechten en plichten Belangrijke rechten die worden hernomen zijn deze van recht op opleiding voor de uitbouw van de loopbaan , recht op informatie en het feit dat administratieve en logistieke taken enkel kunnen uitgevoerd worden in hoofde van brandweertaken. Het is dan weer de plicht van het personeel om zich in hoofde van zijn job te laten vormen of bij te scholen en bij interventies kan het personeel verplicht worden de prestaties te verlengen. Uitzonderlijk bij grootschalige interventies veroorzaakt door een onvoorziene gebeurtenis, kan het personeel dat niet van dienst is worden teruggeroepen.
Cumulactiviteiten kunnen slechts uitgevoerd mits de toestemming hiertoe werd gegeven door de zoneraad. Binnen een zelfde zone is het onmogelijk beroepsbrandweer te combineren met vrijwillige brandweer.
Mits akkoord van de betrokken zoneraden kan men wel in verschillende zones vrijwilliger zijn en ook de functie van instructeur binnen een opleidingscentrum is verenigbaar met de functie van brandweerman. Tuchtsgewijs voorziet men volgende mogelijke straffen: - de berisping - de blaam - de inhouding van de wedde - de tuchtschorsing met of zonder inhouding van de wedde - de terugzetting of lagere inschaling - het ontslag van ambtswege - de afzetting
Tuchtstraffen worden uitgesproken, afhankelijk van de aard van de straf door ofwel het college (voor berisping en blaam), ofwel de zoneraad( al de andere straffen).
21
En uiteraard zijn de rechten van verdediging bij een tuchtprocedure gevrijwaard. De procedure gaat via een informatieverslag naar desgevallend een inleidend verslag dat ter kennis wordt gegeven, waarop kan worden gereageerd met een verweer en betrokkene kan gehoord worden. Er wordt voortaan ook voorzien in een beroepsmogelijkheid bij een federale onafhankelijke beroepskamer. Deze mogelijkheid werd ingeschreven na herhaaldelijk pleidooi van de vakbonden. De tuchtsancties worden automatisch doorgehaald na een termijn van twee jaar voor berisping en blaam en na vier jaar voor de inhouding van de wedde, de tuchtschorsing, de terugzetting en de lagere inschaling. Het personeelslid kan eveneens onderworpen worden aan een alcohol- of drugtest. Dit alles moet echter vanuit het oogpunt van preventief beleid zoals de wet welzijn bepaalt. Dit betekent dat de zone ook een preventief beleid dient uit te stippelen. Tenslotte kan het personeelslid ook geschorst worden in het belang van de dienst.
22
h. Diensttijd vrijwilligers Anders dan voor het beroepspersoneel, wordt in het statuut de diensttijd voor vrijwilligers geregeld. Voor diensttijd verstaat men de prestaties geleverd voor interventies, brandvoorkoming, oefening en opleiding, onderhouds- en administratieve taken en wachtdiensten in de kazerne. Een vrijwilliger kan ook oproepbaar zijn. Tijdens deze periode moet hij niet in de kazerne zijn, maar het gaat om een periode waarin hij zich beschikbaar verklaart om gevolg te geven aan een oproep voor interventie. Pas wanneer de vrijwilliger gevolg geeft aan de oproep voor interventie telt deze als diensttijd. Omdat de vrijwilligers niet onderhevig zijn aan de arbeidstijdwetgeving voor beroeps worden er regels voor de vrijwilligers vastgelegd Zo kunnen vrijwilligers maximum 24 uur gemiddeld per week als vrijwilliger presteren. De referentieperiode hierbij is 12 maanden. Elke aaneensluitende dienstprestatie tussen de 12 uren en 24 uren moeten worden gecompenseerd met minimum 12hr rust. Een uitzonderlijke overschrijding kan in geval van dringende interventies maar de overschrijding moet dan geregulariseerd worden binnen een periode van 14 dagen. Per periode van zeven dagen moet er minstens een ononderbroken rustperiode van zesendertig uur worden ingebouwd. Ook hiervan kan worden afgeweken mits regularisatie in de komende 14 dagen.
De minimale beschikbaarheden en de modaliteiten van oproep worden vastgelegd in een huishoudelijk reglement. Beschikbaarheden worden in overleg met het vrijwillige personeel en volgens het huishoudelijk reglement ingevuld.
23
i. Verzekering vrijwilligers
Om de rechten van de vrijwilligers te vrijwaren wanneer ze in het kader van hun engagement het slachtoffer zijn van een ongeval, moet de zone een gemeenrechtelijke verzekeringspolis afsluiten voor arbeidsongevallen. Deze polis waarborgt het vrijwillig personeelslid een schadeloosstelling van ten minste een gelijke waarde als het een effectief personeelslid zou zijn. Het vrijwillig personeelslid heeft evenwel het recht de schadeloosstelling te laten verzekeren op basis van zijn reëel beroepsinkomen, beperkt tot maximum 123.946,76€. Hiervoor dient hij jaarlijks de nodige bewijsstukken in te dienen bij de raad. Wanneer de stagiair- vrijwilliger in dienst komt moet hij hierover ingelicht worden en elke wijziging in de bepalingen van de polis moet worden meegedeeld aan alle personeelsleden.
De zone moet bovendien voor het vrijwillig personeel bijkomend een verzekering afsluiten bij een erkende verzekeringsmaatschappij die de betaling dekt van een schadevergoeding van minimum 12.394,68€ aan de rechthebbende in geval van overlijden tijdens de dienst of als gevolg van tijdens de dienst opgelopen verwondingen of ziekten. Ook hiervan wordt het vrijwillig personeelslid ingelicht als hij in dienst komt en ook hier moet elke wijziging in de bepalingen van de polis worden meegedeeld aan al de vrijwillige personeelsleden.
24
j. Overgangsbepalingen De overgangsbepalingen lopen over de verschillende rubrieken in het statuut. Deze overgangsbepalingen vertellen ons in welke graad elkeen zal terechtkomen. De inschaling zal dan weer zichtbaar zijn in het geldelijk statuut Wanneer personeelsleden worden overgedragen naar de zone, worden de graden volgens de huidige teksten voorzien zoals in volgend schema:
Oude graad Basiskader Brandweerman
Brandweerman
Korporaal middenkader Sergeant Eerste sergeant Sergeant majoor
Sergeant Sergeant Sergeant
adjudant opperadjudant
Adjudant adjudant
officieren Onderluitenant Onderluitenant Onderluitenant Onderluitenant Onderluitenant
Nieuwe graad
korporaal
Geen dipl A Geen dipl A offr prev Geen dipl A offr Prev/cris< 10j anc offr Geen dipl A offr prev/cris > 10j anc offr Dipl A
luitenant Luitenant luitenant Kapitein Kapitein*
Luitenant Geen dipl A Luitenant Geen dipl A - cris < 7j anc offr Luitenant Geen dipl A - cris > 7j anc offr Luitenant Dipl A Luitenant Dienstchef minder dan 5j nuttige ervaring in de functie van dienstchef Luitenant Dienstchef meer dan 5j nuttige ervaring in de functie van dienstchef
Luitenant Luitenant Kapitein Kapitein** luitenant
Kapitein Kapitein
Kapitein Kapitein
Geen dipl A Geen dipl A en cris
kapitein
25
Kapitein
Geen dipl A en cris en dstchef < 10j anc offr Kapitein Geen dipl A en cris en dstchef > 10j anc offr Kapitein Dipl A Kapitein Dipl A en cris Kapitein Dipl A en cris en dienstchef Kapitein Dienstchef Kapitein Dienstchef en cris < 3j nuttige ervaring in de functie van dienstchef Kapitein Dienstchef en cris > 3j nuttige ervaring in de functie van dienstchef
Kapitein Majoor Kapitein kapitein Majoor Kapitein Kapitein Majoor
Kapitein-commandant Kapitein-commandant dienstchef met diploma A
Majoor Kolonel
majoor
Majoor Majoor Kolonel
Geen dipl A Geen dipl A en cris Dipl A cris en dienstchef
Luitenant-kolonel
kolonel
Let wel , als overgangsmaatregel zullen de mensen die de graad van eerste sergeant, van sergeant majoor, van opperadjudant, van kapitein-commandant, en luitenant-kolonel deze graad ten persoonlijke titel behouden. * deze mensen zullen het brevet van de module “preventie” en het brevet van de module “crisissituatiebeheer” van het brevet OFF2 moeten behalen alvorens verder te kunnen bevorderen in de volgende graad (majoor) ** deze mensen zullen het brevet van de module “crisissituatiebeheer” moeten behalen alvorens te kunnen bevorderen in de volgende graad ( majoor) Verder geven de overgangsmaatregelen nog volgende zaken aan: er kunnen maximum 70 overuren kunnen worden overgedragen. Dit betekent niet dat je ze kwijt bent maar het is aangeraden om hier tijdig te anticiperen: tracht zelf al initiatief te nemen om deze overuren in tijd te compenseren. Maar ook wij als vakbond zullen hier nog alert op zijn om voor de overige uren de nodige schikkingen te nemen De regeling aanvraag voor cumul moet na overdracht naar de zone binnen de drie maanden zijn binnengebracht
26
van de mensen in bestaande wervingsreserve wordt vanaf de overdracht aangenomen dat ze in het bezit zijn van het federale geschiktheidsattest De
raad kan vanaf de overdracht beslissen dat lopende aanwervingsprocedures worden verdergezet. In dit geval zijn de gemeentelijke procedures nog van toepassing. Dit geldt evenzo voor de lopende bevorderingsprocedures als de raad deze wenst verder te zetten.
vanaf de overdracht worden aanwervingsstages verder gezet volgens het nieuwe statuut. de eerste evaluatiecyclus start bij de overdracht en het eerste functioneringsgesprek moet binnen de drie maanden na de overdracht plaatsvinden En tot slot zijn er de verworven rechten waarvoor we tot laatst hebben gestreden: In het administratief statuut werd voorzien dat men ten persoonlijke titel men zijn jaarlijks verlof, het aantal feestdagen en de eventuele aanvullende dagen en de leeftijdsgebonden verhoging wat men in de gemeente genoot , kan behouden. (Let op, hierin zitten de compensatiedagen in functie van het arbeidsuurrooster niet vervat!) In het geldelijk statuut gaat het om het behoud ten persoonlijke titel van wat je momenteel in je huidige statuut geniet aan maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering, fietsvergoeding en indien voordeliger dan voorzien in het statuut, de eindejaarstoelage. Op het moment dat je overgedragen wordt van de stad of gemeente naar de zone, ga je automatisch naar het nieuwe administratieve statuut. Volgens de wet kan het personeel echter verkiezen om in zijn oude GELDELIJK statuut te blijven maar moet dit kenbaar maken binnen de drie maanden na de overdracht naar de zone.. Dit betekent dat je op dat moment afziet van verdere mogelijke bevorderingen. Je kan echter ten alle tijden alsnog kiezen voor het nieuwe geldelijk statuut. Benoeming, bevordering, mobiliteit of aanwijzing (mandaat) geeft automatisch aanleiding tot het onderworpen worden aan het nieuwe geldelijk statuut.
27
2. Opleidingen
Opleiding is in de loopbaan van brandweer een belangrijke pijler. De loopbaanevolutie is hier dan ook van doordrongen, zowel verticaal als horizontaal. Als ACV Openbare Diensten zien we wel degelijk het nut en soms zelfs de noodzaak van opleiding wanneer een organisatie voor meer professionaliteit gaat. Bij brandweer betekent dit immers ook veiliger werken. Men heeft echter een ambitieus plan voor ogen, wat het aantal uren opleiding aanzienlijk zal verhogen. Dit alles in een financieel (beperkt) keurslijf. Daarbij komt dat men in veel korpsen, en dus ook in de toekomstige zones, met een personeelstekort kampt. We maken ons dan ook zorgen over de haalbaarheid. En wat draagt de opleiding bij als maar enkele uitverkorenen mogen proeven van dat nagestreefde professionalisme? Hoe de opleiding een rol zal spelen in de horizontale carrière vind je terug onder het hoofdstuk van het geldelijk statuut. Opleiding zal ook nog onderwerp van discussie zijn als het gaat over de inhoud van brevetten, getuigschriften en of attesten, over de reglementering die de deelname aan vorming zal vastleggen en over welke opleidingen nodig zijn om geldelijke sprongen te kunnen maken. We kregen hierover nog geen definitieve teksten. We zullen dit hoofdstukje dan ook aanvullen op de moment dat dit plaatje meer duidelijk wordt. Als ACV Openbare Diensten zijn we trouwens pleitbezorger om vooreerst het kwalitatieve luik van de opleiding te evalueren alvorens het aantal uren op te trekken Het statuut voorziet alvast een minimale voortgezette opleiding van 24 uren. Het gaat hier om opleiding voor het behoud van competenties en desgevallend, wanneer bijvoorbeeld nieuwe technieken zich aandienen, hiermee proactief om te kunnen gaan. Deze uren worden in principe georganiseerd door de opleidingscentra voor de civiele veiligheid (de brandweerscholen), maar kunnen in de mate van het mogelijke gegeven worden in de zone.
28
De commandant kan nog bijkomende uren organiseren. Aanvragen om opleidingen te volgen moeten schriftelijk worden ingediend en verplaatsingen tussen kazerne en plaats van opleiding worden gelijkgesteld met dienstactiviteit
29
3. Fysieke geschiktheid Aanvankelijk werden vrij steriele proeven voorgesteld, die op basis van een universitaire studie werden ontwikkeld (zie in bijlage de aanwervingsproeven). Het verband tussen de proeven en het dagdagelijkse werk leek soms ver weg . Weinig motiverend dus. Vakbonden hebben daarom zelf enkele voorstellen gedaan om zo te komen tot meer aan de realiteit gebonden proeven. Fysieke proeven hebben immers wel degelijk hun nut, op voorwaarde dat ze de goede zaken meten en constructief worden gehanteerd. De grondslag van fysieke proeven ligt immers bij veiligheid, en dat kunnen we alleen maar belangrijk vinden. In het statuut worden alvast de wervingsproeven kenbaar gemaakt. De wervingsproeven hebben eerder een competitief karakter. Ze zijn een aaneenschakeling van proeven die je in de bijlage kan vinden. De onderhoudsproeven zijn als een rollercoaster, na een turbulent parcours, de bocht uitgegaan. Dat kunnen we alleen maar betreuren. De reeks proeven waarvan sprake was en waarvoor een draagvlak ontstond, weerspiegelden niet alleen de realiteit, maar waren eveneens een onderdeel van een hele omkadering, zowel fysiek als medisch. En net dat is voor ACV-Openbare Diensten minstens even belangrijk. Deze proeven blijven we dan ook genegen. Ze zijn een verzameling van 12 proeven die een brandbestrijding simuleren en een traplooptest. Vooraf aan het afleggen van de proef wordt een medische vragenlijst ingevuld. Deze reeks proeven moeten onder begeleiding van een monitor en met hartslagmeter worden uitgevoerd. In Nederland zijn deze testen gekend als PPMO testen en een instructiefilmpje vind je alvast op http://www.youtube.com/watch?v=P1Hm-SLw7yU De onderhoudsproeven zijn volledig geschrapt uit het statuut. Een omzendbrief zal nu pogen toch enige uniformiteit te bewaren… Als ACV-Openbare diensten zullen we blijven pleiten voor een uniforme aanpak met realistische en jobgerelateerde proeven met een degelijke omkadering en begeleiding. De doelstelling van deze proeven moeten ook juist zijn: fysiek goed gewapende brandweerlui bekomen en een graadmeter zijn voor een beleid met oog op veiligheid; de veiligheid van de brandweerman, de veiligheid van zijn collega’s en de veiligheid van de burger. Het mag geen competitief, repressief instrument zijn.
30
4. Evaluatie
Evaluatie wordt zowel in het kader van aanwervings- en bevorderingsstage als in het kader van periodieke evaluatie voorzien. Als ACV-Openbare diensten kijken we hierbij vooral naar het vrijwaren van de rechten van het personeel. Een periodieke evaluatiecyclus start met een functioneringsgesprek en eindigt met een evaluatiegesprek. De periodieke evaluatie gebeurt tweejaarlijks en gaat uit van de functiebeschrijving van de uit te voeren functie en de vastgelegde doelstellingen en elementen waarop het personeelslid wordt beoordeeld in het functioneringsgesprek. Een individueel evaluatiedossier wordt aangelegd en het personeelslid heeft recht op een kopie. Het dossier bevat volgende documenten: - de functiebeschrijving; - het verslag van het functioneringsgesprek - documenten omtrent gunstige en ongunstige vaststellingen - het verslag van het evaluatie Voor ACV-Openbare Diensten maakt begeleiding en herkansingsmogelijkheden deel uit van de omkadering van evaluatie. Begeleidings- en herkansingsmaatregelen moeten dan ook duidelijk aan bod komen. Het gaat hier om zaken die duidelijk tijdens tussentijdse functioneringsgesprekken naar boven moeten komen zoals oplossingen voor problemen voor het functioneren of oplossingen voor problemen die de afgesproken doelstellingen bemoeilijken. Het evaluatiegesprek zelf handelt over de verwezenlijking van de doelstellingen van het functioneringsgesprek en moet gebeuren op basis van een welbepaald schema. De nodige regelgeving moet hiervoor nog worden vastgelegd. Ook dit zal nog onderhandeld worden met de vakbonden.
31
Na het evaluatiegesprek vindt een nieuw functioneringsgesprek plaats voor de volgende periode. Uiteindelijk kan de evaluatie volgende vermeldingen als gevolg hebben Voldoende Te verbeteren Onvoldoende De vermeldingen te verbeteren en onvoldoende geven aanleiding tot een nieuwe evaluatie na een periode van één jaar. Telkens zijn er mogelijkheden van beroep bij een paritair samengestelde evaluatiecommissie. Hierbij kan het personeelslid op eigen verzoek, of wanneer het nodig wordt geacht, gehoord worden en hij kan zich hierbij laten bijstaan. Twee onvoldoendes in een periode van drie jaar kunnen leiden tot ontslag.
Het is de raad die zich hierover uitspreekt. Het personeelslid dat zich in dit geval bevindt, heeft recht op een beroepsprocedure bij een federale onafhankelijke en paritair samengestelde beroepskamer bij de FOD Binnenlandse Zaken. Het beroep is schorsend. De functioneringsmodaliteiten van deze onafhankelijke beroepskamer moeten nog worden vastgelegd en dus onderhandeld.
32
5. Het geldelijk statuut
In het geldelijk statuut worden volgende zaken federaal vastgelegd: de weddeschalen en de regels voor baremische en hiërarchische verhoging en enkel generieke toelagen de operationaliteitspremie en onregelmatige prestaties de toelage voor het uitoefenen van een hogere functie de diplomatoelage de prestatievergoeding en diplomatoelage voor vrijwilligers de toelage voor onregelmatige prestaties voor de vrijwilligers
De raad kan naast bovenstaande premies en vergoedingen nog bijkomende vergoedingen of sociale voordelen toekennen en de toekenningsvoorwaarden ervan bepalen (bv maaltijdcheques, fietsvergoeding, hospitalisatieverzekering…)
a. de weddeschalen De weddeschalen worden vastgelegd als in bijlage voorgesteld. Bijkomend wordt vastgelegd dat beroepsbrandweerlui onder dezelfde voorwaarden genieten van haard- en standplaatstoelagen, eindejaarstoelage en vakantiegeld als het personeel van de federale overheidsdiensten. In het geldelijk statuut worden tevens de voorwaarden vastgelegd voor baremische verhoging of de functionele loopbaan. Elke graad beschikt immers over vier weddeschalen (vijf voor de aanwervingsgraden – een eerste schaal geldt voor de stagiair) die mits voorwaarden van anciënniteit, opleiding, evaluatie en fysieke geschiktheid kunnen worden doorlopen: Voor brandweerman: Diensten in de respectieve weddeschaal Vermelding voldoende bij evaluatie Bijscholing in opleidingscentrum Erkende opleiding
Vijf jaar in aanmerking komende diensten Minstens 120u (24x 5) Minstens 50u (desgevallend slagen in proef)
33
Voor korporaal: Diensten in de respectieve weddeschaal Vermelding voldoende bij evaluatie Bijscholing in opleidingscentrum Erkende opleiding
Vijf jaar in aanmerking komende diensten Minstens 120u (24x 5) Minstens 50u (desgevallend slagen in proef)
Voor sergeant: Diensten in de respectieve weddeschaal Vermelding voldoende bij evaluatie Bijscholing in opleidingscentrum Erkende opleiding
Vier jaar in aanmerking komende diensten Minstens 96u (24 X4) Minstens 40u (desgevallend slagen in proef)
Voor adjudant: Diensten in de respectieve weddeschaal Vermelding voldoende bij evaluatie Bijscholing in opleidingscentrum Erkende opleiding
Vier jaar in aanmerking komende diensten Minstens 96u (24x4) Minstens 40u (desgevallend slagen in proef)
Voor luitenant: Diensten in de respectieve weddeschaal Vermelding voldoende bij evaluatie Bijscholing in opleidingscentrum Erkende opleiding
Vier jaar in aanmerking komende diensten Minstens 96u (24x4) Minstens 40u (desgevallend slagen in proef)
Voor kapitein: Diensten in de respectieve weddeschaal Vermelding voldoende bij evaluatie Bijscholing in opleidingscentrum Erkende opleiding
Vijf jaar in aanmerking komende diensten Minstens 120u (24x5) Minstens 50u (desgevallend slagen in proef)
Voor majoor: Diensten in de respectieve weddeschaal Vermelding voldoende bij evaluatie Bijscholing in opleidingscentrum Erkende opleiding
Vijf jaar in aanmerking komende diensten Minstens 120u (24x5) Minstens 50u (desgevallend slagen in proef)
34
Voor kolonel: Diensten in de respectieve weddeschaal Vermelding voldoende bij evaluatie Bijscholing in opleidingscentrum Erkende opleiding
Vier jaar in aanmerking komende diensten Minstens 96u (24x4) Minstens 40u (desgevallend slagen in proef)
Bij hiërarchische bevordering wordt volgend schema gebruikt om in een volgende graad in te schalen: Van brandweerman naar korporaal: B0-1 B0-2 B0-3 B0-4
B1-1 B1-2 B1-3 B1-4
Van korporaal naar sergeant: B1-1 B1-2 B1-3 B1-4
M0-1 M0-1 M0-2 M0-3
Van sergeant naar adjudant: M0-1 M0-2 M0-3 M0-4
M1-1 M1-1 M1-2 M1-3
Van sergeant naar luitenant: M0-1 M0-2 M0-3 M0-4
OF1-1 OF1-1 OF1-2 OF1-3
35
Van adjudant naar luitenant: M1-1 M1-2 M1-3 M1-4
OF1-1 OF1-1 OF1-2 OF1-3
Van luitenant naar kapitein: OF1-1 OF1-2 OF1-3 OF1-4
OF2-1 OF2-2 OF2-3 OF2-4
Van kapitein naar majoor: OF2-1 OF2-2 OF2-3 OF2-4
OF3-1 OF3-1 OF3-2 OF3-3
Van majoor naar kolonel: OF3-1 OF3-2 OF3-3 OF3-4
OF4-1 OF4-1 OF4-2 OF4-3
36
b. de premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties Deze premie vervangt de vroegere nacht en weekendpremies, maar ook deze van wachtdienst voor officier, dienstchef, enzovoort.
Het bedrag van de premie wordt berekend volgens de formule X.B.U Waarbij B overeenstemt met het bedrag van het uurloon ( 1/1850ste van de jaarwedde) Waarbij U overeenstemt met het aantal uren van de daadwerkelijk gepresteerde periode Waarbij X overeenstemt met een volgende coëfficiënt: - 0,38 voor de graden brandweerman, korporaal, sergeant, adjudant en luitenant - 0,25 voor de graad van Kapitein - 0,12 voor de graad van Majoor - 0,18 voor de graad van kolonel In de discussies zijn we aanvankelijk van 0,29 gestart…
c. De toelage voor het uitoefenen van een hogere functie
Wanneer een personeelslid minstens 90 dagen ononderbroken een hoger ambt uitoefende, heeft hij of zij recht op de toelage voor het uitoefenen van een hogere functie. Het bedrag van deze toelage is gelijk aan het verschil met zijn wedde en deze van de graad van de ingevulde functie.
37
d. de diplomatoelage
Wanneer de het personeelslid zich bekwaamt in welbepaalde disciplines maakt hij of zij aanspraak op een diploma toelage. De basis hiervan werd gelegd in het besluit van 1994 en dit zal worden geactualiseerd. In afwachting van meer duidelijkheid van de nieuwe inhoud van deze tekst alvast de mogelijke bedragen waarover het gaat en de (aard van de ) brevetten waarop men mikt. We durven het voorzichtig beschouwen als erkenning van specialisatie. We weten nog niet op welke wijze de lijst zal worden geactualiseerd, noch of het principe van de twee lijsten zal blijven bestaan. Ook dit zal nog voorwerp uitmaken van onderhandeling. Het betreft in de huidige regelgeving desgevallend een som van 991€ op jaarbasis niet geïndexeerd voor de brevetten in lijst A ofwel een van 496€ op jaarbasis niet geïndexeerd voor de brevetten in lijst B De in de huidige teksten hernomen brevetten zijn onder meer duiker, ambulancier, technicus brandvoorkoming, automekanieker, rampengeneeskunde, preventieadviseur niv 1 en niv 2, de brevetten van de graden.
e. de prestatievergoeding , diplomatoelage, erkentelijkheidstoelage en toelage voor onregelmatige prestaties voor vrijwilligers
De prestaties die de vrijwillige personeelsleden leveren geven aanleiding tot de betaling van een vergoeding, die berekend wordt naar rata van het aantal gepresteerde uren. Deze vergoeding noemt men de prestatievergoeding.
38
De minimale vergoeding stemt overeen met de vergoeding verschuldigd voor één uur. Ieder begonnen uur wordt volledig vergoed. Aanvankelijk werkte men met uurdelen, maar daarvan is men afgestapt. Beschikbaarheidsperiodes en verplaatsingstijd van tussen de woonplaats en de plaats van de prestaties worden niet meegerekend voor de duur van de prestaties Het bedrag per uur werd vastgelegd in de prestatievergoedingschaal die overeenstemt met de graad en verworven anciënniteit. De prestatievergoeding wordt maandelijks betaald, na vervallen termijn. Deze prestatievergoedingschaal vind je in bijlage. De diplomatoelage voor vrijwilligers steunt op de regelgeving van toepassing voor het beroepspersoneel. Voor de vrijwilligers stemt ze echter overeen met een percentage van de prestatievergoeding gestort tijdens het vorige kalenderjaar. Dit percentage ligt tussen de drie en de 10% per diploma en het totaal percentage mag niet meer dan 10% bedragen, ongeacht het aantal diploma’s waarover de vrijwilliger beschikt
De raad kan ook een erkentelijkheidstoelage toekennen aan het vrijwillig personeelslid dat eervol uit zijn functie wordt ontslagen Ook voor de vrijwilligers voorziet men in een toelage voor onregelmatige prestaties. In tegenstelling tot bij het beroepspersoneel, voorziet men voor het vrijwillig personeel de gekende regeling van een toelage, tot maximaal 25% van het uurbedrag van de prestatievergoeding voor nachtprestaties tot maximaal 100% van het uurbedrag van de prestatievergoeding voor zaterdag en zondagprestaties En dit voor prestaties die wachtdiensten in de kazerne en interventies zijn.
39
Het is de raad die het percentage bepaald, bij reglementaire aanvulling van dit statuut. Tot slot wordt onder de verworven rechten ook het behoud van de erkentelijkheidspremie ten persoonlijke titel na overdracht en kan ook de vrijwilliger keuze maken bij overdracht om onder het geldelijke statuut te blijven van het huidige organiek reglement dat op hem van toepassing is.
40
6. Arbeidstijd Rond arbeidstijd bij brandweer is heel wat te doen geweest. Heel wat korpsen werken immers boven de wettelijke grens van de gemiddelde arbeidsduur van 38 uur per week en er zijn zelfs korpsen die de Europees vastgelegde kaap van 48 uur vlot overschrijden. Met de nieuwe arbeidstijdwet voor het brandweerpersoneel wordt een en ander aan banden gelegd. De wettelijke arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones bedraagt in principe 38 uren. Deze gemiddelde wekelijke arbeidsduur moet worden gerespecteerd over een referentieperiode van vier maanden. Van dit principe kan enkel worden afgeweken in die zones waar op het moment van het inwerking treden van de nieuwe wet meer dan de helft van de beroepspersoneelsleden in een regime van meer dan 38 uren werkt. Dit gaat concreet om de zones - voor Vlaams Brabant : zone Oost en zone West - voor Antwerpen: zone Rivierenland - voor Limburg: zone Oost-Limburg - voor West-Vlaanderen: zone Fluvia en zone Midwest - voor Namen : zone NAGE
In deze zones kan afgeweken worden tot 48 uren gemiddeld op voorwaarde dat onderhandelingen hebben plaatsgevonden met de representatieve vakbonden, met inbegrip van een procedure sociale bemiddeling indien nodig. Er moet onderhandeld worden over het aantal uren en over de bijkomende vergoeding er van. Het spreekt voor zich dat de basis het geldelijk statuut is, met name dat één uurloon gelijk aan 1/1850 en elke prestatie geeft recht op de operationaliteitspremie. Het is de bedoeling dat ook hier naar een 38 uren regime zal worden geëvolueerd op termijn.
41
Bijkomend kan een personeelslid individueel zelf kiezen om maximum 10 bijkomende uren per week te presteren, zonder het gemiddelde van 48 uren te overschrijden, dit is de zogenaamde persoonlijke Opt-Out Deze uren moeten het mogelijk maken bijkomende wachten in te vullen of kunnen dienen voor inzet bij interventies. Opleidingen, oefeningen, … moeten binnen het normale uurrooster worden vervuld. De betaling van deze uren gebeurt volgens de normale verloning voor geleverde prestaties. (zelfde uurloon, 1/1850Ste van de jaarwedde en de premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties) Uitdovend kunnen enkel personeelsleden die voor de het in werking treden van de wet beroeps en vrijwilliger waren in eenzelfde zone, deze tien uren benutten tot een regime van maximum 52 uren per week. Zo kan bijvoorbeeld iemand die in een zone werkt waar een 48 uren week geldt, nog maximum 4 uren op vrijwillige basis bijkomend presteren, op voorwaarde dat hij voordien reeds beroeps en vrijwilliger in dezelfde zone was. Een werkregime kan maximum uit 24 uren bestaan en de absolute grens van 60 uren per week mag niet worden overschreden, met uitzondering van enkele hoogst uitzonderlijke gevallen en uiteraard dienen de nodige rusttijden worden gerespecteerd. Op de toepassing van deze wet wordt toegezien door zowel de brandweerinspectie als de ambtenaren die in principe zouden aangesteld moeten zijn om toe te zien op de toepassingen van de arbeidstijdwet voor de openbare diensten. Deze laatsten zijn ondanks het feit dat de arbeidstijdwet voor de openbare diensten sinds 2000 bestaat, nog steeds niet aangeduid. ACV-Openbare Diensten heeft dan ook duidelijk aangedrongen om hier werk van te maken. Tot dan rekenen we op de mensen die er nu daadwerkelijk zijn, namelijk de brandweerinspectie. Vandaar ook dadelijk mee het belang van deze inspectie en hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Ook hier zullen we de nodige aandacht voor blijven hebben. Het zal er dus op aankomen om alert te zijn en te signaleren wanneer er met de geldende afspraken een loopje wordt genomen.
42
7. Syndicaal Het syndicaal statuut voorziet voortaan voor zowel de prezones als in de toekomstige zones, de nodige syndicale platformen. Zowel de mogelijkheden voor onderhandeling als voor overleg worden voortaan voorzien op zonaal niveau. Het feit dat deze platformen in de syndicale wet werden voorzien betekent tevens dat alle syndicale rechten voor operationeel personeel gevrijwaard blijven, ook het stakingsrecht. Het zag er even anders uit: men sprak immers van beknotting van het stakingsrecht en minimumbezetting… Het komt er dus in de toekomst op aan je syndicale delegatie binnen de zone te kennen. Kijk dus verder dan je huidig korps of je toekomstige post. Onze militanten zullen je alleszins zo goed mogelijk informeren over het toekomstig reilen en zeilen in de zone.
43
8. Criteria voor het bepalen van het personeelsplan van het operationeel personeel van de zones
Deze criteria komen niet ter sprake in het statuut op zich, maar hebben toch wel in belangrijke mate invloed op hoe het dekseltje op het potje past. Ze zijn immers mee bepalend over hoe een zone er uit zal zien en dus welke verschillende plaatsen en jobs er in de zone zullen zijn, desgevallend voor welke graden of onder welk statuut. Let wel: een personeelsplan zal niet hetzelfde zijn als een personeelskader zoals we dat nu kennen. Het is de bedoeling dat een personeelsplan soepeler is dan een strak kader. Maar of dat een voordeel of net een nadeel is, zal de toekomst uitwijzen. In de toekomst zal de zonecommandant met volgende criteria moeten rekening houden om zijn personeelsplan voor het operationele personeel op te stellen: - het nodige personeel voor de uitvoering van de operationele opdrachten, rekening houdend met de minimale voorwaarden van de snelste adequate hulp en van de adequate middelen ( hierover in punt 9 een woordje meer)
44
Hierbij moet rekening gehouden worden met: het niveau van dienstverlening voor de verschillende geografische sectoren van het grondgebied zoals vastgesteld in het meerjaren beleidsplan de operationele organisatie van de zone voor het sturen van de middelen vanuit het netwerk van posten de eventuele permanentie van operationeel personeel in de posten de specifieke opdrachten die specifieke middelen vereisen - voor de beschikbaarheid van de beroepspersoneelsleden moet rekening gehouden worden met de arbeidstijdregeling in de zone de verloven toegekend in de zone de vermenigvuldigingscoëfficiënt voor het voorzien van continudienst de modaliteiten van eindeloopbaanmaatregelen het aantal uren opleiding nodig voor de loopbaan en voor het uitoefenen van de functie - voor de beschikbaarheid van de vrijwillige personeelsleden moet rekening gehouden worden met de diensttijdregeling de beschikbaarheid van vrijwilligers tijdens de verschillende delen van de dag de noodzakelijke opleidingen voor de loopbaan en voor het uitoefenen van de functie - de statistieken van interventies met inbegrip van gelijktijdige uitrukken - de operationele risico analyse van de zone - het personeel nodig voor het uitvoeren van logistieke en administratieve taken in het kader van brandweertaken - desgevallend, het personeel nodig voor de zonale dispatching
45
Een hele boterham dus maar niet onbelangrijk: het zijn immers criteria die mede bepalend zijn om het werk ook werkbaar te maken en om effectief de mogelijke loopbaan te kunnen uitbouwen. Het personeelsplan moet voorgelegd worden aan de sociale partners, dus dit hoofdstukje kan alvast een goede canvas zijn.
46
9. Minimale normen
Het is al sinds november 2012 dat deze regels van minimale normen in voeg zijn en ze zijn dus al wel wat ingeburgerd. Het besluit legt de minimale middelen en dus ook personeel vast per type interventie. Het zonaal plan moet deze regels respecteren. Belangrijk in dit besluit is dat men in nagenoeg alle type interventies met autopomp het principe van zes man op de autopomp vrijwaart. Hiervan kan enkel afgeweken worden als men simultaan vertrekt met twee autopompen uit twee verschillende posten. Er gelden dan echter beperkende regels omtrent de taken die de eerste (onvolledige) ploeg mag uitvoeren. De minister moet deze regels nog vastleggen. Bovendien erkent dit besluit het belang van signalisatie De zones hebben tijd tot 31 december 2017 om zich aan te passen aan deze nieuwe regels.
47
10. Risicoanalyse van de zone In een besluit van 14 oktober 2013 werden minimale voorwaarden vastgelegd waaraan de risicoanalyse van de zone moet voldoen. Omdat deze mede een bepalende factor is voor het personeelsplan is het niet slecht te weten welke elementen in deze risicoanalyse een rol spelen.
De risicoanalyse houdt een inventaris in van risico’s en een evaluatie van deze risico’s. De inventaris behelst zowel de recurrente risico’s als de punctuele risico’s in de zone. De evaluatie bestaat uit een objectieve studie van deze risico’s en hoe deze operationeel moeten beantwoord worden. Om dit te kunnen doen moet de zone een duidelijke tekening maken van de zone aan de hand van de geografische structuur, de natuurlijke omgeving, de bevolking, de bestuurlijke structuur, de economische activiteiten, de transportnetwerken, de onderen bovengrondse netwerken en de cartografie. De detailuitwerking wordt vastgelegd in bijlage van het besluit
Recurrente risico’s zijn deze die dagelijks voorkomen en dus goed ingeschat kunnen worden. Deze worden gedekt door de adequate middelen van de zone. Aan de hand van statistieken van de laatste drie jaar maakt de zone haar inventaris op van de recurrente risico’s, ten minste rekening houdende met het gemiddelde aantal interventies van binnenbranden, buitenbranden, andere dringende interventies, dringende medische hulpverlening en de niet-dringende interventies. De zone moet aan de hand van deze gegevens een analyse maken om de gelijkwaardigheid tussen de beschikbare middelen en de noodzakelijke middelen om de opdrachten uit te voeren te toetsen. Hierbij moet minstens rekening gehouden worden met de waarschijnlijkheid van gelijke vertrekken, de dekkingsgraad voor een gegeven grondgebied, de dekkingsgraad voor een gegeven bevolking en de dekkingsgraad per groep van opdrachten.
Punctuele risico’s gaat om risico’s die moeilijker in te schatten zijn op vlak van frequentie, maar waarvan de gevolgen ernstig kunnen zijn en dus specifieke interventiemiddelen vereisen of inzet op ruimere schaal vereisen van zowel materieel
48
als personeel. In een bijlage aan dit besluit wordt omschreven hoe de analyse dient te gebeuren voor de punctuele risico’s , die ingedeeld zijn volgens natuurlijke risico’s, industriële risico’s, risico’s op het niveau van gebouwen die een bijzondere waakzaamheid vereisen, risico’s in verband met transport, nucleaire-radiologischebiologische en chemische risico’s en maatschappelijke risico’s.
49
11. Initiatieven te nemen door de gemeenten om naar hulpverleningszones over te gaan In het verleden werd al werk gemaakt van de zoneraad, de secretaris van de zone, het college en de bijzonder rekenplichtige. In de toekomst zal een zonecommandant moeten worden aangesteld voor de leiding, de organisatie en het beheer, alsook voor de taakverdeling binnen de zone. De functie van zonecommandant is een mandaatsfunctie De zonecommandant moet zijn structuur verder op punt stellen. Dit betekent dat hij werk moet maken van een organogram waarin de minimale functies, een meerjarenbeleidsplan, het operationeel organisatieschema. Dit laatste schema is in het bijzonder bestemd voor de personeelsleden van de zone. Het schema laat toe om een globaal zicht te hebben op de werking van de zone. De operationele personeelsleden van de gemeentelijke brandweerdiensten worden automatisch overgedragen naar hun respectievelijke zone. Dit gebeurt met behoud van hun hoedanigheid van beroepspersoneel, desgevallend vrijwilligerspersoneel. De overdracht van operationeel personeel gebeurt met behoud van de graad of met het verkrijgen van een gelijkwaardige graad, overeenstemmend met wat vastgelegd werd in het nieuwe statuut. Het administratief en technisch personeel van de gemeentelijke brandweerdiensten worden eveneens automatisch overgedragen. Het betreft hier het personeel dat ingeschreven is in het brandweerkade!. Referentie hiervoor zijn de modellen van organiek reglement. Dit personeel wordt overgedragen met behoud van hun hoedanigheid als statutair- of contractueel personeel. Voor de aanwerving van personeel zal dit gebeuren volgens de modaliteiten van het nieuwe statuut. Meer uitgebreide informatie hierover vind je op de site www.civieleveiligheid.be, onder de rubriek hulpverleningszones ( het document onder ‘hulpverleningszones vanaf 2014 – te nemen maatregelen)
50
12. Een bijzonder gegeven: opvordering Gezien de specificiteit van brandweer kan het gebeuren dat mensen of goederen worden opgevorderd. De opvordering kan enkel wanneer dit absoluut noodzakelijk is voor de behoeften van de civiele veiligheid en moet in verhouding zijn met het nagestreefde doel en wanneer de conventionele middelen ongeschikt of ontoereikend blijken om het hoofd te bieden aan de noodsituatie binnen een nuttige termijn. We beperken ons hier enkel tot de opvordering gericht naar het personeel. Dit beperkt zich tot de individuele opvordering. Opgevorderde personen wordt gelijkgesteld met werknemers zoals vastgelegd in de welzijnswet. Ze staan op dat moment onder het gezag van de verzoekende overheid. Enkel in volgende gevallen kan opvordering geweigerd worden: - wanneer de prestaties die opgelegd worden een ernstig gevaar vormen voor de persoon of voor anderen - wanneer de persoon niet beschikt over de specifieke kennis nodig voor de uitvoering van de prestatie waarvoor hij is opgevorderd - bij gebrek aan adequate veiligheidsmaatregelen ingesteld door de verzoekende overheid - wanneer de opgelegde prestaties de continuïteit van de openbare dienst in gevaar brengt De opvordering dient schriftelijk te gebeuren, ondertekend door de verzoekende overheid en vermeldt op zijn minst de omstandigheden die de opvordering rechtvaardigen, de aard, de hoeveelheid en de duur van de prestaties en de voorwaarden waaronder deze prestaties moeten uitgevoerd. In uiterst hoogdringende gevallen kan de opvordering mondeling gebeuren. In dit geval moet dit zo snel mogelijk schriftelijk bevestigd worden met daarbij de motivering van de hoogdringendheid. Elke opvordering geeft recht op een correcte vergoeding van de uitgevoerde prestaties.
51
Bijlage A: de weddeschalen (ongeïndexeerde bedragen)
Weddenschalen Brandweerman B0-0
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
B0-1
B0-2
B0-3
B0-4
15.173 15435
16135
15698
16355
15961
16575
16387
17005
16813
17435
17238
17865
18115
17664
18295
18545
18089
18725
18975
18515
19155
19405
18991
19585
19835
19466
19945
20295
20445
19942
20745
21095
21245
20188
21245
21495
22245
20433
21575
21825
22675
20678
21795
22045
22895
20924
22015
22265
23115
23265
21169
22235
22485
23335
23465
21414
22455
22705
23555
23665
21660
22675
22925
23775
23885
21905
22895
23145
23995
24105
22150
23115
23365
24215
24325
22396
23345
23595
24445
24555
22641
23565
23865
24665
24775
22887
23785
24085
24885
24995
23132
24011
24411
25111
25221
52
Korporaal 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
B1-1
B1-2
B1-3
B1-4
17165
18194
17595
18194
18025
18275
18455
18705
18885
19135
20251
19315
19565
20607
19745
19995
20963
20105
20455
20963
21301
20905
21255
21755
22131
21288
21655
22405
22405
21547
21985
22835
22835
21806
22205
23055
23055
22065
22425
23275
23425
22324
22645
23495
23625
22584
22865
23715
23825
22835
23085
23935
24045
23055
23305
24155
24265
23275
23525
24375
24485
23505
23755
24605
24715
23725
24025
24825
24935
23945
24245
25045
25155
24171
24800
25271
25381
53
Sergeant, Eerste Sergeant en Eerste Sergeant Majoor M0-1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
M0-2
M0-3
M0-4
20750 21000 21350 21700 22050
22413
22400
22775
22650
23150
22900
23400
23150
23650
23988
23500
23900
24325
23750
24250
24750
24100
24600
25100
24450
24950
25450
25784
24800
25300
25800
26118
25035
25535
26035
26435
25270
25770
26270
26670
25505
26005
26505
26905
25740
26240
26740
27140
25975
26675
27275
27575
54
Adjudant en Opperadjudant M1-1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
M1-2
M1-3
M1-4
22940 23824 25236 25508 25781
25986
26054
26191
26157
26327
26260
26600
26363
26873
27077
26465
27145
27281
26567
27297
27417
26670
27450
27690
26772
27602
27962
28167
26875
27755
28235
28372
27070
28000
28400
28508
27780
28900
29120
29600
55
Luitenant (uitdovend) O0-0
O0-1
0
22251
29.747
1
22757
30.243
2
23262
30.739
3
24174
31.235
4
24274
31.730
5
25704
32.226
6
25704
32.722
7
27183
33.218
8
27183
33.714
9
28662
34.209
10
28662
34.705
11
30141
35.201
12
30141
35.697
13
31671
36.192
36916
14
31671
36.688
37422
15
33150
37.184
37928
16
33150
37.680
38433
17
34629
38.176
38939
18
34629
39.043
39824
19
36108
39.911
40709
20
36108
40.159
40962
21
37638
40.407
41215
42023
22
37638
40.531
41341
42152
23
39321
40.655
41616
42432
24
39321
40.778
41594
42410
25
39627
40.902
41720
42539
O0-2
O0-3
56
Luitenant O1-1
O1-2
O1-3
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
30120
13
30680
14
31050
15
32500
16
32500
33000
17
33950
33950
18
33950
33950
19
35050
35400
20
35200
35400
36020
21
36700
36900
36900
22
36700
36900
36900
23
38200
38350
38550
24
38250
38350
38550
25
38350
38450
38550
57
Kapitein O2-0 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
O2-1
O2-2
O2-3
O2-4
25800 26850 26850
30200
27900
30900
27900
31300
29000
31900
29000
32500
30050
33100
33228
30050
33700
33932
31100
34300
34636
31100
34900
35340
32200
35500
36044
32200
36100
36648
37344
33250
36700
37252
37956
33250
37300
37856
38568
34300
37900
38460
39180
34300
38500
39064
39792
35350
39100
39668
40404
43090
35350
39700
40272
41016
43680
36450
40300
40876
41628
44280
36450
40900
41480
42240
44400
37500
41500
42084
42852
44480
37500
42100
42688
43464
44575
38550
42700
43292
44076
44675
39050
43300
43896
44488
44785
39550
43900
44200
44700
44955
58
Majoor O3-1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
O3-2
O3-3
O3-4
36.788 37.432 38.077 38.721 39.366 40.010
40.610
40.705
41.305
41.399
41.999
42.094
42.694
42.739
43.339
44.084
44.684
45885
44.679
45.279
46555
44.929
45.529
47224
45.179
45.779
47410
45.429
46.029
47596
45.679
46.279
47696
47782
45.929
46.529
47886
48350
46.179
46.779
48076
48600
46.429
47.029
48266
48750
59
Kolonel O4-1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
O4-2
O4-3
O4-4
43.542 44.742 45.942 46.665 47.387 48.111 48.833
50.033
49.556
50.756
50.279
51.479
51.002
52.202
51.203
52.403
53.903
51.404
52.604
54.104
51.605
52.805
54.305
52.218
53.418
54.918
52.542
53.742
55.242
57.207
52.758
53.958
55.458
59.495
60
Bijlage B inschaling bij overgang uit de oude weddeschalen
Brandweerman Oude weddeschaal PB 2 PB 2 bis PB 3 PB 3 D 5 D 5.1 D 6
Geldelijke anciënniteit Alle Alle Van 1 tot 24 jaar 25 jaar en meer Alle Alle Alle
Nieuwe weddeschaal B0‐1 B0‐2 B0‐2 B0‐3 B0‐1 B0‐2 B0‐3
Geldelijke anciënniteit Alle Van 1 tot 26 jaar 27 jaar en meer Alle Van 1 tot 7 jaar 8 jaar en meer
Nieuwe weddeschaal B1‐2 B1‐2 B1‐3 B1‐2 B1‐2 B1‐3
Geldelijke anciënniteit Alle Alle Alle Van 1 tot 12 jaar Van 13 tot 16 jaar 17 jaar en meer
Nieuwe weddeschaal M0‐1 M0‐2 M0‐3 M0‐1 M0‐2 M0‐3
Korporaal Oude weddeschaal PB 2 bis PB 3 PB 3 D 5.1 D 6 D 6 Sergeant Oude weddeschaal PB 3 PB 4 PB 5 C 3 C 3 C 3
61
Adjudant Oude weddeschaal PB 5 PB 6 PB 6 PB 6 C 4 C 4 C 4 C 4
Geldelijke weddeschaal Alle Van 1 tot 19 jaar Van 20 tot 23 jaar 24 jaar en meer Van 1 tot 15 jaar Van 16 tot 19 jaar Van 20 tot 23 jaar 24 jaar en meer
Nieuwe weddeschaal M1‐1 M1‐2 M1‐3 M1‐4 M1‐1 M1‐2 M1‐3 M1‐4
Officieren genieten de eerste weddeschaal van hun nieuwe graad die het mogelijk maakt een hogere wedde te genieten dan deze voor de overdracht. Voor de officieren zal de uitdovende weddeschaal van de Luitenants gelden voor de luitenant die voor de overdracht de graad van onderluitenant genoot en voor de luitenant die voordien de graad luitenant genoot. De voormalig onderluitenant zal instappen in de schaal O0-0 en de voormalig luitenant zal instappen in de schaal O01. Officieren met een geldelijke anciënniteit tussen 28 en 30 jaar, schuiven één baremische schaal ( de volgende weddeschaal in dezelfde graad) door, officieren met een geldelijke anciënniteit tussen 31 en 33 jaar schuiven twee baremische schalen door en officieren met geen geldelijke anciënniteit van 34 jaar of meer schuiven drie baremische schalen door.
62
Bijlage C: prestatievergoeding schaal vrijwilligers (ongeïndexeerde bedragen) Geldelijke BrandweerKorporaal Sergeant anciënniteit man
Adjudant
Luitenant
Kapitein
Stagiair
7,69
0
8,86
9,38
10,35
11,51
17,78
19,33
1
9,38
9,56
10,37
11,54
18,55
19,83
2
9,56
9,82
10,48
11,56
18,98
21,02
3
9,82
10,05
10,58
11,59
4
10,05
10,12
10,68
11,61
5
10,12
10,25
10,88
11,64
6
10,25
10,30
11,13
11,66
7
10,30
10,35
11,39
11,69
8
10,35
Majoor
Kolonel
24,00
26,00
15,00
11,49
63
Bijlage D: De fysieke aanwervingsproeven De lichamelijke geschiktheid van de kandidaat wordt op vier disciplines beoordeeld: - slagen voor een fysieke testbatterij - slagen voor een laddertest - slagen voor een uithoudingstest - houder zijn van een zwembrevet van minstens 100 m De eerste drie onderdelen worden afgelegd onder supervisie van een sportdeskundige 1. De fysieke testbatterij Deze proef bestaat uit negen onderdelen die telkens maximum 1minuut duren, waarbij 1 minuut recuperatie. Wanneer je het onderdeel aflegt in minder dan een minuut wordt de resterende tijd bij je recuperatieminuut geteld Gedurende deze proef draagt de kandidaat een gewichtsvest van 5kg met gelijke gewichtsverdeling Je bent geslaagd wanneer je tenminste 8 punten haalt op de negen onderdelen en je niet geëlimineerd wordt. Test 1: OPTREKKEN Mannelijke kandidaten trekken zich op, vrouwelijke kandidaten trachten zo lang mogelijk te blijven hangen. De startpositie is hangend met gestrekte armen en met de handen in pronatie aan de balk ( de duimen wijzen naar binnen De score wordt alsvolgt gemeten: uitvoering mannen X≤4 5≤X≤7 8≤X≤10 11≤X≤12 13≤X≤14 X≥15
Punten vrouwen T<20s 20s≤T≤25s 26s≤T≤30s 31s≤T≤35s 36s≤T≤40s T>40s
-1 0 1 2 3 4
64
Test 2: KLAUTEREN De kandidaat staat achter de startlijn die zich op 1m van de 1m80 hoge balk bevindt. Bij de start loopt de kandidaat naar de balk, klautert erover en loopt daarna rond de kegel die op 750cm van de balk staat. De kandidaat loopt dan terug naar de balk, klimt er terug over en loopt terug tot achter de startlijn. De score wordt alsvolgt gemeten: uitvoering T>60s 60s≥T>28s 28s≥T>15s 15s≥T>12s T≤12s
Punten 0 1 2 3 4
Test 3: EVENWICHT Via een ladder klimt de kandidaat op een 1m80 hoge balk van 10cm breed. Hij loopt hier 3m over, draait 180° en loopt 3m terug De score wordt alsvolgt gemeten: uitvoering T>60s 60s≥T>52s 52s≥T>34s 34s≥T>27s 27s≥T>21s T≤21s
Punten -1 0 1 2 3 4
Test 4: GEHURKT LOPEN De kandidaat hurkt neer en legt met beide armen gekruist voor de borst een afstand van 8m af (tot achter de lijn) en komt op dezelfde manier terug tot achter de startlijn. Tijdens de uitvoering mag de hoek van de knie niet groter zijn dan 90°. De score wordt alsvolgt gemeten: uitvoering T>60s 60s≥T>21s 21s≥T>19s 19s≥T>16s 16s≥T>14s
Punten eliminatie -1 0 1 2
65
14s≥T>12s T≤12s
3 4
Test 5: OPDRUKKEN De kandidaat start al liggend op zijn buik volgens de voorschriften. Vanuit deze uitgangspositie brengt de kandidaat de armen telkens tot een hoek van 90° waarna hij de armen terug strekt. Dit is eenmaal opdrukken. Let op, enkel correcte bewegingen worden goedgekeurd De score wordt alsvolgt gemeten: uitvoering X<23 23≤X<26 26≤X<33 33≤X<40 40≤X<50 X≥50
Punten -1 0 1 2 3 4
Test 6: ZEIL VERSLEPEN De kandidaat neemt plaats achter de startlijn. Hij neemt het zeil dat gevuld is met zandzakjes met een totaal gewicht van 80kg. Hij sleept dit over een glad oppervlak over een afstand van 15 meter en komt dan terug tot achter de startlijn. Het zeil moet steeds volledig achter de lijn worden getrokken De score wordt alsvolgt gemeten: uitvoering T>60s 60s≥T>33s 33s≥T>31s 31s≥T>27s 27s≥T>23s 23s≥T>20s T≤20s
Punten eliminatie -1 0 1 2 3 4
Test 7: SLANG SLEPEN De kandidaat neemt een gevulde slang vast bij de straalpijp ( aan de andere kant is een koppeling met afsluiter) en sleept deze over een afstand van 15m. De diameter van de slang is 70mm en ze is 20m lang
66
De score wordt als volgt gemeten: uitvoering T>60s 60s≥T>11s 11s≥T>9s 9s≥T>8s 8s≥T>7s 7s≥T>6s T≤6s
Punten eliminatie -1 0 1 2 3 4
Test 8: SLANG OPHALEN De kandidaat neemt een slang vast en trekt deze zo snel mogelijk naar zicht toe. De oefening wordt uitgevoerd met een niet-gevulde slang van 45mm, met een straalpijp type ‘lance robinet’ en een lengte van 20m De score wordt alsvolgt gemeten: uitvoering T>60s 60s≥T>19s 19s≥T>18s 18s≥T>16s 16s≥T>14s 14s≥T>12s T≤12s
Punten eliminatie -1 0 1 2 3 4
Test 9: TRAPPEN LOOP De kandidaat loopt zo snel mogelijk trede per trede de trappen op, met telkens één voet per trede. De handen moeten volledig vrij blijven De hoogte van de treden mogen variëren tussen de 15 en de 19 cm, waarbij het aantal treden uitgerekend wordt totdat de kandidaat 22m en 60cm is gestegen: 119 treden voor 19cm, 126 treden voor 18cm, 133 treden voor 17cm, 141 treden voor 16cm, 151 treden voor 15cm. De score wordt alsvolgt gemeten: uitvoering T>60s 60s≥T>53s 53s≥T>51s
Punten eliminatie -1 0
67
51s≥T>47s 47s≥T>43s 43s≥T>40s T≤40s
1 2 3 4
2. De laddertest Voor deze proef wordt een autoladder van 30m uitgezet, zonder steun opgesteld onder een hoek van 70°. De kandidaat moet reglementair worden beveiligd. Op het startsignaal klimt de kandidaat naar boven. Boven aangekomen, kijkt de kandidaat naar beneden waarbij hij na een non-verbaal signaal van de begeleider luid zijn naam roept. Nadien komt de kandidaat zonder hulp naar beneden. De test duurt maximum vijf minuten. De kandidaat die in deze proef niet lukt, wordt uitgesloten van de lichamelijke geschiktheidsproeven.
3. De uithoudingstest Het gaat hier om een looptest. De kandidaat legt een zo groot mogelijke afstand af in 12 minuten, waarbij minstens volgende afstanden moeten worden afgelegd leeftijd 18j – 20j 30j – 39j 40j – 49j 50j – 59j
mannen 2400m 2300m 2100m 2000m
Vrouwen 2200m 2000m 1900m 1700m
Niet slagen betekent eveneens uitsluiting van de lichamelijke geschiktheidsproeven.
68
Bijlage E Medisch attest voor controledienst - voorbeeld
69