Decentralisaties
Brancherapport RIBW Alliantie
Resultaten en trends
Zorgbestuurders Wonen en zorg Ervaringsdeskundigen en vrijwilligers
2013
Inhoud 3
22 Uitgelicht: Forensische Tussenvoorziening “De kracht van de zwerm” 23 RESULTATEN Personeel Dr. W.K. van der Scheer 7 25 Uitgelicht: Buurtcirkels RESULTATEN Begeleid zelfstandig wonen 9 26 RESULTATEN Huisvesting Uitgelicht: Howie the Harp 12 Uitgelicht: Informele Zorg 28 RESULTATEN Financials en markten 14 Samenvatting en conclusies 30 Uitgelicht: E-Health: Digitale begeleiding 16 32 Leden RIBW Alliantie RESULTATEN Ontwikkeling van de zorg en organisatie aspecten 17 RESULTATEN Beschermd wonen
Brancherapport 2013 Met genoegen bieden wij u het brancherapport van de RIBW Alliantie 2013 aan. Wij hebben veel positieve reacties ontvangen op het Brancherapport van vorig jaar. Het is gebleken dat u onze inspanning om te komen tot een verbeterde en meer professionele – en daardoor ook meer representatieve - versie van de oude trendrapportage waardeert en daar zijn wij blij mee.
In dit Brancherapport 2013 presenteren wij u opnieuw de resultaten die de leden van de RIBW Alliantie in 2013 behaalden op het gebied van productie, huisvesting, financiën, personeel en ontwikkelingen in zorgbeleid, samenwerking en organisatie. Daarnaast wordt een vijftal projecten in de spot light gezet om u te informeren over de wijze waarop uw collega’s hun innovatieve ideeën in de praktijk brengen. In een artikel van Wilma van
der Scheer wordt het gedrag van zorg bestuurders geanalyseerd. En ten slotte worden in een afsluitend hoofdstuk de belangrijkste conclusies verwoord. Wij hopen dat u uw eigen organisatie en uw branche ook dit jaar herkent in het rapport en dat u veel nuttige informatie uit het Brancherapport zult halen. Wij danken u voor uw medewerking en wensen u veel leesplezier toe!
Colofon Opdrachtgever RIBW Alliantie
Realisatie Brancherapport PCkwadraat Maastricht
Ontwerp Mediaan communicatie Heerlen
RESULTATEN Beschermd wonen Aantal plaatsen (toegelaten plaatsen) In 2013 groeit het aantal plaatsen beschermd wonen met twee procent. Dit is een daling ten opzichte van de groeivoet van de vorige jaren die gemiddeld vijf procent was. In absolute aantallen bedraagt het aantal plaatsen ultimo 2013 in totaal 10.480 eenheden.
Aantal plaatsen beschermd wonen jaar
2007
2008
2009
12.000
2010
2011
2012 2013* 2013*
10.000
8.000
aantal plaatsen 7.602 8.005 8.441 8.753 9.319 9.807 10.480 9.977 jaarlijkse groei in % 15% 5% 5% 4% 6% 5% 7% 2%
6.000
*∗ Het aantal plaatsen op basis van de 22 organisaties betrokken in onderhavige trendrapportage bedraagt 10.480 plaatsen. Het aantal plaatsen op basis van de 20 organisaties betrokken in het onderzoek over 2012 bedraagt het aantal plaatsen in 2013 in totaal 9.977 eenheden. Voor de vergelijking van de trendontwikkeling 2012-2013 dient dit aantal te worden aangehouden.
4.000 2.000 0
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Aantal cliënten en in- en uitstroom In totaal 10.227 cliënten verblijven in beschermd wonen eind 2013. Dit betekent een toename van 244 cliënten oftewel een groei van 2,4%. De groei in aantallen cliënten komt nagenoeg overeen met de toename in toegelaten capaciteit.
In- en uitstroom beschermd wonen Aantal cliënten beschermd wonen 31-12-2012 9.983 totale instroom 2013 1.867 totale uitstroom 2013 1.623 Aantal cliënten beschermd wonen 31-12-2013 10.227 aanwas populatie 244
Het verschil tussen de toegelaten capaciteit (10.480) en het aantal cliënten (10.227) bedraagt 253 plaatsen. Dit verschil komt tot stand door de combinatie van een aantal factoren zoals • Administratieve verschillen door bijvoorbeeld omzettingen naar VPT’s die in de tellingen niet zijn verrekend met de toegelaten capaciteit. • Frictieleegstand in bestaande voorzieningen. In totaal 1.623 cliënten stromen uit; dit is een turnover ratio van 1 op 7 of 16%. De redenen van de uitstroom is ook in 2013 bij de meerderheid van de RIBW’s niet inzichtelijk omdat op dit punt (nog) geen registratie wordt gevoerd. Vier RIBW’s voeren op dit vlak een registratie. Vier andere organisaties hebben op basis van een inschatting invulling gegeven aan de vragenlijst. Uit deze respons blijkt dat 37% (of 600 cliënten op jaarbasis) doorstroomt naar een vorm van zelfstandig wonen. Daarnaast zijn doorstroom naar een andere voorziening (10%), drop out (6%), overlijden (5%) en uithuisplaatsing (3%) de belangrijkste redenen voor de doorstroming uit beschermd wonen in 2012. De doorstroom naar andere voorzieningen betreft de V&V-sector, detentie of andere GGZ-aanbieders. Ondanks de registraties is bij 21% de reden van uitstroom niet bekend.
3
Reden uitstroom (zowel BW als BZW) Cliënt gaat zelfstandig wonen (zonder begeleiding) Cliënt gaat zelfstandig wonen (met begeleiding) Drop-out Uithuisplaatsing Doorstroom naar andere voorziening Overlijden cliënt Overige reden uitstroom
2013 25% 22% 8% 4% 13% 6% 23%
Totaal 100%
De gemiddelde verblijfsduur van de totale uitstroom bedraagt 36 maanden (op basis van de gegevens van 11 organisaties). Bij cliënten die uitstromen naar begeleid zelfstandig wonen is dat 16 maanden (op basis van de informatie van 6 organisaties).
Demografische kenmerken van de cliënten Het merendeel van de cliënten in beschermd wonen heeft een leeftijd tussen 31 en 65 jaar. Het aandeel van de jongeren en 65plussers is beperkt. Het merendeel zijn mannen (66% ultimo 2013).
Tabel leeftijdsverdeling BW
2013 4% 26% 15% 51% 4%
dan 18 jaar • Jonger • 1824 -- 2330 jaar • 31 - 65 jaar jaar • Ouder dan 65 jaar •
totaal 100%
4
Ontwikkeling in zorgzwaartepakketten (ZZP’s) Vanaf 2012 heeft de afbouw van de lichte ZZP’s zich versterkt doorgezet. Met name de forse reductie van het aandeel ZZP 1 en 2 viel reeds vorig jaar op. ZZP 1 was al nagenoeg afgebouwd in 2012 en in 2013 heeft de verdere reductie van het aandeel ZZP 2 zich doorgezet. Daartegenover staat een toename van het aandeel van de zwaardere ZZP’s, met name ZZP 4 en ZZP 5. Het aandeel van ZZP 3 blijft daarbij nagenoeg constant ten opzichte van 2012. Dit fenomeen doet zich voor in de procentuele verdeling van de ZZP’s, maar geldt ook in absolute aantallen, aangezien het aantal cliënten Beschermd Wonen in 2013 toeneemt met 244 eenheden. Conclusie is dat Beschermd Wonen zich inmiddels nagenoeg geheel afspeelt in de range ZZP 3 tot en met 5 als gevolg van de afbouw van de ZZP’s 1 en 2.
Productmix realisatie
ZZP 1 GGZ-C exclusief dagbesteding ZZP 2 GGZ-C exclusief dagbesteding ZZP 3 GGZ-C exclusief dagbesteding ZZP 4 GGZ-C exclusief dagbesteding ZZP 5 GGZ-C exclusief dagbesteding ZZP 6 GGZ-C exclusief dagbesteding
2008 19% 24% 30% 16% 10% 1%
2009 19% 26% 30% 14% 10% 1%
2010 17% 29% 32% 14% 8% 1%
2011 13% 30% 36% 13% 7% 1%
2012 3% 20% 52% 15% 9% 1%
2013 2% 12% 53% 19% 13% 1%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100%
60 50 40 30 20 10 0
50 40 30 20
2008
2009
2010
2011
2012
2013
20 10 0
2013 1% 7% 43% 27% 19% 3%
50
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100%
0
ZZP 1 GGZ-C inclusief dagbesteding ZZP 2 GGZ-C inclusief dagbesteding ZZP 3 GGZ-C inclusief dagbesteding ZZP 4 GGZ-C inclusief dagbesteding ZZP 5 GGZ-C inclusief dagbesteding ZZP 6 GGZ-C inclusief dagbesteding
2008 15% 29% 34% 13% 8% 2%
2009 12% 28% 36% 14% 8% 1%
2010 12% 29% 36% 15% 7% 1%
2011 8% 25% 36% 19% 9% 2%
2012 2% 11% 46% 24% 15% 2%
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2008
2009
2010
2011
2012
2013
40 30 20 10
Uit de analyse van de ontwikkeling van de ZZP-mix in de loop van 2013 blijkt dat: • Het aandeel van ZZP 1 en 2 in de instroom is met 6% nog slechts marginaal; het betreft in totaal 112 cliënten in 2013. Ten opzichte van twee jaar geleden is de instroom van deze lichte ZZP’s met 75% afgenomen. Eind 2013 vertegenwoordigen deze ZZP’s nog maar 8% van de totale ZZP-mix. In absolute aantallen betreft het 818 personen. • Het aandeel van de instroom van ZZP 3 stabiliseert op 53% (versus 52% in 2012), oftewel 989 cliënten. Het totaal aantal ZZP 3 bedraagt eind 2013 in totaal 4.806 personen versus 4.707 eind 2012. Dit betekent een beperkte toename in absolute aantallen van 99 personen. • Het aandeel van ZZP 4 in de instroom daalt licht 17% (versus 18% in 2012); eind 2013 vertegenwoordigt ZZP 4 een kwart van de totale ZZP-mix oftewel 2.556 personen. • Het aandeel van ZZP 5 stijgt van 15 naar 22%. In absolute aantallen groeit de instroom van 199 (in 2012) naar 411 (in 2013); een toename van 212 personen. Het aandeel van ZZP 5 in de totale ZZP-mix neemt toe van 14 naar 18%. In absolute aantallen betreft dit eind 2013 1.841 cliënten.
ZZP mix jaarlijks gemiddelde, 31 december en instroom ZZP GGZ-C ZZP 1 ZZP 2 ZZP 3 ZZP 4 ZZP 5 ZZP 6 ZZP mix 31 december 2012 1% 11% 48% 23% 14% 2% ZZP mix instroom 2013 1% 5% 53% 17% 22% 2% ZZP mix jaarlijks gemiddelde 2013 1% 9% 47% 23% 16% 2% ZZP mix 31 december 2013 1% 7% 47% 25% 18% 2%
Productie versus productieafspraken Ten aanzien van de productiegegevens en de uitsplitsingen daarvan naar ZZP’s en het al dan niet voorkomen van dagbesteding zijn de data niet eenduidig beschikbaar gesteld door de respondenten. Bij de interpretatie is dan ook voorzichtigheid geboden. Qua hoofdconclusie kan worden gesteld dat de feitelijk gerealiseerde productie afgerond 3% hoger is dan de productieafspraken. Deze overproductie doet zich zowel voor bij de ZZP’s met als zonder dagbesteding. De overproductie komt vooral naar voren bij de ZZP’s 3 (zonder dagbesteding), 4 en 5. Bij de ZZP’s 1 en 2 wordt conform de trend 2012 ook in 2013 onderproductie geleverd en is dus sprake van versnelde afbouw.
Verschillen realisatie met productieafspraken beschermd wonen SALDI ZZP 1 ZZP 2 ZZP 3 ZZP 4 ZZP 5 ZZP 6 totaal Zonder dagbesteding 66% 82% 108% 112% 117% 105% 104% Met dagbesteding 51% 83% 100% 107% 116% 102% 103% Totaal
60%
82% 104% 109% 116% 103% 103%
5
Hoofddiagnose Qua hoofddiagnose blijken er geen substantiële verschillen te zijn tussen de instroom en de totale populatie. De voornaamste diagnosegroepen zijn psychotische stoornissen (37% totale populatie en 31% van de instroom), gevolgd door affectieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Deze resultaten komen op hoofdlijnen overeen met de data over de voorgaande jaren (het resultaat is bepaald op basis van de gegevens van 9 aanbieders waarvan 6 een onderbouwde schatting hebben gemaakt en 3 zich baseren op feitelijke gegevens).
Hoofddiagnose totale populatie instroom Psychotische stoornis 37% 31% Affectieve stoornis (angst, depressie, bipolaire stoornis) 14% 10% Persoonlijkheidsstoornis 10% 11% Autisme 9% 9% ADHD en andere ontwikkelingsstoornissen 5% 7% Organische aandoening 2% 2% Verslaving 6% 3% Dubbele diagnose 5% 15% Geen diagnose bekend 11% 12%
• • • • • • • • •
populatie
Werksituatie en activiteiten 41% Van de cliënten neemt deel aan georganiseerde activiteiten. Dat is een toename ten opzichte van 2012 met 15%. 15% Van de cliënten heeft werk, veelal onbetaald.
Werksituatie en activiteiten
6
georganiseerde activiteiten • Deelname contacten buitenshuis • Sociale werk • Onbetaald • Geïsoleerd werk • Betaald met ondersteuning • Betaald • Onbekend
2013 41% 15% 11% 5% 2% 2% 24%
De kracht van de zwerm
“Tegenwoordig kun je op een verjaardagspartij niet meer zeggen dat je zorgbestuurder bent. Men denkt meteen dat je een zakkenvuller bent of op zijn minst wantrouwen ze je motieven”. De verzuchting van deze zorgbestuurder schets in een notendop de context waarin zorgbestuurders werken. Het citaat illustreert het gebrek aan vertrouwen dat zorgbestuurders ervaren en de kritiek waarmee zij geconfronteerd worden. Het gesprek met deze zorgbestuurder vond plaats in 2008. Maar het had net zo goed vandaag kunnen zijn. Zo blijkt wel uit de recente Kamerdebatten over het wetsvoorstel goed bestuur.
Z
orgbestuurders hebben de verantwoordelijkheid om de zorgverlening zodanig te organiseren dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde zorg (kwaliteitswet zorginstellingen). Dat hier kritisch op wordt toegezien is logisch, de manier waarop dat gebeurt niet per se. De aandacht voor incidenten en de reactie daarop van de politiek en media roepen een beeld op van een apenrots, met foute alpha-mannetjes in de leiding. Het suggereert ook dat alles wat in een zorgorganisatie gebeurt afhankelijk is van die ene leider, de zorgbestuurder.
in hun vakontwikkeling. Er bestaat geen verplichte opleiding en er zijn geen toelatingseisen. In theorie kan iedereen zorgbestuurder worden. Dat is natuurlijk niet zo. Zorgbestuurders worden vooral opgeleid in de praktijk. Zij leren van en met elkaar. Zij volgen gespecialiseerde opleidingen, vormen intervisiegroepen Het beeld van de zwerm spreeuwen kwam in mij op door de gelijksoortigheid en coachen elkaar. Door hun jarenlange ervaring in de zorgsector en door eigen die spreeuwen kenmerkt. Zorgbestuurhandelen te toetsen aan vakgenoten ders lijken ook veel op elkaar. Zo zijn vergaren zorgbestuurders de praktische de meeste zorgbestuurders opgeleid en kennis die nodig is om zorgorganisaties gesocialiseerd in de zorg. Zij werken al te leiden. Het bevordert bovendien de jarenlang in de zorg en niet zelden zijn onderlinge binding. zij direct na hun studie in de zorg aan ander beeld naar voren van zorgbestuurders. Voor het onderzoek volgde ik de ontwikkelingen in zorgbestuur over een periode van 10 jaar. De uitkomsten roepen eerder een beeld op van een zwerm spreeuwen dan van een apenrots.
“Spreeuwen reageren als individuen, maar doen dit wel in onderlinge afstemming.” In deze bijdrage wil ik zorgbestuurders op een andere manier zichtbaar maken dan vaak in politieke en publieke discussies gebeurt. Uit mijn onderzoek naar het veranderende governanceregime in de zorg en de rol van zorgbestuurders daarin (Van der Scheer, 2013) komt een heel
de slag gegaan. Zij zijn als het ware vergroeid met de sector. Een ander kenmerk van de zwerm is de spontane zelforganisatie. Ook dit past zorgbestuurders. Zorgbestuurders laten zich namelijk niet gemakkelijk sturen
Een ander kenmerk van de zwerm is dat zij beschikt over het vermogen snel van koers te kunnen wisselen als de omgeving er om vraagt zonder het einddoel uit het oog te verliezen. De spreeuwen reageren daarbij op voor het blote oog onzichtbare stromingen. Zorgbestuurders hebben ook met verschillende maatschappelijke stromingen en politieke winden te maken. Juist door hun goede verankering in de zorgsector zijn zij in staat hier goed op te reageren. Zij kennen en doorgronden de sector, inclusief alle complexe relaties en partijen die er een rol in spelen. Hierdoor zijn zij in staat
7
in een soort Hitchcock film terecht. Denk aan de film Birds. Uit mijn onderzoek blijkt dat in het overheidsbeleid en politieke debat opvallend veel aandacht wordt besteedt aan incidenten in de zorg Spreeuwen reageren overigens niet als en dat de incidenten vooral zorgbestuurgroep op bepaalde luchtstromen, al lijkt ders verweten worden. Zo vonden er in de dat wel zo. Zij reageren als individuen, maar doen dit wel in onderlinge afstem- periode van het onderzoek vele politieke debatten plaats over het ‘juiste’ onderming. Zo zullen zij altijd voldoende afstand houden van elkaar opdat zij niet nemerschap, over goedwillende versus niet-goedwillende bestuurders over een in botsing komen. Ook dit geldt voor zieke en gezonde bestuurscultuur. Over zorgbestuurders. Van buitenaf gezien macho´s en het old-boys-network. Veel lijkt het misschien een gesloten wereld, van deze debatten waren naar aanleiding vanwege die onderlinge verbindingen en de gerichtheid op vakgenoten, in wer- van incidenten in de zorg of bedrijfsvoering, die breed werden uitgemeten kelijkheid nemen zorgbestuurders zeer uiteenlopende beslissingen. Lokale situ- in de media. De consequenties waren verreikend, variërend van een oproep van aties kunnen immers sterk verschillen. de minister aan het veld, meer toezicht, Wel houden zij rekening met elkaar en financiële maatregelen tot wettelijke stemmen zij veelvuldig af. wijzigingen. Maar van groter invloed zijn misschien nog wel de gevolgen voor Tot slot kent een zwerm geen leider, wel is er vaak een kleine groep leden met net de beeldvorming. Het vertrouwen in de zorg wordt er mee nog verder op de proef iets meer ervaring en koersvastheid, die op cruciale momenten kleine koerswijzi- gesteld. Terwijl de Nederlandse gezondgingen doorvoeren. Ook dat past zorgbe- heidszorg wereldwijd tot de top behoort, stuurders. Het zijn namelijk niet per se de neemt het vertrouwen dat wij als burgers in de zorg hebben steeds meer af. jongere bestuurders die vernieuwingen realiseren. Juist ervaren bestuurders blijken in staat goed met veranderingen om Naar mijn mening speelt de vele aante gaan. Zij kennen en doorgronden de in dacht voor incidenten en de manier waarop politiek en media daarop reahet geding zijnde machten en krachten geren, hier een belangrijke rol in. Ze het beste. Dit wil overigens niet zeggen dat de beroepsgroep zelf niet vernieuwt. roepen een beeld op van een apenrots met trotse alpha-mannetjes aan de top Jonge en vrouwelijke bestuurders zijn die niet te vertrouwen zijn. De uitkomin opmars en zij brengen zo hun eigen sten van het onderzoek wijzen echter in opvattingen met zich mee. een andere richting. Zij laten zorgbestuurders zien als individuen die zich al Opvallend is dat in de buitenwereld en vroeg verbonden hebben aan de sector, dan met name de politiek vooral oog is voor de zwermverlaters. De vogels die uit die zichzelf voortdurend toetsen aan de bocht schieten. Dan komen we opeens vakgenoten en in afstemming met vele snel bij te sturen als het nodig is, zonder het einddoel – goede zorgverlening – uit het oog te verliezen.
8
Dr. Wilma van der Scheer
partijen koerswijzigingen doorvoeren om voor zo min mogelijk geld goede zorg te leveren. Het onderzoek laat ook zien dat zij dit samen doen met vele anderen: zorgverleners, familieleden van cliënten, verzekeraars, gemeenten, … En dit vraagt heel andere capaciteiten dan waar menig alpha-mannetje over beschikt. Het vraagt het vermogen om in afstemming met vele partijen koerswijzigingen door te voeren. Volgens dr. Jaap van Ginneken, auteur van het boek ‘de kracht van de zwerm’, heeft de zichzelf steeds opnieuw organiserende en herorganiserende zwerm om die reden de toekomst. In een tijdperk van hyperconnectiviteit is het cruciaal over samenwerkingsvermogen, veranderlijkheid en beweeglijkheid te beschikken. Vergeet daarom de apenrots en omarm de zichzelf organiserende en herorganiserende zwerm! Een echte aap, zal zich daar niet snel in thuis voelen.
Dr. Wilma van der Scheer is directeur van het Erasmus Centrum voor Management Development in de zorg (Erasmus CMDz). Zij promoveerde in oktober 2013 op het proefschrift “Onder zorgbestuurders. Omgaan met bestuurlijke ambiguïteit in de zorg” (zie ook www.erasmuscmdz.nl). Naast haar functie voor Erasmus CMDz en haar werkzaamheden als onderzoeker is Wilma van der Scheer actief als toezichthouder in de zorg. Sinds 2010 is zij jurylid van de verkiezing Zorgmanager van het jaar (Zorg Excellence Trofee) en het Talent van het jaar.
RESULTATEN Begeleid zelfstandig wonen Aantal cliënten en in- en uitstroom In 2013 groeit het aantal cliënten begeleid zelfstandig wonen met 7% tot 14.983 cliënten (een groei van 962 in absolute aantallen). De in 2012 geconstateerde groei van BZW zet zich in beperktere mate door in 2013. De gepresenteerde cijfers gaan uit van het aantal cliënten in zorg bij 22 zorgaanbieders in 2012 en 2013.
Aantal cliënten in- en uitstroom
2008 2009 2010 2011 2012 2013 aantal cliënten 9.773 10.458 10.724 11.445 14.021 14.983 jaarlijkse groei in % 15% 7% 3% 7% 23% 7% instroom uitstroom
2012 21% 12%
2013 31% 24%
toelichting: aantal plaatsen per 31-12 van betreffende jaar
Op basis van de in- en uitstroomgegevens kan worden geconcludeerd dat volumes ten opzichte van de voorgaande jaren zijn toegenomen. De totale instroom bedraagt 4.471 cliënten en de uitstroom 3.509 personen. Ten opzichte van 2012 is de uitstroom ten opzichte van het gemiddeld aantal cliënten op jaarbasis in 2013 verdubbeld tot 24%. De instroom in 2013 is 31% van het gemiddeld aantal cliënten versus 21% in 2013. Door het niveau van uitstroom is de toename van het aantal cliënten beperkt gebleven. De instroom vanuit beschermd wonen wordt in 2013 ingeschat op 1400 cliënten versus 200 in 2012(dit aantal is een extrapolatie van de opgave van 8 respondenten naar de gehele sector).
In en uitstroom begeleid zelfstandig wonen aantal cliënten begeleid zelfstandig wonen op 01-01-2013 14.021 totale instroom in 2013 4.471 totale uitstroom in 2013 3.509 aantal cliënten begeleid zelfstandig wonen op 31-12-2013 14.983 gemiddeld aantal cliënten 14.502
9
Demografische kenmerken van de BZW-populatie BZW bedient voor bijna driekwart de doelgroep in de leeftijd van 31 tot 65 jaar (bij beschermd wonen is dit 51% ). De instroom is relatief jonger, maar ook hier is de meerderheid afkomstig uit de 31-65 leeftijdscategorie. 55% Van de cliënten is man.
Leeftijdsverdeling begeleid zelfstandig wonen
totale populatie instroom 3% 4% 19% 33% 71% 59% 7% 5%
dan 18 jaar • Jonger • 1931 -- 3065 jaar jaar • Ouder dan 65 jaar •
totaal 100% 100% populatie
Realisatie en productieafspraken BZW In totaliteit is de realisatie 2013 van het geheel van alle prestaties/uren 9% hoger dan de gemaakte productieafspraken . 2.500.000
E enheden REAL 2013 2.380.175 PA 2013 2.174.818 verschil REAL PA 205.357 in procenten 9%
• •
2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0
REAL 2013
PA 2013
Het grote volume in extramurale prestaties zit in F125 (dagactiviteit langdurig zorgafhankelijk) en H153 (gespecialiseerde begeleiding psy). De realisatie ten opzichte van de productieafspraken voor deze prestaties is 9% positief (dus overproductie). Bij de functie Begeleiding extra (H150) bedraagt de overproductie 11% en voor de persoonlijke verzorging (PV) bedraagt de overproductie 7%. Bij de functie verpleging is de overproductie 41%, maar betreft het een zeer klein productievolume. Onderproductie ten opzichte van de productieafspraken doet zich voor bij de functies Begeleiding basis (H300) en NAH (H152) met respectievelijk 27 en 65%.
BZW - realisatie 2013 versus productieafspraken uitgedrukt in uren basis H300 REAL 2013 123.687 verschil REAL PA -46.907 verschil in procenten -27%
extra H150 2.080 208 11%
nah H152 559 -1.038 -65%
psy ggz-lza H153 F125 871.621 1.345.388 74.545 94.906 9% 8%
inloop F129 18.858 793 4%
PV 15.655 1.067 7%
VP 2.326 674 41%
De overschrijding van de gerealiseerde productie ten opzichte van de productieafspraken wijst erop dat de stijging van BZW vooraf niet is voorzien.
10
Productie afspraken 2014 versus 2013 De productieafspraken 2014 voorzien in een stijging van het aantal prestaties/uren met 4% en blijven dus achter op de feitelijke realisatie 2013. 2.500.000
Eenheden PA 2013 2.174.818 PA 2014 2.255.927 verschil PA 14-13 81.109 in procenten 4%
2.000.000 1.500.000 1.000.000 500.000 0
PA 2013
De voornaamste stijging in de productieafspraken betreft de prestaties gespecialiseerde begeleiding (H153) met 3% oftewel bijna 22.000 uren en dagactiviteiten langdurig zorgafhankelijken (F125) met 4% oftewel 52.000 uren.
Productie afspraken begeleid zelfstandig wonen uitgedrukt in uren PA 2013 PA 2014 verschil PA 14-13 in procenten
basis H300 162.293 170.594 8.301 5%
extra H150 2.229 1.873 -357 -16%
nah H152 1.597 1.597 0 0%
psy ggz-lza H153 F125 775.259 1.198.354 797.076 1.250.482 21.817 52.128 3% 4%
inloop F129 18.101 18.065 -36 0%
PV 15.332 14.588 -743 -5%
VP 1.654 1.653 -1 0%
PA 2014
Uitvoering BZW begeleiding-activiteiten Op één uitzondering na geven alle aanbieders aan dagactiviteiten voor de ambulante cliënten te organiseren. Nagenoeg alle aanbieders maken daarbij gebruik van een mix van eigen locaties en extern gehuurde ruimten. Daarbij is het aandeel intramurale en extramurale cliënten gelijk. Op basis van de respons (in totaal negen antwoorden) kunnen geen uitspraken worden gedaan over het totaal aantal uren dat is ingezet ten behoeve van dagactiviteiten voor groepen.
Hoofddiagnose Ook bij begeleid zelfstandig wonen zijn psychotische stoornissen de voornaamste diagnosegroep met een iets kleiner aandeel dan de 37% bij beschermd wonen. Daarnaast kan worden vastgesteld dat het aandeel van affectieve stoornissen groter is dan de 14% bij beschermd wonen. De diagnosekenmerken van de instroom sluiten aan op die van de totale populatie begeleid zelfstandig wonen. Ten opzichte van vorig jaar zijn hier vrijwel geen verschillen gevonden.
Hoofddiagnose begeleid zelfstandig wonen
totale populatie instroom 29% 31% 22% 20% 11% 14% 8% 3% 7% 5% 1% 1% 5% 3% 5% 7% 2% 0% 10% 16%
stoornis • Psychotische stoornis (angst, depressie, bipolaire stoornis) • Affectieve • Persoonlijkheidsstoornis • Autisme en andere ontwikkelingsstoornissen • ADHD aandoening • Organische • Verslaving diagnose • Dubbele diagnose • Overige • Geen diagnose bekend
Totaal 100% 100%
populatie
Werksituatie en inkomsten Bij BZW doet bijna 30% van de cliënten een vorm van werk. Een groot deel betreft onbetaald werk. Het aandeel betaald werk (al dan niet met ondersteuning) is van 9% in 2012 gestegen naar 12% in 2013.
Werksituatie en inkomen Werk-activiteitensituatie begeleid zelfstandig wonen
georganiseerde activiteiten • Deelname contacten buitenshuis • Sociale werk • Onbetaald • Geïsoleerd werk • Betaald met ondersteuning • Betaald • Onbekend
2013 40% 15% 18% 5% 9% 3% 10%
Totaal 100%
11
UITGELICHT UITGELICHT
Opleiding Ervaringsdeskundigen:
Howie the Harp™ In Arnhem en Rotterdam In Arnhem is op 6 mei van dit jaar een vestiging van Howie the Harp geopend. Howie the Harp is een van oorsprong Amerikaans concept met als doel het opleiden van mensen met ervaring als cliënt in de (O)GGZ tot ervaringsdeskundige. Pameijer is in 2011 gestart met het opleidingscentrum in Rotterdam en inmiddels is de tweede vestiging geopend onder de vlag van RIBW Arnhem & Veluwe Vallei.
12
De echte Howie the Harp is de Amerikaan Howard Geld. Vanaf zijn veertiende bracht Howard ruim twee jaar door in verschillende psychiatrische instellingen. Hij maakte er kennis met onder andere
de diagnoses ‘schizofreen, psychotisch en manisch-depressief’ en met de stigmatiserende effecten daarvan. Later leerde Howard als dakloze het harde leven op straat kennen. Met zijn mondharmonica
speelde hij geregeld wat inkomen bij elkaar. Buurtbewoners gaven hem om die reden de bijnaam Howie the Harp, een naam die hem beviel.
foto’s: Ivo Hutten, Arnhem
In Amerika is het Howie the Harp Peer Advocacy and Training Centre New York een succesvol voorbeeld van een intensief herstelprogramma gecombineerd met een effectieve beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling. Deelnemers ontwikkelen er, onder begeleiding van ervaringsdeskundige coaches, vaardigheden en kennis die ze nodig hebben om te participeren in de samenleving en op de arbeidsmarkt. De kern van het model is ‘peer-to-peer’ leren, het benutten van ervaringen en talenten van mensen die te maken hebben (gehad) met een psychische aandoening om andere individuen en elkaar voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Het concept van Howie the Harp sluit aan bij de visie van de RIBW Arnhem & Veluwe Vallei, die is gericht op het vergroten van de eigen regie van cliënten. De werkwijze bevordert het meedoen van mensen met een psychiatrische aandoening in de maatschappij, het draagt bij aan het reduceren van stigma en vergroot hun perspectief op de arbeidsmarkt.
De opleiding duurt een jaar, verdeeld in een periode van een eerste half jaar dat in het teken staat van opleiding en persoonlijk herstel. De student krijgt in deze fase inzicht in de actuele opvattingen in de psychiatrie, het zorgsysteem in Nederland en in de beroepsvaardigheden van de (assistent-) ervaringsdeskundige1. Verspreid over 8 lesbokken komen verschillende onderwerpen aan bod die helpen eigen kracht te benoemen en in te zetten voor anderen. In het tweede half jaar volgt dan de fase waarin de praktijkervaring wordt opgedaan. In deze fase leren studenten hun ervaringskennis toe te passen in het werkveld en oefenen ze met de rol van werknemer en de daarbij behorende verwachtingen, taken en verantwoordelijkheden. Inmiddels zijn zo’n 10 afgestudeerden van de opleiding in Rotterdam ook daadwerkelijk aan het werk als ervaringsdeskundige in een betaalde baan. Lenneke Elfers is als adviseur en ervaringsdeskundige werkzaam bij het kenniscentrum van Pameijer en heeft een
1 Overeenkomstig het Beroepscompetentieprofiel Ervaringsdeskundigheid
heel duidelijk mening over de opleiding: “de weg van gekkigheid naar ervaringsdeskundigheid heeft mede gemaakt dat mijn zorgbehoefte en medicatiegebruik enorm afgenomen zijn en ik mij door wie ik nu ben en door wat ik nu doe alweer jaren een zinvol lid van de maatschappij voel en weer allerlei sociale rollen vervul die belangrijk voor me zijn. Cliënten participatie ten top!” (uit de speech van Lenneke Elfers tijdens de opening van de opleiding in Arnhem) Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Nynke Mulder van de RIBW AVV (
[email protected] of 026-442 42 36) Howie the Harp™ is een geregistreerd handelsmerk van Community Access USA. Pameijer is licentiehouder van Howie the Harp™ in de Benelux.
13
RESULTATEN Financials en markten Financials De totale omzet van de 22 RIBW’s bedraagt in 2013 afgerond € 852 miljoen. Dit betekent een toename van 5,3% ten opzichte van 2012. De gemiddelde RIBW-organisatie heeft een omzet van € 39 miljoen. De kleinste organisatie zet € 10 miljoen om; de grootste € 83 miljoen.
Financieringskaders Qua financieringskaders is de AWBZ het belangrijkste met een marktaandeel van 86%. In de onderdelen Resultaten Bescherm Wonen en Begeleid Zelfstandig Wonen wordt uitgebreid ingezoomd op de AWBZ-zorg. Het aandeel van de Wmo bedraagt 5% en neemt af ten opzichte van 2013. Het aandeel van justitie blijft 1% en de financiering van geleverde dienstverlening via de Zorgverzekeringswet en “overig/derde geldstromen” bedragen beiden 3%. De categorie “overig/derde geldstromen” betreft subsidies en projectfinancieringen met bijdragen van ondermeer provincies, gemeenten en GGD’s.
Percentage omzet per financieringskader
• AWBZ • Justitie ZVW • WMO • Overig/derde geldstroom •
2009 89% 1% 3% 6% 0%
2010 92% 1% 0% 4% 2%
2012 86% 1% 0% 8% 5%
2013 omzet 2013 * 88% 750 1% 9 3% 26 5% 43 3% 26
totaal 100% 100% 100% 100% * bedragen € 1 miljoen
852 2013
Gemeentemarkt 14
Zoals eerder aangegeven bedraagt het aandeel van de Wmo 5% van de totale omzet. Vijf RIBW’s geven aan een omzet van meer dan € 1 miljoen bij de gemeenten te genereren. Dit betekent dat voor het merendeel van de RIBW’s de Wmo budgetten slechts een marginaal onderdeel van de omzet uitmaken. In totaal 82% van de respondenten ontvangt gemeentelijke financiering en/of subsidiëring ten behoeve van vooral activiteiten inloop MO/OGGZ, bemoeizorgtrajecten, tussenvoorzieningen en de nachtopvang van daklozen.
Type activiteit MO/OGGZ • Inloop Bemoeizorgtrajecten • Tussenvoorziening • Nachtopvang daklozen • Dagactiviteiten • Maatjesprojecten • Woonvoorziening Beschermd Wonen •
47% 47% 41% 41% 35% 29% 24%
50 40 30 20 10 0
RIBW’s voor Beschermd Wonen zijn in gemiddeld 8 gemeenten actief met een spreiding van een minimum van 1 tot een maximum van 18. Werkgebied Begeleid Zelfstandig Wonen is aanzienlijk groter met een gemiddeld werkgebied van 29 gemeenten waarin de RIBW organisaties actief zijn. Dit is inclusief 1 organisatie die in 246 gemeenten van de in totaal 402 Nederlandse gemeenten actief is (exclusief deze aanbieder bedraagt het gemiddelde werkgebied 14 gemeenten).
Werkgebied gemeenten Minimum Maximum Gemiddeld
BW BZW 1 1 18 246 8 29/14
80% Van de RIBW’s heeft overleg met de gemeenten over de inkoop van zorg en ondersteuning in het kader van OGGZ/Maatschappelijke opvang. Iets meer dan de helft denkt door overleggen invloed te kunnen uitoefenen op de wijze waarop de gemeente de zorg en ondersteuning inkoopt. 93% Van de RIBW’s heeft overleg met de gemeenten over de zorginkoop “begeleiding 2015”. 40% Geeft aan hiermee voldoende invloed te kunnen uitoefenen op de wijze waarop de gemeente de begeleiding gaat inkopen per 1 januari 2015.
Zorginkoop gemeenten overleg invloed OGGZ/MO 80% 53% begeleiding 2015 93% 40%
Gevraagd naar de onderscheidende criteria ten opzichte van “concurrenten” bij de zorginkoop geven de respondenten de criteria kwaliteit en professionaliteit de hoogste score met respectievelijk 3,7 en 3,0 op een schaal gaande van 1 tot 6. Aan kostprijs en innovatie hechten de respondenten het minste belang.
Onderscheidende criteria bij zorginkoop gemeenten
• Kwaliteit • Professionaliteit • Continuïteit aanbod • Specialistisch • Kostprijs • Innovatie
6
3,7 3,0 2,3 2,1 2,1 1,7
5 4 3 2 1 0
15
UITGELICHT UITGELICHT
E-Health – Digitale begeleiding met beeld Het gebruik van internet, mobiele telefoons, computers en tablets is niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Ook het onderhouden van sociale contacten via het internet wordt steeds gewoner. Door digitale begeleiding met beeld speelt de RIBW Zaanstreek Waterland West-Friesland in op deze ontwikkeling en wordt tevens de zelfredzaamheid van de cliënt vergroot. Digitale begeleiding met beeld is een nieuwe manier van begeleiden met behulp van een iPad. De cliënt en de begeleider worden door RIBW ZWWF uitgerust met een iPad. Via FaceTime, een standaard-app op alle iPads, hebben cliënt en begeleider contact met elkaar terwijl zij elkaar op het beeldscherm zien. Deze vorm van begeleiding vormt een aanvulling op de traditionele begeleiding waarbij de begeleider op bezoek komt bij de cliënt. In principe zorgen begeleider en cliënt ervoor dat zij op de afgesproken tijd met de iPad zijn aangesloten op het internet. Alle cliënten van RIBW ZWWF die in hun eigen woonomgeving begeleiding krijgen komen in aanmerking voor digitale bege-
16
leiding. Tot voor kort kregen deze cliënten uitsluitend fysieke begeleiding, waarbij de begeleider bij hen thuis de benodigde hulp verleende. Korte frequente contacten behoorden niet tot de mogelijkheden. Door de invoering van digitale begeleiding met beeld kunnen begeleiders regelmatig korte begeleidingsmomenten inplannen met hun cliënten. De toename van het aantal contactmomenten betekent dat begeleiders eerder in staat zijn een terugval te signaleren. Meerdere keren per week even kort contact, bijvoorbeeld om een cliënt ‘s ochtends op weg te helpen of bij een dreigende crisissituatie, kan ook terugval voorkomen. Ook kan de cliënt zelf eenvoudig contact leggen met de begeleider op momenten dat hij of zij dat nodig heeft.
Door digitale begeleiding met beeld kan een begeleider optimaal inspelen op de begeleidingsvragen van een cliënt. Deze vorm van begeleiding is daardoor meer vraaggestuurd dan enkel de fysieke begeleiding. Een bijkomend voordeel is dat er dankzij deze innovatieve manier van werken op reiskosten en reistijd van begeleiders wordt bespaard. Op deze manier kunnen meer cliënten thuis begeleiding ontvangen voor hetzelfde geld en met behoud van kwaliteit. Een mooi antwoord op de huidige tendens ‘meer voor minder’, waarbinnen organisaties met minder geld dezelfde kwaliteit moeten waarborgen voor hun cliënten. Zo werkt de RIBW ZWWF aan haar toekomstbestendigheid. Digitale begeleiding vergroot de zelfredzaamheid van de cliënt. De cliënt staat meer op eigen benen, zonder het gevoel te hebben er alleen voor te staan. Er is een sterk vangnet voor de momenten waarop het even wat minder gaat. Of, zoals Yoeri, cliënt van de RIBW ZWWF het formuleert: “Deze vorm van begeleiding biedt mij een enorme vrijheid. Ik hoef niet meer thuis te blijven omdat ik een afspraak heb met mijn begeleidster Jans. Het geeft mij meer mogelijkheden om dingen buiten de deur te doen en toch regelmatig gesprekken met haar te hebben. Zo kon ik bijvoorbeeld mijn reintegratiewerkzaamheden uitbreiden, zonder mijn afspraken met Jans te verzetten. Op mijn werk gaf ik aan dat ik een extra dag kon werken, maar dat ik tussen 11 en 12 uur niet beschikbaar was. Dan zat ik in een lege vergaderzaal met mijn iPad met Jans te bellen.” Voor meer informatie: Mary Kok, projectleider Digitale begeleiding met beeld; 088-200 10 75/06-29 06 58 43 of
[email protected]
RESULTATEN Ontwikkeling van de zorg en organisatie aspecten Kwaliteitsverbetering en -meting Door alle RIBW’s worden instrumenten toegepast om de effectiviteit van de zorg te meten (Routine Outcome Measurement) ten behoeve van het actief verbeteren van de kwaliteit, effectiviteit en veiligheid van de zorg. De meeste RIBW’s maken hiervoor gebruik van de gecertificeerde meetinstrumenten MANSA, HONOS en CANSAS. In de praktijk blijkt in 2013 de meerderheid van de organisaties gebruik te maken van MANSA. De helft maakt gebruik van de uitkomsten ROM voor de verbetering van de effectiviteit van de zorg (versus een derde in 2012). Daarnaast wordt het meetinstrument de Participatieladder door bijna de helft van de RIBW’s toegepast en maakt daarmee de grootste sprong vooruit in 2013. Ook de Zelfredzaamheidsmatrix is een veel gebruikt extra instrument.
Percentage RIBW’s dat gebruik maakt van meetinstrumenten
• • • • • • •
MANSA Gebruikt uitkomsten ROM voor verbeteringen effectiviteit zorg Participatieladder Zelfredzaamheidsmatrix HONOS of CANSAS Geen MANSA en tenminste 1 ander meetinstrument
2013 63% 50% 47% 29% 16% 16% 11%
70 60 50 40 30 20 10 0
De Consumer Quality Index (CQ-index) is een door NIVEL ontwikkelde methodiek om klantervaringen in de zorg te meten, te analyseren en te rapporteren. Bijna de helft van de RIBW organisaties (negen respondenten) maakt gebruik van de index. Eén organisatie maakt uitsluitend gebruik van de CQ index voor Begeleid Zelfstandig Wonen en de overige organisaties gebruiken de index voor zowel Beschermd Wonen als Begeleid zelfstandig wonen. Qua gemiddelde rapportcijfers liggen de scores hoog met bijna acht op tien. (N.B. De hierboven gepresenteerde cijfers voor het gebruik van de CQ-index hangen samen met de tweejaarlijkse afname van dit instrument. De gebruiksgraad is feitelijk 100%)
Percentage RIBW’s dat heeft deelgenomen aan de CQ-index Beschermd Wonen én Begeleid Zelfstandig Wonen Ja, aan beiden Nee, alleen de CQ-index Beschermd Wonen Gemiddeld rapportcijfer CQ-index Beschermd Wonen Gemiddeld rapportcijfer CQ-index Begeleid Zelfstandig Wonen
• •
2013 88% 12% 7,77 7,85
Herstelondersteunende zorg Herstelondersteunende zorg is een begeleidingsmethodiek binnen de GGZ waarin niet enkel gericht wordt op de problemen van cliënten, maar juist op het realiseren van hun persoonlijke doelen . Ervaringsdeskundige medewerkers werken - betaald of werkzaam op vrijwillige basis - vanuit hun eigen ervaring van (ernstige) psychische problematiek. In 2013 werken alle respondenten conform de principes van de herstelondersteunende zorg. Bij een kwart van de organisaties is de herstelondersteunende zorg helemaal ingevoerd en bij driekwart van de organisaties is het nog in ontwikkeling. Bij meer dan een derde van de respondenten wordt herstelgericht gewerkt voor diverse cliëntengroepen zowel intramuraal als extramuraal. Bijna de helft van de organisaties past het toe voor specifieke doelgroepen / een beperkt aantal cliënten.
17
Percentage RIBW’s dat werkt volgens het principe van herstelondersteunende zorg
Ja, helemaal doorgevoerd Ja, nog in ontwikkeling Nee, wordt (nog) niets mee gedaan
• • •
2012 24% 71% 6%
2013 25% 75% 0%
Indien ja, in welke mate werkt de organisatie al volgens dit principe
80 60 40 20 0
2012
2013
2012
2013
40 30
• • •
Diverse cliëntengroepen intramuraal en ambulant Specifieke groep, beperkt aantal cliënten Geen antwoord/geen aantallen beschikbaar
2012 25% 38% 38%
2013 38% 44% 19%
20 10 0
EPA: Richtlijn Schizofrenie De leden van de RIBW Alliantie hebben zich tot doel gesteld dat in 2015 70% van hun aanbod wetenschappelijk dan wel vanuit de praktijk is onderbouwd. Om deze doelstelling te realiseren is afgesproken dat de leden de voor de RIBW zorg van EPA cliënten relevante onderdelen van de multidisciplinaire richtlijn schizofrenie implementeren. Uit de respons blijkt dat inmiddels 40% van de organisaties deze intentie in de praktijk heeft omgezet in 2013 en 33% is van plan de richtlijn op korte termijn te implementeren, conform ook al de intenties in 2012.
Toepassing richtlijn schizofrenie
• Ja • Nee • Nog niet, wel op korte termijn van plan
2012 35% 35% 29%
2013 40% 27% 33%
2012
Inzet ervaringsdeskundigen, vrijwilligers en mantelzorgers Ervaringsdeskundigen
18
Alle respondenten geven aan met ervaringsdeskundigen te werken. Daarbij wordt twee derde van de ervaringsdeskundigen ingezet op vrijwillige basis en een derde heeft regulier betaalde arbeid.
Inzet ervaringsdeskundigen
arbeid regulier • Betaalde arbeid met loonkostensubsidie • Betaalde • Vrijwilliger
31% 2% 67%
Vrijwilligers Alle respondenten geven aan gebruik te maken van vrijwilligers. Het gemiddeld aantal vrijwilligers is 173. De spreiding rond dit gemiddelde is groot. Bij de ene helft van de organisaties is de inzet van vrijwilligers beperkt in omvang. Bij de andere helft loopt de inzet van vrijwilligers fors op tot aantallen tussen de 230 en 600.
2013
Inzet vrijwilligers % RIBW’s dat gebruik maakt van vrijwilligers 100% Gemiddeld aantal 173 Max. vrijwilligers bij één RIBW 600 Min. vrijwilligers bij één RIBW 7
Mantelzorgers Iets meer dan de helft van de organisaties zet mantelzorgers in die actief en frequent betrokken zijn bij de zorg. Concreet betreft de inzet tussen 10 en 33% van de totale cliëntenpopulatie met een gemiddelde van 20%.
Inzet mantelzorg(st)ers % RIBW’s dat gebruik maakt van mantelzorg(st)ers in de zorg 53% Gemiddeld % cliënten waarbij mantelzorg(st)ers actief betrokken zijn 20%
Participatie in sociale wijkteams, POH en basis en specialistische GGZ In totaal 80% van de RIBW’s geeft aan in sociale wijkteams te participeren. Ook is de samenwerking met de specialistische GGZ breed doorgevoerd met een score van 60%. De participatie met de basis GGZ daarentegen blijkt eerder beperkt en hetzelfde geldt voor de POH-GGZ1. 1 De praktijkondersteuner van de huisarts, gericht op de GGZ-doelgroep wordt ook wel POH-GGZ genoemd. Zij hebben taken rondom intake, diagnostiek, verwijzing en begeleiding van cliënten met een psychische problematiek.
% RIBW’s dat ervaring heeft opgedaan of geparticipeerd heeft in:
wijkteams • Sociale • POH-GGZ basis-ggz • Samenwerking specialistische ggz • Samenwerking • Alle RIBW’s
83% 11% 22% 67% 100%
Gemiddeld genomen worden de opgedane ervaringen of participaties gematigd positief geëvalueerd met rapportcijfers gaande van 5,7 tot 7,0.
Gemiddelde rapportcijfers voor opgedane ervaringen of participaties score van 1 tot 10 Sociale wijkteams 6,8 POH-GGZ 7,0 Samenwerking basis-ggz 5,7 Samenwerking specialistische ggz 6,5
19
Ontwikkelingen rond doelgroepen Jeugd De gehele jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar de gemeenten. Momenteel is de jeugdzorg nog een versnipperde verantwoordelijkheid van de provincies, de gesloten jeugdzorg onder regie van het ministerie van VWS, de jeugd-GGZ die onder de Zvw valt, de zorg voor lvg-jeugd en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Justitie. Een kleine meerderheid van 55% van de RIBW’s (10 van de 18 respondenten) ziet in deze ontwikkelingen mogelijkheden om het aanbod voor jeugdigen te organiseren/verder uit te breiden, mede vanuit de ervaring die zij reeds hebben in de begeleiding van deze jeugdige doelgroepen. Enkele organisaties overwegen actief te worden in deze sector. Eén organisatie heeft reeds concrete plannen voor uitbreiding uitgewerkt.
Interresse in het aanbieden van zorg aan een jongere doelgroep
wij bieden ook nu al begeleiding aan een jongere doelgroep • Ja,Ja, want hebben hier op dit moment al concrete plannen voor • Ja, wij wij zijn hier als organisatie over na aan het denken • Nee •
2013 38% 6% 13% 44%
Qua uitbreidingsmogelijkheden wordt met name in de uitbreiding van het aanbod voor de leeftijdscategorieen boven de 16 jaar de meeste kansen gezien.
Ondergrens aangeboden zorg
jaar • 0-12 jaar • 13-15 jaar • 16-17 • 18-23 jaar
20% 0% 40% 40%
Verpleegbehoeftige cliënten 20
De vergrijzing van de RIBW-populaties is een belangrijke ontwikkeling waarmee rekening moet worden gehouden. Uit de respons 2013 blijkt dat het aandeel van verpleegbehoeftige cliënten relatief is afgenomen. Het aandeel verpleegbehoeftige cliënten ten opzichte van de totale populatie blijft bij alle respondenten onder de 10%. In 2012 was het aandeel ouderen nog tussen de 11 en 15 procent bij bijna een derde van de respondenten.
Aandeel verpleegbehoeftig
• 0-5% • 6-10% • 11-15%
2012 50% 20% 30%
2013 67% 33% 0%
2012
De meeste RIBW’s (ruim 80%) geven aan dat de organisatie nu al inspeelt op de verwachte toename van de populatie ouderen. Ze hebben afspraken gemaakt met verpleeghuizen in de buurt voor verpleegbehoeftigen of zijn- in concern verband-zelf aanbieder van verpleeghuizen voor ouderen. Tevens hebben de zelfstandige RIBW’s veelal speciale afdelingen voor ouderen, dit in combinatie met uitwijkmogelijkheden naar verpleeghuizen van andere organisaties. Verder wordt op dit vlak aan deskundigheidsbevordering van de medewerkers gedaan.
2013
Samenwerking Samenwerking met ketenpartners is ook voor RIBW’s van steeds van groter belang om de continuïteit van zorg te garanderen. Alle respondenten geven aan één of meerdere formele samenwerkingsverbanden te hebben. Op één respondent na werken alle organisaties samen met collega GGZ instellingen. Eveneens zijn met woningcorporaties, collega MO-instellingen, gemeenten en andere zorgaanbieders samenwerkingsverbanden geformaliseerd.
Formele samenwerkingsverbanden 2013 94% 56% 44% 44% 44% 44% 38% 25% 100%
instelling • Collega-GGZ • Woningcorporatie V&V • Zorginstelling instelling • Collega-MO • Gemeente • Welzijnsinstelling GZ • Zorginstelling • Vrijwilligersorganisaties • Alle RIBW’s
ICT Het gebruik van ICT is ook binnen RIBW-instellingen steeds belangrijker. Niet alleen voor de registratie en uitwisseling van cliëntgegevens, maar ook voor het bieden van hulp (E-Health) en het op afstand leveren van een deel van de zorg aan cliënten. Alle RIBW instellingen – op één na – geven aan gebruik te maken van een electronisch cliëntendossier. 70% Van de RIBW’s levert één of meerdere vormen van E-Health in 2013. De vormen zijn ondermeer: beeldbellen, beeldhorloge, cliëntportaal. Alle bestaande gebruikers geven aan de E-Health toepassingen voort te zetten de komende jaren. Tweederde van de organisaties die (nog) geen gebruik maken van de E-Health toepassingen geeft aan dit in de loop van 2014-2015 wel te willen gaan doen. Belangrijk is de impact van de invoering van de E-Health toepassingen. Uit de antwoorden van zes respondenten blijkt dat gemiddeld 20% (met een spreiding tussen 5 en 40%) van het face to face contact door de nieuwe toepassingen wordt vervangen.
21
UITGELICHT UITGELICHT
Forensische tussenvoorziening Almere
22
Voor een aantal patiënten is de overgang van het verblijf in een tbs-kliniek naar het wonen bij een RIBW te groot. Het betreft dan veelal zeer kwetsbare mensen met ernstige beperkingen als gevolg van hun psychiatrische aandoening. Kwintes en Oostvaarderskliniek hebben daarom in Almere de forensische tussenvoorziening (FTV) opgezet. Hier kunnen patiënten weer cliënten worden: mensen met mogelijkheden, voor wie terugkeer in de maatschappij reëel in het verschiet ligt. Tbskliniek en RIBW hebben een verschillende setting en kennen elk een eigen visie, cultuur, methodiek en begrippenkader. Voor de tussenvoorziening is gezocht naar een passende methodiek, die de cultuur van de kliniek (gericht op vermindering van risico) en die van de RIBW (gericht op rehabilitatie) in zich verenigt. Het beste uit de bestaande methodieken van beide instellingen is behouden en aangevuld met nieuwe begeleidingsmethodieken, waarbij geleidelijk de focus verplaatst wordt van controle door de begeleiders naar eigen verantwoordelijkheid. De patiënt uit de tbs-kliniek kan weer zelfstandige cliënt worden.
Van een gedwongen kader naar relatieve vrijheid De cliënten van de FTV zijn afkomstig van FPC de Oostvaarderskliniek. Zij volgen een traject van maximaal 2 jaar waarin de nadruk van veel controle, toezicht en begeleiding verschuift naar steeds meer regie over hun eigen leven. Er is 24-uurs begeleiding aanwezig met in de nacht een slaapwacht. De cliënt werkt, met ondersteuning van het team, toe naar de overgang naar een beschermde woonvorm. Binnen die twee jaar wordt er getoetst of de toekomstige definitieve woonvorm uit het behandelplan, daadwerkelijk de beste woonvorm zal zijn voor de betrokken cliënt. De FTV is onderdeel van een reguliere woonvoorziening van Kwintes. De locatie in Almere begon meer dan 10 jaar geleden als pionier in een nog lege woonwijk. De deur stond open voor een ieder die hulp
nodig had: sociale opvang, verslaving en chronische psychiatrie, het maakte geen verschil. De buitenkant ziet er nog hetzelfde uit, maar organisatorisch is er veel veranderd en wordt er nu gewerkt met meer functiedifferentiatie voor medewerkers en meer doelgroepdifferentiatie. Een van de belangrijke doelgroepen is de
groep van bewoners van de Forensische Tussenvoorziening. Om recht te doen aan de verhoogde behoefte aan veiligheid en controle kunnen de ramen van deze woonvoorziening alleen in kiepstand, zodat er wel voldoende geventileerd kan worden, maar cliënten niet via de ramen naar buiten kunnen. Verder is er cameratoezicht van 22.00 ‘s avonds tot 8.30 in de ochtend. De camera’s zijn gericht op de drie in- en uitgangen. Op deze manier kan – zonder dat er hekken of een sluis noodzakelijk zijn – nagegaan worden of de gemaakte (verlof)afspraken nageleefd worden. Uit onderzoek blijkt dat de ontwikkelde begeleidingsmethodiek voor de tbscliënten een belangrijke leemte opvult tussen de forensische en de rehabilitatie omgeving. Ook blijkt dat tbs-cliënten met deze manier van wonen en werken benaderd kunnen worden als mensen met mogelijkheden, waardoor terugkeer in de maatschappij een reële optie wordt. Of, zoals geïnterviewde cliënten het zelf verwoorden: ‘Hier ben je cliënt, nog niet qua vrijheid, maar de behandeling is afgelopen. Dit is een goede tussenstap.” Voor meer informatie neem contact op met de intake-coördinator van Kwintes via 036-540 15 83 en
[email protected] of bezoek www.kwintes.nl.
RESULTATEN Personeel Algemeen Het totaal van de RIBW organisaties had eind 2013 in totaal 10.384 medewerkers in loondienst die in totaal 8.100 full time eenheden (FTE) vertegenwoordigden. Het gemiddelde deeltijdpercentage komt daarmee uit op 0,78 FTE. Dit gemiddelde varieert van 0,49 FTE tot 0,89 FTE bij de 19 respondenten. De gemiddelde RIBW organisatie heeft 547 medewerkers in loondienst (bij de kleinste 161 medewerkers en de grootste 1.531 medewerkers). In FTE’s is dit gemiddeld 426 FTE met een spreiding van 119 FTE bij de kleinste organisatie en 1.112 FTE bij de grootste organisatie. Het ziekteverzuimpercentage bedraagt in 2013 afgerond 4%.
Aantallen personeel medewerkers FTE totaal 10.384 8.100 gemiddeld 547 426 min 161 119 max 1.531 1.112
Flexibele personeelsinzet Naast de inzet van vaste dienstverbanden is het personeelsbestand van de organisaties opebouwd uit een flexibele schil waaruit wordt geput naar rato van de behoefte aan personeelsinzet. Daarbij maken alle organisaties gebruik van tijdelijke aanstellingen op basis van vaste uren. Deze dienstverbanden vertegenwoordigen 49% van de totale flexibele schil. Daarnaast maakt een ruime meerderheid van de organisaties gebruik van 0-uren contracten (85%) en min max contracten (67%). Deze contractvormen vertegenwoordigen beiden de andere helft van de flexibele schil. Tenslotte maakt de helft van de organisaties gebruik van uitzendkrachten, maar deze inzet is marginaal met een aandeel van 1%.
23
Verdeling flexibele schil
uren, tijdelijke aanstelling • vaste contract • 0-uren max contract • min • uitzendkrachten
aantal aantal organisaties personeelsleden 100% 49% 85% 23% 67% 26% 50% 1%
aantal personeelsleden
Vacatures Met betrekking tot vacaturestellingen hebben 14 organisaties gedetailleerde informatie aangeleverd. Deze RIBW’s hadden in 2013 in totaal 840 nieuwe vacatures. Daarvan is in 2013 in totaal 72% ingevuld. 3% van de vacatures zijn vervallen zonder tot invulling over te gaan.
Deskundigheid VOV personeel Bij het VOV-personeel (verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend) wordt het personeel vooral ingezet op de deskundigheidsniveaus 4 en 5.
Procentuele verdeling VOV personeel in FTE
• niveau2% 1 • niveau6% 2 • niveau15% 3 • niveau47% 4 • niveau31%5
24
UITGELICHT UITGELICHT
Buurtcirkels Pameijer De wijzigingen in het Nederlandse zorgstelsel inspireren zorgaanbieders om nieuwe vormen van ondersteuning te ontwikkelen. Zo is Pameijer in zes buurten in de regio Rotterdam gestart met Buurtcirkels. Dit concept, naar een Brits model, vergroot de zelfredzaamheid en het netwerk van de deelnemers, en laat tevens het beroep op professionele ondersteuning afnemen. Dit sluit aan bij de doelstellingen van de Wmo, waar de terugtrekkende beweging van professionele zorg en zelfredzaamheid van kwetsbare mensen centraal staan. Bijkomend voordeel van het concept Buurtcirkel is dat niet alleen de deelnemers, maar de hele buurt erbij gebaat is. Concept & Ontwerp Studio Lonne Wennekendonk
(beschermende) woonvorm. De basis van een Buurtcirkel is gebaseerd op het versterken van sociale rollen. Zoals relaties met familie, vrienden en buren, maar ook met professionele dienstverleners. Dit levert de deelnemers veel op: ze krijgen meer zelfvertrouwen, durven hun stem te laten horen en leggen makkelijker (nieuwe) contacten. Doordat deelnemers iets voor de buurt kunnen betekenen en andersom en de talenten van mensen centraal staan en niet de beperkingen, vergroot een Buurtcirkel de zelfredzaamheid en het netwerk van deelnemers, en daarnaast de saamhorigheid in de wijk. Deelnemers hebben zelf de regie in handen en voor sommige deelnemers betekent de Buurtcirkel het verschil tussen wel of niet zelfstandig kunnen wonen.
De deelnemers aan de Buurtcirkel bepalen zelf hoe zij elkaar ondersteunen. Ze hebben een eerste aanspreekpunt, een vrijwilliger die de wijk goed kent. Deze vrijwilliger beantwoordt hun vragen en helpt met het leggen van contacten in de wijk. Als het nodig is, vraagt de vrijwilliger Pameijer om professionele onder-
25
Concept & Ontwerp Studio Lonne Wennekendonk
Buurtcirkels zijn gebaseerd op een model dat in Groot-Brittannië al sinds de jaren ’90 zeer succesvol is gebleken. Inmiddels Buurtcirkel is een nieuw type ondersteu- steuning. Afhankelijk van de onderzijn er zes Buurtcirkels gestart in Rottersteuningsvraag krijgen deelnemers ook ning, voor mensen met een ondersteuningsvraag die iets willen betekenen voor aanvullende professionele ondersteuning dam en omgeving. Iedere Buurtcirkel is gestart met 5 of 6 deelnemers, maar dit zoals van thuiszorg, een behandelaar in een ander. Een Buurtcirkel bestaat uit aantal zal nog groeien tot 12 deelnemers 9 tot 12 deelnemers waaronder 1 vrijwilliger. een FACT-team of budgetbeheer. per Buurtcirkel. Het concept is ontwikkeld voor mensen Buurtcirkels zijn vooral bedoeld voor die zelfstandig willen wonen, maar dat vanwege een verstandelijke beperking of mensen die voorheen een aantal uur per Voor meer informatie: Wendy Boekhorst, week ondersteuning kregen van een pro- projectleider Buurtcirkel; psychiatrische problematiek niet alleen fessionele begeleider of woonden in een
[email protected] kunnen. De deelnemers ondersteunen elkaar doordat ze aanvullende vaardigheden en talenten hebben. De een kan bijvoorbeeld koken, de ander boodschappen doen, het huis op orde houden of klusjes doen. Maar ook sociaal-emotionele ondersteuning is mogelijk.
RESULTATEN Huisvesting Bouwplannen In 2013 zijn in totaal 760 intramurale plaatsen in ontwikkeling versus nog 980 plaatsen in 2012. De dalende trend van de laatste vijf jaar zet zich hiermee door.
jaar
plaatsen
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
2.667 2.257 2.487 1.961 926 980 760
3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500
2007
2008
2009
2010
2011
Bouwontwikkelingen De huisvestingsinitiatieven voor de komende jaren betreffen nagenoeg geheel vervangingsinitiatieven; slechts 4% van de capaciteit betrokken in bouwinitiatieven is bedoeld voor uitbreiding. Nieuwe initiatieven bestaan voor 71% uit (onzelfstandige) groepswoningen met gedeelde faciliteiten (zoals keukenvoorziening en sanitair) en voor 29% uit individuele (zelfstandige) woningen. Opvallende trend is dat de projecten in eigen beheer nog slechts 6% van de projecten vertegenwoordigen; in de trendrapportage van vorig jaar was dit nog een kwart van de projecten.
26
corporaties
project- derden/andere in eigen beheer ontwikkelaars zorgaanbieders
In 2014 ter uitbreiding 20 10 0 0 vervanging 127 24 103 46 In 2015 ter uitbreiding 0 0 0 0 vervanging 228 25 39 0 In 2016 ter uitbreiding 0 0 0 0 vervanging 118 10 10 0 Utbreiding komende 3 jaar 20 10 0 0 Vervanging komende 3 jaar 473 59 152 46 493 69 152 46 65% 9% 20% 6%
totaal 30 300 0 292 0 137 30 730 760 100%
Interventies in vastgoedprojecten Bijna twee derde van de RIBW’s geeft aan dat in 2013 huisvestingsinitiatieven zijn geschrapt. Bij in totaal 16 respondenten zijn 9 initiatieven die 215 plaatsen vertegenwoordigen geschrapt. Daarnaast geeft een kwart van de RIBW’s aan dat projecten “on hold” zijn gezet. Het betreft 6 projecten met een totale capaciteit van 90 plaatsen. Tenslotte zijn twee projecten (in totaal 34 plaatsen) bijgesteld in de loop van 2013.
2012
2013
Samengevat :
Interventies in vastgoed schrappen on hold aanpassingen
aandeel RIBW’s aantal projecten aantal plaatsen 38% 9 215 25% 6 90 6% 2 34
Flexibiliteit en risicobeheersing Met het oog op de verdere invoering van scheiden wonen en zorg, alsmede contracteerafspraken met gemeenten, is het voor RIBW’s noodzakelijk met betrekking tot het vastgoed zo flexibel mogelijk te zijn. De huisvesting van de cliënten (verblijf) en het vastgoed voor ondersteuning en dagvoorzieningen zijn ook in 2013 meestal geregeld middels huur. Een aantal RIBW’s geeft aan een groot percentage huurcontracten met een looptijd langer dan 5 jaar te hebben. Verwacht wordt dat de looptijd in de toekomst zal oplopen mede in relatie tot de eisen ten aanzien van de looptijd van de huurcontracten bij investeerders.
Verdeling huur / eigendom Plaatsen verblijf Huur Eigendom Locaties Huur Eigendom
• •
• • • •
82% 18% 87% 13%
De helft van de RIBW’s heeft aangegeven dat in 2013 fysieke capaciteit is afgestoten. Conform opgave betreft het in totaal 672 plaatsen die voor 95% werden gehuurd. De afstoot heeft plaatsgevonden door zowel het opzeggen als het niet verlengen van huurcontracten.
27
UITGELICHT UITGELICHT
Informele Zorg Alle veranderingen in het sociale domein leiden er toe dat meer aanspraak wordt gemaakt op de eigen kracht van de burger en dat een deel van de formele zorg, geleverd door professionals moet verschuiven naar informele zorg, geleverd door vrijwilligers/mantelzorgers. In dat kader hebben in Zuid Limburg de Stichting Horizon en de LEVANTOgroep in een intentieverklaring aangegeven de samenwerking tussen beide organisaties op het gebied van formele en informele zorg te intensiveren.
28
Horizon is een vrijwilligersorganisatie gericht op contacten in het sociale domein, waarin vrijwilligers met ggz- cliënten worden gekoppeld (maatjeskoppels) en begeleid. De LEVANTOgroep, waarvan de RIBW Maastricht en Heuvelland deel uit maakt, biedt een gedifferentieerd aanbod van diensten op het gebied van geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke opvang in Zuid-Limburg. Als eerste stap in de verdergaande samenwerking hebben beide instellingen een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop zelfredzaamheid en afhankelijkheidsreductie in de wijk gestimuleerd kunnen worden door inzet van vrijwilligers, mantelzorgers, ervaringsdeskun-
digen en professionals. Heel concreet werden de mogelijkheden onderzocht om formele zorg te substitueren naar informele zorg en op welk niveau dat mogelijk is. Aan het eind van het project werd onderzocht onder welke randvoorwaarden een dergelijke substitutie kan plaatsvinden. De bevindingen werden getoetst door cliënten, vrijwilligers en medewerkers.
ADL, Sociaal netwerk, Maatschappelijke participatie, Justitie) wat de mate van zelfredzaamheid van een cliënt is. De mate van zelfredzaamheid wordt uitgedrukt in een score: 1 Acuut probleem 2 Niet zelfredzaam 3 Beperkt zelfredzaam 4 Voldoende zelfredzaam 5 Volledig zelfredzaam.
Zelfredzaamheidsmatrix
Bevindingen
De Zelfredzaamheidmatrix (ZRM) werd in het onderzoek gebruikt als methodiek om tot een inventarisatie te komen. De ZRM beschrijft voor elf domeinen (Financiën, Dagbesteding, Huisvesting, Huiselijke relaties, Geestelijke gezondheid, Lichamelijke gezondheid, Verslaving,
Alle ZRM-domeinen werden onderzocht. Met name de domeinen Financiën, ADL, Sociaal Netwerk en Maatschappelijke participatie kwamen naar voren als domeinen waarin vrijwilligers kunnen worden ingezet. Het onderzoek wijst uit dat bij scores op de niveaus 1 en 2 van de
• Er moet een goede afstemming tussen ZRM op deze domeinen de problemen formele en informele zorg zijn, d.w.z. van cliënt nog te complex zijn om verhet verstrekken van goede informatie antwoord vrijwilligers in te zetten. Maar over de individuele cliënt; activiteiten op de ZRM niveaus 3 t/m 5 in deze domeinen zijn (op bepaalde momen- • De professional moet op het vlak van verantwoording worden ten) juist heel goed door vrijwilligers/ gefaciliteerd voor de coördinatie van mantelzorgers over te nemen. Bij extrade taken die door vrijwilligers worden murale cliënten geldt dat voor de cliënten overgenomen, vooral daar waar die in de eindfase van het begeleidingsmeerdere vrijwilligers bij een cliënt traject zitten. Bij intramurale cliënten in worden ingezet; principe op elk moment in het begeleidingsproces - het zijn dan voornamelijk • De vrijwilliger moet worden gesteund door een adequate en snel bereikbare activiteiten gericht op het ontlasten van achterwacht van de verwijzende de intramurale begeleiders. instelling; • Vooraf moet bij de cliënt getoetst Randvoorwaarden zijn of de bereidheid aanwezig is om Om formele zorg over te dragen aan informele zorg toe te laten; informele zorg, moet aan een aantal rand• Vrijwilligers moeten worden voorwaarden zijn voldaan. Er zijn algegefaciliteerd op het gebied van mene en specifieke randvoorwaarden. De kostenvergoedingen zoals reiskosten, projectgroep onderscheidt de volgende verzekeringen; algemene randvoorwaarden: • Vrijwilligers moeten zich bewust zijn • Vrijwilligers moeten beschikbaar van hun verantwoordelijkheid en zijn, er moet worden geïnvesteerd vooral van zaken die ze niet moeten in het werven en de begeleiding van doen; vrijwilligers;
• De inzet van vrijwilligers moet zijn gebaseerd op binnen de instelling vastgesteld vrijwilligersbeleid; • Om tot adequate verantwoording van de activiteiten van vrijwilligers te komen moeten afspraken worden gemaakt over het vastleggen van hun activiteiten.
5% substitutie? De onderzoeksgroep schat op basis van de bevindingen in deze verkenning dat zo’n 5% van de activiteiten die nu verricht worden door professionals goed overgenomen kunnen worden door vrijwilligers. In een vervolgproject wordt momenteel onderzocht of deze aanname correct is.
Voor meer informatie: Jean Vranken, bestuurssecretaris LEVANTOgroep; 043 -329 15 00 of
[email protected]
29
Samenvatting en conclusies High lights Brancherapport 2013
• De respons was goed met 18 deelnemers en een kwali-
• Financieel en markten
tatief veel betere invulling van de vragenlijst dan vorig jaar. Hierdoor is de output betrouwbaarder en is een kwaliteitsslag gemaakt ten opzichte van de trendrapportage 2012. Bij non response is waar mogelijk gebruik gemaakt van informatie uit ondermeer jaarverslagen.
• Capaciteiten en groei
Beschermd Wonen en Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) groeien respectievelijk 2% en 7% in 2013. Daarmee vlakt de groeitrend Beschermd Wonen van de vorige jaren die gemiddeld 5% bedroeg af. Het groeipercentage in BZW komt overeen met dat van 2012. Daarmee zet de ambulantisering wederom verder door, maar wordt ook nog invulling gegeven aan de toenemende vraag naar Beschermd Wonen dat zich toespitst op de ZZP-range 3 tot en met 5. In absolute aantallen bedraagt het aantal plaatsen Beschermd Wonen 10.480 ultimo 2013. Het aantal plaatsen BZW bedraagt eind 2013 in totaal 14.983 plaatsen.
• Huisvesting
• Ontwikkelingen in de zorg en organisatie
30
Personeel - Het totaal van de RIBW organisaties had eind 2013 in totaal 10.384 medewerkers in loondienst die in totaal 8.100 full time eenheden (FTE) vertegenwoordigden. De gemiddelde RIBW heeft 547 medewerkers of 427 FTE’s in dienst. - De RIBW’s maken gebruik van een flexibele schil die gemiddeld een derde van het totale personeelsbestand bedraagt. De schil is voor de helft samengesteld uit formatie met een tijdelijke aanstelling met een vast aantal uren. Ook nul uren en min-max contracten scoren hoog. - Het ziekteverzuim is afgerond 4%. - Vacatures worden in 2013 voor 72% ingevuld.
ICT Het gebruik van E-health toepassingen zet in 2013 door. 70% past E-health toe en alle gebruikers zetten dit voort de komende jaren. Twee derde van de organisaties die nog geen gebruik maken de E-health toepassingen, geeft aan dit in 2014-2015 wel te willen gaan doen. Toepassing van E-health kan gemiddeld 20% van de face tot face contacten vervangen. Kwaliteitsverbetering en -meting Alle RIBW’s gebruiken instrumenten om kwaliteit te meten en te verbeteren. De meerderheid gebruikt daarbij MANSA in combinatie met een aantal andere meetinstrumenten zoals de Participatieladder en de Zelfredzaamheidsmatrix die steeds meer worden toegepast.
De totale omzet van de sector bedraagt in 2013 afgerond € 852 miljoen, dat wil zeggen een groei van 5,3% ten opzichte van 2012. In totaal 88% van de omzet wordt in de AWBZ gegenereerd. Daarnaast zijn Wmo, Zvw, Jusititie en derde geldstromen de voornaamste financieringskaders. In het kader van de zorginkoop “begeleiding 2015” hebben 93% van de RIBW’s overleg met de gemeenten. 40% van de organisaties denkt voldoende invloed te kunnen uitoefenen op de wijze waarop de begeleiding gaat ingekocht worden per 1 januari 2015.
Na een kleine heropleving in 2012 zet de dalende trend in de ontwikkeling van intramurale plekken zich verder door in 2013. De komende drie jaar worden 760 plaatsen gerealiseerd waarvan slechts 30 plaatsen uitbreidingsinitiatieven zijn, de overige 94% zijn vervangingsinitiatieven. In 2013 zijn interventies in vastgoedprojecten uitgevoerd. Bij tweederde van de respondenten zijn projecten geschrapt en een kwart van de organisaties heeft projecten “on hold” gezet. In totaal 9 van de 17 respondenten hebben fysieke capaciteit afgestoten. Het betreft in totaal 672 plaatsen, waarvan 95% huur.
Ontwikkeling rond doelgroepen - In de decentralisatie van de jeugdzorg zien twee derde van de RIBW’s kansen om een specifiek aanbod te ontwikkelen. - Alle RIBW’s anticiperen op de verwachte toename van verpleegbehoeftige cliënten ondermeer door samen werking met organisaties in de ouderenzorg te zoeken. Beschermd Wonen In totaal 10.480 cliënten verblijven in Beschermd Wonen eind 2013. Ondanks de afbouw van de lichtere ZZP’s betekent dit een groei van 2% ten opzichte van 2012. De totale instroom was 1.867 en de totale uitstroom 1.623 (1 op 7 cliënten). De afbouw van de ZZP’s 1 en 2 heeft zich verder doorgezet. Daardoor speelt beschermd wonen zich bijna volledig af binnen de ZZP range 3 tot en met 5, waarbij een verzwaring van de populatie (met name ZZP 5) kan worden vastgesteld. De gerealiseerde productie is 3% hoger dan de productie afspraken. Begeleid Zelfstandig Wonen Het aantal cliënten bedraagt per 31-12-2013 in totaal 14.983 personen, dus een groei van 962 oftewel 7%. De totale instroom bedraagt 4.471 personen en de totale uitstroom bedraagt 3.509 cliënten oftewel 25% van de totale populatie. De gerealiseerde productie in prestaties/uren is overall 9% hoger dan de productie afspraken. De overproductie wordt voornamelijk gerealiseerd in gespecialiseerde begeleiding (H153) en dagactiviteit langdurig zorgafhankelijk (F125).
Conclusie: Nieuwe heren, nieuwe wetten en meer voor minder In 2014 is de sector beschermd wonen opnieuw gegroeid. De groei van het Beschermd Wonen zwakte weliswaar wat af maar bedroeg toch nog 2%. In combinatie met de groei van 7% van het Begeleid Zelfstandig Wonen betekent dit een duidelijke aanwas voor de RIBW’s in Nederland, zowel in capaciteit als in aantal cliënten. Het aanbod van de RIBW’s past duidelijk in de koers die de overheid voor ogen heeft voor de langdurige zorg: afbouw klinische capaciteit, extramuralisatie en normalisering.
Nieuwe heren, nieuwe wetten
Meer voor minder
De grote veranderingen die in 2015 in het sociale domein van de gemeente van kracht worden, werpen in 2014 hun licht vooruit.
De veranderingen zullen niet alleen voelbaar worden in de wijze waarop de zorg en de ondersteuning in de dagelijkse praktijk ingericht worden, maar zeker ook in de financiering van deze zorg en ondersteuning. De overheveling van Begeleiding van AWBZ naar gemeente gaat gepaard met forse kortingen. De gemeenten zullen die ongetwijfeld (deels) willen doorrekenen aan de zorgaanbieders. Op dit moment zijn de inkooptrajecten nog veelal in een voorbereidende fase en zijn de precieze financiële consequenties nog niet te overzien. Op grond van eerste berichten kan echter aangenomen worden dat de kortingen die op de tarieven doorgevoerd worden fors zullen zijn en gekoppeld zullen worden aan de verwachting bij gemeenten dat de kwaliteit van de begeleiding op peil blijft. Meer voor minder dus.
Lange tijd was al duidelijk dat de extramurale functie begeleiding van de AWBZ overgeheveld zal worden naar de gemeente, inclusief het bijbehorende vervoer en het kortdurend verblijf. In 2014 is de discussie voortgezet over het al dan niet overhevelen van de functies Persoonlijke Verzorging en Beschermd Wonen. Deze discussie heeft geleid tot het niet overhevelen van de Persoonlijke Verzorging (op een klein deel van de aan de dagopvang gekoppelde persoonlijke verzorging na), maar het Beschermd Wonen (de C-ZZP’s) gaat integraal over naar de gemeenten. Vooralsnog naar de centrumgemeenten, maar op termijn zullen de regiogemeenten bij het invullen van deze verantwoordelijkheid ongetwijfeld meer en meer in beeld komen. In de Wmo2015 wordt de opdracht voor de gemeenten als volgt omschreven:
het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder). Deze opdracht vervangt de 9 prestatievelden van de huidige Wmo.
• • •
Om deze opdracht uit te voeren en de ondersteuning aan mensen die dat echt nodig hebben – betaalbaar te houden zijn drastische veranderingen nodig. De spelregels veranderen. Er wordt straks veel meer dan voorheen gevraagd van de eigen kracht van mensen. Gemeenten zetten in op het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen, op integrale ondersteuning die dichtbij de mensen georganiseerd wordt, op individueel maatwerk, op preventie en vroegsignalering, op innovatie en op een goede verbinding tussen formele en informele zorg. De RIBW’s zullen hierop moeten inspelen. En zoals uit dit Brancherapport blijkt doen ze dat ook. Trends als inzet vrijwilligers en ervaringsdeskundigen, wijkgericht werken, herstelondersteunende zorg en het gebruik van media en digitale technologie in de thuissituatie zijn in opmars en illustratief voor de manier waarop de RIBW’s zich op innovatieve en bij de gemeentelijke visie passende wijze voorbereiden op de omwenteling.
Uit dit Brancherapport blijkt dat de RIBW’s in 2013 in staat zijn gebleken om nu juist dat te doen. Bij een min of meer gelijkblijvend budget zijn de RIBW’s er namelijk in geslaagd het aandeel lichte ZZP’s af te bouwen ten faveure van de zwaardere ZZP’s. Tegelijkertijd zijn meer cliënten in ambulante zorg begeleid. Kortom: de RIBW’s lijken er in te slagen om meer met minder te doen. Een prestatie die zeker aandacht verdient in de onderhandelingen die de komende maanden met de gemeenten gevoerd zullen worden. De RIBW’s geven in dit brancherapport aan dat zij verwachten dat kwaliteit en professionaliteit de belangrijkste onderscheidende criteria zullen zijn bij de zorginkooptrajecten van de gemeenten. Innovatie en kostprijs worden het minst belangrijk geacht. In tijden waarin de financiële taakstelling voor de gemeenten echter zo zwaarwegend is als nu het geval is, lijkt een nadere oriëntatie juist op (financieel duurzame) innovatie en kostenbeheersing wijs.
Het moet anders en het kan anders De RIBW’s begrijpen dat het anders moet en laten zien dat het anders kan. Door kostenefficiënt te werken, door enthousiast en daadkrachtig vernieuwing in de zorg door te voeren, door resultaatgericht te werken, door flexibiliteit, samenwerking en een open attitude. De cliënt in zijn of haar eigen omgeving centraal en ondersteund bij het handhaven van vaardigheden en mogelijk heden, bij het maken van eigen keuzes, bij het onderhouden van sociale contacten, het leren om zaken weer zelfstandig te doen en regie over het eigen leven te voeren. Het zijn allemaal doelen zo uit de informatiebrochures van verschillende RIBW’s geciteerd, maar ze zouden net zo goed door de gemeente in het kader van de Wmo geformuleerd kunnen zijn. Zoveel gezamenlijkheid in visie en doelstelling is natuurlijk een uitstekend startpunt voor een intensievere samenwerking tussen de RIBW en gemeente de komende jaren!
31
Leden RIBW Alliantie Noord Holland HVO Querido Amsterdam Cordaan Amsterdam RIBW ZaanstreekWaterland en West Friesland Purmerend RIBW Kennemerland/Amstelland en de Meerlanden Haarlem
Zuid Holland Stichting PerspeKtief Delft RIBW Fonteynenburg Zoetermeer Pameijer Rotterdam Stichting Anton Constandse Den Haag
Utrecht Kwintes Zeist SBWU Utrecht Eleos Amersfoort RIBW Gooi Huizen
Gelderland Riwis Apeldoorn IrisZorg Arnhem RIBW Arnhem & Veluwe Vallei Arnhem RIBW Nijmegen & Rivierenland Nijmegen
Overijssel RIBW groep Overijssel
32
Zwolle
Drente Promens Care
Assen
Noord Brabant RIBW Brabant
Tilburg
Limburg Mensana RIBW Noord- en Midden Limburg Venlo LEVANTOgroep Maastricht