Brancherapport RIBW Alliantie
Beschermd wonen
Resultaten en trends
Financials en markten Ontwikkelingen zorg en organisatie Huisvesting en personeel
2012
Trendrapportage in een nieuw jasje Sinds 2007 presenteert de RIBW Alliantie jaarlijks een Trendrapportage waarin wordt teruggeblikt op de belangrijkste ontwikkelingen en prestaties in het verslagjaar. In de Trendrapportage worden trends in de sector opgespoord, wordt ingezet beleid getoetst en worden de RIBW’s bij externe stakeholders geprofileerd. In het verleden waren de Trendrapportages sterk gericht op capaciteitsontwikkelingen en huisvesting, maar in de afgelopen jaren is een toenemende behoefte ontstaan aan een meer prospectieve aanpak waarmee toekomstige trends, risico’s en knelpunten kunnen worden gesignaleerd en voorspeld. In 2012 formuleerde de Stuurgroep Ontwikkeling en Transparantie van de RIBW de wens om de Trendrapportage te verbeteren en te professionaliseren door o.a. nieuwe metingen te initiëren die anticiperen op toekomstige ontwikkelingen, door vraagstelling en statistische analyse te verbeteren zodat meer bruikbare informatie uit de data gegenereerd kan worden en door gebruikmaking van informatie uit andere relevante metingen. De Trendrapportage 2012 die voor u ligt is een eerste resultaat van de ambitie tot verbetering en professionalisering. Deze Trendrapportage 2012 is anders van opzet en uitstraling dan eerdere Trendrapportages – naast de presentatie van resultaten dit jaar meer inhoudelijke onderwerpen, meer achtergrond en een nieuwe lay out. Wij hopen dat deze Trendrapportage in een nieuw jasje u een scala aan bruikbare informatie en inzichten oplevert en u veel leesplezier verschaft!
Inhoud RESULTATEN Beschermd wonen
3
7 Dromen van maakbaarheid: Tijd om wakker te worden RESULTATEN Begeleid zelfstandig wonen 11 15 RESULTATEN Markten en financials Het beweegt aan alle kanten ... dit is toch een fantastische tijd om wethouder of bestuurder te zijn!’
17
Ontwikkeling van de zorg en 20 RESULTATEN organisatie aspecten RESULTATEN Personeel
23
kiest voor “zelfstandig wonen tenzij” 25 Yulius voor jongeren met autisme RESULTATEN Huisvesting
27
2
29 Passend en betaalbaar wonen Samenvatting en conclusie 31 33 Leden RIBW Alliantie
Colofon Opdrachtgever RIBW Alliantie
Realisatie Trendprapportage PCkwadraat Maastricht
Ontwerp Mediaan communicatie Heerlen
RESULTATEN Beschermd wonen Aantal plaatsen (toegelaten plaatsen) In 2012 groeit het aantal plaatsen beschermd wonen met vijf procent. Dit komt overeen met de gemiddelde groeivoet over de laatste vijf jaar. In absolute aantallen bedraagt het aantal plaatsen ultimo 2012 in totaal 9.807 eenheden. Dit is een groei met 488 eenheden in 2012. 10.000
Aantal plaatsen beschermd wonen jaar
2007
2008
2009
2010
2011
2012
8.000 6.000
aantal plaatsen 7.602 jaarlijkse groei in % 15%
8.005 5%
8.441 5%
8.753 4%
9.319 6%
9.807 5%
4.000 2.000
toelichting
0
aantal plaatsen per 31 december van het betreffende jaar
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Aantal cliënten en in- en uitstroom In totaal 9.557 cliënten verblijven in beschermd wonen eind 2012. Dit betekent een toename van 238 cliënten oftewel een groei van 2,5%. De groei in aantallen cliënten blijft dus achter op de toename van de toegelaten capaciteit.
In- en uitstroom beschermd wonen aantal cliënten beschermd wonen op 31-12-2011 totale instroom in 2012 totale uitstroom in 2012 aantal cliënten beschermd wonen op 31-12-2012
9.319 1.623 1.385 9.557
Het verschil tussen de toegelaten capaciteit (9.807) en het aantal cliënten (9.557) bedraagt 250 plaatsen. Dit verschil komt door de combinatie van een aantal factoren : • (Frictie)leegstand in bestaande voorzieningen; • Verschillen als gevolg van nieuwe toelatingen die nog niet zijn verzilverd in de loop van het jaar; • Administratieve verschillen door bijvoorbeeld omzettingen naar VPT’s die in de tellingen niet zijn verrekend met de toegelaten capaciteit. In totaal 1.385 cliënten stromen uit; dit is een turnover ratio van 1 op 7 of 15%. De redenen van de uitstroom is in 2012 bij veel RIBW’s niet inzichtelijk omdat op dit punt (nog) geen registratie wordt gevoerd. Uit registratie en schatting blijkt dat in 1/3de van de gevallen (dus ongeveer 400 cliënten op jaarbasis) doorstroomt naar een vorm van zelfstandig wonen. Daarnaast zijn doorstroom naar een andere voorziening (15%), overlijden (13%), drop out (10%) en uithuisplaatsing (5%) de overige belangrijkste redenen voor de doorstroming in beschermd wonen in 2012. De doorstroom naar andere voorzieningen betreft V&V-sector, detentie of andere ggz-aanbieders.
Reden uitstroom gaat zelfstandig wonen (met begeleiding) • cliënt naar andere voorziening • doorstroom gaat zelfstandig wonen (zonder begeleiding) • cliënt • overlijden out • drop • uithuisplaatsing • overige redenen totaal
18% 15% 13% 13% 10% 5% 27% 100%
De gemiddelde verblijfsduur van de totale uitstroom bedraagt 36 maanden. Bij cliënten die uitstromen naar begeleid zelfstandig wonen is dat 26 maanden.
3
Wachtlijsten De gemiddelde RIBW heeft 112 cliënten op de wachtlijst, waarbij het minimum 24 en het maximum 360 bedraagt. Het totaal aantal cliënten op de wachtlijst is niet exact te herleiden uit de respons. Ingeschat wordt dat dit aantal ongeveer 1.600 cliënten betreft. Daarmee neemt de wachtlijst toe en komt op het niveau van 2010. De helft van de personen op de wachtlijst ontvangt overbruggingszorg. Voor beschermd wonen bedraagt de gemiddelde wachtduur 236 dagen in 2012 bij de respondenten (versus 249 dagen in 2011). Daarbij valt op dat de verschillen tussen de instellingen groot zijn, maar dat ook tussen de locaties van eenzelfde aanbieder grote verschillen kunnen bestaan. Zo kan de wachtlijst voor populaire locaties oplopen tot 5 jaar, terwijl zich voor minder aantrekkelijke locaties leegstand zich kan voordoen. Op deze wijze gaan wachtlijsten en leegstand hand in hand. 400 350 300 250 200 150 100 50 0
Wachtlijst beschermd wonen
• gemiddeld • min • max
aantal 112 24 360
dagen 236 62 438
500 400 300 200 100 0 aantal cliënten
aantal dagen
Demografische kenmerken van de cliënten De meerderheid van de cliënten in beschermd wonen heeft een leeftijd tussen 30 en 65 jaar. Het aandeel van de jongeren en 65plussers is beperkt. Het merendeel zijn mannen (62% ultimo 2012).
tabel leeftijdsverdeling beschermd wonen dan 19 jaar • Jonger • 1931 –– 3065 jaar • Ouder danjaar65 jaar • totaal
6% 35% 55% 4% 100%
4
Ontwikkeling in zorgzwaartepakketten (ZZP’s) In 2012 heeft de afbouw van de lichte ZZP’s zich versterkt doorgezet. Met name de forse reductie van het aandeel ZZP 1 en 2 valt daarbij op. ZZP 1 wordt nagenoeg afgebouwd en ZZP 2 wordt gehalveerd. Daartegenover staat een substantiële toename van het aandeel van ZZP 3; een verzwaring van de ZZP-mix dus. Dit fenomeen doet zich voor in de procentuele verdeling van de ZZP’s, maar geldt ook in absolute aantallen, aangezien het aantal cliënten over 2012 toeneemt met 238 eenheden. De effecten doen zich in sterkere mate voor bij beschermd wonen inclusief dagbesteding ten opzichte van de ZZP’s zonder dagbesteding.
Productmix realisatie 60
2008 2009 2010 2011 2012 ZZP 1 - GGZ-C exclusief dagbesteding 19 19 17 13 3 ZZP 2 - GGZ-C exclusief dagbesteding 24 26 29 30 20 ZZP 3 - GGZ-C exclusief dagbesteding 30 30 32 36 52 ZZP 4 - GGZ-C exclusief dagbesteding 16 14 14 13 15 ZZP 5 - GGZ-C exclusief dagbesteding 10 10 8 7 9 ZZP 6 - GGZ-C exclusief dagbesteding 1 1 1 1 1
50 40 30 20 10 0
totaal
100
100
100
100
100
2008
2009
2010
2011
2012
50
2008 2009 2010 2011 2012 ZZP 1 - GGZ-C inclusief dagbesteding 15 12 12 8 2 ZZP 2 - GGZ-C inclusief dagbesteding 29 28 29 25 11 ZZP 3 - GGZ-C inclusief dagbesteding 34 36 36 36 46 ZZP 4 - GGZ-C inclusief dagbesteding 13 14 15 19 24 ZZP 5 - GGZ-C inclusief dagbesteding 8 8 7 9 15 ZZP 6 - GGZ-C inclusief dagbesteding 2 1 1 2 2 totaal
100
100
100
100
40 30 20 10 0
100
2008
2009
2010
2011
2012
Uit de analyse van de ontwikkeling van de ZZP-mix in de loop van 2013 blijkt verder dat: • Het aandeel van ZZP 3 toeneemt van 35% d.d. 31-12-2011 naar 48% op 31-12-2013. In absolute aantallen is dit een groei van 3.261 naar 4.587 cliënten oftewel 1.326 eenheden. Vanuit de instroom worden 844 cliënten (52% van totale instroom van 1.623) aangevoerd in ZZP 3. De doorstroom vanuit ZZP 1 en 2 naar ZZP 3 bedraagt 482 cliënten. • Het aandeel van ZZP1 en 2 is slechts 14% van de totale instroom in 2012 (in absolute aantallen 227 cliënten). Dit is een halvering ten opzichte van 2011. • Het aandeel van ZZP 4 stijgt van 21 naar 23% en groeit dus beperkt. Daarentegen stijgt het aandeel van ZZP 5 van 8 naar 14%. De groei van ZZP 5 ontstaat in de ZZP inclusief dagbesteding.
tabel ZZP mix jaarlijks gemiddelde, 31 december en instroom
ZZP mix 31 december 2011 ZZP mix instroom 2012 ZZP mix jaarlijks gemiddelde 2012 ZZP mix 31 december 2012
1 10% 1% 3% 1%
2 25% 13% 16% 11%
ZZP GGZ-C 3 4 35% 21% 52% 18% 49% 20% 48% 23%
5 8% 15% 12% 14%
6 1% 2% 2% 2%
100% 100% 100% 100%
Productie versus productie afspraken Ten aanzien van de productie gegevens en de uitsplitsingen daarvan naar ZZP’s en het al dan niet voorkomen van dagbesteding zijn de data niet eenduidig beschikbaar gesteld door de respondenten. Bij de interpretatie is dan ook voorzichtigheid geboden. Als hoofdconclusie kan worden gesteld dat de feitelijk gerealiseerde productie een procent lager is dan de productie afspraken. Dit resultaat is het gevolg van een overproductie van 4% voor beschermd wonen zonder dagbesteding en een onderproductie van 5% bij beschermd wonen inclusief dagbesteding. De overproductie is vooral zichtbaar bij de ZZP’s 3 en 4 zonder dagbesteding. Bij de ZZP’s 1 en 2 wordt onderproductie geleverd en is dus sprake van versnelde afbouw, ook ten opzichte van eerder gemaakte productie afspraken. Bij de ZZP’s inclusief dagbesteding doet zich over de hele ZZP-range onderproductie voor met uitzondering van ZZP 5.
Verschillen realisatie met productie afspraken beschermd wonen
SALDO REALISATIE -/- PA zonder dagbesteding inclusief dagbesteding
1 62% 82%
2 95% 82%
ZZP GGZ-C 3 4 110% 107% 98% 91%
TOTAAL 5 104% 105%
6 63% 77%
jeugd 130% 150%
104% 95%
5
Hoofddiagnose Er blijken er geen substantiële verschillen te zijn tussen de instroom en de totale populatie voor wat betreft de hoofddiagnose. De voornaamste diagnosegroep betreft de psychotische stoornissen (42% totale populatie en 38% van de instroom), gevolgd door affectieve stoornissen en autisme. Deze gegevens komen overeen met de data over de voorgaande jaren (het resultaat is bepaald op basis van de gegevens van 8 aanbieders waarvan 5 een onderbouwde schatting hebben gemaakt en 3 zich baseren op feitelijke gegevens. De non response van de overige aanbieders is niet meegenomen in het resultaat).
Hoofddiagnose beschermd wonen totale populatie stoornis 42% • Psychotische stoornis (angst, depressie, bipolaire stoornis) 12% • Affectieve 11% • Autisme 7% • Persoonlijkheidsstoornis 7% • Verslaving en andere ontwikkelingsstoornissen 4% • ADHD aandoening (NAH, dementie, Korsakov) 3% • Organische van bovenstaande 6% • Combinatie 7% • Geen diagnose bekend Totaal
100%
instroom 38% 10% 12% 4% 7% 5% 4% 12% 8% 100%
populatie
Werksituatie en activiteiten Bijna de helft van de cliënten neemt deel aan georganiseerde activiteiten. 20% is werkzaam; meestal betreft het onbetaald werk.
tabel werksituatie beschermd wonen georganiseerde activiteiten • Deelname werk • Onbetaald kontakten buitenshuis • Sociale werk • Betaald • Geïsoleerd met ondersteuning • Betaald • Onbekend Totaal
48% 14% 11% 3% 3% 2% 19% 100%
Verpleging en behandeling Bij tweederde van de RIBW’s ontvangen de cliënten ook AWBZ gefinancierde verpleging en / of behandeling. Het merendeel van deze zorg wordt deels zelf geleverd en wordt deels door anderen geleverd. In enkele gevallen wordt deze zorg helemaal zelf geleverd en twee aanbieders geven aan gebruik te maken van onderaanneem constructies.
6
Marjolein van Asselt
Dromen van maakbaarheid: Tijd om wakker te worden Onzekerheid Dromen van maakbaarheid – en de daarbij behorende gedachte dat de overheid ons gelukkig maakt (oude maakbaarheid) of ons voor narigheid behoedt (nieuwe maakbaarheid) – is erg aantrekkelijk. Het is vergelijkbaar met het comfortabele gevoel van een puber uit een goed
functionerend gezin: als de nood echt aan de man komt, dan lossen mijn ouders mijn problemen wel op. Ik kies niet voor niets voor de associatie met een puber. Dromen van maakbaarheid heeft in mijn ogen ook iets kinderachtigs. Iedere volwassene is in enigerlei vorm tegelwijshe-
Prof.dr.ir. Marjolein B.A. van Asselt is hoogleraar Risk Governance aan de faculteit Cultuuren Maatschappijwetenschappen van de Universiteit Maastricht. Sinds 2008 is zij lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Van Asselt studeerde van 1989 tot 1994 Informatica en Wijsbegeerte van Wetenschap, Technologie en Samenleving aan de Universiteit Twente. Zij promoveerde in 2000 op het proefschrift Perspectives on uncertainty and risk: The Prima approach to decisionsupport. Verder was zij van 2005 tot 2010 lid van De Jonge Akademie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Marjolein van Asselt werkte onder andere bij het RIVM en het Zwitserse onderzoeksinstituut EAWAG en was als visiting scholar verbonden aan de Universiteit van Oxford en het King’s Centerfor Risk Management in Londen. Onderstaand artikel is een met toestemming van de auteur gepubliceerde samenvatting uit de Verwey-Jonker/SER lezing van 8 oktober 2009
den als “van het concert des levens heeft niemand een program” tegengekomen, en beseft ook waarom ze op tegeltjes staan: als reminder dat het leven onzeker is, dat er aangename en onaangename verrassingen op het pad kunnen komen.
7
I
“Onzekerheidsintolerantie vermindert het vermogen om alert, adequaat en verstandig te reageren” een lage onzekerheidstolerantie sneller ziek zijn en minder snel beter worden (voor een populair-wetenschappelijke inleiding, zie Vlaeyen (2008)). Onzekerheidsintolerantie vermindert het vermogen om alert, adequaat en verstandig te reageren. Ik herhaal: onzekerheidsintolerantie vermindert het vermogen om alert, adequaat en verstandig te reageren. Dat betekent dat het idee van een maakbare toekomst en de overheid als toekomstverbeteraar een gevaarlijke illusie is. Gevaarlijk, omdat de onzekerheidsintolerantie die ermee gepaard gaat het vermogen
Waar denkt u aan bij onzekerheid? Mag ik u vragen uw associaties met onzekerheid even vast te houden. De primaire associaties zijn meestal negatief. Wij vinden onzekerheid vervelend. Tegelijkertijd heeft de maatschappij onzekerheid ontdekt. In veel situaties wantrouwen we mensen die zekerheid claimen of beloven. We worden er in allerlei situaties aan herinnerd dat behaalde resultaten uit het verleden geen garanties voor de toekomst bieden. Iedereen sluit verzekeringen af, zodat we tenminste het gevoel hebben dat tegenspoed enigszins gedempt zal worden. Ook ten aanzien van nieuwe technologie hebben we door schade en schande geleerd dat nieuw betekent dat we er geen ervaring mee hebben. Wat een geschenk uit de hemel lijkt, kan een paard van Troje blijken te zijn. En het omgekeerde kan ook. Ik vertel niets nieuws. Dat weet u allemaal. Maar het bezorgt ons een vervelend gevoel. Maakbaarheid is dan wel naïef, maar aantrekkelijker dan onzekerheid. Is het een onschuldige illusie of een gevaarlijke fictie om te kiezen voor maakbaarheid en dus onzekerheidsintolerantie? Onderzoek door gezondheidspsychologen heeft aangetoond dat mensen met
Prof.dr.ir. Marjolein B.A. van Asselt
vermindert om alert, adequaat en verstandig te reageren. Het is dan niet alleen een teleurstelling als de wereld onveilig en onzeker blijkt te zijn, maar degenen die zich op maakbaarheid verlaten hadden, staan ook nog eens met lege handen. Geloven in maakbaarheid te midden van onzekerheid levert dan ook een voorspelbaar scenario op. De overheid belooft meer dan ze kan waarmaken. De samenleving gelooft dat en is vervolgens teleurgesteld als de overheid de overspannen beloftes niet gestand kan doen.
Copyright 2011 @ Saskia Nelissen
k wil het dromen van maakbaarheid plaatsen in de context van het omgaan met onzekerheid. Onzekerheid betekent dat we niet zeker weten wat er gaat gebeuren. Het betekent dat we niet zeker zijn over alle gevolgen van ons handelen. Het betekent bijvoorbeeld dat we niet zeker kunnen zijn over de opbrengsten en risico’s van innovatieve technologie. Daarnaast lijkt de samenleving complexer geworden, waardoor de zekerheden die georganiseerd werden door afspraken, contracten, wetten en regels ook ter discussie staan. Onzekerheid betekent dat we niet in staat zijn de toekomst te voorspellen. Onzekerheid betekent dat imperfectie onontkoombaar is. Zo geformuleerd is het logisch dat ik de conclusie trek dat alle vormen van maakbaarheidsdenken op gespannen voet staan met het accepteren van onzekerheid. Of nog stelliger geformuleerd: maakbaarheid in welke vorm dan ook is onzekerheidsintolerant.
8
dat de toekomst onbeïnvloedbaar is en dat overheidsingrijpen dan maar geen enkel effect zou sorteren. Onzekerheid betekent alleen maar dat we de toekomst niet volledig kunnen kennen en niet volledig kunnen beheersen. Dat vraagt om bescheidenheid en om een houding van zorg, of zo u wilt voorzorg. Het niet kunnen kennen van alle langetermijneffecten van ons handelen, in Als reactie doet de overheid nog grotere Een alternatief positieve en negatieve zin, betekent dat beloften, waardoor het vertrouwen alleen Maakbaarheid is een bril om naar de de verantwoordelijkheid om daarbij stil maar verder ondermijnd raakt. En tegeonzekere toekomst te kijken. Ik pleit lijkertijd wordt niet gewerkt aan het ver- ervoor die bril af te zetten, maar dat bete- te staan eerder groter dan kleiner wordt. Dat is een verantwoordelijkheid die niet mogen om alert, adequaat en verstandig kent niet dat ik ervoor pleit om ons dan te anticiperen en te reageren. Dat lijkt mij maar niet tot de toekomst te verhouden. alleen politici, maar ook wetenschappers, bedrijven, maatschappelijke organisaties een heilloze route. Iedereen heeft belang bij de toekomst: het is de omgeving waar wij, onze (klein) en burgers zelf zich zouden moeten aantrekken. Voor een deel betekent dat, dat kinderen en het nog ongeboren nageVaak valt te horen dat er sprake is van slacht de nodige tijd zullen doorbrengen. we een manier moeten vinden om toeeen vertrouwenscrisis tussen overheid komstige generaties een stem te geven. en samenleving, waarbij voor het gemak De toekomst is niet maakbaar, maar hij even vergeten wordt dat de overheid ook is wel in de maak. Met het handelen van Misschien kunnen we wel een Partij voor het Nageslacht gebruiken. vandaag en morgen kunnen we de kanonderdeel van de samenleving is. In de sen op leefbare toekomsten vergroten en vele bijdragen die al gewijd zijn aan die vertrouwenscrisis, heb ik nog zelden het de kansen op verontrustende toekomsten Oude maakbaarheid was geworteld in een utopisch toekomstbeeld. Nieuwe maakverkleinen. argument gehoord dat de teleurstelling baarheid wordt gemotiveerd door het die daaraan ten grondslag ligt, te maken zou kunnen hebben met een stellingIk plaats onzekerheidsdenken tegenover beeld van een aanstormende toekomst name die we vandaag met nieuwe maak- maakbaarheidsdromen, maar niet als het die juist ongewenst wordt geacht. In baarheid aanduiden, en die ik zou willen extreme negatief. Onzekerheidstoleran- beide vormen van maakbaarheid is dus sprake van een eenzijdige toekomstorityperen als onzekerheidsintolerant. tie is niet hetzelfde als veronderstellen
“Onzekerheid vraagt om bescheidenheid en om een houding van zorg, of zo u wilt voorzorg”
9
entatie. Onzekerheidstolerantie betekent dat we durven nadenken over zowel wenselijke als onwenselijke toekomsten en zowel over toekomsten die we op basis van het verleden waarschijnlijk achten als moeilijk voorstelbare toekomsten. Het is ook voorbij het simpele zwart-wit-denken van wenkende en angstaanjagende toekomsten. Het vraagt om oog te hebben voor allerlei grijstinten.
gemakkelijk invalt. De uitdaging is om de valkuilen te herkennen. Uit de ervaringen met toekomstdenken door de eeuwen heen, vallen daaromtrent wel wat lessen te trekken. In de onderstaande schets van een aantal valkuilen neem ik enigszins een voorschot op het lopende onderzoek in het kader van het WRR-project over toekomstverkenning.
“De toekomst is niet maakbaar, maar wel in de maak, en daarvoor zijn wij gezamenlijk verantwoordelijk” Dat betekent dat we op allerlei niveaus en in allerhande samenstellingen moeten leren nadenken over de vraag hoe we de kans kunnen vergroten wenselijke toekomsten te bevorderen en over de vraag hoe we de kans op onwenselijke, doch mogelijke toekomsten kunnen verkleinen, dan wel over de vraag hoe we ons nageslacht in staat stellen met onze eventueel onaantrekkelijke erfenis om te gaan. De vraag die centraal zou moeten staan, is niet of verkende toekomsten waar zijn, maar: hoe kunnen we alert, adequaat en verstandig handelen op onze weg de toekomst tegemoet?
Onzekerheid betekent dat de toekomst open is: de toekomst is niet het logische resultaat van het verleden, noch de gewenste uitkomst van ons handelen in het hier en nu. Maakbaarheid veronderstelt een lege toekomst die volledig naar onze hand te zetten is. De toekomst is echter niet maakbaar. Wel zijn er allerlei toekomsten in de maak, in positieve en negatieve zin. Door het handelen in het hier en nu worden sommige toekomsten mogelijk gemaakt, en worden andere de pas afgesneden. De toekomst is dus wel open, maar niet leeg. Niet alles is mogelijk, ook al is het denkbaar. De toekomst bestaat niet alleen in onze gedachten. Slepende problemen zullen niet als sneeuw voor de zon verdwijnen. Sommige trends zullen niet onverhoeds ontsporen.
Door op tijd andere mogelijke, dus ook ongewenste, toekomsten te beschouwen, win je tijd om een alerte, adequate en verstandige reactie voor te bereiden voor het geval dat. Tijd die er niet is als de toekomst zich als een onaangename verrassing voordoet. De toekomst is nooit urgent, pas als het te laat is en de toekomst opgehouden heeft om te bestaan en heden of verleden is geworden. De toekomst is niet maakbaar. Maar als we niet bewust stilstaan bij mogelijke toekomsten, dan lijkt de toekomst ons te overkomen en hebben we kansen laten liggen. De toekomst is onzeker, maar ze is wel beïnvloedbaar. En wij spelen daar allemaal, of we nu willen of niet, een rol in. Dat betekent volgens mij dat wij – politici, ambtenaren, wetenschappers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers – ons moeten afvragen of we dat op een verantwoorde en verantwoordelijke manier doen. In plaats van het voorhouden van een wenkende of angstaanjagende toekomst, is de uitdaging voor de politiek om een strategie te schetsen die voorkomt dat we bij elke verrassing, of die nu aangenaam of onaangenaam is, uit het lood geslagen worden of op hol slaan, waardoor het van kwaad tot erger wordt.
Proactief omgaan met onzekerheid legt volgens mij een basis voor een andersoortig, meer volwassen vertrouwen tussen samenleving en overheid. Daarbij hoort dat we die verhouding sowieso anders gaan benaderen. In een parleOver toekomstverkenning wordt heel mentaire democratie is er tussen politiek ingewikkeld gedaan. Veel te vaak wordt en samenleving geen voetbalwedstrijd dit neergezet als een aparte tak van gaande: het zijn geen partijen die tegensport met een status aparte. Maar het Tegelijkertijd is er ook de valkuil van het over elkaar staan en het gevecht met verkennen van de onzekere toekomst is elkaar moeten aangaan. De overheid is historisch-determinisme, wat betekent eigenlijk heel eenvoudig: het gaat erom mogelijke en wenselijke toekomsten goed dat het denken over de toekomst te sterk deel van de samenleving, zoals het hoofd ingeperkt wordt door wat in het verleden onderdeel is van het lichaam. Een hoofd te doordenken. Het is een gedachte-exzonder lichaam en een lichaam zonder is gebeurd. En die valkuil is heel groot. periment. Wetenschappelijke kennis is wel van waarde, maar misschien veeleer Zelfs mensen die deze valkuil willen ver- hoofd zijn geen levende wezens meer. mijden, blijken er toch nog in te kunnen Door het zo te bekijken, is het logisch dat om aan te geven wat onmogelijke toeeen onzekerheidstolerante toekomstvallen. In het verlengde daarvan ligt de komsten zijn, met welke randvoorwaaroriëntatie niet alleen een opdracht is voor valkuil om in politiek en beleid een te den en mechanismen rekening moet de politiek in de enge zin, maar voor de smalle logica te hanteren door alleen worden gehouden en welke theories of rekening te houden met de toekomst die, samenleving in haar geheel. De toekomst change valide lijken. Een mijns inziens is niet maakbaar, maar wel in de maak, mooi voorbeeld van dat type gebruik van gekeken door de bril van het verleden, het meest waarschijnlijk lijkt. Een andere en daarvoor zijn wij gezamenlijk verantwetenschappelijke kennis is de manier woordelijk. te smalle beleidslogica is om alleen te waarop Huele en coauteurs een science fiction-idee serieus onder de loep namen redeneren vanuit de gewenste toekomst. (Huele et al., 2004). Toekomstverkenning Dat komt gevaarlijk dicht in de buurt van het oude maakbaarheidsdenken. is niet ingewikkeld, maar wel moeilijk. Er is een aantal valkuilen waar je nogal
10
RESULTATEN Begeleid zelfstandig wonen Aantal cliënten en in- en uitstroom In 2012 groeit begeleid zelfstandig wonen met 10% tot 12.552 cliënten (een groei van 1.107 in absolute aantallen). Hiermee wordt de groei van 2011 versterkt doorgezet.
Aantal cliënten begeleid zelfstandig wonen jaar
2008
2009
2010
15000
2011
12000
2012
9000
aantal cliënten 9.773 jaarlijkse groei in % 15%
10.458 7%
10.724 3%
11.445 7%
12.552 10%
6000 3000
toelichting
0
aantal plaatsen per 31 december van het betreffende jaar
2008
2009
2010
2011
2012
Op basis van de in- en uitstroomgegevens kan worden geconcludeerd dat het volume van de instroom overeenkomt met de vorige jaren. Echter de uitstroom is relatief laag en geeft mede aanleiding voor de vastgestelde groei van het aantal cliënten. Achterliggende oorzaak is waarschijnlijk de afbouw van de ZZP’s 1 en 2 in beschermd wonen waardoor de populatie BZW verzwaart. In totaal 200 personen stromen in vanuit beschermd wonen.
In en uitstroom begeleid zelfstandig wonen aantal cliënten begeleid zelfstandig wonen op 31-12-2011 totale instroom in 2012 totale uitstroom in 2012 aantal cliënten begeleid zelfstandig wonen op 31-12-2012
11.445 2.527 1.420 12.552
Wachtlijsten Gemiddeld 38 cliënten staan op de wachtlijst bij de RIBW per 31-12-2012. De spreiding rond dit gemiddelde is groot, lopend van het ontbreken van wachtlijsten tot een maximum van 210 cliënten. De gemiddelde wachtduur bedraagt 94 dagen met een spreiding van 14 dagen tot een jaar. Voor BZW zijn de wachtlijsten beperkter in omvang en duur dan voor beschermd wonen.
Wachtlijst begeleid zelfstandig wonen
• gemiddeld • min • max
aantal 38 0 210
dagen 94 14 367
400 350 300 250 200 150 100 50 0
250 200 150 100 50 0 aantal cliënten
aantal dagen
11
Demografische kenmerken van de BZW-populatie BZW bedient voor driekwart de doelgroep in de leeftijd van 31 tot 65 jaar (bij begeleid wonen is dit 55%). De instroom is dus relatief jonger, maar ook hier is de meerderheid afkomstig uit de 31-65 leeftijdscategorie. 57% van de cliënten zijn mannen.
Leeftijdsverdeling begeleid zelfstandig wonen dan 19 jaar • Jonger • 1931 –– 3065 jaar • Ouder danjaar65 jaar • totaal
populatie 0% 20% 74% 6%
instroom 2% 35% 59% 4%
100%
100% populatie
Realisatie en productie afspraken BZW In totaliteit is de realisatie 2012 van het geheel van alle prestaties 1,1% hoger dan de gemaakte productie afspraken. De procentuele verschillen tussen realisatie en productie afspraak per prestatie kunnen oplopen tot 25%. Het grote volume in extramurale prestaties zit in F125 (dagactiviteit langdurig zorgafhankelijk) en H153 (gespecialiseerde begeleiding). De realisatie ten opzichte van de productie afspraken voor deze prestaties is 3% positief (dus overproductie). Voor de persoonlijke verzorging (PV) bedraagt de overproductie 18% en voor de inloop (F129) 5,3%. Onderproductie ten opzichte van de productie afspraken doet zich voor bij de functies Begeleiding basis (H300) en Begeleiding extra (H150) met respectievelijk 20 en 25,9%.
Begeleid zelfstandig wonen realisatie versus PA2012 uitgedrukt in uren basis H300
extra H150
nah H152
REAL 2012 105.234 verschil met PA -21.040 -20,0%
31.216 -8.081 -25,9%
0 0
psy H153
ggz-lza F125
inloop F129
PV
VP
BEH
kort Z992
totaal
625.670 1.010.045 19.366 32.304 3,1% 3,2%
14.941 788 5,3%
19.565 3.531 18,0%
4.012 -3 -0,1%
0 0
0 -7.188
1.810.683 19.677 1,1%
12
De groei in de realisatie van H153 ten opzichte van 2011 bedraagt 15% oftewel een stijging met 80.602 uur. De dagactiviteiten extramuraal (F125) lopen op tot 1 miljoen uur en komen daarmee terug op het niveau van 2010. De terugval in 2011 (een afname van 27% ten opzichte van 2010) wordt hiermee ongedaan gemaakt. Ook begeleiding basis en extra nemen toe met respectievelijk 43% en 261%. Opvallend is dat op begeleiding NAH (H152) geen activiteiten meer plaatsvinden. Bij de interpretatie van de gegevens moet rekening worden gehouden met het feit dat een deel van de verschillen mede kan worden verklaard door administratieve variatie in de labeling van de prestaties.
Begeleiding in de tijd uitgedrukt in uren
H300 (basis) • begeleiding H150 (extra) • begeleiding H152 (NAH) • begeleiding • begeleiding H153 (psy)
2010
2011
2012
38.022 17.006 8.658 376.578
73.605 8.658 2.493 545.068
105.234 31.216 0 625.670
toename 43% 261% -100% 15%
2010
2011
2012
Opvallend is dat het niveau van de productie afspraken 2013 18% lager is ten opzichte van 2012 voor BZW. Daarbij zijn de productie afspraken 2013 aangescherpt voor de dagactiviteiten langdurig zorgafhankelijk (- 22% ten opzichte van 2012) en gespecialiseerde begeleiding (-13% ten opzichte van 2012).
Productie afspraken begeleid zelfstandig wonen uitgedrukt in uren basis H300
extra H150
nah H152
psy H153
ggz-lza F125
inloop F129
PV
VP
BEH
kort Z992
totaal
PA 2013 PA 2012
136.710 126.274
10.182 39.297
0 0
525.753 606.304
763.563 977.741
14.275 14.153
12.494 16.034
1.572 4.015
0 0
0 7.188
1.464.549 1.791.006
verschil %
10.436 8%
-29.115 -74%
0
-80.551 -214.178 -13% -22%
122 1%
-3.540 -22%
-2.443 -61%
0
-7.188 -100%
-326.457 -18%
Uitvoering BZW begeleiding-activiteiten Alle aanbieders geven aan dagactiviteiten voor de ambulante cliënten te organiseren. Nagenoeg alle aanbieders maken daarbij gebruik een mix van eigen locaties en extern gehuurde ruimten. Daarbij wordt het aantal uren dagactiviteiten voor groepen ingeschat op 2,25 miljoen uur in 2012. Het aandeel van de intramurale cliënten die van dit aanbod gebruikt maakt, bedraagt 46%. Alle aanbieders hebben dagactiviteiten van het type werk, educatie en recreatie/vrije tijd.
Uren dagactiviteiten voor groepen waarvan aantal intramurale cliënten aantal extramurale cliënten totaal
2.243.026
2.815 3.254 6.070
46% 54% 100%
Naar aanleiding van de wijziging in de eigen bijdrage voor het vervoer ten behoeve van de dagbesteding neemt de helft van de aanbieders het verlies dat dit oplevert. Voor de overige aanbieders is dit geen issue (6 van de 16 respondenten) of is besloten het vervoer anders te organiseren (2 van de 16 respondenten op deze vraag).
13
Hoofddiagnose Ook bij begeleid zelfstandig wonen zijn psychotische stoornissen de voornaamste diagnosegroep. Daarnaast kan worden vastgesteld het aandeel van affectieve stoornissen en persoonlijkheids-stoornissen groter is dan bij beschermd wonen. De diagnosekenmerken van de instroom sluit aan op deze van de totale populatie.
Hoofddiagnose begeleid zelfstandig wonen totale populatie
instroom
stoornis 38% • Psychotische stoornis (angst, depressie, bipolaire stoornis) 18% • Affectieve 12% • Persoonlijkheidsstoornis 8% • Autisme en andere ontwikkelingsstoornissen 6% • ADHD Organische aandoening (NAH, dementie, Korsakov) 2% • Verslaving 7% • Combinatie 4% • Geen diagnose bekend 7% •
35% 15% 10% 8% 6% 2% 7% 13% 5%
Totaal
100%
100%
populatie
Werksituatie en inkomsten Bij BZW heeft bijna 30% van de cliënten een vorm van werk, waarvan het merendeel onbetaald werk.
tabel werk- activiteitensituatie begeleid zelfstandig wonen % werk • Betaald met ondersteuning • Betaald werk • Onbetaald georganiseerde activiteiten • Deelname kontakten buitenshuis • Sociale • Geïsoleerd • Onbekend totaal
5% 4% 20% 27% 15% 5% 24% 100%
14
RESULTATEN Markten en financials Financials De totale omzet van de 20 RIBW’s bedraagt in 2012 afgerond € 740 miljoen. Dit is een groei van 10%. Het resultaat van de sector is € 45 miljoen positief. Hierdoor groeit het eigen vermogen met een kwart tot € 227 miljoen. De gemiddelde solvabiliteit komt hiermee op 30,8% te liggen. Herleid naar de individuele aanbieders kan worden gesteld dat nergens verlies werd geleden in 2012. Slechts bij 1 organisatie daalde de omzet. Kortom, conform de voorgaande jaren laten de RIBW’s ook in 2012 positieve financiële resultaten zien.
Financials (in miljoenen euro’s) omzet 2012 2011
739,6 671,6
verschil
10,1%
Financieringskaders De AWBZ blijft het belangrijkste financieringskader met een aandeel van 86%. Het aandeel Wmo neemt toe tot 8% en is goed voor een omzet van € 61 miljoen. In de praktijk wordt hiervan € 48 miljoen gerealiseerd door 2 RIBW’s. Dit betekent dat voor het overgrote deel van de RIBW’s de Wmo budgetten slechts een marginaal onderdeel van de omzet uitmaken. Hierin zal de komende jaren fundamenteel verandering komen door de decentralisatie van een groot deel de AWBZ-zorg naar de gemeenten. Het aandeel van justitie blijft 1% en financiering van geleverde dienstverlening via de Zorgverzekeringswet is nagenoeg niet bestaand. Het aandeel “overig / derde geldstromen” bedraagt inmiddels bijna € 34 miljoen of 5% van het totaal budget. Het betreft allerlei subsidies en projectfinancieringen met bijdragen van ondermeer provincies, gemeenten, GGD’s.
Percentage omzet per financieringskader
• • • • •
2009 2010 2012 AWBZ 89,0% 92,4% 86,1% Justitie 1,0% 1,1% 1,0% ZVW 3,0% 0,1% 0,1% WMO 6,0% 4,4% 8,3% Overig / derde geldstroom 2,0% 4,6%
totaal
100%
100%
100%
15 2012 636.625.721 7.444.496 682.260 61.060.591 33.755.452 739.568.520 2012
Markten De gemiddelde RIBW organisatie heeft in haar werkgebied te maken met 8 gemeenten voor beschermd wonen en 12 gemeenten voor begeleid zelfstandig wonen. Het maximale aantal gemeenten voor 1 aanbieder bedraagt 18 (BW) en 26 (BZW). Het kleinste werkgebied is 1 (grootstedelijke) gemeente. Bij de overhevelingen van budgetten naar de gemeenten betekent dit dat de RIBW’s veelal meerdere (centrum)gemeenten zullen moeten gaan contracteren. 210
Werkgebied gemeenten
• minimum • maximum totaal • gemiddeld •
BW 1 18 144 8
200
BZW 1 26 209 12
190 180 170 160 150
150
140
140
40
40
30
30
20
20
10
10
0
0 beschermd wonen
begeleid zelfstandig wonen
Concurrentie Nagenoeg alle RIBW organisaties geven aan dat zij concurrentie van zowel de geïntegreerde ggz, de verslavingszorg en organisaties voor maatschappelijke opvang ervaren. Ook ondervindt driekwart van de RIBW’s concurrentie van kleinschalige particuliere initiatieven.
16
Het beweegt aan alle kanten ... dit is toch een fantastische tijd om wethouder of bestuurder te zijn!’
17
Met deze woorden sloot Monique Heffels, bestuurder van de RIBW Heuvelland & Maasvallei, het gesprek af dat zij begin juli 2013 voerde met Jo Bisscheroux, wethouder Wmo in de meest zuidelijke gemeente van het land Eijsden-Margraten en beleidsambtenaar Tanja Bytchkova van diezelfde gemeente, over de ontwikkelingen in het sociale domein.
vlnr: Tanja Bytchkova, Monique Heffels en Jo Bisscheroux
De deelnemers aan dit gesprek reageerden op een aantal onderwerpen rond de decentralisaties op het gebied van werk en inkomen, zorg en jeugd en rond de voortgang van scheiden wonen en zorg die aan hun werden voorgelegd. Onderstaand hun reacties.
Nieuwe relaties en rollen Als regiogemeente heeft Eijsden-Margraten tot nu toe niet zoveel bemoeienis gehad met de populatie van de RIBW. Het beschermd wonen viel immers
onder de AWBZ en beleidsontwikkeling en –uitvoering van de prestatievelden in de Wmo op het gebied van OGGZ en maatschappelijke opvang zijn een verantwoordelijkheid van centrumge-
meente Maastricht. De gespreksdeelnemers zijn het met elkaar eens dat dat in de toekomst gaat veranderen. Voor de gemeente vormen de cliënten van de RIBW een nieuwe doelgroep.
Jo Bisscheroux: “Deze nieuwe doelgroep
komt op ons af en dat maakt dat we ook anders met de zorgvragen van onze burgers moeten omgaan. Gelukkig hebben we hier in Eijsden-Margraten al de Kanteling van de Wmo geïmplementeerd en deze werkwijze, met veel aandacht voor eigen kracht en sociaal netwerk, sluit goed aan bij de extramurale dienstverlening van de RIBW. We hebben zelfs sinds kort een RIBW medewerker op detacheringsbasis aan onze Wmo-unit toegevoegd. In de toekomst voorzie ik vaker dergelijke samenwerkingen.”
“Vrijwilligers en mantelzorgers eerder vertrekpunt dan sluitpost” terecht komt op de goede plek, namelijk bij de kwetsbare burger die het niet zelf redt. Het is een taak van de zorgaanbieders om inzichtelijk te maken wat je aanbod is. Met elkaar als aanbieders en met de gemeente moeten we dan de discussie aangaan wie wat doet om dubbelingen en hiaten te voorkomen en goede afspraken te maken.”
Innovatie: vrijwillige inzet, wonen en sociale wijkteams
“Informele zorg en vrijwillige inzet worden alsmaar belangrijker”
“Voor onze wijkteams moeten we gebruik maken van de specialistische deskundigheid die in de tweede lijn aanwezig is. Het is belangrijk dat het sociale wijkteam onafhankelijk blijft, maar we willen graag dat zorgaanbieders meedenken met ons en dat hun medewerkers ingezet worden voor de specialistische kennis en expertise die in het sociale wijkteam ook nodig zal zijn”.
Op welke wijze moet de zorg innoveren, dingen anders gaan doen? De gespreksdeelnemers hadden daar allerlei ideeen over.
Monique Heffels: “Ik denk dat het heel belangrijk is dat de specialistische medewerkers voeling blijven houden met hun eigen vakgebied door ook in de eigen organisatie te blijven werken. “
Tanja Bytchkova: “Informele zorg en vrij-
Tanja Bytchkova: “We moeten toch ook
willige inzet worden alsmaar belangrijker. Dat vraagt ook om goede begeleiding en structuur voor vrijwilligers en mantelzorgers. Dat kunnen wij niet alleen, daar hebben we de zorgaanbieders heel hard bij nodig. “
vooral inzetten op generalisten in het sociale wijkteam om zo veel mogelijk de versnippering in de zorg tegen te gaan”.
Monique Heffels: “De RIBW M&H onder-
zoekt op dit moment op welke wijze wij de samenwerking met de stichting Horizon, een stichting die gespecialiseerd is in inzet van vrijwilligers in de zorg, kunnen Tanja Bytchkova: “Nu we bezig zijn met het intensiveren. We moeten manieren vinden om uitkeringsgerechtigden en cliënherstructureren van het sociale domein ten van onze instelling samen iets zinvols vragen we ons ook natuurlijk af welke te laten doen in of voor de wijk. Het is producten en diensten we als gemeente moeten bieden aan onze burgers. Ook de voor iedereen belangrijk om het gevoel te hebben dat je iets doet wat er toe doet begeleiding van mensen met beperkingen die zelfstandig thuis wonen hoort tot en dat geldt ook voor onze cliënten. Zo’n project in de wijk kan daaraan bijdragen. onze verantwoordelijkheid. Een belangrijke taak van de gemeente is om er voor Wij zijn nu bijvoorbeeld bezig met het opzetten van een wijk-naaiatelier, waarin te zorgen dat er voor deze mensen volwerklozen met ervaring samen met wswdoende geschikte woningen zijn.” ers en een aantal cliënten van ons licht Monique Heffels: “Het is belangrijk dat wij verstelwerk verrichten in combinatie met een strijkservice.” ons als zorgaanbieder mee verantwoordelijk voelen voor de opgave waarvoor de gemeente staat. Ook wij moeten onze Jo Bisscheroux: “Vrijwilligers en vooral ook bijdrage leveren aan de 25% bezuinigin- mantelzorgers moeten meer vertrekpunt gen die er komt, maar ook aan de taak om zijn bij het maken van afspraken rond er voor te zorgen dat de resterende 75% zorg, dan sluitpost”.
Monique Heffels: “Met generalisten in de voordeur die zonodig ondersteund worden door specialisten kun je een goed onderscheid maken tussen de multiproblem gezinnen , waar de zorg veel beter afgestemd moet worden dan nu het geval
“Er ontstaat nu een echte beweging naar betere samenwerking en vernieuwing”
18
is, en de andere zorgvragers waar je snel, Wensen laagdrempelig en met misschien wel Natuurlijk hadden de gespreksdeelneminder zorg dan nu zaken kunt regelen mers ook zo hun eigen wensen voor de om tot de gewenste resultaten te komen”. gezamenlijke toekomst ...
weet je dat goede zorg geleverd wordt en dat je geld goed besteed wordt”. Jo Bisscheroux: “Als je gaat samenwerken
in welk project dan ook, moet je ervoor zorgen dat de voorbereiding, de coordiJo Biscsheroux: “Op dit moment hebben Monique Heffels: “Wij werken in een verwe één vestiging van de RIBW in onze zorgingsgebied met 18 gemeenten. Laten natie en de start meteen goed gaan. Dat is gemeente. Ik kan mij voortellen dat we we hopen dat die niet allemaal hun eigen een gezamenlijke verantwoordelijkheid. ook op het gebied van wonen meer met procedures en routines gaan ontwikkelen Het proces is ingewikkeld omdat we tegelijkertijd de zorg moeten overnemen elkaar te maken krijgen.” want dan ben je je bezuinigingen weer en fors bezuinigen maar we zullen het kwijt aan de overmaat aan bureaucratie samen moeten doen!” en administratieve rompslomp die dat Monique Heffels: “Onze ervaring is dat oplevert. En laten we accepteren dat er omdat de populatie van de RIBW veelal aangewezen is op de sociale woningbouw, af en toe incidenten zullen zijn en niet Monique Heffels: “Het voordeel van de alles meteen goed gaat. We moeten niet wij meer gericht zijn op de centrumgegrote tijdsdruk en de forse bezuinigingen in de verantwoordingskramp schieten meenten dan op de regiogemeenten bij is dat iedereen de urgentie voelt en dat met elkaar. Laat gemeente hun controle onze extramuralisatie. Ook kiezen onze biedt kansen. We gaan niet meer voor vooral richten op resultaat en kwaliteit”. woningaanpassing, maar gaan vanaf de cliënten vaak liever voor de stad omdat daar een groter aanbod aan voorzieningrond af alles verbouwen met elkaar. gen voorhanden is. Maar meer differenTanja Bytchkova: “Wij willen als gemeente Er ontstaat nu een echte beweging naar tiatie in het woningaanbod is natuurlijk ook graag anders gaan inkopen. Door op betere samenwerking en vernieuwing”. nooit weg”. resultaat in plaats van op volume in te Een mooie afsluiter! kopen komt vanzelf het accent te liggen op kwaliteit. Als je de te behalen resultaten goed vastlegt en die worden gehaald,
19
RESULTATEN Ontwikkeling van de zorg en organisatie aspecten Kwaliteitsverbetering en -meting Door alle RIBW’s en in samenwerking met de RIBW Alliantie worden instrumenten toegepast om de effectiviteit van de zorg te meten (Routine Outcome Monitoring) ten behoeve van het actief verbeteren van de kwaliteit, effectiviteit en veiligheid van de zorg. De meeste RIBW’s maken hiervoor gebruik van de binnen ROM-ggz vastgestelde meetinstrumenten MANSA, HONOS en CANSA, waarbij de MANSA het meest wordt ingezet.. Eenderde gebruikt de ROM uitkomsten voor verbetering van de effectiviteit van de zorg. Meetinstrumenten als de participatieladder of de zelfredzaamheidmatrix worden beperkt toegepast. Op dit moment registreert slechts 1 RIBW (SBWU) de gegevens volgens de indeling van de participatieladder. De overige instellingen registreren niet op deze manier of maken inschattingen.
Percentage RIBW’s dat gebruik maakt van meetinstrumenten
60
• MANSA en tenminste 1 ander meetinstrument • MANSA of CANSAS • HONOS van alle • Geen uitkomsten ROM voor verbetering effectiviteit zorg • Gebruikt • Participatieladder • Zelfredzaamheidsmatrix
50
56% 17% 11% 17% 37% 16% 26%
40 30 20 10 0
De Consumer Quality Index (CQ-index) is een door NIVEL ontwikkelde methodiek om klantervaringen in de zorg te meten, te analyseren en te rapporteren. Bijna de helft van de RIBW organisaties maakt in 2012 gebruik van de index voor zowel beschermd wonen als voor begeleid zelfstandig wonen. Eén organisatie maakt uitsluitend gebruik van de CQ index voor begeleid zelfstandig wonen. (N.B. Het gebruik van de CQI is een maal per twee jaren verplicht. RIBW’s die de index niet in 2012 hebben gebruikt hebben dit dus in 2011 gedaan)
Herstelondersteunende zorg
20
Herstelondersteunende zorg is een manier van werken binnen de ggz waarin de nadruk van de zorg niet alleen ligt op de problemen van cliënten, maar ook juist op het realiseren van hun persoonlijke doelen. Concreet gaat het hierbij vaak om het leren van elkaars ervaringen in bijvoorbeeld zelfhulpgroepen en het in hun eigen kracht zetten van mensen (empowerment). Om herstelondersteunende zorg te stimuleren worden binnen de ggz steeds vaker ervaringsdeskundige medewerkers in dienst genomen. Dit zijn medewerkers – betaald of werkzaam op vrijwillige basis – die vanuit hun eigen ervaring van (ernstige) psychische problematiek herstelprocessen van cliënten met psychische problemen kunnen bevorderen. Op basis van de respons is duidelijk dat herstelondersteunende zorg een forse opmars heeft doorgemaakt. Op 1 aanbieder na wordt deze werkwijze door iedereen toegepast. Bij een kwart van de organisaties is de werkwijze helemaal doorgevoerd.
Percentage RIBW’s dat werkt volgens het principe van herstelondersteunende zorg doorgevoerd • Ja,Ja, helemaal nog in ontwikkeling • Nee,wordt (nog) niets mee gedaan •
80 60
24% 71% 6%
40 20 0
Indien ja, in welke mate werkt de organisatie al volgens dit principe
40
cliëntengroepen intramuraal en ambulant 25% • Diverse groep, beperkt aantal cliënten 38% • Specifieke • Geen antwoord/geen aantallen beschikbaar 38%
30 20 10 0
EPA :Richtlijn Schizofrenie Leden van de RIBW Alliantie hebben zich tot doel gesteld dat in 2015 70% van hun aanbod wetenschappelijk dan wel vanuit de praktijk is onderbouwd. Om deze doelstelling te realiseren is afgesproken dat de leden de voor de RIBW zorg van EPA cliënten relevante onderdelen van de multidisciplinaire richtlijn schizofrenie implementeren. Uit de respons blijkt dat 1/3de van de organisaties deze intentie in 2012 in de praktijk heeft gebracht. Een even grote groep is wel van plan om hier op korte termijn werk van te maken. 40
Toepassing richtlijn Schizofrenie
• JaNee • Nog niet, maar wel op korte termijn van plan •
30
35% 35% 29%
20 10 0
Inzet ervaringsdeskundigen Alle respondenten geven aan met ervaringsdeskundigen te werken. Slechts een beperkt aantal organisaties kan inzicht verschaffen in de aard van het dienstverband van de ervaringsdeskundigen. Het is daarom de vraag of onderstaande gegevens een representatief beeld geven.
Inzet ervaringsdeskundigen betaalde arbeid regulier • Alleen betaalde arbeid loonkostensubsidie • Alleen arbeid regulier en vrijwilligers • Betaalde vrijwilligers • Alleen • niet nader toegelicht
50
24% 0% 24% 12% 41%
40 30 20 10 0
FACT Teams/Wijkteams/ Praktijkondersteuner eerstelijnszorg Tweederde van de RIBW’s geeft aan in FACT Teams te participeren. Ook de participatie in sociale wijkteams is breed doorgevoerd; hetzelfde percentage geeft namelijk aan in sociale wijkteams te participeren. Het aantal actieve wijkteams per RIBW varieert op dit moment van 1 tot 6. De praktijkondersteuner van de huisarts - gericht op de ggz-doelgroep - wordt ook wel POH-GGZ genoemd. Zij hebben taken rondom intake, diagnostiek, verwijzing en begeleiding van cliënten met een psychische problematiek. Een derde van de RIBW’s werkt samen met de een dergelijke praktijkondersteuner. De ervaringen zijn gelijkelijk verdeeld neutraal en positief.
Ontwikkelingen rond doelgroepen Jeugd De overheid heeft de intentie om de gehele jeugdzorg in 2015 te decentraliseren naar de gemeenten. Momenteel is de jeugdzorg een versnipperde verantwoordelijkheid van de provincies, de gesloten jeugdzorg onder regie van het ministerie van VWS, de jeugd-ggz die onder de ZVW valt, de zorg voor lvg-jeugd en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van Justitie. Dit biedt voor de RIBW’s wellicht mogelijkheden om aanbod voor jeugdigen te ontwikkelen/verder uit te breiden en dan met name voor de leeftijdscategorie 16 tot 18-jarigen. Desgevraagd geeft de helft van de 16 respondenten aan kansen te zien in deze ontwikkeling, mede vanuit de ervaring die zij reeds hebben met de begeleiding van deze jeugdige doelgroep. Enkele organisaties overwegen actief te worden in deze sector. De overige 6 respondenten zien geen kansen in de jeugdzorgontwikkeling. Onderstaande tabel biedt inzicht in de ondergrenzen van de leeftijd die door de zorgaanbieders worden gehanteerd.
Ondergrens aangeboden zorg dan 16 jaar • Jonger jaar • 16-17 • 18 jaar
50 40
38% 50% 13%
30 20 10 0
21
Ouderen De populatie binnen RIBW’s wordt steeds ouder. Hierdoor ontstaat er een (grotere) groep cliënten die – vaak al op relatief jonge leeftijd – verpleegbehoeftig wordt. Dit is een ontwikkeling waarop ingespeeld zal moeten worden. Alle RIBW’s onderkennen deze problematiek, het percentage verpleegbehoeftigen ligt op dit moment tussen 2% en 15% van de totale populatie cliënten. Het gemiddelde percentage ligt rond de 8%.
Aandeel verpleegbehoeftig van de RIBW’s • 0-5% van de RIBW’s • 6-10% • 11-15% van de RIBW’s
50% 20% 30%
De meeste RIBW’s (ruim 80%) geven aan dat de organisatie nu reeds inspeelt op een eventuele toename van de populatie ouderen. Respondenten hebben afspraken gemaakt met verpleeghuizen in de buurt voor verpleegbehoeften of zijn- in concern verband-zelf aanbieder van verpleeghuizen voor ouderen. Tevens hebben de zelfstandige RIBW’s veelal speciale afdelingen voor ouderen, dit in combinatie met uitwijkmogelijkheden naar verpleeghuizen van andere organisaties.
Samenwerking Samenwerking met ketenpartners is ook voor RIBW’s van steeds groter belang om de continuïteit van zorg te garanderen. Reeds 80% van de ondervraagde instellingen geeft aan reeds één of meerdere geformaliseerde samenwerkingsverbanden te hebben. Collega-aanbieders in de GGZ, VVT en GHZ scoren hoog, evenals woningcorporaties en gemeenten. 100
Samenwerkingsverbanden instelling • Collega-ggz instelling • Collega-MO • Woningcorporatie V&V • Zorginstelling GZ • Zorginstelling • Welzijnsinstelling • Gemeente • Verslavingszorg • Onderwijsinstelling
86% 64% 71% 71% 64% 57% 64% 14% 7%
80 60 40 20
22
0
ICT Algemeen Het gebruik van ICT wordt binnen RIBW-instellingen steeds belangrijker. Niet alleen voor de registratie en uitwisseling van cliëntgegevens, maar ook voor het bieden van hulp (e-health) en het op afstand ondersteunen van de cliënten (domotica). Alle RIBW instellingen, op één na, maken gebruik van een electronisch patiëntendossier. 60% levert één of meerdere vormen van E-Health. De vormen die genoemd zijn: zorg op afstand in combinatie met I Pads, screen to screen zorg, SMS-alert, facebook, afgeschermde website, specifieke datingsite. Vrijwel alle instellingen geven aan de E-Health toepassingen voort te zetten de komende jaren. 60% van de respondenten geeft aan domotica in te zetten voor zorgtoepassingen en ongeveer de helft van de instellingen geeft aan domotica in te zetten voor technische toepassingen in gebouwen.
RIBW’s en gebruik van ICT cliëntendossier • Electronisch • E-health/E-support zorgtoepassingen • Domotica • Domotica ten behoeve van techn. Systemen
100
94% 59% 59% 47%
80 60 40 20 0
Gebruik domotica De domotica wordt door bijna alle RIBW’s ingezet als woninggebonden technologie. Logischerwijs scoort ook veiligheid hoog.
Domotica technologie * • Woninggebonden ** • Veiligheid *** • Sociaal • Persoonlijk hulpmiddel ****
100
89% 67% 56% 44%
*
bediening verlichting/zonwering, klimaatbeheersing, deur open op afstand
**
alarmering, persoonsbeveiliging, dwaal-/valdetectie
***
communicatie, ontspanning, participatie
****
orientatie, hygiene, mobiliteit, structuur
80 60 40 20 0
Het gebruik van domotica voor technische toepassingen in gebouwen hangt meestal samen met veiligheid en beheerssystemen. Een derde van de organisaties gebruikt domotica ten behoeve van onderhoudsdoeleinden.
Technische toepassingen domotica in gebouwen
• Beheerssystemen • Bewaking • Onderhoud
75% 88% 38%
90 75 60 45 30 15 0
RESULTATEN Personeel Instroom en uitstroom en vacatures De gemiddelde personele instroom bedraagt 17% en de uitstroom 11% in 2012. Dit betekent dat de personele formatie van de RIBW’s met 6% is toegenomen. Met betrekking tot vacaturestellingen hebben 8 organisaties gedetailleerde informatie aangeleverd. Deze RIBW’s hadden in 2012 in totaal 518 nieuwe vacatures. Daarvan is in 2012 92% ingevuld. 6% van de vacatures is vervallen zonder ingevuld te zijn. Aan het einde van het jaar hadden de respondenten in totaal 181 vacatures open staan.
Inzet vrijwilligers Het aantal vrijwilligers bedraagt gemiddeld 15% van het totale personeelsbestand. De spreiding rond dit gemiddelde is groot. Bij een aantal organisaties wordt niet of nauwelijks gebruik gemaakt van de inzet van vrijwilligers. Bij 1 organisatie loopt de inzet van vrijwilligers op tot 40% van het totale personeelsbestand. Daarbij worden de vrijwilligers ondermeer ingezet bij vervoer en klussen- en dienstenwinkels.
Flexibele personeelsinzet Het personeelsbestand van de organisaties is opgebouwd uit zowel vaste dienstverbanden als een flexibele schil waaruit wordt geput naar rato van de behoefte aan personeelsinzet. De flexibele schil bedraagt gemiddeld 26% van het totale personeelsbestand. Bij de respondenten varieert het aandeel van de flexibele schil van 14% tot 34%. De flexibele schil bestaat voor meer dan de helft uit medewerkers met een tijdelijke aanstelling voor een vast aantal uren. De min max contracten vertegenwoordigen een kwart van de schil. Bijna 1 op 5 van de flexwerkers heeft een nul uren contract. Slechts 2% wordt ingevuld middels de inzet van uitzendkrachten.
23
Verdeling flexibele schil uren, tijdelijke aanstelling • vaste max contract • min contract • 0-uren • uitzendkrachten
55% 25% 18% 2%
Overige relevante informatie Het gemiddelde FTE percentage van een dienstverband bij de RIBW’s is 0,75%. Dit gemiddelde varieert van 0,67FTE tot 0,84 FTE bij de respondenten. Het aandeel van de overhead (leiding, staf, ondersteuning) bedraagt 22% van het totale personeelsbestand. Bij het VOV-personeel (verpleegkundig, agogisch en verzorgend) wordt het personeel vooral ingezet op de deskundigheidsniveaus 4 en 5.
Procentuele verdeling VOV personeel in FTE Niveau 1
• 5%
Niveau 2
• 5%
Niveau 3
• 16%
Niveau 4
• 45%
Niveau 5
•
29%
24
Scheiden wonen en zorg: Yulius kiest voor “zelfstandig wonen tenzij” voor jongeren met autisme
“Ik besef dat ik anders ben maar wil er zo graag bijhoren”
25
Yulius is een ggz-organisatie die op een breed terrein actief is in de driehoek Rotterdam, Dordrecht Gorinchem. Sinds 2010 bestaat binnen Yulius de divisie Yulius Autisme. Deze divisie bundelt alle organisatieonderdelen binnen Yulius die zich richten op cliënten met autisme, ongeacht hun levensfase en omgeving. In het beleid van Yulius Autisme voor de komende jaren staat het toekomstbestendig maken van de hulpverlening voor mensen met autisme (autismespectrumstoornissen) centraal. Naast het verkorten van de klinische doorlooptijd en aandacht voor e-health is de woonketen hierin een belangrijk punt van aandacht.
Tijdelijkheid staat voorop bij de voorbereiding op het zelfstandig wonen
B
egeleid wonen voor mensen met autisme is één van de diensten van Yulius Autisme. Verspreid over drie panden in Papendrecht, Barendrecht en Rotterdam nemen 84 jongeren en( jong)volwassenen met autisme deze dienst af. De vraag van deze doelgroep is aanzienlijk groter dan het aanbod: de wachtlijsten voor een vorm van beschermd wonen zijn lang. Er zijn nauwelijks doorstroommogelijkheden na het beschermd wonen en er is slechts een beperkt aanbod van woonbegeleiding via ketenpartners beschikbaar.
Satellietwoningen
Per wooncentrum wil Yulius Autisme met woningbouw coöperaties in de omliggende wijk meerdere satellietwoningen beschikbaar stellen. Deze woning huurt de cliënt zelf en via extramurale woonbegeleiding kan de cliënt zorg op maat ontvangen. Omdat de satellietwoningen niet ver van de Beschermde woonvorm liggen kan de cliënt voor dagbesteding, behandeling, training of gewoon een prettig contract, terecht bij de hoofdlocatie. Voor deze doelgroep is het belangrijk dat er mogelijkheden zijn voor dagbesteding voor de persoonlijke ontwikkeling en groei. De dagbesteding Oplossing Waar in het verleden de oplossing voor de wordt vorm gegeven in samenwerking wachtlijsten gezocht werd in het bouwen met ketenpartners van Yulius. of betrekken van meer beschermende woonvormen, kiest Yulius tegenwoordig voor een nieuwe visie: ‘ zelfstandig wonen, tenzij’ en het implementeren van andere daarbij passende woon- en/ of begeleidingsconcepten. In die nieuwe aanpak worden het dagelijks werk, het eigen netwerk en het systeem van de cliënt meer betrokken. Ook de ketenpartners van Yulius Autisme worden steeds belangrijker. Yulius gaat twee van de drie huidige locaties voor beschermd wonen sluiten en daarvoor in de plaats komen er twee centra voor woonbegeleiding op basis van scheiden van wonen en zorg voor cliënten met autisme waarin cliënten nadrukkelijk worden voorbereid op het zelfstandig wonen en tijdelijkheid voorop staat. De twee wooncentra zijn voor cliënten die niet in staat zijn om de regie over hun eigen leven te voeren en behoefte hebben aan een autismespecifiek woonklimaat.
Via trainingen en werkervaringsplaatsen richt het aanbod zich op doorgroeimogelijkheden naar een reguliere baan.
Financiering De zorgverzekeraars en zorgkantoren zijn van begin af aan meegenomen in deze gedachte en staan er positief tegenover. Omdat de locaties in Rotterdam en in Barendrecht dicht gaan, is er geen sprake van uitbreiding, maar van verplaatsing van capaciteit. Per saldo blijven er uiteindelijk zelfs minder Beschermd Wonen plekken over maar komen hier satelietwoningen voor in de plaats. Eind 2013 worden de eerste satelliet woningen betrokken en in 2014 volgt de rest.
De zorg bestaat uit ambulante woonbegeleiding in combinatie met dagbesteding en/of behandeling
26
RESULTATEN Huisvesting Bouwplannen Sinds 2007 laat de vastgoedontwikkeling een sterke volumedaling zien. In 2012 keert deze trend en wordt voor het eerst in vijf jaar een beperkte groei in het aantal plaatsen in ontwikkeling waargenomen. In totaal zijn in 2012 980 plaatsen in ontwikkeling versus 926 plaatsen in 2011. Tweederde van de respondenten geeft aan dat per 31.12.2012 nieuwe huisvestingsinitiatieven worden ontwikkeld.
jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012
plaatsen
3.000 2.500
2.667 2.257 2.487 1.961 926 980
2.000 1.500 1.000 500
2007
2008
2009
2010
2011
2012
De huisvestingsinitiatieven zijn voor 75% vervanging van bestaande huisvesting. Slechts een kwart van de projecten is uitbreiding van capaciteit. Conform de uitkomsten van de voorgaande jaren zijn de woningcorporaties de preferente samenwerkingspartner. Het aandeel “in eigen beheer” neem toe tot een kwart (versus 14% in 2011).
Huisvestingsinitiatieven (in aantal plaatsen) corporaties
projectontwikkelaars
derden/andere in eigen beheer zorgaanbieders
totaal
In 2013 ter uitbreiding In 2013 ter vervanging In 2014 ter uitbreiding In 2014 ter vervanging In 2015 ter uitbreiding In 2015 ter vervanging
124 127 16 83 0 107
0 111 0 21 0 0
52 83 0 0 0 0
46 211 0 0 0 0
221 531 16 104 0 107
Totaal ter uitbreiding komende 3 jaar Totaal ter vervanging komende 3 jaar
140 317 457
0 132 132
52 83 135
46 211 257
237 743 980
47%
13%
14%
26%
100%
De huisvestingsinitiatieven voor 2013 en de volgende jaren voorzien voor 70% in groepswonen met gedeelde faciliteiten en voor 30% in individueel wonen.
27
Flexibiliteit en risicobeheersing Met het oog op de verder invoering van het scheiden van wonen en zorg, alsmede de mogelijke impact van contracteerafspraken met de gemeenten is het voor RIBW’s noodzakelijk om met betrekking tot het vastgoed zo flexibel mogelijk te zijn. De huisvesting van de cliënten (verblijf) en het vastgoed voor ondersteuning en dagvoorzieningen is in 2012 voor meer dan 80% geregeld via huurovereenkomsten. Het merendeel van de huurcontracten heeft een looptijd langer dan 5 jaar.
Verdeling huur / eigendom Huur • • Plaatsen verblijf Eigendom • Huur • • Locaties Eigendom •
81% 19% 87% 13%
28
Passend en betaalbaar wonen De klant staat centraal. De huisvesting moet passen bij de klantbehoeften en diens portemonnee. Maar wat is betaalbaar voor de verschillende cliënten? Onderstaande uiteenzetting gaat in op de betaalbaarheid van huisvesting in relatie tot het inkomen.
Wie is de klant? In dit overzicht is de klant de zelfstandig wonende client in de ggz. Volgens de uitkomsten van de trendrapportage heeft minder dan 10% van de zelfstandig wonende cliënten een betaalde baan. Het merendeel van deze cliënten verkrijgt inkomen uit een Wajong- of bijstandsuitkering.
• de schoonmaak (HH) wordt gedaan door een mantelzorger (€ 0,-); • de cliënt wast zelf; • de cliënt kookt zelf de maaltijd
Naast de uitkering ontvangen cliënten toeslagen, zoals huur- en zorgtoeslag.
De uitgaven
Aan de uitgavenkant wordt rekening gehouden met: • vaste lasten woongebonden (huur, servicekosten, woningonderhoud, gwe, verzekeringen, aansluiting telefoon/internet) Wajong en bijstand • vaste lasten – zorggebonden Hoeveel heeft iemand maandelijks te (zorgverzekering, eigen bijdrage, besteden met een Wajong- of bijstandsevt. huishoudelijke hulp) uitkering? • een Wajong-uitkering wordt gebaseerd • variabele uitgaven (levensonderhoud, kleding en schoenen, vervoerskosten, op het wettelijk minimum loon (wml). gesprekskosten) De uitkering is 75 of 100% hiervan. Het bruto minimumloon van 23 jr en ouder In een basisscenario geldt als uitgangsbedraagt € 1.477,80 bruto per maand punt dat de cliënt een aantal zaken zelf (1 juli 2013). doet dan wel met de hulp van een mantel• de hoogte van een bijstandsuitkering zorger. Het betreft: voor een alleenstaande is € 628,68 netto/mnd incl. vakantiegeld.
alleenstaande Wajong (65- / extramuraal); 100% min.loon alleenstaande Wajong (100% min.loon) + vermogen ( 25.000) alleenstaande Wajong (65- / extramuraal); 75% min.loon alleenstaande Wajong (75% min.loon) + vermogen ( 25.000)
500 400 300 200 100 0 -100 -200 -300 -400
Betaalbare huisvesting? In de betaalbaarheidstoets is uitgegaan van de huurprijsniveaus € 400, € 500 en € 600 per maand + € 75 servicekosten. De huurtoeslag wordt hierop in mindering gebracht. De hoogte van deze toeslag is afhankelijk van inkomen en huurprijs. In onderstaande grafiek is het resultaat “vrij te besteden” (dus het saldo van de inkomsten minus de uitgaven op maandbasis) weergegeven voor de populatie met een Wajong-uitkering waarbij differentiatie plaatsvindt naar percentage minimumloon (varianten 75% en 100%) en vermogenspositie (varianten geen eigen vermogen en een eigen vermogen van € 25.000).
€ 400
60 50 40 30
€ 500
€ 600
29
• cliënten met een Wajong-uitkering ter hoogte van 100% van het wml kunnen een huurprijs van € 600/mnd betalen. Op voorwaarde dat zij geen kosten hoeven te maken voor schoonmaak, wassen en koken (zelf doen of door mantelzorger).
• bij een uitkering van 75% van het wml kan maximaal een huur van €400/mnd betaald worden. Het maandresultaat (inkomen-uitgaven) is dan + € 18,- vrij te besteden!
Indien de cliënt moet betalen voor schoonmaak, waskosten of maaltijdservice wordt het maandresultaat vrij te besteden negatiever. In onderstaande tabel is het maandresultaat weergegeven bij een huurprijs van € 500/mnd.
alleenstaande Wajong-uitkering
huurprijs g 500,-/mnd + servicekosten
A Geheel mantelzorg
B huish.zorg uitbesteden
f 330 f 98 f 20f 237-
f 135 f 97f 215f 432-
100% min.loon 100% min.loon + vermogen (f 25.000) 75% min.loon 75% min.loon + vermogen (f 25.000)
Bij een Wajong-uitkering van 100% van het wml is een maandhuur van € 500,betaalbaar indien geen gebruik wordt gemaakt van maaltijdservice. Met een uitkering van 75% van het wml is € 500,-/mnd onbetaalbaar in het basisscenario. De maximaal te betalen
C huish.zorg, was uitbesteden maaltijdservice
huurprijs voor deze groep is € 450/mnd. Als de cliënt nog diensten moet inkopen (schoonmaak, wassen en maaltijdservice) moet de huur veel lager zijn (huurprijsniveau van maximaal € 250-300). Dit geldt ook voor cliënten die slechts beschikken over een bijstandsuitkering.
f 62 f 170f 288f 578-
D huish.zorg, was uitbesteden
f 88f 320f 438f 728-
30
Samenvatting en conclusie Ontwikkelingen in zorg en organisatie
• Kwaliteitsverbetering en -meting
Alle RIBW’s gebruiken instrumenten om kwaliteit te meten en te verbeteren. De meerderheid gebruikt daarbij MANSA en CQI eventueel in combinatie met andere meetinstrumenten. De participatieladder en zelfredzaamheidsmatrix worden slechts op beperkte schaal toegepast (respectievelijk door 16% en 26% van de respondenten)
• De herstelondersteunende zorg heeft een forse opmars
gerealiseerd: op 1 aanbieder na wordt deze werkwijze door iedereen toegepast en bij een kwart van de organisaties is de werkwijze inmiddels geheel geïmplementeerd.
• FACT Teams en gerelateerd
Tweederde van de RIBW’s participeert in FACT Teams en sociale wijkteams. Eenderde van de respondenten geeft aan samen te werken met de praktijkondersteuners van de huisarts.
• Ontwikkelingen rond doelgroepen:
• ICT
Op 1 uitzondering na maken alle RIBW’s gebruik van het EPD. Daarnaast investeert 60% van de respondenten in één of meerdere vormen van E-health. Domotica wordt vooral ingezet als woninggebonden technologie, maar ook de veiligheidstoepassingen en sociale mogelijkheden scoren hoog.
• Personeel
• Per saldo is de personele formatie in 2012 met 6% toegenomen. Het gemiddelde dienstverband bedraagt 0,75 FTE. Het ziekteverzuim is gemiddeld 5,2%. • Vacatures worden voor 92% probleemloos ingevuld. Slechts 6% van de vacatures vervalt zonder te worden ingevuld. • De RIBW’s maken gebruik van een flexibele schil die gemiddeld 26% van het totale personeelsbestand bedraagt. De schil is met name samengesteld uit formatie met een tijdelijke aanstelling van een vast aantal uren. Ook min-max contracten scoren hoog.
• de helft van de RIBW’s ziet kansen / mogelijkheden om een specifiek aanbod (verder) te ontwikkelen als gevolg van de decentralisatie van de jeugdzorg. • alle RIBW’s stellen de toenemende vergrijzing van hun cliëntpopulatie vast. Hierop wordt geanticipeerd door 80% van de respondenten door samen te werken met organisaties in de ouderenzorg.
Capaciteiten en groei
Beschermd wonen en begeleid zelfstandig wonen (BZW) groeien respectievelijk 5% en 10% in aantal plaatsen in 2012. Daarmee zet de ambulantisering verder door, maar wordt ook invulling gegeven aan de toenemende vraag naar beschermd wonen. In absolute aantallen is het aantal plaatsen beschermd wonen gegroeid naar 9.807 plaatsen ultimo 2012. Het aantal plaatsen BZW bedraagt 12.552 eenheden.
Wachtlijsten
De wachtlijst beschermd wonen wordt ingeschat op 1.600 clienten, een toename van 15% ten opzichte van 2011. De gemiddelde wachtduur bedraagt 236 dagen versus 259 dagen in 2011. De verschillen in wachtduur tussen de RIBW’s zijn groot met een gemiddelde spreiding gaande van enkele maanden tot meer dan een jaar. De wachtlijst BZW bedraagt 780 cliënten, wat een kleine stijging is ten opzichte van 2011. Het aantal cliënten op de wachtlijst varieert binnen een bandbreedte van 0 tot 210. Daarbij is de gemiddelde wachtduur 94 dagen (versus 115 dagen in 2011) met wederom een grote spreiding van 14 dagen wachttijd tot een jaar.
Huisvesting
In 2012 wordt voor het eerst in vijf jaar een beperkte groei in het aantal plaatsen in ontwikkeling waargenomen. Deze huisvestingsinitiatieven zijn voor 75% vervanging van bestaande huisvesting, een kwart van de projecten is uitbreiding van capaciteit. 70% van de RIBW instellingen heeft een taakstelling om de komende jaren intramurale plaatsen af te bouwen. Het gemiddelde afbouwpercentage over de periode 2012-2016 bedraagt 9% van de capaciteit beschermd wonen.
Financieel en markten
De RIBW’s vertegenwoordigen een omzet van € 740 miljoen in 2012. Dit is een groei van 10% ten opzichte van 2012. Uitgaande van een prijs- en indexontwikkeling van 3% is de autonome omzetgroei 7%. Het gezamenlijk resultaat ter hoogte van € 45 miljoen draagt bij aan de groei van het eigen vermogen dat inmiddels € 228 miljoen bedraagt. De gemiddelde solvabiliteit bedraagt 31% met een spreiding tussen de 6% (de relatief armste) en 70% (de relatief rijkste). De financiële reserves vormen een noodzakelijk buffer om continuïteit en kwaliteit van zorg te kunnen blijven borgen in de komende periode van transitie en transformatie. Het voornaamste financieringskader in 2012 blijft de AWBZ met een aandeel van 86%. Het aandeel van de Wmo bedraagt slechts 8% van de totale omzet.
31
Beschermd wonen
In totaal 9.557 cliënten verblijven in beschermd wonen eind 2012. Daarmee groeit de populatie 2,5% oftewel met 238 personen. De totale instroom was 1.623 en de uitstroom 1.385 ( 1 op 7 cliënten). Een derde van de uitstroom is naar een vorm van zelfstandig wonen. De gemiddelde verblijfsduur van de totale uitstroom bedraagt 36 maanden; bij cliënten die uitstromen naar begeleid zelfstandig wonen is dat 26 maanden. In 2012 is het aandeel van de zorgzwaartepakketten (ZZP’s) 1 en 2 fors gereduceerd: ZZP 1 is nagenoeg afgebouwd en het volume ZZP 2 is gehalveerd tot 11% van de totale ZZP mix. Daartegenover staat een substantiële toename van het aandeel van ZZP 3 van 35% naar 48% van de totale ZZP mix. De gerealiseerde productie 2012 blijft overall 1% achter op de productie afspraken . Oorzaak is een snellere afbouw van ZZP 1 en 2 dan de afspraak was. Dit is in aantallen niet geheel
gecompenseerd door de overproductie op de zwaardere ZZP’s. Opvallend is de onderproductie over de hele ZZP-range (met uitzondering van ZZP 5) bij beschermd wonen inclusief dagbesteding.
Begeleid zelfstandig wonen en begeleidingsfuncties
Het aantal cliënten per 31-12-2012 bedraagt in totaal 12.552 dus een groei van 1.107. Het volume van de instroom van 2.527 cliënten komt overeen met de voorgaande jaren. Echter de totale uitstroom bedraagt slechts 1.420 cliënten (versus 2.425 in 2012). Dit wijst mogelijk op een verzwaring van de populatie BZW. De gerealiseerde productie in uren is overall 1,1% hoger dan de productie afspraken. Opvallend is de overproductie op Gespecialiseerde begeleiding (H153) en Dagactiviteiten langdurig zorgafhankelijk (F125)
Conclusie: de toekomst is niet meer wat ze was Het verslagjaar 2012 is voor de RIBW’s duidelijk een overgangsjaar. Een jaar waarin men enerzijds nog volop bezig is met verdere professionalisering en zorginhoudelijke ontwikkeling van de huidige organisatie, maar waarin men zich ook al richt op de ingrijpende veranderingen in de zorg die de komende jaren gestalte zullen krijgen en die tot een transformatie van de huidige organisatie zullen leiden. Ontwikkelingen als het scheiden van wonen en zorg, de decentralisatie van de extramurale begeleiding van de AWBZ naar de Wmo en de voorgenomen overheveling van beschermd wonen naar de gemeenten zijn van grote invloed op de wijze waarop en de context waarbinnen de RIBW’s hun taken in de toekomst zullen uitvoeren.
het leeuwendeel van de productie van de RIBW’s komt te liggen. Daarbij is het van belang dat RIBW’s zich niet enkel concentreren op de centrumgemeenten, maar ook met de regiogemeenten een relatie opbouwen en deze betrekken bij hun plannen en voornemens.
burgerkracht sleutelbegrippen zijn en het motto is één cliënt – één plan – één regisseur.
De veranderingen die de komende tijd op de RIBW’s af komen vragen om sturing en daadkracht. Ze vragen ook om inzicht in het eigen functioneren, zowel kwaliDe van overheidswege gestimuleerde ont- tatief als kwantitatief, opdat duidelijk is waarop gestuurd moet en kan worden. wikkeling dat mensen zo lang mogelijk Het is gebleken dat in het verslagjaar in hun eigen omgeving moeten kunnen 2012 nog lang niet alle gegevens benoblijven wonen, ook als ze door ziekte of digd voor een adequate sturing in volanderssoortige beperking zorg nodig hebben, is van belang voor de werkwijze doende (betrouwbare) wijze worden gereen het aanbod van de RIBW’s. In het ver- gistreerd door de RIBW’s. Een inspanning slagjaar wordt door de RIBW’s niet alleen is hier dan ook zeker wenselijk. op woongebied ingespeeld op deze trend, 2012: een jaar waarin de RIBW’s opnieuw maar nadrukkelijk ook door de implegegroeid zijn, er financieel goed voormentatie van bij normalisering en verstaan en zich met verve richten op maatschappelijking passende werkwijnieuwe werkwijzen en nieuwe taken. De RIBW’s anticiperen op deze ontwikke- zen. Herstelgerichte zorg is vrijwel door De komende jaren zullen de RIBW’s op lingen in 2012 door hun klinische capaci- iedere RIBW omarmd, er wordt gewerkt teit van met name de lichtere zorgzwaar- met ervaringsdeskundigen en instrumen- de proef gesteld worden: nieuwe taken, ten als de zelfredzaamheidsmatrix en de nieuwe partners, grotere onzekerheden, tepakketten af te bouwen, door nieuwe afscheid van vertrouwde concepten. De woonconcepten te entameren en de blik participatieladder worden toenemend taal van de gemeente leren spreken, de toegepast. Bovendien participeren de meer op de gemeente te richten. wijk in, omgaan met minder bestaansRIBW’s in FACT teams en sociale teams zekerheid, meer en meer betrouwbare in de wijken. De komende jaren zullen Deze laatste trend zal de komende jaren stuurinformatie – er komt heel wat op RIBW’s hun werkwijze verder dienen te versterkt doorgezet moeten worden om de RIBW’s af de komende jaren. Nee, de ontwikkelen en uit te rollen zodat deze de relatie met de gemeente verder op te toekomst is niet meer wat ze was, maar nog beter aansluit op de maatschappebouwen. De gemeente wordt de belanghet zal er ongetwijfeld een zijn waarin de rijkste partner van de RIBW’s nu daar de lijk wens om de zorg en ondersteuning RIBW’s een rol met toegevoegde waarde verantwoordelijkheid en de regie - inclu- wijkgericht te organiseren, waarbij de cliënt centraal staat, zelfredzaamheid en kunnen spelen. Werk aan de winkel! sief de bijbehorende budgetten - voor
32
Leden RIBW Alliantie Noord Holland HVO Querido Cordaan RIBW ZaanstreekWaterland en West Friesland RIBW Kennemerland/Amstelland en de Meerlanden
Amsterdam Amsterdam Purmerend Haarlem
Zuid Holland Stichting PerspeKtief RIBW Fonteynenburg Pameijer Stichting Anton Constandse Yulius
Delft Zoetermeer Rotterdam Den Haag Dordrecht
Utrecht Kwintes SBWU Eleos RIBW Gooi & Vechtstreek
Zeist Utrecht Amersfoort Huizen
Gelderland Riwis IrisZorg RIBW Arnhem & Veluwe Vallei RIBW Nijmegen & Rivierenland
Apeldoorn Arnhem Arnhem Nijmegen
Overijssel RIBW groep Overijssel
Zwolle
33
Drente Promens Care
Assen
Noord Brabant RIBW Brabant
Tilburg
Limburg Mensana RIBW Noord- en Midden Limburg RIBW Heuvelland en Maasvallei
Venlo Maastricht