agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie
84 December 2014
Impactanalyse van het TETRA-programma periode 2008-2013 Bram Kaashoek, Jaap Veldkamp, Leonique Korlaar, Bert Minne, Jessica Steur (Dialogic)
Colofon
IWT-studies worden uitgegeven door het agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de eigen standpunten die worden ingenomen bij de uitwerking van de studies.
Wilt u meer weten
De studie is ook terug te vinden op: http://www.iwt.be/publicaties.
Contacteer de auteurs: Dialogic Hooghiemstraplein 33-36 3514 AX Utrecht Tel. +31 (0)30 215 05 80 Fax +31 (0)30 215 05 95 www.dialogic.nl
Publicatiedatum: December 2014 Copyright: Overname wordt toegestaan, behalve voor handelsdoeleinden, mits bronvermelding
Impactanalyse van het TETRA-programma – periode 2008-2013
In opdracht van: IWT Publicatienummer: 2013.159-1420 Datum: Utrecht, december 2014 Auteurs: Bram Kaashoek Jaap Veldkamp Leonique Korlaar Bert Minne Jessica Steur
Inhoudsopgave Managementsamenvatting ......................................................................... 4 1
2
3
4
5
Inleiding ............................................................................................... 7 1.1
Aanleiding ..................................................................................................7
1.2
Doel- en vraagstelling ..................................................................................7
1.3
Aanpak van de studie ..................................................................................8
1.4
Leeswijzer..................................................................................................8
Het TETRA-programma ......................................................................... 9 2.1
Het TETRA-programma & programmamodaliteiten ...........................................9
2.2
Huidig projectenportfolio ............................................................................ 11
Werking TETRA-programma en uitvoering van de projecten ............... 17 3.1
Voorbereiding & aanvraagprocedure ............................................................ 17
3.2
Voorbereidingsprojecten ............................................................................ 19
3.3
Redenen voor deelname ............................................................................. 20
3.4
Samenstelling en werking gebruikersgroep ................................................... 22
3.5
Samenwerking tijdens de uitvoering van projecten......................................... 28
3.6
Duur en uitloop van projecten ..................................................................... 31
3.7
Knelpunten bij de uitvoering van projecten ................................................... 32
3.8
Opvolging aanbevelingen eerdere evaluaties ................................................. 35
Resultaten en impact van het TETRA programma................................ 37 4.1
Het realiseren van doelen en algemene tevredenheid ..................................... 37
4.2
Directe projectresultaten en het verspreiden daarvan ..................................... 40
4.3
Benutting resultaten & impact ..................................................................... 43
4.4
Additionaliteit ........................................................................................... 50
4.5
SWOT-analyse .......................................................................................... 52
Conclusies en aanbevelingen .............................................................. 55 5.1
Conclusies ............................................................................................... 55
5.2
Aanbevelingen .......................................................................................... 58
Bijlage I. Interviewrespondenten ............................................................. 61 Bijlage II. Portfolio-analyse ..................................................................... 63
Managementsamenvatting Het TETRA-programma volgde in 2004 het HOBU-fonds op dat vanaf 1997 in het leven was geroepen om het tekort aan middelen van hogescholen voor technologisch onderzoek te verhelpen. De Vlaamse overheid heeft met het TETRA-programma voor ogen om de innovatiecapaciteit van bedrijven (in het bijzonder kmo’s) en social profit organisaties te verhogen door het omzetten van technologie en (wetenschappelijke) kennis naar concrete, bruikbare concepten en toepassingen. Tegelijk wil men via TETRA de kennisbasis van hogescholen en universiteiten doen toenemen en beter laten aansluiten op de praktijk. Jaarlijks lanceert IWT een oproep voor TETRA, waarbij circa 8 miljoen euro per oproep beschikbaar is voor het ondersteunen van projectvoorstellen. Vlaamse hogescholen en universiteiten mogen voorstellen indienen (al dan niet in consortium). Zij stellen voor ieder project een gebruikersgroep samen bestaand uit belangrijke stakeholders en vertegenwoordigers van de doelgroep. De ondernemingen uit de doelgroep cofinancieren het project voor 7,5%. TETRA-projecten duren 2 jaar, met uitzondering van projecten met een Europese component (CORNET-projecten). Deze projecten kunnen tot 3 jaar uitlopen indien nodig voor synchronisatie met de buitenlandse partners. Professionele bachelor-opleidingen hebben daarnaast de mogelijkheid om een eenjarig voorbereidingsproject in te dienen. In 2007 werd een eerste effectmeting uitgevoerd. IWT gaf in 2014 de opdracht aan onderzoeksbureau Dialogic om een resultaat-, effect- en impactmeting voor de periode 2008-2013 uit te voeren. Dialogic baseerde de studie op een portfolioanalyse en een online bevraging van aanvragers (onderzoekers aan hogescholen en universiteiten, n=144, responsrate 53%) en bedrijven uit de gebruikersgroep (n=1209, responsrate 23%). De online bevraging werd aangevuld met een interviewronde bij bedrijven en projectuitvoerders (n=19). De belangrijkste resultaten op een rij naar onderwerp: Portfolio-analyse TETRA-programma 1.
In de periode 2008-2013 werden jaarlijks gemiddeld 68 projectaanvragen ingediend, waarvan gemiddeld de helft wordt gesteund door IWT. De meerderheid van de toegekende projecten heeft nog steeds een technologische focus, ondanks de verruiming van het begrip innovatie in de regeling: ook niet-technologische innovatieprojecten kunnen gesteund worden. Het gemiddelde steunbedrag van de gehonoreerde projecten bedraagt 350 keuro. Het aantal projectpartners per project varieert tussen de 2 en 4 partners en is vrij constant over de jaren heen.
Redenen deelname TETRA-programma en vraagsturing 2.
3.
4
Bedrijven en social profit organisaties doen mee met TETRA-projecten die aansluiten op hun kernactiviteiten. Door deelname hopen bedrijven en social profit organisaties nieuwe kennis op te doen en, in het bijzonder, netwerkrelaties met hoger onderwijsinstellingen (verder) uit te bouwen. Voor bedrijven is de brugvorming tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven daarmee een belangrijk kenmerk van het TETRAprogramma. Het initiatief tot het indienen van een projectvoorstel ligt bij hoger onderwijsinstellingen. Voor hen geldt dat zij vooral deelnemen aan TETRA om relaties aan te gaan en/of te onderhouden met andere onderwijsinstellingen en om kennis
Dialogic innovatie ● interactie
m.b.t. een concreet vraagstuk te verkrijgen. Wel betrekken ze bedrijven en/of social profit organisaties in veel gevallen al in een vroeg stadium. Vroege betrokkenheid leidt tot meer tevredenheid onder de deelnemers, ook al geven zij aan slechts beperkt invloed te hebben op de richting van het onderzoek. Voorbereidingsprojecten & projecten met een internationaal luik 4. Per jaar starten ongeveer drie voorbereidingsprojecten om vakgroepen van professionele bacheloropleidingen meer bedreven te maken in toegepast onderzoek. De meeste projecten worden uitgevoerd in een sociale context (ziekenhuizen, welzijnswerk, thuiszorg, vrijetijdseconomie, onderwijs). 5. Het internationale deel binnen TETRA is aantrekkelijk voor projectuitvoerders. Op die manier komen zij in contact met internationale projectpartners binnen een Europees netwerk. De internationale projecten leveren echter niet per definitie ook wat extra’s op voor bedrijven en social profit organisaties in de gebruikersgroep. Samenstelling & werking gebruikersgroep 6.
7.
8.
De gebruikersgroepen van TETRA bestaan overwegend uit bedrijven met een innovatief karakter die bekend zijn in het Vlaams innovatiesysteem en de weg naar IWT kennen. Het fungeren als klankbord voor onderzoekers (73%) en het inbrengen van praktijkcases en ervaringen uit hun eigen onderneming (71%) zien de gebruikersgroepleden als hun belangrijkste taak binnen de gebruikersgroep. Vanuit die praktijkervaringen kunnen zij goed inschatten tegen welke (technische) problemen andere organisaties in de bredere doelgroep lopen. Minder innovatieve bedrijven zijn zeer welkom in de gebruikersgroep. Binnen elke gebruikersgroep is er een kerngroep van bedrijven waarmee de samenwerking intensief is (bijvoorbeeld rondom casestudies) en een overige groep bedrijven, waarmee de samenwerking veel minder intensief is. TETRA bereikt geen unieke doelgroep van bedrijven. Er is overlap met bedrijven die ook deelnemen aan gebruikersgroepen van VIS-trajecten en/of al individuele bedrijfssteun verkregen bij IWT.
Uitvoering TETRA-projecten 9.
De looptijd van twee jaar voor reguliere TETRA-projecten wordt als goed ervaren, hoewel projectuitvoerders graag de mogelijkheid zien om langer lopende projecten uit te voeren. Gebruikersgroepleden hebben daar echter doorgaans geen behoefte aan. 10. Ondanks de soms conflicterende wensen en belangen van uitvoerders en gebruikersgroepleden verloopt de onderlinge samenwerking vrij goed. De open houding binnen de projecten bevordert kennisuitwisseling, waardoor de kwaliteit van projectresultaten toeneemt. Samenwerkingsrelaties tussen uitvoerders en leden van de gebruikersgroep worden regelmatig voortgezet na afloop van een TETRA-project. Daarnaast ontstaan ook clusters van bedrijven/social profit organisaties die elkaar regelmatig in gebruikersgroepen tegenkomen. 11. Het bijeenbrengen van voldoende cofinanciering, gemiddeld 1.500 en 2.500 euro per lid van de gebruikersgroep, wordt door de aanvragers als uitdaging gezien. Opvallend genoeg vinden leden van de gebruikersgroep het geen probleem om financieel bij te dragen. Dit duidt er op dat een deel van de doelgroep wel benaderd is door projectdeelnemers, maar niet heeft toegezegd om te participeren. Het verschil in uitgangspunt van de aanvragers/uitvoerders om een TETRA-project op te zetten versus dit van de bedrijven om er aan deel te nemen is hier wellicht niet vreemd aan.
Dialogic innovatie ● interactie
5
Directe output en verspreiding resultaten 12. Door het toch nog overwegend technische profiel van TETRA-projecten ontstaan vaak technische eindproducten, zoals demonstratieapparatuur, rekenmodellen en prototypes. Deze eindproducten worden veelal via presentaties en workshops verspreid. De trend om meer casestudies in te zetten om de bedrijven in de doelgroep bewuster te betrekken en hen te tonen hoe nieuwe technologieën en andere inzichten daadwerkelijk in de praktijk werken, blijft ondanks aansporingen van IWT uit. Hoewel werkgevers- en sectororganisaties vaak in gebruikersgroepen zitten, verspreiden zij niet altijd relevante kennis onder hun achterban. Hier is potentieel tot verbetering. Kennisbenutting & impact 13. Zowel projectuitvoerders als leden van de gebruikersgroep zijn overwegend positief over TETRA. Tevredenheid van de gebruikersgroepleden hangt sterk samen met de kwaliteit van het onderzoek en het moment waarop zij betrokken zijn geraakt. Bedrijven/social profit organisaties die tijdens de projectdefinitie werden betrokken, zijn het meest tevreden. 14. TETRA zorgt voor extra aandacht voor O&O en innovatiemanagement, levert waardevolle netwerkrelaties met hoger onderwijsinstellingen op en verhoogt het algemene kennisniveau van bedrijven binnen de onderwerpen van de TETRA-projecten zodat strategische (investerings)beslissingen meer gefundeerd genomen worden. TETRA draagt op deze manier bij tot de algemene innovatiecapaciteit van de doelgroep. Gebruikers zien TETRA vooral als ‘insight-’, scoutingsen netwerkinstrument. Directe resultaten van TETRA-projecten zijn nuttig om kennis op te doen over een bepaald thema, maar leiden niet tot directe/onmiddellijke benutting (onder vorm van nieuwe producten, diensten of verbeterde processen) bij bedrijven in de bredere doelgroep. Bedrijven en social profit organisaties ervaren de resultaten vaak als generiek en moeten zelf nog investeren (ook in tijd) om inzichten in de eigen organisatie te implementeren. 15. TETRA leidt relatief snel (binnen een jaar na afloop van een project) tot impact in het hoger onderwijs. Het gaat dan vooral om incrementele onderwijsaanpassingen, zoals het verrijken van bestaande vakken met empirisch materiaal, en een grotere ‘pool’ van bedrijven waar studenten hun masterproef kunnen doen. Additionaliteit 16. De additionaliteit van het TETRA-programma is hoog (ordegrootte 66%). Dat betekent dat het TETRA-programma typische projecten, en daarmee resultaten, uitlokt die anders (zonder subsidie) niet tot stand waren gekomen. Analyse van de administratie en de programmaopzet van TETRA, de interviews en de elektronische enquêtes hebben geleid tot een SWOT-analyse van TETRA op programmaniveau. Deze geeft een goede synthese van het TETRA programma. De conclusies van de studie hebben geleid tot een set van 10 praktische aanbevelingen.
6
Dialogic innovatie ● interactie
1 Inleiding Het programma TETRA 1 is gericht op het stimuleren van kennisoverdracht tussen instellingen binnen het hoger onderwijs (hogescholen en universiteiten) die actief bezig zijn met praktijkgericht onderzoek en ondernemingen. In opdracht van IWT heeft Dialogic een impactmeting uitgevoerd van het TETRA-programma. De aanleiding en opzet van de studie lichten we onderstaand toe.
1.1 Aanleiding Een goed ontwikkelde wisselwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven wordt over het algemeen gezien als een belangrijke vereiste om te komen tot een effectief innovatiesysteem en een concurrerende kenniseconomie. Deze wisselwerking is echter lang niet altijd evident. In veel gevallen lijdt het innovatiesysteem aan de gevolgen van de innovatieparadox: de kennisopbouw is hoog, maar deze kennis vindt moeilijk haar weg naar nieuwe industriële activiteiten of naar nieuwe maatschappelijke toepassingen2. IWT ontwikkelde diverse programma’s om deze innovatieparadox op te lossen. Veelal door onderzoekers te stimuleren om meer toepassingsgericht te werken door bijvoorbeeld de subsidiëring van het strategisch basisonderzoek, diverse vormen van collectief onderzoek en innovatiestudies en –projecten. Het HOBU-Fonds, later opgevolgd door het TETRAprogramma, past in deze strategie3.
1.1.1 Oprichting HOBU-Fonds & het TETRA-programma Het HOBU-Fonds werd in 1997 opgericht door IWT naar aanleiding van een richtlijn van de Vlaamse regering die het tekort aan middelen van hogescholen voor technologisch onderzoek beoogde te verhelpen. Aanvullend moest het HOBU-Fonds bijdragen aan een verbeterde doorstroming van technologische expertise naar bedrijven. Vlaamse hogescholen konden een projectaanvraag indienen voor technologieverkenning, -vertaling en –verspreiding over een periode van maximaal twee jaar. In 2004 werd dit programma opgevolgd door het TETRA-programma dat zich richt op het stimuleren van kennisoverdracht tussen instellingen van hoger onderwijs en ondernemingen. Jaarlijks lanceert IWT een oproep voor TETRA, waarbij circa 8 miljoen euro per oproep beschikbaar is voor het ondersteunen van projectvoorstellen. In 2007 werd een eerste effectmeting uitgevoerd. Nu is het moment om een tweede effectmeting uit te voeren (die betrekking heeft op de periode 2008-2013).
1.2 Doel- en vraagstelling De studie heeft tot doel om een resultaat-, effect-, en impactmeting uit te voeren van het TETRA-programma voor de periode 2008-2013. Concreet gaat het om het inzicht krijgen in:
1
Voorheen een afkorting van TEchnologieTRAnsfer. Inmiddels wordt TETRA als naaamsbegrip gebruikt, omdat de regeling niet langer meer gericht is op enkel ‘technologie’.
2
Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (2006). Technologie en innovatie in Vlaanderen: prioriteiten – synthesenota en aanbevelingen.
3
Reyssen, S. et al. (2007). Tetra/Hobu Effect- en Outputmeting.
Dialogic innovatie ● interactie
7
Type projecten en aanvragers: o.a. typologie van aanvragers, typologie van gebruikers (en bredere doelgroep), type activiteiten/doelstellingen, thema’s en aandeel van voorbereidingsprojecten; Behaalde resultaten, toepassing en impact: o.a. output en behaalde resultaten binnen de projecten, toepassing van kennis en resultaten, effecten en impact van de projectresultaten, additionaliteit van de IWT-steun; De opzet van het TETRA programma: evaluatie van het projectverloop, evaluatie van het programmaconcept en –proces inclusief aandacht voor de toegevoegde waarde van de voorbereidingsprojecten en projecten in internationale context. Het doel van de studie is niet om het IWT-proces (communicatie rondom het programma, evaluatieproces, begeleiding van projecten, etc.) te evalueren.
1.3 Aanpak van de studie Voor de uitvoering van de studie is gebruik gemaakt van een portfolioanalyse, een online bevraging onder aanvragers en leden van de gebruikersgroep van TETRA-projecten en een interviewronde onder aanvragers en gebruikers:
Portfolioanalyse: de portfolioanalyse vormt een substantieel element van het onderzoek en omvat een analyse van alle afgehandelde projectaanvragen (zowel gehonoreerde als afgewezen projectvoorstellen) waarbij de belangrijkste kenmerken van de projecten in kaart zijn gebracht. Ook verschuivingen in de tijd zijn op deze manier inzichtelijk gemaakt. Online bevraging: Om een inschatting te maken van de werking, resultaten en effecten van het TETRA-programma is een elektronische vragenlijst uitgezet onder zowel aanvragers (n=144) als leden van de gebruikersgroepen (n=1209). De respons bedraagt respectievelijk 53%4 en 23%5. Interviews: aanvullend op de online bevraging zijn er 19 diepte-interviews afgenomen met aanvragers en gebruikers (zie bijlage I voor de namen van gesprekspartners). De interviews waren uitermate geschikt om – naast het meer feitelijke materiaal uit de portfolioanalyse en de tabellen en grafieken uit de webenquête – te vragen naar meer subjectieve zaken zoals verwachtingen, opinies en attitudes met betrekking tot het TETRA-programma.
1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft kort de opzet van het TETRA-programma. Hierin staan we stil bij het doel van het programma alsook de belangrijkste programmamodaliteiten. Ook beschrijven we kort de belangrijkste uitkomsten van de portfolioanalyse. De werking en uitvoering van het TETRA-programma komen aan bod in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 4 staan we stil bij de resultaten en impact van de uitgevoerde TETRA-projecten. De belangrijkste conclusies en enkele aanbevelingen presenteren we tot slot in hoofdstuk 5.
4
Aantal aanvragers begonnen aan het invullen van de vragenlijst: 85 (59%). Totaal aantal volledig ingevulde vragenlijsten: 77 (53%).
5
Aantal leden van de gebruikersgroepen begonnen aan het invullen van de vragenlijst: 373 (31%). Totaal aantal volledig ingevulde vragenlijsten: 276 (23%). Deze groep respondenten bestond voor 70% uit vertegenwoordigers van bedrijven, 22% van instituten (zoals collectieve centra, strategische onderzoekscentra, Competentiepolen, in sommige gevallen ook toehoorders van universiteiten, hogescholen of daar aan gelieerde instituten), 6% beroepsorganisaties/federaties en 2% social profit organisaties.
8
Dialogic innovatie ● interactie
2 Het TETRA-programma In dit hoofdstuk staan we kort stil bij de inrichting van het TETRA-programma. We beschrijven de opzet van het programma en vatten het portfolio van projecten uit de afgelopen jaren samen. Voor een volledig overzicht van de portfolioanalyse verwijzen we naar bijlage II.
2.1 Het TETRA-programma & programmamodaliteiten 2.1.1 Doel van het programma Het TETRA-programma heeft een tweeledig doel:6
Ten eerste beoogt het programma de innovatiecapaciteit bij bedrijven en social profit organisaties te verhogen door het omzetten van technologie en (wetenschappelijke) kennis naar concrete, bruikbare concepten en toepassingen. Dit moet uiteindelijk leiden tot impact op het vlak van economische activiteit en tewerkstelling. Ten tweede streeft het programma naar het verhogen van de kennisbasis van hogescholen en universiteiten door de integratie van TETRA-projecten in het onderwijsaanbod. Sinds 2009 moet de relevantie van het project voor de onderwijsactiviteiten van minstens één van de aanvragende instellingen worden aangetoond 7 . Op deze wijze wordt een betere aansluiting tussen onderwijsinstellingen en de praktijk gefaciliteerd en wordt er een brug geslagen tussen hoger onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven.
Sinds 2011 staat TETRA open voor projecten met een niet-technologische focus en vanaf 2013 voor projecten gericht op maatschappelijke uitdagingen met social profit organisaties als doelgroep.
2.1.2 Budget Jaarlijks lanceert IWT een oproep, waarbij circa 8 miljoen euro beschikbaar is voor projecten. De steun voor projecten bedraagt maximaal 92,5% van de aanvaarde begroting, waarbij de begroting minimaal 100.000 euro en maximaal 480.000 euro mag bedragen per project. Ondernemingen uit de doelgroep cofinancieren het project voor 7,5%8.
2.1.3 Aanvragers Projecten kunnen worden aangevraagd door onderzoeksgroepen van Vlaamse instellingen van hoger onderwijs (hogescholen en universiteiten). Deze onderzoeksgroepen dienen een focus op praktijkgericht onderzoek te hebben en het project dient gerelateerd te zijn aan de onderwijsopdracht van de instelling. Een project kan worden ingediend als er aantoonbare behoefte is aan een dergelijk project bij de doelgroep van de resultaten, die wordt vertegenwoordigd door de leden van de gebruikersgroep. Prioritair hierin zijn ondernemingen uit de social profit sector en niet O&O intensieve kmo’s. Sinds 2008 dienen
6
http://www.iwt.be/subsidies/tetra
7
Oproepdocument voor projectaanvragen 2009-2010 TETRA
8
http://www.iwt.be/subsidies/tetra/steun
Dialogic innovatie ● interactie
9
projecten een sterker praktijkgericht karakter te hebben en dient de interactie met de gebruikersgroep intensiever te zijn.
2.1.4 Type & duur projecten Projecten binnen TETRA hebben een collectief karakter en de resultaten zijn, na afloop van het project, beschikbaar (aan marktconforme voorwaarden) voor elke organisatie in de Europese Gemeenschap. De projecten kennen bovendien een economische finaliteit. Dit betekent dat de projectresultaten aanleiding moeten geven tot economische voordelen bij de doelgroep (te vertalen in omzet, competitiviteit, kostenbesparingen, tewerkstelling, en investeringen bij ondernemingen in Vlaanderen). Projectactiviteiten kunnen bestaan uit kennisbundeling (literatuuronderzoek, octrooionderzoek, etc.), vergelijkende testen (van producten, aanbieders, technologieën), testen in labo-omgevingen of concrete toepassingsdomeinen (proeftuinen, bedrijfspilots) 9. In 2008 bestond de mogelijkheid van 3-jarige trajecten, echter werd het onderzoek vooral uitgespreid. In 2011 is bepaald dat TETRA projecten in principe in 2 jaar afgerond moeten zijn, met uitzondering van goedgekeurde projecten met een Europese component (CORNET-projecten). Voor deze projecten kan een uitloop aan worden gevraagd van maximaal 1 jaar, indien dit nodig is voor synchronisatie met buitenlandse partners. Vanaf 2008 zijn ook voorbereidingsprojecten mogelijk. Vanaf 2011 zijn deze trajecten voorbehouden aan professionele bacheloropleidingen. Onderzoeksgroepen verbonden aan de professionele bachelor opleidingen van hogescholen wordt de mogelijkheid geboden een aanvraag in te dienen voor een eenjarig voorbereidingsproject (min. 100.000 euro en max. 120.000 euro), waarin gezocht wordt naar partners, bedrijven en social profit ondernemingen en een werkplan wordt opgesteld.
2.1.5 Selectieproces Jaarlijks lanceert IWT een oproep, waarbij aanvragers doorgaans 2,5 maand de tijd hebben om een aanvraag in te dienen. Na indiening gaat het IWT na of de projectaanvragen voldoen aan alle formele eisen10. Alle ontvankelijke aanvragen worden beoordeeld door het IWT met advies van externe deskundigen 11 . In de oproepen (2007-2011) werden de voorstellen enerzijds beoordeeld op technisch-wetenschappelijke kwaliteit en anderzijds op valorisatiepotentieel. Vanaf 2011 werden de criteria enigszins herschikt tot de onderstaande set. De voorstellen worden geëvalueerd op de volgende twee dimensies: de projectkenmerken en de kwaliteit van de projectuitvoering (zie Tabel 1). Op basis van de beschikbare informatie en het advies van de externe deskundigen wordt vervolgens door de Raad van Bestuur van IWT een beslissing genomen over de omvang en de aard van de steun alsmede over de bijzondere voorwaarden en modaliteiten ervan.
9
Handleiding TETRA, november 2012
10
11
Tijdige indiening, hoofdaanvragers is een Vlaamse instelling voor hoger onderwijs en medeaanvragers zijn dat ook of zijn onderzoeksorganisaties, alle rubrieken van de aanvraag zijn ingevuld, het project voldoet aan de eisen van begroting, de projectresultaten zijn niet exclusief voor de primaire sector, het project voorziet in een gebruikersgroep en eventuele opmerkingen van deskundigen als het gaat om een aanvraag die in een eerdere oproep niet gehonoreerd is. http://www.iwt.be/subsidies/tetra/projectaanvraag
10
Dialogic innovatie ● interactie
Tabel 1. Selectiecriteria voor de oproepen in de periode 2011-2013 Selectiecriteria vanaf 2011 Projectkenmerken A1. Relevantie van het voorbereidingsproject voor TETRA voorbereidingsprojecten A2. Potentieel op een breed bereik in Vlaanderen (voorbereidingsprojecten) Projectkenmerken 2-jarige trajecten
Kwaliteit uitvoering voorbereidingsprojecten Kwaliteit uitvoering 2jarige trajecten
A3. A1. A2. A3. A4. A5.
Potentiële impact op de doelgroep (voorbereidingsprojecten) Relevantie van projectdoelstellingen voor TETRA (2-jarige trajecten) Collectief karakter van het project (2-jarige trajecten) Complementariteit met andere onderzoeksactiviteiten en/of subsidies Impact op het innovatiepotentieel van de doelgroep Potentiële economische impact op de doelgroep
A6. Potentiële ecologische impact (duurzame technologische ontwikkeling) B1. Kwaliteit van het werkplan (inclusief value for money) - inclusief inzet van grote onderaannemingen B2. Competentie en expertise uitvoerders B1. Competentie, Kwaliteit van de samenwerking (indien voorzien) en track record (indien van toepassing) B2. Betrokkenheid van de doelgroep (via gebruikersgroep) B3. Kwaliteit van het werkplan (incl. value for money) incl. inzet van grote ondernemingen B4. Kwaliteit van de valorisatieaanpak
2.2 Huidig projectenportfolio In het kader van deze evaluatie is voor de periode 2008-2013 is een portfolioanalyse uitgevoerd van het TETRA-programma waarbij de belangrijkste kenmerken van de projecten in kaart zijn gebracht. In deze paragraaf vatten we de belangrijkste conclusies samen. Zie bijlage II voor een volledig overzicht van de portfolioanalyse. In de periode 2008-2013 werden jaarlijks gemiddeld 68 projectaanvragen ingediend, variërend van 53 aanvragen in 2013 tot 84 aanvragen in 2010. Van alle aanvragen werden er jaarlijks gemiddeld 33 projecten gehonoreerd (zie Tabel 2). Tabel 2. Overzicht aantal projectaanvragen en gestarte projecten (2008-2013) Aantal projectaanvragen Totaal aantal TETRA projecten gestart, waarvan… Reguliere TETRA-projecten Voorbereidingsprojecten Internationale projecten (EraSME/CORNET) Bron: nota’s Raad van Bestuur
2008 63 34 27 5 2
2009 60 36 31 1 4
2010 84 30 22 2 6
2011 78 33 20 1 12
2012 75 33 22 4 7
2013 53 30 22 5 3
Het aantal aanvragen is vergelijkbaar met het aantal aanvragen in de periode 1997-200612 (toen er gemiddeld 65 aanvragen werden ingediend). Het aantal gehonoreerde aanvragen is wel duidelijk gestegen: van gemiddeld 23 gehonoreerde aanvragen in de periode 19972006 naar gemiddeld 33 gehonoreerde aanvragen nu. De omvorming van HOBU naar TETRA heeft geen grote wijziging teweeg gebracht ten aanzien van het aantal aanvragen. Wel lag het aantal aanvragen (en ook gehonoreerde projecten) in de beginjaren van HOBU lager dan latere jaren (met uitzondering van het eerste jaar, waarin het aantal aanvragen uitzonderlijk hoog was). Oorzaak is een vergroting van de beschikbare enveloppe in 2000. Zie onderstaande tabel voor een overzicht van het aantal aanvragen en gehonoreerde projecten in de periode 1997-2006.
12
Daar waar wij in dit rapport de vergelijking maken met de periode 1997-2006, worden onderzoeksresultaten vergeleken met die uit de vorige evaluatiestudie: Tetra/Hobu Effect- en Outputmeting Juli 2007.
Dialogic innovatie ● interactie
11
Tabel 3. Overzicht aantal projectaanvragen en gestarte projecten (1997-2006) 1997 1998 1999 2000 Aantal projectaanvragen 87 46 49 62 Gehonoreerde projecten 20 20 18 26 Bron: Tetra/Hobu Effect- en Outputmeting Juli 2007
2001 59 24
2002 69 26
2003 78 25
2004 65 23
2005 60 26
De totale toegekende steun lag in de periode 2008-2013 tussen de 7,1 miljoen euro en 9,4 miljoen euro per jaar (afhankelijk van de beschikbare jaarlijkse enveloppe). Dit is duidelijk hoger dan in de periode 1997-2006 toen de toegekende steun varieerde van 4,2 miljoen (in de begin jaren van HOBU) en 6,5 miljoen euro (in 2006). In alle jaren is de gevraagde steun hoger dan de toegekende steun. In 2010 en 2011 is de gevraagde steun zelfs meer dan 20 miljoen euro (zie Figuur 1). Het steunbedrag van de gehonoreerde projecten varieert van 125.000 euro tot 480.000 (met een gemiddelde van 353.584 duizend euro). De projecten hebben daarmee gemiddeld een grotere omvang dan in de periode 1997-2006, toen het gemiddelde projectbudget 235.232 euro bedroeg. 60%
€ 25.000.000
50%
€ 20.000.000
40% € 15.000.000 30% € 10.000.000 20% € 5.000.000
10% 0%
€0 2008 Steun gevraagd
2009
2010
2011
Steun toegekend
2012
2013
Slaagkans (% toegekend)
Figuur 1. Aangevraagde en toegekende steun en slaagpercentage 2008-2013 (bron: nota’s Raad van Bestuur)
Het aantal projectpartners per project varieert tussen de 2 en 4 partners en is redelijk constant over de jaren heen. Er is geen significant verschil in aantal projectpartners tussen gesteunde en afgewezen voorstellen.
2.2.1 Type aanvragers: Universiteiten versus hogescholen De hoofdaanvrager mag een Vlaamse hogeschool of universiteit zijn. In de periode van ons evaluatieonderzoek (2008-2013) is er veel gebeurd in het Vlaamse hoger onderwijssysteem. Zo heeft de academisering van het hoger onderwijs geleid tot transformaties van instellingen, tot fusies en inkanteling van onderzoeksgroepen van hogescholen binnen universiteiten. In de periode 2008-2013 waren 173 verschillende onderzoeksgroepen betrokken bij goedgekeurde TETRA-projecten. Op basis van een interne analyse door IWT stellen we vast dat ruim de helft daarvan (57%) één TETRA-project uitvoerde, een kwart was betrokken bij twee projecten en de resterende onderzoeksgroepen voerden minimaal drie TETRAprojecten uit in de periode 2008-2013 (met een maximum van wel 12 projecten, die werden uitgevoerd door Mobilab, het multidisciplinair expertisecentrum op het raakvlak van welzijn en technologie, verbonden aan Thomas More).
12
Dialogic innovatie ● interactie
2006 77 26
Kijken we naar de verhouding hogescholen en universiteiten dan blijken hogescholen relatief vaak een aanvraag in te dienen; in de periode 2008-2013 werd gemiddeld 92% van de aanvragen (excl. voorbereidingsprojecten) ingediend door een hogeschool (zie Figuur 2). Opmerkelijk is deze verdeling niet, aangezien de voorloper van het TETRA-programma, HoBu, uitsluitend op hogescholen was gericht en universiteiten ook gebruik kunnen maken van allerlei andere steunkanalen. 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
144
11 6
175
12
Hogeschool
Universiteit geen steun
Buitenlandse kennisinstelling
Steun
Figuur 2. Steun naar type aanvrager [exclusief voorbereidingsprojecten] (bron: portfolioanalyse, 2014)
Verder blijkt, net als tijdens de vorige evaluatie, dat onderwijsinstellingen aangesloten bij de associatie KU Leuven, de grootste associatie met veel scholen onder zich, de meeste aanvragen indienen. Zie Figuur 3 voor een overzicht van het aantal ingediende projecten en de toegekende steun per associatie. 200
100% 1
90%
160
80% 70%
92
58 18
10
140 8
60%
120 100
50% 6
40%
82
51 11
8
40 3
10% 0%
80 60
30% 20%
180
As. KU Leuven
As. Universiteit & Hogescholen Antwerpen
Steun
As. Universiteit Gent
Geen steun
As. UniversiteitHogescholen Limburg
Universitaire Associatie Brussel
20
Anders
0
Aantal ingediende projecten
Figuur 3. Aantal ingediende projecten en steun per associatie [excl. voorbereidingsprojecten] (bron: portfolioanalyse, 2014)
2.2.2 Type projecten Hoewel de resultaten van TETRA-projecten vaak in meerdere domeinen toepasbaar zijn, hebben we in navolging van de eerdere evaluatie een classificatie aangebracht. De drie toepassingsdomeinen Elektrotechniek, machines, transportmiddelen & overige industrie, Informatie & Communicatie en Bouwnijverheid zijn het meest vertegenwoordigd binnen de
Dialogic innovatie ● interactie
13
TETRA-projecten. De huidige verdeling van toepassingsdomeinen is vergelijkbaar met verdeling in de periode 1997-2006. Wel richt een relatief groot aantal gehonoreerden in de huidige periode zich op menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening. Een verschuiving die te verklaren valt door de verruiming van de term technologie en de aandacht voor maatschappelijke vraagstukken. Verder blijken veel TETRA-projecten betrekking te hebben op de wetenschappelijke discipline ‘electrical, electronic, information, or mechanical’. Opvallend is de beperkte vertegenwoordiging van de sociale wetenschappen. Kijken we naar het type projecten dat is gesteund in de periode 2008-2013, dan blijkt 84,6% van deze projecten ‘zuiver technologisch’ te zijn. De overige projecten zijn een mix van technologische en niet-technologische disciplines of bestaan hoofdzakelijk uit technologische disciplines. Wel heeft ongeveer 46% van de projecten ook een maatschappelijke doelstelling. In de meerderheid van de gevallen betreft dit een doelstelling op het gebied van duurzame ontwikkeling (DO-doelstelling). Als we in meer detail kijken naar de laatste drie jaar (2011-2013), waarin de verbreding van het TETRA programma is doorgevoerd (zie ook paragraaf 2.1), dan zien we wel een voorzichtige afname van het aantal zuiver technologische projecten en een lichte toename in het aantal projecten dat in hoofdzaak niet-technologisch is (zie Tabel 4). Van de maatschappelijke thema’s komen vooral energie efficiëntie en duurzaam materiaalbeheer vaak voor. Tabel 4. Type projecten (naar gesteunde projecten en toegekende steun) 2011-2013 Naar aantal gesteunde projecten
Naar toegekende steun
Mix of in hoofdzaak Technologisch technologisch
Mix of in hoofdzaak Technologisch technologisch
In hoofdzaak niettechnologisch
In hoofdzaak niettechnologisch
2011
87,0%
13,0%
0,0%
88,8%
11,2%
0,0%
2012
78,1%
12,5%
9,4%
81,2%
15,9%
2,9%
2013
76,7%
13,3%
10,0%
82,1%
11,5%
6,4%
Bron: Interne IWT-analyse (2014)
2.2.3 Doelgroep Het merendeel van de projecten richt zich overwegend op bedrijven. Wel is er een lichte toename in het aantal projecten dat zich (mede) richt op social profit organisaties. Een interne analyse van IWT laat zien dat de afgelopen jaren gemiddeld 17% van de projecten één of meerdere social profit organisaties in de doelgroep heeft opgenomen. Vanaf 2013 zijn er voor het eerst projecten puur gericht op social profit organisaties. De komende jaren zal duidelijk worden of deze trend verder doorzet. Bij de ruime meerderheid van de projecten bestaat de doelgroep uit bedrijven en/of social profit organisaties die in meerdere schakels van de waardeketen opereren (bijvoorbeeld een mix van toeleveranciers, machinebouwers en de verwerkende industrie). In ongeveer een kwart van de gevallen opereert men in meerdere sectoren en toepassingsdomeinen.
2.2.4 Activiteiten & valorisatie Op basis van de beschrijving van de werkpakketten van de TETRA-projecten stellen we vast dat het bouwen van testopstellingen de primaire activiteit is binnen de projecten in de periode 2008-2011, gevolgd door het uitvoeren van vergelijkende testen (o.a. benchmarks en technologievergelijkingen in een testomgeving). Het merendeel van de projecten richt
14
Dialogic innovatie ● interactie
zich bovendien op productinnovatie (gemiddeld betreft slechts 27% van de projecten procesinnovatie). Valorisatie van de resultaten vindt doorgaans plaats middels case studies en pilootstudies. Verspreiding van resultaten richting het bedrijfsleven vindt bovendien vaak plaats via presentaties en workshops en richting het onderwijs wordt de kennis verspreid in de vorm van eindwerken en/of cursusmateriaal.
Dialogic innovatie ● interactie
15
3 Werking TETRA-programma en uitvoering van de projecten In dit hoofdstuk kijken we nader naar de werking van het TETRA-programma en uitvoering van projecten. We brengen in kaart hoe TETRA-projecten tot stand komen en hoe die projecten doorgaans uitgevoerd worden. Aspecten zoals de inrichting van de gebruikersgroep, het bijeenbrengen van de cofinanciering en knelpunten komen hierbij aan de orde.
3.1 Voorbereiding & aanvraagprocedure 3.1.1 Initiatief om een TETRA-aanvraag in te dienen en de betrokkenheid van bedrijven daarbij (vraagsturing) Hogescholen en universiteiten nemen het initiatief om een TETRA-aanvraag in te dienen. Zij schrijven het voorstel ook grotendeels zelf, maar betrekken bedrijven en social profit organisaties vaak al wel in een vroeg stadium. Vroege betrokkenheid leidt tot meer tevredenheid onder de deelnemers, ook al geven zij aan slechts beperkt invloed te hebben op de richting van het onderzoek. Projecten kunnen worden aangevraagd door onderzoeksgroepen van Vlaamse instellingen van hoger onderwijs (hogescholen en universiteiten). Dat betekent dat een hoger onderwijsinstelling altijd hoofdaanvrager is van een TETRA-dossier. Het feit dat TETRAprojecten worden aangevraagd, op papier, door een hoger onderwijsinstelling wil echter niet zeggen dat het initiatief ook daadwerkelijk altijd daar ligt. Evengoed kan een onderneming, een groep bedrijven of een federatie vragen of een hogeschool/universiteit een aanvraag wil uitwerken. In de praktijk gebeurt dat toch maar zelden (in minder dan één op de tien gevallen) en vaak is het een hogeschool (zes tot acht van de tien gevallen) of een universiteit (één/twee op de tien gevallen) die het voortouw neemt. Dat blijkt uit de survey die wij uit hebben gezet onder projectuitvoerders. Ook de vorige evaluatie wees dit uit: toentertijd werd vastgesteld dat ongeveer 1:8 goedgekeurde aanvragen expliciet op verzoek van bedrijven werd aangevraagd. Aanvragen worden vervolgens vaak samen met andere projectuitvoerders uitgewerkt. Omdat de meeste consortia een mix van disciplines bijeenbrengen, komen de aanvragers, zo geven zij in de vragenlijst aan, in veel gevallen (85%) voorafgaand aan de indiening fysiek samen om het plan van aanpak gezamenlijk uit te denken. Die voorstellen volgen het format van IWT13. Het plan bestaat uit maximaal 30 pagina’s en behandelt, conform het format, vaste onderwerpen. Projectuitvoerders die vaker een voorstel indienen, zullen dus bekend zijn met de opzet van de aanvraag. Toch bestempelt een deel van de projectuitvoerders het aanvraagproces als tijdrovend. Dat heeft vooral te maken met de moeite die ervaren wordt om cofinanciering aan te trekken. We komen daar later in het rapport op terug. Een TETRA-project wordt alleen gesteund als er aantoonbare behoefte is aan een dergelijk project bij de doelgroep van de resultaten. De interesse van de doelgroep wordt afgemeten
13
http://www.iwt.be/sites/default/files/subsidies/documenten/TETRA_aanvraagtemplate_december201 3.doc
aan bedrijven en/of social profit organisaties die willen deelnemen aan de gebruikersgroep en de cofinanciering voor hun rekening willen nemen. Ook al schrijven de projectaanvragers het voorstel en nemen zij het initiatief, ligt het voor de hand om in een vrij vroeg stadium potentiële leden van de gebruikersgroep te betrekken. Op die manier kan getoetst worden of er voldoende interesse is in het veld en kunnen bovendien wensen, overwegingen en noden van organisaties uit de doelgroep worden verwerkt in het plan van aanpak. Precies om die reden stuurt IWT er ook op dat bedrijven en social profit organisaties in een vroeg stadium aangehaakt worden en zo nog invloed kunnen uitoefenen op het voorstel. Figuur 4 laat zien dat in ongeveer twee derde van de gevallen bedrijven en social profit organisaties inderdaad tijdens het uitwerken van het plan van aanpak al betrokken worden. Bij twee op de tien bedrijven wordt pas vlak voor indiening van een voorstel gepolst of er interesse is om deel te nemen. Het nadeel is dat bedrijven op zo’n moment vrij weinig invloed meer hebben op de richting van het voorstel. Mogelijk worden deze bedrijven in het bijzonder benaderd om de cofinanciering bijeen te brengen of om voldoende interesse in het veld aan te tonen.
Vanaf het begin van de projectvoorbereiding 13% 39% 22%
In de loop van de voorbereiding, bij het uitwerken van het plan van aanpak Pas kort voor het indienen van het voorstel bij IWT
26%
Na goedkeuring van het voorstel door IWT
Figuur 4. Op welk moment zijn bedrijven en social profit organisaties uit de gebruikersgroep betrokken bij het project? (bron: enquête gebruikersgroep [n=367], op basis van aantal antwoorden)
Ondanks dat een groot deel van de bedrijven en/of social profit organisaties in een vroeg stadium betrokken wordt, geven zij aan toch beperkt invloed te hebben op de richting van het onderzoek. Gebruikers scoren hun invloed op het plan van aanpak een 4,3 op een 10puntsschaal. We stellen vast dat het initiatief vooral bij hoger onderwijsinstellingen ligt en dat het schrijven van het voorstel voornamelijk door hen wordt gedaan. Bedrijven dragen daar beperkt aan bij, hooguit door het aanleveren van een korte tekst over hun onderneming en interesse in het onderwerp. Daar zijn twee verklaringen voor: in de eerste plaats behoren het doen van toegepast onderzoek en het schrijven van projectvoorstellen niet tot de kernactiviteiten van bedrijven. Hogescholen en universiteiten hebben meer ervaring met het schrijven van projectvoorstellen en hebben daar ook capaciteit voor. In de tweede plaats staan binnen TETRA-voorstellen nooit bedrijfsspecifieke problemen centraal. Het onderwerp moet relevant zijn voor een bredere groep. Het ligt dan niet voor de hand dat één of enkele bedrijven enorm gaan investeren in het projectvoorstel. Deze verklaringen nemen niet weg dat samenwerking in de voorfase beter kan. Juist het bij elkaar brengen van meerdere bedrijven rond de tafel tijdens de projectdefinitie zorgt voor draagvlak en vergroot de kans dat projectresultaten later door bedrijven/social profit organisaties worden geadopteerd.
18
Dialogic innovatie ● interactie
3.1.2 Oordeel aanvraagprocedure De informatie en communicatie vanuit IWT omtrent de aanvraagprocedure is duidelijk en de programmamodaliteiten zelf (budget, toegelaten activiteiten etc.) worden voldoende beoordeeld. Wel wordt de aanvraagprocedure als intensief beschouwd. Aanvragers boordelen de aanvraagprocedure overwegend positief: de doelstellingen van het programma zijn helder alsook de informatie en communicatie vanuit IWT omtrent de aanvraagprocedure (zowel de infosessie, de voorbespreking en de benodigde handleidingen en templates). Ook de gehanteerde selectiecriteria worden over het algemeen goed gevonden. Wel worden de feedback en toelichting bij een afgewezen voorstel alsook de doorlooptijd (van indiening tot beslissing) genoemd als verbeterpunten. Het minst tevreden, hoewel nog steeds beoordeeld met een voldoende, is men over de intensiteit van de aanvraagprocedure en de cofinancieringseis. Dit komt ook naar voren in de interviews waar men aangeeft dat de ervaren werklast enerzijds komt door concreetheid van informatie die aangeleverd moet worden en anderzijds doordat bedrijven en social profit organisaties gevonden en betrokken moeten worden (vanwege de 7.5% cofinancieringseis). Het in een vroeg stadium ‘vinden & binden’ van gebruikersgroepleden kost tijd en overredingskracht. Regelmatig wordt dan ook teruggegrepen op bestaande contacten met de vraag of die bedrijven en/of social profit organisaties willen toetreden tot de gebruikersgroep. In paragraaf 3.7.1 gaan we nader in op de ervaren problemen rondom het bijeenbrengen van cofinanciering. 5
5,5
6
6,5
7
7,5
8
8,5
Duidelijkheid doelstellingen/focus TETRA-programma Communicatie door IWT (infosessie) Communicatie door IWT (voorbespreking) Communicatie door IWT (Handleiding – Template) Toegelaten onderzoeksactiviteiten Maximum budget Evaluatieproces – de gehanteerde selectiecriteria Co-financieringseis Evaluatieproces – intensiteit aanvraagprocedure
Figuur 5. Tevredenheid TETRA-programma op een schaal van 1-10 (bron: enquête Projectpartner [n=79], op basis van aantal antwoorden)
3.2 Voorbereidingsprojecten Per jaar starten ongeveer drie voorbereidingsprojecten om vakgroepen van professionele bacheloropleidingen meer bedreven te maken in toegepast onderzoek. Op het eerste oog gaan die projecten over biotech-onderwerpen of software, maar wel meestal in een sociale context (ziekenhuizen, welzijnswerk, thuiszorg, vrijetijdseconomie, onderwijs). Ondanks het geringe gebruik wordt de mogelijkheid om een voorbereidingsproject te starten gewaardeerd. Binnen het TETRA-programma wordt aan onderzoeksgroepen, die verbonden zijn aan de professionele bacheloropleidingen van hogescholen, de mogelijkheid geboden een aanvraag in te dienen voor een eenjarig voorbereidingsproject. In deze voorbereidingsprojecten wordt door de aanvragers gezocht naar partners, bedrijven en social profit ondernemingen en werkt men een werkplan uit (zie ook paragraaf 2.1.4). De afgelopen jaren (=sinds 2011) werden er 18 voorbereidingsprojecten uitgevoerd.
Dialogic innovatie ● interactie
19
Voorbereidingsprojecten worden met name ingezet om thema’s op het raakvlak van een technologie en een meer sociaal domein uit te werken. Een voorbeeld is het onderzoeken in welke mate zelfmanagement door telecounseling en –monitoring bijdraagt aan kwaliteitsvolle thuiszorg voor chronisch zieken. Of het inzetten van ICT-applicaties voor geïntegreerde online hulp in het welzijnswerk. Er starten niet veel voorbereidingsprojecten per jaar binnen de jaarlijkse oproep van TETRA; ongeveer drie per jaar. Opvallend genoeg gaven de projectuitvoerders die wij een online vragenlijst toestuurden en spraken tijdens de interviews aan wel behoefte te hebben aan voorbereidingsprojecten. De mogelijkheid wordt graag open gehouden, zo constateren wij, om een voorbereidingsproject bij IWT in te dienen. Voorbereidingsprojecten zijn nu vooral bedoeld om vakgroepen van professionele bacheloropleidingen meer bedreven te maken in het opzetten en uitvoeren van toegepast onderzoek voor bedrijven. Projectpartners stellen vragen bij die focus, ingevoerd sinds 2011, van de voorbereidingsprojecten. De voorbereidingsprojecten worden door de projectpartners voor alle opleidingen als geschikt ervaren om nieuwe thema’s te exploreren en op de kaart te zetten (zie Figuur 6). 0%
20%
40%
60%
Niet mee oneens, niet mee eens
Mee eens
80%
100%
De timing van de voorbereidingstrajecten sluit goed aan op het indienen van voorstellen voor reguliere TETRA-projecten
Er is behoefte aan voorbereidingstrajecten
De keuze om voorbereidingstrajecten voor te behouden aan professionele bacheloropleidingen begrijp ik Voorbereidingstrajecten zijn nodig om de interesse van bedrijven/social profit organisaties in een nieuw domein te kunnen exploreren Helemaal mee oneens
Mee oneens
Helemaal mee eens
Figuur 6. Het TETRA-programma biedt ook de mogelijkheid eerst een voorbereidingsproject aan te vragen. Geeft u voor de volgende stellingen over het voorbereidingsproject aan in hoeverre u het ermee eens bent. (bron: enquête Projectpartners [n=79], op basis van aantal antwoorden)
3.3 Redenen voor deelname 3.3.1 Redenen voor deelname voor leden van de gebruikersgroep Bedrijven en social profit organisaties doen mee met TETRA-projecten die aansluiten op hun kernactiviteiten. Door deelname hopen bedrijven en social profit organisaties nieuwe kennis op te doen (vooral weten wat er speelt op bepaalde gebieden en wat de laatste ontwikkelingen & toepassingsmogelijkheden van technologieën zijn) en netwerkrelaties met hoger onderwijsinstellingen uit te bouwen. Leden van de gebruikersgroep sluiten zich aan bij een TETRA-project als er een link is met de kernactiviteiten van hun organisatie (uit de survey blijkt: in 48% van de gevallen volledig of grotendeels en in 43% van de gevallen gedeeltelijk). Dat is logisch: gebruikersgroepleden verzorgen de cofinanciering maar investeren ook tijd in het project. Voor die investering verwachten zij iets terug. Bedrijven en social profit organisaties verwachten dat deelname vooral betere relaties met hoger onderwijsinstellingen oplevert. Op die manier zijn zij aangehaakt op de laatste wetenschappelijke en/of technologische
20
Dialogic innovatie ● interactie
inzichten, weten ze onderzoekers gemakkelijker te vinden in de toekomst en kunnen ze jong talent/afgestudeerden van relevante opleidingen in een vroeg stadium scouten. Ook het opdoen van kennis, al dan niet in relatie tot een concreet vraagstuk, is reden om deel te nemen aan de gebruikersgroep (zie Figuur 7). 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 53% 52%
Het verwerven van kennis die niet direct verbonden is aan een concreet vraagstuk
53% 48%
Strategie/beleid
Het verwerven van kennis m.b.t. een concreet vraagstuk
Beter kunnen inschatten van markten/economisch potentieel van een technologie/product
Netwerkfunctie
Kennisverspreiding
0%
Het aangaan en/of onderhouden van relaties met instellingen voor hoger onderwijs
37%
Het aangaan en/of onderhouden van relaties met andere bedrijven en social profit organisaties
36% 48%
Competenties van het personeel uitbreiden/onderhouden
Bedrijf en Social profit organisatie
44% 30% 28% 34% 63%
Beroeps- of sectororganisatie en kennisinstelling
Figuur 7. Met welke reden heeft u deelgenomen aan de gebruikersgroep? Max. 3 antwoorden (bron: enquête Gebruikersgroep [n=respectievelijk 257 en 104], op basis van aantal antwoorden)
De afgelopen jaren nemen steeds meer Nederlandse bedrijven zitting in de gebruikersgroepen van het TETRA-programma. De redenen van deelname blijken vergelijkbaar met die van Vlaamse bedrijven: het verwerven van kennis en het aangaan van relaties met hoger onderwijsinstellingen. Het TETRA-programma lijkt voor deze bedrijven een aantrekkelijke manier - gezien de beperkte instapkosten (ordegrootte 15002500 euro plus tijdsinvestering om vergaderingen te bezoeken) - om contacten over de grens te leggen met hoger onderwijsinstellingen.
3.3.2 Redenen voor deelname voor projectpartners/uitvoerders Voor aanvragers zijn het aangaan en/of onderhouden van relaties met andere onderwijsinstellingen en het verwerven van kennis m.b.t. een concreet vraagstuk de belangrijkste redenen van deelname aan een TETRA-project. Met TETRA wordt onder andere de brugvorming tussen hoger onderwijsinstellingen en bedrijven en/of social profit organisaties nagestreefd. Vanuit dat perspectief is het niet verwonderlijk dat bedrijven en social profit organisaties, zoals in de vorige paragraaf uiteengezet, vooral deelnemen aan de gebruikersgroep om betere contacten met hogescholen en universiteiten op te doen. In dat kader is het des te opvallender dat de projectuitvoerders aangeven vooral TETRA-projecten uit te voeren om relaties met andere hoger onderwijsinstellingen (als mede-uitvoerders van het project) aan te gaan. Tegelijkertijd constateren we dat voor de vraagstukken van TETRA-projecten vaak interdisciplinaire teams nodig zijn. Samenwerking met andere vakgroepen is dan cruciaal
Dialogic innovatie ● interactie
21
en dat draagt bij aan het verwerven van kennis met betrekking tot een concreet vraagstuk (reden nummer twee voor projectuitvoerders om een TETRA-voorstel in te dienen).
Netwerkfunctie
Instellings- en onderwijsbeleid
Kennisverwerving
0%
50%
Het verwerven van kennis m.b.t. een concreet vraagstuk (ontwikkelen nieuw product en/of dienst, het verbeteren van een specifiek proces)
70%
Het verwerven van kennis die niet direct verbonden is aan een concreet vraagstuk (o.a. exploreren van nieuwe technologieën, diversificeren van bestaande kennisbasis)
46%
Het verbeteren van de onderwijspraktijk (praktijkvoorbeelden inbrengen in de les, thesissen)
44%
Zorgen voor externe financiering voor mijn kennisinstelling
56%
Competenties van het personeel uitbreiden/onderhouden
55%
Het aangaan en/of onderhouden van relaties met andere instellingen voor hoger onderwijs Het aangaan en/of onderhouden van relaties met bedrijven en social profit organisaties
100%
89%
41%
Figuur 8. Met welke reden of met welk doel heeft uw kennisinstelling deelgenomen aan het project/het project geïnitieerd? (maximaal 3 hoofddoelstellingen per project). (bron: enquête Projectpartners [n=80], op basis van aantal antwoorden)
3.4 Samenstelling en werking gebruikersgroep 3.4.1 Samenstelling van de gebruikersgroep De gebruikersgroepen van TETRA bestaan overwegend uit bedrijven met een bovengemiddeld innovatief karakter die bekend zijn in het Vlaams innovatiesysteem en de weg naar IWT kennen. In de periode 2008-2013 hebben 1768 verschillende organisaties zitting genomen in de gebruikersgroepen van TETRA-projecten 14 . Het gaat om organisaties met een uniek ondernemingsnummer. Dat kunnen dus ook social profit organisaties, vzw’s of overheidsagentschappen zijn. De overgrote meerderheid bestaat overigens, net als in de periode 1997-2006, wel uit bedrijven (84%); zie Tabel 5. Tabel 5. Verdeling gebruikersgroepleden (bron: interne analyse IWT, 2014) Type organisatie in de gebruikersgroep Bedrijf Maatschappelijk Equivalent van een bedrijf Federatie Zelfstandige Overheid Sector- en innovatiegeoriënteerd centrum/clusterorganisatie Universiteit/wetenschappelijk instituut CompetentiePool/Lichte Structuur Collectief Onderzoekscentrum Strategisch onderzoekscentrum Instelling uit het hoger onderwijs InnovatieCentrum
14
Aantal 1483 96 86 26 23 30 8 6 3 3 3 1
Aandeel 83,9% 5,4% 4,9% 1,5% 1,3% 1,7% 0,5% 0,3% 0,2% 0,2% 0,2% 0,1%
1768
100,0%
Interne analyse IWT, 2014
22
Dialogic innovatie ● interactie
Bedrijven in de gebruikersgroep zijn bovengemiddeld innovatief en lopen veelal voorop in hun sector op het vlak van nieuwe technologie, productieprocessen en het exploreren van nieuwe markten. Figuur 9 illustreert het innovatieve karakter van doelgroepbedrijven. 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Wij zijn de eerste in onze markt die nieuwe producten en diensten introduceert In de afgelopen twee jaar is ons aanbod aan producten of diensten grondig veranderd Wij reageren op acties die concurrenten zijn begonnen Wij zijn de eerste in onze markt die nieuwe productietechnieken introduceert Wij gaan risicovolle projecten aan om zoveel mogelijk kansen te benutten In onzekere situaties stellen wij beslissingen uit om de kans op vergissingen te verkleinen Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Mee eens
Helemaal mee eens
Weet niet / niet van toepassing
Figuur 9. De volgende stellingen gaan over enkele strategische kenmerken van uw organisatie. In hoeverre zijn deze stellingen van toepassing? (bron: enquête Gebruikersgroep [n=245], op basis van aantal antwoorden)
Het is niet verwonderlijk dat het met name de meer innovatieve bedrijven zijn die benaderd worden. Hoewel TETRA-projecten doorgaans een bredere doelgroep hebben (zie paragraaf 2.2.3) wordt van leden van de gebruikersgroep een proactieve houding gevraagd. Zij betalen niet alleen mee aan de uitvoering van het project (cofinanciering), maar zijn daarnaast aanwezig bij vergaderingen om de onderzoekers van feedback te voorzien. Deelnemen aan de gebruikersgroep vraagt dus ook om een tijdsinvestering. Door hun aanwezigheid bij de vergaderingen geven zij bovendien mede richting aan het onderzoek. Dat kan op een goede manier gedaan worden als vertegenwoordigers van de bedrijven over voldoende expertise en kennis beschikken om op het juiste niveau de discussie aan te gaan met de onderzoekers. Vanzelfsprekend neemt dit niet weg dat ook minder innovatieve KMO’s deel kunnen nemen aan de gebruikersgroep. Juist met TETRA wordt namelijk op die doelgroep gemikt. Het betrekken van minder innovatieve KMO’s zorgt ervoor dat ook hun behoeften duidelijk worden en het TETRA-project daar aansluiting op kan zoeken. Gebruikersgroepleden weten doorgaans ook de kanalen van IWT te vinden en staan op het netvlies van TETRA-projectuitvoerders: meer dan 25% van de gebruikersgroepleden heeft meerdere keren deelgenomen aan TETRA. Zij zitten blijkbaar in een ‘pool’ van contacten die herhaaldelijk worden benaderd voor TETRA-projecten. Een aantal bedrijven doet zelfs mee aan meer dan 10 projecten in de periode 2008-2013. Soms komen bedrijven elkaar dan in meerdere gebruikersgroepen tegen. Een interne analyse van IWT laat zien dat zeven bedrijven de afgelopen jaren in drie gezamenlijke gebruikersgroepen van TETRAprojecten hebben gezeten. Ook zijn er groepen van zes organisaties en twee groepen van vijf organisaties die elkaar in drie TETRA-projecten tegenkwamen.
Dialogic innovatie ● interactie
23
Tabel 6. Gebruikersgroepleden van TETRA: deelname aan meerdere TETRA-projecten (bron: interne analyse IWT, 2014) Aantal verschillende projecten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Aantal 1295 279 91 42 27 12 6 6 2 2
Aandeel 73,2% 15,8% 5,1% 2,4% 1,5% 0,7% 0,3% 0,3% 0,1% 0,1%
Cumulatief 73,2% 89,0% 94,2% 96,5% 98,1% 98,8% 99,1% 99,4% 99,5% 99,7%
11 12 14
2 1 1
0,1% 0,1% 0,1%
99,8% 99,8% 99,9%
15 18
1 1
0,1% 0,1%
99,9% 100,0%
1768
100,0%
14% van de bedrijven die deelnamen in de gebruikersgroepen van TETRA-projecten in de periode 2008-2013 was zelfs al eerder betrokken: in de tijd dat TETRA nog bestond onder de naam HoBu. Van de 1768 gebruikersgroepsleden was bovendien 41% ook betrokken in gebruikersgroepen, begeleidingscomités en Raden van Bestuur van andere IWTprogramma’s. Zo was 21% van de TETRA-gebruikersgroepleden (incl. niet-bedrijven) ook aangehaakt op de gebruikerscommissies van Strategisch BasisOnderzoek (SBO), 35% op de VIS-trajecten/VIS-CO, 8% op Competentiepolen/Lichte Structuren en nog eens 4% op Landbouwtrajecten (en LandbouwOnderzoek als voorloper). Maar de deelnemers in de gebruikersgroepen van TETRA hebben niet alleen deelgenomen aan andere collectieve IWT-programma’s, zij vroegen deels (37%) ook zelf individuele steun aan bij het IWT (bijv. KMO-innovatieprojecten). 25% daarvan vroeg al individuele steun aan bij het IWT voordat ze deel ging uitmaken van de gebruikersgroep van TETRA. 6,7% Van de bedrijven diende na afloop van het TETRA-project een eerste (individuele) IWT-projectvoorstel in. Al deze cijfers wijzen in de richting van overwegend innovatieve, vooroplopende bedrijven in de gebruikersgroepen van TETRA, die bovendien de weg naar het IWT in andere actoren in het Vlaams innovatiesysteem weten te vinden. De bedrijven/social profit organisaties die worden benaderd voor de gebruikersgroep zijn dan ook vaak geen onbekenden voor de projectaanvragers, zo wijst Figuur 10 uit. Dat wil echter niet zeggen dat de gebruikersgroep één-op-één de doelgroep is. De gebruikersgroep kan als klankbord fungeren, maar resultaten uit het TETRA-project kunnen veel breder/ruimer verspreid worden om de innovatiekloof te dichten. Dat gebeurt ook. We komen daar later in het rapport op terug. De cijfers tonen aan dat TETRA niet een kanaal is waarlangs IWT relatief veel nieuwe contacten opdoet die later individuele steun aanvragen. Op basis van de cijfers kan evenmin geconcludeerd worden dat met TETRA een heel specifieke, gerichte en unieke doelgroep wordt bereikt ten opzichte van andere steunprogramma’s van IWT.
24
Dialogic innovatie ● interactie
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Via het persoonlijke netwerk van één van de betrokken onderzoekers van het project Via het netwerk van de hogeschool/universiteit Via werkgeversorganisaties of andere samenwerkingsverbanden van bedrijven De hogeschool/universiteit heeft een aantal organisaties gescreend en geselecteerd Organisaties hebben ons benaderd
Figuur 10. Hoe bent u in contact gekomen met de bedrijven/social profit organisaties in de gebruikersgroep? (bron: enquête Projectpartners [n=63], op basis van aantal antwoorden)
3.4.2 De gebruikersgroep als afspiegeling van de doelgroep De leden uit de gebruikersgroep lopen vaak voor (op een technologisch domein) ten opzichte van de bredere doelgroep. Het fungeren als klankbord voor onderzoekers (73%) en het inbrengen van praktijkcases en ervaringen uit hun eigen onderneming (71%) zien de gebruikersgroepleden als hun belangrijkste taak binnen de gebruikersgroep. Vanuit die praktijkervaringen kunnen zij goed inschatten tegen welke (technische) problemen andere organisaties in de bredere doelgroep lopen De gebruikersgroep dient een afspiegeling te zijn van de uiteindelijke doelgroep. Door de doelgroep als het ware tijdens het project te ‘vertegenwoordigen’ kan continu getoetst worden of het TETRA-project aansluit bij de behoeften en wensen van de bredere doelgroep. In de vorige paragraaf hebben we kort het profiel van de gebruikersgroep al uiteengezet. Dat profiel kunnen we vergelijken met de beschrijving die projectuitvoerders hebben gegeven van de doelgroep die zij voor ogen hebben. In dat geval valt meteen op dat gebruikersgroepleden doorgaans innovatiever en O&O-intensiever zijn dan de bredere doelgroep van TETRA-projecten (Figuur 11). Zowel O&O intensieve bedrijven/organisaties als niet R&D intensieve bedrijven/organisaties 3%
Met name niet O&O intensieve bedrijven/organisaties
5% 8%
Met name O&O intensieve bedrijven/organisaties
13%
71%
Enkel O&O intensieve bedrijven/organisaties Enkel niet O&O intensieve bedrijven/organisaties
Figuur 11. Hoe zou u de doelgroep van het TETRA-project typeren? Stelling 2 (bron: enquête Projectpartners [n=77], op basis van aantal antwoorden)
De verklaring daarvoor gaven we al in paragraaf 3.4.1: leden in de gebruikersgroep zijn vaak de vooroplopende bedrijven in een sector of binnen een nieuw (technologisch)
Dialogic innovatie ● interactie
25
domein. Dat zijn namelijk de bedrijven die als eerst “op de radar” verschijnen van projectuitvoerders. Deze bedrijven zijn bovendien door hun ervaring en kennis in staat om daadwerkelijk als klankbord te fungeren voor de onderzoekers, aangezien zij door die ervaring vrij goed kunnen inschatten waar behoeften liggen van de bredere doelgroep. In de meeste gevallen zijn de leden van de gebruikersgroep dan ook benaderd door projectuitvoerders omdat zij een goede afspiegeling zijn van de uiteindelijke doelgroep (zie Figuur 12). 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Goede afspiegeling van de doelgroep van het project Eén of meerdere organisaties hadden een concreet probleem dat aansloot op het project Goede eerdere ervaringen in samenwerking Goede persoonlijke contacten Het samenstellen van een commissie is een vereiste en deze organisaties konden gemakkelijk aangetrokken worden Eén of meerdere organisaties hebben zichzelf gemeld Aansluiting van onze opleidingen op de kernactiviteiten van die bedrijven (onze studenten komen daar te werken)
Figuur 12. Wat waren de belangrijkste redenen om deze organisaties te betrekken in de gebruikersgroep? (bron: enquête Projectpartners [n=68], op basis van aantal antwoorden)
Vrijwel alle leden van de gebruikersgroep (94%) zijn zich er overigens van bewust dat TETRA een collectief programma is en dat de leden van de gebruikersgroep een bredere doelgroep vertegenwoordigen. Het fungeren als klankbord voor onderzoekers (73%) en het inbrengen van praktijkcases en ervaringen uit hun eigen onderneming (71%) zien zij dan ook als hun belangrijkste taak binnen de gebruikersgroep. Vanuit die praktijkervaringen kunnen zij goed inschatten tegen welke (technische) problemen andere organisaties in de bredere doelgroep lopen.
3.4.3 Werking van de gebruikersgroep De gebruikersgroep heeft een constructieve, open en coöperatieve houding. Wel kan er een onderscheid gemaakt worden tussen een kerngroep van gebruikersgroepleden die zeer intensief betrokken is bij de uitvoering van het project en een groep organisaties die minder intensief betrokken is. Bedrijven en social profit organisaties die écht geïnteresseerd zijn in de uitkomsten van het TETRA-project zetten zich meer in. Leden van de gebruikersgroep verzorgen de cofinanciering (gemiddeld zo’n 2000 euro per bedrijf) maar investeren ook tijd in de begeleiding en opvolging van het project. De meeste gebruikersgroepleden besteden tussen de 5 en de 10 dagen aan deelname aan TETRA. De tijdsinvestering verschilt echter enorm. Zo zijn er bedrijven die slechts enkele keren aanwezig zijn tijdens vergaderingen, maar er zijn ook bedrijven die een eigen case studie inbrengen en veel actiever betrokken zijn bij het veldonderzoek. Die laatstgenoemde bedrijven investeren veel meer tijd in het TETRA-project. De verschillen in betrokkenheid worden ook onderstreept in veel interviews, waar zowel projectpartners als gebruikers onderscheid maken in een kerngroep van bedrijven die intensief betrokken is bij het project en een overige groep bedrijven die minder intensief betrokken is bij de uitvoering en opvolging. Deze verschillen zijn ook zichtbaar in de aanwezigheid op bijeenkomsten van de gebruikersgroep: sommige bedrijven en/of social profit organisaties zijn, op een enkele uitzondering na, altijd aanwezig en anderen slaan wel eens een vergadering over. Op basis van de IWT-administratie stellen we vast dat gemiddeld 59% van de genodigde leden van de gebruikersgroep aanwezig is op vergaderingen (dit is vergelijkbaar met de bevindingen
26
Dialogic innovatie ● interactie
in de vorige evaluatie waarin een gemiddelde aanwezigheid van 63% werd vastgesteld). Niet geheel verrassend blijken bedrijven en social profit organisaties vaker aanwezig te zijn als de onderwerpen als meer strategisch voor de eigen organisatie worden beschouwd. 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%100% Volledige aansluiting bij kernactiviteit (n=62)
Grotendeels aansluiting bij kernactiviteit (n=84)
Deels aansluiting bij kernactiviteit (n=120)
Nauwelijks aansluiting bij kernactiviteit (n=25)
Altijd aanwezig
Meestal aanwezig
Zelden aanwezig
Nooit aanwezig
Regelmatig aanwezig
Figuur 13. Mate waarin project aansluit bij kernactiviteit, in relatie tot aanwezigheid bij bijeenkomsten gebruikersgroep, n = 291.
Over het algemeen werkt het principe van een gebruikersgroep goed. Eerder constateerden wij al dat de gebruikersgroep een goede afspiegeling is van de doelgroep van TETRAprojecten en dat gebruikersgroepleden goed in staat zijn om noden van de bredere doelgroep te verwoorden. Uit Figuur 14 volgt dat er tijdens vergaderingen van de gebruikersgroep voldoende interactie was en men op een heel open manier kennis en ervaringen heeft kunnen delen. 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% De rol van de gebruikersgroep was duidelijk Er bestond grote interesse voor de gebruikersgroepvergaderingen De bijeenkomsten van de gebruikersgroep waren interactief Kennis en ervaringen werden openlijk gedeeld tussen de organisaties De leden van de gebruikersgroep borgen de opvolging van de projectresultaten voldoende Helemaal mee oneens
Mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Mee eens
Helemaal mee eens
Weet niet / niet van toepassing
Figuur 14. In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen over de gebruikersgroep? (bron: enquête Gebruikersgroep [n=298], op basis van aantal antwoorden)
Dit heeft te maken met twee samenhangende factoren: in de eerste plaats worden in TETRA-projecten problemen aangepakt waar men in een sector of een toepassingsdomein tegenaan loopt. Nooit staan individuele cases enkel en alleen centraal. Iedereen weet dat en daarom delen gebruikersgroepleden onderling kennis en ervaringen tijdens vergaderingen. In de tweede plaats, daarop aansluitend, beseffen gebruikersgroepleden dat zij een bredere doelgroep vertegenwoordigen. Het inbrengen van hun eigen ervaringen
Dialogic innovatie ● interactie
27
en het delen van kennis zien zij als belangrijkste taak van de gebruikersgroep, zo zagen we al in paragraaf 3.4.2.
3.5 Samenwerking tijdens de uitvoering van projecten 3.5.1 Samenwerking tussen aanvragers Ook aanvragers zijn vaak geen onbekenden van elkaar. Complementariteit van kennis en expertise blijkt de belangrijkste reden om gezamenlijk een aanvraag in te dienen, gevolgd door goede eerdere ervaringen m.b.t. samenwerking, goede persoonlijke contacten en complementariteit van infrastructuur. De samenwerking verloopt doorgaans goed. In de helft van de gevallen werkten de aanvragers al samen voorafgaand aan de gezamenlijke deelname binnen het TETRA-programma. Complementariteit van kennis en expertise blijkt de belangrijkste reden om gezamenlijk een aanvraag in te dienen, gevolgd door goede eerdere ervaringen m.b.t. samenwerking, goede persoonlijke contacten en complementariteit van infrastructuur (zie Figuur 15). 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Complementariteit van hun kennis/expertise Complementariteit van hun infrastructuur Goede eerdere ervaringen in samenwerking Goede persoonlijke contacten Reputatie Kritische massa (om onderzoek uit te voeren) Hun omvangrijke contacten met organisaties (bedrijven en/of social profit) Figuur 15. Wat waren de belangrijkste redenen om met deze projectpartner(s) samen te werken? Meerdere antwoorden mogelijk. (bron: enquête antwoorden [n=71], op basis van aantal antwoorden)
Bij de meeste projecten hebben de aanvragers gemiddeld één keer per maand contact hebben met elkaar (in 51% van de gevallen) of enkele keren per jaar (bij 30% van de projecten). In een kwart van de gevallen was er zelfs wekelijks contact. Haast iedereen is van mening dat er voldoende contactmomenten waren om het project succesvol te kunnen voltooien. Over het algemeen zijn de projectpartners ook tevreden over de onderlinge samenwerking: het merendeel van de respondenten spreekt van een open houding onderling en een sterke interactie tussen projectpartners. Ook wordt er beperkt concurrentie ervaren en is men over het algemeen van mening dat de samenwerking een positief effect heeft gehad op het bereiken van de doelgroep. 20% van de respondenten geeft wel aan dat de samenwerking met partners buiten de eigen organisatie het lastiger maakt om projecten efficiënt uit te voeren (zie Figuur 16).
28
Dialogic innovatie ● interactie
Alle betrokken onderzoekers/adviseurs hadden een open houding, waardoor kennis optimaal is uitgewisseld Er was geen concurrentie tussen de uitvoerende organisaties Door de samenwerking is het bereik van doelgroeporganisaties toegenomen Er was nauwelijks interactie: de verschillende projectpartners voeren hun eigen taken parallel uit Samenwerking met andere projectpartners buiten mijn eigen kennisinstelling maakt het lastiger om projecten efficiënt uit te voeren 0% Helemaal mee oneens
Mee oneens
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Niet mee oneens, niet mee eens
Mee eens
Helemaal mee eens
Figuur 16. Kunt u aangeven hoe de samenwerking tussen de projectpartners doorgaans is verlopen? Geeft u voor de volgende stellingen aan in hoeverre u het ermee eens bent. (bron: enquête Projectpartners [n=65], op basis van aantal antwoorden)
3.5.2 Samenwerking aanvragers en gebruikersgroep Ondanks de soms conflicterende wensen en belangen van uitvoerders en gebruikersgroepleden verloopt de onderlinge samenwerking vrij goed. De open houding binnen de projecten bevordert kennisuitwisseling, waardoor de kwaliteit van projectresultaten toeneemt. Samenwerkingsrelaties tussen uitvoerders en leden van de gebruikersgroep worden regelmatig voortgezet na afloop van een TETRA-project. Daarnaast ontstaan ook clusters van bedrijven/social profit organisaties die elkaar regelmatig in gebruikersgroepen tegenkomen. In het merendeel van de projecten hebben de leden uit de gebruikersgroep en projectpartners gemiddeld enkele keren per jaar contact. Vrijwel alle projectpartners (97%) en gebruikers (83%) zijn van mening dat deze frequentie genoeg is om het project succesvol te kunnen voltooien. Wel verschilt de intensiteit van de samenwerking per project alsook binnen projecten. Wederom spreekt men in de interviews over een kerngroep van bedrijven waarmee de samenwerking veel intensiever is (bijvoorbeeld rondom case studies) en een overige groep bedrijven, waarmee de samenwerking veel minder intensief is (zie ook paragraaf 3.4.3). Hoe dichter de aanvragers op de praktijk (kunnen) opereren en hoe meer toegepast het onderzoek, hoe interactiever en intensiever de samenwerking. Over het algemeen zijn zowel de projectpartners als de leden van de gebruikersgroep tevreden over de onderlinge samenwerking (zie Figuur 17). De open houding binnen de projecten bevordert kennisuitwisseling, waardoor de kwaliteit van projectresultaten toeneemt.
Dialogic innovatie ● interactie
29
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
5,0
Discussie over intellectueel eigendomsrechten heeft goede samenwerking in de weg gestaan Voor de succesvolle uitvoering van het project waren de projectpartners afhankelijk van de inbreng van de gebruikersgroep Projectpartners moesten de gebruikersgroep actief om inbreng vragen, er was nauwelijks sprake van een actieve houding van de gebruikersgroep Tussen de projectpartners en de gebruikersgroep was er een open houding, waardoor kennis optimaal is uitgewisseld Gebruikersgroep
Projectpartners
Figuur 17. Kunt u aangeven hoe de samenwerking doorgaans is verlopen? (bron: enquête Gebruikersgroep [n=315] en Projectpartners [n=89], op basis van aantal antwoorden, waarbij 1=helemaal oneens, 5=helemaal mee eens)
Deze open houding wordt onder andere geïllustreerd door het ontbreken van discussies over intellectuele eigendomsrechten (IP), die goede samenwerking in de weg kunnen staan. Deelnemers aan het TETRA-programma beseffen dat het een collectief programma betreft en projectresultaten altijd binnen een bredere doelgroep gedeeld kunnen en moeten worden. Als gevolg spelen IPR-issues zeer beperkt. Projectpartners geven, ook in de interviews, vaker dan gebruikers aan dat er discussies waren over intellectueel eigendom. Het gaat dan niet zozeer om discussies tussen projectuitvoerders en gebruikersgroepleden, maar vooral tussen projectuitvoerders. Zeker in het stadium van de projectdefinitie kan dat spelen. Ingebrachte kennis (“achtergrondkennis”) moet door de brede doelgroep benut kunnen worden. Projectpartners moeten daarom goed nagaan welke kennis ze inbrengen. Als dat meer strategische kennis is die ze (bijvoorbeeld verpakt via software of via licentieovereenkomsten) ook op een commerciële manier naar de markt willen brengen, kan dat problemen opleveren. Deze discussies lijken iets van de laatste jaren te zijn. Als verklaring wordt in de interviews het volgende aangehaald. Deze ontwikkeling heeft mogelijk te maken met het feit dat (i) steeds meer universiteiten participeren in TETRAprojecten en (ii) universiteiten een steeds meer ontwikkeld commercieel valorisatiebeleid voeren om kennis en technologie daadwerkelijk naar de markt te brengen. Universiteiten lijken, o.a. door hun ervaring met grotere (Europese) onderzoeksprogramma’s, in veel gevallen veel strategischer naar hun inbreng van achtergrondkennis te kijken en naar de mogelijkheid om de ontwikkelde kennis in de projecten na afloop te vermarkten (en exclusief over te brengen naar bedrijven). Hogescholen leggen daarentegen doorgaans minder nadruk op pure kennisontwikkeling (kennis als product om te vermarkten), maar meer op de maatschappelijke finaliteit (dienstverlening richting kmo’s). Samenwerkingsrelaties tussen uitvoerders en leden van de gebruikersgroep worden regelmatig voortgezet na afloop van een TETRA-project. In de vorige evaluatie werd vastgesteld dat 37% van de leden van de gebruikersgroep nog een vervolg wilde geven aan de samenwerking met de onderzoekers. Het merendeel van hen wil dit doen middels een nieuw TETRA-project (29%) of in een Technische Dienstverlening of CO project met steun (22%). Uit de huidige cijfers (zie Figuur 18) blijkt ook dat de samenwerking nog regelmatig wordt voortgezet. Dat geldt dan niet voor alle leden uit de gebruikersgroep, maar de kans is toch vrij groot dat een onderwijsinstelling ten minste één relevant contact blijft overhouden aan de uitvoering van een TETRA-project Zo is het ook mogelijk dat dezelfde bedrijven herhaald worden benaderd door de projectuitvoerder om deel te nemen aan TETRA-projecten. Eerder in dit rapport gaven we al aan dat gebruikersgroepleden regelmatig aan verschillende projecten deelnemen en er ook clusters ontstaan van
30
Dialogic innovatie ● interactie
bedrijven/social profit organisaties die elkaar regelmatig in gebruikersgroepen tegenkomen (zie de cijfers in paragraaf 3.4.1 o.b.v. de interne analyse van IWT). Projectpartners
Gebruikersgroep
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
De samenwerking met de organisatie(s) is gestopt De samenwerking is voortgezet binnen een ander TETRA-project De samenwerking is voortgezet binnen een ander IWTproject, zoals Landbouwtrajecten of VIS-trajecten. De samenwerking is voortgezet buiten een subsidieinstrument van IWT om, maar wel binnen een… De samenwerking is voortgezet buiten een subsidieinstrument (bijvoorbeeld contractonderzoek)
Figuur 18. Hoe verloopt de samenwerking tussen de gebruikersgroep en projectpartners sinds de afloop van het project? Geeft u voor de volgende categorieën het aantal organisaties aan. (bron: enquête Gebruikersgroep [n=76] en Projectpartners [n=62], op basis van het aantal antwoorden)
3.6 Duur en uitloop van projecten De looptijd van twee jaar voor TETRA-projecten wordt als goed ervaren, hoewel projectuitvoerders graag de mogelijkheid zien om langer lopende projecten uit te voeren. Gebruikersgroepleden zitten daar echter niet op te wachten en hun interesse verslapt als projecten uitloop hebben. Het is dan ook goed dat IWT aanstuurt op strakke uitvoering van projecten en uitloop enkel toelaat als daar goede redenen voor zijn. Projecten hebben in principe een looptijd van 2 jaar, met uitzondering van de voorbereidingsprojecten en de projecten met een Europese component. Die looptijd wordt doorgaans als goed ervaren. Met name bedrijven lijken geen baat te hebben bij projecten met een langere looptijd (bijv. 3-4 jaar); voor hen is een project van 2 jaar prima. Daar komt bij dat de feitelijke uitvoering van een TETRA-project voorafgegaan wordt door het schrijven en indienen van een projectvoorstel. De meeste bedrijven zijn dus al zo’n 2,5 jaar betrokken voordat een project volledig is afgerond. Bij langer lopende projecten neemt de interesse van bedrijven af. Projectuitvoerders zouden wel graag de mogelijkheid zien om voorstellen voor langer lopende, meer verdiepende projecten uit te voeren. Hun tijdshorizon is simpelweg anders dan die van bedrijven. Voor een goede implementatie en het opvangen van onvoorziene omstandigheden is volgens projectuitvoerders bij voorkeur meer tijd nodig.
Projectpartners
46%
Gebruikersgroep
54%
9% 0%
71% 10%
20%
30%
De looptijd zou korter moeten zijn
40%
50%
De looptijd is prima
19% 60%
70%
80%
90%
100%
De looptijd zou langer moeten zijn
Figuur 19. Ervaart u de looptijd van de TETRA-projecten (2 jaar) als voldoende? (bron: enquête Projectpartners [n=79] en Gebruikersgroep [n=300], op basis van aantal antwoorden)
Twee jaar is echter wel kort als er iets mis gaat, bijvoorbeeld als een onderzoeker ziek wordt, van job verandert of als materialen voor testen niet tijdig geleverd worden. Als er onmacht dreigt, kunnen projectuitvoerders wel om uitloop vragen bij IWT. IWT staat
Dialogic innovatie ● interactie
31
uitloop (met behoud van de volledige subsidie) alleen toe als er zeer goede redenen zijn. Door het strikte beleid van IWT komt uitloop dan ook niet zo vaak voor en zijn daar aanwijsbare redenen voor (zie Figuur 20).
Tijdelijk personele uitval, bijvoorbeeld door ziekte of zwangerschap
5% 30%
51% 14%
Personeelsverloop in het team van uitvoerders tijdens het project (nieuwe aanwerving onderzoeker) Late levering van apparatuur, materialen, etc.
Anders, namelijk
Figuur 20. De uitvoering van een TETRA-project waar u aan deelnam liep langer door dan gepland. Kunt u kort aangeven waarom het project uitgelopen is? (bron: enquête Projectpartners [n=37], op basis van aantal antwoorden)
Uitgelopen projecten worden doorgaans minder goed beoordeeld. Logisch ook, aangezien IWT alleen uitloop toestaat als er echt iets aan de hand is. Tegelijkertijd zien we dat de interesse van gebruikersgroepleden in de resultaten afneemt bij uitloop. Kort gesteld: bedrijven zien liever sneller antwoord op hun vragen, terwijl projectuitvoerders streven naar continuïteit van hun onderzoeksgroep en meer de diepte van onderliggende vraagstukken willen induiken. Eventuele uitloop heeft overigens geen significant effect op de uiteindelijke (bruikbaarheid en toepassing van) resultaten.
3.7 Knelpunten bij de uitvoering van projecten Conflicterende wensen en belangen tussen uitvoerders en gebruikers, zijn het belangrijkste knelpunt bij de uitvoering van TETRA-projecten. Technische problemen en het wegvallen van partners worden ook genoemd als knelpunten en blijken de belangrijkste oorzaken van vertraging en uitloop. In vier op de tien TETRA-projecten heeft de waarnemend adviseur van IWT tijdens de uitvoering van het project een bepalende bijsturende en/of sterk adviserende rol, in veel gevallen op het moment dat zich knelpunten voordeden of er problemen dreigden te ontstaan. Zo blijkt uit de vragenlijst onder projectuitvoerders. Een IWT-adviseur neemt altijd deel als waarnemer bij ieder TETRA-project, maar daadwerkelijk interveniëren is dus niet altijd nodig (als een project al goed loopt). Conflicterende wensen en belangen van projectpartners/kennisinstellingen enerzijds en leden van de gebruikersgroep anderzijds wordt door beide groepen respondenten gezien als het grootste knelpunt (zie Figuur 21). Over het algemeen zijn bedrijven toch meer gericht op de dagdagelijkse praktijk en vooral geïnteresseerd in de praktische relevantie van de resultaten (toepasbaarheid en economische relevantie). Bovendien zien zij het TETRA-programma als een belangrijke mogelijkheid om hun netwerk te versterken. Kennisinstellingen zijn meer gericht op kennisontwikkeling voor de toekomst en hebben een meer lange termijn visie. Bij de uitvoering van de projecten kan dit wel eens tot afwijkende visies leiden.
32
Dialogic innovatie ● interactie
Bedrag dat ik als lid van de gebruikersgroep moest betalen, was te hoog* Er vielen partners weg Technische problemen Er was teveel aandacht voor resultaten toepasbaar in onderwijs en te weinig gericht op concrete resultaten voor de doelgroepbedrijven Project was slecht gecoördineerd Projectdoel was onduidelijk Het vinden van een goede afspiegeling van de doelgroep in de gebruikersgroep* Het verzamelen van cofinanciering* Problemen met afspraken over Intellectueel Eigendom Confidentialiteitsproblemen Prioriteiten zijn gedurende het project veranderd Moeilijk balans te vinden tussen innovatiedoelen en onderwijsdoelen Conflicterende wensen en belangen van projectpartners/kennisinstellingen en gebruikersgroep 0% Gebruikersgroep
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Projectpartners
Figuur 21. Heeft u tijdens de uitvoering van het TETRA-project knelpunten ervaren? Zo ja, geef per project maximaal drie belangrijke knelpunten aan. Met een sterretje is aangeven als items alleen aan projectpartners of alleen aan gebruikersgroepleden zijn voorgelegd. (bron: enquête Projectpartners [n=79] en Gebruikersgroep [n=351], op basis van aantal antwoorden)
Technische problemen en het wegvallen van partners worden ook genoemd als knelpunten en zijn bovendien belangrijke oorzaken van vertraging en uitloop (zie ook paragraaf 3.6). Projectpartners vinden het lastig om de cofinanciering bijeen te brengen, maar opvallend genoeg is de hoogte van het bedrag dat afzonderlijke gebruikersgroepleden betalen voor hen vrijwel nooit een probleem. In de volgende paragraaf zoomen we apart in op cofinanciering en de problemen die daaromtrent bestaan.
3.7.1 Cofinanciering Het bijeenbrengen van voldoende cofinanciering, gemiddeld 1500 en 2500 euro per lid van de gebruikersgroep, wordt door aanvragers als een belangrijke uitdaging gezien binnen TETRA. Het cofinancieringspercentage voor TETRA-projecten ligt op 7,5%. Voor andere programma’s van IWT ligt dat percentage veelal hoger. Gemiddeld bestaat de gebruikersgroep uit 10-15 betalende leden. Op basis van de lijst met toegekende projecten stellen we vast dat de totale bijdrage uit cofinanciering gemiddeld 25.444 euro per project is, waarmee de individuele bijdrage per organisatie tussen de 1500 en 2500 euro ligt. Aanvragers hanteren verschillende schema’s om de bijdrage per lid van de gebruikersgroep te bepalen. Doorgaans is het zo dat grote bedrijven meer betalen dan kmo’s, bijvoorbeeld 3500 euro voor deelname. Hoewel dit bedrag te overzien lijkt en we in de vorige paragraaf al hebben laten zien dat gebruikersgroepleden hun financiële bijdrage niet als knelpunt zien, ervaren projectuitvoerders het wel als een probleem om cofinanciering bij elkaar te brengen. Cofinanciering is één van de drie grootste knelpunten voor projectpartners; ruim een kwart van de ondervraagde projectpartners ervaart dit als een knelpunt. Zij zien het bijeenbrengen van de benodigde financiële middelen als een zeer tijdrovend proces. Dat betekent dat projectuitvoerders meerdere bedrijven hebben benaderd die uiteindelijk niet participeerden omdat zij de kosten te hoog vonden. Volgens projectpartners ontstaan de problemen rondom cofinanciering met name doordat bedrijven het bedrag dat zij moeten
Dialogic innovatie ● interactie
33
inleggen voor deelname aan een TETRA-project te hoog vinden (zie Figuur 22). Een aanvullende analyse op de data uit de survey onder gebruikersgroepleden laat voorzichtig (aangezien het aantal respondenten laag is) zien dat meer dan de helft van de gebruikersgroepleden die aangeven het bedrag voor deelname te hoog te vinden, pas kort voor indiening van het voorstel bij IWT betrokken raakten. Dit bevestigt eerdere beelden dat bedrijven/social profit organisaties beter eerder in het traject al betrokken kunnen worden. 0%
20%
40%
60%
80%
Bedrijven vonden het bedrag te hoog In het domein van het project zijn bedrijven/social profit organisaties niet gewend om te betalen voor (collectief) onderzoek Op voorhand zegden een groter aantal bedrijven financiële steun toe dan het aantal dat uiteindelijk meebetaalden Bedrijven in de gebruikersgroep hadden een betalingsachterstand of werden failliet verklaard De financiële constructie was te complex (“in cash” en “in kind” bijdragen, inkomsten uit dienstverlening, etc.) anders, namelijk Het project overlapte met andere subsidieprojecten, waardoor bedrijven/social profit organisaties al meebetaalden aan soortgelijke…
Figuur 22. U heeft aangegeven knelpunten te hebben ervaren omtrent cofinanciering. Waar lag de moeilijkheid precies? (bron: enquête Projectpartners [n=19], op basis van aantal antwoorden)
Projectuitvoerders vinden het in het bijzonder lastig om cofinanciering bijeen te brengen in drie specifieke situaties: Ten eerste als een project gericht is op een vrij specifieke, kleine sector (bijv. de Vlaamse gaming industrie of de designsector). De pool van bedrijven is dan namelijk klein en de kans is groot dat bedrijven vaker worden benaderd met de vraag of ze willen deelnemen aan gebruikersgroepen. Ten tweede als een project gericht is op een sector met veel kleine kmo’s. Voor kleine ondernemingen kan het bedrag van enkele duizenden euro’s wel degelijk een drempel vormen. Daar komt immers hun tijdsinvestering nog bovenop (eerder in dit rapport lieten we zien dat het gemiddeld om 18 werkdagen gaat). Voor die kmo’s is deelname aan een TETRA-project een bewuste keuze: geld kan maar één keer uitgegeven worden. Als zo’n bedrijf recent heeft deelgenomen aan een ander project of net bepaalde software heeft aangekocht, is de kans groot dat de projectuitvoerders nul op hun rekest krijgen als ze het bedrijf vragen om te participeren. Ten derde als een project gericht is op een domein waarin men niet gewend is om aan innovatie- en onderzoeksprojecten deel te nemen, men niet werkt met O&O-budgetten en/of niet gewend is aan het uitbesteden van onderzoek. Met name in de meer sociaal maatschappelijke domeinen levert het vinden van voldoende cofinanciering daarom relatief veel problemen op. Vooral projecten die binnen het maatschappelijke thema ‘duurzaam materialenbeheer’ vallen, rapporteren relatief vaak problemen met cofinanciering.
34
Dialogic innovatie ● interactie
Tabel 7. Percentage projecten waarbij cofinancieringsproblemen gerapporteerd worden, uitgesplitst naar maatschappelijk thema. (Bron cofinancieringsproblemen: enquête Projectpartners, op basis van aantallen per project. Bron maatschappelijk thema: IWT. [n=48]) Cofinancieringsproblemen Maatschappelijk thema
Ja
Nee
n
Duurzaam materialenbeheer
54%
46%
13
Energie efficiëntie en groene energie
17%
83%
12
Zorginnovatie met als thema's vergrijzing en gezondheid
50%
50%
4
Duurzame en efficiënte mobiliteit en logistiek
0%
100%
4
Sociale innovatie en creatief ondernemerschap
14%
86%
14
Arbeids- en werkorganisatie
100%
0%
1
Aanvullende analyse wijst uit dat er een sterke samenhang bestaat tussen projecten die door IWT en onafhankelijke experten als minder goed worden beoordeeld (maar toch voldoende om gesubsidieerd te worden) en problemen met cofinanciering. Als we kijken naar de scores van projecten op projectkwaliteit dan krijgen projecten waarbij cofinancieringsproblemen zijn gerapporteerd inderdaad een lager kwaliteitsoordeel. Het is echter lastig om hier een eenduidige conclusie aan te verbinden. Het kan immers zo zijn dat bedrijven en of social profit organisaties inderdaad deze projecten minder relevant vonden en daarom terughoudend zijn met het verstrekken van cofinanciering of het kan zijn dat deze projecten door IWT minder goed beoordeeld zijn omdat het op voorhand minder duidelijk was wat het engagement van bedrijven was rondom dit project. Pas vanaf 2013 vraagt IWT aan projectuitvoerders echter om een cofinancieringsplan in te dienen. Daarvoor beoordeelde IWT alleen engagement, gebaseerd op de beoogde inzet van bedrijven tijdens het project, onderbouwing van het valorisatiepotentieel, case studies, etc.
3.8 Opvolging aanbevelingen eerdere evaluaties De verbreding van het programma was een van de belangrijkste bijsturingen die in 2007 werd meegegeven. Sindsdien heeft er een beperkte verruiming van de term technologie plaatsgevonden. Aanvragers en gebruikers zijn doorgaans positief over deze verbreding. Na vier oproepjaren besluit IWT een mini-evaluatie uit te voeren om te kijken wat de effecten zijn die sinds de bijsturingen in 2007 (oproepjaar 2007-2008) zijn doorgevoerd. In deze evaluatie worden een aantal bijsturingen meegegeven: zorg voor verbetering van de bekendheid van TETRA, verruim de term technologie, stel de duur in principe vast op 2 jaar, zorg voor verduidelijking van de handleiding zodat het aantal foutieve aanmeldingen afneemt, voorkom dat projecten met een gemengde finaliteit systematisch benadeeld worden door de huidige selectiecriteria, besteed meer aandacht aan toegevoegde waarde voor het onderwijs en bekijk of het mogelijk is om het cofinancieringspercentage in de toekomst te laten stijgen. Met betrekking tot de inrichting van het programma heeft er inderdaad een verruiming van de term technologie plaatsgevonden en is de duur van TETRA-projecten in principe vastgesteld op 2 jaar. Hoewel het aantal zuiver technologische projecten nog wel de overhand heeft, is er langzaam een verschuiving zichtbaar naar meer projecten die in hoofdzaak niet-technologisch zijn. Echte trends kunnen we pas over enkele jaren bekijken. Aanvragers en gebruikers zijn doorgaans positief over deze verbreding. Kijken we naar de aanvraag- en selectieprocedure dan geven interviewrespondenten aan inderdaad een toenemende aandacht voor onderwijspraktijken te bemerken. Dit wordt door hen als een gunstige evolutie gezien. Ook de handleidingen en communicatie van IWT
Dialogic innovatie ● interactie
35
worden als goed en helder beoordeeld evenals de selectiecriteria (zie ook paragraaf 0). Het gebrek aan bekendheid van het TETRA-programma komt ook niet meer naar voren als een knelpunt. Interviewrespondenten hebben gemengde gevoelens ten aanzien van een verhoging van het cofinancieringspercentage. Hoewel een verhoging wordt gezien als een middel om meer betrokkenheid van bedrijven en social profit organisaties te realiseren, voorzien de hogescholen en universiteiten problemen in de haalbaarheid. Met name voor kmo’s, en meer specifiek in de meer maatschappelijke domeinen, kan dit lastig worden (hoewel de mogelijkheid tot in kind financiering wellicht mogelijkheden biedt).
36
Dialogic innovatie ● interactie
4 Resultaten en impact van het TETRA programma In dit hoofdstuk zoomen we in op de resultaten van TETRA-projecten, de bruikbaarheid en de benutting daarvan en uiteindelijk de bredere impact van TETRA op onderwijs en het Vlaamse bedrijfsleven. We beantwoorden naast de effectiviteitsvraag de vraag in welke mate het TETRA programma tot additionaliteit leidt.
4.1 Het realiseren van doelen en algemene tevredenheid 4.1.1 Realisatie van doelen De doelen die betrokkenen bij TETRA-projecten zichzelf stellen, worden opmerkelijk vaker gehaald voor projectuitvoerders dan voor leden van de gebruikersgroep. Leden van de gebruikersgroep slagen er voornamelijk in om gestelde doelen op het vlak van uitbouw van hun netwerk met hoger onderwijsinstellingen te realiseren en het verhogen van het algemeen kennisniveau over een bepaald thema. In hoofdstuk 3 lieten we al zien dat de redenen voor deelname van leden van de gebruikersgroep en projectuitvoerders verschillen. In deze paragraaf zetten wij uiteen in welke mate die doelen volgens hen zijn gerealiseerd: heeft het TETRA-programma projectuitvoerders en leden van de gebruikersgroep gebracht waar ze op hoopten? Figuur 23 en Figuur 24 laten vrij grote verschillen zien. Projectpartners zijn opmerkelijk positiever over hun deelname aan TETRA-projecten; zij slagen er vaker in om hun gestelde doelen te realiseren. Dat geldt zowel voor verwachtingen op het vlak van kennisverwerving, onderwijsbeleid als de netwerkfunctie.
Netwerkfunctie
Instellings- en onderwijsbeleid
Kennisverwerving
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Het verwerven van kennis m.b.t. een concreet vraagstuk (ontwikkelen nieuw product en/of dienst, het verbeteren van een specifiek proces) Het verwerven van kennis die niet direct verbonden is aan een concreet vraagstuk (o.a. exploreren van nieuwe technologieën, diversificeren van bestaande kennisbasis) Het verbeteren van de onderwijspraktijk (praktijkvoorbeelden inbrengen in de les, thesissen)
Zorgen voor externe financiering voor mijn kennisinstelling
Competenties van het personeel uitbreiden/onderhouden
Het aangaan en/of onderhouden van relaties met andere instellingen voor hoger onderwijs Het aangaan en/of onderhouden van relaties met bedrijven en social profit organisaties
Volledig behaald
Grotendeels behaald
Deels behaald
Nauwelijks behaald
Niet behaald
Figuur 23. In welke mate zijn deze doelstellingen behaald? (bron: enquête Projectpartners [n=80], op basis van aantal antwoorden)
Dialogic innovatie ● interactie
37
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Het verwerven van kennis m.b.t. een concreet vraagstuk (ontwikkelen nieuw product en/of dienst, het verbeteren van een specifiek proces) (n=136) Het verwerven van kennis die niet direct verbonden is aan een concreet vraagstuk (o.a. exploreren van nieuwe technologieën, diversificeren van bestaande kennisbasis) (n=134) Beter kunnen inschatten van markten/economisch potentieel van een technologie/product/dienst (n=112) Competenties van het personeel uitbreiden/onderhouden (n=72)
Netwerkfunctie
Strategie/beleid Kennisverspreiding
0%
Het aangaan en/of onderhouden van relaties met instellingen voor hoger onderwijs (n=159) Het aangaan en/of onderhouden van relaties met andere bedrijven en social profit organisaties (n=90)
Volledig behaald
Grotendeels behaald
Deels behaald
Nauwelijks behaald
Niet behaald
Weet niet / geen mening
Figuur 24. In welke mate zijn de door u aangegeven redenen van deelname behaald? (bron: enquête Gebruikersgroep [n=zie figuur], bedrijven en social profit organisaties, op basis van aantal antwoorden)
Bedrijven en social profit organisaties zijn vooral te spreken over de relaties die zijn ontstaan (of in stand zijn gehouden) met hoger onderwijsinstellingen. We zagen eerder al dat dit de belangrijkste reden voor deelname is voor bedrijven en social profit organisaties. Ook uit de vorige evaluatie bleek dat een groot aantal bedrijven vooral nut leek te behalen uit netwerkwerkingsmogelijkheden en het op de hoogte blijven van laatste (wetenschappelijke) inzichten. De overige doelstellingen worden grotendeels of deels behaald, maar zelden volledig. Dat duidt er op dat deelnemers toch concessies moeten doen en niet al hun verwachtingen waar zien worden. TETRA biedt immers geen maatwerk voor individuele bedrijven en komt op die manier niet altijd volledig tegemoet aan wensen en noden van bedrijven in de gebruikersgroep. Om die reden zijn de instapkosten (7,5% cofinanciering) dan ook relatief laag vergeleken met andere subsidieprogramma’s. Deze bevinding kan daarnaast samenhangen met de verschillen in de opvatting van bedrijven in de gebruikersgroep en die van de projectuitvoerder. Ook daar zal een balans tussen gevonden moeten worden.
4.1.2 Tevredenheid over deelname aan TETRA Zowel projectuitvoerders als leden van de gebruikersgroep zijn overwegend zeer positief over TETRA. Tevredenheid onder leden van de gebruikersgroep hangt vooral samen met het moment waarop zij betrokken werden bij het project: het meest tevreden zijn bedrijven en social profit organisaties die tijdens de projectdefinitie nog mede richting konden geven aan het voorstel. Het minst tevreden zijn zij die vlak voor indiening werden gevraagd om toe te treden tot de gebruikersgroep. Een eerste manier om tevredenheid te polsen is om te na te gaan (i) of projectdeelnemers zouden overwegen om nogmaals deel te nemen aan een toekomstig TETRA-project (ii) en of ze deelname zouden aanraden aan collega’s. Zowel projectuitvoerders als deelnemers in de gebruikersgroep zijn zeer positief:
38
97,5% van de projectuitvoerders geeft aan nogmaals te willen deelnemen aan een TETRA-project en 98,7% raadt deelname aan bij collega’s.
Dialogic innovatie ● interactie
Van alle gebruikers zou 93,2% nogmaals willen deelnemen aan een TETRA-project; hetzelfde percentage gebruikers zou deelname aan TETRA aanraden aan collega’s.
We merken hier meteen twee zaken bij op. In de eerste plaats gaven we al aan dat relatief veel gebruikersgroepleden al eerder aan TETRA deelnamen of gebruik maakten van andere regelingen van het IWT. In de tweede plaats is de respons op de survey relatief laag. We kunnen dus niet nagaan of de groep respondenten in het bijzonder positief zijn over TETRA en hoe de non-responsgroep daar tegenover staat. Een tweede manier om tevredenheid te meten is om te vragen naar een rapportcijfer; zowel voor het verloop van TETRA-projecten als het resultaat ervan. Consistent met de inzichten uit de vorige paragraaf, over het realiseren van gestelde doelen, geven projectuitvoerders hogere scores voor tevredenheid dan leden van de gebruikersgroep. Projectuitvoerders beoordelen het projectverloop gemiddeld met een 7,5 (op een 10puntsschaal) en het projectresultaat met een 7,7. Leden van de gebruikersgroep geven de cijfers 7,0 (verloop) en 6,7 (resultaat). Tevredenheid van gebruikersgroepleden, zowel met het projectverloop als de resultaten, wordt primair bepaald door de kwaliteit van projecten15. Ook de begeleiding van individuele gebruikersgroepleden door de projectuitvoerders, bijvoorbeeld via case studies, draagt bij aan tevredenheid met het projectresultaat. Andere aspecten van de projectuitvoering, zoals de communicatie met de onderzoekers, hebben beperkt invloed op tevredenheid. Een aanvullende analyse laat zien dat deze lagere score vooral te maken heeft met de invloed die leden van de gebruikersgroep kunnen hebben op de richting van het TETRAproject, gaandeweg het schrijven van het voorstel en de uitvoering van het TETRA-project (zie Figuur 25). Die figuur laat duidelijk zien dat bedrijven het meest tevreden zijn als zij in de loop van de voorbereiding betrokken werden en zo invloed konden uitoefenen op de richting en het plan van aanpak van het TETRA-project (vraagsturing). Zij zijn het minst tevreden als ze vlak voor indiening van het projectvoorstel bij IWT door de projectuitvoerder zijn benaderd om te participeren. Het gevoel overheerst dan dat (i) er geen ruimte meer is om een inhoudelijke bijdrage te leveren en ervoor te zorgen dat hun wensen en noden daadwerkelijk terug komen in het projectvoorstel en (ii) zij vooral zijn benaderd om zitting te nemen in de gebruikersgroep om het minimaal aantal handtekeningen te verzamelen en de cofinanciering bijeen te brengen. Zie ook onze eerdere opmerking over cofinanciering (3.7.1): bedrijven/social profit organisaties die vlak voor indiening worden betrokken, geven relatief vaak aan dat het bedrag voor deelname te hoog was. Bedrijven en social profit organisaties waarderen het dan nog meer als zij pas na goedkeuring van het projectvoorstel toetreden tot de gebruikersgroep. Ook dan lijkt ruimte beperkt om nog invloed te hebben op de richting van het project, maar het grote voordeel is dat de subsidie al gegund is zonder dat het bedrijf daar moeite voor heeft moeten doen. Er kan dus op een rijdende trein gesprongen worden. Een andere verklaring werd tijdens de interviews gegeven: bedrijven/social profit organisaties hebben mogelijk via via vernomen (collega’s, het VIN-netwerk, nieuwsbrieven, etc.) dat een TETRA-project is gestart in de kern van hun interesse. Als zij zich vervolgens zelf, proactief, aanmelden bij de gebruikersgroep kan dat ook deels verklaren waarom later toegetreden leden van de gebruikersgroep positiever zijn over hun deelname dan leden die vlak voor indiening van een voorstel bij IWT betrokken raakten.
15
Verklaarde variantie van 45% (n=76) voor projectverloop en 47% (n=75) voor projectresultaat.
Dialogic innovatie ● interactie
39
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
8,0
cijfer verloop cijfer resultaat
Vanaf het begin van de projectvoorbereiding In de loop van de voorbereiding, bij het uitwerken van het plan van aanpak Pas kort voor het indienen van het voorstel bij IWT Na goedkeuring van het voorstel door IWT Figuur 25. Kunt u een cijfer geven (van 1 tot en met 10) voor uw tevredenheid met betrekking tot het verloop en resultaat van een project. Uitgesplitst naar moment waarop gebruiker bij het project betrokken raakte (bron: enquête Gebruikersgroep [n=129], op basis van antwoorden per individuele respondent).
De beoordeling van projectvoorstellen door IWT en onafhankelijke experten in de selectiefase blijkt een goede voorspeller van uiteindelijke tevredenheid van gebruikersgroepleden. Voorstellen die hoog scoren op zowel de indicator valorisatiepotentieel als wetenschappelijke/technologische kwaliteit, leiden vaker tot tevredenheid. Dit wijst op een goede selectie door IWT. Zie Figuur 26.
Wetenschappelijk / technologische kwaliteit
Valorisatiepotentieel
5,2
5,4
5,6
5,8
6,0
6,2
6,4
6,6
6,8
7,0
6,5
Cijfer verloop
6,9
6,3
Cijfer resultaat
6,6
6,4
Cijfer verloop
6,7
5,8
Cijfer resultaat
6,9
IWT oordeel = B+
IWT-oordeel = A
Figuur 26. Samenhang tussen de beoordeling en tevredenheid (bron: enquête Gebruikersgroep, gecombineerd met portfoliodata). n = 83 projecten.
4.2 Directe projectresultaten en het verspreiden daarvan 4.2.1 Eindproducten van TETRA-projecten Door het toch nog overwegend technische profiel van TETRA-projecten ontstaan vaak technische eindproducten, zoals demonstratieapparatuur, rekenmodellen en prototypes. TETRA-projecten leveren doorgaans in beginsel nieuwe inzichten op door testen, case studies, technologievergelijkingen, enzovoort. Die nieuwe inzichten kunnen zowel benut worden door onderzoekers (in onderwijs of nieuwe projectvoorstellen) als door leden van de gebruikersgroep en de bredere achterban (van strategische beslissingen om te investeren in een bepaalde technologie tot concrete productontwikkeling). Die inzichten
40
Dialogic innovatie ● interactie
slaan veelal neer in vrij praktische “eindproducten” van het TETRA-project, zoals handleidingen, prototypes of rekenmodellen. Dat zijn immers bij uitstek producten die zich lenen of te verspreiden onder een brede achterban. Figuur 27 laat zien dat vooral testopstellingen en demonstratieapparatuur worden ontwikkeld.
Stappenplannen/handleidingen Ontwikkeling van nieuwe standaarden of codes voor de praktijk Testopstellingen, demonstratieapparatuur Prototypes Rekenmodellen, algoritmes 0
20
40
60
80
100 120
140
Figuur 27. Kunt u aangeven welke technische resultaten zijn voortgekomen uit het project/de projecten? (bron: enquête Gebruikersgroep [n=307], op basis van aantal antwoorden)
In gesprekken met gebruikersgroepleden en projectuitvoerders komt naar voren dat projecten niet altijd tot de bovenstaande directe projectresultaten leiden, maar dat er ook vaak productvergelijkingen worden opgeleverd, inzichten uit gebruikersonderzoek, een evaluatie-instrument, marktscans, technische voorlichtingsnota’s (bijv. in de bouwsector), benchmarks van technologieën, literatuurscans, enzovoort. Ook dat zijn vormen van bruikbare resultaten. Bovendien gaven we eerder aan dat – hoewel TETRA nog steeds wordt gedomineerd door technologisch georiënteerde projecten – in toenemende mate ruimte wordt gegeven aan niet-technologische projecten en die ruimte ook steeds meer wordt benut. Inzichten uit dergelijke non-tech projecten leiden minder snel tot tastbare projectresultaten zoals eerder opgesomd, maar worden vaker beschreven in publicaties, op websites of worden op andere manieren overgebracht.
4.2.2 Kennisverspreiding door projectuitvoerders Kennisverspreiding gebeurt nog veel via presentaties en workshops. De trend om meer casestudies in te zetten om de bedrijven in de doelgroep bewuster te betrekken en hen te tonen hoe nieuwe technologieën en andere inzichten daadwerkelijk in de praktijk werken, blijft ondanks aansporingen van IWT uit.. Kennisverspreiding gebeurt toch nog veel via presentaties en workshops (zie Figuur 28). De laatste jaren heeft IWT projectuitvoerders aangemoedigd om vooral actieve vormen van kennisverspreiding in te zetten. In de klassieke vormen van kennisverspreiding – via het geschreven woord (wetenschappelijke publicaties of publicaties in vaktijdschriften) of het gesproken woord (presentaties of workshops) – heeft de eindgebruiker vaak een meer passieve rol. Met actieve vormen van kennisverspreiding worden bijvoorbeeld case studies bedoeld; de bedrijven in de doelgroep worden bewuster betrokken en kunnen zien hoe nieuwe technologieën en andere inzichten daadwerkelijk in de praktijk uitwerken. IWT veronderstelt dat de kans dan toeneemt dat projectresultaten vervolgens door bedrijven en social profit organisaties worden opgepikt en benut. Ondanks die aanmoediging laat Figuur 28 geen trend zien in de toenemende inzet van case studies.
Dialogic innovatie ● interactie
41
0%
Presentaties, workshops
Wetenschappelijke artikelen
Posters, websites, promotievideo’s 10% 20% 30%
Testopstellingen 40% 50%
60%
Niet-wetenschappelijke artikelen Case studies 70% 80%
90%
100%
2010 (n=14)
2011 (n=16)
2012 (n=17)
2013 (n=16)
Totaal (n=63)
Figuur 28. De inzet van verschillende tools voor kennisverspreiding naar doelgroeporganisaties: zijn actieve vormen van kennisverspreiding (case studies) vaker ingezet de laatste jaren? (bron: enquête Projectpartners [n=zie figuur], op basis van aantal projecten. De jaren – 2010 t/m 2013 – geven aan wanneer een project is afgerond)
Ondanks het achterblijven van een echte trend in het inzetten van case studies, zien betrokkenen (zowel projectuitvoerders als leden van de gebruikersgroep) wel het nut in van meer actieve vormen van kennisverspreiding. Hun inschatting is dat die vormen effectiever zijn om kennis daadwerkelijk over te brengen op de uiteindelijke doelgroep. Figuur 29 laat de voorkeur zien voor het inzetten van case studies, testopstellingen en presentaties/workshops om te komen tot een effectieve manier van kennisoverdracht. Het plaatsen van informatie op websites, in brochures of publicaties (wetenschappelijk en vaktijdschriften) wordt als minder effectief beschouwd. Het opzetten van de case studies is echter niet in alle gevallen even gemakkelijk, dat is de reden dat nog niet over de volle breedte van TETRA-projecten met case studies gewerkt wordt. Case studies vragen om extra engagement van bedrijven die een case inbrengen, inzichten kunnen soms als vertrouwelijk bestempeld worden (en zijn daardoor moeilijker te delen), contexten kunnen sterk uiteenlopen (is een case studie dan wel leerzaam voor de gehele, brede achterban?) en het organiseren van case studies vraagt om extra inzet. Het is interessant om na te gaan hoe hier een betere koppeling gemaakt kan worden met andere activiteiten van hogescholen, waaronder de LED’s16. 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Presentaties, workshops Wetenschappelijke artikelen Niet-wetenschappelijke artikelen Posters, websites, promotievideo’s Testopstellingen Case studies Niet
In beperkte mate
In redelijke mate
In sterke mate
Figuur 29. In welke mate zijn de tools voor het verspreiden van kennis naar de doelgroeporganisaties effectief, volgens u? (bron: enquête Projectpartners [n=74], op basis van aantal antwoorden).
16
Met het LED-netwerk worden snelle innovatievragen van KMO’s beantwoord, onder andere door hogescholen. Zie http://www.lednetwerk.be/.
42
Dialogic innovatie ● interactie
4.2.3 Kennisverspreiding via werkgevers- en sectororganisaties Hoewel werkgevers- en sectororganisaties vaak in gebruikersgroepen zitten, verspreiden zij niet altijd relevante kennis onder hun achterban. Als zij dat wel doen, wordt nog relatief vaak gekozen voor een artikel in een nieuwsbrief. Gezien de ruime en brede achterbannen van werkgevers- en sectororganisaties liggen hier kansen om inzichten uit TETRA-projecten nog beter onder de doelgroep te verspreiden. Kennis uit een TETRA-project hoeft niet per definitie verspreid te worden door de onderzoekers verbonden aan dat project. Dat kan ook gedaan worden door een werkgeversorganisaties (UNIZO, VOKA), clusterorganisaties, federaties (Agoria, Essencia, etc.) of daar aan verbonden onderzoekscentra (zoals Sirris en Centexbel). Uit eerder gepresenteerde cijfers (Tabel 5) blijkt dat ongeveer 7,5% van alle gebruikersgroepleden (ordegrootte: 130 organisaties) tot die categorie behoort. Echter, als federaties of werkgeversorganisaties deelnemen aan gebruikersgroepen, verspreiden zij in ongeveer één derde van de gevallen niet actief zelf de projectresultaten onder hun achterban. Zij nemen dan vooral deel aan het project om op de hoogte te blijven over de laatste stand van zaken in een domein, zonder daar direct eigen acties aan te koppelen om die kennis breder te verspreiden. In één derde van de gevallen wordt kennis bovendien alleen gedeeld met aangesloten ledenbedrijven via het plaatsen van een artikel in een nieuwsbrief. Gelet op de uitkomsten die wij eerder in deze paragraaf beschreven, lijkt het organiseren van bijeenkomsten effectiever te zijn dan het plaatsen van een bericht in een nieuwsbrief – hoewel het één het ander natuurlijk niet uitsluit en er ook meer middelen voor nodig zijn om een bijeenkomst te organiseren. Het nadrukkelijker betrekken van werkgeversorganisaties, federaties, collectieve onderzoekscentra en platformen waar bedrijven samen komen, kan in de toekomst kansen opleveren voor bredere kennisverspreiding en –benutting van TETRA-projecten. Het betrekken van dit soort intermediaire organisaties is vaak een springplank naar een groter deel van de achterban; een groter deel dan dat doorgaans bereikt kan worden via directe contacten van projectuitvoerders met bedrijven.
4.3 Benutting resultaten & impact 4.3.1 Gebruik resultaten door bedrijven en social profit organisaties Gebruikers zien TETRA vooral als ‘insight-’, scoutings- en netwerkinstrument. Directe resultaten van TETRA-projecten zijn nuttig om kennis op te doen over een bepaald thema, maar leiden niet tot directe/onmiddellijke benutting bij bedrijven in de bredere doelgroep. Bedrijven en social profit organisaties ervaren resultaten vaak als generiek en moeten zelf nog investeren (ook in tijd) om inzichten in de eigen organisatie te implementeren. De kernvraag van dit hoofdstuk is natuurlijk: als relevante inzichten uit TETRA-projecten uiteindelijk zijn neergeslagen in allerlei projectproducten en worden gedeeld op allerlei manieren (zie de vorige paragraaf), gaan bedrijven en social profit organisaties uit de achterban met die kennis dan daadwerkelijk aan de slag? Ofwel: weten eindgebruikers de inzichten uit TETRA te benutten in hun eigen organisatie? Projectuitvoerders zijn daar heel positief over. Hun inschatting is dat kennis uit TETRAprojecten vrij snel na oplevering door bedrijven te gebruiken is en projectresultaten zich bovendien goed lenen om daadwerkelijk benut te worden door hun doelgroep. Zo geven
Dialogic innovatie ● interactie
43
projectuitvoerders een score 7,5 op een 10-puntsschaal voor praktische toepassing van hun projectresultaten en verwacht 60% van de projectuitvoerders dat projectresultaten tijdens of direct na afloop van het project te gebruiken zijn (en nog eens 18% van hen verwacht dat resultaten binnen een jaar na afloop van het project te benutten zijn). Het beeld van de projectuitvoerders lijkt in de praktijk toch enigszins een overschatting te zijn. Immers, één derde van de bedrijven en social profit organisaties uit de doelgroep die deelnamen aan de gebruikersgroep geeft aan dat projectresultaten zijn geïmplementeerd in de eigen organisatie. Ook het rapportcijfer dat zij geven voor bruikbaarheid van projectresultaten ligt lager dan de beoordeling van projectuitvoerders: gemiddeld een 5,0. 35 30 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 30. In hoeverre zijn de behaalde projectresultaten bruikbaar voor uw organisatie? Geef een cijfer van 1 tot en met 10. (bron: enquête Gebruikersgroep [n=154], Bedrijven en social profit organisaties, op basis van aantal antwoorden)
Er zijn twee samenhangende redenen waarom projectresultaten nu (nog) niet worden gebruikt door bedrijven en social profit organisaties uit de doelgroep (zie Figuur 31). Met TETRA wordt, op allerlei terreinen en binnen diverse domeinen, de brug geslagen tussen hoger onderwijsinstellingen en een groep bedrijven/social profitorganisaties. Vraagstukken die binnen TETRA-projecten centraal staan, zijn dus nooit bedrijfsspecifiek maar moeten een bredere doelgroep aanspreken. Dat betekent dat projecten vaak aansluiten op een meer generiek probleem in een sector of (technisch) domein waar meerdere bedrijven tegen aan lopen. Projectresultaten mogen ook nooit exclusief gedeeld worden met leden van de gebruikersgroep. Als gevolg daarvan zijn de projectresultaten van TETRA-projecten – in de ogen van bedrijven – ook te generiek. Voor specifieke innovatietrajecten of de ontwikkeling van kennis direct aansluitend op de strategische koers van een bedrijf, kan beter gekozen worden voor een individueel subsidie-instrument (zoals de kmoinnovatieprojecten of O&O-bedrijfsprojecten), contractonderzoek of het aannemen van gespecialiseerd (O&O)-personeel. Inzichten uit TETRA-projecten zijn vaak niet bedrijfsspecifiek genoeg en vragen om (flinke) investeringen van bedrijven om in de eigen organisatie geïmplementeerd te worden. 30% van de bedrijven en social profit organisaties uit de gebruikersgroep noemt dit als verklaring waarom benutting van resultaten achterblijven. Het generieke karakter van de projectresultaten kan ook juist positief opgevat worden: door dit generieke karakter kunnen veel doelgroepbedrijven er mee aan de slag (kennisbasis), in het geval van specifieke kennis zou die groep potentiële toepassers wellicht kleiner zijn. Daarnaast geeft 29% van de respondenten aan dat nog wordt gewerkt aan het toepassen van de inzichten uit TETRA-projecten. Ook dat duidt er op dat bedrijven de resultaten van een TETRA-project eerst “eigen” moeten maken – soms gaat dat gepaard met forse investeringen in apparatuur, kennisontwikkeling of aanpassing van productieprocessen of business modellen – voordat projectresultaten daadwerkelijk geïmplementeerd zijn. De
44
Dialogic innovatie ● interactie
kans dat projectresultaten worden toegepast door bedrijven, hangt sterk samen met de tevredenheid van gebruikersgroepleden over de begeleiding van onderzoekers bij het toepasbaar maken van kennis17. 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Projectresultaten zijn niet bruikbaar aangezien ze niet bedrijfsspecifiek genoeg zijn Toepassing nog in ontwikkeling / voorbereiding Economisch niet haalbaar Niet langer relevant voor de onderneming Technologisch niet haalbaar Projectresultaten zijn te geavanceerd (te complex) voor de onderneming
Figuur 31. Waarom worden projectresultaten nog niet toegepast in uw organisatie? (bron: enquête Gebruikersgroep [n=148], Bedrijven en social profit organisaties, op basis van aantal antwoorden)
Er is nog een derde reden waarom bedrijven uit de gebruikersgroepen niet direct met projectresultaten aan de slag gaan: we hebben eerder in dit rapport al laten zien dat gebruikersgroepleden het vooral belangrijk vinden om op de hoogte te blijven over een bepaald onderwerp en hun netwerk met andere bedrijven en hoger onderwijsinstellingen op te bouwen of in stand te houden. Bovendien – zo gaven we ook al eerder aan – zijn het de meer O&O-intensieve en vooroplopende bedrijven die deelnemen aan de gebruikersgroep. Juist die bedrijven kunnen als klankbord fungeren voor de onderzoekers. Zij gaven in de gesprekken die wij met hen voerden en in de enquête aan dat inzichten uit TETRA-projecten voor hen vaak niet nieuw zijn. Voor andere, minder innovatieve bedrijven uit de sector kunnen die inzichten overigens wel relevant zijn, zo benadrukken zij. In de vorige alinea hebben we laten zien dat de bredere doelgroep mogelijk via sectororganisaties bereikt kan worden.
4.3.2 Impact van projectresultaten op de doelgroep (bedrijfsleven en social profit) TETRA heeft impact op het Vlaamse bedrijfsleven: TETRA zorgt voor extra aandacht voor O&O en innovatiemanagement, levert waardevolle netwerkrelaties met hoger onderwijsinstellingen op en verhoogt het kennisniveau van bedrijven zodat strategische (investerings)beslissingen meer gefundeerd genomen worden. Daarmee is TETRA een nadrukkelijk ‘insight-’, scoutings- en netwerkinstrument voor KMO’s en social profit organisaties. Directe resultaten van TETRA-projecten zijn nuttig om kennis op te doen over een bepaald thema, maar leiden niet tot directe/onmiddellijke benutting (onder vorm van nieuwe producten, diensten of verbeterde processen) bij bedrijven in de bredere doelgroep. Bedrijven en social profit organisaties ervaren de resultaten vaak als generiek en moeten zelf nog investeren (ook in tijd) om inzichten in de eigen organisatie te implementeren. In de vorige alinea hebben we uitgelegd waarom directe projectresultaten uit TETRA maar beperkt worden gebruikt door bedrijven en social profit organisaties die in de gebruikersgroep zetelen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat projectresultaten in beperkte mate één-op-één leiden tot nieuwe producten of diensten die op de markt
17
Samenhang tussen tevredenheid met de begeleiding door onderzoekers en toepasbaarheid van projectresultaten heeft een verklaarde variantie van 64% (n=75). Gebaseerd op de vragenlijst uitgezet onder gebruikersgroepleden.
Dialogic innovatie ● interactie
45
gebracht worden (zie Figuur 32). Dat mag je ook niet verwachten van een meer generiek instrument als TETRA. Ook uit de vorige evaluatie bleek dat bedrijven in veel gevallen wel nieuwe kennis opdoen, maar deze lang niet altijd direct (kunnen) toepassen: 13% van de bedrijven heeft hun producten/diensten verbeterd of heeft nieuwe producten/diensten op de markt gebracht en 4% van de bedrijven heeft nieuwe strategische keuzes gemaakt. Doordat bedrijven en social profit organisaties kennis en inzichten eerst ‘eigen’ moeten maken, verwachten gebruikersgroepleden vooral in de nabije toekomst (binnen 3 jaar, zie Figuur 33) de vruchten te plukken van deelname aan het TETRA-project. In het bijzonder gaat het dan om productieprocessen die geoptimaliseerd of duidelijk vernieuwd zijn.
Beroeps- of sectororganisatie en kennisinstelling
5
Bedrijf en Social profit organisatie
0
0
15
Procesoptimalisatie/vernieuwingen
24
Prototypen en/of testopstellingen
9
23
Een patentaanvraag
38
28 10
20
30
Een nieuw product/nieuwe dienst dat/die op de markt is of zal gebracht worden
40
Figuur 32. De projectresultaten resulteerden voor mijn bedrijf in… OF De projectresultaten resulteerden voor bedrijven uit mijn achterban/netwerk in… (bron: enquête Gebruikersgroep [n=respectievelijk 42 en 68), op basis van aantal antwoorden)
Procesoptimalisatie/-vernieuwingen Prototypen en/of testopstellingen Een patentaanvraag Een nieuw product/nieuwe dienst dat/die op de markt is of zal gebracht worden 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Figuur 33. Verwacht u dat de projectresultaten binnen drie jaar wel zullen resulteren in… (bron: enquête Gebruikersgroep [n=148], Bedrijven en social profit organisaties, op basis van aantal antwoorden)
De impact van TETRA op innovatie in de klassieke zin van het woord op korte termijn18 – als in nieuwe of sterk vernieuwde producten en diensten die op de markt worden gebracht of verbetering van processen – is relatief beperkt, zo laat de bovenstaande figuur zien. Vreemd is dat niet; om te komen tot nieuwe producten of diensten maken bedrijven gebruik van allerlei kennis (eigen O&O, kennis van de markt, contractonderzoek bij kennisinstellingen, het aannemen van gespecialiseerd personeel). Het ligt niet voor de hand dat enkel deelname aan een gebruikersgroep, waar een bedrijf in de ordegrootte van 2000 euro plus tijd voor het bezoeken van bijeenkomsten in investeert, leidt tot een nieuw product.
18
Wat het effect op lange termijn is, valt moeilijk in te schatten. Immers, we hebben in deze studie enkel bedrijven bevraagd die de afgelopen jaren bij TETRA-projecten betrokken waren. We weten dus niet of oudere projecten inmiddels wel hebben geleid tot marktintroductie van nieuwe producten. Daar speelt nog een ander lastig punt: zeker als projecten al wat langer geleden uitgevoerd zijn, is het lastig om het effect van deelname aan TETRA op productvernieuwing en –introductie te detecteren en te isoleren (attributieprobleem).
46
Dialogic innovatie ● interactie
Vanzelfsprekend haken zij wel pas aan als een TETRA-project relevant is voor de kerncompetentie van hun onderneming, maar dan vooral om op de hoogte te blijven van marktontwikkelingen, de state-of-the-art technologische inzichten en (technologische) mogelijkheden. Die kennis is ook heel wat waard en kan wel degelijk impact hebben op deelnemende bedrijven in de gebruikersgroep en de bredere doelgroep van TETRAprojecten. Als bedrijven op de hoogte zijn van de (technologische) mogelijkheden, kunnen zij beter onderbouwd strategische keuzes maken (bijv. over investeringen in bepaalde technologieën, de keuze tussen het gebruiken van verschillende materialen, samenwerking met partners op buitenlandse markten). Figuur 34 laat zien dat TETRA daar inderdaad aan bijdraagt. Daarmee is TETRA een nadrukkelijk insight-instrument om snel op de hoogte te geraken van nieuwe technologieën en toepassingen daarvan.
Meer samenwerking met kennisinstellingen Op structurelere basis met collega’s nieuwe ideeën bespreken (bijv. innovatieteam) Het nemen van de juiste strategisch beslissingen Actiever op zoek gaan naar samenwerking met andere bedrijven en social profit organisaties Actievere houding binnen beroeps- of sectororganisatie (Grotere) financiële investeringen in nieuwe technieken (Extra) inkoop van externe kennis (bijv. ingenieursbureau, universiteit, hogeschool) (Vaker) uitvoeren van een marktscan om ontwikkelingen en innovaties van concurrenten in de gaten te houden Aantrekken van nieuw personeel 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Figuur 34. Heeft deelname aan TETRA-projecten aanleiding gegeven tot… (bron: enquête Gebruikersgroep [n=65], Bedrijven en social profit organisaties, op basis van aantal antwoorden)
Figuur 34 bevestigt bovendien dat bedrijven en social profit organisaties via TETRA heel bewust bouwen aan hun netwerk met hoger onderwijsinstellingen. Dat helpt hen niet alleen om in te schatten welke kennis bij welke onderwijsinstelling beschikbaar is (voor eventueel contractonderzoek later), maar zorgt er ook voor dat bedrijven kunnen inschatten welke opleidingen goed aansluiten op hun kerncompetentie. Dat zijn immers de opleidingen waar zij talent kunnen scouten. Dat TETRA er daarnaast toe leidt dat bedrijven actiever met hun innovatiemanagement omgaan, bijvoorbeeld door op meer structurele basis met collega’s nieuwe ideeën te bespreken (Figuur 34), volgt ook uit de interviews en Figuur 35. Bedrijven en social profit organisaties hebben meer oog voor O&O en zijn door TETRA in staat om goedkoper en sneller te innoveren. In de interviews wordt benadrukt dat kennisopbouw in TETRA niet centraal staat, maar vooral het innovatiegedrag van kmo’s moeten beïnvloeden en het voor hen gemakkelijker maken om een dossier voor individuele steun bij IWT in te dienen, een samenwerkingsproject met een hoger onderwijsinstelling te starten of betrokken te raken bij onderwijsactiviteiten. Een aanvullende analyse wijst uit dat dit in het bijzonder geldt voor projecten die in de selectiefase door IWT en experten als zeer goed zijn beoordeeld op wetenschappelijke/technologische kwaliteit. Wederom blijkt de selectie van IWT en experten een ‘verklikker’ voor later succes.
Dialogic innovatie ● interactie
47
Het zorgt voor extra aandacht voor O&O Het zorgt voor extra werkgelegenheid Het zorgt voor extra omzet Het zorgt voor extra export Het helpt om sneller te innoveren Het helpt om goedkoper te innoveren 0% Geen impact
10%
Zeer beperkte impact
20%
30%
Enige impact
40%
50%
Grote impact
60%
70%
80%
90%
100%
Weet niet / niet van toepassing
Figuur 35. Kunt u inschatten wat de impact is van het TETRA-project op doelgroepbedrijven uit de brede achterban (dus niet enkel de leden van de gebruikersgroep)? (bron: enquête Gebruikersgroep [n=62], Bedrijf en Social profit organisatie, op basis van aantal antwoorden)
Figuur 35 laat ook zien dat TETRA weliswaar een positief effect heeft op het innovatiegedrag van bedrijven en social profit organisaties, maar het indirecte effect op bedrijfseconomische prestaties (omzet, export en werkgelegenheid) moeilijk is in te schatten. Die bedrijfseconomische prestaties zijn afhankelijk van vele andere factoren, zoals concurrentie, de strategische koers die wordt gevaren en investeringen in het productportfolio, zodat deelname aan TETRA daar slechts zeer beperkt impact op heeft.
4.3.3 Bijdrage van een internationaal luik (EraNet) en voorbereidingsprojecten aan de impact op bedrijven Zowel het internationale luik binnen TETRA als de mogelijkheid voor een voorbereidingsproject worden gewaardeerd en werken tevredenheid en positieve resultaten in de hand. Voor het internationale luik geldt dat vooral voor projectuitvoerders. Projectpartners oordelen doorgaans positief over de bijdrage van een internationaal luik (via EraNet of Cornet). In het bijzonder zijn zij te spreken over de internationale netwerkcontacten die opgedaan worden, die ook helpen om binnen andere subsidiekanalen (bijv. Horizon2020) snel tot consortiumvorming te komen. Internationale samenwerking biedt daarnaast de kans om best practices uit te wisselen. Zeker binnen relatief nieuwe domeinen, zoals 3d printing, kan dat snel extra kennis opleveren. Het is echter de vraag of er sprake is van causaliteit in de vastgestelde relatie tussen een internationaal luik en tevredenheid met het projectresultaat. Immers, we veronderstellen dat het vooral de betere voorstellen zijn waarbij wordt besloten om een internationale component toe te voegen. Het toevoegen van zo’n component kost namelijk vrij veel tijd: er moeten internationale partners gevonden worden, met die partners moet overleg plaatsvinden, de aanvraag moet in het Engels gedaan worden en in de verschillende landen gelden mogelijk andere regels en eisen met betrekking tot de projectaanvraag. Aanvragers kiezen daarom vooral voor de internationale route als ze de kans op toekenning van de TETRA-subsidie als groot inschatten. Het internationale deel binnen TETRA levert niet per definitie ook wat extra’s op voor bedrijven en social profit organisaties in de gebruikersgroep. Ten eerste is de kans niet zo groot dat doelgroepbedrijven – als overwegend kmo’s – zaken gaan doen in de toekomst met een hoger onderwijsinstelling over de grens. Afstand speelt bij samenwerking toch een grote rol. In de tweede plaats kan het Europese deel van het TETRA-project letterlijk als “ver-van-mijn-bed” worden beschouwd door betrokken bedrijven en social profit organisaties. In de meeste TETRA-projecten met een internationaal luik wordt namelijk een onderscheid gemaakt tussen een Vlaamse gebruikersgroep en een internationale gebruikersgroep (met een afvaardiging van de Vlaamse gebruikersgroep). Op die manier is
48
Dialogic innovatie ● interactie
slechts een deel van de Vlaamse gebruikersgroep direct aangehaakt op de internationale discussies binnen een TETRA-project. Naast het internationale luik kan ook een voorbereidingsproject leiden tot extra succes en tevredenheid onder betrokkenen. Projectuitvoerders geven aan dat een voorbereidingsproject helpt om te komen tot bruikbare resultaten voor bedrijven (zie Figuur 36). Projectuitvoerders benadrukken dat een voorbereidingsproject geschikt is om noden van de doelgroep beter in kaart te brengen en te begrijpen. Juist dergelijke trajecten bieden de mogelijkheid om een domein te verkennen waar nog weinig onderzoek naar wordt gedaan vanuit een hogeschool, maar waar bedrijven wel expliciet interesse in hebben getoond (zie ook paragraaf 3.2). 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Figuur 36. Kunt u met een cijfer (1-10) aangeven hoe belangrijk dat voorbereidingsproject was om uiteindelijk te komen tot projectresultaten die nuttig zijn voor bedrijven/social profit organisaties? (bron: enquête Projectpartners [n=61], op basis van aantal projecten)
4.3.4 Impact van projectresultaten binnen het hoger onderwijs TETRA leidt snel (binnen een jaar na afloop van een project) tot impact in het hoger onderwijs. Het gaat dan vooral om incrementele onderwijsaanpassingen, zoals het verrijken van bestaande vakken met empirisch materiaal en een grotere ‘pool’ van bedrijven waar studenten hun masterproef kunnen doen. TETRA dient twee doelen. In de eerste plaats wil IWT met TETRA de innovatiecapaciteit bij bedrijven en social profit organisaties verhogen door het omzetten van technologie en (wetenschappelijke) kennis naar concrete, bruikbare concepten en toepassingen. Daar hebben we het in de vorige alinea’s over gehad. In de tweede plaats streeft IWT met TETRA naar het verhogen van de kennisbasis van hogescholen en universiteiten. Met andere woorden, inzichten uit TETRA-projecten zouden moeten terugvloeien naar het onderwijs en er bovendien voor moeten zorgen dat onderwijs in kwalitatieve zin beter aansluit op het bedrijfsleven. Dat is immers de omgeving waar veel afgestudeerden uiteindelijk komen te werken. De impact op hoger onderwijs behandelen we onderstaand. Vier op de vijf projecten leidt binnen één jaar tot toepassing van projectresultaten in het hoger onderwijs. In het bijzonder wordt opgedane kennis gebruikt om bestaande vakken te verrijken met voorbeelden uit de praktijk of empirische inzichten (zie Figuur 37). In mindere mate wordt een TETRA-project benut om meer rigoureuze wijzigingen in het onderwijs door te voeren, bijvoorbeeld om een nieuwe afstudeerrichting te ontwikkelen, postgraduaat onderwijs op te zetten of zelfs een nieuwe opleiding te starten. Daarnaast heeft TETRA een evident effect op de brugvorming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt. Zo ontstaan via TETRA vooral veel nieuwe stagemogelijkheden voor studenten. De ‘pool’ van bedrijven waar studenten hun masterproef doen, wordt door TETRA vergroot. Ook worden bedrijven steeds vaker betrokken in onderwijs, bijvoorbeeld door gastcolleges te geven of door hun praktijkcase te komen inbrengen in het onderwijs.
Dialogic innovatie ● interactie
49
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%100% Verbetering van een bestaand vak Nieuw vak Nieuwe afstudeerrichting binnen opleiding Nieuwe opleiding binnen regulier onderwijs Ontwikkeling post graduaat onderwijs / modules voor bedrijfsleven Betere stage-mogelijkheden Betrekken bedrijven bij onderwijs, zoals gastcolleges Meer instroom studenten Geen impact
Zeer beperkte impact
Enige impact
Grote impact
Figuur 37. Op welke manier worden/werden de projectresultaten binnen het hoger onderwijs toegepast? (bron: enquête Projectpartners [n=75], op basis van aantal projecten)
4.4 Additionaliteit De additionaliteit van het TETRA-programma is hoog: ongeveer twee derde. Dat betekent dat het TETRA-programma projecten, en daarmee resultaten, uitlokt die anders (zonder subsidie) niet tot stand waren gekomen. In de vorige alinea’s zijn wij ingegaan op effectiviteit van TETRA als programma van het IWT: wat levert TETRA – voor bedrijven in de gebruikersgroep, de bredere doelgroep en het onderwijs – eigenlijk op? Aanvullend kunnen we vraag stellen: zouden deze effecten ook tot stand zijn gekomen zonder TETRA-programma? Anders gesteld: zouden het soort projecten waar men met TETRA op mikt ook tot stand gekomen zijn op andere manieren, bijvoorbeeld met private middelen voor contractonderzoek of met middelen van andere subsidieregelingen? We spreken over additionaliteit als met TETRA projecten tot stand zijn gekomen, en daarmee effecten (zie de vorige paragrafen), die er anders (zonder TETRAsubsidie) niet waren geweest. Het bepalen van additionaliteit kan op twee manieren: (i) door na te gaan of afgewezen voorstellen alsnog doorgang hebben gevonden (en zo ja, hoe dan?) en (ii) door projectuitvoerders en bedrijven uit de gebruikersgroep de hypothetische vraag voor te leggen wat zij zouden doen in het geval dat hun aanvraag afgewezen zou zijn. Wat betreft additionaliteit op basis van afgewezen voorstellen (methode 1): we hebben geen online vragenlijst uitgezet onder projectuitvoerders die enkel één of meerdere afgewezen voorstellen hebben ingediend. De vragenlijst is bewust uitgezet onder projectuitvoerders die betrokken waren bij inmiddels afgeronde vragenlijsten, om zo enquêtedruk in het veld te minimaliseren. Sommige projectuitvoerders die van ons een vragenlijst toegestuurd kregen, hebben echter ook ten minste één voorstel ingediend dat niet door IWT is goedgekeurd. Op die manier hebben we zicht op wat er met 32 afgekeurde projectvoorstellen is gebeurd. In 13 gevallen (41%) heeft dat projectvoorstel geen doorgang gevonden; niet via private financiering en niet via andere publieke steunkanalen. Zie Figuur 38. De additionaliteit van het TETRA-programma ligt echter hoger dan die 41%. Immers, als voorstellen alsnog in een project eindigen, is dat in de meeste gevallen via een latere steunronde van het TETRA-programma (28%). Ook dat betekent namelijk dat zonder het TETRA-programma deze projecten niet van de grond waren gekomen. De totale schatting van additionaliteit komt daarmee uit op 69% (methode 1).
50
Dialogic innovatie ● interactie
0
2
4
6
8
10
12
14
Nee
Ja, (alleen) in een latere ronde van TETRA
Ja, via een ander subsidieprogramma / private financiering / anders
Figuur 38. U heeft in het verleden een projectvoorstel ingediend dat niet is goedgekeurd. Heeft u dit project, wellicht in aangepaste vorm, alsnog uitgevoerd? (bron: enquête Projectpartners [n=32], op basis van aantal projecten)
Methode 2 is gebaseerd op een hypothetische vraag aan uitvoerders van goedgekeurde projecten (‘what if…’): zou u het project laten doorgaan als IWT had besloten u de subsidie niet toe te kennen? Het gaat dus altijd om een inschatting, aangezien de projectuitvoerders middelen hebben ontvangen voor de uitvoering van hun project en we nooit met zekerheid kunnen zeggen wat gebeurd zou zijn als zij die middelen niet gekregen hadden. Maar het beeld is helder: de projecten zouden volgens hen waarschijnlijk anders niet tot stand zijn gekomen of in een (zeer) afgeslankte vorm. Bovendien zouden projectuitvoerders dan in eerste instantie op zoek gaan naar andere subsidies. Dat betekent dat TETRA niet tot nauwelijks wordt gezien als ‘simpele’ vervanging voor eigen onderzoek of contractonderzoek dat sowieso uitgevoerd zou worden. Het substitutie-effect van TETRA is daarmee beperkt. De schatting van additionaliteit komt op basis van deze meting op 64% en spoort met de uitkomst van methode 1. Ja 1
13 1 17
56
4
Ja, maar in kleinere omvang
9
Ja, maar op een later moment
14 Ja, maar in kleinere omvang en op een later moment
5
Middels eigen financiering Middels contractonderzoek Middels andere subsidieregelingen Weet niet
Nee
Figuur 39. Had u het project, al dan niet aangepast, ook uitgevoerd zonder steun vanuit TETRA? (bron: enquête Projectpartners [n=88], op basis van aantal antwoorden)
Figuur 40. Hoe had u het project dan gefinancierd? (bron: enquête Projectpartners [n=32], op basis van aantal antwoorden)
We kunnen stellen dat de additionaliteit van TETRA hoog is: ongeveer twee derde (bandbreedte tussen de 64%-69%). Dat betekent dat de effecten van TETRA, zoals eerder in dit hoofdstuk beschreven, zonder een programma als TETRA niet tot stand hadden kunnen komen. De hoge mate van additionaliteit kan als volgt worden verklaard: de meeste betrokken bedrijven zijn kmo’s. Het is lastig om die bedrijven bij elkaar te krijgen, zonder de opportuniteit die een steunmaatregel als TETRA biedt. Als die bedrijven het project volledig zelf zouden moeten financieren, is dat een hogere drempel. Zeker als we er rekening mee houden dat TETRA niet zozeer specifieke kennis oplevert waarmee bedrijven direct toegevoegde waarde (in economische zin) voor zichzelf creëren. De nadruk ligt eerder op algemene kennisontwikkeling, weten wat er speelt in een technologisch domein, en netwerkvorming. Leden uit de gebruikersgroep bevestigen dit beeld. In de helft van de gevallen zeggen zij dat een afgekeurd projectvoorstel niet zodanig strategisch is dat zij een
Dialogic innovatie ● interactie
51
individueel innovatietraject rond dat thema zouden overwegen. In een kwart van de gevallen zou men dat wel overwegen, maar uitsluitend als daarvoor subsidiemiddelen beschikbaar zouden zijn. In slechts 10% van de projecten is het strategisch belang voor het aangehaakte bedrijfsleven zo evident dat bedrijven met eigen middelen een innovatietraject (in-huis of in samenwerking met onderzoeksinstellingen) zouden starten.
4.5 SWOT-analyse Analyse van de administratie en de programmaopzet van TETRA, de interviews en de elektronische enquêtes hebben geleid tot de volgende SWOT-analyse van TETRA op programmaniveau (zie Tabel 8). We hebben alleen punten opgenomen in de SWOT die we op verschillende manieren hebben kunnen verifiëren (triangulatie).
52
Dialogic innovatie ● interactie
Tabel 8 SWOT-analyse Sterktes
Zwaktes
Kansen die geboden worden voor brugvorming tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Voor bedrijven is dit de belangrijkste reden voor deelname. Samenwerking wordt ook vaak voortgezet na afloop van een TETRA-project. Bijkomende sterkte is dat bedrijven onderling netwerken. Bedrijven communiceren open richting elkaar, gevoeligheid rondom intellectueel eigendom speelt amper, en bedrijven leren elkaar kennen. De looptijd wordt met name door bedrijven als goed ervaren. Projectuitvoerders wensen weliswaar een langere looptijd, maar projecten met uitloop worden doorgaans niet beter beoordeeld en leveren ook niet meer resultaten op. Sterkte is dan ook dat IWT nadrukkelijk stuurt op de strikte uitvoering binnen de planning. Uitloop is alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan. Duidelijkheid van het programma (doelen en opzet) en communicatie door IWT. Cofinanciering zorgt ervoor dat bedrijven zich engageren. In bepaalde sectoren is de hoogte van de cofinanciering echter wel een knelpunt (zie zwakte). Huidige gebruikersgroepleden vormen een klankbord voor onderzoekers.
Projectuitvoerders zien het samenwerken met bedrijven als ondergeschikt aan het samenwerken met andere onderzoeksgroepen. Deze laatste samenwerkingsvorm is prioritair. Spanning tussen wensen en noden van bedrijven/social profit organisaties aan de ene kant en projectuitvoerders aan de andere kant. Resultaten zijn vaak generiek van aard. Andere subsidieprogramma’s zijn dan ook meer geschikt voor ontwikkeling van core-technologie. In de praktijk vindt niet altijd voldoende implementatie/verspreiding van resultaten plaats. De internationale component van TETRAprojecten levert projectuitvoerders relevante contacten in Europa op en toegang tot nieuwe kennis, maar de directe toegevoegde waarde voor bedrijven is beperkt. Ondanks dat een groot deel van de bedrijven/social profitorganisaties uit de gebruikersgroep in een vroeg stadium betrokken raakt, is hun invloed op de richting van het projectvoorstel beperkt. Het aantrekken van cofinanciering blijkt toch lastig voor een deel van de uitvoerders. Dat zorgt er o.a. voor dat regelmatig wordt teruggegrepen op organisaties die al eerder in een TETRAgebruikersgroep zaten.
Kansen
Bedreigingen
Betere afstemming zoeken bij bepaalde opleidingen om de doorstroom onderwijs-arbeidsmarkt kwalitatief te verbeteren. Betere aansluiting zoeken bij de andere activiteiten van hogescholen (bijv. LED’s). Door het sterker aanmoedigen van case studies en actieve vormen van valorisatie kan bruikbaarheid van projectresultaten verbeteren. Het breder verspreiden van kennis (bijv. via sectororganisaties) en het begeleiden van bedrijven bij implementatie van projectresultaten kan leiden tot grotere impact van TETRA (bijv. door schakeling van IWT programma’s). Innovatie komt vaak tot stand door cross-overs. IWT stimuleert nu die cross-overs al en maakte maatschappelijke finaliteit mogelijk. Van deze ruimte kan meer gebruik worden gemaakt (veel projecten zijn nu nog sterk technologisch ingestoken). Meer benutten van voorbereidingsprojecten om daadwerkelijk nieuwe combinaties/cross-overs tot stand te brengen en nieuwe thema’s te exploreren. Er liggen nog kansen op het vlak de vergroting van de pool bedrijven die in de gebruikersgroep zetelen. Nu zijn dat vaak de meer innovatieve KMO’s die hun weg naar het IWT al weten te vinden. Een betere mix zorgt voor een goede afspiegeling van de finale doelgroep en vergroot de kans dat ook behoeften van minder innovatieve KMO’s (de uiteindelijke doelgroep van TETRA) goed worden meegenomen in het project. TETRA kan dan ook nadrukkelijker als kanaal gelden om bedrijven aan te trekken richting individuele IWT-steunprogramma’s. Gebruikersgroepleden kunnen meer bijdragen aan kennisverspreiding.
Dialogic innovatie ● interactie
De concurrentie die lijkt te ontstaan tussen hogescholen en universiteiten voor TETRA-middelen. Hogescholen zien TETRA liever als een instrument uitsluitend voor hen. Universiteiten zien TETRA als instrument om meer vorm te geven aan valorisatie en toegepast onderzoek. Dit kan goede samenwerking en innovatieve projecten in de weg staan. Als TETRA vooral als insight-, netwerk- en scoutinginstrument functioneert kan de impact op concrete nieuwe producten en diensten van Vlaamse KMO’s onderschat worden met als gevolg dat TETRA als relatief duur instrument wordt beschouwd (input-output ratio). Een potentiele bedreiging is de academische drift. Het is onzeker hoe de inkanteling van vakgroepen van hogescholen in universiteiten uitpakt. Het risico bestaat dat het profiel van de toegepast onderzoeker, die dicht op KMO’s staat, steeds minder voorkomt in hoger onderwijs en de doelgroep van TETRA dus kleiner wordt. De positionering van TETRA t.o.v. SBO en VIS/TR (bij IWT) en PWO is niet altijd duidelijk. Onzekerheid over bestaan van subsidies (o.a. na verkiezingen medio 2014).
53
5 Conclusies en aanbevelingen Op basis van de gepresenteerde onderzoeksresultaten in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4, vatten we in dit hoofdstuk de belangrijkste conclusies samen. Ook presenteren we een aantal aanbevelingen met het oog op de toekomstige inrichting en werking van het TETRAprogramma.
5.1 Conclusies In deze paragraaf beschrijven we de belangrijkste hoofdboodschappen van de uitgevoerde evaluatiestudie. Deze hoofdboodschappen hebben we geclusterd naar een aantal hoofdonderwerpen van de studie. Portfolio-analyse TETRA-programma 1.
In de periode 2008-2013 werden jaarlijks gemiddeld 68 projectaanvragen ingediend, waarvan gemiddeld de helft werd gehonoreerd. De totale steun lag in de periode 20082013 rond de 7,5-8 miljoen euro per jaar. Het gemiddelde steunbedrag van de gehonoreerde projecten bedraagt 350 keuro. Het aantal projectpartners per project varieert tussen de 2 en 4 partners en is vrij constant over de jaren heen. Een groot aantal van de toegekende projecten heeft een technologische focus. Wel is er de afgelopen jaren een voorzichtige toename zichtbaar in het aantal projecten dat in hoofdzaak niet technologisch is. Tegelijkertijd verschuift hiermee ook de doelgroep: er is een lichte toename zichtbaar in het aantal projecten dat (mede) gericht is op social profit organisaties.
Redenen deelname TETRA-programma en vraagsturing 2.
3.
Bedrijven en social profit organisaties doen mee met TETRA-projecten die aansluiten op hun kernactiviteiten. Door deelname hopen bedrijven en social profit organisaties nieuwe kennis op te doen en, in het bijzonder, netwerkrelaties met hoger onderwijsinstellingen (verder) uit te bouwen. Voor bedrijven is de brugvorming tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven daarmee een belangrijk kenmerk van het TETRAprogramma. Voor aanvragers geldt dat zij vooral deel nemen aan TETRA om relaties aan te gaan en/of te onderhouden met andere onderwijsinstellingen en om kennis m.b.t. een concreet vraagstuk te verkrijgen. De brugfunctie richting het bedrijfsleven lijkt voor aanvragers een minder belangrijke overweging, terwijl dat juist het belangrijkste programmadoel is. Het initiatief tot het indienen van een projectvoorstel ligt bij hoger onderwijsinstellingen. Voor hen geldt dat zij vooral deelnemen aan TETRA om relaties aan te gaan en/of te onderhouden met andere onderwijsinstellingen en om kennis m.b.t. een concreet vraagstuk te verkrijgen. Wel betrekken ze bedrijven en/of social profit organisaties in veel gevallen al in een vroeg stadium. Vroege betrokkenheid leidt tot meer tevredenheid onder de deelnemers, ook al geven zij aan slechts beperkt invloed te hebben op de richting van het onderzoek..
Voorbereidingsprojecten & projecten met een internationaal luik 4.
Per jaar starten ongeveer drie voorbereidingsprojecten om vakgroepen van professionele bacheloropleidingen meer bedreven te maken in toegepast onderzoek. De meeste projecten worden uitgevoerd in een sociale context (ziekenhuizen, welzijnswerk, thuiszorg, vrijetijdseconomie, onderwijs). Ondanks het geringe gebruik wordt de mogelijkheid om een voorbereidingsproject te starten gewaardeerd.
5.
Het internationale deel binnen TETRA is aantrekkelijk voor projectuitvoerders. Op die manier komen zij in contact met internationale projectpartners. Dat levert nieuwe kennis op, internationaal vergelijkingsmateriaal, maar bovenal contacten voor toekomstige projectconsortia (Europese subsidies). De internationale projecten leveren echter niet per definitie ook wat extra’s op voor bedrijven en social profit organisaties in de gebruikersgroep.
Samenstelling & werking gebruikersgroep 6.
7.
8.
De gebruikersgroepen van TETRA bestaan overwegend uit bedrijven met een innovatief karakter die bekend zijn in het Vlaams innovatiesysteem en de weg naar IWT kennen. Minder innovatieve bedrijven zijn echter wel zeer welkom in de gebruikersgroep. De leden uit de gebruikersgroep lopen vaak voor (op een technologisch domein) ten opzichte van de bredere doelgroep. Juist om die reden is hun inbreng van praktijkervaring nuttig en kunnen zij behoeften van de bredere doelgroep inschatten. Het fungeren als klankbord voor onderzoekers (73%) en het inbrengen van praktijkcases en ervaringen uit hun eigen onderneming (71%) zien de gebruikersgroepleden dan ook als hun belangrijkste taak binnen de gebruikersgroep (over wat zij daar uit halen, zie onderstaand onder de kop Kennisbenutting en Impact). Daarbij heeft de gebruikersgroep doorgaans een constructieve, open en coöperatieve houding. Dat is hoofdzakelijk het gevolg van de generieke aard van TETRA-projecten waarbinnen concurrentie nauwelijks een rol speelt. Wel kan er een onderscheid gemaakt worden tussen een kerngroep van gebruikersgroepleden die zeer intensief betrokken is bij de uitvoering van het project (bijvoorbeeld rondom case studies) en een overige groep bedrijven, waarmee de samenwerking veel minder intensief is. TETRA bereikt geen unieke doelgroep van bedrijven. Er is overlap met bedrijven die ook deelnemen aan gebruikersgroepen van VIS-trajecten en/of al individuele bedrijfssteun verkregen bij IWT.
Uitvoering TETRA-projecten 9.
De looptijd van twee jaar voor reguliere TETRA-projecten wordt als goed ervaren, hoewel projectuitvoerders graag de mogelijkheid zien om langer lopende projecten uit te voeren. Gebruikersgroepleden hebben daar echter geen behoefte aan; hun interesse verslapt als projecten uitloop hebben. Het is dan ook goed dat IWT stuurt op strakke uitvoering van projecten en uitloop enkel toelaat als daar goede redenen voor zijn. 10. Ondanks de soms conflicterende wensen en belangen van uitvoerders en gebruikersgroepleden verloopt de onderlinge samenwerking vrij goed. De open houding binnen de projecten bevordert kennisuitwisseling, waardoor de kwaliteit van projectresultaten toeneemt. Samenwerkingsrelaties tussen uitvoerders en leden van de gebruikersgroep worden regelmatig voortgezet na afloop van een TETRA-project. Daarnaast ontstaan ook clusters van bedrijven/social profit organisaties die elkaar regelmatig in gebruikersgroepen tegenkomen. 11. Het bijeenbrengen van voldoende cofinanciering, gemiddeld 1500 en 2500 euro per lid van de gebruikersgroep, wordt door de aanvragers als een belangrijke uitdaging gezien binnen TETRA. Zij zien het als een moeizaam en zeer tijdsintensief proces om de benodigde financiële middelen bijeen te brengen. Opvallend genoeg vinden leden van de gebruikersgroep het geen probleem om financieel bij te dragen. Dit duidt er op dat een deel van de doelgroep wel benaderd is door projectdeelnemers maar niet heeft toegezegd om te participeren. Het verschil in uitgangspunt van de aanvragers/uitvoerders om een TETRA-project op te zetten versus dit van de bedrijven om er aan deel te nemen is hier wellicht niet vreemd aan.
56
Dialogic innovatie ● interactie
Directe output en verspreiding resultaten 12. Door het toch nog overwegend technische profiel van TETRA-projecten ontstaan vaak technische eindproducten, zoals demonstratieapparatuur, rekenmodellen en prototypes. Deze eindproducten worden veelal via presentaties en workshops verspreid.De trend om meer casestudies in te zetten om de bedrijven in de doelgroep bewuster te betrekken en hen te tonen hoe nieuwe technologieën en andere inzichten daadwerkelijk in de praktijk werken, blijft ondanks aansporingen van IWT uit, hoewel iedereen van mening is dat case studies (en testopstellingen) het meest effectief zijn om kennis over te brengen. Verder verspreiden werkgevers- en sectororganisaties, hoewel ze steeds vaker in gebruikersgroepen zitten, niet altijd actief relevante kennis onder hun achterban. Als zij dat wel doen, kiezen zij vaak voor een artikel in een nieuwsbrief. Gezien de ruime en brede achterbannen van werkgevers- en sectororganisaties liggen hier kansen om inzichten uit TETRA-projecten onder de doelgroep te verspreiden. Kennisbenutting & impact 13. Zowel projectuitvoerders als leden van de gebruikersgroep zijn overwegend positief over TETRA. Tevredenheid van de gebruikersgroepleden hangt sterk samen met de kwaliteit van het onderzoek en het moment waarop zij betrokken zijn geraakt. Bedrijven/social profit organisaties die tijdens de projectdefinitie werden betrokken, zijn het meest tevreden. 14. Bijdrage aan de innovatiecapaciteit van bedrijven/social profit organisaties: TETRA zorgt voor extra aandacht voor O&O en innovatiemanagement, levert waardevolle netwerkrelaties met hoger onderwijsinstellingen op en verhoogt het algemene kennisniveau van bedrijven binnen de onderwerpen van de TETRA-projecten zodat strategische (investerings)beslissingen meer gefundeerd genomen worden. TETRA leidt in mindere mate direct en op korte termijn tot nieuw producten, diensten of verbeterde processen bij bedrijven en social profit organisaties uit de gebruikersgroep. Dat mag ook niet verwacht worden van dergelijke projecten waar aangesloten bedrijven en/of social profit organisaties beperkt in investeren en waarvan het doel is om vooral de kloof te dichten tussen hoger onderwijsinstellingen en bedrijfsleven/social profit organisaties. Gevolg is dan ook dat inzichten vaak als te generiek worden beschouwd. Bedrijven moeten flink investeren (ook in tijd) om inzichten eigen te maken en in de organisatie te implementeren. Het generieke karakter van de projectresultaten kan ook juist positief opgevat worden: door dit generieke karakter kunnen veel doelgroepbedrijven er mee aan de slag (brede kennisbasis), in het geval van specifieke kennis zou die groep potentiële toepassers wellicht kleiner zijn. 15. Bijdrage aan kennisbasis van hoger onderwijsinstellingen: TETRA leidt relatief snel (binnen een jaar na afloop van een project) tot impact in het hoger onderwijs. Het gaat dan vooral om incrementele onderwijsaanpassingen, zoals het verrijken van bestaande vakken met empirisch materiaal, en een grotere ‘pool’ van bedrijven waar studenten hun masterproef kunnen doen. Grote onderwijsvernieuwingen, zoals het ontstaan van nieuwe studies of afstudeerrichtingen, komen zelden direct voort uit een TETRAproject. Additionaliteit 16. De additionaliteit van het TETRA-programma is hoog (ordegrootte 66%). Dat betekent dat het TETRA-programma typische projecten, en daarmee resultaten, uitlokt die anders (zonder subsidie) niet tot stand waren gekomen.
Dialogic innovatie ● interactie
57
5.2 Aanbevelingen Op basis de resultaten van de effectmeting en de bovenstaande conclusies, komen we tot de volgende aanbevelingen om TETRA als programma effectiever en efficiënter te maken. 1.
2.
3.
4.
5.
6.
58
IWT kan het gebruik van case studies en actieve vormen van kennisverspreiding aanmoedigen, wellicht nog sterker dan op dit moment gedaan wordt. Bijvoorbeeld door bij de beoordeling van projectvoorstellen duidelijker te letten op werkpakketten die in het teken staan van onderzoek & testen enerzijds en werkpakketten die in het teken staan van demonstraties en het actief betrekken van bedrijven uit de gebruikersgroep anderzijds. De balans en de manier waarop aandacht wordt besteed in het voorstel aan het tweede type werkpakket zou apart gewaardeerd kunnen worden. IWT kan nadrukkelijker sturen op het breder verspreiden van inzichten uit TETRAprojecten via sectororganisaties of andere intermediaire structuren die aangehaakt zijn op de gebruikersgroepen. Vaak vormen die organisaties de springplank naar de bredere doelgroep. Die organisaties kunnen kennis onder hun achterban delen via eigen communicatiekanalen, maar ook social media, het Vlaams Innovatienetwerk (VIN) en het opzetten van workshops. Innovatie komt vaak tot stand door cross-overs en IWT moedigt die nu al aan. Zo zijn projecten met een technologische insteek in maatschappelijke domeinen nadrukkelijk toegestaan (bijv. het gebruik van sensortechnologie in de ouderenzorg). Van die nieuwe combinaties zou echter nog meer gebruik gemaakt kunnen worden. Juist ook om een bredere doelgroep te bereiken met bedrijven en social profit organisaties die nu nog niet gebruik maken van dienstverlening en subsidies van IWT. IWT kan dat bereiken door het TETRA-programma specifiek onder de aandacht te brengen in sectoren en toepassingsdomeinen van waar uit nu nog maar beperkt gebruik gemaakt wordt van TETRA. Inhoudelijke kwaliteit van uitgevoerde TETRA-projecten is de beste voorspeller van tevredenheid. Het is daarom aanbevelingswaardig om nog sterker aan te sturen op kwaliteitsvolle en goede uitvoering van projecten. Dat kan door het vroegtijdig identificeren van problemen in projecten en projectuitvoerders te adviseren. De IWTadviseur kan hier een belangrijke rol spelen. Ook de tegengestelde belangen (gebruikersgroepleden versus projectuitvoerders), waar men regelmatig tegenaan loopt bij TETRA-projecten, kunnen besproken worden en meer in lijn worden gebracht. Een tweede belangrijke voorspeller voor tevredenheid is de vroege betrokkenheid van bedrijven en social profit organisaties bij de projectdefinitie; tijdens het maken van het voorstel. IWT kan daar op twee manieren sterker op sturen. In de eerste plaats door aanvragers aan te moedigen om een sessie met potentiële gebruikersgroepleden te organiseren voorafgaand aan het indienen van een voorstel bij IWT. In de tweede plaats door veel aandacht te besteden aan projecten die recent zijn geselecteerd, bijvoorbeeld door communicatie via het Vlaams Innovatienetwerk, nieuwsbrieven van sectororganisaties en social media. Immers, uit onze analyse blijkt dat bedrijven die aanhaken op de gebruikersgroep van een reeds toegekend project ook (zeer) tevreden zijn. Zij springen dan op een rijdende trein. Aansluitend op het vorige punt: de toepasbaarheid van projectresultaten en benutting ervan neemt (sterk) toe als bedrijven en social profit organisaties door de projectuitvoerders worden begeleid bij de implementatie van projectresultaten. Binnen TETRA-projecten is daar niet altijd tijd en ruimte voor. Bedrijven worden echter deels begeleid bij de implementatie als bij hen case studies worden uitgevoerd. Die bedrijven ervaren dan direct hoe technologieën, nieuwe processen of opstellingen binnen hun organisaties van nut kunnen zijn. Het is ook mogelijk om bedrijven en social profit organisaties op het eind van een TETRA-project beter te informeren over, en toe leiden naar, individuele steunkanalen van IWT voor vervolgprojecten.
Dialogic innovatie ● interactie
7.
De aanvraagprocedure wordt door projectuitvoerders als relatief zwaar ervaren. Toch zien we dat de voorstellen met een hoge score in de praktijk vaker tot tevredenheid en succes leiden. De selectieprocedure is daarom cruciaal, maar tegelijkertijd kan IWT bekijken of er in het aanvraagtemplate vragen zitten die nauwelijks worden meegenomen in het beoordelingsproces. Die vragen zouden dan achterwege gelaten kunnen worden om het template meer ‘lean’ te maken, zonder dat ingeboet wordt op de basis die een goede beoordeling door onafhankelijke experten mogelijk maakt. 8. De projectduur van twee jaar wordt doorgaans als goed ervaren. Wij raden het IWT dan ook aan om vast te houden aan deze maximale duur van TETRA-projecten, te meer om het karakter van TETRA te bewaken en het onderscheid met andere programma’s zoals Strategische Basis Onderzoek (SBO) te behouden. TETRA staat immers in het teken van technologie- en kennisbundeling en –verspreiding om de innovatiecapaciteit van een bredere doelgroep te vergroten en het onderwijs (bij hogescholen/universiteiten) rijker en beter aangesloten op de arbeidsmarkt te maken. Twee jaar is dan doorgaans voldoende om dat te bereiken en bij langer lopende projecten verslapt de aandacht van het bedrijfsleven. Het is dan ook goed dat IWT sterk stuurt op uitvoering van projecten binnen de planning en uitloop uitsluitend toelaat als er sprake is van onmacht. 9. Het valt te overwegen om het concept van de voorbereidingsprojecten op te rekken. Nu zijn die voorbereidingsprojecten enkel gericht op de professionele bacheloropleidingen – hetgeen een bewuste keuze is geweest-, maar in de praktijk wordt niet veel gebruik gemaakt van die optie. De voorbereidingsprojecten zouden daarnaast geschikt zijn om nieuwe thema’s te exploreren en in het bijzonder nieuwe doelgroepen – ook voor IWT - aan te boren (bijv. in het social profit domein en de creatieve industrie). 10. We raden IWT aan om het zowel voor hogescholen als universiteiten mogelijk te laten blijven om TETRA-voorstellen in te dienen. Uit onze analyse volgt dat hogescholen TETRA liever zien als een instrument waarin zij exclusief hoofdaanvrager zijn. Hogescholen maken immers aanspraak op een vrij gering deel van de Vlaamse (toegepaste) onderzoeksbudgetten. Universiteiten daarentegen zien TETRA als kans om dichter op kmo’s te opereren; de druk op universiteiten neemt toe om maatschappelijk relevant onderzoek uit te voeren en het bedrijfsleven te voeden met state-of-the-art inzichten. Deze spanning vraagt echter eerder om een discussie die het niveau van TETRA als individueel instrument overstijgt. Op een meer macroniveau zou bekeken kunnen worden wat de rol is van de Vlaamse hogescholen en universiteiten in het Vlaams onderzoeks- en innovatiesysteem, en op welke wijze zij gebruik kunnen maken van subsidie-instrumenten om hun rol invulling te geven.
Dialogic innovatie ● interactie
59
Bijlage I. Interviewrespondenten Gesprekspartner
Organisatie
Functie
Betsbrugge, Wim van
Egemin
innovatiemanager
Catrysse, Michael
TELEVIC
directeur Technologie & Innovatie
Cruyssen, Luc van der
Colruyt Group
product Engineer
Desmyter, Jan
WTCB
departementshoofd Geotechniek, Structuren en Duurzame Ontwikkeling
Devos, G.R.A. Gilbert
Proviron
voorheen: vicepresident
Dewil, Raf
KU Leuven
hoofddocent
Govaerts, Wim
EPYC
managing director
Grymonprez, Piet
HoWest
directeur Onderzoek, Dienstverlening, Valorisatie en Wetenschapscommunicatie
Universiteit Leuven
onderzoeker
Viessmann Belgium
project engineer en product manager
Koeckhoven, Bruno van
VLHORA
beleidsmedewerker
Molenberghs, David
Peyote
3D-designer
Peeraer, Louis
KU Leuven / Thomas More Kempen
hoofddocent/onderzoeksdirecteur
Raeve, Alexandra de
Hogeschool Gent
vakgroepvoorzitter
Soenen, Michel
Cartonnage
managing director
Stockman, Kurt
Universiteit Gent
opleidingscoördinator en docent
Temmerman, Marijn
Universiteit Antwerpen
hoofddocent
Vanlangendonck, Sabien
KU Leuven
hoofd van Vlaamse en Federale Overheidsfinanciering
Vanstraelen, Raymond
Bioracer
CEO
Verdegem, Felix
Cavalier
manager
Verhulst, Eric
Altreonic
CEO/CTO
Wirix-Speetjens, Roel
Materialise
project manager
Hoogmartens, Jan
Bijlage II. Portfolio-analyse De portfolio-analyse is gebaseerd op de TETRA-projecten in de periode 2008-2013. De analyse is enkel gebaseerd op (i) administratieve gegevens op projectniveau, digitaal aangeleverd door IWT, en (ii) documentatie (aanvraagdossier en verslaglegging) over de projecten; zie de onderstaande opsomming. De projectdocumentatie (fysiek beschikbaar) is ter plekke in Brussel door drie codeurs van Dialogic doorgewerkt. Per project zijn verschillende eigenschappen genoteerd, zoals wetenschappelijke en technologische domeinen, beschrijving van de doelgroep, focus van het project en genoemde projectresultaten in de eindverslagen. De eindverslagen zijn vanzelfsprekend enkel meegenomen van afgeronde projecten. Documenten aangeleverd door IWT:
Beslissingsnota’s per jaar met gedetailleerde beoordelingen en scores; Overzicht van beslissingen en eindscores projecten; Basisinformatie (hoofdaanvrager, budget, etc.) van 389 projectaanvragen tussen 2008 en 2013; TETRA studie domeinen en tii-codes voor 391 projecten; 41 voorbereidingsprojecten (achtergrondkenmerken); Gegevens van projectdeelnemers en gebruikersgroepleden; TETRA handleidingen voor de verschillende oproepen; 103 eindverslagen t.b.v. valorisatieactiviteiten; Gedocumenteerde bevragingen na bijeenkomsten van de gebruikersgroep van 79 projecten. 20 beoordelingen zijn ingevuld door bedrijven.
Dataverzameling op locatie:
152 projecten die gestart zijn hebben we handmatig gecodeerd. Alleen goedgekeurde, geen voorbereidingsprojecten (om dubbeltellingen te voorkomen als projecten uiteindelijk in de reguliere cyclus van TETRA starten). Een paar dossiers (12) waren op een andere locatie en konden we toen niet inzien.
Gegevens zijn vervolgens op projectniveau gekoppeld en geanalyseerd. In Hoofdstuk 2 hebben we de belangrijkste inzichten uit de portfolio-analyse al laten zien. Op de volgende pagina’s gaan we daar nader op in. We zetten het portfolio van TETRA-projecten uiteen aan de hand van de volgende eigenschappen van projecten:
Kerncijfers; Thema’s; Projectduur ; Projectpartners; Gebruikersgroep; Activiteiten; Valorisatie.
Contact: Dialogic Hooghiemstraplein 33-36 3514 AX Utrecht Tel. +31 (030 215 05 80 Fax +31 (030 215 05 95 www.dialogic.nl
Kerncijfers € 25.000.000
60% 50%
€ 20.000.000
40% € 15.000.000 30% € 10.000.000 20% € 5.000.000
10%
€0
Steun* Totale steun ligt rond de 7,5-8 miljoen per jaar (afhankelijk van de beschikbare jaarlijkse enveloppe). In alle jaren is de gevraagde steun hoger (soms zelfs >20M euro). In die jaren met veel aanvragen is de slaagkans lager (% toegekend budget ligt lager).
0% 2008
2009
Steun gevraagd
2010
2011
Steun toegekend
2012
2013
Slaagkans (% toegekend)
2008 2009 2010 2011 2012 2013 Aantal projectaanvragen
63
60
84
78
75
53
Totaal aantal TETRA projecten gestart, waarvan:
34
36
30
33
33
30
Reguliere TETRA-projecten
29
31
22
20
22
22
Voorbereidingstrajecten
5
1
2
1
4
5
Internationale projecten (EraSME/C ORNET)
2
4
6
12
7
3
Aantal projecten Het aantal goedgekeurde projecten per jaar ligt rond de 32-33. In de jaren waarin de gemiddelde toegekende begroting hoger is, zijn er gemiddeld minder projecten. Dit is het gevolg van de enveloppefinanciering: goede projecten worden immers gekozen. Als die projecten een relatief groot budget hebben, kunnen minder projecten worden gesteund).
*incl. voorbereidingstrajecten
Kerncijfers Begroting: spreiding in grootte van projecten De figuur links geeft de verdeling van toegekende steun weer. Bedragen variëren van 125.000 tot 480.000. Dat is vrij logisch, aangezien de begroting tussen de 100.000 euro en 480.000 euro mag zijn.
€ 500.000
€ 450.000 € 400.000 € 350.000 € 300.000 € 250.000 € 200.000 € 150.000 € 100.000 € 50.000 €-
€ 12.000.000
100% 99% 98% 97% 96% 95% 94% 93% 92% 91% 90% 89%
€ 10.000.000 € 8.000.000 € 6.000.000
€ 4.000.000 € 2.000.000 €0 2008
2009
Steun gevraagd
2010
2011
Steun toegekend
2012
2013
% toegekend
Percentage toegekend Het percentage toegekende steun ten opzichte van gevraagde steun (enkel goedgekeurde projecten) ligt rond de 95%. Het verschil wordt verklaard door activiteiten die opgenomen zijn in projectplannen, maar niet tot steunbare activiteiten behoren (cf. de TETRA handleiding van IWT).
Kerncijfers 100% 90%
Projecten met Cornet/ERA-SME
2
80% 185
70% 60% 50% 40%
Geen steun
24
Steun
30%
129
20% 10% 0%
Cornet/ERA-SME
Overig
Projecten met een internationaal karakter zijn overwegend succesvol in het verkrijgen van steun. Het is echter niet zo dat voorstellen met een Europese paragraaf automatisch financiering krijgen. Naar verwachting wordt pas aan een internationaal luik gewerkt als indieners de indruk hebben dat ze echt kans maken (de inspanning is namelijk groter om een internationaal consortium te bouwen). In sommige gevallen waren middelen reeds vastgelegd en is daarna een Europees deel toegekend.
Thema’s 100% 90% 80% 70%
60% 50% 40%
2
6
7
4
1 2 6
9
30%
20% 10%
4
8
3
2
3
2
1 1
Arbeids- en werkorganisatie
9
Sociale innovatie en creatief ondernemerschap
8 2
Duurzame en efficiënte mobiliteit en logistiek
7
8 9
10
7
6 10
11 6
4
9
9
0% 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Zorginnovatie met als thema's vergrijzing en gezondheid Energie efficiëntie en groene energie Duurzaam materialenbeheer
50%
45% 40% 35% 30% 25%
Andere Maatsch. Doelst.
20%
DO doelstelling
15% 10%
5% 0% 2011
2012
2013
Maatschappelijk thema Maatschappelijke impact en thema’s worden steeds belangrijker in TETRAvoorstellen (incl. voorbereidingstrajecten). Van de maatschappelijke thema’s komen vooral energie efficiëntie en duurzaam materialenbeheer vaak voor. In 2013 hebben opvallend weinig projecten het thema sociale innovatie en creatief ondernemerschap. NB. Gebaseerd op codeerwerk (altijd maatschappelijk thema toegekend). Maatschappelijk thema (2) Een indeling van IWT laat zien dat de afgelopen jaren het aandeel projecten met (mede) een maatschappelijke finaliteit toenam, maar die projecten nog vaak gericht zijn op duurzame ontwikkeling (DO).
Thema’s 30
25 20 15 10 5 0
Landbouw, jacht en bosbouw Winning van delfstoffen Voeding, dranken tabak Textiel, kleding, schoenen Hout, papier, verpakking, reproductie informatie Chemie, olieraffinage, farmacie, kunststof Electrotechniek, machines, transportmiddelen en overige industrie Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering Bouwnijverheid (inclusief C23) Groot- en detailhandel; reparatie van auto's en motorfietsen Vervoer en opslag Verschaffen van accommodatie en maaltijden Informatie en communicatie Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten Onderwijs Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Kunst, amusement en recreatie Overige diensten
100% 90%
4
80%
3
1
1
3
6
2
70%
1
60%
5
50%
13
2
1 2
2
2
3
4
5
5
10
15
40%
15
30% 5
20%
2
10%
3
3
0%
1
1
14
Medical & Health sciences
Biotechnology, environment, nanotechnology Chemicals, materials, medical (pharmacy) Electrical, electronic, information, mechanical
2 4
1
10
Social sciences (Psych, Econ, Recht e.d.)
1 2
4
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Civil engineering Natural sciences
Toepassingsdomein De drie grootste toepassingsdomeinen zijn: • Electrotechniek, machines, transportmiddelen en overige industrie • Informatie en communicatie • Bouwnijverheid Dat deze toepassingsdomeinen veel voorkomen, kan te maken hebben met betrokkenheid van sectororganisaties (zoals Agoria) en collectieve onderzoekscentra (zoals WTCB) en/of goede contacten vanuit de onderwijsinstellingen. Wetenschappelijk thema De wetenschappelijke discipline ‘Electrical, electronic, information, or mechanical’ is goed vertegenwoordigd. Opvallend afwezig zijn de sociale wetenschappen. NB gebaseerd op hoofdaanvrager.
Thema’s 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
2011 100% 90%
80%
3 4
30%
10 6 3
20% 10%
0%
5
% van toegekende steun
% van aantal gesteunde projecten 4
4
3
7
4
6
7
4
7
technol.
2013
4
Mechatronica, mechanica en elektrische energietechniek
9
50%
40%
2012
mix of in hoofdzaak techn.
Software
4
70% 60%
6
% van toegekende steun
% van aantal gesteunde projecten
% van toegekende steun
% van aantal gesteunde projecten
in hoofdzaak niet-techn.
5
9
Technologisch vs niet-technologisch Projecten zijn nog steeds vaak zuiver technologisch, hoewel na 2011 (de regels zijn toen veranderd) meer ruimte is ontstaan voor projecten met een mix van technologisch en non-tech elementen. Het aandeel zuiver technologische projecten gaat van 87% in 2011 naar 77% in 2013. Over een aantal jaar kan pas ingeschat worden of van een trend daadwerkelijk sprake is.
Materialen-Chemie
13 4
2
4
6
5
7
Elektronica, telecom en beeldverwerking
1 3
2008 2009 2010 2011 2012 2013
Biotech-voeding
Technisch domein De meeste projecten vallen in het technisch domein materialen-chemie. NB. Oppassen bij interpretatie. Indeling (mogelijk) gebaseerd op domein waarin IWT adviseur (die het dossier behandelt) werkt.
2 -
1 1 1 -
-
Electrical, electronic, information, mechanical 1 1
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
-
3
-
1
-
-
-
Agricultural sciences Landbouw, jacht en bosbouw Winning van delfstoffen Voeding, dranken tabak Textiel, kleding, schoenen Hout, papier, verpakking, reproductie informatie Chemie, olieraffinage, farmacie, kunststof Electrotechniek, machines, transportmiddelen en overige industrie Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering Bouwnijverheid (inclusief C23) Groot- en detailhandel; reparatie van auto's en motorfietsen Vervoer en opslag Verschaffen van accommodatie en maaltijden Informatie en communicatie Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten Administratieve en ondersteunende diensten Onderwijs Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Kunst, amusement en recreatie Overige diensten
Natural sciences Civil engineering
Chemicals, materials, medical (pharmacy) 6
Biotechnology, Medical & Health environment, Social sciences sciences nanotechnology 3 -
4 2
-
1
2
-
2
4
3
-
-
22
6
-
-
-
7
-
-
-
-
-
2
2
5
-
-
15
4
1
-
-
-
-
1
-
-
-
-
-
-
4
-
-
-
-
2
-
-
-
-
1
-
-
-
21
-
-
-
1
-
-
-
-
-
1
-
-
-
-
-
2
-
-
-
-
-
-
-
1
-
-
-
-
-
1
-
3
2
-
4
2
-
-
-
3 2
1 1
-
-
1 -
Wetenschappelijk domeinen in diverse toepassingsgebieden Wetenschappelijke domeinen en toepassingsgebieden hoeven niet per se één op één gekoppeld te zijn. Zo kunnen projecten gaan over ICT in de bouw, duurzaam materialengebruik in de luchtvaartindustrie of interne logistieke processen in de retail. Toch zien we in de tabel dat wetenschapsgebieden en toepassingsgebieden vrij sterk gerelateerd zijn (bijv. civil engineering in de bouw). Wellicht heeft dat te maken met de onderwijscomponent van TETRA (directe link tussen onderwijs en de arbeidsmarkt, aantrekken van talent) en/of bestaande contacten tussen vakgroepen en bedrijven in toepassingsdomeinen
Thema’s 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
3
1
2 2
2
12
74
14
23
14
9 3
Geen voorbereidingstraject
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
1
Wetenschappelijk thema in relatie tot voorbereidingstraject Voorbereidingstrajecten kunnen aangevraagd worden door professionele bacheloropleidingen. Vooral in de Social sciences en in de Medical & Health sciences maken aanvragers gebruik van een voorbereidingstraject. Het aantal aanvragen is daar echter zeer klein.
Voorbereidingstraject
33
20
55
26
31
24
60
29
26
43 Steun
Geen steun
Technisch domein in relatie tot wel/geen steun Het honoreringspercentage verschilt beperkt tussen de technische domeinen elektronica, mechatronica en materialen. Voor biotech-voeding ligt dat percentage het hoogst (52%), voor software het laagst (38%).
Projectduur 100% 90%
4
4
6
7
6
4
7
6
2 1
1
80% 70% 60% 50%
26
40% 30%
>36
18
16
15
10
2008
2009
2010
2011
20%
24
31-36 25-30 24
10% 0% 2012
2013
Projectduur In de periode 2008 tot 2011 nam het aantal projecten dat langer dan 24 maanden duurde toe. In 2011 werd de mogelijkheid van 3-jarige trajecten afgeschaft (tenzij het projecten zijn met een internationaal deel of in geval van uitzonderlijke situaties). Dat blijkt ook uit de cijfers: projecten die na 2011 uitloop hebben zijn allemaal CORNET-projecten. Echter kan over 2012/2013 nog geen definitieve looptijd bepaald worden.
Projectpartners 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
144
11
6 175
12
Hogeschool
Universiteit geen steun
Buitenlandse kennisinstelling
Steun
€ 25.000.000 € 20.000.000 € 15.000.000 € 10.000.000 € 5.000.000
2008 Hogescholen
2009 Universiteiten
2010
2011
2012
Goedgekeurd
Aangevraagd
Goedgekeurd
Aangevraagd
Goedgekeurd
Aangevraagd
Goedgekeurd
Aangevraagd
Goedgekeurd
Aangevraagd
Goedgekeurd
Aangevraagd
€0
2013
Overige onderzoeksinstellingen
Steun naar type aanvrager Universiteiten en hogescholen zijn even succesvol in het aanvragen van steun. Veruit de meeste aanvragen worden door hogescholen ingediend (figuur boven) en de meeste middelen gaan naar vakgroepen van hogescholen. NB We hebben in deze cijfers gekeken naar de origine van de vakgroep. Na de inkanteling zijn vakgroepen van hogescholen onder universiteiten geplaatst. In dit overzicht hebben we die vakgroepen nog meegerekend als hogescholen om een vertekening in de cijfers te voorkomen (immers: een vakgroep wordt in het ene jaar dan als hogeschool meegenomen in de analyse en het volgende jaar – na de inkanteling – als universiteit).
Projectpartners 100% 90%
2%
2%
3%
17%
14%
81%
83%
2008
2009
22%
23%
77%
74%
2010
2011
80%
Steun naar type aanvrager Aansluitend op de vorige figuren: het aandeel van het budget is over de jaren vrij constant gebleven voor hogescholen, universiteiten en overige instellingen (bijv. collectieve onderzoekscentra).
2%
2%
3%
13%
24%
70% 60% 50% 40%
84%
74%
30% 20% 10%
0% Hogescholen
Universiteiten
2012
2013
Overige onderzoeksinstellingen
100%
200
1
90% 80% 70%
92
18
58
160 10
140
8
60%
120
50%
100 6
40% 30% 20%
180
82
11
51
60
8 3
10%
80
0%
40 20 0
Steun
Geen steun
Aantal ingediende projecten
Steun naar associatie Onderwijsinstellingen aangesloten bij de associatie van KU Leuven dienen (veruit) de meeste aanvragen in [deels heeft dit natuurlijk te maken met het feit dat de associatie KU Leuven de grootste is en ook veel scholen onder haar associatie heeft gebracht]. Het honoreringspercentage ligt voor alle associaties tussen de 28% en 47%. Het honoreringspercentage is hoger bij instellingen die niet onder een associatie vallen (bijv. buitenlandse aanvragers).
Projectpartners Som toegekende steun naar aanvrager
In onderstaande grafiek staan alle hoofdaanvragers die (samen met hun projectpartners) in de afgelopen jaren meer dan 2 miljoen euro aan steun hebben ontvangen. €0 Katholieke Hogeschool Sint-Lieven Hogeschool West-Vlaanderen Hogeschool Gent Katholieke Hogeschool Kempen Hogeschool voor Wetenschap en Kunst Groep T-Internationale Hogeschool Leuven
Katholieke Hogeschool Limburg Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Karel de Grote-Hogeschool Thomas More Mechelen
€ 1.000.000
€ 2.000.000
€ 3.000.000
€ 4.000.000
€ 5.000.000
€ 6.000.000
€ 7.000.000
Projectpartners 5
4 3
geen steun
2
steun
1 0 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Aantal projectpartners o.b.v. contactgegevens (apart aangeleverd bestand met adressen) Het aantal projectpartners is redelijk constant over de jaren heen. Bovendien is er geen significant verschil in aantal projectpartners tussen gesteunde en afgewezen voorstellen. NB Cijfers op het niveau van departementen/faculteiten/onderzoeksinstituten binnen onderwijs- en kennisinstellingen (kortom: van één universiteit kunnen twee vakgroepen betrokken zijn).
Projectpartners Toepassingsdomeinen waarin hogescholen actief zijn vergeleken met de toepassingsdomeinen waarin universiteiten actief zijn
Overige diensten Kunst, amusement en recreatie Menselijke gezondheidszorg en… Onderwijs Administratieve en…
Universiteiten voeren meer onderzoek uit in de domeinen: • Bouwnijverheid • Voeding, drank en tabak • Electrotechniek, machines, transportmiddelen en overige industrie
Vrije beroepen en… Informatie en communicatie Verschaffen van accommodatie en… Vervoer en opslag Groot- en detailhandel; reparatie… Bouwnijverheid Distributie van water; afval- en… Productie en distributie van…
Hogescholen voeren meer projecten uit in de domeinen: • Textiel, kleding, schoenen • Chemie, olieraffinage, farmacie, kunststof • Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening
Electrotechniek, machines,… Chemie, olieraffinage, farmacie,… Hout, papier, verpakking,… Textiel, kleding, schoenen Voeding, dranken tabak Winning van delfstoffen Landbouw, jacht en bosbouw 0% Universiteit
10% Hogeschool
20%
30%
Dit kan te maken hebben met bestaande vakgroepen, opleidingen en expertisecentra.
Gebruikersgroep 35 30
25 20 15 10 5 0
2010
2011
2012
2013
Gemiddeld aantal gebruikersgroepleden o.b.v. contactgegevens (apart aangeleverd bestand met adressen) Het aantal gebruikersgroepleden lijkt een piek te hebben rond 2011 en daarna weer af te nemen. NB. De piek is mogelijk vertekend [gevaar dubbeltellingen en bedrijven die zich door verschillende personen laten vertegenwoordigen. In de grafiek zijn waarnemers in projecten niet meegenomen]
Gebruikersgroep 100% 90%
1
3
6
2 7
8
80%
4
70%
Overwegend social profit organisaties
60% 50% 40%
19
25
21
20
30%
22
19
2012
2013
Een mix van bedrijven en social profit organisaties Overwegend bedrijven
20%
10% 0% 2008
2009
2010
2011
30%
25%
20%
15%
ook social profit in doelgroep
Bedrijven versus social profit Het overgrote merendeel van de projecten is gericht op overwegend bedrijven. Vanaf 2013 zijn er voor het eerst projecten puur gericht op social profit organisaties. De komende jaren kan pas bekeken worden of de trend verder doorzet. Interne analyse van IWT laat zien dat vanaf 2011 social profit nadrukkelijk is omschreven als deel van de doelgroep. NB. Indeling bovenste figuur gebaseerd op bedrijven in gebruikersgroep. Voor inschatting doelgroep beter om te baseren op analyse IWT (Donald Carchon).
10%
5%
0% 2011
100% 90%
80%
2012
2
2013
9
20
70%
Overwegend social profit organisaties
60% 50%
40% 30%
68 60
Overwegend bedrijven
20% 10%
0% Hogeschool
Een mix van bedrijven en social profit organisaties
Universiteit
Bedrijven versus social profit naar type aanvrager Universiteiten zoeken vaker een gebruikersgroep op die overwegend bestaat uit bedrijven. Hogescholen zoeken vaker een mix van vertegenwoordigers in de gebruikersgroep.
Gebruikersgroep Doelgroep definiëring De gebruikersgroep is een afspiegeling van de doelgroep.
5 4,5 4 3,5
Hogeschool
3
Universiteiten
2,5
Totaal
2 1,5
1 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Er is beoordeeld (door codeurs van Dialogic) hoe concreet de doelgroep in de aanvragen is gedefinieerd op een schaal van 1 tot 5. De waarden liggen rond de 3,2, maar lijken licht te stijgen sinds 2008. Er zijn geen duidelijke verschillen tussen hogescholen en universiteiten als aanvragers.
Activiteiten 40 35
Kennisbundeling Vergelijkende testen
30
Vergelijkende en haalbaarheidstesten Haarbaarheidstesten
25
Case studies
20
Software (door)ontwikkeling
15
10
Gebruikersonderzoek Impactmetingen Bouwen testopstellingen
5
Optimalisatiestudies
0
Overig/niet beschikbaar
Primaire activiteit goedgekeurde projecten Op basis van het aantal mensmaanden en beschrijvingen van de werkpakketten zijn projecten ingedeeld naar primaire activiteiten. Het bouwen van testopstellingen was de meest voorkomende primaire activiteit, gevolgd door het uitvoeren van vergelijkende testen (benchmarks, technologievergelijkingen in een testomgeving).
Activiteiten 100% 90% 80% 70% 60%
Product
50%
Organisatie
40%
Proces
30% 20%
10% 0% 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Innovatietype goedgekeurde projecten Het meest voorkomende type innovatie is de productinnovatie. Gemiddeld 27% van de projecten betreft procesinnovatie.
Valorisatie Totaal valorisatie-output Valorisatie vindt doorgaans plaats middels case studies en pilootstudies.
50 40 30
20 10 0 Valorisatie, output: Case studies, pilootstudie
Valorisatie, output: verder gaan met het onderzoek, spinoff project Valorisatie, output: stappenplan/handleiding Valorisatie, output: samenwerking met extra partners Valorisatie, output: productie bij een bedrijf Valorisatie, output: marktstudie
400 300 200 100 0
Valorisatie, verspreiding: presentaties/workshops Valorisatie, verspreiding: Wetenschappelijke artikelen Valorisatie, verspreiding: andere artikelen, ook technisch naslagwerken wat geen handleidingen zijn Valorisatie, verspreiding: posters, promovideos, websites Valorisatie, verspreiding: patentaanvragen
Totaal kennisverspreiding bedrijfsleven Verspreiding van resultaten richting het bedrijfsleven vindt vaak plaats door middel van presentaties en workshops.
Valorisatie Totaal kennisverspreiding onderwijs Valorisatie vindt het vaakst plaats in de vorm van mastertheses/eindwerken, gevolgd door cursusmateriaal
140 120 100 80 60 40 20 0
Valorisatie, onderwijs: mastertheses/eindwerken Valorisatie, onderwijs: verwerkt als cursusmateriaal Valorisatie, onderwijs: bachelortheses Valorisatie, onderwijs: doctoraten Valorisatie, onderwijs: kennisnetwerk opgezet
Valorisatie 5 4 3 2 1 2008
2009
2010
2011
2012
4,5 4
Concreetheid beschrijvingen valorisatieactiviteiten Er is een stijgende lijn zichtbaar in de concreetheid van de beschreven valorisatieactiviteiten in de eindrapportages (concreet = duidelijk benoemd met welke mechanismen, hoeveel bedrijven en welk type bedrijven in de doelgroep bereikt gaan worden).
3,5 3 2,5
Hogeschool
2
Universiteit
1,5 1 0,5 0 2.008
2.009
2.010
2.011
Concreetheid beschrijvingen valorisatieactiviteiten naar aanvrager Er is geen aantoonbaar verschil in de mate waarop hogescholen valorisatieactiviteiten concreet beschrijven in hun aanvraag ten opzichte van hoe universiteiten dat doen.
Valorisatie 12,0 10,0
Gemiddelde van Valorisatie: Output
8,0
Gemiddelde van Valorisatie: Onderwijs
6,0
4,0
Gemiddelde van Valorisatie: verspreiding
2,0 2008
2009
2010
2011
2012
Gemiddelde valorisatietypen Er is een onderscheid gemaakt tussen output (case studies, productie, etc.), onderwijs (eindwerken, cursusmateriaal) en verspreiding (presentaties, artikelen etc.). De meeste valorisatieactiviteiten vallen onder de noemer verspreiding. Het verschil in 2012 is niet betrouwbaar vanwege het lage aantal eindrapportages uit dat jaar.
IWT MISsie
Het IWT wil innovatie in Vlaanderen stimuleren: • Door de verschillende spelers - in het bijzonder de kmo’s - een financieel duwtje in de rug te geven en hen te begeleiden tijdens hun innovatietraject; • Door enerzijds de bedrijven onderling en anderzijds ondernemingen, onderzoeksinstellingen, universtiteiten en andere innovatieactoren meer en beter te laten samenwerken;
Wilt u meer weten over de de diensten van IWT?
Contacteer ons: Ellipsgebouw Koning Albert II-laan 35 bus 16 B-1030 Brussel Tel:+32(0)2 432 42 00 Fax: +32 (0)2 432 43 99
[email protected] of bezoek onze website: www.iwt.be
• Door de Vlaamse Regering te adviseren over het te voeren innovatiebeleid.
▌3
Ellipsgebouw Koning Albert II-laan 35 bus 16 B-1030 Brussel Tel:+32(0)2 432 42 00 Fax: +32 (0)2 432 43 99
[email protected] www.iwt.be