BPV opdracht Burgerschap – Leren en Loopbaan (BLL) Uitvoering in eerste oriënterende BPV Kerntaak LLB1: Benoemt zijn eigen ontwikkeling en gebruikt middelen en wegen om daarbij passende leerdoelen te bereiken LLB2: Stuurt de eigen loopbaan
LLB3: Participeert in het politieke domein, in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding LLB6: Neemt deel aan diverse sociale verbanden en draagt bij aan de leerbaarheid van de sociale omgeving
Werkproces 1.1 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling. 1.2 Inventariseert geschikte manieren van leren. 1.3 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren. 1.4 Plant zijn eigen leerproces en voert het uit. 1.5 Evalueert de gekozen manier van leren. 2.1 Reflecteert op eigen kwaliteiten en motieven. 2.2 Onderzoekt welk werk er is en wat bij hem past 2.3 Stuurt de eigen loopbaan en onderneemt acties die daarbij nodig zijn. 3.1 Oriënteert zich op onderwerpen waarover politieke besluiten genomen worden. 3.2 Vormt een eigen mening 3.3 Onderneemt acties naar aanleiding van gemaakte kezuen. 6.1 Neemt deel in diverse sociale verbanden en leeft in de openbare ruimte. 6.2 Voert activiteiten uit ten behoeve van de leefbaarheid van zijn sociale omgeving
Werk onderstaande opdrachten per opdracht uit. Leerstijltest (verkorte versie) Onderstaand leerstijltestje is een sterk ingekorte versie van de Inventaris Leerstijlen, ontwikkeld door Prof. Dr. J. Vermunt. Het kan je wel enig inzicht in je manier van leren geven. Tel je scores op en kijk vervolgens op de volgende pagina hoe hoog je op de vier leerstijlen scoort. Misschien heb je nog iets aan de tips die eronder vermeld staan. 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Ik weet dat ik de stof goed beheers, als ik alle opgaven die in het studiemateriaal staan kan maken Ik heb moeite met het verwerken van een grote hoeveelheid studiestof. Wat ik leer moet ik kunnen gebruiken om praktische problemen op te lossen Ik vind het vaak moeilijk om vast te stellen of ik lesstof voldoende beheers Ik probeer onderwerpen die afzonderlijk worden behandeld samen te brengen tot een geheel. Ik wil door deze studie vooral vakbekwaamheid verwerven. Ik bedenk zelf vragen over de studiestof en door deze te beantwoorden toets ik mijn leervorderingen Ik wil de kennis die ik door een vak krijg altijd zoveel mogelijk toe kunnen passen Rijtjes met kenmerken van een bepaald verschijnsel prent ik in mijn
2
3
10 11 12 13 14 15 16
hoofd Ik ben bang dat deze studie te zwaar voor me is Ik heb dit leerstofgebied gekozen omdat het werk dat ik ermee kan doen mij enorm interesseert Ik studeer volgens de aanwijzingen die in het cursusmateriaal worden gegeven Ik probeer de interpretaties van deskundigen kritisch te benaderen Het is mij regelmatig niet duidelijk wat ik moet onthouden en wat niet Ik voeg uit andere bronnen iets aan de studiestof toe. Ik werk een leereenheid punt voor punt af en bestudeer elk afgerond stukje apart
1 = niet/nauwelijks herkenbaar voor mijn manier van leren 2= enigszins herkenbaar voor mijn manier van leren 3= behoorlijk/goed herkenbaar voor mijn manier van leren Vraag 1 9 12 16 Totaal R
score
vraag 2 4 10 14 Totaal O
score
vraag 5 7 13 15 Totaal B
score
Vraag 3 6 8 11 Totaal T
Score
Vier leerstijlen Reproductiegericht (R) Stap-voor-stap leren Toetsgericht Diploma halen is belangrijkste Laat zich leiden door boeken/docenten Toepassingsgericht (T) beroep staat centraal concrete voorbeelden theorie steeds toepassen op vak laat zich soms leiden, zoekt ook zelf dingen uit Betekenisgericht (B) stelt kennis ter discussie leert vanuit interesse in de studiestof structureert kennis op eigen manier, in plaats van structuur uit boek over te nemen leert zelfstandig legt relaties tussen onderdelen analyseert studiestof Ongericht (O) kan geen onderscheid tussen hoofd- en bijzaken maken twijfelt aan de studiekeuze
heeft moeite met zelfstandig studeren
14 tips om je leerstijl te beïnvloeden Toepassings- en vooral betekenisgericht leren kun je versterken door: 1. te reflecteren, kritisch na te denken over je leren 2. te kijken hoe anderen het leren aanpakken 3. informatie niet voor zoete koek te slikken maar kritisch te benaderen 4. zelf verbanden te leggen, bijvoorbeeld tussen nieuwe leerstof en stof die eerder aangeboden is 5. zelf voorbeelden te bedenken bij studiestof 6. je niet te afhankelijk op te stellen (‘wat moeten we precies weten voor de toets’) maar zelf na te denken over wat belangrijk is voor het tandarts worden 7. situaties van meerdere kanten te bekijken 8. de studie niet slechts als een hordenloop te zien, waarbij het er alleen maar omgaat de toetsen te halen 9. goed te plannen en regelmatig te studeren: die kennis blijft veel beter hangen dan ‘last-minut-studeren’ 10. zelf een goed onderscheid tussen hoofd- en bijzaken te maken 11. Zelf toetsvragen te bedenken 12. zelf literatuur te zoeken (ook buiten de toetsstof om), vaktijdschriften te gaan lezen 13. je goed voor te bereiden op de overall-toets 14. aandacht te besteden aan het samenstellen van je portfolio. Opdracht 1: Leerstijl Vul bovenstaande leerstijltest in. - Lees de omschrijving van de ongerichte, reproductiegerichte, betekenisgerichte en toepassingsgerichte leerstijl. - Herken je je eigen manier van leren in de uitkomst van deze test? - Beschrijf wat je wel en wat je niet herkent. - Wat voor betekenis heeft de uitslag van deze test voor jou? - Beschrijf of de leerstijl past bij de activiteiten die van jou verwacht worden. - Maak een overzicht van activiteiten die er niet bij passen. - Bepaal welke leerstijl je wilt ontwikkelen - Maak, o.a. met behulp van bovenstaande 14 tips, een plan om je leerstijl te ontwikkelen. - Beschrijf wat je bereikt als alle acties uitgevoerd zijn en waaraan je dat kunt zien. - Reflecteer op eigen ervaringen.
Opdracht 2: Discussiëren Een mening onderbouw je met argumenten. Neem bij elk van onderstaande stellingen een standpunt in (wel of niet) en onderbouw jouw standpunt met een goed argument. Ik vind dat: -
Reclame voor sigaretten wel/niet verboden moet worden, omdat Onwillige werklozen wel/niet gekort moeten worden op hun uitkering, omdat Kinderverkrachters en –moordenaars wel/niet de doodstraf moeten krijgen, omdat Softdrugs wel/niet gelegaliseerd (vrijelijk verkocht) moet worden, omdat Moeders met kleine kinderen (onder de vijf jaar) we/niet zouden moeten werken, omdat Israel zich wel/niet moet terugtrekken uit de bezette gebieden en Palestijnse Staat erkennen, omdat Er wel/niet gerookt mag worden op de werkplek, omdat
Opdracht 3: Mondelinge presentatie, een sterkte/zwakte-analyse Welke sterke en zwakke punten signaleer je in je vaardigheden bij het mondeling presenteren in verschillende situaties? -
Hoe vaak heb je tot nu toe een mondelinge presentatie gehouden in de volgende situaties? Hoe vaak heb jij je gepresenteerd in een of andere situatie o Een spreekbeurt, mondeling verslag op school ___ maal o Een toespraak in familie- of kennissenkring (bruilof, e.d.) ___ maal o Een presentatie voor school (voorlichting, open dag, e.d.) ___ maal o Een sollicitatie voor een baan (stageplaats) ___ maal o Andere situaties ___ maal
-
Ben je tevreden met je presentatie? 1 is zeer ontevreden, 5 is zeer tevreden. Score o De voorbereiding ____ o De inhoud ____ o De opbouw van de presentatie ____ o Taalgebruik ____ o Stemgebruik ____ o De spanning/ zenuwachtigheid ____ o Omgaan met vragen ____
-
Welke beoordeling kreeg je op school voor spreekbeurt/mondelinge presentatie?
-
Welke vaardigheden wil je vooral verwerven, eventueel verbeteren? Geef ook aan hoe je dit gaat doen.
Opdracht 4: Identiteit/ imago/ gewenst imago Teken drie kolommen zoals hieronder. De eerste kolom noem je Identiteit. Hoe voel ik me als persoon? Wie ben ik? Wat voor persoon ben ik? Maak een lijst van persoonlijke eigenschappen die beschrijven hoe je bent voor jezelf. Eigen waarheden die volgen op de woorden: Ik ben …… Zoals: Onzeker Actief Arrogant Snel van begrip Spontaan Ongeduldig Enzovoort De tweede kolom noem je Imago. Hoe kom je over? Hier geef je jouw indruk hoe je bij andere overkomt. Als je dat moeilijk vindt, vraag dan eerst aan je ouders, broer, zus, praktijkopleider, collega, vriend(in) of kennissen om jouw tweede kolom voor jou in te vullen. De derde kolom heet: Gewenst imago. Daarin staat hoe je graag wilt worden. Hoe wil je graag gezien worden? Dus als je jezelf onzeker voelt, dan kun je invullen in de derde kolom zeker of zelfverzekerd. Als jij je presenteert, hoe wil je dan overkomen? Je hebt nu een doel: jouw derde kolom! Identiteit Hoe voel ik me als persoon
Image Hoe zien andere me
Gewenst imago Hoe wil ik graag gezien worden?
Opdracht 5: Curriculum Vitae (CV) Maak, eventueel met behulp van http://www.leren.nl/cursus/solliciteren/cv/ je eigen CV. Voeg aan het CV een profiel toe. In dit profiel geef je een korte schets van jou als persoon. Neem in dit profiel in ieder geval je deelname in sociale verbanden (verenigingen, buurt of club) op. Beschrijf daarin ook welke activiteiten je in deze sociale verbanden uitvoert.
BPV opdracht Burgerschap – Berdrijfsoriëntatie (BBO) Uitvoering in eerste oriënterende BPV Kerntaak LLB2: Stuurt de eigen loopbaan LLB3: Participeert in het politieke domein, in besluitvorming en beleidsbeïnvloeding LLB4: Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie
Werkproces 2.2 Onderzoekt welk werk er is en wat bij hem past 2.3 Stuurt de eigen loopbaan en onderneemt acties die daarbij nodig zijn. 3.1 Oriënteert zich op onderwerpen waarover politieke besluiten genomen worden. 3.2 Vormt een eigen mening. 3.3 Onderneemt acties naar aanleiding van gemaakte keuzen. 4.1 Gedraagt zich als werknemer bij het uitvoeren van het werk 4.2 Maakt gebruik van werknemers rechten
Verwerk onderstaande vragen in een verslag. 1. Ga op je leerbedrijf na met welke overheidsbemoeienis het bedrijf te maken heeft als het gaat om arbeid. Wat vind jij van deze overheidsbemoeienis? Geef aan wat je binnen je leerbedrijf zou kunnen/willen veranderen. Beschrijf dit in je verslag. 2. Vraag bij de afdeling personeelszaken op welke manier(en) jouw werkgever nieuw personeel werft. Noteer welke intermediaire(s) hierbij wordt of worden ingeschakeld. 3. Ga na of er op dit moment één of meerdere vacatures zijn. Zoek uit welke eisen gesteld worden aan de kandidaten voor deze vacature(s). Voldoe jij aan de eisen? Waarom wel of niet? 4. Informeer bij een Arbeidsbureau aan welke voorwaarden je moet voldoen om als werkzoekende te kunnen worden ingeschreven. 5. Koop een zaterdageditie van een regionale krant of zoek op internet naar vacatures in jouw regio die bij jou beroepswensen en/of opleidingsniveau passen. 6. De ziektewet is grotendeels afgeschaft. De werkgever draagt de kosten van het ziekengeld gedurende de eerste 52 weken. Hij kan zich hiervoor verzekeren. Onderzoek of jou werkgever een verzekering heeft afgesloten voor dit risico. 7. Zoek uit of jouw werkgever lid is van een werkgeversorganisatie. Zo ja, van welke? Op welke manier wordt jouw werkgever op de hoogte gehouden van plannen en activiteiten van die werkgeversvereniging? 8. Is er op jouw leerbedrijf een ondernemingsraad (OR)? Uit hoeveel leden bestaat die OR? Noteer de samenstelling van de raad. Geef daarbij tevens aan namens welke vakbond elk OR-lid zitting heeft. Is deze OR verplicht? Motiveer je antwoord.
9. Vraag het Arbojaarverslag op bij je leerbedrijf. Noteer de volgende gegevens: - Wanneer en op welke wijze er voorlichting aan of scholing van de werknemers heeft plaatsgevonden - Hoeveel ongevallen er in dat jaar hebben plaatsgevonden - Met hoeveel procent het ziekteverzuim is toegenomen/afgenomen en de reden daarvan. 10. Ga na of jouw leerbedrijf een kwaliteitscertificaat heeft. Ga na waarvoor men een kwaliteitscertificaat heeft gekregen. Beschrijf in je verslag wat men heeft moeten doen om dat certificaat te behalen en wat men moet doen om het te behouden. 11. Beschrijf wat er op je leerbedrijf aan milieuzorg wordt gedaan. 12. Ga op je leerbedrijf na welke gegevens worden beschermd. Wat is daarvan de reden? Zoek uit hoe deze gegevens beveiligd worden. Beschrijf het proces.
BPV opdracht Burgerschap – Helpdesk en kritisch consument (BHC) Uitvoering in tweede oriënterende BPV Kerntaak LLB4: Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie LLB5: Functioneert als kritisch consument
Werkproces 4.1 Gedraagt zich als werknemer bij het uitvoeren van het werk. 4.2 Maakt gebruik van werknemersrechten. 4.3 Stelt zich collegiaal op. 5.1 Orienteert zich op de consumentenmarkt en houdt rekening met eigen wensen en mogelijkheden. 5.2 Onderneemt acties om producten en diensten aan te schaffen.
Werk onderstaande opdrachten per opdracht uit. Opdracht 1: Reclame Een producent bedenkt van alles om de consument aan te zetten tot kopen. Een voorbeeld daarvan is het maken van reclame. Bij pogingen om jou koopgedrag te beïnvloeden, gebruiken de reclamemakers verschillende methoden. Zij geven informatie waarbij gebruikgemaakt wordt van: 1. Reclametrucs: o Publiciteit o Herhaling o Herkenning o Exclusiviteit o Een slagzin o Onbegrijpelijke woorden o Een bekend persoon 2. Emoties: o Humor o Irritatie o Vertedering o Betrouwbaarheid o Angst voor ziekte en ouderdom 3. Verlangens: o Tot een bepaalde groep behoren o Behoefte aan nieuwe dingen -
Maakt het bedrijf waar je nu stage loopt reclame? (zo niet, zoek dan een reclame in jouw branche) Beschrijf welke van bovenstaande elementen gebruikt worden bij de reclame.
Opdracht 2: Aanschaf product Welk product heb je recentelijk aangeschaft? Kies een willekeurig product dat je recent aangeschaft hebt of aan wilt schaffen en beschrijf de volgende onderdelen: - Om welk product gaat het? - Waarop baseer je keuze (of heb je je keuze gebaseerd)? - Hoelang is de garantie van het product? - Waar kun je terecht als je problemen hebt met je product? Opdracht 3: Helpdesk Zoek uit of er in je leerbedrijf: - Bij de helpdesk/servicedesk sprake is van een verdeling in 1e, 2e en 3e lijn. Geef hierbij dan aan wat de verschillen in taken tussen deze lijnen zijn en welke opleiding de mensen die daar werken genoten hebben. - Gebruik wordt gemaakt van SLA (Service Level Agreement), richting de klant. Zo ja, lees deze SLA(‘s) door en geef een korte samenvatting van de inhoud. Zo nee, maak een voorzet voor een SLA voor jouw interne klanten van de servicedesk/helpdesk. - Er gewerkt wordt met een configuratiedatabase. Wat wordt erin bijgehouden? Door wie? - Er gerapporteerd wordt vanuit de helpdesk/servicedesk naar het management. Geef hiervan een korte samenvatting. Opdracht 4: Klant van de helpdesk -
Interview minimaal 3 (interne) mensen die aankloppen bij de helpdesk/servicedesk. Stel hiervoor zelf een vragenlijst op. Probeer met de vragen er achter te komen hoe de klanten de service van de helpdesk ervaren. Maak van de uitkomsten een verslag waarin je verbeterpunten aangeeft. Bespreek met je praktijkopleider hoe je de verbeterpunten zou kunnen in-/doorvoeren.
BPV opdracht Burgerschap – Werkveldoriëntatie (WVO) Uitvoering in tweede oriënterende BPV Kerntaak LLB1: Benoemt zijn eigen ontwikkeling en gebruikt middelen en wegen om daarbij passende leerdoelen te bereiken LLB2: Stuurt de eigen loopbaan
LLB4: Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie
Werkproces 1.6 Benoemt leerdoelen voor de eigen ontwikkeling. 1.7 Inventariseert geschikte manieren van leren. 1.8 Kiest bij de situatie en bij zichzelf passende manieren van leren. 1.9 Plant zijn eigen leerproces en voert het uit. 1.10Evalueert de gekozen manier van leren. 2.1 Reflecteert op eigen kwaliteiten en motieven. 2.2 Onderzoekt welk werk er is en wat bij hem past 2.3 Stuurt de eigen loopbaan en onderneemt acties die daarbij nodig zijn. 4.1 Gedraagt zich als werknemer bij het uitvoeren van het werk. 4.2 Maakt gebruik van werknemersrechten. 4.3 Stelt zich collegiaal op.
Werk onderstaande opdrachten per opdracht uit. Opdracht 1: Soorten bedrijven Er zijn drie soorten bedrijven, te weten: industrieel, grafi-media en administratief. In elke sector wordt wel met computers gewerkt. Maar op welke manier worden de verschillende ICT-mogelijkheden dan in die sector ingezet? Geef per sector aan: - Wat voor soort bedrijven onder die sector vallen. - Voorbeelden van wat er in die sector gemaakt wordt (producten en/of diensten). - Welke ICT-toepassingen in die sector gebruikt worden. - De gevolgen van de ICT-ontwikkelingen in die sector. Opdracht 2: Vormen van ICT In de verschillende sectoren (grafi-media, industrie en kantoor) komen verschillende vormen van ICT terug. Hieronder staan enkele termen uit de verschillende sectoren op een rijtje. o EDI o Kleinere opdrachten o Computer to plate o Constante kwaliteit o Grafische gebruikersinterface o Snelheid en capaciteit o Hogere kwaliteit o Goedkopere producten o Robots o Flexibele productieautomatisering o AGV’s o CAD tekenen
o o o o o o
Computer to press E-commerce MRP en ERP Compter to film Simulaties via de computer Multimedia inzetbaarheid
Zet bovenstaande termen in een tabel met vijf kolommen (Term, uitleg, Grafi-media, Industrieel en Kantoor). - Zet in de kolom uitleg een korte omschrijving van wat de term inhoud. - Zet achter elke term één of meerdere kruisjes om aan te geven in welke sector het begrip terug komt. Opdracht 3: Automatiseringsprojecten Geef van onderstaande stappen de juiste volgorde aan door ze in de tabel (zie voorbeeld) onder elkaar te zetten en omschrijf in de kolom ernaast wat deze stap precies inhoudt. Stappen in willekeurige volgorde: o Lokaliseren van de storing o Beslissen wie de storing gaat opheffen o Op tijd inschakelen van de systeembeheerder/projectleider o Probleemomschrijving o Storing opheffen met behulp van een storingsprocedure o Bijwerken storingsboek Stap
Omschrijving
Opdracht 4: Ergonomie Controleer je eigen werkplek op jouw leerbedrijf op ergonomische aspecten. Mocht je geen eigen werkplek hebben, controleer dan een werkplek van een andere werknemer met zijn/haar medeweten. - Geef aan waarop je gecontroleerd hebt. - Geef aan of de werkplek aan de eisen voldoet - Geef eventuele verbeterpunten aan. - Bespreek je bevindingen met je praktijkopleider Opdracht 5: Informatie en gegevens In bovenstaande opdrachten heb je informatie moeten zoeken. Geef bij deze opdracht aan waar je naar zocht, waarom je er naar zocht, hoe je gezocht hebt en waar je de informatie gezocht/gevonden hebt. Maak hierbij gebruik van een tabel waarin je in elke rij bovenstaande dingen omschrijft, volgens onderstaand model. Informatie
Gegevens (die je Waarom? hebt gebruikt)
Werkwijze
Waar?
Is de manier van informatie opzoeken effectief en efficiënt geweest? Wat heb je hierin geleerd?