Bouwhistorische verkenning De Regenboog Kerkstraat 59 te Strijen
-1-
Colofon In opdracht van: A. Roskam Uitgave:
© Stichting Erfgoedhuis Zuid-Holland Oude Delft 116 Postbus 3092 2601 DB Delft T 015 – 215 43 50 W www.erfgoedhuis-zh.nl E
[email protected]
-2-
Leeswijzer Samenvatting Dit rapport bevat een bouwhistorische verkenning van het pand Kerkstraat 59 te Strijen. Allereerst wordt in het kort ingegaan op de geschiedenis van het gebouw en zijn omgeving. Het object zoals dat er nu bij staat, is de basis voor de rapportage. Van het pand wordt het volgende beschreven:
De constructie
Het exterieur
Het interieur
Deze beschrijving leidt tot een waardering waarbij onderdelen van het gebouw worden gewaardeerd in een van de onderstaande categorieën:
Hoge monumentale waarde
Positieve monumentale waarde
Indifferente monumentale waarde
Deze waardering leidt tot handreikingen voor de beoordeling of eventuele ingrepen in het kader van restauratie en bestemming aanvaardbaar zijn. Het pand is tijdens het onderzoek niet ingemeten. De in de rapportage opgenomen tekeningen zijn daarom niet op te vatten als exacte weergaven van de bestaande situatie. Voor de tekeningen van de gevels is gebruik gemaakt van tekeningen die door Bogaerds architecten ingenieurs in opdracht van de huidige eigenaar in het kader van restauratie en aanpassing van het pand zijn gemaakt. De in de rapportage opgenomen tekeningen en foto’s zijn, tenzij anders aangegeven, van de hand van Onno Helleman.
-3-
Inhoudsopgave 1. Inleiding ……………………………………………………………………………. 1.1 Monumentgegevens ……………………………………… 2. Historie van de omgeving ………………………………………………. 2.1 Geschiedenis van Strijen ……………………………... 2.2 Geschiedenis van het gebouw ………………………. 3. Beschrijving …………………………………………………………………….. 3.1 Constructie ……………………………………………………. 3.1.1 Kelder …………………………………………………………….. 3.1.2 Begane grond en verdieping ………………………… 3.1.3 Kap ………………………………………………………………….. 3.2 Exterieur ………………………………………………………… 3.2.1 Bouwmassa ……………………………………………………. 3.2.2 Voorgevel ……………………………………………………… 3.2.3 Linker zijgevel ………………………………………………… 3.2.4 Rechter zijgevel …………………………………………….. 3.2.5 Achtergevel ……………………………………………………. 3.3 Interieur …………………………………………………………. 3.3.1 Kelder …………………………………………………………….. 3.3.2 Begane Grond ………………………………………………… 3.3.3 Verdieping …………………………………………………….. 3.3.4 Kapverdieping ………………………………………………… 3.4 Conclusies …………………………………………………….. 4. Waardestelling ………………………………………………………………….. 5. Adviezen voor nader onderzoek ………………………………………. 6. Adviezen voor restauratie ………………………………………………. 7. Bronnen ……………………………………………………………………………..
5 5 6 6 7 10 10 10 12 14 15 15 15 17 18 18 19 19 20 22 23 24 26 35 36 37
Bijlagen A Redengevende omschrijving Kerkstraat 59 gemeente Strijen B Afbeeldingen
-4-
I.1 I
Monumentgegevens
Inleiding
Objectnaam: De Regenboog 2 Monumentnummer: MIP inventarisatie: n.v.t. Kadastrale gemeente: Strijen Kadastraal nummer: N 3537 en 3540 3 Eigenaar: Aris Roskam te Strijen Adres: Kerkstraat 59, 3291 LJ Strijen
De opdracht is het produceren van een bouwhistorische verkenning, met als doel richting te geven aan de komende planvorming en functie. Vanwege dit doel wordt naar verhouding veel aandacht geschonken aan de waardestelling van de gebouwonderdelen. Hierbij wordt gewerkt conform de brochure ‘Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek’.1 november 2009
Redengevende omschrijving: voor de redengevende omschrijving van de gemeente Strijen, zie bijlage A.
De naam De Regenboog ontleent het object aan Jacob Johansz. Regenboog die het pand van 1749 tot zijn dood in 1777 in eigendom had. Een uitreksel van de kadastrale kaart is als afbeelding 1 in de bijlage B opgenomen. 2
Richtlijnen voor bouwhistorisch onderzoek, gezamenlijke uitgave van Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Stichting Historisch Boerderij Onderzoek, Rijksgebouwendienst. 1
3
-5-
2
Historie van de omgeving
2.1
Geschiedenis van Strijen
bouwd. In 1471 ontstond de polder Oud Bonaventura. De Keizerdijk verloor de waterkerende functie en diende sindsdien als waterscheiding tussen beide voornoemde polders. De kreekrug / Keizerdijk bepaalt de lineaire structuur van het dorp Strijen. Het verloop van deze lineaire structuur – de huidige Kerkstraat – heeft als as het verkavelingpatroon bepaald. De kavels staan min of meer haaks op de centrale as. Daar waar het tracé een bocht maakt zijn aan de binnenzijde van de bocht gerende kavels ontstaan. De verkaveling liep aan de zuidzijde van het dijklichaam blijkens kadastraal kaartmateriaal uit het begin van de 19de eeuw vanaf de Kerkstraat tot de Keen, het restant van een oude veenstroom 5 (afb. 3). Een parallel aan de Keen lopende arm van de kreek – de Kleine Keen – vindt men op de oudste kadastrale kaarten nog terug. Hoewel deze zijstroom werd gedempt, is de structuur in de huidige plattegrond nog zichtbaar door de knik in de percelen (afb. 4 en 5). De hiervoor genoemde gerende structuur van de verkaveling is te vinden aan de zuidzijde van de Kerkstraat daar waar het tracé – komende van Strijensas – voor de kerk in zuidelijke richting afbuigt. In dit gedeelte van Strijen ligt tegenover de grotendeels laat middeleeuwse kerk 6 het pand Kerkstraat 59.
De regio van de Zuid-Hollandse eilanden bestond oorspronkelijk uit een veengebied dat door inbraken uit de zee, waardoor duinen en strandwallen verdwenen, werd aangetast en versnipperd. Zo ontstonden eilandjes temidden van riviermondingen en veenmoerassen. Door de invloed van getijden en steeds wisselende rivierstromingen werd veel zand en klei afgezet. Zo ontstonden spontaan ronde of ovale eilanden als ‘opwassen’ en breidde bestaande eilanden uit als ‘aanwassen’. Doordat de oorspronkelijke veenkernen vaak zijn overstroomd of (gedeeltelijk) weggespoeld, bestaat de bodem van de Hoeksche Waard nu voor een groot deel uit klei of klei- op veen. De dikte en de samenstelling van de kleilaag verschilt plaatselijk sterk en heeft te maken met de ouderdom van de polders. In de oudste polders, zoals het Oude Land van Strijen, ligt het veen dicht aan de oppervlakte.4 Het westelijk deel van de Hoeksche Waard bestond in de 13de eeuw nog uit onbedijkte gorzen. In de 13de en 14de eeuw nam het aantal overstromingen toe door twee oorzaken: de zeespiegel steeg, waardoor het water dieper de geulen binnendrong; het veen in de ondergrond begon in te klinken. Daarom werden dijken aangelegd en waren de eerste polders een feit. Het oostelijk deel van de Hoeksche Waard, grofweg ten oosten van de lijn Puttershoek - Strijen behoorde tot de Grote Waard. Dit was een zeer groot bedijkt gebied wat zich uitstrekte tot ver in het huidige Brabant.
Het pand ligt op de hoek van de hooggelegen Kerkstraat met een naar beneden lopende straat, de Heij genaamd. Aan de andere zijde van de Heij ligt met de voorgevel aan de Kerkstraat de voormalige smederij (nu museum Het Land van Strijen) (afb. 6). Dit pand dateert in de huidige vorm uit 1764, maar heeft een oudere kern. De Heij is in de loop van de 20ste eeuw ontstaan. Op de kadastrale kaarten uit het begin van de 19de eeuw is het perceel waarop Kerstraat 59 stond breder en liep een nu nog bestaande straat – de Bol – langs de smederij in zuidelijke richting. In de loop van de 19de eeuw is het perceel waarop Kerkstraat 59 zich bevindt versmald en ontstond later de structuur de Heij (afb. 7 en 8).
Strijen is het oudste dorp van de Hoeksche Waard en wordt in 967 voor het eerst genoemd. Het ontstond op een kreekrug die al voor de aanleg van de bedijking van de Grote Waard was drooggevallen. Met de aanleg van de oude westelijke (waterkerende) dijk van de Grote Waard kwam Strijen (als ook Cillaarshoek) te liggen aan wat men later de Keizerdijk is gaan noemen. De Sint Elisabethsvloed van 1421 verzwolg het dorp en grote delen van de Keizerdijk. Pas na de aanleg van de bedijking van de polder het Oudeland van Strijen in 1436 werd het dorp weer langs de Keizerdijk opge-
Aan de Kerkstraat liggen in het deel waar nummer 59 zich bevindt de belangrijkste gebouwen van Strijen. Het vormde het centrum van het dorp. Keen of Kene betekent barst of spleet en wordt gebruikt als benaming voor een geul in buitendijkse gronden (vooral in Zeeland). Bron: H.J. Moerman, Nederlandse plaatsnamen, Leiden 1956, p. 123. De toren stamt uit het begin van de 14 en midden 15 eeuw, het koor uit eind 15 en het schip uit begin 16 -eeuw. De noordelijke zijbeuk is midden 19 eeuw gebouwd. 5
6
de
de
4
Oerlemans
-6-
de
de
de
Naast de kerk (westzijde) bevindt zich het in 1926-1927 gebouwde raadhuis dat een 17de-eeuwse voorganger verving. De kerk en het 17de-eeuwse raadhuis zijn gespaard gebleven tijdens de dorpsbrand die een groot deel van Strijen op 22 mei 1759 in de as legde. We zijn geïnformeerd over de schade die deze brand teweegbracht door een tekening (afb. 9). Hierop staat aangegeven welke huizen teloor zijn gegaan en welke panden de brand hebben doorstaan. In totaal gingen 134 à 136 huizen verloren. Deze huizen lagen voornamelijk aan de oostzijde van de kerk richting Strijensas en zijn op de tekening met de letter A aangeduid. De brandhaard bevond zich dan ook in dit gedeelte van het dorp (aan de noordzijde van de Kerkstraat). De huizen ter hoogte van de kerk en westelijk daarvan zijn gespaard gebleven en zijn op de tekening aangeduid met de letter B. Van een aantal van deze panden wordt de eigenaar en in sommige gevallen de functie van het pand genoemd.
2.2
Geschiedenis van het gebouw
Het pand Kerkstraat 59 is, zoals hierboven is betoogd, tijdens de dorpsbrand van 1759 gespaard gebleven. Het pand was in die tijd in handen van Jacob Regenboog. Aan de westzijde bevond zich aansluitend het perceel waarop de pastorie was gebouwd (de huidige Kerkstraat 63). Aan de oostzijde bevond zich aan de overzijde van de Bol het perceel waarop de smederij zich bevond (de huidige Kerkstraat 47). Het huis van Regenboog stond op het tussenliggende perceel. Op dit perceel bevinden zich nu drie bouwvolumes: - het pand waar deze rapportage over handelt, Kerkstraat 59, op de hoek van de Kerkstraat met de Heij; - rechts hiervan en aansluitend op nummer 59 een huis met een dwarskap, Kerkstraat 61; - en enigszins verspringend en aansluitend op de achtergevel van nummer 59 met de ingang aan de Heij, Kerkstraat 57.
Aan de zuidzijde van de Kerkstraat zijn dit van oost naar west: - het huis van de stadhouder Dirk Bosvelt (B1); - de herberg van de bode Noorwegen (B2); - vier panden van niet nader genoemde eigenaren; - het huis toekomende heer Bosvelt (B7); - item van de burgemeester heer … (B8); - item het huis voor de predikant (B9); - item het huis van Regenboog (B10); - item het huis van de smit (B11).
Een bebouwing met drie bouwvolumes vinden we terug op kadastrale kaarten7 (afb. 7 en 8). Bij vergelijking van 19de en vroeg 20ste-eeuwse kadastrale minuten van de dorpskern van Strijen zien we dat de grootste afwijking van de bebouwing op het perceel de maat van het bouwvolume op het achtererf is. Oorspronkelijk bevond zich (met een sprong) tegen de achtergevel van Kerkstraat 59 een agrarisch gebouw. Op een tweetal ansichtkaarten van omstreeks 1900 is deze situatie vastgelegd (afb. 10 en 11). Het betreft opnamen van het dorpscentrum van Strijen gezien vanaf de Keen. Naast de pastorie zien we de dwarskap van Kerkstraat 61 met daarnaast de kap en een deel van de geveltop van Kerkstraat 59. Tegen de achtergevel van nummer 59 bevindt zich een fors gebouw. Het betreft een gebouw met een agrarisch karakter onder een rietgedekt afgewolfd zadeldak. Het bouwdeel dat aansluit op de achtergevel van Kerkstraat 59 is smaller dan het zuidelijk gelegen bouwdeel en heeft een opgelicht dakvenster. Dit duidt er op dat dit gedeelte van het gebouw een woonfunctie had. Het aansluitende deel is het bedrijfsgedeelte. Dit agrarische gebouw of boerderij is rond 1900 deels gesloopt. Delen ervan resteren in Kerkstraat 57 (afb. 12).
Ook aan de noordzijde van de Kerkstraat is de bebouwing tot en met de kerk behouden gebleven. De bebouwing ter weerszijden van de dijk naar het oosten toe dateert van na 1759. Het merendeel van deze bebouwing wordt gevormd door woonhuizen en winkelpanden die vanwege de (ingezwenkte) lijstgevel en tuitgevels lijken te dateren uit het einde van de 18de en het begin 19de eeuw. De meeste panden zullen in de kern ouder zijn en dateren uit de periode dat Strijen na de brand weer werd opgebouwd. Agrarische bebouwing kwam vooral voor langs de Oude Havenweg, de Boompjesstraat, het Buiteneinde, de Nieuwstraat, de Oude Bonaventurase dijk en het begin van de Kerkstraat. Echter, ook in de omgeving van de kerk was een beperkt aantal boerderijen aanwezig. De meeste hiervan zijn gesloopt.
In het Nationaal Archief berusten de kadastrale kaart en kadastrale minuten van Strijen uit begin 19 eeuw (opname 1818, uitgave 1830). Echter, de kadastrale minuut van de dorpskern is de enige minuut die in de collectie ontbreekt. 7
de
-7-
Hoewel de gebouwen Kerkstraat 57, 59 en 61 al geruime tijd als zelfstandige objecten functioneren, waren zij ooit organisch met elkaar verbonden. Hierop duiden dichtgezette openingen in de rechter zijgevel en de achtergevel van Kerkstraat 59. Ook het feit dat de onder Kerkstraat 61 gelegen kelder in verband staat met de kelder onder Kerkstraat 59 en ooit vanuit dit pand bereikbaar was wijst hierop.
wordt als volgt omschreven: huis, erf, schuurtje en boomgaard staande en gelegen aan de Dorpsstraat in Strijen tegenover de kerk van Strijen omvattende, een vliering, twee zolders, vier woonvertrekken gelijkdijks en twee woonvertrekken benedendijks, alsmede de kelder schietende onder het huis van de verkoper doch waarvan de ingang in een van de vertrekken van de koper is. De tussenmuur, die de huizen van de verkoper en koper scheiden moeten door ieder voor de helft onderhouden worden alsmede de brandgevel, de schoorsteen en de secreet. Het bruggetje over de voorste Keen en de stap aan de achterste Keen voor een vierde deel door de koper, voor een vierde deel door de verkoper en de overige helft door de eigenaar van het aanliggende huis. De verkoper houdt het recht aan zich zo ook voor de opvolgende eigenaren in de tijd, om vier maal in een jaar de vrije toegang te nemen door voorschreven verkochte om zijn schoorsteen te maken of te vegen. Uit de omschrijving valt af te leiden dat Mattheus Stehouwer Kerkstraat 59 en een deel van Kerkstraat 57 kocht. Dit is gezien de aankoopprijs aannemelijk. Kerkstraat 59 bestond uit een vliering, twee zolders en vier woonvertrekken gelijkdijks en de kelder onder Kerkstraat 61 die te bereiken was vanuit Kerkstraat 59. Het deel dat van Kerkstraat 57 werd aangekocht omvatte twee woonvertrekken benedendijks: de huidige bebouwing aan de Heij, uitgezonderd de boerderij. Er wordt een onderhoudsregeling getroffen voor de gemene muur tussen Kerkstraat 59 en 61. De regeling is ook van toepassing op andere zaken die de verkopende en kopende partij deelden: de brandmuur, de schoorsteen en het secreet. Waar deze zaken zijn te situeren is vooralsnog niet duidelijk. Mattheus Stehouwer was koopman en de zoon van Pieter Stehouwer (1786-1855). Pieter Stehouwer was afkomstig uit Sandelinge Ambacht, gedoopt in Hendrik-Ido-Ambacht en was bouwman te Dubbeldam. Hij overleed in Strijen. Pieter Stehouwer was eigenaar van de achter Kerkstraat 59 liggende boerderij. De boerderij gaat later over in handen van Cornelis Stehouwer. Mattheus Stehouwer richtte in Kerkstraat 59 een kruidenierswinkel in.
Leden van de historische vereniging hebben onderzoek verricht naar de eigenaargegevens van de drie panden 8. Een schematisch overzicht van hun bevindingen treft u hieronder aan. 17de eeuw De eerste gegevens over eigenaren dateren uit het einde van de 17de eeuw. De boerderij (Kerkstraat 57) is in handen van Cornelis Cente Boer als Johannes Smoor onroerend goed aan de Kerkstraat (toen Burenstraat) koopt. 18de eeuw In 1715 wordt het bezit verkocht aan Geertje Visser. In het bezit zijn vier woningen gevestigd blijkens het kohier der verpondingen van 1731. Ook de opvolgende eigenaar, Jacob Regenboog, verhuurt het onroerend goed. Ten tijde van de dorpsbrand in Strijen in 1759 is hij de eigenaar. Op de tekening die de schade van de brand in beeld brengt, wordt zijn eigendom – gelegen tussen pastorie en de smederij – als één pand gezien. Hoe de indeling is, is niet duidelijk. Wel is bekend dat Jacob Regenboog er geen domicilie hield. Hij woonde in het huis De Valk aan de Dorpsstraat nabij de Kaai (het tegenwoordige Kerkstraat 2). 19de eeuw De opvolgende eigenaar, Joris Kool, verwerft in 1805 voor een bedrag van 320 gulden onroerend goed ter plekke. Wat er voor dit bedrag wordt gekocht is niet duidelijk. Wel is duidelijk dat hij, samen met zijn moeder en zusters, Kerstraat 61 bewoont. Kerkstraat 59 dat ook tot zijn bezit telde wordt verhuurd. In 1844, een jaar voor zijn overlijden, verkoopt Joris Kool onroerend goed aan Mattheus Stehouwer (1812-1885) voor 1.300 gulden. Kerkstraat 61 valt niet onder deze verkoop aangezien de zusters van Joris Kool dit pand erven na diens overlijden. Wat wel onder de verkoop viel is bekend uit de verkoopakte verleden door notaris Stoop te Strijen. Het onroerende goed 8
20ste eeuw Tot 1965 bleef deze functie in het pand gevestigd. In dat jaar koopt Jacobus Vreeke het pand en vestigt er een cafetaria. In 1979 wordt het pand verkocht aan Johannes Rache die er tot de jaren ’90 een horecabedrijf drijft.
De Heraut van Strijen, mei 1997, pp. 1-5 en december 1997, pp. 6-8.
-8-
jaar
Kerkstraat 57
17de eeuw 1692 Cornelis Cente Boer 18de eeuw 1715 1719 Gerrit Sneukelaar 1747 Ary Sneukelaar en Bastiaan Sneukelaar 1749 1792 Wouter Vollaard 19de eeuw 1805 1844
Pieter Stehouwer / Mattheus Stehouwer
1878
Cornelis Stehouwer
>1880 1880
Pieter Stehouwer
1889 20ste eeuw 1902 1906 1907 1911 1916 1919 1921 1965 1979
Kerkstraat 59
Kerkstraat 61
Johannes Smoor
Geertje Visser, verhuur aan vier huurders (kohier 1731)
Jacob Regenboog, verhuurt zijn bezit
Joris Kool (voor 320 gulden) Verhuur Woonhuis Kool Mattheus Stehouwer (voor 1.300 gulden) Kruidenierswinkel Cornelis Stehouwer Verhuur kleermaker C. Waalboer Jan Stehouwer Kruidenierswinkel Pieter Stehouwer Kruidenierswinkel verhuurd aan Willem Rienstra Cornelis Waalboer, kleermaker
Albert Vermeer Frans van Balderen Kruidenierswinkel Lodewijk Looyen Kruidenierswinkel Mw. Groeneveld-van Helden Kruidenierswinkel T.A. Cornet Kruidenierswinkel Leendert Bouwman A.P. de Haan Kruidenierswinkel Jacobus Vreeke Cafetaria Johannes Arnoldus Rache Horecagelegenheid
-9-
3
3.1
Constructie
3.1.1
Kelder
Beschrijving
In dit beschrijvende hoofdstuk worden de gevels als volgt aangeduid: de gevel die naar de Kerkstraat is gericht, is de ‘voorgevel’. Met het gezicht naar de voorgevel toe, is de gevel links daarvan de linkergevel, en de gevel rechts van de voorgevel de rechtergevel. Logischerwijs is nu de overgebleven gevel, aan de achterzijde van het gebouw, de achtergevel. De wanden in de binnenruimten krijgen een benaming die gerelateerd is aan de gevelbenaming: voorwand, achterwand, linkerwand en rechterwand, waarbij de wand die het dichtst naar de voorgevel gesitueerd is, de voorwand is. Aangezien De Regenboog een samengesteld pand is wordt onderscheid gemaakt tussen bouwvolume A (het ca. 6 meter brede rechter deel) en bouwvolume B (het ca. 4 meter brede linker deel).
Het huis De Regenboog is in het dijklichaam ingebouwd. De kelderruimten bevinden zich voornamelijk onder het achterste deel van het huis en zijn aan de voorzijde aangelegd in de voet van het dijktalud. In die zin zou men ook kunnen spreken van een onderhuis aangezien de kelderverdieping aan de zijde van de achtergevel niet in de grond is ingelaten. Slechts één van de kelderruimten reikt tot aan de rooilijn van de Kerkstraat. Het betreft de overwelfde kelder die behoort bij Kerkstraat 59, maar is gelegen onder Kerkstraat 61. De kelderruimten zijn nu alleen toegankelijk via een deur in de linkerzijgevel (aan de Heij). Via deze deur komt men in de rechthoekige kelderruimte die evenwijdig aan de achtergevel van Kerkstraat 59 ligt en reikt tot onder Kerkstraat 61 (B-1.a, A-1.a en C-1.a) (afb. 13). Een verticale versnijding in de achtergevel markeert de plaats waar bouwvolume B aansluit op het eerder ontstane bouwvolume A. In de achtergevel is de afgekapte linker zijgevel van bouwvolume A nog herkenbaar. Ook de horizontale versnijdingen in de achtergevel markeren de overgangen van de kelderruimtes onder de beide bouwvolumes en de overgang van bouwvolume A naar Kerkstraat 61. De laatste overgang wordt ook gemarkeerd door een niveauverschil van de keldervloer. Het niveau van de kelderruimtes onder Kerkstraat 61 ligt ca. 5 cm hoger dan de kelderruimtes onder Kerkstraat 59. De fundamenten zijn niet waargenomen. De vloer is grotendeels voorzien van een nieuwe cementvloer. De dragende constructie bestaat uit in baksteen opgetrokken muurwerk van de linker zijgevel en de achtergevel. Daarnaast fungeren de gemetselde muren ter plekke van de zijgevels van bouwvolume A (in combinatie met het bovenliggende houtskelet) als constructieve elementen. In de tegen de achtergevel gesitueerde kelderruimte (A-1.a en B-1.a) is de dragende functie ter plekke van de doorbraak van de linker zijgevel van bouwvolume A (later een gemene muur tussen bouwvolume A en B) overgenomen door twee in het metselwerk opgenomen (hergebruikte) balken (afb. 14). Voor het overige bestaat de constructie uit enkelvoudige balklagen waarover houten vloerplanken zijn aangebracht.
- 10 -
bruikte gekantrechte houten stijlen die rusten op metselwerk. Op de stijlen rust een hergebruikte dekbalk. De balken van de enkelvoudige balklaag van ruimte A-1.a rusten halfhouts op deze dekbalk van het portaal, maar lopen niet door. De wanden zijn opgetrokken in rode baksteen zonder versnijdingen. . In deze kelderruimte treft men nog een deel van de oorspronkelijke vloer aan: vijf rijen van vier gebakken vloertegel (22 x 22 cm), halfsteens gelegd (afb. 22). De vloer ligt iets hoger dan de vloer van aangrenzende kelderruimte A-1.a.
Kelder bouwvolume B De kelderruimte B-1.a wordt gedekt door een evenwijdig aan de achtergevel lopende enkelvoudige grenen balklaag: vier balken waarvan één als strijkbalk is opgenomen in de achtergevel (9-10 breed x 14-15 hoog, drie vakken) (afb. 13). De balken zijn opgelegd op een zware hergebruikte balk die haaks op de achtergevel staat ter plekke van de linker zijgevel van bouwvolume A. De balk is opgenomen in de achtergevel en aan de andere zijde opgelegd in nieuw metselwerk. De vier balken zijn om en om verankerd aan de linker zijgevel, exterieur herkenbaar aan de twee sierlijk gesmede ankers. De haaks op de balken rustende vloerdelen meten 40 à 45 cm. Deze structuur bevindt zich vermoedelijk ook in de aangrenzende kelderruimte (B-1.b), maar is daar niet waarneembaar aangezien tegen de zoldering een houten kraalschroten zijn aangebracht end 19de / 20ste eeuw) (afb. 15). Aan de buitenzijde van de linker zijgevel markeert een sieranker de plek waar een balk is/was verankerd (afb. 16 en 17). In deze ruimte bevindt zich tegen de linker zijgevel van bouwvolume A een oorspronkelijke gemetselde steunmuur.
De wanden van kelderruimte A-1.d zijn eveneens opgetrokken in rode baksteen (afb. 23 en 24). Aan de onderzijde van de wanden treft men horizontale versnijdingen aan. De balken van de enkelvoudige balklaag van kelderruimte A-1.a dekken ook deze ruimte Kelder Kerkstraat 61 De kelderruimtes C-1.a en C-1.b bevinden zich onder Kerkstraat 59. De kelderruimte C-1.a wordt gedekt door een enkelvoudige eiken balklaag (afb. 25 en 26). De vijf balken, waaronder één strijkbalk, zijn 22 tot 26 cm breed, staan haaks op de achtergevel en zijn ingelaten in het gemetselde muurwerk. De balkvakken bedragen ca. 50 cm. Haaks op de balken rusten 30 cm brede vloerplanken.
Kelder bouwvolume A De kelderruimte (A-1.a) wordt gedekt door een enkelvoudige eiken balklaag. De balken zijn ca. 30 cm breed en staan haaks op de achtergevel en zijn in de gevel ingelaten. Aan de andere zijde zijn ze voor het merendeel ingelaten in baksteen opgetrokken muurwerk. Een raveling met kreupele balk en resten van een in baksteen gemetseld haardgewelf markeren de plek van de tegen de achtergevel geplaatste haard op de begane grond. Haaks op de balklaag liggen houten vloerplanken van 30 à 40 cm (afb. 18).
De aangrenzende kelderruimte C-1.b wordt gedekt door een in baksteen gemetseld tongewelf, voorzien van een pleisterlaag (afb. 27). Het betreft de kelder die tot de rooilijn van de Kerkstraat reikt.
Aangrenzend (richting dijktalud) bevinden zich drie rechthoekige kelderruimtes (A-1.b, A-1.c en A-1.d) Kelderruimte A-1.b is slechts waarneembaar door enkele doorbrekingen in het metselwerk. Vanuit kelderruimte B-1.b is de aanzet van een tongewelf in kelderruimte A-1.b zichtbaar (afb. 19). Het gewelf is ingestort. De kruin van het gewelf lag evenwijdig aan de achtergevel. In deze met puin gevulde ruimte is de onderzijde van de bovenstaande muurstijl te zien (afb. 20). De muurstijl rust niet meer op het onderliggende metselwerk. Kelderruimtes A-1.c en A-1.d staan in open verbinding met A-1.a (afb. 21). De toegang tot A-1.c wordt gevormd door een portaal van twee herge-
- 11 -
3.1.2
Begane grond en verdieping
Kerstraat 59 | doorsnede Kerkstraat 59 | langsdoorsnede
- 12 -
behouden gebleven boven een nieuw gemetselde muur). Daarnaast is in het metselwerk de plek te zien waar eertijds een balk zat. Na verwijdering van de balk is het gat met baksteen dichtgezet. Haaks op de balken houten vloerdelen.
Bouwvolume A De draagconstructie van bouwvolume A wordt hoofdzakelijk gevormd door een volledig houtskelet (ankerbalkgebinten) en gemetselde muren in combinatie met tussenbalken die niet tot de houtconstructie behoren maar in het gemetselde muurwerk zijn ingelaten. De stijlen van de twee gebonden gebinten zijn opgenomen in het muurwerk van de linker en rechter zijgevel. Zij reiken vanaf de begane grond vloer, over de verdieping tot de bovenzijde van de borstwering van de kapverdieping en staan op kelderniveau mogelijk op poeren. Het verband tussen de muurstijlen wordt op de begane grond en de verdieping gevormd door ankerbalken of halve ankerbalken, afgeschoord met korbelen. Er zijn op de begane grond sleutelstukken aangebracht. Alle onderdelen zijn aan elkaar bevestigd door pen- en gatverbindingen. Op het tweede gebonden gebint vanaf de voorgevel aan de linkerzijde zijn op de gebruikelijke onderdelen gehakte telmerken aangebracht: III streepjes. De gebonden gebinten verdelen de ruimte in drie vakken. De eerste twee vakken vanaf de voorgevel meten ca. 260 cm, het derde vak meet tot de achtergevel 300 cm. In de drie vakken zijn per vak drie tussenbalken in het muurwerk opgelegd. Onder de balken zijn op de begane grond sleutelstukken aangebracht, overwegend met peerkraal motief. De balken zijn om en om aan de zijgevels verankerd met rechte scheutankers (afb. 28 en 29). Het houtskelet is opgenomen in de zijgevels van bouwvolume A (gemene muren met Kerkstraat 61 en bouwvolume B). Verder bestaat de constructie uit in baksteen gemetselde voor- en achtergevel. In de voorgevel is een puibalk aanwezig.
Ten gevolge van een verbouwing in 1968 heeft men het voorste gedeelte van de begane grond van bouwvolume A en B met elkaar verbonden door de gemene muur en de zich aldaar bevindende muurstijl te slopen. De krachten van het bovenliggende muurwerk worden opgevangen door een constructie van stalen H-balken (22 x 22 cm, twee liggers die rusten op twee staanders). De tussenbalken, die eerst in de gemene muur waren ingelaten, rusten nu op de stalen ligger. De sleutelstukken aan deze zijde zijn verdwenen. Een dergelijke stalen H-balk is tegelijkertijd bij het wijzigen van de onderpui aangebracht tegen de voorgevel. Na 1968 is ook het achterste deel van de gemene muur tussen bouwvolume A en B verwijderd. Wederom werd een stalen balk met H-profiel aangebracht om de krachten van het bovenliggende werk op te vangen. De muurstijl werd evenwel behouden (afb. 35) en staat nu vrij in de ruimte. Ook daar zijn alle sleutelstukken verdwenen. Bouwvolume B De draagconstructie van bouwvolume B bestaat uit gemetselde gevels: de voorgevel (met ook hier tegen de voorgevel een stalen H-balk) (afb. 36), de linker zijgevel en de achtergevel. De rechter zijgevel is een gemene gevel met bouwvolume A. Deze bestond uit het hiervoor vermelde volledige houtskelet en gemetselde muren. Op de begane grond wordt de voorzijde van de ongelede ruimte gedekt door een niet oorspronkelijke enkelvoudige balklaag. Acht balken liggen evenwijdig aan de voorgevel en zijn in het muurwerk van de linker zijgevel ingelaten. Alternerend zijn zij verankerd aan deze gevel. Aan de andere zijde zijn zij verankerd aan de in 1968 ingebrachte stalen balk met Hprofiel.
Aanpassingen aan de constructie Een wijziging van de constructie die heeft plaatsgevonden is het verwijderen van alle korbelen en sleutelstukken van de gebonden gebinten op de begane grond (afb. 28 en 29) en de korbelen van het eerste gebint op de verdieping (afb. 30 t/m 33). Ook is het onderste deel van de eerste muurstijl in de rechter zijgevel afgezaagd en verwijderd (de aldus ontstane ruimte heeft men opgevuld met baksteen) (afb. 28). Dergelijke ingrepen hebben waarschijnlijk te maken gehad met het vestigen van meerdere huishoudens in het pand. Door het verwijderen van de korbelen kon men een meer optimaal gebruik van de ruimten realiseren. Op de begane grond is de zesde balk vanaf de voorgevel aan de zijde van de rechter zijgevel afgezaagd en voor een deel verwijderd (afb. 34) (een deel is
Het achterste deel van de ruimte wordt gedekt door een samengestelde balklaag. Een muurstijl van een gebonden gebint is aan de rechterzijde ingelaten in de achtergevel. Aansluitend tekent zich in het muurwerk van de achtergevel de voormalige gemene gevel tussen de bouwvolumes A en B zich af. Op de muurstijl rust een dekbalk evenwijdig aan waar eens de gemene muur tussen bouwvolume A en B stond. Onder de dekbalk een
- 13 -
de schaargebint op tussenbalken, het tweede en derde gebint op de ankerbalken van de gebonden gebinten.
sleutelstuk met ojiefprofiel en een zwanenhals korbeel. De verbindingen zijn tot stand gebracht met pen- en gatverbindingen. De tweede stijl ontbreekt (afb. 37 en 38). De sporen hiervan zijn in de dekbalk herkenbaar (afb. 39).
Op het tweede en derde schaargebint vanaf de voorgevel rusten nokstijlspanten waarop gordingen zijn aangebracht. Boven de nokstijl bevindt zich een nokgording. De overige gordingen worden op de plek gehouden door gordingklossen. Aan de rechterzijde drie gordingen. Twee ervan rusten op de nokstijlspanten en één is nieuw aangebracht en rust op ondersteunende klossen die zijn verankerd aan de krommers.
In de dekbalk zijn kinderbinten ingelaten. Aan de zijde van de linker zijgevel zijn de kinderbinten ingelaten in een balk die evenwijdig aan de gevel loopt. De balk is even lang als de balk aan de andere zijde en vormde gezien de sporen eveneens een gebonden gebint (afb. 40 en 41). De balk is aan de linker zijgevel verankerd door middel van drie staafankers. Haaks op de kinderbinten en de enkelvoudige balklaag houten vloerplanken. Op de verdieping is rond 1900 een enkelvoudige balklaag aangebracht. De balken liggen evenwijdig aan de voorgevel en zijn opgelegd in het muurwerk van de linker zijgevel en de gemene muur van bouwvolume A en B (afb. 42). Een viertal staafankers verankeren alternerend de balken aan de linker zijgevel en de gemene muur van bouwvolume A en B.
3.1.3
Op de constructie zijn recentelijk dakplaten aangebracht waarop het vernieuwde pannendak is gelegd. Bouwvolume B De kap van bouwvolume B is verbonden met de kapconstructie van bouwvolume A en betreft een zijbeukgebint. Twee balken van de enkelvoudige balklaag van de verdieping van bouwvolume B fungeren als zijbeukbalken en zijn ingelaten in de gemene muur van beide bouwvolumes en met bouten verankerd aan de stijlen van de gebonden gebinten van bouwvolume A. De uiteinden van deze balken liggen op in het metselwerk van de linker zijgevel van bouwvolume B. Aldaar, zijn zij door middel van een zijbeukspantbeen verbonden met de krommers van het schaargebint van de kapconstructie van bouwvolume A. De zijbeukspantbenen worden geschoord door zijbeukspantbeenschoren. De schoren zijn ingelaten in de muurstijlen van bouwvolume A. Op de balken zijn vier gordingen gelegd die worden ondersteund door gordingklossen. Een aantal gordingen is aan de voor- en achtergevel verankerd door staafankers.
Kap
Bouwvolume A Het muurwerk van de linker- en rechter zijgevel van bouwvolume A is op de kapverdieping opgemetseld tot borstweringen van 90 à 100 cm. Tussen de borstweringen is een viertal kapspanten aangebracht. Alle kapspanten hebben een schaargebint met krommers. Het verband tussen de spantbenen en dekbalk wordt gevormd door korbelen. De verbindingen zijn tot stand gebracht met pen- en gatverbindingen en toognagels. Op de kapspanten zijn op de gebruikelijke plekken gehakte telmerken aangebracht: links streepjes en rechts rondjes. De spanten staan niet meer in de goede volgorde. Zij zijn met behulp van blokkeels verbonden aan de borstweringen en de hierop rustende muurplaten. De muurplaten zijn aan de vooren achtergevel verankerd door middel van muurankers. In de voorgevel zijn dit lelieankers, in de achtergevel grote staafankers. Op de dekbalk van het schaargebint liggen flieringen. Deze zijn aan de voor- en achtergevel verankerd door middel van staafankers. Het zijverband is bij een aantal gebinten tot stand gebracht door windschoren. Bij het eerste kapspant heeft allen de rechter stijl aan de linkerzijde een windschoor. Het tweede kapspant heeft twee maal twee windschoren en de rechter stijl van het derde kapspant heeft aan de rechterzijde een restant van een windschoor. De schaargebinten rusten op de onderliggende balken. Het eerste en vier-
Aanpassing van de kapconstructie Zoals al eerder betoogd was het oorspronkelijke dak van bouwvolume A een zadeldak. De kapconstructie bestond mogelijk uit drie gebinten (een schaar-, een fliering- en een nokgebint) waarop flieringen rusten. Over de flieringen waren dan sporen aangebracht waarop panlatten zaten bevestigd. Het betrof een onbeschoten kap. Bij de aanpassing van de kap rond 1900 heeft men het schaargebint behouden. Het hierop rustende nokstijlgebint met gordingen is in die tijd aangebracht.
- 14 -
Bij het stellen van de kapspanten zijn niet alle spanten op de goede plaats teruggezet. Het tweede en het vierde spant zijn verwisseld, zodat de volgorde vanaf de voorgevel gerekend nu is: I, IIII, III, II en aan de rechterzijde: 0, 0000, 000, 00. Het telmerken III van het derde kapspant komen overeen met de telmerken op het tweede gebonden gebint op de verdieping.
Exterieur 3.2.1 Bouwmassa Het pand heeft een vrijwel vierkante plattegrond van ca. 10 * 9,5 meter en bestaat uit drie bouwlagen (kelder, begane grond en verdieping) onder een samengesteld dak (gedrukt zadeldak of mansardedak en aangekapt lessenaardak). Het dak is onlangs gedekt met opnieuw verbeterde Hollanse pannen. Op het dak bevindt zich aan de zijde van de achtergevel een in baksteen nieuw opgemetselde schoorsteen.
Rond 1900 is met de ophoging van bouwvolume B met een verdieping de huidige kapconstructie van bouwvolume B ontstaan. De voorganger die schuilging achter de halve klokgevel zal eveneens een zadeldak zijn geweest.
3.2.2 Voorgevel De voorgevel is opgetrokken uit baksteen en volgt de daklijn. De gevelbeeindiging is voorzien van een rollaag. De pui is afgewerkt met een cementpleister. Hierop is in een bordeauxkleur een plint geschilderd die even hoog reikt als de plint van Kerkstraat 61. Aan de bovenzijde van de plint een iets uitkragende zwartgeschilderde band (Afb. 43). De gevel boven de pui is opgetrokken uit verschillende soorten baksteen (Afb. 44). Overwegend is dit een bruinrode baksteen. Ter hoogte van de dakvoet is een halfsteens overhoekte muizentandlijst aangebracht. Tijdens de aanpassing van de kap van bouwvolume A rond 1900 is ook de voorgevel ter hoogte van de kapverdieping aangepast. Hier treffen we een bruingrijze baksteen aan. In het geveldeel van bouwvolume B is met het optrekken van de verdieping van dit bouwdeel rond 1900 overeenkomstig met de linker zijgevel IJsselsteen toegepast in de voorgevel (afb. 45). Het voegwerk is platvol. In de pui zijn van links naar rechts geplaatst: een toegangsdeur met zijlichten (allen voorzien van bovenlichten), een dubbel venster met bovenlichten en een toegangsdeur met ter linkerzijde een venster (beiden met bovenlicht). Allen in hout uitgevoerd. Het houtwerk is eveneens bordeauxrood geschilderd. De pui dateert uit 1968. Het gevelvlak van de verdieping heeft drie 6-ruitsvensters (2x3). Boven het linker venster (A) is een rollaag aangebracht. Het grenenhouten kozijn heeft geen profilering. In het kozijn is een 4-ruits (2x2) vast raam aan de onderzijde en een 2-ruits (1x2) naar binnen openend klapraam aan de bovenzijde aangebracht (afb. 45). Bij de andere twee vensters (B en C) is het metselwerk zowel boven als onder de vensters van rollagen voorzien. De kozijnen hebben een duvejagersprofiel en de stijlen en dorpels zijn door middel van pen-en-
- 15 -
gatverbindingen met elkaar verbonden. De in de kozijnen opgenomen ramen zijn gelijk aan dat van het linker raam (afb. 46 en 47). De kapverdieping heeft één 6-ruitsvenster (2x3) (afb. 48). Het kozijn is afgewerkt met een duvejagersprofiel en de bovendorpel en stijlen zijn voorzien van toognagels. In het kozijn een vast raam. Alle kozijnen zijn gemaakt van grenenhout en wit geschilderd. De ramen zijn van hardhout en groen geschilderd.
klokgevel aan op het geveldeel van bouwvolume A. De bouw van de verdieping onder lessenaarsdak moet derhalve na 1900 maar vóór 1904 hebben plaatsgevonden (wellicht gelijktijdig met de aanpassing van de kap). Deze succesievelijke aanpassingen van de gevel zijn – zoals hiervoor genoemd – in het metselwerk herkenbaar (afb. 44 en 45). Het linker venster van de verdieping dateert gezien het voorgaande eveneens van na 1900 en vóór 1904. Dit verklaart het verschil in profilering van de kozijnen van de twee rechter vensters (duvejagersprofiel) met dat van het linker venster.
De constructieve delen van het pand zijn door middel van ankers met de gevel verbonden. Vier lelieankers zijn in de gevel aangebracht: één ter plekke van de nokgording, twee verbinden de muurplaten van de borstwering met de gevel en één bevindt zich daar – links van het middelste venster – waar eertijds de strijkbalk tussen verdieping en zolder was aangebracht (afb. 49). Links naast het rechter venster is in plaats van een lelieanker een staafanker aangebracht dat eens dezelfde functie vervulde. Daarnaast verankeren vijf staafankers langs de daklijn de achterliggende gordingen aan de gevel.
In tegenstelling tot de huidige toestand (4-ruits vast raam met een 2-ruits klapraam in hardhout), bevatten de twee kozijnen van bouwvolume A voor 1904 nog 6-ruits schuiframen (1 x 2 en 2 x 2). Dit is goed te zien op de historische foto’s en sporen van het bovenraam zijn in de kozijnen herkenbaar. De kozijnen dateren gezien hun verschijningsvorm uit het einde van de 18de, begin 19de eeuw. De onderdorpel van het linkervenster is deels een keer vervangen (afb. 46).
In de gevel treft men op de verdieping en tussen bouwvolume A en B nog (sporen van) de bevestiging van een mast voor de bovengrondse electriciteitsdraden. Op een foto uit 1939 is deze mast nog te zien (afb. 50 en 51).
De oorspronkelijke vensters op de verdieping van bouwvolume A waren kleiner. De huidige vensters zijn aangebracht om meer licht op de verdieping te krijgen, mogelijk omdat de verdieping een volwaardige woonfunctie kreeg. Aangezien het gevelvlak te weinig ruimte bood voor grotere vensters, heeft men (deels) de strijkbalk van de voorgevel en een deel van de op de gevel aansluitende vloerplanken van de kapverdieping verwijderd om ruimte te creëren. De aftimmering reikt tot in de kapverdieping (afb. 53 t/m 55).
Traceerbare wijzigingen De gevel is in de loop der tijd verschillende malen aangepast. De oudste foto’s waarop de voorgevel van Kerkstraat 59 zichtbaar is, dateren van rond 1900. Zoals al is betoogd onder het hoofdje constructie, stond bouwvolume A oorspronkelijk onder een zadeldak. Dit wordt ondersteund door een foto genomen vanaf de zuidzijde van de Kerkstraat. Hierop is het zadeldak zichtbaar, alsook de beëindiging van de voorgevel. Dit moet rond 1900 een tuitgevel zijn geweest, die hoger reikte dan de huidige gevel (afb. 10 en 11).
Het kozijn van de kapverdieping bevatte getuige oude foto’s eertijds een 9ruits schuifraam (1 x 3 en 2 x 3). Het huidige raam is een vast raam en aangepast. Het kozijn is beduidend ouder, maar naar alle waarschijnlijkheid niet oorspronkelijk op deze plek. Het kozijn sluit niet goed aan op het omliggende muurwerk en de oren zijn deels in het zicht.
Een foto van vóór 1904, maar nu genomen vanaf de noordzijde, geeft een beeld van de toestand van een groot deel van de voorgevel (afb. 52)9. Het bouwvolume B had in die tijd geen volwaardige verdieping. De voorgevel van bouwvolume B boven de begane grond sluit als een halve 9
De grootste wijziging heeft de onderpui ondergaan. Bouwvolume B had afgaande op de foto van rond 1900 een kroonlijst waaronder een toegangsdeur met bovenlicht met rechts daarvan een schuifvenster met roedeverdeling (afb. 52). In het metselwerk boven de huidige pui is nog duidelijk te zien waar de kroonlijst van oorsprong was aangebracht (afb. 45).
A. Dijkers, De R.T.M. op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden, Leiden 1971
- 16 -
De pui van bouwvolume A bevatte een toegangsdeur onder bovenlicht met rechts daarvan twee 6-ruits schuifvensters (1 x 2 en 2 x 2) (afb. 52). Een foto uit 1938 toont dat rechts van deze twee ramen nog een toegangsdeur onder bovenlicht aanwezig was (afb. 56). Dit duidt er op dat er meerdere huishoudens in bouwvolume A waren gehuisvest.
De linker zijgevel langs de Heij is opgetrokken in baksteen. Het voegwerk is platvol. Vanaf de voet van de gevel tot de verdieping is een harde cementpleister aangebracht (afb. 58 en 59). Deze pleisterlaag is over een oudere pleisterlaag met horizontale lijnen heengezet. De pleisterlaag is goed zichtbaar op een foto uit 1944 (afb. 60).
De pui van bouwvolume B is vóór 1964 aangepast (afb. 57). De toegangsdeur werd met handhaving van de kroonlijst vervangen door een glasdeur. De roedeverdeling van het venster werd gewijzigd (T-venster). Omstreeks 1968 werd de gehele pui vervangen. Ten gevolge hiervan ontstond de huidige pui.
Het metselwerk van de verdieping is ontstaan omstreeks 1900 en opgetrokken in IJsselsteen in kruisverband met toepassing van een drieklezoor bij de hoeken en gevelopeningen (afb. 61). Het onderliggende en grotendeels achter de pleisterlaag schuilgaande metselwerk van de kelder is opgetrokken in een baksteen die in kleur varieert van lichtbruin, lichtrood tot een lichte okertint (afb. 62). De steen meet 19 x 9 x 4/4,5 cm (10-lagenmaat = 51 cm) en opgemetseld in kruisverband met op de hoeken in de strekkelaag drielezoren. De baksteen van de verdieping is mogelijk iets roder van kleur. Vanwege de pleisterlaag is de maat van de baksteen niet te bepalen. De constructieve delen van het bouwvolume zijn door middel van ankers met de gevel verbonden. Op kelderniveau vormen een drietal lelieankers de verankering van achterliggende balken. De ankers zijn voorzien van Andreaskruisen. In het gevelvlak van de verdieping bevinden zich acht staafankers. Alleen de eerste drie linker ankers zijn op regelmatige afstand van elkaar en in lijn met de onderliggende lelieankers aangebracht. De ankers in het rechter gevelvlak verankeren alternerend de relatief nieuwe balklaag in dit deel van het bouwvolume. Twee naast elkaar geplaatste staafankers wijzen er op dat achter dit geveldeel twee ruimtes op elkaar aansloten die mogelijkerwijs niet in dezelfde tijd zijn ontstaan. In lijn met deze naast elkaar geplaatste ankers is op kelderniveau een verticale versnijding in de gevel zichtbaar (afb. 62). Het linker deel van de gevel is – naar het zich laat aanzien ouder dan het rechter gedeelte. Op verdiepingniveau verankeren vier staafankers direct onder de goot en op regelmatige afstand van elkaar de kapconstructie van het lessenaarsdak aan de gevel.
3.2.3
Linker zijgevel
Boven de gevel bevindt zich een zinken goot op beugels. De goot watert aan de linkerzijde af. De hemelwaterafvoer loopt deels voor de bovenzijde van de gevel en eindigt in een vergaarbak die tegen de achtergevel is bevestigd. In de gevel zijn op de verschillende niveaus gevelopeningen aanwezig. Op kelderniveau zijn dit van links naar rechts een klein venster (A), een deur
- 17 -
(A) en nog twee vensters (B en C) van ongelijke grootte (afb. 64 t/m 66). De kozijnen zijn van grenenhout, waarin vaste ramen. Alle ramen zijn voorzien van modern draadglas. Op een foto uit 1944 is de onderzijde van de gehavende linkergevel te zien (afb. 60 ). Venster C had een roedeverdeling (9-ruits, 3 x 3). Tevens zijn in het kozijn van dit venster en het venster links hiervan (B) duimen van luiken zichtbaar. Op een foto uit 1968 is de oorlogsschade hersteld en zien we dat het eerste (kleine) venster (A) eveneens een roedeverdeling kende (4-ruits, 2 x 2) (afb. RCE). Het tweede venster (B) was een schuifvenster (2ruits) en voorzien van een luik en het derde venster (C) heeft wederom een 9-ruits venster en een luik. Boven de vensters bevinden zich vermoedelijk strekkenlagen. Boven venster C een recente dichtzetting. De gevelopeningen zijn in de loop der tijd aangepast en waarschijnlijk niet behorend bij de eerste opzet. Als de muur wordt ontpleisterd is hiervan wellicht meer te zeggen. De huidige houten strokendeur is relatief recent. Dat op deze plek wel al lange tijd een deur heeft gezeten, valt af te leiden uit het feit dat aan de binnenzijde boven de huidige deur nog een oudere houten latei is ingemetseld. Gezien de gordijnen die te zien zijn op de foto uit 1968 had deze kelderverdieping mogelijk een woonfunctie.
uitkragende bakstenen rollagen voorzien van cementpleister als lekdorpels. In de kozijnen zijn 6-ruits hardhouten ramen aangebracht. De bovenste ramen (1 x 1) zijn naar binnen toe openende valramen. De onderste ramen (2 x 2) zijn vast. Uit een foto uit 1939 blijkt dat deze vensters oorspronkelijk waren voorzien van 6-ruits schuifvensters (1 x 2 en 2 x 2). Het bovenste deel van deze vensters was voorzien van glas-in-lood (afb.73). 3.2.4 Rechterzijgevel De rechter zijgevel is een gemene muur van Kerkstraat 59 en 61 en exterieur slechts voor een klein deel zichtbaar. De dwarskap van het oudste bouwvolume van Kerkstraat 61 sluit aan op de rechter zijgevel en kapt aan op de kap van Kerkstraat 59. Hierdoor is aan de voorzijde slechts een klein deel van de rechter zijgevel in het zicht (afb. 74). De muur is ter plekke voorzien van een pleisterlaag. Ook aan de achterzijde is een deel van de rechter zijgevel vrij (afb. 75). Herkenbaar is hier de verjonging van het gepleisterde metselwerk en één groot staafankers die een balk van de verdieping aan het muurwerk hecht. Vanuit Kerkstraat 61 is de gevel eveneens waarneembaar. Ook daar zijn de verjonging van het muurwerk en een aantal staafankers waarneembaar (afb. 76). In de oksel van de rechter zijgevel en de ter plekke doorlopende achtergevel van Kerkstraat 59 bevindt zich een hoge schoorsteen. De schoorsteen is voorzien van een cementpleister.
In het gevelvlak op de begane grond bevinden zich drie vensters van gelijke afmeting (afb. 67 t/m 69). De eerste twee venster (D en E) zijn in het linker gevelvlak geplaatst, het derde venster (F) bevindt zich in het rechter gevelvlak. De kozijnen zijn van grenenhout. De stijlen en dorpels van de kozijnen E en F zijn verbonden door middel van pen- en gatverbindingen en toognagels. Aangezien het kozijn van het eerste venster vanwege de slechte staat is voorzien van afdeklatten is de constructie niet zichtbaar. Het kozijn van venster F heeft een duvejagersprofiel. Venster D heeft boven een uitzetraam met daaronder twee naar buiten draaiende ramen. De vensters E en F zijn voorzien van een enkele (thermopane) ruit. Uit oude foto’s valt af te leiden dat de drie vensters oorspronkelijk waren voorzien van 6-ruits schuiframen (1 x 2 en 2 x 2) (afb.50 en 60). Ook in het gevelvlak van de verdieping zijn drie vensters geplaatst (G, H en I) (afb.70 t/m 72). Ze dateren van rond 1900 en zijn – in tegenstelling tot de vensters van de begane grond – evenwichtig over het gevelvlak verdeeld. De kozijnen zijn van grenenhout. De onderdorpel van ket kozijn G ontbreekt, die van venster H verkeert in slechte toestand. Boven de vensters zijn rollagen aangebracht. Onder de vensters fungeren
- 18 -
3.2.5
lijkt het rechter dakschild van bouwvolume A door te lopen over het aansluitende bouwdeel.
Achtergevel
Op kelderniveau bevond zich tot voor kort in de oksel van de achtergevel van Kerkstraat 59 en de zijgevel van Kerkstraat 57 een in baksteen opgetrokken privaat onder plat dak (afb. 78). Het is onlangs gesloopt. Het privaat was via een in de achtergevel opgenomen deur bereikbaar vanuit kelderruimte B-1.a. De achtergevel is na sloop van het privaat met baksteen dichtgezet. De oorspronkelijke baksteen van de achtergevel is donkerbruin en heeft de maten 16-18 x 8-9 x 4-4,5 cm (10-lagenmaat is 53 cm). In het metselwerk van de rechter hoek op kelderniveau treft men nog enkele klezoortjes aan (afb. 79). Op kelderniveau bevindt zich in de achtergevel van het voorste bouwdeel van Kerkstraat 61 een grenenhouten dubbel naar buiten toe draaiend venster (afb. 26). Het kozijn is voorzien van een profilering die we nergens anders in het pand aantreffen. De ramen zijn voorzien van een roedeverdeling (4-ruits, 2 x 2). Er is geen middenstijl aanwezig. Het venster is aangebracht in kelderruimte C-1.a. In het gevelvlak van de verdieping bevinden zich twee vensters (afb. 80). Het eerste venster is een driehoekig vast raam in een grenenhouten kozijn (A). Het venster is in vorm en afmeting gelijk aan de driehoek die de muurstijl en korbeel van het houtskelet maken. Rechts van dit venster een groot venster, bestaande uit een groot vast raam met rechts daarvan een naar buiten draaiend raam met bovenlicht (uitzetraam) (B). Het kozijn is van grenenhout. Boven beide vensters zijn strekkenlagen in oranjerode baksteen aangebracht. Een foto uit de winter van 1964 toont dat ter plekke van het grote venster oorspronkelijk twee vensters in het gevelvlak waren aangebracht (afb. 81). Het rechter venster was evenals de vensters op de verdieping in de linker zijgevel een 6-ruits schuifvenster. Het moet hebben gedateerd uit rond 1900 toen bouwvolume B een volwaardige verdieping kreeg. Links hiervan, maar lager in het gevelvlak - was een 4-ruits (schuif)venster aangebracht. Mogelijk bevond zich hier een trappenhuis. Tijdens de verbouwing van 1968 werden laatstgenoemde twee vensters door een groot venster vervangen (een dubbel 6-ruits venster) (afb. 78). Pas later is de huidige vensterindeling ontstaan.
De achtergevel is exterieur maar deels zichtbaar aangezien Kerkstraat 57 tegen de achtergevel is gebouwd (afb. 77). De achtergevel is opgetrokken in verschillende soorten baksteen, platvol gevoegd. De gevel volgt – evenals de voorgevel - de daklijn en is aan de bovenzijde voorzien van een bakstenen rollaag. Op het hoogste punt van de achtergevel is op de nok van het dak een nieuwe schoorsteen opgemetseld, die is voorzien van een grijze cementpleister. Daar waar het woongedeelte van de voormalige boerderij tegen de achtergevel is aangebouwd, kraagt de achtergevel onder de daklijn uit. Dit gedeelte van de achtergevel is voorzien van een cementpleister (afb. 82). Op de ansichtkaarten uit ca. 1900 (afb. 10 en 11) is te zien dat de achtergevel doorliep achterlangs Kerkstraat 61. Tegen de rechter zijgevel van Kerkstraat 59 bevond zich aan de achterzijde een bouwdeel, mogelijk een restant van een oorspronkelijke zijbeuk van het hoofdvolume van Kerkstraat 59. Dit bouwdeel stond onder zadeldak. Op de oude ansichten
- 19 -
13, 15, 18 en 21). De gewelfde kelderruimte C-1.b is eveneens voorzien van een witte pleisterlaag (afb. 27). De pleisterlagen van de overige kelderruimtes (A-1.b, A-1.c en A-1.d) zijn afgeschilferd waardoor de baksteen in het zicht komt (afb. 21 en 24). Dit is een overwegend rode baksteen.
In het gevelvlak ter hoogte van de kapverdieping bevindt zich een klein 4ruits naar buiten draaien raam gevat in een grenenhouten kozijn (C). Op kelder niveau markeert een staafanker de hechting van de strijkbalk aan de achtergevel (afb. 79). Op begane grond niveau markeren twee sierankers de verankering van de moerbalken van de achterliggende samengestelde balklaag (afb. 82). Een groot staafanker markeert de plek waar de muurplaat van de linker borstwering is verankerd aan de achtergevel. Voor het overige verankeren kleinere staafankers langs de daklijn de achterliggende gordingen van de kapconstructie. Een groot staafanker komt boven de daklijn ter plekke van het rechter dakschild uit (afb. 82 en 83). Wederom een indicatie dat de kapverdieping – en derhalve de achtergevel – voorheen hoger reikte dan heden.
3.3
In kelderruimte C-1.b is een aantal doorgangen aangebracht. Aan de rechterzijde is in het gewelf een nis uitgemetseld waarin voorheen een luik of venster was aangebracht (afb. 84). Hieruit valt af te leiden dat het bouwvolume van Kerkstraat 61 aanvankelijk minder breed is geweest dan het huidige dwarse huis. De nis is met een korfboog gedekt, waarin een houten latei is opgenomen om de bovenliggende krachten op te vangen (afb. 85). In de voorwand van het gewelf is een uitsparing gemaakt voor het kelderlicht dat zich in de plint van de voorgevel van Kerkstraat 61 bevindt (afb. 27). Aan de linkerzijde tegen de voorwand is een met een korfboog gedekte doorgang naar Kerkstraat 59 gemaakt (afb. 86). Ter plekke van de gemene muur is balk aangebracht, die de krachten van het bovenliggende muurwerk opvangt. Een vijftal treden van een in baksteen gemetselde trap naar de begane grond van het buurpand is nog zichtbaar (afb. 87). Afgaande op de verkoopakte uit 1844 was de doorgang toen nog intact. De doorgang is later dichtgezet.
Interieur
Op het moment van het veldwerk was de afwerking van het interieur van het Kerkstraat 59 al voor een groot deel verwijderd. 3.3.1 Kelder Het constructieve aspecten van de kelder zijn hiervoor al behandeld. Hier wordt het interieuraspect belicht.
De enkelvoudige balklagen van de kelderruimten bestaan uit gekantrechte balken van forse afmetingen (afb. 13, 18, 21, 23 t/m 25). De balken van de balklaag van bouwvolume A zijn met een breedte van 30 cm het zwaarst
Het grootste deel van de kelder is voorzien van een recente cementvloer (afb. 13, 15 en 27). Alleen in kelderruimte A-1.c resteren gebakken vloertegels van 22 x 22 cm, in halfsteensverband gelegd (afb. 22). De scheidingswand tussen kelderruimtes B-1.a en B-1.b is nieuw opgetrokken, evenals de hierop aansluitende gemetselde steun op de plek waar eertijds de linker zijgevel van bouwvolume A stond. De achterwand van de kelderruimtes A-1.b en het 1-steens muurwerk van de doorgang naar kelderruimte A-1.d behoren niet tot de oorspronkelijke opzet, maar zijn wel lang geleden aangebracht. De wanden van de meeste kelderruimtes (A-1.a, B-1.a, B-1.b en C-1.a) zijn voorzien van een witte kalkpleister met een zwartgeschilderde plint (afb.
- 20 -
De vloer van de gehele begane grond is voorzien van betonlaag. Dat in ieder geval een deel van de oorspronkelijke houten vloerdelen en planken resteert onder het beton is vanuit de kelder waarneembaar. Dit zijn overwegend brede delen en planken die rusten op de enkelvoudige balklagen van de kelder. Niet waarneembaar is hoe deze planken aan elkaar zijn bevestigd (met een veer, halfhouts of met een groef).
gedimensioneerd, gevolgd door de balken van kelderruimte C-1.a met 22 tot 26 cm. De balken liggen op hun brede kant. De balken van kelderruimte B-1.a zijn 9 à 10 cm breed en liggen op de smalle kant. In de eerste balk gerekend vanaf de voormalige scheiding tussen bouwvolume A en B in ruimte A-1.a is een gekrast timmermansmerk aangetroffen (afb. 88). In het balkvak is een klos bevestigd (afb. 89 en 90). Dit kan er op duiden dat er ter plekke een doorgang was, bijvoorbeeld ten behoeve van een trap.
De kelderruimten zijn vanaf de begane grond niet meer bereikbaar. De doorgang vanuit bouwvolume A naar de kelder onder Kerkstraat 61 (C-1.b) is zoals voorheen aangehaald na 1844 dichtgezet. De doorgang kwam uit ter hoogte van het tweede balkvak van de voorgevel aan de rechterzijde. Een trap naar de tegen de achtergevel gelegen kelderruimtes bevond zich waarschijnlijk in de linkerhoek van bouwvolume A tegen de achtergevel. In het balkvak ter plekke bevinden zich nieuwe vloerplanken (afb. 91).
De breedtematen van de planken van de bovenliggende vloeren zijn 30 cm (C-1.a), 30 à 40 (A-1.a, A-1.c en A-1.d) en 40 a1 45 (B-1.a), De wijze waarop de planken aan elkaar zijn bevestigd is niet waar te nemen. Boven de enkelvoudige balklaag van kelderruimte B-1.a is – ondersteund door latten evenwijdig aan de balken “spreidsel” aangebracht. 3.3.2
De muren van de begane grond bestaan – voor zover waarneembaar - uit in baksteen opgetrokken metselwerk. De bakstenen verschillen in kleur en afmeting. Veelal is in wild verband gemetseld en platvol gevoegd.
Begane grond
De voorwand is met het aanbrengen van de huidige pui in 1968 gewijzigd. De rechter wand (bouwvolume A) is tot de eerste muurstijl opgetrokken uit roodbruine baksteen (afb. 28)). De maat van de strek is niet waarneembaar aangezien het metselwerk alleen uit koppenlagen bestaat. De kop is 9 à 9,5 cm. De hoogtemaat is 4,5 à 5 cm. Na de muurstijl bestaat het metselwerk uit lichtbruine baksteen (19-20 x 9-10 x 4,5-5 cm). In dit gedeelte van de wand is tegen de muurstijl een met baksteen dichtgezette deuropening herkenbaar. Van het houten kozijn resteert alleen de bovendorpel. Haaks op de rechter zijwand is ter plekke van het zesde balkvak recentelijk een wand gemetseld met een doorgang die door een balk wordt ondersteund. De oorspronkelijke tussenbalk ter plekke is deels verwijderd. Het metselwerk van de rechter wand na deze muur is opgemetseld uit een rode baksteen en wijkt iets terug. Tegen het achterste deel van de wand en aansluitend tegen de achtergevel is tijdens een 20ste-eeuwse aanpassing een nieuwe binnenwand geplaatst, waartegen een keukenblok is geplaatst (afb. 34). Hierdoor wordt het grootste deel van de achterliggende wanden aan het zicht onttrokken.
- 21 -
De gemene wand tussen bouwvolume A en B is tijdens de verbouwing van 1968 en een latere ingreep geheel gesloopt (afb. 35 en 36). De sporen van deze wand zijn nog wel waarneembaar in de achterwand (afb. 37 en 38).
(afb. 39). Boven de stalen H-balk die is aangebracht toen de gemene muur werd verwijderd, bevindt zich een geprofileerde balk. Het handelt hier mogelijk om de verwijderde stijl. Aangezien ter hoogte van het uiteinde van de balk in de linker zijwand sporen zijn van een oorspronkelijke muur, betrof dit waarschijnlijk eveneens een in de muur ingelaten stijl. In de dekbalk zijn kinderbinten ingelaten. De kinderbinten zijn aan de andere kant ingelaten in een balk tegen de linker zijwand. De balk reikt tot aan de afgekapte muur. Haaks op de samengestelde balklaag liggen houten vloerplanken (afb. 40 en 41).
De achterwand van bouwvolume A gaat, zoals voorheen vermeld, voor een groot deel schuil achter een voorzetwand met keukenblokje. Links van het keukenblok bevindt zich een bescheiden in baksteen opgetrokken rookkanaal, voorzien van tegels met daarboven een stucwerklaag. De oorspronkelijke haard was – gezien de dimensies van het onderliggende haardgewelf – breder en dieper dan het huidige rookkanaal. Met het verwijderen van de oorspronkelijke haard heeft men ook de raveling van de enkelvoudige balklaag aangepast. Waar de achterwand aansluit op de rechter zijwand, zijn in de bovenhoek roetresten te zien. Mogelijk heeft ook hier een rookkanaal gelopen. De wand ter linkerzijde van de het huidige rookkanaal is onlangs van een stuclaag voorzien. Een balkkop heeft men vrijgelaten (afb. 37 en 38). Het betreft een in de achtergevel opgelegde balk van het woongedeelte van de achterliggende voormalige boerderij.
Het plafond van bouwvolume A is een enkelvoudig balkenplafond van 11 gekantrechte balken (afb. 94 en 95). Twee ervan zijn ankerbalken (balk 4 en 8 vanaf de voorgevel gerekend) en maken onderdeel uit van gebonden gebinten, waarvan de korbelen en sleutelstukken zijn verwijderd. De overige balken zijn tussenbalken die aan de rechterzijde overwegend zijn voorzien van sleutelstukken met peerkraalmotief, voorzien van een biljoen (de tussenbalken 2, 3, 6, 9 en 10). Het sleutelstuk van de 3de balk is aan de onderzijde afgekapt waardoor het biljoen is verdwenen. Het sleutelstukken van de 5de en 11de tussenbalk zijn kleiner en eenvoudiger vormgegeven. Deze balken zijn kleiner van dimensies. De eerste balk is ingekort en wordt door een raveelbalk opgevangen. Tussen raveelbalk en de tweede balk is een schuine balk geplaatst (afb. 96). Ook 11de balk is kleiner gedimensioneerd, ingekort en wordt opgevangen door een “raveling”, mogelijk ten behoeve van een trap (afb. 37). Rechts hiervan een raveling ten behoeve van een schoorsteen die hier oorspronkelijk heeft gezeten (afb. 97). Op de enkelvoudige balklaag zijn delen van oude vloerplanken bewaard gebleven. Een deel van de vloerplanken is verwijderd om plaats te maken voor een recente spiltrap.
De linker wand (bouwvolume B) is opgetrokken uit verschillende soorten baksteen, platvol gevoegd (afb. 35 en 92). Het voorste deel is opgetrokken in een roodbruine baksteen. Na een bouwnaad volgt een geveldeel dat is opgetrokken in baksteen van uiteenlopende kleur. Aan de onderzijde van de muur zijn recentelijk muurdoorbraken dichtgezet. Aansluitend op dit muurgedeelte treffen we de sporen van een weggekapte muur. Zoals onder het hoofdje constructie is beschreven verschillen de balklagen in het voorste en achterste deel van bouwvolume B. De weggekapte muur bevindt zich op de scheiding van de verschillende balklagen en behoort daarmee tot een oudere opzet. De achterwand van bouwvolume B is recentelijk voorzien van een nieuwe stuclaag. In de rechterhoek van de achterwand is een geprofileerde muurstijl ingelaten, direct grenzend aan de voormalige gemene muur van bouwvolume A en B. De muurstijl maakt onderdeel uit van een gebonden gebint. Dit bestaat – behalve uit de geprofileerde muurstijl – uit een sleutelstuk met ojiefmotief, waarop de dekbalk rust. Muurstijl, sleutelstuk en dekbalk zijn verbonden door een zwanenhalskorbeel. De verbindingen zijn tot stand gebracht met behulp van pen- en gatverbindingen (afb. 93). De rechter stijl van het gebonden gebint ontbreekt. De dekbalk heeft wel de gaten waar de stijl en het korbeel met sleutelstuk waren ingelaten
- 22 -
3.3.3
De muurstijlen op de verdieping zijn intact. Hierop rusten de (halve) ankerbalken. Op de verdieping van bouwvolume B zijn de verankering van de ankerbalken in het zicht (afb. 98). Van het eerste portaal zijn de korbelen verwijderd. Bij het tweede portaal zijn de korbelen nog aanwezig. Het tweede portaal is aan de linkerzijde voorzien van gehakte telmerken III op de muurstijl, de ankerbalk en het korbeel (de rechterzijde is voorzien van behang waarachter eventuele telmerken schuil gaan) (afb. 99). De gebonden gebinten zijn, evenals op de begane grond, gecombineerd met tussenbalken, evenwel zonder sleutelstukken. Ook de gebonden gebinten hebben geen sleutelstukken gehad.
Verdieping
De muren zijn tussen de muurstijlen opgetrokken uit baksteen, platvol gevoegd. De voorwand en grote delen van de zijwanden zijn voorzien van een pleisterlaag. De rechter zijwand is (tot de tweede muurstijl) opgemetseld uit oranjerode baksteen. De kop van de steen is 8 cm, de hoogte is 3,5 cm. Na de tweede muurstijl bestaat uit metselwerk uit donkerrode baksteen met een strek van 16 cm, een kop van 8 en een hoogte van 4 cm. De 10-lagenmaat is 48 cm. De linker zijwand is opgetrokken uit een baksteen met het formaat: 16 x 8 x 4 cm. De 10-lagenmaat is 49,5. Het muurwerk aldaar is ca. 25 cm dik. In de rechterwand bevindt zich voor de eerste muurstijl een met baksteen dichtgezette gevelopening (afb. 100). Het houten kozijn is in elkaar gezet met pen- en gatverbindingen. De onder- en bovendorpel hebben oren. In de rechter stijl van het kozijn bevinden zich nog twee duimen. Samen met het profiel aan de voor – binnenzijde van het kozijn, kunnen we afleiden dat de afsluiting naar binnen toe opende (afb. 101). De onderzijde van het kozijn bevindt zich op de hoogte van de kapvloer van Kerkstraat 61. Dit valt af te leiden uit het oog van een veeranker rechts van de dichtgezette doorgang. De schieter is verdwenen. Het veeranker verankerde een balk van Kerkstraat 61 (afb. 102 en 103). Aan de overzijde bevindt zich in de gemene muur met bouwvolume B eveneens een met baksteen dichtgezette doorgang (afb. 104). Van het kozijn resteert een deel van de linker stijl en de bovendorpel. Ook bij dit kozijn is gebruik gemaakt van pen- en gatverbindingen. Voor de tweede muurstijl is in het recente verleden een doorbraak gemaakt naar bouwvolume B.
De houten vloer van de verdieping van bouwvolume A is in de loop der tijd aangepast. De oudste vloerplanken resteren aan de rechterzijde van de ruimte. Aan de rechterzijde is – verhoogd – een nieuwe houten vloer aangebracht (afb. 54). De overige vloerplanken zijn vernieuwd en smaller van dimensie dan de oude vloerplanken. Een deel van de vloer is verwijderd om plaats te maken voor een doorgang ter plaatse van de recente spiltrap.
- 23 -
Op de enkelvoudige balklaag van de verdieping rusten vloerplanken van 27 cm breed. De verdiepingsvloer is ter plekke van de vensters in de voorgevel verwijderd.
vloerplanken zijn vloerplaten aangebracht. Het vloerniveau is zo’n 10 cm lager dan het vloerniveau van bouwvolume A (afb. 106). De wanden zijn opgetrokken in baksteen en voorzien van een stukwerklaag. Op de stucwerklaag bevinden zich resten van kranten uit de jaren ’60 van de twintigste eeuw (afb. 107). De voorwand heeft (evenals de achterwand) horizontale versnijdingen die te maken hebben het opmetselen van deze verdieping. Het oudere muurwerk is dikker dan het muurwerk dat rond 1900 is opgetrokken. De rechterwand verjongt evenals de gemene muur van Kerkstraat 59 en 61 op deze hoogte. Boven de verjonging zijn de twee muurstijlen zichtbaar, evenals koppen van de tussenbalken van bouwvolume A die in het muurwerk zijn ingelaten. In rechter wand bevindt zich de eerder vermelde doorbraak naar bouwvolume A. In de hoek die deze wand maakt met de achterwand een rechthoekig vlak recentelijk met baksteen dichtgezet. Tegen de linkerwand bevindt zich tussen het tweede en derde venster een schoorsteen die dateert uit 1968 (afb. 108).
Een deel van de verdieping is aan de achterzijde afgeschoten voor de realisatie van een aantal vertrekjes, waarin een keuken (links) en een badkamer annex toilet (midden) zijn ondergebracht. Deze wijziging stamt uit 1968. Rechts naast de badkamer annex toilet bevond zich eertijds een berging. Deze ruimte staat nu in open verbinding met de rest van de verdieping. In deze ruimte is te zien dat de één na laatste balk een hergebruikt exemplaar is (afb. 105). De onderzijde van de balk is voorzien van inkepingen, waarin eertijds kinderbalkjes waren ingelaten. In deze ruimte is nog een deel van de achterwand te zien. Tegen de achterwand tekent zich een fors rookkanaal af door beroeting en door de sporen van het afgehakte rookkanaal. De verdieping van bouwvolume B is ontstaan rond 1900. Op de houten
De ruimte is voorzien van een enkelvoudige balklaag. De balken liggen evenwijdig aan de voorgevel. Hiertegen is een houten raster getimmerd waaraan voorheen een plafond was bevestigd (afb. 42). 3.3.4
Kapverdieping
Op de houten vloerplanken van bouwvolume A zijn houten platen aangebracht. Aan de zijde van de voorgevel is de vloer ter plekke van de vensters van de verdieping doorbroken en steken houten aftimmeringen schuin de kapruimte in om te eindigen tegen de voorwand (afb. 55). De borstweringen zijn opgemetseld in baksteen en 90 à 100 cm hoog. De bovenste laag van de rechter borstwering is een stroomlaag, die kennelijk is aangebracht om de borstwering op goede hoogte te brengen bij het opnieuw stellen van de kapconstructie rond 1900 (afb. 109). De linker borstwering is voorzien van een stucwerklaag. In deze borstwering zijn de staafankers zichtbaar waarmee de enkelvoudige balken van de verdieping van bouwvolume B (alternerend) aan het muurwerk zijn verankerd (afb. 110). Op de borstweringen rusten de muurplaten die met ankers aan de voor- en achtergevel zijn verankerd. Verbonden met de borstweringen en muurpla-
- 24 -
ten zijn de blokkelen die op hun beurt weer in verband zijn gebracht met de krommers van de kapconstructie. De kapconstructie is eerder beschreven. Op de flieringen en de gordingen zijn dakplaten aangebracht, waarop het pannendak rust. Het dak is voorzien van een isolerende folie. In het rechter dakvlak bevindt zich een redelijk recent klein uitzetbaar venster.
geen uitkomst aangezien de overwegend kleinere formaat baksteen die is toegepast al in de 16de eeuw werd gebruikt. Het is niet uit te sluiten dat het huis oorspronkelijk een meerbeukige opzet heeft gekend. De met baksteen dichtgezette doorgangen in de gemene muren op de verdieping duiden in die richting (afb. 115), als ook het feit dat de kelder onder Kerkstraat 61 toegankelijk was vanuit Kerkstraat 59. De dichtgezette nis in de kelder onder Kerkstraat 61 zou zich dan in de rechter zijgevel van de rechter beuk hebben bevonden. De tweede balk vanaf de voorgevel op de verdieping zou, indien de aldaar in het metselwerk van de rechter zijgevel opgenomen doorgang compleet was, de doorgang blokkeren (afb. 101). Dit zou er voor kunnen pleiten dat de huidige tussenbalken een vervanging zijn van een vroegere samengestelde balklaag.
De voor- en achterwand zijn opgetrokken uit baksteen. Het muurwerk van de voorwand verjongt zich boven het venster en ter weerszijden, wat te maken heeft met de aanpassing van de gevelvorm (afb. 55). Ook de achterwand vertoont een aantal verjongingen. Aan de bovenzijde van de achterwand is zichtbaar dat daar eertijds een balk was ingelaten (afb. 111 en 112). Mogelijk was dit ook het geval bij de voorgevel. Het oorspronkelijke brede schoorsteenkanaal is tegen de achterwand goed zichtbaar. In de top is de aanzet te zien van de kleinere schoorsteen die opnieuw op het dak is opgemetseld (afb. 113).
Bouwvolume A was – gezien het houtskelet – een circa zes meter diep huis onder hoog zadeldak. Het bevatte een kelder, begane grond, verdieping en zolder met flieringzolder. Er resteren nu (deels) nog twee muurstijlen. Mogelijk was de houtconstructie ook in de voor- en achtergevel opgenomen. Op sommige plekken treft men in de voor- en achterwanden nog sporen van balken aan , met name op de kapverdieping zijn deze nog zichtbaar. Het huis zou dan vier muurstijlen hebben gekend en op de kapverdieping vier kapgebinten, waarvan er twee zouden zijn opgenomen in de voor- en achtergevel. Hiermee zou ook worden verklaard dat de (huidige) tweede muurstijl op de verdieping de telmerken III draagt.
De kapconstructie van bouwvolume B is hiervoor besproken. De dakbedekking rust op de gordingen en bestaat eveneens uit dakplaten. In de achtergevel is de aanzet van de halve klokgevel nog goed herkenbaar (afb. 114). 3.4
Conclusies
Het belangrijkste en oudste deel van Kerkstraat 59 is bouwvolume A. Het daar aanwezige volledige houtskelet in samenhang met de tussenbalken die geen deel uitmaken van het houtskelet maar in de zijgevels zijn opgelegd werd in de 16de eeuw toegepast. De peerkraal motieven van de sleutelstukken komen vanaf midden 16de eeuw niet meer voor. De lelieankers in de voorgevel van bouwvolume A duiden op een ontstaansperiode die ligt tussen 1525 tot 1650. Deze drie elementen doen vermoeden dat bouwvolume A vóór 1550 is verrezen en nog de kenmerken uit deze bouwperiode draagt. De aanwezigheid van de hergebruikte balk op de verdiepingsvloer (laatste balk voor de achtergevel) die sporen van ingelaten kinderbinten vertoont, is hiermee niet verklaard. Het zou er op kunnen duiden dat aanvankelijk sprake was van toepassing van samengestelde balklagen. De ankerbalken van het houtskelet dragen evenwel geen sporen van ingelaten kinderbinten.
De voorgevel van dit bouwdeel heeft in de loop der tijd veel veranderingen ondergaan. De vorm van de oorspronkelijke gevel is niet te achterhalen. Rond 1900 was de voorgevel een tuitgevel. Het bovenste deel van de tuitgevel heeft tijdens de aanpassing van de kapconstructie de huidige vorm gekregen. Ook de oorspronkelijke indeling van de gevel is niet meer afleesbaar. De pui en het bovenliggende geveldeel heeft vele wijzigingen ondergaan ten gevolge van het intensieve gebruik als woonruimte voor meerdere huishoudens (in ieder geval vanaf de 18de eeuw). Het meest betrouwbare beeld van de voorgevel geven de foto’s uit het begin van de 20ste eeuw. De voorganger van het venster op de verdieping in het rechter geveldeel zal meer naar links geplaatst zijn geweest, mogelijk ter linker zijde van het lelieanker. Zeker als van oorsprong in de voorgevel een houten gebint opgenomen was. De verplaatsing van het venster zal het gevolg zijn geweest
Er zijn tijdens het veldwerk geen sporen aangetroffen op de muurstijlen die er op wijzen dat de gevels van oorsprong van hout zijn geweest en pas later versteend. De formaten van de bakstenen geven voor de dateringen
- 25 -
een respectabele leeftijd van het achterste deel van dit bouwvolume (16de, begin 17de eeuw). Samengestelde balklagen komen we vanaf midden 17de eeuw niet vaak meer tegen. Ook hier de toepassing van lelieankers in de linker zijgevel en achtergevel (1525 tot 1650). De plaatsing van de sierankers in de achtergevel doen vermoeden dat de kinderbinten tussen de twee andere moerbinten op nog een derde moerbint steunden. De verticale versnijdingen en afgekapte muren in de linker zijgevel en achtergevel geven een indicatie om de omvang van dit bouwdeel. Gezien de plaatsing van de gebonden gebinten, is het voorstelbaar dat dit bouwdeel aanvankelijk een kapverdieping met zadeldak had evenwijdig aan de Kerkstraat. Het voorste deel van bouwvolume B heeft in de loop der tijd zoveel veranderingen ondergaan, dat er weinig / niets meer resteert van de oorspronkelijke bouwmassa.
van het onderbrengen van meerdere huishoudens in het pand, evenals de vergroting van de vensters op de verdieping. De achtergevel van bouwvolume A was de brandgevel. Tegen de achterwand was een grote schouw geplaatst met navenant groot rookkanaal. In het achterste deel van het huis zal zich de zogenaamde binnenhaard hebben bevonden. Het voorste deel van het huis zal een meer zakelijk / publieke functie hebben gehad. Aan de buitenzijde van de achtergevel bevond zich de schouw met daarboven een groot rookkanaal van de aangebouwde boerderij (afb. 116 en 117). In deze gevel is in het metselwerk nog herkenbaar waar het rookkanaal zich bevond. Ook foto’s van rond 1900 tonen deze toestand nog. De boerderij dateert – op basis van de ojief sleutelstukken – uit de 16de of 17de eeuw (afb. 118). De eerste eigenaargegevens dateren uit 1692. Een dichtgezette gevelopening in de achtergevel duiden er op dat Kerkstraat 59 op enig moment met de achterliggende boerderij organisch verbonden was (afb. 118). Tegen de achterwand van bouwvolume A was – ter linkerzijde van de haard – naar alle waarschijnlijkheid een trap geplaatst. Sporen hiervan zijn in de kelder terug te vinden. Ook de plaatsing van het venster dat oorspronkelijk in de achtergevel op de verdieping aanwezig was, ondersteunt dit. Een trap op deze plek is ook het meest logisch aangezien niet alleen de kelder en verdiepingsvloer van bouwvolume A doormee kon worden ontsloten, maar ook de toegang tot bouwvolume B en de achtergelegen boerderij. Sporen op en in de achterwand op de begane grond en de verdieping van bouwvolume A wijzen er op dat op het rookkanaal een tweede rookkanaal aantakte uit de richting van het huidige Kerkstraat 61. Dit wijst evenals de dichtgezette doorgangen en de bij Kerkstraat 59 behorende kelder van Kerkstraat 61 op het verband tussen beide panden. Kerkstraat 61 dateert – gezien de rechter zijgevel met sierankers van het voorste deel van het pand – waarschijnlijk uit de 17de eeuw. Aansluitend op dit dwarse huis is aan de achterzijde het huidige bouwvolume onder plat dak tot stand gekomen. Op de historische prentbriefkaart (rond 1900) is te zien dat het rechter dakschild van bouwvolume A en de achtergevel ter plekke doorliep. Het heeft er alle schijn van dat hier sprake was van een rechter zijbeuk van bouwvolume A.
In 1844 zijn Kerkstraat 59 en 61 niet meer in bezit van één eigenaar en krijgt Kerkstraat 59 de functie van winkel (kruidenierszaak) en woonhuis. Het houdt deze functies tot 1965. De kruidenierszaak zal in bouwvolume B zijn ondergebracht. Het winkelgedeelte werd geaccentueerd door de aanwezigheid van een geprofileerde lijst tegen de voorgevel. Het bouwvolume B bestaat dan uit een kelder, begane grond en een kap. De kap staat waarschijnlijk onder een lessenaarsdak. De sporen van het lessenaarsdak zijn – gezien de sporen in de muurplaat van de borstwering van de gemene muur tussen bouwvolume A en B – in de muurplaat ingelaten. De kap gaat schuil achter een halve klokgevel. De aanzet hiervan is in de achterwand van bouwvolume B boven de verdieping nog goed in het metselwerk herkenbaar. Rond 1900 wordt het bouwvolume met een verdieping verhoogd en ontstaat de huidige bouwmassa. Dit is herkenbaar aan de dikte van de gemetselde voor- en achtergevel en in de toegepaste IJsselsteen in de voor, linker zij- en achtergevel. In dezelfde tijd wordt de kap van bouwvolume A aangepast tot de huidige vorm. In 1965 wordt het pand een cafetaria annex woonhuis. De toestand van het pand is bekend toen de eigenaar het pand wilde aanpassen in 1968 (afb. 119). De tekeningen van de bestaande toestand geven weer dat het woonhuis in bouwvolume A was ondergebracht en het cafetaria in bouwvolume B. De verbouwing in 1968 houdt in dat men het voorste deel van de gemene muur tussen de bouwvolumes doorbreekt om één ruimte te creëren voor het cafetaria. Gewoond wordt er op de verdieping van beide bouwvolumes. In die tijd ontstaat ook de huidige voorpui.
Het gebonden gebint met samengestelde balklaag op de begane grond van bouwvolume B duidt – hoewel jonger dan bouwvolume A – eveneens op
- 26 -
4
Waardestelling
In dit hoofdstuk wordt de interne waardestelling weergegeven. De verschillende onderdelen van het complex (bouwmassa, draagconstructie, kapconstructie, exterieur (gevels, dakbedekking) en interieur worden onderling vergeleken en gewaardeerd. Deze interne waardestelling is relatief, d.w.z. dat de monumentale waarde van de onderdelen t.o.v. elkaar worden vergeleken. Deze waardestelling richt zich op het gehele gebouw en beperkt zich beslist niet, zoals uit de naam ten onrechte zou kunnen worden afgeleid, tot het interieur. De interne waardestelling kan gebruikt worden als toetsingskader voor de beoordeling van de veranderingen aan het complex. Bij de afweging over herstel, verbouw, behoud of sloop, is de interne waardestelling van belang. De interne waardestelling is niet los te zien van de aanbevelingen die aangeven op welke wijze met deze monumentale onderdelen moet worden omgegaan bij restauratie. Onderdelen die hoog worden gewaardeerd, verdienen meer zorg en aandacht bij restauratie dan minder waardevolle onderdelen. Bij de beschouwing van de monumentale waarde van het exterieur van het complex, kan onderscheid worden gemaakt in: 1.
Oorspronkelijk materiaal en oorspronkelijke constructies.
2.
Zorgvuldige en vakkundig uitgevoerde aanpassingen en verbouwingen.
3.
Onzorgvuldige verbouwingen, waarbij historisch materiaal en constructies zijn vervangen.
De waardering wordt uitgedrukt in drie categorieën: •
Categorie 1, hoge monumentwaarde, behoud noodzakelijk. Bij voorkeur geen wijzigingen aanbrengen, historische elementen zoveel mogelijk herstellen en het historische materiaal behouden; in tekening en tabel aangegeven met de kleur blauw.
•
Categorie 2, positieve monumentwaarde, behoud gewenst; Wijzigingen zijn mogelijk, mits goed doordacht en onderbouwd. Toevoegingen niet historiserend, wel harmoniërend. Te vervangen onderdelen uitvoeren overeenkomstig de oorspronkelijke onderdelen qua materiaal en vorm; in tekening en tabel aangegeven met de kleur groen.
•
Categorie 3, indifferente monumentwaarde, eventuele vervanging of aanpassing is mogelijk; in tekening en tabel aangegeven met de kleur geel.
De onderdelen van punt 1 worden in principe gewaardeerd met een hoge monumentale waarde. Punt 2 valt onder de categorie ‘hoge’ of mogelijk ‘positieve monumentwaarde’, en punt 3 scoort in principe onder de ‘indifferente monumentwaarde’. Bij de waardering is rekening gehouden met de gaafheid van de onderdelen van het bouwwerk, met de bouwhistorische waarde en de herkenbaarheid van de ontwikkeling van het gebouw en de bouwgeschiedenis.
- 27 -
- 28 -
Kerkstraat 59 Begane grond
- 29 -
Kerkstraat 59 Verdieping
- 30 -
Kerkstraat 59 Kapverdieping
- 31 -
Kelder
Draagconstructie, houtskelet gemetselde wanden bouwvolume A Draagconstructie, tussenbalken bouwvolume A Draagconstructie (half) gebonden gebint met samengestelde balklaag, bouwvolume B Stalen H-balken, langs de pui en op de plek van de gemene muur tussen bouwvolumes A en B Kapconstructie bouwvolume A Kapconstructie bouwvolume B
Element
Monumentwaarde
Reden
Element
Hoog
Constructie Grotendeels gaaf aanwezig Structuurbepalende elementen, deels nog gaaf aanwezig
Positief Indifferent
X X X
Zichtbare onderdelen van de constructie, vrijwel alle balken nog gaaf aanwezig
X
Structuurbepalend element, grotendeels gaaf bewaard
X
De stalen H-balken dateren van 1968 en later
X
Essentieel en herkenbaar onderdeel, aangepast rond 1900
X
Ontstaan rond 1900
X
Monumentwaarde
Reden
Hoog
Positief Indifferent
Exterieur Bouwmassa Dak Schoorsteen Voorgevel, boven de pui
Handhaven Dakbedekking (opnieuw verbeterde Hollandse pannen) nieuw Niet origineel
X
Metselwerk handhaven, geen gevelopeningen toevoegen. Voegwerk waar nodig repareren (platvol). Lelieankers Overige ankers
X X
X X
- 32 -
X
Voorgevel, pui
Venster A Vensters B en C Venster D Linker zijgevel
Linker zijgevel Venster A Deur A Venster B Venster C Venster D Venster E en F Vensters G, H, I Rechterzijgevel
Achtergevel
Ontstaan bij verbouwing van 1968 Venster van omstreek 1900, kozijn Hardhouten raam, vervanging van 6-ruits schuifvenster Niet oorspronkelijk, maar lang geleden aangepast, kozijn Hardhouten ramen, vervanging van 6-ruits schuifbare ramen Niet oorspronkelijk, maar lang geleden aangepast, kozijn Raam Metselwerk handhaven, voegwerk waar nodig repareren (platvol) Metselwerk kelder en begane grond Lelieankers Metselwerk verdieping Overige ankers Cementpleister, voor nieuw aan te brengen pleisterlaag kan de onderliggende pleisterlaag als referentie dienen Niet oorspronkelijk, maar enige tijd geleden aangebracht, kozijn Draadglas Niet oorspronkelijk, maar wel op de plek van een voorganger, kozijn Deur zelf modern Niet oorspronkelijk, maar enige tijd geleden aangebracht, kozijn Draadglas Niet oorspronkelijk, maar enige tijd geleden aangebracht, kozijn Draadglas Niet oorspronkelijk, maar lang geleden aangepast. In slechte staat en vanwege deklatten niet goed waarneembaar Niet oorspronkelijk, maar kozijnen lang geleden aangepast Hardhouten ramen met enkel glas, vervanging van 6-ruits schuifraam Vensters van omstreeks 1900, kozijnen Hardhouten ramen, vervanging van 6-ruits schuiframen met glas-in-lood in bovenraam Metselwerk handhaven, geen gevelopeningen toevoegen. Hooguit indien gewenst dichtgezette historische gevelopeningen openen. Metselwerk handhaven. Voegwerk waar nodig repareren (platvol). Waar nodig passende steen inboeten. Lelieankers Overige ankers
- 33 -
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X
X X X
X
Vensters A Vensters B Vensters C
Het vervangende metselwerk ter plekke van het vroegere privaat is onlangs gerealiseerd. De strekkenlagen boven de vensters van de verdieping zijn later aangebracht en ontsierend. Passende steen inboeten. Venster is een latere toevoeging. Venster dateert uit 1968 en is nadien aangepast. Niet oorspronkelijk, maar lang geleden aangepast.
Element Indeling algemeen Houtskelet in combinatie met tussenbalken en gemetseld muurwerk, bouwvolume A
Dichtgezette doorgangen rechter en linker zijwand bouwvolume A Indeling begane grond bouwvolume A
Vloer begane grond bouwvolume A Indeling verdieping bouwvolume A Vloer verdieping bouwvolume A Indeling kapverdieping bouwvolume A
X
X X X
Monumentwaarde Hoog Positief Indifferent
Reden Interieur Tweedeling van de bouwvolumes herkenbaar houden. Houtskelet in het zicht laten en beleefbaar houden. Een optie is de ontbrekende delen van de muurstijlen aan te helen en korbelen waar verdwenen weer aan te brengen. Ontbrekende delen van tussenbalken aanhelen. Een optie is om de ontbrekende sleutelstukken te reconstrueren. Het metselwerk was nooit bedoeld om in het zicht gelaten te worden. Kan van pleisterwerk worden voorzien. De linker zijwand van bouwvolume A kan (deels) opnieuw worden opgetrokken. Spoor van linker zijwand in achtergevel begane grond zichtbaar houden. In het zicht houden en beleefbaar houden. De baksteen dichtzetting was niet bedoeld om in het zicht te blijven. Kan worden voorzien van een pleisterlaag. De oorspronkelijke indeling is geheel verloren gegaan. De spiltrap is modern. De doorbraak in de bovenliggende balklaag kan voor een stijgpunt in gebruik blijven. Muur met doorgang is nieuw. Voorzetmuur en keukenblok zijn modern. Bij verwijderen achterliggende muurwerk fotograferen en documenteren aangezien hier de oorspronkelijke schouw was gesitueerd. De cementvloer is nieuw aangebracht. De deels onder de cementlaag schuilgaande vloerplanken behouden De oorspronkelijke indeling is geheel verloren gegaan. De trap naar de kapverdieping stamt uit begin 20 eeuw. De ingebouwde keuken en badkamer/ toilet stammen uit 1968. De vloer van de verdieping is deels vernieuwd en deels over oudere planken heen aangebracht. Met name aan de rechterzijde bevinden zich nog oudere vloerplanken. Er is geen sprake van een indeling (meer). Sporen van het rookkanaal in het zicht / beleefbaar houden.
X X X X x X
X X X X X X
ste
- 34 -
X X X
Vloer kapverdieping bouwvolume A Indeling begane grond bouwvolume B Enkelvoudige balklaag voorzijde Samengestelde balklaag met half gebonden gebint Metselwerk Vloer begane grond bouwvolume B Indeling verdieping bouwvolume B Metselwerk
Balklaag Vloer verdieping bouwvolume B Kapverdieping bouwvolume B
De dakplaten en de eerste ondersteunende gording zijn nieuw aangebracht. Het betreft oudere vloerplanken die bewaard zijn gebleven. De over de planken vloer aangebracht vloerplaten zijn nieuw. De oorspronkelijke indeling is verloren gegaan. De ingebouwde meterkast is nieuw. De balklaag is 20 eeuws.
X X X X X
ste
Oorspronkelijk onderdeel van bouwvolume B. De tweede muurstijl kan worden aangebracht op de geëigende plaats. Het ontbrekende kinderbint reconstrueren. De gemetselde wanden linkerwand achter en achterwand. De overige gemetselde wanden zijn grotendeels aangepast. Zie onder vloer begane grond bouwvolume A De ruimte heeft waarschijnlijk nooit een indeling gekend. Het rookkanaal stamt uit 1968. Het metselwerk is deels van vóór 1900 (de halve klokgevel). Het overige metselwerk dateert van rond 1900. De verjonging van de gemene muur met de muurstijlen en de ankerbalken in het zicht laten. De wanden zijn grotendeels gestuct. De balklaag dateert uit rond 1900. Het tegen de balklaag bevestigde houten skelet voor het plafond is nieuw. De vloerplanken zijn mogelijk rond 1900 of later aangebracht eb voorzien van houten vloerplaten. De kapverdieping is ontstaan rond 1900. Evenals de kap van bouwvolume A is de kap voorzien van dakplaten.
- 35 -
X
X X
X X X X X X X X X X
5
Adviezen voor nader onderzoek
Een nadere datering van het houtskelet en de tussenbalken van bouwvolume A is mogelijk door het uitvoeren van dendrochronologisch onderzoek. Als de panden Kerkstraat 57 en 61 in het onderzoek worden betrokken, kan mogelijk meer duidelijk worden over de historische samenhang van de panden. Hierbij zou ook nader onderzoek van de eigenaargegevens meer helderheid kunnen brengen. Dit onderzoek kan plaatsvinden aan de hand kadastergegevens die in de aanwijzende tafels behorend bij de kadastrale minuten zijn opgenomen. Deze zijn in beheer bij de historische vereniging. Als de houten kraalschroten van kelderruimte B-1.b zouden worden verwijderd, de bovenliggende balklaag fotograferen en documenteren. De gegevens zijn te betrekken bij de planontwikkeling. Als de voorzetwand met keukenblok wordt verwijderd, het achterliggende muurwerk fotograferen en documenteren. De gegevens zijn te betrekken bij de planontwikkeling. Ook wanneer de later ingebouwde keuken en badkamer annex toilet op de verdieping van bouwvolume A zouden worden verwijderd aangezien hierdoor zicht op de achterwand wordt verkregen en de hergebruikte balk met inlaten voor kinderbinten.
- 36 -
6
Het gevelbeeld kan grotendeels ongemoeid gelaten worden. Als bakstenen moeten worden ingeboet, dienen bakstenen en mortel te worden toegepast dat overeenkomt met het omliggende metselwerk. Dit niet alleen vanwege esthetische redenen, maar ook om de vochthuishouding van het muurwerk in balans te houden en daarmee schade te voorkomen. Bij toepassing van andere stenen en een te harde metselspecie kan opeenhoping van vocht bij bevriezing tot schade aan de baksteen leiden. Bij voorkeur de harde pleisterlaag van de linker zijgevel vervangen door een meer passende pleisterlaag. De onderliggende pleisterlaag kan hierbij als referentie dienen.
Adviezen voor de restauratie
De eigenaar staat aan de vooravond van de uitvoering van een restauratie / verbouwing van de Kerkstraat 59. Beoogd wordt de begane grond een kantoorfunctie te geven en daarboven één of meerdere woningen te realiseren. Voor de restauratie zijn de volgende aanbevelingen te geven aan de eigenaar en de architect. In de restauratie geldt de stelregel: ‘behouden gaat voor vernieuwen’. Deze stelregel wordt doorgaans vooral betrokken op het behoud van het historische materiaal.
Voorpui De voorpui is in 1968 aangebracht en ontkent de oorspronkelijke tweedeling van het pand. Als de plannen voor het pand aanleiding geven de pui te vervangen, zou het gevelbeeld van rond 1900 als referentie kunnen dienen.
Constructies
Vensters De kozijnen van de huidige vensters van de voor- en zijgevel en het venster in de top van de achtergevel zo veel als technisch haalbaar is behouden. De hardhouten ramen en de enkele ruiten kunnen worden vervangen. Herstel naar de oude situatie van rond 1900 is aan te raden. Het grote venster in de achtergevel verwijderen (evenals de rode baksteen latei) en vervangen door een venster dat in vorm en afmeting gelijk is aan de vensters in de linker zijgevel (verdieping).
Daarnaast is aandachtspunt dat bouwvolume A het voornaamste deel van Kerkstraat 59 is. Oorspronkelijk was dit bouwvolume ook op de begane grond gescheiden van bouwvolume B. Aangezien de steunconstructies op de begane grond ter plekke van de gemene muur tussen beide bouwvolumes niet voldoen, biedt dit de mogelijkheid de oorspronkelijke structuur te herstellen of in ieder geval beleefbaar te maken. De belangrijkste onderdelen van bouwvolume A is het houtskelet in combinatie met de tussenbalken. Mede gezien het voorgaande valt het te overwegen de verdwenen muurstijl van de gemene muur tussen beide bouwvolumes te herstellen. De sleutelstukken van de tussenbalken op de begane grond zouden op grond van de resterende sleutelstukken gereconstrueerd kunnen worden.
Bouwsporen interieur Bouwsporen in het interieur zoveel mogelijk zichtbaar / beleefbaar houden. Het gaat hierbij om de dichtgezette openingen in de gemene muren, de baksteen opvulling van de verdwenen muurstijl in de rechter zijgevel op de begane grond, de oorspronkelijke rookkanalen e.d. Buitenruimte te realiseren woningen In de eerste schetsen van de architect wordt een buitenruimte voor de woningen op de verdieping geprojecteerd op de plek van de kapverdieping van bouwvolume B aan de achterzijde. In de waardestelling heeft de kap een positieve monumentwaarde. Als hier buitenruimte dient te worden gerealiseerd is het de opgave van de architect dit te realiseren met instandhouding van de contour van de huidige achtergevel en daklijn. Aandacht verdient vooral de ontsluiting van de buitenruimte. Deze zal bij voorkeur dienen te geschieden vanuit de verdieping van bouwvolume B.
Ook de houtconstructie in het achterste deel van bouwvolume B valt te reconstrueren met behulp van de hergebruikte onderdelen en aan de hand van de resterende delen. De constructies en balklagen in het zicht houden. Eventuele (geluids) isolerende lagen op de vloeren aanbrengen. Gevels
- 37 -
7
Bronnen
Allewijn, M. Van Grooten Waert tot Hoeksche Waard (’s-Gravendeel 1952) Berends, G. Historische houtconstructies in Nederland (Arnhem 1999) Groot, A.G. de Het Vrije Strien (Strijen 1999) Ham, W. van der De Grote Waard, geschiedenis van een Hollands Landschap (Rotterdam 2003) Haslinghuis, E.J. en H. Janse, Bouwkundige termen, Leiden 2001 Janse, H., Houten kappen in Nederland 1000-1940, Delft 1989 Meischke, R., H.J. Zantkuijl en P.T.E.E. Rosenberg, Huizen in Nederland. Zeeland en Zuid-Holland, Zwolle 1997 Oerlemans, H. Landschappen in Zuid-Holland (Den Haag 1992)
- 38 -
BIJLAGE B
REDENGEVENDE OMSCHRIJVING
- 39 -