t\ G u
92
CAr
M043555
BOUrWEN FACUL TE IT BOUWKUNDE CAPITA SELECT A MILIEUSPAREND BOUWEN 'RDF.MAG.ARCH. P. SCHMID PROF. IR. N.A. HENDRIKS HG I 0. IS POSTBUS 513 1500 MB EINDHOVEN
Dit trimester wordt voor het derde achtereenvolgende jaar het college 'Capita selecta milieusparend bouwen' gegeven. We hebben weer acht gastsprekers bereid gevonden om iets te vertellen over hun vakgebied. Het thema van dit jaar is opgesplitst in drie aspecten: - milieu en ontwerpen, - milieu en uitvoeren, - milieu en wonen. ledere week zal er een reader worden uitgedeeld die informatie bevat over hetgeen de gastspreker gaat vertellen. Wij zijn genoodzaakt voor deze bundel van readers een vergoeding te vragen. De eisen m.b.t. de afronding van het college zijn als volgt: na elk college wordt er een vraag gesteld n.a.v. het behandelde onderwerp. Verwacht wordt dat hierop een uitgebreid antwoord wordt gegeven (+/- 1 A4-tje per keer). Dit lever je dan in tweevoud bij het eerstvolgende college in. Verder willen we nag graag even aandacht vragen voor het volgende: Op de TUE wordt op aile faculteiten in het onderwijs in ruime mate aandacht besteed aan de milieupoblematiek. De Bestuurscommissie Technologie en Milieu heeft concrete plannen voor een nieuw op te richten opleiding milieukunde. Dit om o.a. het milieugerelateerd onderwijs te structureren. Over deze plannen kun je lezen op de volgende pagina's. Het college Capita Selecta Milieusparend Bouwen is een van de vakken waarbij de nadruk ligt op techniek e'1 milieu en zou daarom perfect passen binnen deze opleiding.
Mach ten er nag vragen zijn, wij zitten op kamer Hg 10.15.
Janine van den Heuvel en Clarinda van Versendaal, namens prof. Hendriks en prof. Schmid.
ONDERWIJS
De milieuproblematiek heeft zich de laatste decennia ontwikkeld tot een dermate serieuze kwestle van ecologisch en economisch overleven, dat de aanpak daarvan niet meer aileen aan gedreven generalisten kan worden overgelaten. Nu we steeds bater in staat zijn de essentlele deelproblemen exact te formuleren, is het de beurt aan specialisten om oplossingsgericht aan het werk te gaan. De TUE als technische universiteit moet in staat worden geacht de gevraagde specialisten af te leveren. Oat wil zeggen: ingenieurs die zowel volledig geschoold .zijn tot technoloog als geleerd hebben de methodologie van hun discipline toe te passen op een milieu-gerelateerde probleemstelling of binnen een milleukundige context. Op de TUE wordt al heel wat milieu-gerelateerd onderwijs gegeven. Een universiteitsbrede inventarisatle, uitgevoerd media studiejaar '92/93, heeft opgeleverd dat van de 1200 vakken er bijna 140 een relatle met het milieu hebben (ruim 11 %). In termen van expllciet gestelde onderwijsdoelen bleken er van die vakken 19 volledig en 46 gedeeltelijk milieugericht te zijn, terwijl de rest als "milieuvriendelijk" was te klassificeren (dat wil zeggen: als vak waarin het milieu ten minste thematisch of exemplarisch aan de orde komt). Er is evenwel binnen dit onderwijsaanbod als geheel nog weinig samenhang te constateren: er zitten veel dunne plekken en gaten in, terwijl er interfacultair wei van enige overlap maar vooralsnog van weinig samenwerking sprake is. Het moet mogelljk zijn door ratlonalisatle, bundeling en coordinatie te komen tot een coherent pakket milieugerelateerd onderwijs, waarin de beste elementen van het huidige aanbod zijn aangevuld met enkele nieuw te ontwikkelen vakken. Zo'n pakket meet gei"nteresseerde studenten de gelegenheid bieden hun Eindhovense studie "green" in te kleuren, onder de garantie dat deze inkleuring hetzelfde wetenschappelijk en technologisch niveau heeft als de beproefde rest van het curriculum. De samenleving vraagt steeds meer om hoog geschoolde technologen met affiniteit voor en ervaring in de milieuproblematiek, een vraag waarop de TUE tot nog toe nauwelijks gericht heeft ingespeeld, ondanks haar bijzondere verantwoordelijkheid als High-Tech onderwijscentrum. Het antwoord lijkt voor de hand te liggen: start een nieuwe studierichting, dat wil zeggen: een opleiding milieukunde of milieutechnologie. De Bestuurscommissie Technologie en Milieu zou zoiets voor Eindhoven echter niet aanraden. Dergelijke studierichtingen belasten met hun nog jaarlijks groeiend aantal reeds te zeer het nederlands universitaire milieu. Als de TUE haar achterstand snel wil inhalen moet ze die omweg proberen te vermijden. Door generalisten is al veel nuttig werk gedaan: het formuleren van de milieuproblematiek in globale termen, het ontwikkelen van strategische opties en het mobiliseren van de verantwoordelijke krachten in de maatschappij. Maar een goed onderbouwde en breed gedragen bezorgdheid is, hoewel nodig, lang nlet voldoende om de samenleving van een nieuwe, op duurzaamheid gerichte, grondslag en infrastructuur te voorzien. De politiek-strategisch uitgezette beleidslijnen (NMP(+J e.d.) zullen nu concreet gei"mplementeerd moeten worden door specialisten. Oat zijn bij uitstek ingenieurs en toepassingsgerichte wetenschappers, die de bestaande en beproefde technologische disciplines voortreffelijk beheersen. Dus de "klassieke" (natuurkundig-, scheikundig-, werktuigbouwkundig-, etc.) technologen, maar daamaast oak bedrijts-, beleids- en gedragskundlg Ingenieurs. De milieuproblematiek mage dan nieuw zijn, of in elk geval lijken, de methodologie waarmee deze moet worden aangepakt kan niet anders zijn dan een combinatle van die der bestaande disciplines.
Een voorbeeld van de structuur van een programma, dat zou kunnen leiden tot de aantekening "milleutechnoloog": eigen faculteit
lxlxlxlxlxlxlxlxlxlx lxlxlxl
afstuderen
projecten
verdiepingscursussen
kern programma milieukunde basiscursus
Toelichtlng: 1. 8k hokje correspondeert met een studielast van 2 sp. 2. Een student kiest in elk geval het vak van zijn eigen faculteit als verdlepingscursus; Als we van de niet onredelijke aanname uitgaan, dat dit vak beschouwd wordt als een "echte" onderwijseenheid van de aanbiedende faculteit, dan vraagt het kemprogramma milieukunde aan vrije keuzeruimte buiten de· eigen faculteit : 10 sp. In de huidlge studieprogramma's is daar plaats voor, behalve bij de opleidlngen tot bedrijfskundig, wiskundig en natuurkundig ingenieur, waar resp. nag 3 sp, 4 sp en 5 sp te kart schieten. 3. In bovenstaand voorbeeld zijn, naast de 12 sp voor het kemprogramma, nag 36 sp milleugerelateerd gekozen: 10 sp voor projecten en 26 sp voor het afstudeerwerk. Dit Is m.a.w. een "boven-minimaal" voorbeeld van een opleiding leidend tot de aantekening milieutechnoloog (met In totaal 48 "greene· studiepunten). lmplementatie van dlt voorstel:
1. 1.1
1.2
1.3
2. 2.1
2.2
Op faculteitsniveau: Elke faculteit dient (waar nodig} het eigen milieu-gerelateerd onderzoek verder te versterken en te organiseren. Kwalitatlef goed wetenschappelijk onderwijs is ondenkbaar tenzij geent op kwalitatief goed onderzoek. De betreffende onderzoekers committeren zich vervolgens expllciet aan het milieugericht thematiseren van het facultair milieu-onderwijs. Dit dient In het bijzonder te resulteren in het ontwikkelen en verzorgen van de milieugerelateerde verdiepingscursus, die de betreffende faculteit inbrengt in het kernprogramma milieukunde. Actieve voor1ichting en werving in de propedeutische fase is van groat belang. Op universiteitsniveau: Er wordt een programmacommissie onderwijs ingesteld, die verantwoordelijk is voor antwerp en coordinatie van een coherent kemprogramma milleukunde (In het bijzonder van de interfacultaire basiscursus milieukunde). Actleve voor1ichtlng en wervjng in de hoogste klassen van het VWO dienen voortvarend ter hand te worden genomen, waarbij de TUE zich mag afficheren als een installing die zonder compromis binnen een opleiding zowel scholing als vorming, dat wil zeggen technologische professionaliteit en maatschappelijke betrokkenheid, als doelstellingen weet te comblneren .
ROOSTER 'CAPITA SELECTA MILIEUSPAREND BOUWEN'
College
Datum
Onderwero
Sorelcer
weelc 1
14-03
uitgongspunten uoor een duurzome ontwilclceling
Prof.dr. L. Reijnders
weelc 2
21-03
duurzoom bouwen uonuit de ouerheid
Drs. R.J.J. Roemers
weelc 3
28-03
de prolctijlc uon het duurzoom bouwen. Gereoliseerde projelcten
I ng. R. Pijnenborg
weelc 4
11-04
PROJECTWEEK
weelc 5
18-04
integrotie uon zonneponelen in hellende dolcen
weelc
25-04
ofuolpreuentie op de bouwploots
I r. H. Uingerling
B. Holdsworth, Msc
6
Prof.ir.N.R.Hendrilcs
weelc
7
02-05
healthy buildings
weelc
8
09-05
UR IJDRGROOSTER
weelc
9
16-05
the practice of sustainable deuelopment
Prof. dr. D. Huisingh
weelc 1 0
30-05
typologie uon oonsluitingen met het oog op ouermorgen
lr. J. Olie
UITGANGSPUNTEN DUURZAME ONTWIKKELING
PROF.DR. L. REIJNDERS STICHTING NATUUR & MILIEU HOOGLERAAR MILIEUKUNDE UvA
'Nationaa/ Milieubeleidsplan' Ministerie van VROM
'Nationaal Milieubeleidsplan 2' Ministerie van VROM
'Sustainable
development'
Het Brundtland-rapport als opdracht J.H. Waller-Hunter
Lentetrimester '94
Uitgangspunten duurzame ontwikkeling L. Reijnders Het centrale idee in het milieubeleid van de laatste jaren, gekarakteriseerd door de nationale milieubeleisplannen (NMP's), is 'duurzame ontwikkeling' (sustainable development). Dit idee is overgenomen uit een rapport van een VN-commissie (Brundtland Comittee), getiteld: Our Common Future. Duurzame ontwikkeling wordt daarin gedefinieerd als 'een ontwikkeling die voorziet in onze behoeften, zonder de mogelijkheid tot behoeftebevrediging van toekomstige generaties in gevaar te brengen'. Rechtvaardigheid tussen de generaties is een belangrijk fundament voor een aldus gedefinieerde duurzame ontwikkeling. De praktijk leert dat duurzame ontwikkeling alles heeft van politiek elastiek en dat van vrijwel elk regeringsbeleid - hoe milieuschadelijk ook - wordt gezegd dat het daarin past. Dit is merkwaardig, omdat in de ideeengeschiedenis het nu kennelijk vage 'duurzame ontwikkeling' kan worden herleid tot een precies negentiende-eeuws begrip, te weten 'stationary economy' of 'steady state economy'. Dit begrip kan worden teruggevonden bij aartsvaders van de liberale economie zeals Ricardo en J.S. Mill. Bij hen betekent stationary economy, een economie die in evenwicht verkeert met zijn milieu, en met name met de daarin aanwezige natuurlijke hulpbronnen. Gaan wij uit van deze negentiende eeuwse definitie, dan is het mogelijk een duurzame ontwikkeling wat betreft de relatie met het milieu in steady-state termen te operationaliseren. Deze verloopt ruwweg als volgt: vernieuwbare hulpbronnen mogen worden gebruikt in een mate die de bijvorming ervan niet te boven gaat; het verbruik van geochemische schaarse niet-vernieuwbare hulpbronnen moet naderen tot nul. Geochemische schaarse metalen dienen tegen deze achtergrond nagenoeg volledig te worden hergebruikt. Verbruik van fossiele brandstoffen is in een eerste benadering slechts aanvaardbaar bij compensatie door reservering van een gelijke hoeveelheid duurzame energie; het verbruik van naar verhouding rijkelijk voorhanden nietvernieuwbare hulpbronnen, zeals ijzer en aluminium, mogen tot op zekere hoogte verbruikt worden. In dit geval dient er echter wel compensatie plaats te vinden voor het feit dat toekomstige generaties dientengevolge zijn aangewezen op moeilijker winbare voorraden; stapeling van vervuiling in een of meer onderdelen van het milieu is onacceptabel. De vervuiling van het nieuwe grandwater mag geen risico vormen voor toekomstige generaties mensen of andere natuurlijke soorten. De blootstelling aan door de mens in het milieu gebrachte mutagenen die het DNA in voortplantingscellen kunnen veranderen dient tot nul te naderen; ervan uitgaande dat verscheidenheid van soorten een belangrijke natuurlijke hulpbron is, en de levende natuur zeals die nu bestaat een vitale rol speelt bij de stabilisatie 1
0293.03
van het levenloze milieu dienen bijvorming en uitsterven van natuurlijke soorten in evenwicht te zijn en dient het wereldwijde areaal natuurgebied niet te verminderen. Daarnaast is er tegen de achtergrond van rechtvaardigheid tussen de generaties een goede reden om milieuproblemen die de behoeftebevrediging van onszelf en toekomstige generaties in gevaar brengen te saneren. Het gaat hierbij om zaken als 'gifbelten', de aantasting van de ozonlaag, ontzilting van verzilte landbouwgronden, terugwinnen van landbouwareaal op woestijnen etcetera. Zouden wij een operationalisering van 'sustainable development' in termen van een 'steady state economy' serieus nemen dan zou ons doen en laten ingrijpend moeten veranderen. Een kleine greep: het gebruik van fossiele brandstof zou dramatisch omlaag moeten, de bevolkingsgroei zou moeten stoppen, afvalverbrandingsovens en vuilstorten zouden moeten verdwijnen, de secundaire produktie (op basis van 'afval') zou de primaire produktie (op basis van maagdelijke grondstoffen) vrijwel moeten vervangen, het vliegverkeer zou drastisch moeten worden gereduceerd. Ook in termen van geld zou de wereld er geheel anders komen uit te zien. Rekenen wij bijvoorbeeld aan het verbruik van fossiele brandstof de kosten toe voor vervanging, functieverlies van de natuur en vervuiling, dan zou de prijs ervan met naar schatting een factor 3-6 omhoog moeten. Duurzame ontwikkeling in NMP's In de NMP's worden de uitgangspunten voor duurzame ontwikkeling lesser geformuleerd dan hierboven. Het NMP-1 noemt als 'uitgangspunten' voor een duurzame ontwikkeling: 1. Integraal ketenbeheer. De stofkringlopen in de produktlevenscyclus (grondstof-produktieproces-produkt-afval) moeten zoveel mogelijk gesloten zijn. Voorkomen meet worden dat schadelijke stoffen of kostbare grondstoffen uit de produktie-consumptiecyclus naar het milieu 'weglekken' of worden verspild. 2. Energie-extensivering. Vermindering van het energieverbruik uit eindige energiebronnen: verhoging van de energie-efficientie, het inzetten van duurzame-energiebronnen en een vermindering van de energiebehoefte. 3. Bevordering van kwaliteit. De kwaliteit (van produkten, produktieprocessen, grondstoffen, milieu) in plaats van de kwantiteit meet centraal staan. Dat betekent onder meer verbetering van de herbruikbaarheid van produkten dan wel verlenging van de levensduur. Deze drie uitgangspunten vertonen een aanmerkelijke overlap; 2 en 3 kunnen zelfs in sterke mate worden gezien als verbijzonderingen van 1 ('integraal ketenbeheer'). Duurzaam bouwen wordt steeds genoemd als een van de kernpunten van duurzame ontwikkeling: verbeterde energie-eficiency, minder milieubelastende bouwmaterialen en -methoden, hergebruik van bouwmaterialen en ontwerpen met het oog op hergebruik vormen daarbij sleutelelementen. 2
0293.03
NATIONAAL MILIEUBELEIDSPLAN SAMENVATTING 1. lnleiding
1.1. Dit NMP bevat de strategie voor het milieubeleid voor de middellange termijn. De strategie is ontwikkeld tegen de achtergrond van de wens binnen de duur van een generatie de milieuproblemen op te lassen dan wei beheersbaar te maken. Deze strategie is het beleidsmatig antwoord op de in 1988 door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene uitgebrachte integrale milieuverkenning «Zorgen voor Morgen». Het bevat de beleidsacties die in de planperiode van 1990 tot 1994 in ieder geval nodig zijn om de gewenste ontwikkeling op gang te brengen. 1.2. Voor het milieubeheer is het streven naar een duurzame ontwikkeling uitgangspunt. Er wordt voortgebouwd op de aanbevelingen van de World Commission on Environment and Development (Commissie Brundtland). Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Voorts wordt voortgebouwd op het gedachtegoed zeals neergelegd in de lndicatieve meerjarenprogramma's Milieubeheer. Ten opzichte van dat gedachtegoed voegen de aanbevelingen van de Commissie Brundtland de volgende elementen toe: - aandacht voor lange-termijn effecten voor volgende generaties - aanpak van grootschalige mondiale milieuproblemen - samenhang tussen milieukwaliteit en sociaal-economische ontwikkeling. 1.3. In het milieubeheer gaat het om het voorkomen of tegengaan van ongewenste effecten van menselijke activiteiten of handelingen. Menselijke handelingen of activiteiten die tot die effecten kunnen leiden, worden bronnen genoemd. Tussen bronnen en effecten lopen oorzaakgevolg ketens: emissies van stoffen en afvalstromen, verspreiding door het milieu, verandering van de milieukwaliteit en als gevolg daarvan verandering van de gezondheid van mensen, dieren, planten en ecosystemen. De effecten kunnen zich op verschillende schaalniveaus voordoen: locaal, regionaal, fluviaal, continentaal en mondiaal (zie illustratie).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 137, nrs. 1-2
7
mondiaal niveau: hogere luchtlagen (inclusief ozonlaag in processen: stralings- en warmtehuishouding
str~tosfeer)
continentaal niveau: continenten en oceanen processen: luchtstromingen, zeestromingen f/uviaal niveau: grotere stroomgebieden en kustzeeen processen: waterhuishouding rregionaal niveau: landschappen processen: bodemhuishouding lokaal niveau: wooing, woon- en werkomgeving processen: huishouding van de gebouwde omgeving
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989,21 137, nrs. 1-2
8
2. De milieuproblemen, de trend doorgetrokken
2. 1. De thans bekende milieuproblemen zijn ernstiger dan de milieuproblemen die enige decennia geleden aanleiding waren voor het opzetten van het milieubeleid. Oat blijkt uit de eerste door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene uitgebrachte integrale milieuverkenning «Zorgen voor Morgen». Aanvankelijk speelden milieuproblemen vooral op locale en regionale schaal (geluidhinder, stank, locale luchtverontreiniging, regionale waterverontreiniging, huishoudelijk afval), nu hebben we ook te maken met problemen op mondiale schaal (verandering van klimaat, ozonlaag), op continentale schaal (verzuring, verspreiding van milieugevaarlijke stoffen) en op het niveau van stroomgebieden (ophoping van milieugevaarlijke stoffen, afvalstromen van verschillende aard, vermesting). 2.2. Traden enkele decennia geleden vooral locaal gezondheidseffecten en effecten op natuurwaarden op de voorgrond, nu springt daarnaast vooral aantasting van de maatschappelijke en economische functies van het milieu in het oog: problemen met de drinkwatervoorziening, met het agrarisch produktievermogen van de bodem. met bosbouw, met recreatie. De versnelling van de klimaatverandering als gevolg van snelle toename van COz en andere gassen in de atmosfeer bedreigt op wat langere termijn laaggelegen gebieden, waar zich vaak economische en bevolkingsconcentraties bevinden (zeals in Nederland). Het draagvermogen van het milieu wordt aangetast. 2.3. Naast vele milieuproblemen op verschillende schaalniveaus zijn er vale bronnen als oorzaak van milieuproblemen aan te wijzen. Naast de bevolkingsgroei (op mondiaal niveau) veroorzaken vrijwel aile menselijke activiteiten thans in meer of mindere mate aantasting van milieuwaarden: landbouw, verkeer, industria, energievoorziening, bouw, huishoudens, recreatie. 2.4. Door het hogere schaalniveau waarop problemen spelen en door het grate aantal bronnen verloopt er een lange tijd tussen onderkenning van een milieuprobleem en verandering bij de bronnen {frictietijd). Hetzelfde geldt voor de tijd tussen verandering bij de bronnen en het niet meer optreden van de negatieve gevolgen: de z.g. naijling wordt steeds Ianger en soms worden negatieve effecten in het geheel niet meer ongedaan gemaakt (verlies van plante- en diersoorten, onbruikbaar worden van gebieden, woestijnvorming). 2.5. Milieuproblemen zijn geen losstaande problemen; zij vertonen een samenhang en kennen gemeenschappelijke oorzaken: - het openbreken of veranderen van stofkringlopen (bijv. bij vermesting, bij de afvalproblemen), - het intensiever verbruiken van energie (bijv. bij verzuring, verdroging, verandering van klimaat) en - het verwaarlozen van kwaliteitsaspecten in produktieprocessen en bij produkten (bijv. bij verspreiding van milieugevaarlijke stoffen en bij verstoring). 2.6. Het draagvermogen van het milieu is een voorraadgrootheid. De hoeveelheid grondstoffen - al dan niet vernieuwbare - ook. Stofstromen tussen deze voorraden moeten worden beheerst om het draagvermogen van het milieu te handhaven. De beheersing kan het baste plaatsvinden door de scheiding van de economische en de ecologische stoffenstroom via het tegengaan van lekverliezen uit de economische stoffenstroom. Zolang dat nog niet het geval is, dienen de externe effecten van de economische stoffenstroom te worden beheerst.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 137, nrs. 1-2
9
regelkranen: 1. emissieregelaar 2. hergebruikregelaar 3. grondstoffenregelaar 4. produktenregelaar 5. effectenregelaar 6. herstelregelaar
2.7. Bij het ontstaan van milieuproblemen is sprake van afwentelingsmechanismen: de kosten van verslechtering van de milieukwaliteit spelen een te geringe rol bij besluiten over menselijke activiteiten. Die kosten worden te veel afgewenteld naar een ander schaalniveau (zoals ind~rtijd met verhoging van de schoorstenen ter vermindering van zwaveldepositie op locaal niveau), naar andere groepen in de samenleving (zoals soms bij geluidproduktie} of naar toekomstige generaties (zoals soms bij afvalproduktie waarbij verwerkingsmogelijkheden ontbreken}. 2.8. De afwentelingsmechanismen leiden tot het ontstaan van «milieuleningen»: de huidige generatie «leent» van de volgende generatie, wij «lenen» van anderen (bijvoorbeeld bij het grootschalig verbruiken van tropische wouden). De afbetalingen op «milieuleningen» dreigen de vrijheid in het besteden van het inkomen van volgende generaties te beperken. Daarmee komt een duurzame (economische, sociaal-culturele} ontwikkeling in gevaar. In sommige ontwikkelingslanden is dit gevaar overigens nog meer acuut dan in West-Europa.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 137, nrs. 1-2
10
2.9. Het streven naar een duurzame ontwikkeling is richtinggevend voor het milieubeheer. De centrale vraag is derhalve: hoe kunnen de bepalende factoren van het afwentelingsmechanisme worden gewijzigd?
Toelichting: 1. Effecten spelen op steeds hoger schaalniveau; 2. Bronnen komen over de hale wereld voor; 3. De effecten leiden tot verlies aan draagkracht van het milieu voor menselijke activiteiten; 4. Afwentelingsmechanisme via - openbreken van kringlopen - verhoging energieverbruik - verwaarlozing kwaliteit
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 137, nrs. 1-2
11
3. Uitgangspunten voor milieubeheer 3. 1. Er wordt voortgebouwd op de uitgangspunten die in de afgelopen decennia zijn gehanteerd: - stand still beginsel: de milieukwaliteit mag niet achteruit gaan; - bestrijding aan de bron: oorzaken wegnemen bij bronnen in plaat:; van symptomen bestrijden aan de ceffecten-kant»; - vervuiler betaalt; - onnodige vervuiling voorkomen; toepassing van best uitvoerbare technieken: technologische ontwikkeling op gebied van bestrijding zo snel mogelijk volgen; - isolatie, beheer en controle: bij afvalverwijdering; - twee sporen beleid: verdergaande brongerichte maatregelen op basis van effectgerichte normstelling; - verinnerlijking: milieu-aspecten worden ge"integreerd in het handelen van de doelgroepen. 3.2. Voor een duurzame ontwikkeling is het nodig dat de functies die het milieu nu of in de toekomst kan vervullen, zo goed mogelijk behouden blijven. Het afwentelen van milieuproblemen naar andere gebieden of schaalniveaus en naar toekomstige generaties moet worden tegengegaan. Elke generatie dient in beginsel een goede milieukwaliteit achter te Iaten en geen negatieve «milieu-erfenis». Dit houdt in dat in beginsel milieuproblemen binnen een termijn van een generatie (20 25 jaar) moeten worden opgelost.
a
3.3. Het tegengaan van het afwentelingsmechanisme betekent het invoeren van beheerste terugkoppelingsmechanismen. Daarbij is er een onderscheid tussen terugkoppeling bij de bronnen en terugkoppeling via risicobeheersing. Duurzame ontwikkeling krijgt gestalte door terugkoppeling bij de bronnen gericht op een combinatie van: - sluiten van stofkringlopen in de keten van grondstof- produktieproces- produkt- afval en de erbij behorende emissies; - besparen van energie tezamen met efficiencyverhoging en het inzetten van duurzame energiebronnen; - bevordering van kwaliteit (boven kwantiteit) van produkten, produktieprocessen, grondstoffen, afval en milieu met het oog op langere benutting van stoffen in de economische kringloop. 3.4. In veel gevallen gaat het niet om milieu-effecten als zodanig maar om een verhoging van kansen op negatieve effecten; om risico's dus, bijvoorbeeld bij calamiteiten of bij de kans op verlies van de drinkwaterfunctie. Wanneer geen risico's zouden worden aanvaard, moeten activiteiten die de bron vormen van risico's worden gestopt. Een risicobeleid gericht op het reduceren en beheersen van risico's maakt het mogelijk dat een compromis wordt gevonden tussen het Iaten doorgaan van activiteiten - onder bepaalde voorwaarden -. en het tegengaan van negatieve effecten door verkleining van de kans van optreden van die effecten. Het stellen van norman voor de milieukwaliteit wordt gebaseerd op een risicobeleid. Daarvoor is nodig dat het risicobeleid zich niet aileen richt op gezondheid en welbevinden van mensen. maar ook op milieufuncties en op natuurwaarden. Voor de ge~ondheid van mensen, voor milieufuncties en voor natuurwaarden worden afzonderlijke risicolimieten ontwikkeld. De risico's in deze drie categorieen zijn niet uitwisselbaar. Het gaat immers om op zichzelf staande waarden die aan het milieubeheer ten grondslag liggen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 137. nrs. 1-2
12
Risicolimieten en daarvan afgeleide milieukwaliteitsnormen mogen niet zo maar worden opgevuld. De risicolimieten en milieukwaliteitsnormen moeten worden gezien als veiligheidsklep: als die open gaat, is het in veel gevallen «te laat». Dit laatste geldt in versterkte mate voor die milieukwaliteiten die verbonden zijn met mondiale en continentale milieuproblemen. Voor die milieuproblemen is versterking van een eigen preventief brongericht spoor, gericht op duurzame ontwikkeling extra nodig. 3.5. Brongerichte maatregelen verdienen voorkeur boven effectgerichte maatregelen, omdat de beheersbaarheid aan de bron hat grootst is, er door een bron meer effecten kunnen worden veroorzaakt, er onzekerheden kunnen bestaan over de oorzaak-gevolgketen, er onomkeerbare effecten kunnen optreden en omdat in het algemeen ingrijpen bij de bran minder kost. Brongerichte maatregelen worden onderscheiden in: emissiegerichte maatregelen: toegevoegde technologie waarmee emissies en afvalstromen worden gereduceerd zonder de processen van produktie en consumptie te wijzigen; - volumegerichte maatregelen: juridische en organisatorische maatregelen, waarmee de volumes van grondstoffen en produkten worden gereduceerd zonder de processen van produktie en consumptie als zodanig te wijzigen;· - structuurgeric'llte maatregelen: structurale wijzigingen van technologische aard of anderszins die de processen van produktie en consumptie wijzigen (Structuurgerichte maatregelen zullen ook leiden tot wijziging in volumes en emissies, maar grijpen niet aan bij volumes en emissies). -
3.6. Effectgerichte maatregelen worden slechts genomen indien: door ontwikkelingen in het verleden of bij calamiteiten de milieukwaliteit al is aangetast, maar de effecten daarvan nog kunnen worden verzacht; - er zicht is op structuurgerichte maatregelen die echter op korte termijn niet kunnen worden toegepast; - effectgerichte maatregelen maatschappelijk in belangrijke mate goedkoper zijn en structuurgerichte maatregelen voor andere milieuproblemen niet in de weg staan. -
3. 7. Een ieder wordt geacht zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van het milieu te kennen en zijn handelen daarnaar te richten. De grate schaal waarop sommige milieuproblemen zich voordoen, doet daar niets aan af. Bij de rechtvaardiging van afzonderlijke activiteiten meet de vraag worden beantwoord wat de effecten zouden zijn als een aantal mensen dezelfde handelingen zou verrichten, waarbij dat aantal wordt bepaald door fysieke en markttechnische mogelijkheden die gelden voor die handelingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 137. nrs. 1-2
13
5. terugkoppeling via - te beschermen waarden - (mogelijke) negatieve effecten - onaanvaardbare risico's - milieukwaliteitseisen - emissieplafonds - verdeling over bronnen 6. terugkoppeling via - sluiten van kringlopen - besparing van energie - kwaliteitsbevordering
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989,21 137, nrs. 1-2
14
OU~UUIUIUUO:
U&:Ve1UpfflC0("
Het Brundtland-rapport als opdracht J.H. Waller-Hunter
I. lnlciding
Ontwikkeling en milieu: zijn zij tegenstrijdig of versterken zij elkaar juist? De discussie over ~eze vraag beheerst de internationale fora al geruime tijd. Zij wordt onder meer gekenmerkt door de tegenstelling tussen aan de ene kant de noodzaak op korte termijn de nood ten gevolge van onderontwikkeling te lenigen en aan de andere kant de noodzaak zodanig om te gaan met de natuurlijke hulpbronnen dat oak op langere termijn ontwikkeling mogelijk is. Hoe kan men iemand die nog nict weet of cr 's avonds iets te eten zal zijn, vragen om aandacht voor zijn of haar Jeefmilieu? Evenzeer onderdeel van de discussie over milieu en ontwikkeling vormt echter de aanslag op het milieu die door 'onze' westerse ontwikkelipg werd (en nog steeds wordt) veroorzaakt. Markante punten in de vroege fase van deze discussie vormen bet rapport aan de Club van Rome uit 1972 (I] en de eerste wercldmilieuconferentie die in datzelfde jaar in Stockholm werd gehouden. Het rapport aan de Club van Rome bracht wereldwijde discussie op gang door te Iaten zien dat de wijze waarop gebruik werd gemaakt van de beschikbare voorraden grondstoffen bij een toenemende bevolking zou leiden tot een uitputting die verdere ontwikkeling in de weg zou staan. De Stockholm-conferentie bracht 'Noord' en 'Zuid' om een tafel, maar beide partijen stondcn fcltegenover elkaar. 'Zuid' zag milieu als 'luxe problecm', als uitwas van de wijze waarop 'Noord' zijn welvaart vorm heeft gegeven. Zolang er in het Zuiden sprake is van armoede, zou er geen plaats zijn voo( milieubeheer. Ondanks deze tegenstclling werd er besloten tot het oprichten van UNEP, bet wereldmilieuprogramma van de Verenigde Naties, dat sindsdien functioneert als platform waar Noord en Zuid gezamenlijke milieuproblemen bespreken. Sinds het begin van het debat is er veel veranderd. Meer en meer komt men ook in VN-kader tot het besef dat de milieuproblcmen zich niet beperken tot het Noorden, maar dat zich ook in hct Zuiden problemen voordoen, die mogelijk nog bedreigender zijn: milieuproblemen die niet het gevolg zijn van (over)ontwikkeling of welvaart, maar juist van het gebrek aan ontwikkeling. Met name de fragiele ecosystem en van Sub-Sahara Afrika kunnen de druk van de immer groeiende bcvolking die in haar bestaan tracht te voorzien, niet verwerken. Erosie en oprukkende woestijnen zijn bet gevolg. De schuldenlast van veel ontwikkelingslanden en de
104
Wu/ler-1/unter
instortende grondstoffenprijzen leiden tot intensivering van de teelt van exportgewassen, die in veel gevallen de grond in hoog tempo uitplit, lerwijl de bevolking voor de verbouw van gewassen die bestemd zijn voor de eigen voedselvoorziening op marginate grond is aangewezen. Het tropisch bos verdwijnt in hoog tempo ten behoeve van de export van hardbout of om plaats te maken voor landbouwgrond. Tegelijkertijd neemt de verontrusting in bet Noorden toe: acbteruitgang van de bossen door verzuring en de mogelijke klimaatverandering zijn problemen die velen aanspreken. Het is tegen deze acbtergrond dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1983 besloot een onafhankelijke commissie in te stetlen die strategieen voor een duurzame ontwikkeling wereldwijd in het jaar 2000 en daarna zou moeten ontwerpen, de zogenoemde World Commission on Environment and Development. Voorzitter werd de toenmalige ·oppositieleider, thans minister-president van Noorwegen, mevrouw Gro . Harlem Brundtland. De commissie wordt daarom meestal de commissie Brundtland genoemd. De samenslelling van de commissie was zeer breed. De leden waren afkomstig uit aile werelddelen - de ontwikkelingslanden, de geindustrialiseerde en de socialistische Ianden - en verlegenwoordigden naast bet milieuveld zeer vele andere disciplines. De commissie ging in 1984 aan het werk. Zij vergaderde op alle continenten en hield daar ook hoorzittingen. Het eindrapport, 'Our Common Future', werd op 27 aprill987 in Londen gepresenteerd door middel van een symbolische overdracht aan de volgende genera tie, vertegenwoordigd door jongeren yan alle continenten.(2] De publikatie van bet lijvige werkstuk, e~n pocket van 380 pagina's, ging in Nederland vrij onopgemerkt voorbij. Het zou even duren voor ook in ons land de discussie op gang kwam. In deze bijdrage zal eerst de inhoud van het rapport kort worden gekarakteriseerd en vergeleken met eerdere rapporten die zich met dezelfdc problematiek of bepaalde aspectcn daarvan bezighouden (paragrafen 2 en 3). Vervolgens komt de discussie en de besluitvorming over bet rapport in inlernationaal en nationaal verband aan de orde (paragrafen 4 en 5). Omdat in de discussies in de diverse kaders bet begrip 'groei' steeds een centrale plaats inneemt, wordt bieraan apart aandacbt gewijd (paragraaf 6). Tenslotte wordt geprobeerd een voorlopige balans op te maken van de nawerking van bet rapport in bet intcrnationale en bet nationale beleid (paragraaf 7).
/Jet llrumlt/und-ruppvrl u/s vpdrudll
/ .....IT'
······rr ..... '
A
milieu Noord
nalionaal
global commons
_,ldmmou regionaal
105
z•••
milieu Zuid
~ nalionaal
regionaal
Figuur I. Milieu en onlwikkeling samenhangcn 1ussen Noord en Zuid
figuur uilputtend te bespreken. In het volgende zullen eerst de diagnose en de oplossingsstrategie die in bet rapport naar voren komen, aan de hand van trefwoorden worden samengevat. Daarna wordt nader ingegaan op de aanbevelingen in bel rapport die betrekking hebben op de NoordZuid-context en op de situatie in het Noorden.
De diagnose: /wee crises Het beeld dat de commissie schetst van de huidige situatie is somber. Er is sprake van een milieucrisis en een ontwikkelingscrisis. De milieucrisis manifesteert zich onder meer door de nog steeds toenemende verzuring, de aantasting van de ozonlaag, het broeikaseffect, de ontbossing (per jaar verdwijnt II miljoen hectare bos) en de verwoestijning (per jaar verandert 6 miljoen hectare .vruchtbare grond in woestijn). De ontwikkelingscrisis manifesteerl zich door een toename van het aantal daklozen, hongerigen en analfabeten en een groeiend gebrek aan veilig drinkwater en aan brandbout. Deze twee crises bangen samen en zijn in feite exponenten van een en betzelfde verscbijnsel. Door een gebrek aan ontwikkeling ontstaan milieuproblemen en milieuproblemen kunnen weer leiden tot verminderde ontwikkeling. Reeds in de analyse benadrukt de commissie zeer sterk deze interdependentie: er is een voldoende ecologische basis nodig voor het economiscb bandelen.
2. De inhoud van hel rapport
De op/ossingsrichting: 'sustainable development'
De materie die de commissie moest behandclen, is zeer complex. Het gaat om de relatie tussen milieu en ontwikkeling in verschillende contexten: in het gei'ndustrialiseerde Noorden, in bet zich ontwikkelende Zuiden en in de relatie tussen Noord en Zuid. Een en ander is weergegeven in figuur • .. -· '- L-•--- -~~-naH:I, in .lit hPc:tPJ..- ~liP PIPmenten en relaties uil de
Zo doorgaan kan niet, zegt de commissie. Er dreigen kritische grenzen te worden overschreden, waardoor de aarde in haar voortbestaan wordt bedreigd. De ecosystemen dreigen blijvend verstoord te worden. Er is verandering nodig. De commissie beveelt 'een tijdperk van groei gebaseerd op 'sustainable development" aan.(J] Duurzame ontwikkeling definieert zij
.,.,~
v•nn•r.n.twuu6 un.. VJ-1 £-UUGIIII,;\.ii YYIJ'\; 111 U\01 U\;JIU'f;JL~Il VdiJ UC IIUIUICC ~:;c-
neraliC voorziet, dat de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien, niet in gevaar worden gebracht. Groei is dus naar de mening van de commissie nodig en ook mogelijk. De kwaliteit van de groei is essentieel. Armoedebestrijding heeft daarbij volgens de commissie allesoverheersende prioriteit. Om 'sustainable development' te bereiken moeten er vele veranderingen plaatsvinden. In deze veranderingen zijn drie boofdlijnen aan te wijzen. Ten eerste moeten de internationale economische verhoudingen veranderen. Gelijkwaardigheid tussen Noord en Zuid is een voorwaarde voor het bereiken van 'sustainable development'. In de tweede plaats moeten de verschillende economische sect oren die bijdragen aan de groei zich op een andere, duurzame wijze ontwikkelen. Ten derde moet de wijze van besluitvorming veranderen. De economische beleidssectoren moeten zelf verantwoordelijkheid nemen voor de milieugevolgen van hun activiteiten en zij moeten op die verantwoordelijkheid kunnen worden aangesprokcn. Vanuit deze centrale aandachtspunten komt de commissie tot de volgende doelstellingen voor het beleid ten aanzien van milieu en ontwikkeling: - herleving van de groei in ontwikkelingslanden; - verandering van de kwaliteit van de groei; - beheersing van de bevolkingsgroei; - instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen; - herorii!ntering van de technologic; - beheersjng van risico's; - integratie van milieu en economic in de besluitvorming. De commissie werkt haar denkbeelden uit voor de verscbillende sectoren - industrie, voedselvoorziening, energie, verstedelijking, etc. - waarbij zij steeds vanuit een analyse van de problemen tot aanbevelingen tracht te komen. De analyse Ievert onveranderd een somber beeld op; de aanbevelingen zijn in het algemeen divers. Op energiegebied bijvoorbeeld vermeldt het rapport dat bet gemiddelde energieverbruik per hoofd van de bevolking in een geindustrialiseerd land tachtig maal zo groat is als in Sub-Sahara Afrika. Om bet energieverbruik in de ontwikkelingslanden op bet niveau te brengen van dat van de geindustrialiseerde Ianden, zou een vervijfvoudiging van de buidige wereld-energieproduktie nodig zijn. Het ecosysteem van onze planeet kan dit niet verdragen, zeker niet als de toename zou zijn gebaseerd op bet gebruik van fossiele brandstoffen. Gegeven de dreiging van klimaatverandering en verzuring moet zelfs een vcrdubbeling van bet energiegebruik met de huidige mix van brandstoffen onmogelijk worden geacht. De commissie beveelt een 'low energy scenario' aan, waarbij in bet jaar 2015 een besparing van vijftig procentten opzicbte van bet huidige niveau moet zijn bereikt.
ue uunueveungen
De aanbevelingen in bet rapport vormen zeker geen blauwdruk voor concrete activiteiten. Daarvoor is bet terrein dat de commissie bestrijkt te veelomvattend. De aanbevelingen richten zich zowel op het Noorden als op bet Zuiden en vcrder op de relatie tussen Noord en Zuid. Er moet dan oak nog heel veel werk verricht worden om vanuit de aanbcvelingen in bet rapport daadwerkelijk tot actie over te kunnen gaan. De aanbevelingen die betrekking hebben op de relatie tussen Noord en Zuid zijn het meest omvattend. Zij richten zich vooral op het verbetcren van de positie van de ontwikkelingslanden. lmmers, armoedebestrijding heeft volgens de commissie de allcrhoogste prioriteit. Het rapport gaat in op de directe en de indirecte relaties tussen Noord en Zuid. De directe relaties hebben vooral betrekking op de bilaterale en multilaterale ontwikkelingssamenwerking. De commissie zegt dat bet totaal aan ontwikkelingsgeldcn omhoog moet. Daarnaast moet er voor worden gezorgd dat in de ontwikkelingssamenwerking voldoende rekening wordt gebouden met het milieu. Veel belang wordt gehecbt aan het versterken van de milieu-expertise en de milieu-infrastructuur in ontwikkelingslanden. Niet-gouvernementele organisaties moeten meer bij de uitvoering van de ontwikkelingssamenwerking worden betrokken, omdat zij beter in staat zijn de bevolking te bereiken. Gecompliceerder ligt de zaak voor de indirecte relaties. Het gaat bier om bet wegncmen van macroeconomiscbe belemmeringen, zoals verlicbting van de scbuldenproblematiek, opbeffing van handelsbarrieres en stabilisatie c.q. verboging van de grondstoffenprijzen. Het gedrag van multinationals is eveneens een belangrijke factor bij bet realiseren van wereldwijde 'sustainable develop• ment'. Het Brundtland-rapport lijkt op bet eerste gezicht weinig echt nieuwe gedacbten te brengen als bet gaat om bet realiseren van 'sustainable development' in het Noorden. Centraal staan de besparing van grondstoffcn en energie ('Meer met minder', luidt de titel van bet hoofdstuk over industrie) en de technologiscbe innovatie, waar de commissie veel vertrouwen in beeft. De idee van 'verinnerlijking', het verantwoordelijk maken van de economische beleidssectoren voor de milieugevolgen van hun activiteiten, heeft reeds in 1984 zijn entree gedaan in bet Nederlands milieubeleid. Het feit dat de verinnerlijkingsgedachte ook in het Brundtlandrapport wordt benadrukt, kan er wellicbt toe bijdragen dat bet draagvlak voor deze gedacbte, ook l)uiten de 'milieuwereld' en ook op internationaal niveau, wordt vergroot. Dit is, gezien de buidige situatie, zonder meer noodzakelijk, evenals bet overbruggen van de kloof tussen den ken of zeggen en doen, die op dit terrein lijkt te bestaan. Oak in Nederland is deze kloof nag lang niet verdwenen.
lUIS
IVuller-Jiunler
3. De betekenis van het rapport vergeleken met eerdere rapporten De ideeen uit bet Brundtland-rapport zijn zoals gezegd niet geheel nieuw. Her en der werden zij reeds in eerdere rapporten en publikaties naar voren gebracbt. De kracbt en meerwaarde van dit rapport ligt in de samerihang waarin zij zijn gepresenteerd. Dit zal ook blijken uit de onderstaande vergelijking met vier eerdere belangrijke rapporten en documenten. Het rapport aan de Clqb van Rome van 1972 (4] gaat vooral in op dt: gevolgen van de toename van de westerse welvaart voor bet wereldmilieu, met name wat betreft de uitputting van minerale en niet-minerale grondstoffen. Het Brundtland-rapport bcperkt zich niet tot de (milieu)gevolgen van de westerse welvaart, maar gaat juist zeer nadrukkelijk in op armoede als oorzaak en gevolg van milieuproblemen. Het rapport aan de Club van Rome ademt de sfeer van doemdenken: 'als we doorgaan op de ingeslagen weg, gaat bet mis'. Deze mening deelt de commissie Brundtland, maar zij geeft vervolgens oplossingsrichtingen aan en spreekt de verwachting uit dat die oplossingen daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. Een zwak punt blijft daarbij evenwel dat de commissie niet of in ieder geval in onvoldoende mate aangceft tangs welke weg dit in de praktijk dient te gebeuren. De Slotverklaring van de in 1972 te Stockholm gehouden milieuconferentie (5) weerspiegelt de tegenstelling tussen Noord en Zuid. De ontwikkelingslanden zien milieuproblemen als 'luxe-problemen' van de westerse wereld. Het Brundtland-rapport is nadrukkelijk een gezamenlijke visie van Noord en Zuid. Armoedebestrijding heeft allesoverheersende prioriteit. De relatie tussen de economische ontwikkeling in bet Noorden eri de economische ontwikkeling - en daarmee het milieu - in bet Zuiden vormen de kern van bet rapport. Over bet opheffen van de economische ongelijkheid tussen Noord en Zuid heeft bet in 1980 verschenen Brandt-rapport (6] in grote lijnen dezelfde ideeen als bet Brundtland-rapport. Het Brandt-rapport propageert onder meer een liberalisering van de handel, een toename van de ontwikkelingssamenwerking, de invoering van codes voor multinationals en een herziening van het internationale monetairc systeem. Een cruciaal verschil met bet Brundtland-rapport is echter dat milieubehoud niet wordt genoemd als argument voor het opheffen van de economische ongelijkheid. Het Brandt-rapport heeft weinig aandacht voor natuur in het algemcen; hierop werd destijds onder meer door de Nederlandse Vereniging voor een Nieuwe lnternatio{lale Economische Orde kriliek geuit. Daarnaast bekritiseerde deze vereniging de groeigedachte die uit het Brandt-rapport spreekt. De boodschap uit de 'World Conservation Strategy', eveneens verschenen in 1980 (7] is vergelijkbaar met die van het Brundtland-rapport. In beide gevallen gaat het om strategieen die niet 'anti-development' zijn, maar juist de nadruk leggen op 'conservation for development'. Een
lie/ Brundllund-ruppor/
ul~
opdrudll
109
belangrijk verschil is, dat de 'World Conservation Strategy' voortkwam uit de 'grocne hoek' en daardoor wellicht niet de 'impact' kreeg die het verdiende, terwijl de Brundtland-commissie, zoals gezegd, een zcer brede samenstelling had. Naast milieubeschermers hadden hierin onder meer ministers van financien, ministers van landbouw en rechters zitting. De boodschap van bet Brundtland-rapport wordt daarom bredcr gedragen en mevrouw Brundtland kan met recht trots zijn dat een zo divers samengestelde groep tot een unaniem rapport is gekomen. 4. De besluitvorming over het rapport in internalionaal verband
De Verenigde Nalies De commissie-Brundtland werd ingesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). Het is dan ook logisch dat daar vooralsnog bet zwaartepunt van de besluilvorming in internationaal en met name in VN-verband ligt. De eerste bespreking vond plaats in de Beheersraad van bet Milieuprogramma van de Verenigde Naties, UNEP, in juni 1987. Een commissie uit de Beheersraad had een document (8) opgesteld, waarin de belangrijkste noties uit bet Brundtland-rapport waren overgenomen. Dit document, naast uiteraard het Brundtland-rapport zelf, werd onderwerp van zeer langdurige besprekingen en onderhandelingen. Een aantal westerse Ianden, met name de Vereriigde Staten, Frankrijk en de Bondsrepubliek Duitsland, had moeite met een bespreking van de internationale economische verhoudingen in een internationaal forum dat zich in beginsel met milieu bezighoudt. Daarmee maakten :dj de door de commissie-Brundtland genoemde essentiele voorwaarde voor bet berciken van 'sustainable development', bet opheffen van internationale economische ongelijkwaardigheid, onbcspreckbaar. Ook toonden deze Ianden grate terughoudendheid de milieuproblematiek in haar samenhang met vrede en veiligheid in de besluitvorming te betrekken, wederom omdat UNEP daarvoor geen geschikt forum werd bevonden. De ontwikkelingslanden, onder aanvoering van Mexico en Soedan, streefdcn er vooral naar extra steun t~ verwerven voor het uitvoeren van milieumaatregelen en hoopten op de hulp van UNEP daarbij. Milieumaatregelcn zouden volgens deze Ianden evenwel nooit een nieuwe conditionaliteit in de ontwikkelingssamenwcrking mogen worden.(9) Uiteindelijk wcrd men bet ecns over twee ontwerp-resolutics voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Natics van najaar 1987. In die vcrgadering werd de discussie nog eens dunnetjt:s overgedaan, waarbij met name de kwestie van de conditionaliteit door de ontwikkelingslanden zwaar in stelling werd gebracht. De rcsolutie over bet Brundtland-rapport die uiteindelijk werd aangenomen (10], beveelt 'sustainable development' aan als leidend principe voor het VN-systeem,
voor regeringen en voor de particuliere sector en dringt aan op daadwcrkelijke doorvoering van dit principe. Voorts wordt in de resolutic uitgesproken dat de katalyserende rol van UNEP moet worden versterkt en dater op milieugebied hulp moet worden geboden aan ontwikkelingslanden, echter aileen binnen hun eigen prioriteitstelling. Tenslotte werd vastgelegd dat aile VN-organen en -organisaties in 1989 verslag zouden moeten uitbrengen van de gemaakte voortgang met de aanpassing van hun beleid, programma's en begroting aan de eisen van 'sustainable development'. In de loop van 1988 namen de Beheersorganen van veel VNorganisaties resoluties aan, waarin wcrd besloten tot uitvoering van de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 1987 en opdracht werd gegeven tot rapportage over de wijze waarop de dcsbetreffen~e organisaties bijdragen aan 'sustainable development'. Van deze organisaties is UNEP, bet Milieuprogramma van de VN, in dit verband de belangrijkste. De Beheersraad van UNEP kwam in maart 1988 in een speciale vergadering bijeen om bet zogenoemde Systemwide Medium Term Environment Plan (SWMTEP) voor de periode 1990-1995 vast te stellen. Hierin zijn de geplande activiteiten van aile VN-organcn op milieugebied opgenomen. Bij de besprcking van dit plan bleek dat de Brundtland-discussie nog nauwelijks doorwerking had gekregen in bet SWMTEP: bet document volgde de traditionele indeling in de verschillende milieucompartimenten en het daarbij behorende instrumentarium.[11) Onder druk van met name de Noordse Ianden (Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken), Canada en Nederland, die zich vooral in VN-kader steeds meer als 'Brundtland-landcn' manifcstercn, wcrd bcslotcn Jict SWMTEP weliswaar vast te stellen, maar bet reeds in 1991 te berzien. Bij die gelegenheid zou bet meer in lijn gebracht kunnen worden met de benadering van bet Brundtland-rapport, onder meer door een groterc verantwoordelijkheid bij de economische scctorcn te lcggen. Om de verschillende VN-organen nog meer van hun verantwoordelijkheid voor bet realiseren van 'sustainable development' te doordringen, belegde mevrouw Brundtland in de zomer van 1988 in Oslo een bijeenkomst van aile hoofden van die organen, inclusief de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. Een van de uitkomsten van die ontmoeting was dat de Secretaris-Generaal een Special Task Force instelde om de voortgang van bet proces binnen de VN-organen te bcwaken en te coordineren. lntussen begon ook het informele overleg over de follow-up conferenties in de economische regia's van de VN [12) en over wat gemakshalve Stockholm II wordt genoemd. Uiterlijk in 1990 zal in aile vijf regio's de stand van zaken worden opgemaakt met betrekking tot de implementatie van bet Brundtland-rapport. Voor de regio van de Economische Commissie voor Europa, die Oost- en West-Europa, de Verenigde Staten en Canada omvat, wordt in mei 1990 te Bergen in Noorwegen een breed opgezette conferentie onder de naam 'Action for Our Common Future' gehou-
den. Vier onderwerpen zullen centraal staan: energie, industrieenteclinologie, de 'economics of sustainability' en bewustwording en educatie. De resultaten van deze conferenties zullen een belangrijke input vormen voor de tweede wereldmilieuconferentie, voorzien voor 1992. De vraag hoe deze conferentie moet worden georganiscerd stood centraal tijdens de 43e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ( 1988). De ondcrhandelingen over een resolutie met betrekking tot dit onderwerp verliepen zeer moeizaam. Zij gaven enerzijds aan dat nag steeds sprake is van een tegenstelling tussen Noord en Zuid. Anderzijds maakten zij duidelijk dat binnen het westerse kamp de 'Brundtland-landen' zeker niet altijd op dezelfde lijn zitten a1s het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en de Bondsrepubliek Duitsland. Een aantal ontwikkelingslanden wilde aileen met de resolutie meegaan, als de verantwoordelijkheid voor de milieuproblemen exclusief bij de geindustrialiseerde Ianden zou worden gelegd. Een deel van de westersc Ianden wilde de conferentie daarentegen niet over milieu en ontwikkeling Iaten gaan, maar uitsluitend over milieu, daarmee de kernboods~hap van Brundtland Joslatend. Tenslotte bcstond er geen eenstemmigheid over de plaats waar de conferentie zou moeten worden gehouden (Zweden, Canada en Brazilie zijn kandidaat, terwijl ook Nairobi als hoofdkwartier van UNEP nog in de m~rkt is) en over de rot van UNEP bij de voorbereiding. De resolutie die uiteindelijk werd aangenomen, schuift de problemen een jaar vooruit. In de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 1989 moet de Secretaris-Generaal met nadere voorstellen voor de organisatie en de financiering van de conferentie van 1992 komen.
De overige internationale organisaties Buiten bet VN-systeem heeft bet Ianger geduurd voor de discussie over bet Brundtland-rapport op gang kwam. In EG- en OESO-kader zijn in eerste instantie presentaties gegeven over bet rapport. Weliswaar werden enkele resoluties aangenomen, maar de echte implementatie is een zaak van tangere adem, zeker waar bet gaat om de bredere interrelatie tusscn milieu en economische ontwikkeling. Een positief punt is dat de staatshoofden van de zeven rijkste Ianden, tijdens hun topontmoeting van juni 1988 in Toronto, het concept van 'sustainable development' aanvaardden. Een forum als de OESO, waar de rijke geindustrialiseerde Ianden elkaar ontmoeten, is bij uitstek van be lang om de idee van 'sustainable development' nader vorm te geven. De binnen de OESO bestaande aar:zeling om actief met het rapport aan bet werk te gaan, wcrd wcllicht ingegeven door het feit dat de organisatie zelf reeds met ecn aantal in het Brundtland-rapport centraal gestelde thema's bezig was, waaronder de integratie van landbouw en milieu en de relaties energie-milieu en ontwikkelingssamenwerking-milieu. Een eerste inventarisatie door de desbetreffende comites van (mogelijke) relaties tussen hun werk en 'sustainable
..... development\ op verzoek van de Secretaris-Oeneraal van de OESO, leverde niet veel nieuws op. Onder druk van ecn aantallanden, waaronder Nederland, belegde de Secrctaris-Generaalln november 1988 een seminar over de Brundtland-implementatie, waar de voortgang die de lidstaten biermee badden gemaakt en de bijdragen van de OESO werden besproken. Bij die gelegenheid bleek, zowel uit bet document dat voor de vergadering was opgesteld, als uit de opstelling van bet secretariaat, dat er wei degelijk sprake zou kunnen zijn van invloed op bet programma van de organisatie. Er werden verscbillende voorstellen gedaan voor aanvullende activiteiten, zoals een herziening van het systeem van nationale rekeningen ('System of National Accounts') zodat daarin ook overwegingen met betrekking tot milieu en natuurlijke bulpbronnen kunnen worden opgenomen, een nadere bestudering van de relatie tussen schulden en milieu, de ontwikkeling van indicatoren voor 'sustainable development', een analyse van de gevolgen voor milieu en hulpbronnen van de huidige handelspatronen ~n de ontwikkeling van een duurzaam produktenbclcid gcbaseerd op geintegreerd kostenbeheer van grondstoffen (een Ncderlands voorstel). De praktijk, die gekenmerkt wordt door beperkte budgetten en schaarse staf, zal moeten leren in welke mate deze voorstellen daadwerkelijk in bet OESO-programma voor 1989-1991 zullen worden opgcnomen. Het feit dat de Secretaris-Generaal de verantwoordelijkheid voor de realiscring van 'sustainable development' naar zicb toe beeft getrokken en de Council, bet boogste orgaan binnen de OESO, beeft aangewezen om de voortgang te bewaken, geeft ecbter aan dat er ernst wordt gemaakt met deze zaak. Tot een" dergelijke verwerking van het Brundtland-rapport is het in de Europese Gemeenschap nog niet gekomen. Daar is opmerkelijk lauw gereageerd, met resoluties van de Raad van Milieuministers en de Raad van Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking. Daadwerkelijke vervolgactiviteiten zijn nog niet voorzien, of bet moet zijn dat milieu meer aandacht krijgt in de onderbandelingen die moetcn leiden tot bet Lome-IV-akkoord tussen de Europese Oemeenscbap en 66 ontwikkelingslanden.[l3) Oat was echter zonder het Brundtland-rapport waarschijnlijk ook bet geval geweest.
Niet-gouvernementele organisaties Vanzelfsprekend beeft bet Brundtland-rapport ook en misschien wei juist buiten de intergouvernementele organisaties de aandacbt getrokkcn. lmmers bet rapport legt een sterk accent op de rol van niet-gouvernementclc organisaties. Het zou tc ver gaan in deze context een opsomming van initiatieven en activiteiten te geven. Wei moet bier worden genoemd dat in Geneve het 'Centre for Our Common Future' is ontstaan. Dit Centre, een initiatief van de secretaris yan de Brumltland-commissie, dient als 'focal point' voor aile initiatieven die in bet kader van bet Brundtland-rapport
/let IJrmu/1/uncJ-rupport
u/~·
opcJruchl
IU
worden genomen. Het geeft en ontvangt informatie met bet doe! initiatievcn waar nodig of gewenst op elkaar af te stcmmen. Daartoe onderhoudt het een netwerk van contacten dat voor bet merendccl reeds onder de Commissie was ontstaan, met name als gevolg van de vergaderingen en hoorzittingen in de verschillende delcn van de wereld. Ook de activiteiten van de Wereldraad van Kerken mogen niet onbesproken blijven. Een van de onderwerpen die in bet kader van het zogenaamd Conciliair Proces aan de orde komen, is de 'cenheid van de schepping'. Dit tbema ligt zeer dicht bij bet motto uit bet Brundtlandrapport: 'van een aarde naar een wereld'. In bet kader van het - wereldwijde - Conciliair Proces zullen de (oorzaken van) milieuproblemen die de eenbeid van de scbepping bedreigen zeer expliciet aan de orde komen.
tl8 BOt1WEN FACULTEIT BOUWKUNDE CAPITA SELECT A MILIEUSPAREND BDUWEN PROF.MAG.ARCH. P. SCHMID PROF. IR. N.A. HENDRIKS HG 10. 15 POST BUS 513 1500 MB EINDHOVEN
Opdracht week 1 N.a.v. het college van prof. dr. L. Reijnders.
'Welke vernieuwbare en niet-vernieuwbare natuurlijke hulpbronnen komen in beginsel in aanmerking voor duurzaam bouwen?'
lnleverdatum:
maandag 21 maart voor aanvang van het college. (in tweevoud)
DUURZAAM BOUWEN VANUIT DE OVERHEID DRS. R.J.J. ROEMERS MINISTERIE VAN VROM
'De Beleidsverklaring Milieu-taakstellingen Bouw'
'Brochure "Het Milieuberaad Bouw" (MBB)'
'Jaarverslag 1993 van het MBB'
Nieuwsbrief MBB, nr. 1'
DE OPDRACHT groep 1: de rol van de overheid GEGEVEN: structuur en werkwijze van de bedrijfstak bouw: innovatie-, kennis en R&D-infrastructuur; NMP-en Duurzaam Bouwen-beleid; milieu- en bouwregelgeving en de technische regeJgeving en -normering; netwerk van intermediaire partijen de "markt": met name de vraag naar duurzaam bouwen; GEVRAAGD: als innoverend team analyseert en adviseert u de overheid in haar rol t.a. v. de realisatie van duurzaam bouwen resp. lokatie-ontwikkeling. u realiseert zich dat een radicale "trendbreuk" moet worden geforceerd: vernieuwing van het SPEL, de SPELREGELS, en het SPEELVELD. welke strategie en tactiek acht u voor uw doelgroep geboden? Wat zijn kansen, wat kan er mis gaan? suggestie: schets als leidraad (gedeelten van) het maatschappelijk netwerk van betrokken partijen (overheid/-heden; bouwpartners, intermediairs, onderwijs/onderzoek; consumenten/burgers). Noteer belangentegenstellingen en opties voor "belangenconvergentie", gedeelde verantwoordelijkheden en risico-afdekking; afwentelingsopties; onheldere rollen, ambities, overlap. de overheid; wat moet en kan zij doen; of juist Iaten? strategie en implementatietactiek centrale, gemeentelijke en evt. provinciale overheid; ordenen en sturen; waar inhoud? (dus inhoudelijke richtingen aangeven), Waar aileen voorwaarden scheppen en faciliteren in het netwerk van de maatschappelijke partijen. welke opties heeft zij; waarin schiet zij tekort; instrumentarium: wet- en regelgeving, fiscale instrumenten als heffingen. hoe omgaan met kwaliteitsborging, certificering, risico-afdekking, garantie; kent "certificering" als instrument ook risico's? (denk aan innovatie). rol t.a. v. onderwijs en R&D (kennisinfrastruktuur). moet "de markt het werk doen" ? wat betekent dat voor de rol van maatschappelijke partners; kan de overheid -in relatie tot de duurzame ontwikkeling- wei terugtreden, delegeren, decentraliseren- of moet zij hier juist meer centraal in de samenleving staan ? hoe omgaan met normering: generiek opleggen of differentieren?
DE OPDRACHT groep 2: de bedrijfstak GEGEVEN: structuur en werkwijze van de bedrijfstak bouw: innovatie-, kennis en R&D-infrastructuur; milieu- en bouwregelgeving en de technische regelgeving; netwerk van intermediaire partijen de "markt": spel van vragers- en aanbieders. GEVRAAGD: als innoverend team analyseert u de bedrijfstak bouw resp. het bouwproces, in haar rol/functie bij de doorvoering van duurzaam bouwen resp. lokatie-ontwikkeling. u realiseert zich dat een radicale "trendbreuk" rnoet worden geforceerd: vernieuwing van het SPEL, de SPELREGELS, en het SPEELVELD. welke strategie en tactiek acht u voor uw doelgroep geboden? Wat zijn kansen, wat kan er mis gaan? suggestie: schets als leidraad (gedeelten van) het maatschappelijk netwerk van betrokken partijen (overheid/-heden; bouwpartners, interrnediairs, onderwijs/onderzoek; consumenten/burgers). noteer belangentegenstellingen en opties voor "belangenconvergentie", verantwoordelijkheden en risico-afdekking,; afwentelingsopties; onheldere rollen, ambities, overlap. de bedrijfstak bouw, de "bouwproducenten": welke knelpunten, opties, en te vervullen randvoorwaarden ziet u: algemeen: Hoe beoordeelt u de aard, werkwijze en ontwikkelingsperspectief in de bedrijfstak in relatie tot de duurzame ontwikkeling en bet "veranderingsthema" Duurzaam Bouwen? initiatief, ontwerp, opdracht; bouwbeslissing: slopen en nieuwbouw of renovatie en herbesternrning;programma van eisen; milieu-prestatiecor.cept; besluitvorrning en afwegen van duurzaam bouwen en andere kwaliteitseisen: rnilieudata, -maten, checklists. Kosten/baten/risicoverdeling. organisatie en besturing van het bouwvoorbereidingsproces; rol en interactie opdrachtgever, architect, adviseurs. specifieke functie architectuur; rol en expertise van de Consultancy; toeleveringsindustrie; incl. recycling- en (toekornst) hergebruik-industrie. Innovatiekansen; materiaal-/produktkeuzebe'invloedng, -introductie en -acceptatie; investering, kwaliteitsborging, risico-afdekking, garantie, barrieres/motieven voor produktvernieuwing/ontwikkeling. milieu-data, LCA' s/" milieumaten". uitvoering: milieu-prestatieconcept; doorvoeren/hantering van bedrijfsinterne resp. projektgerichte milieuzorg; projekt(on)gebonden samenwerking, afstemrning, inforrnatievoorziening; participatie van de werkers. Het bouwafvalprobleern. R&D: welke rol ziet u voor het collectief onderzoek resp. de universiteiten en onderzoekscholen in deze? (denk aan kennisoverdrachtsknelpunten naar MKB en de eigen R&D van de grootbedrijven)
DEOPDRACHT groep 3: de vragers op de markt GEGEVEN: - structuur en werkwijze van de bedrijfstak bouw: - innovatie-, kennis en R&D-infrastructuur; -milieu- en bouwregelgeving en de technische regelgeving; - netwerk van intermediaire partijen - de "markt": spel van vragers- en aanbieders. GEVRAAGD: als innoverend team analyseert u het functioneren van de vraag in de "markt" in relatie tot doorvoering van duurzaam bouwen resp. lokatie-ontwikkeling. u realiseert zich dat een radicale "trendbreuk" moet worden geforceerd: vernieuwing van bet SPEL, de SPELREGELS, en het SPEELVELD. wel"\:e factoren bepalen de vraag naar duurzaam bouwen: welke knelpunten opties, en te vervullen randvoorwaarden ziet u: a.
woonconsumenten opties en randvoorwaarden voor de beinvloeding van het keuzegedrag en acceptatie; het risico-/garantie-vraa.gstuk; relatie woningcorporatie-woonconsument relatie kleine (onderhouds-)aannemer-woonconsument als niet professionele opdrach tgever woonconsument als doe-het-zelver: keuze voor materialen en produkten. kosten maatregelen vs rendement; comfort, luxe, status/imago, leefruimte, vrije consumptie, auto-bereikbaarheid, vs hogere dichtheid (compacte stad), alternatief materiaalgebruik, openbaar vervoer, intensieve functiemenging, participatie in de wijk.
b.
professionele opdrachtgevers/beleggers barrieres voor een levenscyclusbenadering; relatie investering-afschrijvingsperioderendement; acceptatie-aspecten in de kantorenmarkt/utiliteitsbouw; barrieres voor milieuinvesteringen? relatie functionele "prioriteiten" vs investeren in "duurzaa.mheid" huurders (kantoren, winkels, dienstverlening) bij huisvestingskeuze? investeringsrisico's; wie maken kosten, wie ontvangen baten? Primaire "missie" van beleggers en (kantoor)huurders vs collectief-maatschappelijke doelen. Risico's van niet incalculeren van "duurzaa.mheid".
'
e
EEN BITER MILlE' BEGINT BIJ JEZEL
mee
aan
BELEIDSVERKLARING :MILIEU-TAAKSTELLINGEN BOUW 1995
VROM/DGM Directie Industrie, Bouw, Produkten, Consumenten Afdeling Bouw
16 juni 1993
2
L
Inleidin~
Aan de implementatie van het milieubeleid zoals neergelegd in het NMP 90 1 wordt in nauwe samenwerking met de doelgroepen inhoud gegeven. Een belangrijke stap daarbij is het formuleren van concrete taakstellingen als uitwerking van de doelstellingen van het NMP 90. Deze in de Beleidsverklaring Milieu-taakstellingen Bouw 1995 opgenomen milieu-taakstellingen zijn in samenspraak met de doelgroep Bouw in het kader van het Milieuberaad Bouw ontwikkeld. De bepaling van lopende en nieuwe maatregelen om de respectievelijke milieu-taakstellingen te bereiken is onderdeel van het uitwerkingstraject. Dit zal op basis van deze verklaring met de doelgroep Bouw in het kader van het Milieuberaad Bouw verder worden ingezet en omvat minimaal de activiteiten opgenomen in bijgevoegde bijlage. Verdere uitwerking cq. implementatie van het realisatietrajekt van de milieu-taakstellingen kan onder meer plaatsvinden in een projectgroepenorganisatie, zoals deze is voorzien in de nieuwe structuur van het Milieuberaad Bouw2 •
2...
Verantwoordelijkheid betrokken actoren uit de bouw en
van de oyerheid
Gelet op de milieu-taakstellingen is het van belang dat de Beleidsverklaring Mi1ieu-taakstellingen Bouw 1995 door zo veel mogelijk partijen uit de bouw wordt onderschreven. Dien ten gevolge vraagt de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mede namens de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Economische Zaken aan de volgende vertegenwoordigers van overheid en bouwgerelateerde instanties om deze beleidsverklaring te onderschrijven: Vertegenwoordigers van in de NMP Begeleidingscommissie Bouw3 participerende, bouwgerelateerde (koepel)organisaties: * het bestuur van de AVBB; * het bestuur van de NVTB; * het bestuur van de ONRI; * het bestuur van de BNA; Vertegenwoordigers van bouwbranches of -(koepel)organisaties4 : * het bestuur van de F AANB; * het bestuur van de VNI; * het bestuur van de UNETO;
Nationaal Milieubeleidsplan (mei 1989) en Nationaal Milieubeleidsplan Plus Guni 1990) vergelijk projectgroep Bouw- en Sloopafval en de daaruit voortkomen van bet Implementatieplan Bouw- en Sloopafval Vanaf 16 juni 1993 Stuurgroep van bet Milieuberaad Bouw geheten. Branches die niet via de eerder genoemde koepelorganisaties zijn vertegenwoordigd.
3
*
* *
het bestuur van de BABEX; het bestuur van de VHN; het bestuur van de VIB;
Vertegenwoordigers van de zijde * het bestuur van de * het bestuur van de * het bestuur van de * het bestuur van de
van opdrachtgevers: NEPROM; ROZ; NWR5 ; NCIV6 ;
Vertegenwoordigers van de zijde van de vakbeweging, mede namens de federatieve vakorganisaties: * het bestuur van de Bouw en Houtbond FNV * het bestuur van de Rout en Bouwbond CNV Vertegenwoordigers van de zijde van gemeenten en waterschappen: * IP07 * VNG 8 Unie van Waterschappen * Met het ondertekenen van de Beleidsverklaring geven de ondertekenaars namens degenen die zij vertegenwoordigen te kennen dat zij zich met de hen ten dienste staande middelen ten voile zullen inspannen om de milieu-taakstellingen te (doen) bereiken. De ondertekenaars zijn vermeld in paragraaf 4 van deze Beleidsverklaring.
Vanaf 16 juni 1993 lid van de Stuurgroep van het Milieuberaad Bouw (gezamenlijk met NCIV). Zie voetnoot 5. 7
Bij brief d.d. 17-05-1993 (kenmerk: II 1392/93) heeft het IPO aangegeven dat zij zich kan vinden in de milieu-taakstellingen en de beleidsverklaring een goede bijdrage vindt leveren in de effectuering van het NMP voor de doelgroep Bouw. Vanaf 16 juni 1993 lid van de Stuurgroep van het Milieuberaad Bouw.
4
:L
DE MILIEU-TAAKSTELLINGEN YOOR DE (DOELGROEP) BOUW
Algemeen Navolgende milieu-taakstellingen voor de (doelgroep) Bouw zijn geformuleerd op basis van de huidige kennis. Een aantal is in relatieve termen geformuleerd, andere kennen absolute kwantitatieve eenheden, waarbij rekening is gehouden met de thans geraamde ontwikkeling van het bouwvolume. In de tekst bij de taakstellingen wordt waar nodig hierover meer duidelijkheid verschaft (zie ook de bijlage). De milieu-taakstellingen betreffen - m.u.v. de taakstellingen onder de beleidslijn F (energie- en drinkwater-besparing) - zowel de Burgerlijke en Utiliteitsbouw (B&U-sector) als ook de Grond, Water en Wegenbouw (GWW-sector). In het algemeen zijn de milieu-taakstellingen gericht op het bereiken van een in 1995 gekwantificeerd doel-niveau. Op enkele onderdelen is een verder weg liggend tijdsmoment (2000) uitgangspunt. Op verzoek van de NMP Begeleidingscommissie Bouw (NBB) zijn de milieu-taakstellingen naar beleidslijnen geclusterd. In onderhavige beleidsverklaring worden aldus zes beleidslijnen (A t/m F) onderscheiden. Hierbij is aangesloten bij de beleidslijnen uit de Rapportage duurzaam Bouwen.
Voor het besluit over het opnemen van een milieu-taakstelling inzake de penetratiegraad van bedrijfsinterne milieuzorgsystemen in de bouw in lijn met de Notitie Bedrijfsinterne Milieuzorg zal eerst de bijdrage van de desbetreffende MBB Werkgroepen worden ingewacht. Voor het bepalen van de voortgang van het halen van de milieu-taakstellingen zullen verschillende monitorings-aktiviteiten worden uitgevoerd. Bovendien za1 door VROM/DGM in het kader van de evaluatie van de voortgang van het NMP 90 een overkoepelend monitoringssysteem voor het Duurzaam Bouwen worden ontwikkeld. Het huidige pakket milieu-taakstellingen zal in 1994/1995 worden geevalueerd. Mede op grond van het (dan uitgewerkte) beleid in onder meer het volgende NMP za1 actualisering en uitbreiding van het pakket milieu-taakstellingen plaatsvinden (onder meer m.b.t. Radon).
5
A,_
Beleidslijn "Vennindering van bet gebruik yan eindige grondstoffen" 9
1.
Het zuiniger gebruiken van eindige grondstoffen is een centrale doelstelling van bet NMP beleid. Bij bet milieubeleid voor de bouw, bet ontgrondingenbeleid en bet bouwstoffenbeleid gaat bet daarbij zowel om de primaire als secondaire granulaire grondstoffen. Gestreefd wordt naar een (relatieve) vermindering van bet gebruik van bet totaal aan granulaire bouwgrondstoffen voor de bouw. Voorsbands wordt door zuiniger gebruik gestreefd naar een reductie van 5% in 2005, en 2.5% in 200010• Ter onderbouwing hiervan zal nader onderzoek worden uitgevoerd. Terzake de in Nederland te winnen oppervlaktedeifstoffen spreken de partijen de intentie uit dat een voidoende hoeveeiheid opperviaktedeifstoffen tijdig winbaar gemaakt wordt om de continui"teit van de grondstoffenvoorziening voor de bouw zeker te stellen. Zulks voor wat betreft de overheid conform het in de Nota Gegrond ontgronden en de brief van 23 april 1990 van de Minister van Verkeer en Waterstaat over de grindwinning vermeide beieid. Deze intentie zal worden meegenomen in het in voorbereiding zijnde Structuurschema Opperviaktedeifstoffen dat na parlementaire goedkeuring de Nota Gegrond ontgronden zal vervangen. Nader (gezamenlijk) onderzoek naar technoiogische ontwikkelingen onder meer op het gebied van grondstofzuiniger ontwerpen en construeren, alsmede de consequenties daarvan voor de diverse grondstofstromen, kan opieveren dat wordt gekomen tot een aangepaste taakstelling. De partijen komen overeen dit onderzoek met voortvarendheid tot stand te brengen. Het gebruik van granuiaire grondstoffen bedroeg voigens recente cijfers van het ministerie van Verkeer en Waterstaat in I990 op ca. 135 a 140 min. ton. Dit verbruik zal naar verwachting de komende jaren licht stijgen. De combinatie van beieidslijn A en B (toename van inzet secundaire grondstoffen naar ca. 30 min. ton in 2005) leidt tot een afname van de inzet van primaire grondstoffen van ca. 125 mln. ton in 1990 naar 105 a 115 min. ton in 2005 (zie bijlage pagina 12). De produktie en het gebruik van de primaire en secundaire (granulaire) grondstoffen in de bouw zal de komende jaren volgens een in 1993 vast te stellen (geintegreerd) systeem worden geregistreerd/gemonitored, met medewerking van aile betrokkenen. Tevens zal nader studie worden verricht om te komen tot (indicatoren voor) het beter bepalen van de reductie in het gebruik van granulaire bouwgrondstoffen.
9
Een van de beleidslijnen binnen integraal ketenbeheer in de bouw is de vermindering van bet gebruik van eindige grondstoffen. Zie de rapportage Duurzaam Bouwen, blz. 14.
10
zie Bijlage blz. 12 voor schematisch kwantitatief overzicht.
6
~
Beleidslijn "Stimulering van bet gebruik van secundaire grondstoffen"
2.
De milieuverantwoorde inzet van secundaire grondstoffen atKomstig van reststoffen nit industriele processen alsmede nit afvalverbrandings- en energieproductie zal in 1995 door aile partijen maximaal worden nagestreefd. De inzet zal ten minste gelijk zijn aan de omvang als in de jaren 1989/1990. Deze omvang wordt bepaald op 5.7 min. ton per jaar.
3.
De milieuverantwoorde inzet van grondstoffen uit gereinigde baggerspecie en gereinigde grond zal in 1995 door aile partijen maximaal worden nagestreefd. De inzet zal in 1995 ten minste gelijk zijn aan 2 min. ton per jaar.
4.
De milieuverantwoorde en zo boogwaardig mogelijke inzet van bouw- en sloopafval uit de bouw als secundaire grondstof zal door aile partijen maximaal worden nagestreefd. Gestreefd wordt naar een toename van bet bergebruik van bouw- en sloopafval in de bouw van 60% in 1990 tot ca. 90 % in 2000.
k.
Beleidslijn "Yolumevermindering en gescbeiden inzameling van bouw en sloopafyal"
5.
De autonome groei van de boeveelbeid bouwafval zal worden beperkt. Gestreefd wordt naar ten minste 5% kwantitatieve preventie in 2000, dat wil zeggen ten minste 5% van de totale boeveelheid die in 2000 volgens autonome groei11 zou vrij komen. Deze taakstelling geldt zowel voor de sector als totaal als voor de volgende onderdelen afzonderlijk: woningbouw (nieuwbouw en renovatie) als ook de Utiliteitsbonw en de GWW-sector.
6.
Door preventie dient de boeveelbeid cbemiscb afval die tijdens bet bouwen ontstaat, te worden verminderd. Bovendien zal de afscbeiding van de cbemiscbe fraktie van bet bouwafval in 1995 zijn toegenomen t.o. v. 1990.
7.
Het aantal bouwwerken waarop bouwafval gescbeiden wordt ingezameld en voor verwijdering wordt aangeboden zal zijn toegenomen in 1995 t.o. v. 1990.
8.
Het percentage bouwwerken dat in 1995 selectief12 wordt gesloopt zal zijn toegenomen tot minimaal 80% van bet totaal aantal gebouwen waarvoor bet bevoegd gezag een sloopvergunning of toestemming tot sloop zal geven.
II
Verondersteld wordt dat de ontwikkeling van bet bouwafval, bij ongewijzigd beleid, gelijke tred boudt met de ontwikkeling van bet bouwvolume. Als referentiepunt wordt 1990 aangebouden; zie Informatiedocument Bouw- en Sloopafval, RJVM augustus 1991.
12
als bedoeld in de Model-Bouwverordening 1992 (voorlopige versie); uitgave VNG
7
Genoemde taakstellingen voor 1995 betreffende bouw- en sloopafval dienen gezien te worden tegen de achtergrond van het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval 13 • Daarin is de volgende taakstelling voor het bouw- en sloopafval opgenomen: Maximalisering van het hergebruik van bouw- en sloopafval. Gestreefd wordt naar ca. 90 procent hergebruik van de in 2000 vrijkomende hoeveelheid bouw- en sloopafval. Gestreefd wordt naar maximaal 10% storten en/of verbranden van de in 2000 vrijkomende hoeveelheid bouw- en sloopafval. Beperking van de autonome groei van bouw- en sloopafval door kwantitatieve preventie. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in korte termijn preventie (tot 2000) en lange termijn preventie (na 2000). Gestreefd wordt naar ca. 5% kwantitatieve preventie in 2000, dat wil zeggen 5% van de to tale hoeveelheid die in 2000 volgens autonome groei zou vrijkomen; op langere termijn wordt gestreefd naar een hoger percentage. Bij een andere hoeveelheid als genoemd in het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval in 2000 blijven de taakstellingen qua percentages gelijk. Voor de milieu-taakstellingen 4 tim 8 zal worden aangesloten bij de acties en maatregelen uit het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval. Voor de financiering van de acties dient door de betrokken partijen te worden zorggedragen. Ondersteuning, coordinatie en evaluatie van de acties zal plaatsvinden door een daartoe in te richten uitvoeringsorganisatie. De kosten hiervan zullen via een "gemengde" financiering worden gedragen door overheid en bedrijfsleven. De uitvoeringsorganisatie van het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval zal z.s.m. criteria vaststellen voor de in 1994 en 1997 uit te voeren evaluaties van de uitvoering van acties en daarmee bereikte milieuresultaten. Voorts zal de uitvoeringsorganisatie een monitoringssysteem m.b.t. zowel de uitvoering van de acties als de effecten van de uitvoering van de acties op (doen) stellen.
D....
Beleidslij n " Stimulering van bet gebruik van vernieuwbare grondstoffen"
9.
Het gebruik van (hard-)bout uit bet Tropisch Regenwoud in de bouw zal vanaf 1995 zijn beperkt tot bout afkomstig uit landen/regio's met een bosbeleid en bebeer gericbt op bescberming en duurzame produktie. Een kwantificering van de hoeveelheid in 1995 voor de Nederlandse bouwmarkt beschikbaar duurzaam geproduceerd tropisch hout wordt voorshands tot na de evaluatie in 1993 van de doorwerking van het regeringsstandpunt opgeschort. Het op dit moment in voorbereiding zijnde Convenant Tropisch Hout waarin onder meer wordt geparticipeerd door het houtimporterend en houtverwerkend bedrijfsleven in Nederland za1 een bijdrage leveren aan de nadere uitwerking van onderhavige taakstelling.
13
Implementatieplan Bouw- en Sloopafval, december 1992.
8
10.
Het gebruik van niet-tropisch hout in de bouw in Nederland zal in 1995 zijn toegenomen met 20% t.o. v. 1990. Op basis van een nadere analyse van het houtgebruik in de bouw in Nederland zal nader worden vastgesteld hoeveel m3 in 1995 hiermee overeenkomt. Zo spoedig mogelijk zal een monitoring van het houtgebruik in de bouw in Nederland worden geimplementeerd.
E...
Beleidslij n "Bet niet lan&er &ebruiken van bouwmaterialen met ernsti&e milieu-effecten en bet op termijn yervangen yan bouwmaterialen met onyoldoende milieukwalitejten" Over het gebruik van bouwmaterialen waarin CFK' s of asbest is toegepast, alsook over de sloop van asbesthoudende bouw(onder)delen, zijn geen milieu-taakstellingen (voor 1995) opgenomen aangezien het beleid c.q. wetgeving dienaangaande op een eerder moment dan 1995 regelt op welke wijze hiermee om te gaan. 14 Ook voor bouwmaterialen waaruit Radon emitteert is op dit moment geen taakstelling opgenomen vanwege het feit dat het beleid op dit onderwerp nog in ontwikkeling is en nog geen concrete vertaalslag naar het gebruik in de bouw is te maken. Een voorlopig beleidsstandpunt m.b.t. Radon zal in 1993 worden gepubliceerd.
11.
Het gebruik van oplosmiddelarme verfsystemen in de bouw zal in 1995 zodanig zijn toegenomen dat wordt voldaan aan het reductieplan KWS 2000. Gegeven de ontwikkeling van de omvang van het gebruik van verf in de bouw sinds 1985 is daarvoor een penetratiegraad van oplosmiddel-arme verf in de bouw benodigd van minimaal 50% in 1995. Nader zullen afspraken worden uitgewerkt met de vertbranche (in KWS 2000 kader) omtrent het monitoren van het verfgebruik in de bouw in Nederland. De inzet van instrumenten om dit te bewerkstelligen dient operationeel aangegeven te worden.
,.
Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten van 5 november 1992, Staatsblad 599, 26 november 1992. (Ontwerp) Asbestverwijderingsbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen/Woningwet (Stcrt. 1991, 139): inwerkingtreding voorzien voorjaar 1993. Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet: wijziging gaat in naar verwachting medio 1993 (verbod om asbest of asbesthoudende produkten te bewerken, te verwerken of in voorraad te bouden).
9
12.
De PAK-emissies t.g.v. het produceren en toepassen van bouwmaterialen zullen in 1995 zijn gehalveerd ten opzichte van 1990. 15 Het gebruik van bouwmaterialen die een te hoge (normoverschrijdende) PAK-emissie veroorzaken zal in 1995 zijn beperkt. Genoemde reductie is nodig om zicht te houden op de vereiste reductie van 90% in 2000. Als uitvloeisel van het reductieplan KWS 2000 zal op initiatief van de houtverduurzamingsindustrie bij zowel de produktie als het gebruik van gecreosoteerd bout, in 1995 een emissiereductie van PAK van 90% (t.o.v. 1985) naar zowel water, Iucht als bodem zijn gerealiseerd. Bij toepassing van verduurzaamd bout zal uitsluitend gebruik worden gemaakt van bout dat is voorzien van een KOMO-certificaat. Het gebruik van carbolineum en teerepoxy za1 vanaf 1995 zijn beeindigd. In bet kader van het Implementatieplan bouw- en sloopafval za1 nader bepaald worden hoe om te gaan met scheiding van met PAK's verontreinigd B&S-afval (asfalt, dakbedekkingsmateriaal, puin, afvalhout).
13.
In de bouw zal bij het gebruiken van bouwmaterialen gestreefd worden naar minder milieubelastende materialen. Hiertoe zal in 1994 de methodiek van milieumaten operatio-
neel zijn. In het kader van de ontwikkeling van een milieumatensystematiek (gebaseerd op de levenscyclus-analyse methode 16) voor bouwprodukten zal voor 1994 een aantal experimenten worden uitgevoerd in overleg en samenwerking met bet bouwbedrijfsleven. Het streven is er op gericbt de methodiek in 1994 operationeel te hebben voor bouwprodukten .
.E...
Beleidslijn "Besparing van energie bij de ruimteverwanuing van gebouwep en van water bij het gebruiken van gebouwen"
14.
Het energiegebruik van gebouwen zal in 1995 met ca. 8 procent zijn verminderd ten opzichte van het niveau 1989/1990. Hierbij ligt de nadruk op de ruimteverwarming van gebouwen. Deze taakstelling voor 1995 is geformuleerd tegen de acbtergrond van de doelstelling voor 2000 om een extra energiebesparing op ruimteverwarming van 25 procent ten opzichte van 1989/1990 te bereiken (NMP 90 en Nota Energiebesparing). De efficiency-verbetering van bet totale energieverbruik van wonin2en zal in 1995 ten opzicbte van bet verbruik in 198911990 in de orde van grootte van 8% bedragen. Aandacbtspunt bierbij is de ombuiging van de trend tot een efficiency verslecbtering van het warmwatergebruik als gevolg van een grotere comfort beboefte.
IS
Reduktiedoelstelling uit NMP m.b.t. prioritaire stoffen
16
Milieugerichte levenscyclusanalyses van produkten: Handleiding, okt. 1992, rapportnr. 9253, en Achtergronden, okt. 1992, rapportnr. 9254 in reeks Nationaal Onderzoeksprogramma Hergebruik van afvalstoffen.
10
Voorts is ook de introductie van een energieprestatienorrn van belang voor de realisatie van de doelstelling. Voor zowel de woningbouw als de U-bouw is maximale inzet nodig op het punt van gerichte voorlichting om een gedragsverandering bij de gebruikers te bewerkstelligen. Voor de U-bouw zullen daarenboven extra inspanningen worden verricht om alsnog tot een efficiency-verbetering van 8 procent in 1995 te komen. Met reeds in gang gezette maatregelen wordt immers vooralsnog niet meer dan ruim 5% bereikt. De inzet van duurzame energiebronnen, met name zonne-energie (passief en actief), wordt van belang geacht om de doelstellingen voor 1995 en 2000 te realiseren en dient als basis voor een groter aandeel in de verdere toekomst. In het bijzonder is de inzet van passieve zonne-energie in de woningbouw een maatregel die op bouwproject-niveau nu reeds door betrokkenen vanaf het allereerste begin aandacht behoeft. Voor de U-bouw is de ligging ten opzichte van de zon eveneens een aandachtspunt.
15.
Het aantal gebouwen waarin bij de oplevering (nieuwbouw en renovatie/woningverbetering) waterbesparende voorzieningen zijn aangebracht zal in 1995 (t.o.v. 1990) zijn toegenomen. Voor woningen wordt uitgegaan van het volgende scenario met als toepassingspercentages in nieuwbouw dan wel renovatie: Toepassingspercentages waterbesparende voorzieningen in woningen per 1995 nieuwbouw renovatie 1. waterbesp. douchekoppen 50% 50% 17 2. doorstroombegrenzers 50% 50% 3. waterbesp. toiletten 18 100% 30% 4. beperking leidingverlies 15% 10% Bovendien zal de toepassing van waterbesparende voorzieningen in de bestaande voorraad gebouwen worden nagestreefd. In nader overleg met betrokken partijen zal in de eerste helft van 1993 een pakket van maatregelen in het kader van het Actieplan Waterbesparing worden opgesteld. Tevens zullen daarbij afspraken worden gemaakt hoe de realisatie van de afspraken wordt gemonitored.
17
op wastafels en keuken
18
spaarspoeltoets/dubbele knop
BULAGE BU DE BELEIDSVERKLARING MILIEU-TAAKSTELLINGEN BOUW Nadere toelichting op de taakstellingen per beleidslijn
A..
Beleidslijn "Yerminderine van bet gebruik van eindige grondstoffen"
1.
Het zuiniger gebruiken van eindige grondstoffen is een centrale doelstelling van bet NMP beleid. Bij bet milieubeleid voor de bouw, bet ontgrondingenbeleid en bet bouwstoffenbeleid gaat bet daarbij zowel om de primaire als secundaire granulaire grondstoffen. Gestreefd wordt naar een (relatieve) vermindering van bet gebruik van bet totaal aan granulaire bouwgrondstoffen voor de bouw. Voorsbands wordt door zuiniger gebruik gestreefd naar een reductie van 5% in 2005, resp 2.5% in 2000. Ter onderbouwing biervan zal nader onderzoek worden uitgevoerd. Het huidige van granulaire grondstoffen bedroeg volgens recente cijfers van het ministerie van Verkeer en Waterstaat in 1990 ca. 135 a 140 mln. ton. Dit verbruik zal naar verwachting de komende jaren licht stijgen. Het gebruik van granulaire grondstoffen in de bouw (primair en secundair) was in 1990 per grondstofsoort: Binnenlands gebruik per jaar (in mln ton) * PRIMAIR 70 (excl. zand-suppletie) - ophoogzand - industriezand 26 -grind 22 - klei 5 - kalksteen 2...5. Totaal 125.5
a 12 mln.
*
SECUNDAIR
10
*
TOTAAL
135
a 140
ton
mln. ton
In vergelijking met "Moet de markt het doen??; een scenarioverkenning van de markt voor bulkgrondstoffen in de bouw in de jaren negentig, BMT dec. 1990" ligt het hierboven gegeven totaal 10 a 15 mln. ton hoger. Het verschil in de cijfers zit met name in de hoeveelheid ophoogzand. Het aandeel secundair materiaal bedraagt nog geen 10% .
2
Uitgaande van de verkenningen zoals die worden gehanteerd in het kader van de (primaire) grondstoffenramingen 19 wordt een verdere Iichte stijging verwacht van de behoefte aan het totaal (primair en secundair) aan granulaire grondstoffen in de bouw, voor de periode tot 2005. In het kader van onderhavige taakstelling wordt voor de inzet van secundair materiaal uitgegaan van resp. 18, 27 en 30 min. ton in 1995, 2000 en 2005 (zie beleidslijn B). Gegeven bovengenoemde uitgangspunten resulteert het volgende schematische overzicht (in min. ton) 20 : 2005 2000 Verkenning 145-155 140-150 4 Zuiniger gebruik 8 135-145 135-145 Resulterende behoefte SECUNDAIR 27 waarvan 30 110-120 105-115 PRIMAIR In het volgend Nationaal Milieubeleidsplan, alsmede het Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen zal de kwantitatieve onderbouwing van onderhavige milieu-taakstelling nader worden gepreciceerd. (Beleids)activiteiten * Voor wat betreft de realisatiemogelijkheden van de taakstelling wordt gedacht aan: 'grondstof zuiniger' ontwerpen en bouwen; een verdere beperking van op-en overslagverliezen, morsen, verstuiven; demontabel bouwen; en levensduurverlenging van gerealiseerde bouwwerken. Hieraan zal de komende jaren door betrokken partijen nader onderzoek worden verricht. De produktie en het gebruik van de primaire en secundaire (granulaire) grondstoffen in de * bouw zal de komende jaren volgens een in 1993 vast te stellen (geintegreerd) systeem worden geregistreerd/gemonitored, met medewerking van alle betrokkenen. Tevens zal nader studie worden verricht om te komen tot (indicatoren voor) het beter bepalen van de reductie in het gebruik van granulaire bouwgrondstoffen. Daarbij zal ook gekeken worden naar het gebruik van grondstoffen in enkele goed te vergelijken 'bouweenheden ' 21 , alsook naar de mogelijkheden om vemieuwbare grondstoffen in te zetten.
19
Gebaseerd op bet (nieuwe) grondstoffen-model uit Kwartaalbericht Bouwnijverheid 1989 ill; economische scenario's afkomstig van CPB-scenario's (1994-1997) uit ~Nederland in drievoud•; de Bouwprognoses 1992-1997.
:lD
Hierbij is uitgegaan van: de genoemde gebruikcijfers van 1990 en de CPB-scenario's (Balanced Growth, groeivoet bouwinvesteringen t/m 2005: 2.8% en Global Shift, groeivoet 0.3%).
21
Bijv. een (woning)wet wooing, een km autoweg, etc.
3
lL.
Beleidslijn " Stjmulering van bet gebruik van secondaire grondstoffen"
2.
De milieuverantwoorde inzet van secondaire grondstoffen afkomstig van reststoffen oit industrii!le processen alsmede oit afvalverbrandings- en energieprodoctie zal in 1995 door aile partijen maximaal worden nagestreefd. De inzet zal ten minste gelijk zijn aan de omvang als in de jaren 1989/1990. Deze omvang wordt bepaald op 5. 7 min. ton per jaar.
3.
De milieoverantwoorde inzet van grondstoffen oit gereinigde baggerspecie en gereinigde grond zal in 1995 door aile partijen maximaal worden nagestreefd. De inzet zal in 1995 ten minste gelijk zijn aan 2 min. ton per jaar, met medewerking van aile partijen.
4.
De milieoverantwoorde en zo hoogwaardig mogelijke inzet van boow- en sloopafval uit de bouw als secondaire grondstof zal door aile partijen maximaal worden nagestreefd. Gestreefd wordt naar een toename van bet hergebruik van bouw- en sloopafval in de bouw van 60% in 1990 tot ca. 90 % in 2000. Kwantitatieve
~e~evens
Op grond van de beschikbare gegevens is het gebruik van secundaire grondstoffen in de bouw in
1989/1990 in Nederland op ca. 12 min. ton per jaar te bepalen. Dit betreft met name de inzet van secundaire grondstoffen uit bouw- en sioopafval en uit industrieie reststoffen. De inzet van baggerspecie is tot nu toe nagenoeg nihil. De inzet van gereinigde baggerspecie wordt voor 1995 geraamd op 1 min. ton en van gereinigde grond op 1 mln. ton. Ter nadere toelichting nog het voigende: De huidige (198911990) inzet van secundaire grondstoffen in de bouw in Nederland bedraagt in totaal ca. 12 mln. ton a) puingranuiaten ·> 6.4 b) industriele reststoffen 4.0 c) afvalverbrandings-, energieprod. reststoffen ...L1 12.1 "> In totaal bedraagt de steenfractie van het Bouw- en sloopafval in 1990 ca. 11.6 mln. ton (waarvan 2.5 min. ton asfalt). Dit is nog exclusief 1.8 min. ton zeefzand. De vermelde inzet van puingranulaten (incl. zeefzand en asfalt) bedraagt derhalve ca. 50%. Het gebruik van industriele reststoffen (hoogovenslakken, staalslakken, fosforslakken) ligt zelfs hoven de 100% gemeten op de produktie in Nederland. Dit als gevolg van import van hoogovenslakken uit Duitsland (ca. 1. 7 min. ton jaarlijks). Dit materiaal wordt deels ingezet in de cement industrie. De inzet van reststoffen uit de afvalverwerking en de energieproductieactiviteiten (E-vliegas, Ebodemas, R.O.gips, AVI-slakken, AVI-vliegas) bedraagt ca. 85% van de totaal geproduceerde hoeveelheid. Volgens recente cijfers van het RIVM neemt de produktie van de secundaire grondstoffen nog aanmerkeiijk toe tot 2000. Voor het overgrote deel betreft dit de diverse puingranulaten (incl. zeefzand) uit het bouw- en sioopafval (+ 7 min. ton t.o.v. 1990). Ook de produktie van de overige reststoffen (i.h.b. AVI-siakken) neemt nog toe (in totaal met ca. 1.5 min. ton).
4
Jaarlijks komt aan onderhoudshaggerspecie ca. 60 min. m3 heschikhaar; dit is ca. 30 mln. ton droog materiaal. 35% hiervan is niet verontreinigd (voldoet aan de streefwaarde = klasse 0; voldoet aan de grenswaarde voor 2000 = klasse 1). Daarnaast hetreft het: klasse 0 : 35 % 21 mln.m3 10.5 mln.ton klasse 1 : 35 % 21 10.5 klasse 2 : 21% 12.6 6.3 klasse 3: 5% 3 1.5 klasse 4: 4% 2.4 1.2 Het afvalstoffenheleid m.h.t. haggerspecie richt zicb primair op de verontreinigde fracties (klasse 2 en boger, ofwel hoven de grenswaarde). In totaal is hiervan volgens de MER haggerspecie voor de periode 1991 - 2010 80 mln.m3 in oplopende omvang reinighaar (dit is 20% van de vrijkomende haggerspecie in de klassen 2, 3 en 4). Het verwijderingsheleid haggerspecie is er op gericht in 2000 5 min. m3 uit de klasse 2, 3 en 4 te hergehruiken (conform notitie Preventie en Hergehruik): dit is ca. 2.5 mln ton. In de derde Nota Waterbuisbouding wordt als tussendoel voor 1995 genoemd 2 mln.m3 hergehruik. Voor de periode na 2000 is het heleid gericbt op een verdere groei van het bergehruik. In bet kader van (integraal) houwstoffenheleid is ook de inzet van (relatief) scboon haggerspecie c.q. grondstoffen/produkten hieruit in de houwsector nate streven. In een recent rapport van de Dienst Weg- en Waterhouwkunde "Van Bagger tot houwstof; (on)mogelijkheden?, jan. 1992" wordt nagegaan welke opties er zijn voor de invulling van hoven aangebaalde doelstelling. Deze opties hetreffen vooral de niet verontreinigde klassen (0 en 1) en resulteren in zand- of kleiproductie. Resumerend is bet overzicbt van de raming van de inzet van secundaire grondstoffen: Overzicbt inzet secundaire B&S-afval ind.reststof gereinigde haggerspecie gereinigde grond Totaal
~rondstoffen:
1995 10.8 5. 7 1
2000 13.7 7 3
_l
...3...2_
18.5
27
Voor 2005 wordt voorshands rekening gebouden met een verdere stijging van inzet van secundair materiaal tot ca. 30 mln. ton. Met name de toenemende inzet van het nu nog niet gehruikte B&S-afval wordt op korte termijn mogelijk geacbt. Voor de inzet van bet haggerspecie zullen extra activiteiten nodig zijn.
5
(Beleids)activiteiten * In het "Beleidsstandpunt inzake aanpassing van het ontwerp-bouwstoffenbesluit bodem en oppervlaktewaterenbescherming" worden maatregelen aangegeven gericht op het op korte termijn tegengaan van een mogelijke vraaguitval als gevolg van veranderende voorkeuren van opdrachtgevers in de bouw. De minister van VROM zal mede namens de Minister van VenW op korte termijn binnen het kabinet afspraken maken over de wijze waarop bij opdrachtgevers van de zijde van de rijksoverheid wordt omgegaan met secundaire bouwstoffen. Daamaast is het de bedoeling dergelijke bestuurlijke afspraken ook met andere overheden te maken.
*
Oprichting tijdelijk bureau hergebruik baggerspecie in voorbereiding (RWS/DWW samen met bedrijfsleven). Doel: bevorderen van het hergebruik van baggerspecie.
*
In het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval is niet tot een kwantificering van de milieutaakstelling voor 1995 gekomen maar wordt gesproken over een set van actoren toegeschreven acties en maatregelen betreffende vergroting van de afzet van bouw- en sloopafval met het karakter van een inspannin2sverplichtin2. De acties zijn gericht op een rnakstellin2 van 90% hergebruik/ nuttige toepassing in 2.QOO. In het implementieplan is aangegeven welke betrokkenen (eerst) verantwoordelijk zijn voor de diverse acties.
*
Om te komen tot een verbetering van een registratie- en monitoringssysteem van secundaire en primaire grondstoffen in de bouw (waaronder de ontwikkeling in vraag, aanbod en verbruik/afzet) is inmiddels een voorstudie uitgevoerd 22 • Op basis hiervan zal zo mogelijk een gezamenlijk voorstel in 1993 worden uitgewerkt voor een definitief systeem (inclusief de implementatie van het systeem) .
.C...
Beleidslijn "Yolumevennindering en gescheiden inzameling van bouw en sloopafval"
5.
De autonome groei van de hoeveelheid bouwafval zal worden beperkt. Gestreefd wordt naar ten minste 5% kwantitatieve preventie in 2000, dat wil zeggen ten minste 5% van de totale hoeveelheid die in 2000 volgens autonome23 groei zou vrij komen. Deze taakstelling geldt zowel voor de sector als totaal als voor de volgende onderdelen afzonderlijk: woningbouw (nieuwbouw en renovatie) als ook de Utiliteitsbouw en de GWW-sector.
22
"Voorstudie registratie en prognose granulaire grondstoffen in de bouw", DHY Bouw BY, december 1992.
23
Verondersteld wordt dat de ontwikkeling van bet bouwafval, bij ongewijzigd beleid, gelijke tred boudt met de ontwikkeling van bet bouwvolume. Als referentiepunt wordt 1990 aangebouden; zie Informatiedocument Bouw- en Sloopafval, RIVM augustus 1991.
6
Kwantitatieve eeeevens Gelet op de prognoses voor de nieuwbouw en renovatie in de onderscheiden deelsectoren wordt tussen 1990 en 1995 in de woningbouw een globaal gelijkblijvende hoeveelheid bouwafval verwacht. In de utiliteitsbouw en de GWW-sector bedraagt de autonome toename tot en met 1995 naar verwachting resp. 6,5 en 18,5%. Omdat bouw- en sloopafval ontstaat in een gewichtsverhouding van circa 1 op 3 a 4 en maatregelen ter preventie van sloopafval de eerstkomende jaren nog weinig vrucht zullen afwerpen dient tegen de achtergrond van een dergelijke doelstelling grote nadruk te worden gelegd op de preventie van bouwafval. Feitelijk betekent een 5% preventie-doelstelling van bouw- .en sloopafval in 2000 dat de doelstelling bereikt zal moeten worden door middel van een aanzienlijk meer dan evenredige reductie van het ~afval. (Beleids)activiteiten * De overheden zorgen er voor dat de lekstromen worden afgedicht door een verbod op het storten of verbranden van herbruikbaar bouw- en sloopafval en door een verbod op direct onbewerkt toepassen. Door de Rijksoverheid zal dit worden neergelegd in een AMvB. Tesamen met de verhoging en harmonisatie van de storttarieven wordt preventie lonend. Ook kunnen hierdoor de acceptatietarieven voor bewerkingsinrichtingen omhoog. De marges die daardoor ontstaan, worden benut voor het in prijs verlagen van de produkten van bewerking, waardoor die concurrerend op de markt kunnen worden afgezet. Het bedrijfsleven zal huidige markten moeten uitbreiden en hoogwaardiger markten moeten betreden. Om dit te stimuleren zullen grote overheidsopdrachtgevers zoals de RGD, Rijkswaterstaat en particuliere opdrachtgevers een voorbeeld geven door toepassing van bouw- en sloopafvalproducten voor te schrijven in hun projecten. De belangrijkste acties in het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval, die opgenomen zijn voor kwantitatieve preventie, zijn: afvalpreventie integreren in kwaliteits- en milieuzorgsystemen van opdrachtgevers, ontwerpers en aannemers; en het verlengen van de technische en economische levensduur (m.n. U-bouw).
6.
Door preventie dient de boeveelheid cbemiscb afval die tijdens bet bouwen ontstaat, te worden verminderd. Bovendien zal de afscheiding van de chemische fraktie van bet bouwafval in 1995 zijn toegenomen t.o.v. 1990. Kwantitatieve geeevens In de huidige bouwpraktijk is afscheiding van de chemische fraktie nog niet volledig doorgevoerd. Door bovenstaande taakstelling zal in de komende jaren de totale hoeveelheid chemisch afval dat tijdens het bouwen in Nederland ontstaat toenemen. Anderzijds is de taakstelling er op gericht door preventie de hoeveelheid chemisch afval per bouweenheid te verminderen. Proefprojecten in de woningbouw hebben geleerd dat momenteel per wooing gemiddeld iets minder dan 10 kg chemisch afval wordt verwijderd.
7
Door het in werking treden van het Besluit Aanwijzing Chemische Afvalstoffen (Baca, Staatsblad 247, 1991) per 1 september 1991, en ovemame door gemeenten van regels uit de Model-Bouwverordening betreffende scheiding aan de bron van chemisch afval, mag in de loop van 1993 verwacht worden dat aannemingsbedrijven daadwerkelijk zullen overgaan tot afscheiding van chemisch afval bij het ontstaan van bouwafval. Hierdoor en door de gedragscode Bouw- en Sloopafval en Baca en het handhavingsbeleid zal de afscheiding van de chemische fractie uit bouw- en sloopafval op de bouwplaats op korte termijn toenemen en derhalve ook het ontstaan van de hoeveelheid chemisch bouwafval ten gunste van de milieukwaliteit van het overig bouw- en sloopafval. De kwantitatieve uitwerking van het preventie-deel van de taakstelling voor 1995 voor de bouw zal nog worden bepaald. (Beleids)activiteiten * In het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval is als actie (PFS-1) opgenomen de opstelling van een lijst met vervangingsprodukten voor chemisch afval opleverende (en andere milieu-onvriendelijke) produkten en verspreiding ervan naar aannemers, architectenen ingenieursbureaus.
7.
Het aantal bouwwerken waarop bouwafval gescheiden wordt ingezameld en voor verwijdering wordt aangeboden zal zijn toegenomen in 1995 t.o. v. 1990. Kwantitatieve gegeyens Op dit moment bestaat geen op systematische waamemingen gebaseerd inzicht in de aantallen bouwprojecten waarop gescheiden wordt ingezameld. Ook over de aard en omvang van de deelstromen is weinig bekend. Het streven is om via regelgeving al.le bouwafval zoveel mogelijk aan de bron te scheiden. Betrouwbare monitoring zal bij de bewerkingsinrichtingen moeten geschieden. (Beleids)activiteiten * In het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval is als maatregel aangegeven dat in een supplement van de Model-Bouwverordening de verplichting wordt opgenomen dat, waar mogelijk, scheiding van (alle) bouwafval aan de bron plaatsvindt. Aileen indien deze scheiding logistiek niet te realiseren is, is scheiding achteraf verplicht. Als aanvulling/achtervang op bovenvermelde activiteit is tevens opgenomen dat, indien * gemeenten de Model-Bouwverordening niet ovememen, de provinciale milieuverordening scheiding aan de bron en afvoer naar bewerkingsinrichtingen zal voorschrijven (art.10.5 PIA). Om te kunnen peilen of voldaan wordt aan de gestelde scheiding en verwijdering is het * noodzakelijk dat een deugdelijk monitoringsysteem wordt opgezet.
8
8.
Het percentage bouwwerken dat in 1995 selectief24 wordt gesloopt zal zijn toegenomen tot minimaal 80% van bet totaal aantal gebouwen waarvoor bet bevoegd gezag een sloopvergunning of toestemming tot sloop zal geven. Kwantitatieve gegeyens De indicatieve kwantitatieve taakstelling voor de bouw voor 1995 m.b.t. het gescheiden inzamelen en ter verwerking aanbieden van sloopafval wordt bepaald op minimaal 80% van het totaal aantal bouwwerken dat in dat jaar wordt gesloopt. Kwantitatieve invulling van de taakstelling behoeft een definitie omtrent selectief/milieukundig slopen. In het kader van de Model-Bouwverordening wordt hieronder minimaal een scheiding verondersteld in de fracties: steenachtig, asfalt, hout, herbruikbaar kunststof, asbest en chemisch bouwafval. Voorts kan selectief slopen inhouden - in verband met mogelijke kans op verontreiniging- het gescheiden slopen van een (deel van een) gebouw (bijv.: een platdak met bitumineuze dakbedekkingsmaterialen of een verontreinigd schoorsteenkanaal). (Beleids)activiteiten * In het Implementatieplan Bouw- en Sloopafval zijn onder meer maatregelen opgenomen die er toe dienen via regelgeving (Bouwverordening resp. provinciale verordening dan wel AMvB op grand van de in voorbereiding zijnde integrale afvalstoffen wetgeving: PIA art. 10.5) selectief slopen voor te schrijven. Ret streven is zulks eind 1995 uiterlijk in werking te Iaten treden. Indien dit bereikt wordt zal het percentage gebouwen op 100% komen. Gegeven de constatering dat het selectief slopen op dit moment in de markt reeds toeneemt en gegeven de mogelijkheid om via de sloopvergunning (bouwverordening) het selectief slopen voor te schrijven lijkt een kwantitatieve invulling eind 1994 (ijkmoment in het kader van het Implementatieplan bouw- en sloopafval) met 80% realistisch.
D...
Beleidslijn " Stimulering van bet gebruik van yernieuwbare grondstoffen"
9.
Het gebruik van (hard-)bout uit bet Tropiscb Regenwoud in de bouw zal vanaf 1995 zijn beperkt tot bout afkomstig uit landenlregio's met een bosbeleid en bebeer gericbt op bescberming en duurzame produktie. Kwantitatieye gegeyens * Vaststelling van de hoeveelheid in 1995 in Nederland te gebruiken hoeveelheid duurzaam geproduceerd tropisch hardhout wordt thans niet mogelijk geacht. Op dit moment wordt van kwantitatieve invulling van deze taakstelling afgezien. Deze wordt opgeschort tot na de evaluatie in 1993 van de doorwerking van het regeringsstandpunt naar het gebruik van tropisch hardhout in de Nederlandse bouw.
2-4
als bedoeld in de Modei-Bouwverordening 1992 (voorlopige versie); uitgave VNG
9
(Beleids)actiyiteiten * Een belangrijk aangrijpingspunt voor het realiseren van het uitsluitend gebruiken van duurzaam geproduceerd tropisch hout in Nederland vormt de import hiervan. Momenteel wordt gewerkt aan de realisatie van een convenant m.b.t. tropisch hout in Nederland gericht op de 1995-doelstelling en primair aangrijpend op het moment van import.
10.
Het gebruik van niet-tropisch bout in de bouw in Nederland zal in 1995 zijn toegenomen met 20% t.o. v. 1990. Kwantitatieye 2e2evens De taakstelling voor het Nederlandse houtgebruik is in aanzet kwantitatief ingevuld op index 120. Op basis van de beschikbare informatie wordt voorshands uitgegaan van index 100 = 2.4 min. m3 • Voor een deel zal de toename gerealiseerd kunnen worden als vervanging van (niet duurzaam geproduceerd) tropisch hardhout. (Beleids)activiteiten * Door middel van voorlichting (de voorlichtingscampagne duurzaam bouwen) zal de toename van het houtgebruik in de bouw in Nederland met 20% in 1995 t.o.v. 1990 worden nagestreefd. In overleg met de bouw zal naar inzet van overige instrumenten worden gezocht. Nadere kwantitatieve invulling van de taakstelling in m3 zal eerst plaats kunnen vinden als een duidelijker overzicht beschikbaar is over het houtgebruik in de Nederlandse bouw in de verschillende sectoren en toepassingsvormen.
*
VROM/DGM zal i.o.m. de Bouw een nadere analyse (Iaten) opstellen van het houtgebruik in Nederland in de diverse toepassingsvormen en sectoren in de bouw. Op basis hiervan zal VROM/DGM nadere voorstellen doen ter invulling van genoemde globale taakstelling van de bouw als totaal.
*
Op basis van deze analyse zal, i.o.m. de Bouw, monitoring van het hergebruik in de bouw dienen plaats te gaan vinden.
*
VROM/DGM zal nader studie verrichten naar mogelijkheden om het houtgebruik in de bouw in Nederland te stimuleren zowel wat betreft de produktie-aspecten van duurzaam geproduceerd en verwerkt hout als wat betreft de toepassingsaspecten van soorten hout voor de diverse functies in de bouw.
10
E..
Beleidslijn "Het niet Ianger gebruiken van bouwmaterialen met ernstige milieu-effecten en bet op termijn vervangen van bouwmaterialen met onvoldoende milieukwaliteiten"
11.
Het gebruik van oplosmiddelarme verfsystemen in de bouw zal in 1995 zodanig zijn toegenomen dat wordt voldaan aan bet reductieplan KWS 2000. Gegeven de ontwikkeling van de omvang van bet gebruik van verf in de bouw sinds 1985 is daarvoor een penetratiegraad van oplosmiddel-arme verf in de bouw benodigd van minimaal 50% in 1995. Kwantitatieve 2e2evens Volgens het reductieprogramma KWS 2000 dient in de bouwsector tot 1996 30% minder vluchtige organische stoffen te worden geemitteerd bij schilderwerkzaamheden t.o.v. 1988 (1992: 15% minder). In dat programma was nog geen aanzet gegeven voor een kwantitatieve invulling van het aandeel oplosmiddelarme verfsystemen in de bouw in 1995. Kwantificering van deze taakstelling, middels een vertaling naar hoeveelheden verf en penetratiegraad van oplosmiddelarme verf, is mogelijk. In 1995 is een penetratie van minimaal 50% oplosmiddelarme verf noodzakelijk. (Beleids)activiteiten * Monitoring van de toepassing van de soorten verfsystemen en de VOS-emissies vraagt om een bijstelling van de statistieken van de verfindustrie. Hierover zijn reeds afspraken gemaakt met de verfindustrie. De ontwikkelingen, ook m.b.t. de reeds gesignaleerde knelpunten bij de implementatie van de oplosmiddelarme verfsystemen (marktacceptatie door opdrachtgevers en door verwerkers), zullen in het kader van het KWS 2000 programma plaatsvinden en worden gevolgd25.
*
12.
De PAK-emissies t.g.v. bet produceren en toepassen van bouwmaterialen zullen in 1995 zijn gebalveerd ten opzicbte van 1990. 2' Het gebruik van bouwmaterialen die een te boge (normoverscbrijdende) PAK-emissie veroorzaken zal in 1995 zijn beperkt. Kwantitatieye gegevens Het in het milieu brengen van prioritaire milieubelastende stoffen, waaronder PAK's, dient zoveel mogelijk gemeden te worden. T.o.v. de huidige situatie dient de milieubelasting als gevolg van de toepassing van prioritaire stoffen drastisch gereduceerd te worden. Op grond van de derde Nota Waterhuishouding is als tussendoel voor 1995 een reductie van 50% van organische microverontreinigingen, waaronder PAK's, t.o.v. 1985 opgenomen. De kwantitatieve invulling m.b.t. bet gebruik van bouwmaterialen zal nog plaats dienen te vinden.
In dit kader zal tevens rekening met de afvalwaterproblematiek worden gehouden. 26
Reduktiedoelstelling uit NMP m.b.t. prioritaire stoffen
11
Recent onderzoek i.o.v. DGM naar de steenkoolteer-keten 27 heeft opgeleverd dat daarin een emissie-reductie van 90% haalbaar is. Het gebruik van hout dat volgens de uit 1985 daterende milieubelastende methoden is verduurzaamd, zal in de toekomst worden afgebouwd. In 1985 bedroeg deze hoeveelheid: 120.000 m3 • De in het onderzoek ingeschatte autonome ontwikkeling van de markt geeft voor 1995 een hoeveelheid volgens de uit 1985 daterende milieubelastende methoden gecreosoteerd hout aan van 70.000 m3 (2000: 50.000 m3). Vernieuwde technieken en de inzet van gemodificeerd creosoot zullen daarvoor in de plaats komen. Bij het niet bereiken van een verbeterde verduurzamingsmethoden die voldoet aan de normstelling za1 een beperking van gecreosoteerd hout nodig zijn. De creosoteerbranche is volop bezig een milieuverantwoorde methode te ontwikkelen; de uit 1985 daterende creosoteermethoden dienen te worden afgebouwd. Het KOMO-certificaat voor verduurzaamd hout (vervaardigd met behulp van de vacuumdrukmethode) is met ingang van 1 januari 1993 uitgebreid met uitloognormen voor de productie en opslagfase. Het betreft normen voor achtereenvolgens PAK, Cu, Cr, As, Zn, B, Fen Quaternaire ammoniumverbindingen. De normen zijn gerelateerd aan de op dit moment voorhanden zijnde best bestaande technieken. De normen worden met ingang van 1 januari 1994 verzwaard, waarmee volgens de branche (de Vereniging Houtverduurzamingsbedrijven Nederland) tevens aan de emissie-reductiedoelstelling wordt voldaan. Op termijn zal de uitloognormering worden vervangen door normen gebaseerd op ecotoxiciteit en milieuverantwoord gebruik. (Beleids)activiteiten * Overleg heeft onder meer reeds geleid tot emissie-beperkende maatregelen bij het creosoteerproces, tot verbetering van de creosootolie en tot uitlogingsbeperkende maatregelen. In mei 1992 is vanuit de branche een voorstel opgesteld tot uitvoering van een plan van aanpak dat een emissiereductie van 90% naar zowel water, bodem ais Iucht in 1995 (t.o.v. 1985) zal dienen op te leveren (voor zowel de produktie- ais de gebruiksfase) 28 • Reeds in 1994 zal door een i.o.m. de branche vastgestelde meetmethode en -procedure worden nagegaan in hoeverre de emissie-reductie ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd met de voorziene uitloogbeperkende maatregelen.
*
Na verbetering van de creosoteerprocessen resteert de P AK-emissie van gecreosoteerd hout in de afvaifase. Maatregelen ter milieuverantwoorde verwijdering zullen nader dienen te worden uitgewerkt. Het kader hiervoor is het Implementatieplan bouw- en sloopafvai.
*
In het beleidsstandpunt P AK dat door VROM momenteel wordt opgesteld zal de benodigde emissiereductie van de PAK-bronnen worden vastgesteld. Gestreefd wordt naar 90% emissiereductie in 2000 van aile individuele P AK naar aile compartimenten ais som van aile fasen (produktie gebruik en afvai).
27
2ll
Ketenbeheerstudie Steenkoolteer, BKH adviesbureau, juli 1992. Wordt thans voor publikatie geschikt gemaakt. Bij brief van de Minister van VROM aan de VHN d.d. 28 mei 1993 (IBP 12593001) is het beleid omtrent het creosteren van hout verder uitgewerkt.
12
13.
In de bouw zal bij bet gebruiken van bouwmaterialen gestreefd worden naar minder milieubelastende materialen. Hiertoe zal in 1994 de metbodiek van milieumaten operationeel
zijn. (Beleids)activiteiten * In het kader van de invoering van de milieumaten (systematiek) in 1994 zullen in 1993 (als in 1992) experimenten plaatsvinden t.b.v. de invoering van milieumaten voor bouwprodukten.
E..
Beleidslijn "Besparing van energie bij de ruimteverwanning van gebouwen en van water bij bet gebruiken van gebouwen"
14.
Het energiegebruik van gebouwen zal in 1995 met ca. 8 procent zijn verminderd ten opzicbte van bet niveau 1989/1990. Hierbij ligt de nadruk op de ruimteverwarming van gebouwen. Kwantitatieye gegevens Deze taakstelling is ontleend aan de NMP doelstelling dat in 2000 een extra besparing van energie van 25% op de ruimteverwarming van gebouwen zal zijn bereikt. In de Nota Energiebesparing van de minister van Economische Zaken is deze doelstelling verder uitgewerkt. In 1995 zal het energiegebruik voor de ruimteverwarming van gebouwen ten opzichte van het gebruik in 1989/1990 met 8% zijn afgenomen. De kwantitatieve taakstelling voor 1995 ten aanzien van het gebruik van duurzame energie zal nog worden bepaald. Op basis van 'harde maatregelen' en positief ingeschat is 8% efficiency-verbetering van het totale energieverbruik in 1995 t.o.v. 1990 in de woningbouw nagenoeg haalbaar. Met een energieprestatienorm van 750m3 wordt 8.1% bereikt. In de U-bouw is het beeld somberder. Meer dan 5,2% is in 1995 niet te verwachten. Het zal met name van de bouwregelgeving en de introductie van energiebewakingssystemen afhangen of het gat t.o.v. 8% gedicht zal kunnen worden. Wat betreft duurzame energie zal tot 1996 weinig meer mogelijk zijn dan nu reeds aan maatregelen in gang gezet is. Bij extrapolatie van de effecten van het instrumentarium (zoals voorzien wordt dat dit in de periode tot 1996 ingezet wordt) naar 2000, kan de conclusie zijn dat de doelstellingen voor energiebesparing, met name in de U-bouw, niet gehaald zullen worden. Het niet rendabel zijn van investeringen speelt hierin een belangrijke rol.
13
15.
Het aantal gebouwen waarin bij de oplevering (nieuwbouw en renovatie/woningverbetering) waterbesparende voorzieningen zijn aangebracht zal in 1995 (t.o.v. 1990) zijn toegenomen. Voor woningen wordt uitgegaan van het volgende scenario met als toepassingspercentages in nieuwbouw dan wei renovatie: Toepassingspercentages waterbesparende voorzieningen in woningen per 1995 nieuwbouw renovatie 50% 50% 1. waterbesp. douchekoppen 29 50% 50% 2. doorstroombegrenzers 100% 30% 3. waterbesp. toiletten30 15% 10% 4. beperking leidingverlies Kwantitatieve gegeyens Nadere inspanningen m.b.t. bovengenoemde taakstelling door de diverse bouwactoren betekenen i.h.b. voor de categorieen woning-nieuwbouw en woning-renovatie uitbreiding van de realisatiemogelijkheden/kansen t.o. v. het scenario dat in de studie "Waterbesparing in huishoudens", Woon/Energie, okt. 1991 is aangehouden31 • Bovenstaand scenario spoort met het uitgangspunt dat voor de categorieen woningbouw-nieuwbouw en woning-renovatie ruwweg de helft van het potentieel aan besparing wordt gerealiseerd (m. u. v. de waterbesparende toilet die voor nieuwbouw op 100% is ingevuld32 en voor renovatie op 30% 33). Voor de categorie bestaand zijn geen andere uitgangspunten dan in het in de studie genoemde BPM-scenario aangehouden. Realisatie van bovengenoemde besparingspercentages en het BPM-scenario voor de bestaande woningen Ievert een compensatie op van de toename van het waterverbruik in de huishoudelijke sector bij ongewijzigd beleid (geraamd op +9%). Van het besparingspotentieel (uitgaande van beschikbare maatregelen), geraamd op 39 liter per huishouden, wordt aldus ongeveer 1/3 benut.
29
op wastafels en keuken
30
spaarspoeltoets/dubbele knop
31
Het zogenaamde BPM-scenario waarin is uitgegaan van uitsluitend inzet van voorlichting.
32
Deze maatregel kent geen (markt-)technische of financiele beperkingen.
33
Momenteel zijn voor enkele gangbare reservoirs renovatie-setjes beschikbaar; bovendien is hierin meegenomen de vervanging van toil etten. Voor verdere penetratie zal nadere produktontwikkeling nodig zijn.
14
Geen kwantitatieve invulling is gegeven voor de taakstelling waterbesparing bij overige gebouwen. De waterbesparende voorzieningen, zoals die hierboven zijn besproken voor woningen kunnen in de meeste gevallen ook worden toegepast in overige gebouwen (kantoren, scholen, ziekenhuizen, e.d.). Ook zal moeten worden afgesproken op welke wijze monitoring van de resultaten van de taakstelling wordt gerealiseerd. (Beleids)activiteiten * Overleg met de bouw zal worden gevoerd over het pakket aan maatregelen dat zal worden ingezet ter realisatie van de taakstelling. E.e.a in het kader van de uitwerking van het Actieplan Waterbesparing en op basis van een voor medio 1993 door VROM/DGM op te stellen voorstel.
*
VROM/DGM zal 1993 aanvullend een voorstel voor kwantitatieve invulling van de taakstelling voor overige gebouwen opstellen en ter bespreking aan de doelgroep Bouw voorleggen.
.i I
I j
s
{
t
slag AD
B 0 U·W ,.:.'~-.
·,··~
'
Inhoudsopgave
I
2
lnleiding
3
---------------------------------------------------------------
Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw 1995
4
Overige resultaten en activiteiten
5
MBB 1994
7
5
MBB-organisatie
8
6
Bijlagen
9
3 4
------------------------------------------------------
[!__]
Inleiding Voor u ligt het jaarverslag van het Milieuberaad Bouw (MBB) over het jaar 1993. Het verslag beschrijft de belangrijkste resultaten, activiteiten en veranderingen in het Milieuberaad Bouw in 1993. Daarnaast bevat het een vooruitblik naar 1994, waarin globaal de activiteiten voor dat jaar worden aangegeven. Dit verslag is met name bedoeld voor de organisaties die vertegenwoordigd zijn in het MBB en hun achterban. In het Milieuberaad Bouw voeren overheid en bedrijfsleven sinds 1989 centraal overleg over het milieubeleid voor de bouw. Het MBB heeft de rol van initiator, coordinator en schepper van faci1iteiten voor de uitvoering van dat milieube1eid. De hoofd1ijnen van het milieubeleid voor de bouw zijn neergelegd in het Nationaal Milieubeleidsplan (Plus) en het eind 1993 verschenen tweede Nationaal Milieubeleidsplan. In 1993 stonden twee gebeurtenissen centraa1: de instelling van het MBB nieuwe stijl en de ondertekening van de Beleidsverklaring Milieu-taakstellingen Bouw 1995 (BMB 1995). Beide gebeurtenissen vonden op 16 juni 1993 p1aats. In dit jaarvers1ag wordt hier dan ook bijzondere aandacht aan besteed. De opzet van het jaarvers1ag is a1s vo1gt: In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de Beleidsverklaring Mi1ieu-taakstellingen Bouw 1995, die in MBB-kader tot stand is gebracht. Hoofdstuk 3 beschrijft andere belangrijke resultaten en activiteiten van het MBB in 1993. In hoofdstuk 4 wordt een bee1d gegeven van de voorgenomen activiteiten voor 1994. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 de organisatie van het MBB beschreven. In Bij1age 1 worden de milieutaakstellingen voor de bouw samengevat. Bijlage 2 biedt een overzicht van de organisaties die in het MBB participeren en van de personen die zitting hebben in de organen van het MBB. Bijlage 3 is een overzicht van de in het kader van het MBB verschenen publikaties.
'Het merendeel van de ondertekenaars bijeen in
een van de binnentuinen van het ministerie van VROM,
16 juni 1993'
Fotobureau Thuring BV
3
Beleidsverklaring Milieu-taakstellingen Bouw 1995 Algemeen De Beleidsverklaring Milieu-taakstellingen Bouw 1995 (BMB 1995) bevat vijftien concrete milieutaakstellingen als uitwerking van de doelstellingen voor de bouw uit het NMP-1 en het NMP Plus. Deze milieutaakstellingen zijn in samenspraak met de doelgroep Bouw in het kader van het MBB ontwikkeld. De meeste taakstellingen hebben een voor 1995 gekwanti· ficeerd doe I (zie bijlage 1). Ondertekening Op 16 juni 1993 hebben achttien organisaties uit de bouw, de overheid en de bouwvakbeweging de BMB 1995 ondertekend. De ondertekenaars hebben hiermee namens de organisaties die zij vertegenwoordigen te kennen gegeven dat zij zich met de hen ten dienste staande middelen ten voile zullen inspannen om de milieutaakstellingen te (doen) bereiken. MBB-kader Het MBB is het centraal orgaan voor over· , leg tussen overheid en bouwbedrijfsleven over
het milieubeleid voor de bouw en daarom vormt het MBB ook het kader waarin onder andere het overleg over de verdere uitwerking en implementatie van de taakstellingen wordt gevoerd. Aile organisaties die de BMB 1995 hebben ondertekend maken deel uit van het MBB.
Realisering milieutaakstellingen Het MBB kent eigen projecten, die worden aangestuurd door de Stuurgroep MBB. De selectie van deze projecten vindt plaats aan de hand van onder meer de verwachte bijdrage aan de milieutaakstellingen en een beoordeling of in een ander kader al activiteiten worden ontplooid. Er kan ook een koppeling tussen het MBB en projecten buiten MBB-kader plaatsvinden, als die projecten een bijdrage leveren aan de uitwerking of realisatie van de milieutaakstellingen voor de bouw. Op deze wijze worden de inspanningen ten aanzien van de uitwerking en realisatie van de milieutaakstellingen voor de bouw in het MBB gebundeld.
~ Overige resullaten en activiteiten Het MBB heeft niet aileen de BMB 1995 tot
feestelijke wijze gel"nstalleerd. Minister Alders
stand gebracht maar ook andere resultaten ge-
en de voorzitter van het Algemeen Verbond Bouw-bedrijf (AVBB) ing. H.P. Barth vonden het
boekt en activiteiten ontplooid. De belangrijkste worden hieronder kart genoemd. Hierbij
van groat belang dat bij diezelfde gelegenheid
wordt aan de evaluatie van het functioneren van het MBB ruim aandacht besteed, aangezien deze aan de basis van het MBB nieuwe stijl
de Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw 1995 door bouwbedrijfsleven, overheden en bouwvakbonden is ondertekend. De BMB 1995
heeft gestaan.
Ievert een concreet aandeel in de inhoudelijke
Evaluatie Begin 1993 is de evaluatie van het functioneren van het MBB (dat werd ingesteld op 1 november 1990) afgerond met een advies over een nieuwe opzet van het MBB, dat de basis voor het MBB nieuwe stijl vormt. Onder begeleiding van prof.ir. drs. Vrakking van de Holland Consulting Group (HCG) is het evaluatietraject doorlopen. Een brede vertegenwoordiging van de doelgroep Bouw heeft in dit traject actief geparticipeerd. Om een zo groat mogelijk draagvlak te krijgen voor de nieuwe opzet van het MBB is een conferentie gehouden, waarin de verschillende opties voor deze nieuwe opzet zijn besproken. Deze conferentie is door vele organisaties uit de doelgroep Bouw bezocht, constructief verlopen en met goede resultaten afgesloten. Mede op basis van deze resultaten heeft de HCG haar advies uitgebracht'. De drie hoofdpunten in dit advies waren: 1. het MBB beoogt te komen tot bindende afspraken ten aanzien van de operationalisering en de uitvoering van het beleid. Het MBB richt zich in eerste instantie op de beleidsfasen beleidsontwikkeling en beleidsimplementatie, en niet direct op de beleidsfase van de uitvoering van beleid (dus niet op het niveau van de 'bouwplaats'). 2. gegeven het in het vorige punt vastgestelde ambitieniveau is het MBB geherstructureerd en wei zodanig dat in een meer projectmatige aanpak resultaatgerichter gewerkt kan worden. Een compacte stuurgroep stelt projectgroepen in op door haar vastgestelde thema's en met door haar aangegeven condities, zoals doorlooptijd en beoogde produkten. 3. de instelling van een facilitaire functie die de MBB-organisatie ondersteunt. De NMP Begeleidingscommissie Bouw (NBB)
1 Evaluatre Milieu-Beraad Bouw. advies naar aanleiding van
5
inzet van de participanten van het MBB om het ambitieniveau te halen, zoals vastgesteld in de evaluatie
Andere resultaten en activiteiten • lnstelling van het Facilitair Bureau MBB (operationeel vanaf 1 september 1993), dat verschillende ondersteunende werkzaamheden (bele id sin ho ude Iij k, comm u n icatie/i nformatie, secretarieel/administratief, financieel) voor de MBB-organisatie uitvoert. • Afronding van de eindrapportages van de MBB-werkgroepen (ingesteld door het MBB 'oude stijl'). Dit betreft de eindrapporten van de werkgroepen lA: Grondstoffenvoorziening, II: Bouwen en Slopen, Ill: Ruimtelijke ordening, initiatief en antwerp, IV: lnstallaties en Energiegebruik, en V: Beheren en onderhouden van gebouwen en de gebouwde omgeving. Deze eindrapportages zijn betrokken bij de selectie van mogelijke MBB-projecten en de invulling van het werkplan van het MBB voor 1994. • Een advies van de Stuurgroep MBB over het concept Str.uctuurschema Oppervlaktedelfstoffen (SOD). • Vaststelling door de Stuurgroep MBB van een communicatieplan MBB, waarin de communicatiestrategie voor het MBB is beschreven. Dit communicatieplan valt uiteen in een lnformatieplan MBB en een Voorlichtingsplan MBB. Deze zijn respectievelijk gericht op communicatie binnen het MBB en op de overdracht van MBB-informatie naar de MBB-achterban en ook de voile breedte van de doelgroep Bouw. • Start van het project "Milieuzorg in de Bouw" en voorbereiding van de start van de
heeft als toenmalig topoverleg binnen de gee-
projecten
valueerde
voorzieningen.
MBB-structuur
het
advies
geheel
overgenomen. Dit is bevestigd in een besluit van het NBB waarin de herstructurering van het
naar het functioneren van
MBB is vastgelegd. Op 16 juni 1993 is het MBB nieuwe stijl in aanwezigheid van een grate ver-
MBB-BO, 15 december 1992
tegenwoordiging van de doelgroep Bouw op
onderzoekstraject najaar 1992
agenda bij de start van het nieuwe MBB. De ondertekening van de BMB 1995 onderstreept de
Milieumaten
en
Waterbesparende
• Uitgaven van de volgende MBB-publikaties: de Beleidsverklaring Milieu-taakstellingen Bouw 1995, de brochure Het Milieuberaad Bouw en de eerste uitgave (introductienummer)
van de Nieuwsbrief MBB. Deze Nieuwsbrief verschijnt viermaal per jaar (een maal per kwar-
Bouwen (bijlage 2 bij het Nationaal Milieube-
taal) en bevat informatie over wat er in het MBB speelt (zie ook Bijlage 3).
te vinden in de sectoren van de utiliteitsbouw en de grondweg- en waterbouw.
• Afspraken over een koppeling tussen projecten en het MBB. Het betreft hier de
• In 1993 is een situatie bereikt waarin vele brancheorganisaties, waaronder aile bij
projecten lmplementatieplan AVI-reststoffen en
het AVBB aangesloten branche-organisaties, ac-
Uitvoering lmplementatieplan Bouw-en Sloopaf-
tief zijn op het gebied van bedrijfsinterne milieuzorg. Hierbij werkt men met model-mi-
val. Deze koppeling past volledig bij de rol van
het MBB als orgaan waarin overheid en bouwbedrijfsleven centraal overleg voeren over onderwerpen op gebied van bouwen en milieu.
leidsplan Plus). Vergelijkbare voorbeelden zijn
lieuzorgsystemen als operationeel instrument, en daarnaast worden cursussen en voorlichting gegeven. Dit is een belangrijke voorwaarde om ook op bedrijfsniveau op dit punt verder te
• Overleg met de doelgroep Bouw over het definitieve beleidsstandpunt radon.
komen. Gestreefd wordt naar integratie van kwaliteits-, milieu- en arbo-zorg.
• Ontwikkeling door de Stuurgroep MBB
• Door middel van het aannemen van mi-
van een plan van aanpak voor de monitoring
lieuverklaringen hebben de Konninklijke maatschappij ter bevordering der bouwkunst van
van de uitvoering van de milieutaakstellingen in de BMB 1995. Deze aanpak gaat primair uit
Nederlandse architecten (BNA) en de Orde Ne-
van een bundeling van bestaande monitoringsactiviteiten waarbij gebruik gemaakt wordt van
derlandse Raadgevende lngenieurs (ONRI) zich gebonden verklaard om in het ontwerpproces
bestaande overlegkaders.
rekening te houden met het aspect milieu. In de afgelopen periode zijn stappen gezet om te komen tot integrale kwaliteitszorgsystemen,
• Ontwikkeling van een werkplan MBB 1994, waarin de belangrijkste te ondernemen activiteiten zijn opgenomen met vermelding van fasering en betrokken organisaties. Dit werkplan biedt de basis voor de verschillende
werkzaamheden in het MBB in 1994.
lnitiatieven van MBB-partners Verscheidende bouwsectoren werken al op diverse punten aan de implementatie van het milieubeleid in de bouw. De rijkdom aan initiatieven in de bouwwereld is op zich bemoedigend. Wei is het van belang om de consistentie van de verschillende maatregelen op gebied van bouwen en milieu in het oog te houden, zonder de innovatiekracht en het enthousiasme van de verschillende betrokkenen uit de bouw te beperken. Voorts zal het doen opnemen van milieumaatregelen in de brede bouwstroom nog veel werk en inzet van overheden en bouwpartners vergen. Zander in dit jaarverslag een volledig overzicht te · willen geven kan gewezen worden op het overzicht van belangrijke milieuprojecten op gebied van bouwen en milieu in de sector Woningbouw in Nederland tussen 1986 en 1995, dat gepresenteerd is in 'Bouw', vakblad voor het bouwmanagement van 29 januari 1993. In dit overzicht is onderscheid gemaakt tussen projecten in de fase van experiment, demonstratie en consolidatie, een en ander valgens de beleidslijnen van de notitie Duurzaam
waarvan milieuzorg een belangrijk onderdeel vormt. In de praktijk vertaalt zich dit in nauwe betrokkenheid bij de totstandkoming van een
aantal ontwerphulpmiddelen (o.a. een 'checklist milieu' en een milieuhandboek). • De bouwtoeleverende industrie en -handel, verenigd in het Nederlands Verbond Toelevering Bouw (NVTB), hebben voor een deel een zeer eigen milieuproblematiek. Grondstoffenvoorziening, hergebruik van bouw- en sloopafval en de inzet van industriele bijprodukten als bouwgrondstof vormen enkele van de terreinen
waarop het afgelopen jaar (soms grote) voortgang is geboekt, maar waar ook de nodige problemen liggen. Belangrijk resultaat is bijvoorbeeld het gezamenlijk tussen overheid en bedrijfsleven overeengekomen lmplementatieplan Bouw- en Sloopafval. Voorts heeft overleg met betrokkenen onder meer geleid tot een sterk verbeterd Bouwstoffenbesluit (dat nu voor advies bij de Raad van State ligt). Goede voortgang maakt de toeleverende industrie ook op het gebied van bedrijfsinterne milieuzorg.
Vanzelfsprekend loopt een aantal van de in dit hoofdstuk genoemde activiteiten ook in 1994 door (hoofdstuk 4 biedt een beknopt overzicht van belangrijke MBB-activiteiten voor 1994).
~ MBB 1994 Het MBB is van plan om in 1994 in ieder
communicatiemiddelen en· communicatiekana-
geval aan de volgende onderwerpen (verder) te
len. Belangrijke doelstelling is om de gezamenlijke communicatie-inspanningen van de MBB-
werken: • Uitvoering van de MBB-projecten Milieuzorg in de Bouw, Waterbesparende voorzieningen, en Milieumaten alsmede het opstarten van een aantal nieuwe MBB-projecten. • Continuering van het maken van afspraken met andere overlegkaders, waar werkzaamheden worden verricht op het gebied van bouwen en milieu. Deze afspraken hebben betrek-
partners te bundelen en dit waar mogelijk op elkaar af te stem men. • Verdere uitvoering van de aanpak van de monitoring BMB 1995. Hieronder valt onder meer een inventarisatie van bestaande monitoringsactiviteiten op gebied van bouwen en milieu.
king op wederzijdse informatie-uitwisseling, in-
• Een evaluatie van de bereikte resultaten ten aanzien van de milieutaakstellingen van de
formatie over de voortgang, enzovoort.
BMB
• Verdere uitvoering van het communicatieplan MBB. Hieronder vallen onder meer: het inventariseren van de verschillende netwerken,
1995.
Deze
evaluatie
zal
eind
1994
plaatsvinden. Mede op grond van het (dan uitgewerkte) beleid in onder meer het NMP-2 zullen de milieutaakstellingen worden geactualiseerd en uitgebreid.
[!]
MBB-organisalie De MBB-organisatie is als volgt opgebouwd: • Stuurgroep • Klankbordgroep • Projectgroepen • Facilitair Bureau
Schematisch weergegeven:
De Stuurgroep is het hoogste orgaan in het MBB. De Stuurgroep coordineert de activi-
verantwoordelijk voor een regelmatige terugkoppeling naar die achterban. Het resultaat van
teiten van het MBB, stelt prioriteiten vast en besluit over uit te voeren projecten.
voorgelegd aan de besturen van het bouwbe-
De Stuurgroep komt zes tot negen keer per jaar bij elkaar. In 1993 heeft de Stuurgroep driemaal vergaderd.
een project wordt toegestuurd en eventueel drijfsleven en de overheidsorganisaties die bij het MBB betrokken zijn. De secretaris van het MBB, drs. R.j.j. Roe-
Naast de Stuurgroep opereert binnen het MBB een breed samengestelde Klankbordgroep.
mers van het Directoraat-Generaal Milieubeheer van het Ministerie van VROM, is het aan-
Deze groep functioneert als klankbord van de Stuurgroep en heeft als primair doel de wederzijdse informatievoorziening en consultatie van
spreekpunt voor de doelgroep Bouw en coordineert de activiteiten van de organen van het MBB. Hij is secretaris van de Stuurgroep en de
overige bij het bouw- en milieubeleid betrok-
Klankbordgroep, coordinator en begeleider van
ken organisaties. In de Klankbordgroep hebben dan ook meer organisaties zitting dan in de
projectgroepen. Op het ministerie is hij tevens doelgroepmanager Bouw. De secretaris is te-
Stuurgroep. Ook de projectleiders van de MBB-projecten hebben zitting in de Klankbordgroep. De Klankbordgroep is op 7 december 1993 voor
vens hoofd van het Facilitair Bureau MBB.
het eerst in de nieuwe samenstelling bijeengekomen, en zal tenminste twee maal per jaar bij-
ber 1993 operationeel is. Het bureau ondersteunt de Stuurgroep, de Klankbordgroep, de Projectgroepen en de secretaris bij beleidsin-
eenkome[l.
MBB-projectgroepen
worden
ingesteld
door de Stuurgroep, die ook de projectdefinitie vaststelt. De projectleider, afkomstig uit bedrijfsleven of overheid, is verantwoordelijk voor de voortgang en uitvoering van het project. De leden van een projectgroep worden geselecteerd op hun deskundigheid en de positie ten opzichte van de achterban. Zij zijn zelf
Ten behoeve van het MBB is een Facilitair Bureau (FB MBB) ingesteld, dat sinds 1 septem-
houdelijke aangelegenheden en door werkzaamheden uit te voeren op het gebied van informatie en communicatie, administratie en secretariaat.
De brochure Het Milieuberaad Bouw beschrijft de functie en taken van de verschillende organen van het MBB en is verkrijgbaar bij het Facilitair Bureau.
~ Bijlagen Bijlage 1
Milieutaakstel/ingen voor de bouw uit de 8MB 1995
In de Beleidsverklaring Milieutaakstelling Bouw 1995 zijn 1 5 milieu-taakstellingen opgenomen, die onder zes beleidslijnen gegroepeerd zijn:
A Beleidslijn Vermindering van het gebruik van eindige grondstoffen 1. Het zuiniger gebruiken van het totaal aan granulaire grondstoffen voor de bouw; 2,5% in
2000 en 5% in 2005.
D Beleidslijn Stimulering van het gebruik van vernieuwbare grondstoffen 9.
Vanaf 1995 van het (hard)hout uit het tro-
pisch regenwoud aileen nog duurzaam geproduceerd (hard)hout gebruiken. 10. Toe name van het gebruik van niet-tropisch
8 Beleidslijn Stimulering van het gebruik van secundaire grondstoffen
hout in de bouw in Nederland met ca. 20% in 1995 ten opzichte van 1990.
energieproduktie; in 1995 tenminste gelijk aan de omvang in de jaren 1989/1990 (5,7 miljoen
E Beleidslijn Het niet Ianger gebruiken van bouwmaterialen met ernstige milieu-effecten en het op termijn vervangen van bouwmaterialen met onvo/doende milieukwaliteiten
ton per jaar). 3. Maximale (milieuverantwoorde) inzet van grondstoffen uit gereinigde baggerspecie en
11. Toename van oplosmiddelarme verfsystemen in de bouw; tot minimaal 50% in 1995.
2.
Maximale (milieuverantwoorde)
inzet van
reststoffen uit de industrie, afvalverbranding en
grond; in 1995 tenminste 2 miljoen ton per jaar. 4. Maximale (milieuverantwoorde, en zo hoogwaardig mogelijke) inzet van bouw- en sloopaf-
12. Het beperken van het gebruik van bouwmaterialen die een te hoge (normoverschrijdende) PAK-emissie veroorzaken; de PAK-emis-
val; toenemend van 60% in 1990 tot ca. 90% in
sies ten gevolge van het produceren en toepassen van bouwmaterialen zullen in 1995 zijn ge-
2000.
halveerd ten opzichte van 1990.
C Beleidslijn Volumevermindering en gescheiden inzameling van bouw- en sloopafval 5. Beperking van de autonome groei van bouwen sloopafval; met 5% in 2000. 6. Vermindering van het ontstaan van chemisch afval tijdens de bouw en toename van de afscheiding van de chemische fractie van het bouwafval in 1995 ten opzichte van 1990. 7. Op meer bouwwerken gescheiden inzameling (en verwijdering) van bouwafval in 1995 ten opzichte van 1990. 8. Toename van selectief slopen van bouwwerken; in 1995 minimaal 80% van het totaal aantal bouwwerken waarvoor een sloopvergunning wordt verstrekt.
13. Toepassing van minder milieubelastende bouwmaterialen; in 1994 zal hiertoe een methodiek van milieumaten operationeel zijn.
F Beleids/ijn Besparing van energie bij de ruimteverwarming van gebouwen en van water bij het gebruik van gebouwen 14. Vermindering van het energieverbruik van gebouwen; met ca. 8% in 1995, ten opzichte van 1989/1 990. 1 5. Toename van waterbesparende voorzieningen in gebouwen (bij de oplevering van nieuwbouw en renovatie); de toepassingspercentages in 1995 varieren per voorziening.
~ Bijlagen Bijlage 2
Organisaties en personen in het MBB
Eind 1993 maakten de volgende organisaties en personen deel uit van de organen van het MBB (Stuurgroep, Klankbordgroep, Projectgroepen, Facilitair Bureau):
Stuurgroep MBB dr. ir. B.C.j. Zoeteman
(VROM/DGM)
Vakbonden CNV Hout- en Bouwbond: R. Scheper FNV Bouw- en Houtbond: A.G.M. Schrijver
secretaris: drs. R.j.j. Roemers
(VROM/DGM)
Overigen
AVBB:
ing. H.P. Barth
BRBS: Vereniging Eigen Huis:
BNA/ONRI:
ir. A.R. Manuel drs. B.j. Klerk
voorzitter:
EZ: NVTB: NWR/NCIV: V en W: VNG:
ir. J. van Brummen ing. j. van Herwaarden ir. J.R. Hoogland
ing. D.W. Eerland drs. F.A. Ophorst
Projectleiders MBB projecten ir. drs. j.B.M. Louwe drs. ir. A.j. van Oostwaard prof. dr. j.M.j.M. Bijen
mr. G.R. de Goede
Klankbordgroep MBB
MBB projecten Milieuzorg in de bouw
voorzitter:
dr. ir. B.C.j. Zoeteman
projectleider:
secretaris:
(VROM/DGM) drs. R.j.j. Roemers
ir. drs. j.B.M. Louwe (TNO-Bouw)
leden:
R.j. Alblas (BABEX) ir. A.j. Molendijk (BNA)
(VROM/DGM)
mr. L.E.G.M. Knops (FAANB) ir. L. Wijshoff (HI BIN)
Bouw AVBB:
ing. j. van Gelderen
BABEX:
drs. ing. A.L.j. Schuurs ir. F.j.M. van den Bergh R.j. Alblas
BNA: FAANB:
ir. j.E.B. Wittermans
B.j. Mathijsen (Neprom)
mr. L.E.G.M. Knops
E.M.M. van de Voort (NVOB)
ir. L. Weismann ing. j. Th. Blok
ir. A.A. Koedam (NWR/NCIV)
NCIV: NEPROM: NVTB:
ir. j. van Brummen ing. M.D.j. Oltheten
mw. A.E. van Osnabrugge (min. v. EZ) drs. ing. G.j. Koelstra (min. v. VROM)
dr. W. Deijsselberg (ONRI) ir. j.j. Eberwijn (VGBouw) overige leden:
P.M.
NWR:
ir. A.A. Koedam
ONRI: ROZ:
Waterbesparende voorzieningen
UNETO: VHN: VIB:
ir. M. Vink ir. P.A.R.j. Vismans ing. E.A. van Duinen
projectleider: Ieden:
drs. ir. A.j. van Oostwaard P.M.
ing. C. Boon H.j.M. Elich
start:
1994
VNI:
mr. J. van Walsem
Milieumaten in de bouw
Overheid VROM:
EZ: IPO:
projectleider: leden: drs. j.A. Suurland ir. E.N. van Leeuwen drs. P.H. van Exel
drs. B.j. Klerk drs. R.L. Breed Unie van Waterschappen: ir. H.A. Zuurmond ing. W. Beelen VNG: ir. B. de Jong VenW:
start:
prof. dr. j.M.j.M. Bijen P.M. 1994
Facilitair Bureau MBB Koninginnegracht 52 2514 AE 's Gravenhage telefoon:070- 356 2000 telefax:070 - 345 4934 Consu/tium B. V. Den Haag voert de werkzaamheden voor het Facilitair Bureau MBB uit onder coordinatie van mw. mr. M.O. Pe. Dagelijks contactpersoon is mw. M.fltJ_.S. Slingerland.
~ Bijlagen Bij/age 3 Puhlikaties MBB Per 31 december 1993 waren de volgende MBB-publikaties beschikbaar: • Brochure Het Milieuberaad Bouw (1993) • Beleidsverklaring Milieu-taakstellingen Bouw 1995 (1993) • Nieuwsbrief Milieuberaad Bouw, 1993, nr. 1
Deze publikaties zijn te bestel/en bij:
Facilitair Bureau MBB Koninginnegracht 52 2514 AE 's Gravenhage
11
N1euwsbr1ef
;
~
.
:;~~ IVJrl -;J_.] ~
.,f...,.Jlj
~~
I No.I I
liE ~U :IJ E1 R ~A A ~Q ,,~ 710 ·U" ~VI:~~ ··~~~~ .;;.'~
..;;;;(~
Informatie
Duurzaam Bouwen. de nieuwsbrief van het Milieuberaad Bouw, is te verkrijgen bij: Facilitair Bureau MBB Koninginnegracht 52 2514 AE Den Haag Telefoon 070 - 3562000 Fax 070- 3454934 Daar kunt u ook terecht met vragen en voor informatie. Het Facilitair Bureau MBB is bereikbaar op werkdagen tussen 9.00 en 17.00 uur. Contactpersoon is mw. Monique Slingerland.
milieuberaad
.
'
'
3 H•! lnitlatief: Reststoffenhuis wint EoDi~lka IBC-PRIJS 4 Wat is hat Milieuberaad Bo'uw? '·
f
~ ;:~
• -1-
6 MBB-projecten: overzicht
. /J \ ' . .
_j
:.':1
.;,.j
;.;.i~:.:/
j
.-i
.:~~
'.j
Geachte lezer, Als secretaris van het Milieuberaad Bouw (MBB) ben ik verheugd u de eerste Nieuwsbrief van het Milieuberaad Bouw te kunnen aanbieden. De Nieuwsbrief zal eenmaal per kwartaal verschijnen en informeert u in hoofdlijnen over wat er in het MBB speelt. Waarom deze Nieuwsbrief? Het realiseren van de milieutaakstellingen voor de bouw, zoals die zijn uitgewerkt in de Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw 1995, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en bouwbedrijfsleven. Het MBB is het centrale overlegorgaan tussen overheid en bouwbedrijfsleven, waarin verder vorm gegeven wordt aan de ontwikkeling, operationalisering en uitwerking van het milieubeleid voor de bouw. Een actieve betrokkenheid van aile MBB-partners, niet aileen de koepelorganisaties - die zitting hebben in het MBB - maar ook aile brancheorganisaties en de bedrijven die zij vertegenwoordigen, is daarbij cruciaal. Weten wat er in het MBB speelt en gaat spelen en het vroegtijdig uitwisselen van belangrijke informatie op het gebied van bouwen en milieu is een voorwaarde om inhoud aan deze gezamenlijke verantwoordelijkheid te geven. De Nieuwsbrief MBB is een instrument voor deze uitwisseling van informatie; ook uw ervaringen zijn daarbij van harte welkom.
Deze eerste Nieuwsbrief heeft het karakter van een introductienummer. lk vraag uw bijzondere aandacht voor het interview met de voorzitter van het MBB, dr. ir. B.C.J. Zoeteman, en de voorzitter van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf, ing. H.P. Barth, over verschillende aspecten van bouwen en milieu en de rol van het MBB. Verder vindt u in dit nummer veel algemene informatie over het MBB: de organisatie en de wijze van werken, de Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw 1995 en het Facilitair Bureau dat het MBB ondersteunt. Daarnaast worden de MBB-projecten die in 1993 starten belicht; extra aandacht krijgt het project Milieuzorg in de Bouw, dat inmiddels (per 1 november) van start is gegaan. Tot slot wijs ik op het artikel over wat er in het MBB tot op heden aan activiteiten ontplooid is en wat er voor 1994 op stapel staat. lk hoop dat de Nieuwsbrief uw interesse voor de relatie tussen bouwen en milieu verder vergroot en dat ook u mee blijft bouwen aan een beter milieu. In de komende tijd zullen immers nog vele stappen op de weg naar Duurzaam Bouwen. gezet moeten worden.
drs. R.J.J. Roemers, Secretaris Milieuberaad Bouw, tevens doe/groepmanager Bouw van het DirectoraatGeneraa/ Milieubeheer van het Ministerie van VROM
Het Interview
lnhoud Voorwoord Bet Interview
.;y_~
Voorwoord
eerste jaargang DECEMBER 1993
.:,b,.t,:l
'Dialoog een voortreffelijke basis voor oplossingen • Op de vijfde verdieping van het Ministerie van VROM zitten aan tafel dr. ir. B.C.J. Zoeteman. plv. directeur-generaal Milieubeheer. tevens voorzitter van de Stuurgroep MBB. en ing. H.P. Barth. voorzitter van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf (AVBB), tevens voorzitter van de werkgroep Milieu van de Europese Aannemers Federatie (FIEC) en lid van de Stuurgroep MBB. Verslag van een interview.
<}~~~!~9:i :~
7" uit'c:i.:'siu.i~roep ·". -~,;-/··!
8 Milieuzor9 in de Bouw: ,_·Eerste MBB-project van start Agenda
Barth verricht de aftrap: "Laat ik beginnen met de redenen waarom het AVBB met grate inzet deelneemt in het Milieuberaad Bouw. Ten eerste heeft wat het MBB doet veel invloed op wat aannemers vandaag en morgen kunnen en m6eten kunnen. Want we moeten niet denken dat het zorgvuldig omgaan met het milieu aileen maar beperkingen oplegt. Ten tweede heeft de bouw als grate bedrijfstak ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid, en die nemen we zeer serieus:
1
als het gaat om de directe relatie tussen bouwen en milieu willen wij actief
dat ook de opdrachtgevers en uitvoerders die
meedenken. En een derde reden om mee te denken is dat het milieubeleid ook
kennis tot hun geestelijk eigendom hebben ge-
realistisch moet zijn. Veranderingen zullen in de praktijk haalbaar moeten zijn
maakt. Onbekendheid is daarbij een groot knel-
en een concreet hanteerbare gestalte moeten krijgen. Anders ben je wei heel
punt, maar ook het prijsmechanisme speelt een
ambitieus bezig, maar ook utopisch".
rol: het is goedkoper om een schep grind uit de Maas te halen dan een hoeveelheid puin te bre-
Draagvlak
ken.
Barth: "Het AVBB wil nadrukkelijk meedenken en meedoen, maar wei met ~en
Misschien moet je
het geleidelijk aan-
pakken, door in het begin een klein percentage
draagvlak bij onze achterban. We hebben een forse discussie gehad voor-
van het grind te vervangen, waarna het percen-
:lat die het groene Iicht wilde geven om de Beleidsverklaring met de milieu-
tage kan oplopen tot misschien 80 of l 00%.
:aakstellingen voor de bouw te ondertekenen. Maar als dat groene Iicht er
Tach zal je vaak horen: laat mijn buurman dat eerst maar doen. Wie is dan de eerste die zijn
~
nek uitsteekt7 lk denk dat de overheid op zo'n
~
~
~··~~
j
"~
moment een voorbeeldfunctie kan vervullen".
Zoeteman: "Maar dat doet zij ook. De
~-~-,-
Rijksgebouwendienst is bereid op veel punten het voorbeeld te geven hoe kan worden omgegaan met milieu-eisen. Het nieuwe gebouw van het Ministerie van VROM is daar een goed voorbeeld van. Hier vind je niet aileen klassiek beton, er is ook hergebruikt beton verwerkt. Verder
IS
men bezig met experimenten op het
gebied van selectief slopen, en met bouw- en sloopafval. Op dat laatste gebied zie ik trouwens een praktijk die succesvol te noemen is. AI
60%
wordt
hergebruikt,
dat
begint
de
percentages voor afvalstromen als glas en dergelijke te benaderen. Maar met bouw- en sloop-
,
afval hebben we dan ook al een heel traject afgelegd.
_.,;'
0e l1eren Barth en Zoeteman in c;E·s;::-eK ~enmaal
Foto: Rob N1emantsverdnet
is, dan betekent dat commitment, ook van de achterban. je zult dus
le snelheid waarmee milieumaatregelen worden ingevoerd en de mate waarin
lk heb de indruk dat op het gebied van duurzaam bouwen veel initiatieven en experimenten
de
kinderschoenen
aan
het
ont-
groeien zijn. We krijgen nu de eerste voor-
lat gebeurt z6 moeten kiezen. dat je verzekerd blijft van een maatschappelijk
beeldprojecten en daarmee is duidelijk sprake
lraagvlak, en dat kan. Vergelijk het maar met de ontwikkeling rond roken: ie-
van schaalvergroting. Natuurlijk: er zijn nog
lereen vindt het tegenwoord1g normaal dat tijdens sommige vergaderingen
veel twijfelaars in de markt, maar er zijn ook
1iet wordt gerookt. We moeten ook in de bouw naar een situatie toe dat een
positieve voorbeelden van branches die initia-
antal zaken op milieugebied vanzelfsprekend wordt, en dat andere zaken
tief tonen, zoals blijkt uit het Convenant Tro-
iet Ianger geaccepteerd worden, not done zijn geworden. Dat kan inderdaad
pisch Hardhout, de gezamenlijk met het be-
evolgen hebben voor de kosten. Maar het gaat niet altijd om de laagste prijs,
drijfsleven -in de bouw met name de verf- en
et gaat ook om de maatschappelijke waarde.
schildersbranche-
opgestelde
reductie-afspra-
Om die omslag te bewerkstelligen krijgt het milieu-aspect een volwassen
ken KWS 2000 en het in dat kader overeenge-
laats in opleidingen, scholen en cursussen. Maar ook de kennisoverdracht
komen convenant met de trappenfabrikanten.
innen de bedrijfs'kolom' moet worden verbeterd, van de opdrachtgever via
lk ben dan ook optimistisch gestemd."
e architect tot aan de uitvoerder. Zo verminderen de hoeveelheden bouw- en loopafval, en zo bevorder je het gescheiden inzamelen. Bouwondernemingen ebben er trouwens voordeel bij om zich op dat gebied actief in te zetten. Het
Heffingen Barth: "Meer in het algemeen vind ik dat
fvoeren van ongesorteerd bouwafval kost een vermogen, terwijl het maar
Nederland binnen Europa geen gelsoleerde po-
oor een beperkt deel gaat om componenten die een zware milieubelasting
sitie moet innemen als we ons zelf daarmee
unnen veroorzaken."
voor de voeten gaan lopen. Er moet een harmo-
lpdrachtgevers Barth: "Het knelpunt voor duurzaam bouwen zit naar mijn mening in be-
een prijsverhogend effect hebben of concurrentievervalsend kunnen werken. Als de politiek
tngrijke mate bij de opdrachtgevers. Duurzaam bouwen roept daar nog veel
van mening is dat er ruimte is voor heffingen,
nisatie plaatsvinden van milieumaatregelen die
raagtekens op. lk gebruik vaak het voorbeeld van beton met grind: de ei-
dan betekent dat ook dat er opbrengsten van
enschappen zijn bekend, men werkt er al tientallen jaren mee. Als je het
heffingen zijn.
rind in beton vervangt door gemalen baksteen, is er geen opdrachtgever die
derdelen weer een stimuleringsbeleid voeren.
Daarmee kun je dan op on-
:aat te trappelen. lk denk dat er geen kwaliteitsverschil is, het kan zelfs zo
lk denk dat we dat instrumentarium vaker zou-
ijn dat bepaalde secundaire grondstoffen van betere kwaliteit zijn dan pri-
den moeten hanteren."
taire, natuurlijke grondstoffen. Technologie en wetenschap hebben voldoen-
Zoeteman: "Maar wat bedoelt u met con-
e kennis in huis om dat te kunnen beoordelen, maar dat wil nog niet zeggen
currentievervalsing7 We voeren nu een discus-
2
sie over de mogelijkheid van regulerende heffingen op het gebruik van primaire grondstoffen. Een heffing is een van de maatregelen die effect kunnen hebben op het gebruik van primaire grondstoffen in de bouw en die de aantrekkelijkheid van secundaire grondstoffen verhogen. Tegelijkertijd maken we het storten van herbruikbaar afval moeilijker, door dat te belasten of voor bepaalde afvalfracties zelfs onmogelijk te maken. Tegen dit soort maatregelen bestaat eerst vee! weerstand, maar ik denk dat ze op termijn onmisbaar zijn om een omslag in de markt tot stand te brengen." Barth: "Dan nog blijf ik van mening dat harmonisatie van wezenlijk belang is. Als ik hier een enorme heffing moet betalen om een emmer grind te vullen, en ik die emmer in Belgie zonder die heffing gevuld kan krijgen, dan krijg je tach scheve concurrentie." Zoeteman: "Maar u gaat geen grind uit ltalie halen, mag ik aannemen?" Barth: "Ais die heffing erg hoog wordt wei. In Amsterdam liggen bijvoorbeeld grate bergen gemalen rots uit Scandinavie, dat als toeslagmateriaal voor beton gebruikt wordt. We moeten oppassen dat we ons niet uit de markt prijzen. Echt bang ben ik daar nog niet voor, maar we moeten een extra inspan-
Reststoffenhuis wint Koninklijke IBC-PRIJS Auto-onderdelen. telefooncellen en meterkasten, gebruikt polystyreen en polyethyleen, portlandvliegascement. metselwerkgranulaat. baggerslib. kartonnen dozen en rookgasontzwavelingsgips: een analyserapport van een vuilnisbelt? Nee, het gaat hier om nog maar enkele ingredienten van het Reststoffenhuis. een initiatief van DHV Bouw en Novem dat onlangs werd bekroond met de Koninklijke IBC-prijs.
ning leveren om de rest van Europa op hetzelfde niveau van maatregelen te Toen het bouwbedrijf Koninklijke IBC in
krijgen."
Zoeteman: "lk ben voorstander van een geleidelijke benadering. Een heffing moet natuurlijk niet zo zijn vormgegev~n. dat men primaire grondstoffen vanuit het buitenland gaat importeren, waarbij dan ook nog eens vee! extra energie moet worden ingezet voor het transport. Daar zijn wij niet bij gebaat. Anderzijds moet je als land soms een beetje vooroplopen om je standpunt in EG-verband geloofwaardig te kunnen uitdragen. Je moet Iaten zien dat je bereid bent nationaal de gevolgen van je stand punt te dragen. lk beluister bij het bedrijfsleven in het algemeen - en ik denk dat dat ook voor de bouw geldt - dat heffingen op grondstoffen best bespreekbaar zijn, wanneer ze maar op een of andere wijze worden gecompenseerd en in een redelijke mate zijn afgestemd. In algemene zin komt ook de overheid tot de conclusie dat je, wanneer je besluit grondstoffen zwaarder te gaan belasten, dat op een ander vlak dient te compenseren; we denken daarbij vooral aan compensatie op het vlak van arbeidskosten. Uiteindelijk hoopt de overheid met het gebruik van dit soort instrumenten zowel milieu als werkgelegenheid te dienen. Daarom is het ook zo'n veelbelovende combinatie van instrumen-
Ieven
geroepen.
De
prijs,
een
bedrag
van
25.000 gulden, wordt om de twee jaar uitgereikt aan een instantie of rechtspersoon die een bijdrage heeft geleverd aan "het zuinig en milieuvriendelijk gebruik van bouwmaterialen en constructies". Dit jaar vond de uitreiking voor de eerste keer plaats. De jury, onder Ieiding van voormalig milieuminister Nijpels, toetste de bijdragen van zeventien inzenders aan criteria als oorspronkelijkheid, technologische vernieuwing, milieuverdienste, energiebezuiniging, materiaalbesparing, sociaal-maatschappelijke waarde,
ten, vooral op langere termijn."
Milieuberaad Bouw Zoeteman: "lk denk dat het Milieuberaad Bouw in deze fase een enorme taak op het gebied van voorlichting heeft. Goede voorlichting aan de achterban door de koepelorganisaties in de bouwwereld en de toeleverende industrie, maar bijvoorbeeld ook door de VNG: dat is van het grootste belang. De achterban moet weten water gaande is, wat men kan verwachten. Het eerste wat nodig is om een meedenker te worden, is inzicht. Als bedrijven inzicht krijgen in de markt van morgen, zullen ze gaan inzien dat het rendabel is om daar investeringen voor te doen." Barth: "lk sluit mij daar graag bij aan. We hebben nog niet zoveel vergaderd in stuurgroepverband, maar ik zie de kwaliteit van de vergaderingen toenemen, ik zie de onderwerpen belangrijker worden. De dialoog in het Milieuberaad Bouw - waar je vanuit je eigen verantwoordelijkheid en belang kunt zeggen hoe je tegen de diverse vraagstukken aankijkt - is een voortreffelijke basis om tot acceptabele eindoplossingen te komen." Zoeteman: "Het overleg is inderdaad een ander karakter aan het krijgen. We hebben er voor gekozen om ons op een aantal prioriteiten te richten en daar dan ook echt op te willen sturen. Dat maakt dater bij iedereen een vee! grater commitment is om de beoogde resultaten ook werkelijk te halen. Het stelt ons allemaal wat meer op scherp: er voor zorgen dat wat we doen ook door iedereen wordt gedragen. De Beleidsverklaring is daarbij een zeer belangrijk instrument, aan de taakstellingen daaruit hebben aile deelnemers zich gecommitteerd. Het is voor iedereen ook uitdagender om dat waar te maken."
SK
3
1992 een eeuw bestond, vond het jubilerende bedrijf dat bijzondere moment een goede aanleiding om een bijzondere prijs in te stellen. Daarom werd de Koninklijke IBC-prijs in het
vormgeving en presentatie. Nijpels kon al snel met de winnaar naar buiten komen: de jury koos unaniem voor het Reststoffenhuis, ingezonden door DHV Bouw.
Hergebruik De inzending van DHV beschrijft niet aileen het antwerp, maar ook de bouw van een eerste prototype van het reststoffenhuis. In samenwerking met Novem, en ondersteund door het bedrijf Heilijgers Bouw en zo'n vijftien toeleveranciers, heeft DHV het huis op een schaal van l :3 gerealiseerd. Het reststoffenhuisje staat nu op het terrein van het Huis van de Toekomst in Rosmalen, waar het onderdeel is van een permanente tentoonstelling. Het huis is volledig opgetrokken uit reststoffen en materialen waarin reststoffen zijn verwerkt; een deel van die bouwmaterialen is al in de handel verkrijgbaar, van een ander deel is een economisch verantwoorde exploitatie nog niet mogelijk. Ook verwerkte reststoffen horen in de toekomst opnieuw te kunnen worden gebruikt, vindt DHV. Detaillering en constructie van het huis zijn daarom zo gekozen, dat het huis aan
het einde van zijn levensduur selectief gesloopt
De materialen waarui t het Reststoffenhuis is opgebouwd: • gipskartonplaten. d:gd
Ult
De goede voornemens zijn er dus, maar in
len kunnen worden ingezameld. De isolerende
de praktijk moet het uiteindelijk gebeuren. Het
dakbanen bijvoorbeeld zijn niet verlijmd. maar
instellen van de Koninklijke IBC-prijs en het Reststoffenhuis zijn twee concrete initiatieven
mechanisch bevestigd.
die een milieuvriendelijker gebruik van bouw-
verve::;:~-
ge6r-.._uk! kartonen
rookgcrsontzwave-
e le::tric2 tel :seen ~;-0:~es
materialen bevorderen.
Secondaire grondstoffen Met zijn waslijst aan toegepaste reststof-
Hopelijk blijft het reststoffenhuis niet ste-
fen is het reststoffenhuisje een uitzondering. In
ken in het stadium van prototype. DHV Bouw,
l:ngsg1ps dat afkon1stlg 1s
ongeveer~
veertig mil-
IBC, Novem en de gemeente Breda zijn van
joen ton reststoffen vrij (zo'n 3000 kilo per
plan om te zijner tijd een of meer reststoffen-
Nederland komt jaarlijks hoofd
, gevelhekledingspanelen
van
de
bevolking
per jaar).
Daarvan
wordt op dit moment slechts een beperkt deel hergebruikt. De rest wordt gestort of verbrand. Het motto van het team van ir. j.G.A. van
es~e;-, Y?aa:-Jn or;.der meer ~::unsrstoi
o:1derdelen vern
::::rutc's, telefooncellen en meterkaste:-1 zijr::
ve::-~.verkt
• gevelisolatie \·c·:::·l s:ee::-nvc: ::1et 250.o prociuk:tlecrival en
ge;:;:-uikte s:een\volprodukten
aileen omdat de voorraad van een aantal grondstoffen
etndig
is,
transport en opwerking van grondstoffen en de stort of verbranding van materialen een steeds grotere milieubelasting veroorzaken. Overheid van
en
bedrijfsleven
het
gebruik
erkennen
van
de
secundaire
beeld uit de beleidslijn Stimulering van het gebruik van secundaire grondstoffen uit de Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw 1995. Bij die beleidslijn horen drie taakstellingen:
energiecentrales als toeslagmateria a! beton van portlandcement met vhegas
eE
Milieutaakstellingen voor de bouw, bij de beleidslijn 'Stimulering van het gebruik van secondaire grondstoffen'
als grof toe-
slagmateriaal metselwerkgranulaat haksteen met tot 50% baggerspecie
metselmortel op basrs var: portlandvliegascement dakisolatie van l 00% produktieafval en gebruikt polystyreen
als dakheschot experimenteel vezelplaat van 'zachte' bestanddelen uit bouw- en sioopafval dakleien die voor meer dan de helft zi)n gemaakt van kunststof computerkasten keramische dakpannen van de sloop dampremmende folie urt 100% herverwerkt polyethyleen de gietdekvloer heeft als bindmiddel anhydnet dat rs opgewerkt uit rookgas-
FrB
maar ook omdat winning,
, kalkzandsteen d::rt is
\·hegas uit kolengestookte
IBC-guldens voor dat doel aan te wenden. Bouwen met reststoffen moet. lnmiddels Staat er in Rosmalen een reststoffenhuisje als bewijs dat
noodzaak
20~c
te realiseren.
dat ook kan.
N iet
grondstoffen in de bouw. Oat blijkt bijvoor-
mengprocede, n1et l 0 tot
l: l
Hulst (DHV). dat het reststoffenhuis bouwde,
• kozijnen van kunststofafva_
gema::Ikt volgens een nieuv:
huizen op een schaal van
DHV heeft toegezegd een deel van de 25.000
was Bouwen met reststoffen kan en moet.
, stijl- en regelwerk van rest-
hout
Schaal 1:1
kan worden en de opnieuw bruikbare materia-
• De milieuverantwoorde inzet van secundaire grondstoffen afkomstig van reststoffen uit industrie1e processen a1smede uit afva1verbrandings- en energieproduktie za1 in 1995 door aile partijen maximaa1 worden nagestreefd. De inzet za1 ten minste gelijk zijn aan de omvang a1s in de jaren 19891!990. Deze omvang wordt bepaa1d op 5.7 miljoen ton per jaar. • De milieuverantwoorde inzet van grondstoffen uit gereinigde baggerspecie en gereinigde grond za1 in 1995 door aile partijen maximaa1 worden nagestreefd. De inzet za1 in 1995 tenminste gelijk zijn aan 2 miljoen ton per jaar. • De milieuverantwoorde en zo hoogwaardig mogelijke inzet van bouw- en s1oopafva1 uit de bouw a1s secundaire grondstof za1 door aile parti)en maximaa1 worden nagestreefd. Gestreefd wordt naar een toename van het hergebruik van bouw- en s1oopafva1 in de bouw van 60% in 1990 tot ca. 90% in het jaar 2000.
ontzwavelinqsgips (RO-
Wat is het Milieuberaad Bouw? Ret Milieuberaad Bouw (MBB) is het centraal overlegorgaan tussen overheid en bouwbedrijfsleven dat zich richt op het milieubeleid voor de bouw. De rol van het MBB is het initieren, coordineren en het scheppen van faciliteiten voor de uitvoering van dat milieubeleid. In 1992 is het functioneren van het MBB geevalueerd. Dit heeft geleid tot enke1e bijstellingen. Zo is de structuur vereenvoudigd en de manier van werken projectmatig en meer resultaatgericht geworden. De start van het MBB nieuwe stijl op 16 juni 1993 viel samen met de ondertekening van de Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw 1995. Deze Beleidsverklaring is ondertekend door vele organisaties uit de bouw, de overheid en de bouwvakbonden. Wie uitgebreid ingelicht wil worden over het Milieuberaad Bouw, kan bij het Facilitair Bureau MBB de brochure Het Milieuberaad Bouw aanvragen. Het adres van het Facilitair Bureau vindt u op de voorpagina van deze nieuwsbrief. In de brochure wordt ingegaan op positie en rol van het MBB, de functies en taken van de verschillende MBB-organen en een aantal spelregels. Ook de al genoemde Beleidsverklaring is bij het Facilitair Bureau verkrijgbaar. In deze Nieuwsbrief gaan we kort in op ambttieniveau en structuur van het MBB. Ook wordt hier aangegeven wre participeren in de Stuurgroep en de Klankbordgroep, twee belangrijke organen brnnen het MBB.
Ambitieniveau In MBB-kader hebben overheid en bouwbe-
anhydriet), afY.omstig uit poederkoolgestookte elektriciteitscE:~ntrale:-;.
4
drijfsleven concrete milieutaakstellingen voor de bouw afgesproken. Die af-
De Stuurgroep is het hoogste orgaan in
spraken zijn opgenomen in de Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw
het MBB. De Stuurgroep cobrdineert de activi-
1995. De ondertekenaars van deze verklaring geven aan zich volledig te zul-
telten van het MBB, stelt prioriteiten vast en
len inspannen om de taakstellingen te realiseren. Het zonodig verder uitwer-
besluit over uit te voeren projecten. In kader 1
ken van de concrete maatregelen die nodig zijn om de taakstellingen te berei-
ziet u wie deelnemen aan de Stuurgroep en na-
ken, gebeurt in overleg in het kader van het MBB. De nieuwe organisatiestruc-
mens welke organisaties zij dat doen.
tuur, waarin proJectgroepen een belangrijke rol spelen, zal de resultaatgenchte en proJectmat1ge aanpak ondersteunen.
De Stuurgroep komt zes tot negen keer per Jaar biJ elkaar. In de nieuwe samenstell1ng heeft de Stuurgroep nu driemaal vergaderd. Naast de Stuurgroep opereert binnen het MBB een breed samengestelde Klankbordgroep. Deze groep functioneert als klankbord van de Stuurgroep en heeft als primair doel de wederzijdse informatievoorziening en consultatie van overige bij het bouw- en milieubeleid betrokken organisaties. In de Klankbordgroep hebben dan oak meer organisaties zitting dan in de Stuurgroep. Ook de
projectleiders van
de
MBB-pro-
jecten hebben zitting in de Klankbordgroep. De Klankbordgroep is op 7 december 1993 voor het eerst in de nieuwe samenstelling bijeengekomen, en zal tenminste twee maal per jaar bijeenkomen.
De ondertnkenaar:o vance 0ele:asverklanna '!ROM,
b1~een
m een von de bmnentumen von he: :-:-.rrustene van
·1m 1993
Fotobureau Thuring BV
De slrucluur van hel MBB iet MBB bestaat per 1 mei 1993 uit de volgende organen: , Stuurgroep
Klankbordgroep- MBB. dr. ir. B.C.j.Zoeteman
voorzitter:
, Klankbordgroep
(VROM/DGM)
, Projectgroepen
drs. R.j.j. Roemers
secretaris:
, Facilitair Bureau
(VROM/DGM)
K lankbordgroep
Stuurgroep
In de Klankbordgroep zijn de volgende instanties vertegenwoordigd:
Doelgroepmanager Facilitair Bureau
projectgroep I : · projectgroep 2 projectgroep 3 i ; projectgroep 4
Bouw: AVBB
BABEX
BNA
NCIV
NEPROM
NVTB
NWR
ONRI
ROZ
UNETO
VHN
FAANB
VNI
projectgroep 5 :
Overheid
Stuurgroep MBB voorzi tter:
dr. ir. B.C.j Zoeteman (VROM/DGM)
secretaris:
drs. R.j.j. Roemers (VROM/DGM)
EZ
!PO
Unie van Waterschappen
VNG
V&W
VROM
Vakbonden: FNV Bouw- en Houtbond CNV Hout- en Bouwbond
AVBB:
ing. H.P. Barth
NVTB:
ir. j.van Brummen
BNA/ONRI:
ir. A.R. Manuel
BRBS
NWR/NCIV:
ing. j. van Herwaarden
Vereniging Eigen Huis
VNG:
mr. G.R. de Goede
Projectleiders MBB-projecten
V&W:
ir. j.R. Hoogland
EZ:
drs. B.J. Klerk
5
Overige instanties:
MBB-projectgroepen worden ingesteld
Afkortingen: AVBB Algemeen Verbond BouwbedriJf BABEX Verbond van aannemers van sloopwerken BNA Koninklijke maatschappij ter bevordering der bouwkunst van Nederlandse architecten BRBS Belangenvereniging Recycling Bouw- en Sloopafval CNV Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland EZ Ministerie van Economische Zaken FAANB Stichting Federatie Aannemers in de Afbouw en Nevenbedrijven van de Bouwnijverheid FNV Federatie Nederlandse Vakbeweging !PO lnterprovinciaal Overleg NCIV Nederlands Christeli1k lnstituut voor de Volksh uisvesting NCW Nederlands Christelijk Werkgeversverbond NEPROM Vereniging van Nederlandse projectontwikkelingmaatschappi]en NVTB Nederlands Verbond Toelevering Bouw NWR Nationale woningraad ONRI Orde Nederlandse Raadgevende lngenieurs ROZ Raad van Onroerende Zaken UNETO Unie van Elektrotechnische Ondernemers V&W Ministerie van Verkeer en Waterstaat VHN Vereniging Houtverduurzaming Nederland VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten VNI Vereniging van Nederlandse lnstallateurs VROM Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke ::Jrdening en Milieubeheer
door de Stuurgroep, die ook de projectdefinitie vast-
stelt. De projectleider, afkomstig uit bedrijfsleven of overheid, is verantwoordelijk voor de voortgang en uitvoering van het project. De leden van een projectgroep worden geselecteerd op hun deskundigheid en de positie ten opzichte van de achterban. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor een regelmatige terugkoppeling naar die achterban. Het resultaat van een project wordt toegestuurd en eventueel voorgelegd aan de besturen van het bouwbedrijfsleven en de overheidsorganisaties die bij het MBB betrokken zijn. De secretaris van het MBB, drs. R.J.J. Roemers van het Directoraat-Generaal Milieubeheer van het Ministerie van VROM, is het aanspreekpunt voor de doelgroep Bouw en cobrdineert de activiteiten van de organen van het MBB. Hij is secretaris van de Stuurgroep en de Klankbordgroep, coordinator en begeleider van projectgroepen. Op het ministerie is hij tevens doelgroepmanager Bouw. De secretaris is tevens hoofd van het Facilitair Bureau MBB.
Facilitair Bureau Ten behoeve van het MBB is een Facilitair Bureau (FB MBB) ingesteld, dat sinds l september l 993 operationeel is. Het bureau ondersteunt de Stuurgroep, de Klankbordgroep, de Projectgroepen en de secretaris bij beleidsinhoudelijke aangelegenheden en door werkzaamheden uit te voeren op het gebied van informatie en communicatie, administratie en secretariaat. Het Facilitair Bureau is bereikbaar op werkdagen tussen 9.00 en 17.00 uur. Contactpersoon is mw. Monique Slingerland (tel.nr. 070- 3562000). Facilitair Bureau MBB: Mw. mr. Ma Oeh Pe Mw. Monique Slingerland Drs. Frans Brand Drs. Siebe Keulen
lr. Hans Stoker Drs. Kaj Locher
SK/FrB/MOP
MBB·projecten: overzicht eind 1993 In 1992 is het functioneren van het Milieuberaad Bouw 'oude stijl' geeva1ueerd. Een van de uitkomsten van die eva1uatie was dat een MBB 'nieuwe stijl' gediend zou zijn met een meer projectmatige en resultaatgerichte aanpak. Dit advies is ter harte genomen: op 1 november is het eerste MBBproject. Milieuzorg in de bouw, van start gegaan. Twee andere MBB projecten zullen voor het einde van 1993 volgen. MBB-projecten leveren een bijdrage aan het bereiken van de milieutaakstellingen voor de bouw. Verantwoordelijk voor de voortgang van MBB-projecten zijn de Projectgroepen. In het algemeen zullen binnen het MBB niet meer dan drie tot vijf projectgroepen tegelijk actief zijn. De Stuurgroep heeft ervoor gekozen om eind 1993 de volgende MBB-projecten van start te Iaten gaan: • Milieuzorg in de bouw • Waterbesparende voorzieningen in de bouw • Milieumaten in de bouw
Milieuzorg in de bouw Van het eerste MBB-project, Milieuzorg in de bouw, vindt u elders in dit nummer een beschrijving.
·~~~~~-----·
6
Waterbesparende voorzieningen Als het gebruik van drinkwater zich valgens de huidige trend blijft ontwikkelen, zal het waterverbruik in 2010 met 30% zijn gestegen. Daarbij neemt het aandeel van verwarmd water toe. Het leveren van goed drinkwater wordt echter steeds moeilijker en kostbaarder. Voorlichting, hogere tarieven en individuele bemetering zijn drie instrumenten om de stijging van het waterverbruik aan te pakken; een vierde instrument is het aanbrengen van waterbesparende voorzieningen. Het MBB-project Waterbesparende voorzieningen in de bouw richt zich in eerste instantie op de woningbouw, zowel nieuwbouw als renovatie. Daarnaast wordt nagegaan in hoeverre waterbesparende voorzieningen ook bruikbaar zijn in andere gebouwen. Een belangrijk aandachtspunt is de energiebesparing die een verminderd gebruik van warm water met zich meebrengt. Het project moet resulteren in een lmplementatieplan voor de toepassing van waterbesparende voorzieningen. Het project heeft een geschatte looptijd van acht maanden en start eind 1993. Milieumaten Bij het bepalen en vergelijken van de milieubelasting van produkten komt een duizelingwekkend aantal variabelen om de hoek kijken. Het is dan ook niet eenvoudig om vast te stellen welke produkten het milieu minder belasten dan andere; dat geldt ook voor produkten in de bouwsector. Het project Mi-
ieumaten in de bouw moet een baken zijn in de stroom van variabelen. Het
Het overleg over de definitieve versie van het
)roject sluit aan bij de methodiek van de levenscyclusanalyse (LCA) die in de
beleidsstandpunt vindt in M88-kaderplaats, en
tfgelopen jaren is ontwikkeld. Het streven is een beperkte set milieumaten
is volop gaande.
10or (een drietal) belangrijke bouwprodukten op te stellen, en uite1ndelijk 10orstellen te doen voor bruikbare milieugerichte produktinformatie in de
• Concepten NMP2: verscheidene concepten
)Ouw. Bij de ketenanalyse van de drie bouwprodukten zal in het bijzonder de
van de NMP2-teksten over bouwen en milieu
ol en inbreng (met betrekking tot een effectieve produktinformatie) van de
zijn in de Stuurgroep besproken. Dit overleg
tchtereenvolgende bouwactoren en marktpartijen in beeld worden gebracht.
heeft bijgedragen aan de verdere ontwikkeling
-let project heeft een looptijd van twaalf maanden en zal omstreeks de jaar-
van de teksten over dit onderwerp.
visseling van start gaan. FrB/MOP/SK
• }aarverslag MBB 1993: de Stuurgroep zal in januari 1994 een kart en zakelijk verslag van de resultaten van de M8B-werkzaamheden over 1993 uit brengen .
-
.
R.ctiviteiten en plannen De Stuurgroep MBB heeft met de nieuwe MBB-aanpak een ambiieuze start gemaakt. De groep is nu driemaal bijeen geweest en heeft rele activiteiten in gang gezet. terwijl de lopende activiteiten stappen rerder zijn gebracht. Een aantal belangrijke produkten en activiteiten ran 1993 en voor 1994 wordt hieronder kart toegelicht. , Communicatiep/an MBB: de Stuurgroep heeft in dit plan de communicatie,trategie voor het MBB vastgelegd. Het plan heeft twee delen: het lnformatie>lan MBB en het Voorlichtingsplan M88. Het eerste deel richt zich op de strucurering van de informatiestromen binnen het MB8-proces, het tweede deel op 1et overdragen van de M8B-doelstellingen en de resultaten van het M88-proes naar de doelgroep Bouw. Aan de uitvoering van het communicatieplan ~88
wordt gewerkt in samenwerking met de verschillende organisaties uit het
>Ouwbedrijfsleven en de overheden. , Advies over Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen: in de Stuurgroep is het ~88-advies
vastgesteld over een concept voor het Structuurschema Opper-
•laktedelfstoffen (SOD). In het kader bij dit artikel vindt u daar meer over.
• Werkplan MBB 1994: in december 1993 zal de Stuurgroep M88 het Werkplan MB8 1994 vaststellen. Dit plan beschrijft voor 1994 de belangrijkste activiteiten die binnen het MBB plaatsvinden, inclusief een tijdschema van uitvoering en een overzicht van de betrokken organ isaties.
MBB-Advies over een concept van hel Slrucluurschema Oppe rvlakl e de If sl off en In de Stuurgroep MBB van 13 oktober 1993 is het
MBB-advies
vastgesteld
ce pt-)-Structuu rschema
over
het
(con
Oppe rvlaktede I fs tof-
fen(SOD). Dit advies geeft de gezamenlijke inzichten van de Stuurgroep over het SOD weer, waarbij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (eerstverantwoordelijke voor de opstelling van het SOD) overigens op twee punten een afwijkend standpunt heeft ingenomen. Het advies beoordeelt de intenties van het
Voortgang uitvoering BMB 1995: de Stuurgroep heeft in de eerste plaats ge-
SOD in het algemeen als juist. Wei wordt ge-
verkt aan het verder in beeld brengen van de uitvoeringskaders waarin pro-
constateerd dat de uitwerking van deze inten-
ecten/activiteiten worden uitgevoerd die bijdragen aan de realisatie van de
ties op drie hoofdpunten vragen oproept: de
nilieutaakstellingen. Voor een aantal projecten (lmplementatieplan AVI-rest-
reikwijdte van
toffen, Uitvoering lmplementatieplan Bouw-en Sloopafval) zijn afspraken ge-
mentarium en de verwerking van de Milieu-
naakt over de betrokkenheid van (de Stuurgroep van) het M8B.
taakstellingen voor de Bouw (BMB 1995) in
In de 8M8 1995 is opgenomen dat voor het bepalen van de voortgang van le milieutaakstellingen verschillende monitoringsactiviteiten worden uitge-
het SOD, het beleidsinstru-
het SOD. De !eden van de Stuurgroep brachten de volgende concrete punten naar voren:
•oerd. Als eerste stap in M88-kader zal een overzicht op hoofdlijnen van de
• het SOD betreft in feite een (granulaire)
neet- en monitoringsystemen op het gebied van bouw en en milieu worden
Gron d stoffe nvoorz i en in ge n nota.
1pgesteld. Vervolgens zal bezien worden of en zo ja welke vervolg- en
• het SOD heeft betrekking op een lange pe-
.anvullende acties noodzakelijk zijn.
riode (tot 201 0), en daarom zou het integraal ketenbeheer explicieter in het SOD moeten
MBB-projectopdrachten: de Stuurgroep heeft drie projectopdrachten vastge-
worden uitgewerkt.
teld: Milieuzorg in de bouw, Waterbesparende voorzieninger~ in de bouw en
• het MBB zet vraagtekens bij de noodzaak
~ilieumaten
voor een heffing op primaire (granulaire)
in de bouw. Deze projecten zullen (in aanvulling op lopende pro-
ecten en bestaande uitvoeringskaders) een belangrijke bijdrage moeten !eve-
grondstoffen.
en aan realisatie van de milieutaakstellingen. In deze nieuwsbrief is aan de
• er zou in MBB-kader actie ondernomen moe-
1rojecten een overzichtsartikel gewijd. U vindt bovendien een beschrijving
ten worden ter uitbreiding van het instru-
•an het project Milieuzorg in de bouw, dat als eerste van start is gegaan.
mentarium waarmee het zuiniger gebruik van granulaire grondstoffen kan worden bevor-
Doelgroepoverleg (concept)beleidsstandpunt radon: tijdens het debat in de ·weede Kamer over de nota Omgaan met risico's van straling (30 juni 1993) 1eeft de Minister van VROM toegezegd dat een concept van het beleidsstandIUnt radon voor het zomerreces aan de Tweede Kamer zou worden gestuurd.
derd. Het advies is aangeboden aan het
Mini-
sterie van Verkeer en Waterstaat en aan de voorzitter van het Permanent Overlegorgaan Oppe rvlaktedelfstoffen. MOP/FrB
7
7 december Klankbordgroep }.;!BB
(tevens installatie van de Klankbordgroep).
Milieuzorg in de Bouw: Eerste MBB·project van start
taat herkennen. Uiteindelijk moeten zij ermee uit de voeten kunnen in de dagelijkse praktijk van het bouwen en ontwerpen. We moeten niet de illusie hebben dat we tot in detail moeten vaststellen hoe het in de praktijk gaat", aldus de projectleider van Milieuzorg in de Bouw, ir. drs. j.B.M. Louwe van TNO-Bouw.
16 december 1993 Stuurgroep MBB. 19 januari Studiedag ·rntegraal Ketenbeheer in de utiliteitsbouw'. Holiday Inn Hotel Rotterdam. Nederlands Studie Centrum. Contactpersoon: Nathalie van 't Hoen, projectass1stent. Telefoon 010-4349966. fax 010- 4343267 Adres: Postbus 330. 3130 AH Vlaardingen.
Als een opdrachtgever bouwafvalpreventie als eis stelt, denkt een ontwerper daarbij dan aan hetzelfde als een aannemer? En als ze doen wat hun eigen milieuzorgsysteem voorschrijft, zitten ze dan op een lijn? Effectieve milieuzorg in de bouw is aileen te bereiken als de milieuzorgsystemen van de diverse deelnemers in de verschillende fasen van het bouwproces goed op elkaar aansluiten. Om die aansluiting te verbeteren start het MBB het project Milieuzorg in de bouw. Bijna elke branche in de bouw heeft inmiddels een eigen model voor bedrijfsinterne milieuzorg ontwikkeld, of is daarmee bezig. Oat is
27 januari 'Praktische wegen naar een ceefbaar milieu', jaarbijeenkomst VBWAsfalt. Breukelen. )aarbeurs Utrecht. lnlichtingen: telefoon 0346262644. fax 03462-63505.
op zich verheugend, maar het zegt niet alles; omdat bouwen een proces is waarin vele partijen in wisselende samenstelling met elkaar samenwerken, hoeven aile plannen samen nog niet
te
resulteren
in
een
integrale
aanpak.
Oaarom liet de projectgroep Milieuzorg van de MBB-werkgroep Bouwen en Slopen in het rapport Milieuzorg in de Bouw (1992) analyseren wat nodig is om integrale milieuzorg mogelijk
16 en 17 februari Cursus Volkshuisvestingspraktijk, 'Kwaliteit' (blok 2). Euroase Hotel Amersfoort. Organisatie: Werkbureau Stadsvernieuwing en Voorraadbeheer. Aan de orde komen onder meer: kwaliteit in de volkshuisvesting, duurzaam bouwen. energiezuinig bouwen. mater:aalkeuze. duurzame stadsver-
nieuvrmg. lnc!usief excursie. Inlichtingen: E. Osterop. tel. 036-5391529. 17 februari Stuurgroep MBB.
te maken.
Bestaande kennis Het Milieuberaad Bouw start nu het eerste MBB-project, dat dezelfde naam heeft meegekregen. Ooel van het project is te Iaten zien hoe de verschillende milieuzorgsystemen beter op elkaar kunnen aansluiten. Veel brancheorganisaties hebben immers al ten behoeve van hun leden ge·lnvesteerd in de ontwikkeling van modellen. In het MBB-project wordt nagegaan wat er al bestaat en wat de wensen zijn, zodat het wiel niet opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Het resultaat van het project moet bruikbaar zijn voor bedrijven. Het project heeft dan ook twee produkten: een branche-overstijgend milieuzorgsysteem dat is gericht op bouwprojecten, en een plan van aanpak voor de introductie van dat systeem in de praktijk bij bedrijven. In het project wordt gebruik gemaakt van Oat
scheelt bedrijven tijd en geld.
'Bouw en Milieu 1994': Congres en expositie over milieubewust bouwen in de praktiJk. )aarbeurs Utrecht. Inlichtingen: R.C. Mourik, beursmanager; tel. 030 - 955360. fax 030- 955359.
Plan van aanpak Milieuzorg in de Bouw moet inzichtelijk maken langs welke weg integrale milieuzorg in de praktijk daadwerkelijk kan worden bevorderd . Vaak zullen de brancheorganisaties daar het voortouw bij hebben. Zij reiken hun leden modellen aan en ondersteunen die leden door middel van trainingen en dergelijke bij de introductie van die modellen. Het project zal voor de branches in een plan van aanpak aangeven langs welke weg integrale milieuzorg kan worden gerealiseerd. Ook daar zal de ervaring van de branches die al veel aan milieuzorg doen onmisbaar zijn.
SK
Redactie: Facilitair Bureau Milieuberaad Bouw
Tekstadviezen en produktie: Dick van Teylingen (Levend Nederlands)
de ervaring met kwaliteitszorgsystemen.
15, 16, 17 maart
Pro j e ctkwa 1i te i tsplan Opdrachtgevers en toezichthouders vragen nu al aan bedrijven wat zij doen op het gebied van milieuzorg. Louwe: "Bedrijven werken samen aan bouwprojecten binnen een contractsituatie. In de praktijk zien we dat het projectkwaliteitsplan steeds meer als een contractdocument wordt gehanteerd. In die projectkwaliteitsplannen zijn milieu- en arbo-aspecten soms zeer dominant. Oaarom wil het MBB de combinatie van milieu, arbo en kwaliteit nader bekijken. Het onderbrengen van deze aspecten biedt naast milieuwinst bovendien praktische voordelen. Het maakt de zaken overzichtelijker, ook voor kleine bedrijven".
Vormgeving: Cora de Roon bNO (Didot Design)
Druk: Drukkenj Macula Boskoop
Branches Branches zijn op verscheidene manieren bij het project betrokken, onder meer door hun deelname in de projectgroep. Hun ervaring en kennis is onontbeerlijk. "Van groot belang is dat de branches en de bedrijven zich in het resul-
8
De Nieuwsbrief MBB word! gedrukt op Biovie chloorvrij gebleekt 100% kring looppapier
Opdracht week 2 N.a.v. het college van Drs. R.J.J. Roamers.
"5-·
de ca..; us
sen~ t;.,;'z
wt
(
"/nr1ot/~c:.nt:;/ o()'(!rhe./c{ :
be-t~s: s): U1..
lnleverdatum:
£.erl
.-J
1,
wer4_
CChCreef--
tji?
24 C!Apa..k.n-
bott:oiriffs1a.IA : S) WOCI?CCli1JW77V1Je/J: f
een.
f/an oleu..
~e-t'dsVCCI(J"J.e{ "
~p~
maandag 28 maart voor aanvang van het college. (in tweevoud)
DE PRAKTIJK VAN HET DUURZAAM BOUWEN GEREALISEERDE PROJEKTEN lNG. R. PIJNENBORGH ARCHITECTENBURO ARCH I SERVICE
'Biografie
1
'Gerealiseerde projekten
1
o
architektuur
o bouwbiologie o interieur
Biografie l...
Renz Pijnenborgh, Nederland.
geboren
op
30 november
19~7
te
Goirle
Na de middelbare school, HTS bouwkunde en Akademie van Eouwkunst te Tilburg. gelouterd in de praktijk van middelgro~e Architektenburo's te Tilburg en 's-Hertogenbosch. Sinds 1981 vindt in eigen buro Archi Service te Den Bose~ praktijkon~wikkeling van het bio-ek6logische bouwen plaa~s. Als bestuurlid van de VIEA mede~oprich~er van het VIEA Centrum voor gezond bouwen en wonen te 's-Hertogenbosch. Het Centrum van de "Ve~eniging integrale bio-logische architectuur" draagt kennis over door middel van een permanen~e tentoonstelling (1500 m2, J advisering en coordinatie. Woont met gezin 13· kinderen) en werkt in het eerste bioekologische gebouwde Mens-en Milieuvriendelijke Woonwerkprojekt te Den Bosch.
renz pijnenborgh hooipolder 18 5235 VM ·s-hertogenbosch tel. 073-415709 fax 073-429,381 lid vereniging integmle bio-logische architekruur (viba)
'"'
. ' ult mllieubewuste bedrljfsvoering ecologisch gebouwd bedrljlspand
,--.---....
'· =,.~:~ I
:
• ·~
.
G....,'
..
:
~
Garage in Nul and, 1968
')
~~~
... ·.· .
'
'
... ·-'·/
I
rechler
--~'--'-. -
I
.
-·-
rijgevel
a a r d e b e d e k t b 0 u w en e n w o n e n
-----..
~.
.'
/" ••
1
--·
~I
~
•
.-
'·
o arch i tektuur o bouwbiologie -:~
..
....,.-:-·· -----:-. ·.
·.
•
••
interieur :...
-
••
"'""': / /.I,
/
• t
I
/
/
.·.J
8
'I
.· ,, :- J" -;
'
.... i. I
I
•
I' .I
"·,;,.
I .f
'·'·' .
/
.
.
...•
•
... ..•
•
•
-.
' •
'
••
·' .. ::·
•: • • .• . ' ,., , • ~•.. ·• i,
..
....
.·.:!:''.:·.:.::
.... -
.
..
~
_...,....,_!II':
.~..ti~ict ·. .,_....,;:..~-·.· :·&~~ CIIII'\POS!CUI"
. I . ..
I
•
.: :: . ~ . :. ..... ·
:&_ ~.:
• •• ,
•,
'"'
a.,·,·
.\
\ ·\
.. ·.
~
~·
.•
.
. .··
......,
I
1.
,.
•• \..
•
. " . • ••
.
: .....
.. ..·' ... I
~-
\
•
bio-ecologisch woonhuis fam. Geurtsen te Nagele, 1992
•
~
" •• • ••
-•
Jl·
i'
doorsnede
A-A
d
oor s ne
d
e
8 - 8
, •
. .-
•• •
, noordgevel
d
oostgeve
zuidgevel
•
• •• •
waning 80 tuinbouwbedrijf fam. Van den Drres te Zwolle. realisatie eind 1991 ..
"
.
• •
•
•
• ••
•
• • • - '-.·· t• • ... f •
• • I •
d
e
A - A'
·.
••
•
oor s n e
•
• •
. .. • ..
•
~.:..
.
, • , •• ~
• •
• •
••
•
architektuur bouwbiologie o inlerieur o o
n o o r d g e v e
. '·
/.
•'
. /·.
,:.<~~ .. .
.
•·.·
.... ·
·
;
. ..
. .. · ...
~
.,
I.
I.
.•
.. ·
I. I
.
I
milieu ed.uc21tie centrum
-·.~·-'t.:~\~ >~:L ;. >·- :- -_· ·:·,·::~\:(: ::-: .·; ~ ~ ......
\ . ·::::
~::
•
0
[./\J LJ'-.i L>~-- [_,;\j : L.AJ L/\J I LAJ L.AJ :~·.: ......... - . - ... - -....... -.. -.... -............... --- ... - ........... --· . -.. -•.. - ...... -- -!- --- ............................. -~ . -- .. -- ... ··r ..... --- .. -- ....... . .
i
~
• . ._1 .:·
•
,..
••
·... :i
_..-
/
I
5
10. meter
-fA=i~t::::F~=t=-.=FrT=t===:::l-1
u .
z
werkplaais
e
d
v
e
dOOt$ftede
n
0
0
r
d
g
v
e
e
milieu-educatief centrum met milieuvriendelijke kinderboerderij te Oosterhout. real.isaEe 1,991 - '92
Buro Archi Service is een kleinschalig architektenburo werkzaam op het gebied van ·renovatie, restauratie en nieuwbouw. Naast puur bouwbio-logische projekten worden oak "gewone" opdrachten zoveel mogelijk bio-eko!ogisch ingebed. Inspraak, bewonersparticipatie, zeHbouw en ontwikkeling van mens- en milieuvriendelijke bouwprocessen ztjn vervlochten met de opdrachten. In het belang van een gezonde huisvesting is het een maatschappelijke plicht om bio-ekologische principes en ideeen gezamenlijk uit te dragen en vorm te geven. Wij streven ernaar dit in samenwerking met zoveel mogelijk disciplines een breder draagvlak te geven. renz pijnenborgh hooipolder 18 5235 V!vl 's-hertogenbosch tel. 073-415709 lid vereni;;ing :nregrale bio-logische Jrchitekruur (vibal
~~~=;~--~~~-~~~--·--~-----
~:~ \v·;::·O_ .. n :_ e.~-.
I"''
··..
n.
•.
Aardeb.~dekt .·bouwe~ .is ~·een·:.·gaede m~nier ·om zeer en~rgiezuinige,· ·. · geluiddichte· en comfortabele· gebouwen te maken. Indien·. niet ze!f : · · gebouwd is het niet duurder of goedkoper dan traditionee! bouwen. · · In kombinatie met passieve zonneenergie, met warmteops!ag en warmtemuren kunnen extreem !age energie!asten worden bereikt. Het geringe bui tenmuur - opperv !ak drukt de onderhouc'skosten.
.. · o archilektuur o bouwbiologie o interieur
De VIBA werd opgericht op I5 december 1976 door een groep enthousiaste en bewuste mensen, die ervan overtuigd waren dat bouwen en wonen minder milieubelastend en meer de gezondheidbevorderend mogelijk moest zijn. Zij is een Jandelijke organisatie en richt haar activiteiten op geheel Nederland en daarnaast in de gehele wereld. Vanaf de start heeft zij zich ten doel gesteld mee te werken aan een evenwichtige, harmonische relatie tussen de mens en zijn gehele - vooral gebouwde - omgeving. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van de gebouwde omgeving, ruimtelijke ordening, vormgeving, materiaal, installatie, bouwmethode of bouwwijze en het wonen op zich, zowel in de verdere omgeving als het belangrijke aandachtsgebieden van de VJBA. De integrale bio-ecologische architeauur geeft richtlijnen, die bijdragen aan een gezond en harmonieus bouwen en wonen. De doelgroepen waar de VJBA haar activiteiten op richt zijn te het bedrijfsleven, de overheid, in adviesorganen, verschillende instellingen actief in of voor de bouw waaronder bijv. universiteiten en scholen, maar zeer zeker ook de bewoner c.q. gebruiker, ook wei woonconsument genoemd. De VJBA is een vereniging en werkt met een lidmaatschap. Zowel bedrijven, instellingen, organisaties en particulieren kunnen lid worden van de VJBA. Eigenlijk iedereen dus.
De VIBA verzorgt voor haar leden Tn<>rn"-''" inars, cursussen, trainingen en tentoonstellingen, maar ook wt!\rfLo:tu-,nc: en congressen. Ook stimuleert en ondersteunt zij aanve in het organiseren van dit soort activiteiten. De VIBA biedt e aan derden, en daar waar dat nodig en gewenst is. Steeds vaker treedt de VIBA op "gastspreker" bij belangrijke congressen~sYfl1posia ..·. buitenland heeft de VIBA inmiddels contacten rneti~rwerwante organisati~s. ,~0:~ Steeds vaker is de VIBA aanweiitbiftiel~ngrijke buitenlands~~ven~nten op het gebied van milieubewust bci@Wen:~n won en en VIBA-Iederr treden 'ci~ regelmatig als gastspreker ~p,of~Ci~den verzocht aan manifestatle~~l~r~"··. mee te werken. ;\::.:r .,, .. ,,'if' ···
.
.·::·ll.f :•'
Vanuit de kennisgebiedeff.'' e, de VJBA in huis heeft treedt zij op als .. coordinatie-steunpuntvoo~·de verwerving van opdrachten op het gebied:vari~/·:, materiaal- en o.a. architecten, bouwbedrijven (overheids-) ' •. • uiteraard ook aan particulieren. Door de,N~Je 1i~,: instellingen en jaren van haar bestaan de VIBA inmiddels een grate mate kennis opgebouwd, als professioneel advies- en kenni kan optreden. bio-ecologische architectuur in
P"erlUnaet·CI.i:hPtc:r,~>Pn heeft geresulteerd in vele rn1~~~~~ri'fl n~~:;~;; ..., in binnen- en buitenland.
activiteiten worden in
sarl'l.elrt"¥e.rl~n:g :nne1:1;$11erclen($?1nc:lleryl_onQ_iir:l
en
dan met name produktili~L~e!~~il~~~:~~:?~!~1i~.·~~~~n~~'~jl~~~ milieubelastende aspecten van' produ ·
~~f~~lr5·
verwerkingsproces::~o/ing vindt reeds een aantal jaren plaats onder de naam ""''!'*-!,'tp·~··.,.,
Her/aer-School, waann Cfe V/BA samen met de aangesloten bedrijfsleden cursussen, workshops ~.IJ:.!~.~en geeft ondersteund door cursusboeken en syllabi. Dienstverlening vindt op, diverse terreinen plaats aan een ieder die zich interesseert of b~lghoudt met gezond bouwen en wonen, zowel aan vakmatig geinteresseerden ~. particulieren.
aan.
\k~;~~ ~~:~·~;~
De Vereniging lntegrale Bio-ecologische Architeduur wordt geleid door een groep mensen, die tesamen het V/BA-Bestuur vormen. De bestuursleden van de V/BA zijn werkzaam in bedrijfsleven, instelling, overheid en zelfs binnen de universiteit. Dat maakt dat vanuit dit bestuur een uitermate goede contactfunctie mogelijk is met betrekking tot het uitwisselen van informatie en kennis en daarnaast wordt snel.een goed beeld verkregen van wat binnen de "vakwereld" gebeurt. Zo ook de aangesloten VIBA-Ieden. Veelal zijn dit bedrijfsleden en particuliere leden, actief werkzaam binnen het kader van gezond, milieuvriendelijk, dus bewust bouwen en wonen. Aile V/BA-Ieden dragen in principe de doelstellingen van de vereniging uit, zowel in hun vakmatige- als in hun persoonlijke omgeving. Daardoor ontstaat langzamerhand een zeer uitgebreid netwerk van en voor kennis- en informatie-overdracht, waardoor de VIBA inmiddels niet meer weg te denken is uit onze maatschappij. Daarnaast zijn een aantal we,rf
-
Architeauur Bedrijven (produktie, diensten; handel- en bouwvoering) Radiaesthesie en Geobiologie Consument Onderzoek en kwaliteitsbewak,jng Publiciteit Harmonicale Ellips.
L-----------~.~.~.~-~------------------------------------•,
De VIBA organiseert tal van com11'ul'licatie-activiteiten, gericht op zowel de professionele- als de particulie~ejnarkt. Op dit moment ontwikkelt de VIBA een meerjaren-communicatiepla·n.~door een continuiteit wordt gewaarborgd van optimaal con~<:t;}!l«;!~ aile doelgroepen.
tkS.:·ot~f
t~~!~:. '
De VIBA geeft in eigen beheer uit, zowel op het gebied van de vakwereld als ook voor de woonconsument. Voorbeeld daarvan is de VIBA~--- ':f."'··"-.:-t··<...... Woonwijzer, een praktisch en handzaam boekje voor de woonconsument. Daarnaast zijn diverse cursusboek~.\.~Q~geven naar aanleiding van door de VIBA geo~ganiseerde (thema-)cursul~~~k ger!:_h_~ op d-~~~~~~~~eld ~~!;~~n , .. ~ • , boeken uttgegeven. Auteurs van de;V/8.1:-u;tgovenziJn:YIBA~ledel')~;'" ·· ,;~ .
1
\;~(:; '{:1'~~~: .. '" ;,· ·;~*~~;;
:'~h~~' ~< :·.
In samenwerking met een professio'l,.eJ;~~tg~xer;l!~)~terorganisatre ~ Genootschap Gezond Bouwen en '1P,~~~~ Belgie en de VIBA wordt het twee-maandelijkse vaktijdschrift "Ge:ipf!OJ3ouwen en Wonen" uitgegeven. Aile aangesloten leden van de VIBA alsme~e de)eden van het Belgische Genootschap ontvangen dit tijdschrift gratis en daarnaast vindt verspreiding plaats naar o.a. bibliotheken, universiteiten, overheid en aanverwante organisaties.
~;
Sinds mei 1991 heeft de VIBA haar definitieve standplaats gekregen in het Bedrijvencentrum aan de Veemarktkade 8, Gebouw B te 's-Hertogenbosch. Reden waarom gekozen werd voor deze lokatie was dat de VIBA inmiddels had besloten een voorlichtings- en informatiecentrum in te richten. Dit is in 1991 gerealiseerd en middels een permanente expositie, presenteren reeds ca. 41 bedrijven in een professionele stand hun produkten, materialen en/of diensten, allen passend binnen het concept gezond en milieubewust bouwen en wonen. Aile stands zijn professioneel ingericht en het aantal exposanten breidt zich uit. De exposanten in het bijzonder zijn zich ervan bewust en ervan overtuigd dat milieubewust bouwen en wonen de toekomst wordt. De meeste exposanten zijn daarnaast lid van een van de VlBA-werkgroepen, en vaak van de VIBAwerkgroep Bedrijven, waardoor in een goede samenwerking met de VIBA vele activiteiten vanuit een gezamenlijk oogpunt kunnen worden opgezet. Voordat de V/BA het Centrum in 's-Hertogenbosch had ingericht, was er voor de ondernemers, die zich bezighielden met milieubewuste en -verantwoorde - produkten, materialen en diensten geen echte presentatie-mogelijkheid. Enerzijds door het nag beperkte gebruik ervan, anderzijds door de 'n'T?o~bekendheid om,trent de aspecten gezond en milieubewust bouwen en wonen.
, , ""i't'{,,.:~,.;,, ,··~·~· .':;·:"'<'•'''.
' .'~: ,>.~~;,~;·~,:; '.•• ' ' ' •. :}~: .
.
.
Door de bundeling van. k~f1!'liS, know-how en. ervaring wordt een Steeds bredere basis gelegd om anch:;re bedrijven te. adviseren, te stimuleren ,en zelfS te begeleiden naar een bewuste milieusparende en bio-ecologischerprodukti~ en bouwmethode.Maar oak het informeren en adviseren van de overheid, adviesorganen, onderzoekinstituten, scholen e.d. behoren tot een belangrijke .. ,: dagelijkse taak van de VIBA. .' Zeals eerder aangegeven is daarbij oak de particulier, de z.g. woonconsument't voor het VIBA-Centrum een zeer belangrijke doelgroep. ,;;-r, "'('¥ ••,:;: «
t\';;:f
· Elk bedrijf dat exposeert in het VIBA-Centrum presenteert op professionel~ •.•..•.,.,.,,,......· zijn diensten, materialen of produkten. Hoofddoel is om aan te tonen er wei ~egelijk goede mogelijkheden zijn om binnen een veran~oorde doelstelling te ~ouwen en te wonen.
De VIBA heeftalsf¥ er zorg voor te dragen dat zowel bedrijven ais particulieren hunWeg:weten te vinden naar het centrum. Daarnaast is zij continu bezig de Yl~oe'lstellingen uit te dragen. .· , , ,·,·:. Zij zorgt voor een. o~ti~~le.communicatie met de mark:i:~I)S't~lt zich daarbij op als overkoepelende orgallisatie voor de in haar centr~m ge~xposeerde bedrijven.
'"'•f;>;:,.., ,.,:.. '·.
.;·:\)·;iftr:·
Oak worden professionele doelgroepen geactiveerd~~n\rorden activiteiten georganiseerd in het Centrum om bedrijfSieven, maa~. vooral oak (aanverwante) organisaties, inste~lingen als oak ~~~~~jheid, e.d. naar het Centrum toe te trekken door m1ddel van excurs1es,;pndersteund door project-bezoeken en lezingen. '· · v Omdat inmiddels vele bouw/woonprojecten zijn gerealiseerd door aangesloten VIBA-bedrijfsleden kunnen deze projecten worden bezocht. Zo krijgt de bezoeker van het VIBA-Centrum niet enkel produkt- en/of diensteninformatie maar wordt er middels projectbezoeken aan lokaties aangetoond wat in de praktijk van vandaag mogelijk is.
Ook ondersteunt de VISA haar exposanten met haar zakelijke en vooral ook communicatieve diensten naar binnen (de leden) en naar buiten toe. Zij kunnen onbeperkt gebruik maken van de diensten van het Centrum en ook bij presentaties e.d. biedt de VISA aile hulp die nodig is. Zo is inmiddels een goed samenspel gerealiseerd, waarbij vanuit het idee "samen sta je sterk" nog beter op de zo broodnodige ontwikkelingen in het milieu kan worden ingespeeld. De bezetting van het VISA-Centrum is permanent. Een gedegen Management ng over de dagelijkse Ieiding, coordineert. adviseert. heeft de r~>~,n~~rtdl~> veelvoudige activiteiten. Het team legt contacten 1 .:ri''ittiri1'.Jif:,~ ~~fo!•w•!"I"V'imr van Ieden, exposanten en het met een aantal vrijwillige me:de•we.rtaf~~;r'Fm!t'"~r:~~~~l;dl~~it~;;~Pln:ze_t van de VISA-Ieden en het
. fnmiddels vinden op dit moment onderhandelingen plaats over de van de expositie-ruimte binnen het huidige bedrijfsgebouw. De vraag naar expositie-ruimte binnen de VIBA wordt steeds groter waardoor deze uitbreiding noodzakelijk is. Het VISA-Centrum is dagelijks (maandag tim vrijdag) geopend voor oe:zoE~Ke!rs:.-::. van I0.00 tot 12.30 en van 13.30 tot 17.00 uur. Ook op zaterdag kunt u Centrum bezoeken, daarvoor dient u vooraf telefonisch een afspraak te maken. Voor groepsbezoeken en/of excursies wordt u verzocht vooraf contact op te nemen met het Centrum. Ook U kunt lid worden van de VIBA U vindt daarover aile informatie .• bijgevoegde VISA-folder.
•~-·-•·c.-;
~ ':~t~~~i;~~
.. V:kuntook deelnemen aan de permanente expositie. Daarover kunt ·.~~ntact opnemen met het VISA-Centrum. Het VISA-Centrum is dagelijks' telefonisch bereikbaar O(ld~r teff!foaiu1tlmrnef 073-216943 of(axnummer 073'-2rt 148. . ·· '·. ".
'
Bezoek- en co~fespond~ntie-adres: Veemarktkade 8, Gebouw B, 5222 AE 's-Hertogenbosch.
De VISA heet u van harte welkom!
VIBA@
viba
LIDMAATSCHAP FORMULIER Ondergetekende Lidnummer Naam I Bedrijf Ad res Postcode Woonplaats Telefoonnummer (prive) Telefoonnummer (zaak) Gironummer I Banknummer Beroep/functie Geboortedatum Branche Contactpersoon Verklaart met ingang van
(het lidmaatschap kan elk gewenst moment ingaan) 0 lid I 0 donateur te worden van de VIBA. als
(hieronder aankruisen wat gewenst is) 0 0 0 0
persoonlijk VIBA-Iid (PELID), ad f I00,-- per jaar gezinslid (GELID). ad f ISO,-- per jaar . bedrijfslid zonder personeel (BZLID), ad f300,-- per jaar bedrijfslid met personeel (BMLID), 0 I tim 6 werknemers fSOO,- per jaar,
0 7 tim 25 werknemers f7 50,- per jaar, 0 25 werknemers en meer f I 000,- per jaar 0 donateur (DONAT) veer een bedrag van
f
Deze donatie kan worden overgemaakt op gironummer 3917176 t.n.v. VIBA. Het lidmaatschap wordt, indien niet veer I oktober van het lop en de kalenderjaar opgezegd, automatisch verlengd.
Ondergetekende 0 wil graag meewerken in de werkgroep 0 wil graag informatie over de werkgroep 0 0 0 0 0 0 0
AR, architectuur, interleur en beeldende kunsten BE, bedr!jven (produktle, handel en ultvoerlng) RA, radlaesthesle en geoblologle CO, consument ON, onderzoek en kwallteltsbewaklng PU, publlciteit HE, harmonlcale elllps
Datum Handtekening lid Handtekening penningmeester VIBA
Dit formulier zenden aan: VJBA-Centrum, Veemarktkade 8, 5222 AE 's-Hertogenbosch
viba
Voordelen VIBA-Iidmaatschap voor U
Het VISA-Iidmaatschap biedt u een aantal voordelen, waarvan wij u hier een aantal noemen: - Kortingen op aile boeken, rapporten e.d. als vermeld op de VISALiteratuurlijst - Kortinqen op aile lezingen, workshops, cursussen etc. - Een gratis abonnement op het Tijdschrift 'Gezond Souwen & Wonen', dat 6 x per jaar verschijnt - Een gratis VISA-Ledenbulletin, het VISAKEN, dat vanaf eind september 1993 maandelijks zal verschijnen - Gratis toezending - op verzoek- van de gehele VISA-Ledenlijst (mogelijk met ingang van 1 september 1993. - Gebruik van de vergader- en presentatie-ruimten van het VISA-Centrum tegen minimale kosten (voor bedrijven bijvoorbeeld interessant bij produktpresentaties, vergaderingen e.d.) - Toegang tot verregaande informatie over mens- en milieubewust bouwen en wonen. etc.
: Voor een gezonde vereniging is een groat draagvlak noodzakelijk, met name oak naar de overheid. Hoe meer !eden, hoe meer de overheid en bedrijfsleven de activiteiten van de VISA serieus nemen. lnmiddels zijn dan oak zeer goede contacten en samenwerkingen met zowel de Gemeenten als de Rijksoverheid tot stand gekomen. Wil de VISA een duidelijke en vooral be"lnvloedende rol spelen dan is het noodzakelijk dat meer mensen zich aansluiten bij de VISA. Aileen dat zal de zeggingskracht extra vergroten. Als u meer wenst te weten over de doelstellingen, vraag dan gerust het VISA-Seleidsplan 1993 e.v. aan op het VISA-Centrum. Vraag ons gerust om meer informatie of kom eens langs op het VISA-Centrum!
Opdracht week 3 N.a.v. het college van lng. R. Pijnenborg.
'Waarom wordt er niet duurzaam gebouwd?l
lnleverdatum:
maandag 18 april voor aanvang van het college. (in tweevoud)
lntegratie fotovoltaische zonnepanelen in hellende daken
t.b.v. college Capita Selecta Milieusparend Bouwen 18 april 1994
Prof.ir. N.A. Hendriks
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2
2. Fotovoltaische zonne-energie
3
2.1 Werkingsprincipe 2.2 Grootschalige toepassingen 3. Zonnestroom 3.1 3.2 3.3 3.4
Zonaanbod Invloed hellingshoek Werking van een zonnecel Elektrisch vermogen
3 3 5 5 5 7
8
4. Netgekoppelde PV-systemen
10
5. Modelbeproeving
11
Literatuur
14
1
1.
Inleiding
Door NOVEM (Nederlandse Energiemaatschappij voor Energie en Milieu) is aan een samenwerkingsverband van enige ingenieursbureaus en instituten opdracht gegeven een haalbaarheidsstudie uit te voeren inzake de integratie van fotovoltaische (PV) panelen in hellende dakconstructies. Dit samenwerkingsverband bestaat uit Bureau Ecofys te Delf, Bouwcentrum Advies te Maarssen, TNO-Bouw te Delft en de BDA Groep te Gorinchem. Een belangrijk onderdeel van deze studie vormt de beproeving van een model op ware grootte bij BDA Alvorens op deze modelbeproevingen in te gaan wordt in dit college een overzicht gegeven van de toepassing van fotovoltaische zonne-energie, specifiek in de bouw en een beschrijving van enige PV-systemen. Verder wordt ingegaan op bet overheidsbeleid, verder onderzoek en verwachte toekomstige ontwikkelingen.
2
2.
fotovoltaische zonne-energie In de beleving van de meeste mensen worden zonnecellen gebruikt voor rekenmacbines en satellieten. Dat fotovoltaiscbe zonne-energie (afgekort "PV" van bet Engelse "Pbotovoltaics") een betrouwbare energiebron is voor licbtboeien en tuinhuisjes is al bij minder mensen bekend. Maar dat volgende generaties in een wereld zullen Ieven die van PV-systemen aan elkaar bangt, wordt slechts in zeer kleine kring geloofd. Toch wordt in de Nota Energiebesparing [1] vastgesteld dat deze energiebron na 2010 in beginsel de belangrijkste duurzame energie-optie (kan) worden. Verder staat er in deze nota: "met het oog op de perspectieven op langere termijn en op de mondiale energievoorziening zal een forse onderzoekinspanning plaatshebben". Het is duidelijk dat de overheid dus op bet ontwikkelen van deze energiebron voorbereid wil zijn. De onderzoekinspanning komt neer op een jaarlijks budget van 9,5 miljoen gulden voor celonderzoek, systeemonderzoek en demonstratieprojekten.
2.1
Werlcingsprincipe Bij de opwekking van fotovoltaische zonne-energie wordt in zonnecellen zonlicbt omgezet in stroom. Die zonne-cellen zijn vierkante plaatjes opgebouwd uit flinterdunne laagjes. Tussen deze laagjes ontstaat een spanningsverschil doordat bet materiaal ervan halfgeleidend is. Geschikte materialen zijn polykristallijnsilicium, amorfsilicium of zogeheten III/V- verbindingen. De opgewekte energie kan hetzij direkt worden gebruikt hetzij worden opgeslagen in een batterij of accu. fotovoltaische zonne-energie kent talrijke toepassingen, vooral op plaatsen waar geen elektriciteitsnet is of ter vervanging van batterijen. Voorbeelden zijn de stroomvoorziening van vakantiehuisjes en schepen, drinkwaterpompen voor vee, lichtbakens, ANWB praatpalen enz.
2.2
Grootschalige toepassingen AI praten we voor wat betreft Nederland over duizenden kleine meestal autonome PV-systemen, met een gezamenlijk vermogen van ruim 1 MegaWatt, daarmee komt men niet tot een wezenlijke bijdrage aan de energievoorziening. Daarvoor zijn grote systemen nodig met een behoorlijk vermogen. Bij grootschalige toepassingen van PV kan men denken aan zonnestroom-centrales die aan het elektriciteits leveren, maar ook aan zogenoemde net-gekoppelde installaties in de gebouwde omgeving. Mogelijke plaatsen voor PV-centrales zijn vrijgekomen landbouwareaal, geluidscbermen langs snelwegen maar vooral woningdaken. Hiermee wordt de gebouwde omgeving gebruikt voor grotere net-gekoppelde PV-systemen,
3
hetgeen interessante perspektieven biedt. Bij deze toepassing wordt een dak voorzien van PV-panelen, die elektrische energie leveren aan de woning. Is er sprake van een overschot, dan wordt dit aan het openbare net geleverd en is er een tekort dan Ievert het het aan de woning. Op basis van dit thema zijn er verschillende varianten. Zo kan een woning zelf energie bufferen in accu's. Een andere mogelijkheid is dat een wijk collectief stroom Ievert aan het net, terwijl de woningen individueel elektriciteit aan het net kunnen onttrekken. Een belangrijke voorwaarde voor het succes van dit soort grootschalige toepassingen is dat gekomen moet worden tot een volledige integratie van PV-panelen in daken. Naast het onderzoek dat hiemaar wordt gedaan en waarop nog wordt terugkomen worden praktijkexperimenten gedaan. Dit gebeurt thans nog op beperkte schaal maar in de toekomst op grotere schaal teneinde ervaring op te doen met de integratie van net-gekoppelde systemen in de bouw. Een dergelijke ontwikkeling kan men versimpeld voorstellen in verspreidingsmodel voor de marktontwikkeling zoals aangegeven in figuur 1 [2].
Figuur 1. Verspreidingsmodel marktontwikkeling van PV in Nederland In Nederland zijn voor het. ~ereiken van significante marktvergrotingen met name de eerste fase (vroege toepassingen), de tweede fase betreffende elektriciteitsproduktie aan de vraagzijde en de vierde fase (bulkelektriciteit) van belang. Omdat Nederland een dicht elektriciteitsnetwerk heeft, is het aantal autonome toepassingen beperkt. Dat wil absoluut niet zeggen dat dit als markt op de korte termijn verwaarloosd kan worden. Autonome toepassingen in Nederland kunnen in termen van het verspreidingsmodel echter worden gezien als vroege toepassingen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in de derde wereld of zelfs al Zuid-Europa. Doordat het Nederland energiegebruik een lage correlatie heeft met de opbrengst van zonnecellen, geldt dat ook de voordelen van net-ondersteunende systemen en de waarde voor piekschering beperkt zullen zijn, waardoor deze toepassingen in Nederland pas economisch aantrekkelijk worden als bulkenergietoepassingen ook al in zicht zijn. 4
3.
Zonnestroom
3.1
ZoiUli.Ulbod De boeveelbeid zonne-energie die bet aardoppervlak bereikt varieert nogal. Bebalve de verscbillen tussen dag en nacbt zijn er ook seizoensinvloeden. Deze invloeden leiden samen tot geografiscbe instralingsverscbillen waarmee bij bet benutten van zonne-energie rekening moet worden gebouden. In Nederland is de variatie in bet zonaanbod vrij groot. In juni ontvangt ons land gemiddeld 10 x zoveel zonne-energie als in december. Ook de lokale instralingsverscbillen zijn beboorlijk. Onder invloed van bet klimaat ontvangt Texel ongeveer 20% meer zonne-energie meer dan de Acbterboek. Ret gemiddelde aanbod, uitgedrukt in uren voile zon per dag staat aangegeven in figuur 2 [3]. 6
5
4
3
2
04-+-+-~~~_,~-+-+~1°
"'>0 ,""
Figuur 2. Jaarlijks aanbod en aanbodpatronen van zonne-energie in Nederland De afwijking van de gemiddelde waarde kan groot zijn. Als maat voor een uur voile zon wordt duizend Wh per m2 aangebouden: 1 kWh/m2• Ret getal 1 kWh/m2 is ook de waarde voor de instraling waarbij bet zogenoemde piekvermogen van een paneel bepaald wordt. Rierop wordt nog teruggekomen. Ret begrip "uren voile zon" maakt bet gemakkelijk de opbrengst van een PV-paneel te berekenen. Ret totale jaarlijkse zonaanbod in Nederland komt overeen met ongeveer duizend uur voile zon. Daarmee bedraagt dus de gemiddelde jaarlijkse zoninstraling ca. 1000 kW/m2• Op dit gemiddelde zijn variaties mogelijk tot 25%. 3.2
lnvloed hellingshoek De zoninstraling als gegeven in bet voorafgaande wordt gemeten op bet borizontaal plat vlak. Wanneer nu de zonne-energie gebruikt moet worden voor de omzetting in elektriciteit kan bet zonaanbod beter worden benut
5
door bet platte vlak op de zan te richten. In Nederland behaalt men dan bet grootste rendement door platte vl~k onder een hoek op bet zuiden te orienteren. Zet men bijvoorbeeld een vlak onder een hoek van 45° dan blijkt dat jaarlijks 180 uur valle zan meer op te leveren. Figuur 3 geeft hiervan een indrul2. 6 uren voile zon per dag
-
platvlak
-
onder45°
5
4
3
2
Her energieaanbod mn de :on
Figuur 3. Gemiddeld dagaanbod van zonne-energie in Nederland (De Bilt) op een plat vlak en onder een hellingshoek van 45 graden.
Uit figuur 3 blijkt dat de winst vooral ontstaat in de periode als de zan relatief laag aan de hemel staat, dus ongeveer van september t/m april. In die periode is de extra ingevangen directe straling veel grater dan de "verloren" diffuse straling. In de maanden juni en juli daarentegen wordt op bet vlak van 45° minder zonne-energie ingestraald dan wanneer bet plat ligt. Dat komt omdat er in die maanden minder diffuse straling wordt mgevangen. De beste hellingshoek van een vast zonnepaneel kan voor aile toepassingen en voor aile plaatsen op bet aardoppervlak met behulp van een computer nauwkeurig worden bepaald. In bet algemeen geeft een hellingshoek van ongeveer 45° de hoogste jaaropbrengst in Nederland. Gaat bet echter vooral om een zo hoog mogelijke instraling in de zomer, dan is een hoek van ca. 30° te verkiezen. Wil men daarentegen bet meest uit de winterzon halen, dan is een hoek van 60 a 70° beter. Toepassing in een gevel, dus met een hellingshoek van 90° is ongunstig in de zomer maar gunstig in de winter. Als totaal blijft bet vertikale vlak ruim achter op bet platte vlak,
namelijk ca. 150 uren voile zon. 6
Tabel 1 geeft bet gemiddeld dagaanbod van zonne-energie in Nederland onder verscbillende bellingsboeken. Tabell. Gemiddeld dagaanbod van zonne-energze zn Nederland (De Bilt) onder verschillende hellingshoeken.
oo
45°
goo
Totaal
975
1.150
825
kWh/m2/laar
Gemiddeld
2,7
3,2
2,3
kWh/m 2/dag
Winter
0,5
1,0
1,0
kWh/m 2/dag
Zomer
5,3
4,8
3,0
kWh/m2/dag
Helllngshoek Zonaanbod
De gegevens gelden steeds bij een orientatie op bet zuiden. Is de orientatie bijvoorbeeld ZZW of ZZO, dan scbeelt dat zo'n 5% in opbrengst. Bij een orientatie ZW of ZO is bet verlies ruim 10%. 3.3
Werking van een zonnecel Figuur 4 toont bet principe van een zonnecel [3].
e..:::---
conracts!roken voorconracr neganeve laag (n·laagJ sehe1dingslaag
- - posrtieve laag (p·laag) acnrercontact
Figuur 4. De werking van een zonnecel
7
Het plaatje uit figuur 4 is in werkelijkheid heel dun, namelijk 0,2 - 0,4 mm. Als bet schijfje halfgeleidend (silicium) wordt belicht gebeurt bet volgende. Licht bestaat uit een stroom lichtdeeltjes, de ook wei fotonen worden genoemd. Elke foton bevat een zeer kleine hoeveelheid energie, de fotonenergie. Een foton is dus een klein energiepakketje. Die foton-energie wordt eerst omgezet in elektron-energie. Als er Iicht valt op een zonnecel wordt dat deel van de fotonen geabsorbeerd, dat een energie-inhoud heeft die groter is dan een bepaalde drempel energie. Bij de absorptie van een foton met een voldoende grote energie-inhoud wordt een elektron in een hogere energietoestand gebracht en blijft er een "gat" in een lagere energietoestand achter. Dit "gat" gedraagt zich als een drager met een positieve lading. In wezen is nu door de absorptie van bet energiepakketje (de foton) een paar van twee dragers gecreeerd: een drager met een positieve en een drager met een negatieve lading, ofwel een elektron/gat-paar. Zo'n paar is in principe neutraal en kan pas stroom leveren als bet elektron en bet gat gescheiden worden. Dit scheidingsproces vindt plaats door bet elektrisch veld op de p/n-overgang. De p/n-overgang is bet scheidingsvlak tussen een n-type gebied (gebied met negatieve lading door elektronen) en een p-type gebied (gebied met positieve lading veroorzaakt door gaten). Door dit verschil in eigenschappen tussen beide gebieden heerst er op bet scheidingsvlak een sterk elektrisch veld. De scheidingslaag laat wei de negatieve deeltjes door naar de bovenkant (negatieve laag) maar houdt de positieve tegen. Zo ontstaat er een spanningsverschil tussen de bovenkant en de onderkant van de zonnecel. 3.4
Elektrisch vermogen
Bij voile zon wordt een vermogen van ca. 1000 W/m2 op bet aardoppervlak ingestraald. Een zonnecel met de gebruikelijke afmeting van 100 x 100 mm ontvangt dus een vermogen van 10 W. Siliciumcellen zetten tegenwoordig zo'n 13% van de aangeboden lichtenergie om in elektriciteit. Met andere woorden de zonnecel heeft een rendement van ongeveer 13%. Het afgegeven vermogen van de zonnecel bij voile zon bedraagt ongeveer 1,3 W. Dit noemt men bet piekvermogen dat wei wordt uitgedrukt in Wattpiek (Wp). Dit vermogen van 1,3 Wp wordt bereikt bij een spanning van 0,47 Volt (V) en een stroomsterkte van 2,8 A Door technologische verbeteringen zal in de toekomst een rendement van meer dan 20% haalbaar zijn. Sommige typen zonnecellen zouden theoretisch een rendement van 40% kunnen bereiken. Het betreft bier halfgeleiders op basis van bet polykristallijne koperindiumdiselenide, dan wei verbindingen van materialen zoals bet driewaardige gallium en aluminium en bet vijfwaardige arseen, de 8
zogenaamde III/V verbindingen. Ret onderzoek naar deze typen zonnecellen is nog in voile gang. Overigens wordt nog opgemerkt dat de genoemde waarden gelden bij een celtemperatuur van ongeveer 25°C. Een hoge temperatuur gaat ten koste van de spanning. Zonneceilen leveren aldus hun beste prestaties bij koud weer of als ze door de wind worden afgekoeld. De normale bedrijfstemperatuur bij hoge instraling is ongeveer 40°C, hetgeen geen problemen geeft. In ieder geval is bet duidelijk dat bet vermogen van een zonnecel van 100 x 100 mm maar gering is. Om dat vermogen te vergroten wordt een aantal zonneceilen met elkaar verbonden en ondergebracht in een zonnepaneel, ook wei genoemd PV-paneel. Door de cellen in serie te koppel en wordt de spanning verhoogd terwijl bij parailelschakeling de stroomsterkte toeneemt. In beide gevailen stijgt bet vermogen met bet aantal ceilen. Een gebruikelijke configuratie bestaat per paneel uit 9 rijen van 4 zonneceilen die in serie zijn gekoppeld. Ret gezamenlijk elektrisch vermogen van een dergelijk paneel bedraagt aldus 36 x 1,3 ~ 47 Wp. Bij dezelfde stroomsterkte als die welke geldt voor een zonnecel (2,8 A) wordt de spanning verhoogd naar 36 x 0,47 ~ 17 Volt. Dat is voldoende om een 12-Volts accu te laden. De energieopbrengst van een zonnepaneel is nu te berekenen door bet piekvermogen te vermenigvuldigen met bet aantal uren voile zon. In Nederland betekent dit bij de genoemde ongeveer duizend uren voile zon dat een paneel van 47 Wp ca. 47 kWh per jaar Ievert, ofwel gemiddeld 130 Wh per dag.
9
4.
Netgekoppelde PV-systemen Bij een PV-systeem kan men onderscheid maken in autonome en netgekoppelde systemen. In bet kader van bet NOVEM ontwikkelingsprojekt is vrijwel uitsluitend sprake van netgekoppelde systemen. Een netgekoppeld PV-systeem in de gebouwde omgeving bestaat uit een bouwtechnisch en een elektrisch deel. Het elektrisch deel is opgebouwd uit de volgende onderdelen: - PV-array(' s) - Aansluitkastjes array - Overspanningsbeveiliging - Inverter - Netkoppeling - Netspanningsbewakingsapparatuur Figuur 5 toont de verschillende onderdelen in elektrisch schema [4]. PV-array
Bekabeling Aansluitdoos met overspanningsbeveiliging
Oversparnings beveiliging Inverter Schakelaar Interne bekabeling gebouw
-------------------------
- --------------------------electriciteitsnet
Figuur 5. Elektrisch schema netgekoppeld PV-systeem
Het bouwtechnisch gedeelte bestaat uit een dak of een gevel met daarin opgenomen de PV-modules en bekabeling. Bij bet onderhavige projekt is sprake van een hellend dak dat bestaat uit een onderconstructie (geprefabriceerd gelsoleerd dakelement) een eventueel onderdakmembraan en een afwerking, in dit geval van beton dakpannen. Onderzoek naar de juiste elektrische opbouw van een netgekoppeld PVsysteem wordt binnen KEMA verricht. Hierbij worden de beproevingen ontwikkeld en uitgevoerd voor inverters en wordt ook de elektrische veiligheid van bet systeem onderzocht. 10
5.
Modelbeproeving Het opzetten van een beproevingsmodel kan men zien als gereedschap dat ten dienste staat aan een algemene beoordeling van een antwerp. Bij een proefopstelling in bet kader van keuringen ten behoeve van certificatie is bet bekend welke aspecten onderzocht moeten worden, welke procedures gevolgd moeten worden en welke toetsingscriteria gehanteerd moeten worden. Dit alles is vastgelegd in een zogenoemde Nationale Beoordelingsrichtlijn, waarin tevens is aangegeven hoe aansluiting wordt verkregen op bet Bouwbesluit. Een dergelijke BRL is er voor PV-daken nog lang niet, zodat op dit moment nog geen sprake kan zijn van keuring conform bet Bouwbesluit. Bij integratie van PV-panelen in hellende daken zal echter tach aan bet Bouwbesluit moeten worden voldaan, terwijl ook andere aspecten beoordeeld moeten worden zoals duurzaamheid en bet bouwfysische gedrag van de constructie. Een voorlopige oplossing (in plaats van certificatie) kan daarbij gevonden worden door de opstelling van een attest als een "verklaring van gelijkwaardigheid" in de zin van bet Bouwbesluit.
Op grand van de Bouwbesluit-eisen moet bij bet onderzoek aan bet beproevingsmodel aandacht worden gegeven aan de volgende aspecten. A.
Veiligheid 1. Constntctieve veiligheid In bet algemeen zal de constructieve veiligheid beoordeeld kunnen worden aan de hand van een berekening. Voor de PV-modules zelf dient daarbij de toelaatbare vrije overspanning vastgesteld te worden. 2. Brandveiligheid Volgens bet Bouwbesluit worden ten aanzien van de brandveiligheid twee eisen gesteld, namelijk de bestandheid tegen vliegvuur en een bepaalde weerstand tegen de bijdrage tot brandvoortplanting. Vanwege de toegepaste materialen (glas, aluminium, betonpannen e.d.) wordt voorlopig aangenomen dat een beoordeling op papier kan plaatsvinden.
11
B.
Gezondheid 3. Waterdichtheid De waterdichtheid wordt bij een traditioneel pannendak bereikt door het schubvormige principe van de dakpannen en eventueel door een extra voorziening op de onderconstructie. Integratie van PV-modules betekent dat er extra aansluitend details ontstaan die bepalend kunnen zijn voor de waterdichtheid. Dit kan aileen maar goed worden onderzocht in een proefopstelling. 4. Geluidoverdracht In het algemeen kan ten aanzien van geluidoverdracht worden volstaan met een ontwerpbeoordeling door een deskundige. Bij meer ingewikkelde aansluitingen kan incidenteel onderzoek noodzakelijk zijn.
C.
Energiezuinigheid 5. Warmteweerstand De warmteweerstand van het dak wordt voornamelijk bepaald door de onderconstructie en de daarop aangebrachte thermische isolatie. Dakpannen en PV-modules hebben bier slechts weinig invloed op. 6. Luchtdoorlatendheid Hiervoor geldt hetzelfde als voor de warmteweerstand. Behalve de eisen uit het Bouwbesluit verdienen nog de volgende aspecten de aandacht: 7. Duurzaamheid Het Bouwbesluit stelt geen eisen aan de duurzaamheid. Aan de gesteld eisen moet namelijk gedurende de hele gebruiksfase worden voldaan. Constructies waarin materialen worden toegepast die zich in de praktijk al veelvuldig hebben bewezen behoeven in principe niet te worden onderzocht op duurzaamheid, zo dit al kwantitatief mogelijk zou zijn. Het beproeven van het gehele systeem door middel van klimaatwisselproeven is wei zinvol omdat daarmee kan worden nagegaan in hoeverre het systeem gevoelig is voor temperatuurverschillen
12
met bijbehorende vormveranderingen. Dit kan beoordeeld worden door na een dergelijke klimaatwisselproef wederom de waterdichtheid te onderzoeken. 8. Bouwfysisch gedrag Het bouwfysisch gedrag van de ruimte tussen de PV-panel en en het onderdak is van belang voor het rendement van de PV-modules (een hoge temperatuur in de spouw geeft een lager rendement van de PV-modules) en voor het thermisch en hygrisch gedragen in de dakconstructie. In principe kan bet bouwfysisch gedrag berekend worden. In samenwerking met de Katholieke Universiteit te Leuven (prof. Hens) en de TU Eindhoven, vakgroep FAGO (M. de Wit) wordt door BDA gewerkt aan een nieuw rekenmodel voor de beoordeling van het condensatiegedrag in een hellend dak. Hierbij wordt er rekening gehouden met de praktijk, d.w.z. dat aangenomen wordt dat de onderconstructie niet luchtdicht is. Zodra de rekenmethode geschikt is voor publikatie zal ook de dakconstructie met gelntegreerde PVpanelen worden beoordeeld. Tabel 2 geeft een overzicht van de onderzoekaspecten en onderzoekinstellingen.
Tabel 2. Overzicht onderzoekaspecten en instellingen
Constructieve veifigheid
berekening
·
Brandveiligheid
beoordeling antwerp
TNO-Bauw CvB
Waterdichtheid
testapstelling
BOA
Geluidsoverdracht
antwerp I testapstelling
BCA
Energiezuinigheid
geen extra aandacht nadig
Ouurzaarnheid
testapstelling
BOA
Bouwfysisch gedrag
berekening I praktijkanderzaek
TNO-Bouw BBI
BOA
In bijlage I is een systeembeschrijving opgenomen van de testopstelling. Bijlage II geeft enkele details van het proefdak dat bij BDA wordt onderzocht.
13
Literatuur
[1]
Nota Energiebesparing, Ministerie van Economische Zaken, SDU uitgeverij, 's-Gravenhage 1990.
[2]
Horst, E.W. ter en E.H. Lysen: "PV praktijkexperimenten in de nutssektor, 4e Nederlandse Zonne-energie Conferentie, Veldhoven, 1993.
[3]
"Zonnestroom - Elektriciteit uit zonlicht", NOVEM brochure, Utrecht, 1991.
[4]
Boumans, J .H. en A.J .M. Schoen: "Eisen en randvoorwaarden testopstelling PV-systeem in de gebouwde omgeving", onderzoekvoorstel aan NOVEM, Utrecht, 1993.
14
BULAGE
1
FOTOVOLTAiSCHE ZONNE-ENERGIE INSTALLATIE voor onderzoek in testopstelling SYSTEEMBESCHRINING
Doel van bet onderzoek In een testopstelling dienen de bouwtechniscbe en -fysische aspecten van een dak, waarin een fotovoltaiscbe zonne-energie installatie (PV-installatie) is ingebouwd, onderzocbt te worden. Vastgesteld dient te worden in hoeverre de inbouw-techniek toepasbaar bouwtechniscb en -fysiscb acceptabel is. Metingen dienen te worden verricbt ten aanzien van: - waterdicbtbeid van bet dakvlak; - duurzaamheid van de dakconstructie; ., - bouwfysisch gedrag van de ruimte tussen zonnepanelen en onderdak. De sterkte van de dak-constructie dient niet door middel van metingen te worden vastgesteld. Er wordt van uitgegaan dat sterkte-berekeningen biervoor voldoende zijn.
Beschrijving dakconstructie Uitgangspunt is een regulier pannendak, zoals dat m de woningbouw gangbaar is. Dit reguliere dak bestaat in principe uit: - dakelementen met dampopen folie aan buitenzijde; - tengels en panlatten; ·/ - dakpannen. '\... Ten opzichte van dit reguliere dak worden de volgende modificaties doorgevoerd: - vervanging folie door vezelgebonden cementplaat (Menuseriet); - vergroting spouw tussen dakelement en dakpannen tot 10 em door toepassing verboogde panlatten en/of tengels (met uitzondering van bet deel waar de PV-installatie wordt aangebracht; - inbouw van een PV-installatie ter grootte van ca. 2x4 meter. Een beschrijving van de inbouwconstructie wordt gegeven in de volgende paragraaf. De lay-out van bet proefdak wordt gegeven in afbeelding 1.
Beschrijving inbouw-constructie PV-installatie Gebruik wordt gemaakt van frameloze PV-modules (zgn. laminaten), afmetingen 460x990 mm (dikte glas: 3mm, dikte laminaat: 4,5 mm). Deze laminaten worden middels een patentroede-systeem op bet dak bevestigd.
Gebruik wordt gemaakt van een frame, bestaande uit horizontale en verticale profielen. De constructie wordt gegeven in afbeelding 2. Op bet onderdak worden op de reguliere panlatten z-profielen horizontaal geplaatst. Hierop worden de verticale profielen bevestigd (verticale profielen lopen van boven tot onder, horizontale profielen worden tussen de verticalen geplaatst - biervoor worden ter plekke kleine uitsparingen in bet verticale profiel gemaakt). Nadat vervolgens de laminaten op de profielen zijn geplaatst, worden deze afgedekt met rubberen strips. Aansluitingen met bet reguliere pannendak dienen verzorgd te worden door middel van zinken passtukken, die eenzijdig in de profielen worden ingeklemd. Aan de andere zijde worden de passtukken over/onder de pannen geschoven. Ter beveiliging van de passtukken kunnen deze vastgeschroefd worden in de profielen dan wei gekit worden. regul ier dak
iE
I
2.5 meter >i I
'
'
L
:-.1
Q)
I
Q)
E
(\J
I
I
4 meter
AJbeelding 4
Lay-out testopstelling
25
Cl.m.v.
0.
I I
1ft ••
!'
tu...,. t... ••~"*'" t•klemd lobnttt oonveorochte tnkt1Pin9on 1ft beidt
Mtl tto.pe!P"'flel
Sla~~prar..,...,. litvllft
UOmrn
"·•.h.
prof~l•n.
Lo.v. elkoor.
460
.
Rubber proliel
445
il
Zonneponeel
,,
I I l L
29.5
,, Alu. Oekroede (verticool)
25
Z-Beuoel
lJ
Sluitrin Veerrin Moer
ZIJ-AANZICHT
--
ZIJ-AANZICHT
R&S
$CAl[
...
2.3.091 MONTAGE DETAILS
02
BOAL PROF'IEL
1114 II:(N(W.f.SU ('N(ACY SYSTE .. S I.V. 0NOH01w{N, HClU.ANO
Afbeelding 5
1:1
-
JT.v.Horen
M
5 A
Principe-schets bevestigingssysteem PV-installatie (ontwerp eigendom R&S Renewable Energy Systems, Eindhoven)
26
regulier dak
:c
l
2.5 meter
I
~ I
I
)
4 meter
Afbeelding 6
Alternatief lay-out testopstelling
:j
.,
I J 1
27
~
...----.-.... ....___
i
<::::)
<S
~
~
'gcs-
~ ......___,
~
~!
/
~
r~ <::r~
I
~
•
~
f
~
-~·-r
% .~
I
~
t
1
\
"~
::~
s_
~
· . . __________r/ '-,
J
~
~
I
~ ....
:s:
\
! i
\
l \\ \
J
\
3-- \
'-
.f'.
:r-
~
~
I ·1
~t ~
~
~
~
~
\
\
~ ~
~ ·~ -....)
~
.:..;: <) ~
=
~~
~
i~
~ ~ C!:)
~ ~
~
~
~-
~
·{ '-.)
~
~ ~
~
~
;;;s
~
~-..::s
~
~
~
cr-
\
\
8
o--\---------fr<-~~-1!
ii
..
•.
"" ,r
_;:{_
~
-~ ,c-
~
~
~
.::s
~
~
j
~
§
~
u -~
"2
·;:s
*~
~
"'
I
~ I
•
• l
j
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
~
~,.;sI § ~
~
v
_]
] ...s-
".~
1 ~
i
.....__ _ _ J
1 ~
r :11
•
t
~
~
J ~
c:s-
l
t!J
rni
BULAGE 1 FOTOVOLTAiSCHE ZONNE-ENERGIE INSTALLATIE voor onderzoek in testopstelling SYSTEEMBESCHRIJVING Doel van bet onderzoek In een testopstelling dienen de bouwtechnische en -fysische aspecten van een dak, waarin een fotovoltai'sche zonne-energie installatie (PV-installatie) is ingebouwd, onderzocht te worden. Vastgesteld dient te worden in hoeverre de inbouw-techniek toepasbaar bouwtechnisch en -fysisch acceptabel is. Metingen dienen te worden verricht ten aanzien van: - waterdichtheid van het dakvlak; - duurzaamheid van de dakconstructie; ., - bouwfysisch gedrag van de ruimte tussen zonnepanelen en onderdak. De sterkte van de dak-constructie dient niet door middel van metingen te worden vastgesteld. Er wordt van uitgegaan dat sterkte-berekeningen hiervoor voldoende zijn.
Beschrijving dakconstructie Uitgangspunt is een regulier pannendak, zoals dat in de woningbouw gangbaar is. Dit reguliere dak bestaat in principe uit: - dakelementen met dampopen folie aan buitenzijde; - tengels en panlatten; · \. - dakpannen. Ten opzichte van dit reguliere dak worden de volgende modificaties doorgevoerd: - vervanging folie door vezelgebonden cementplaat (Menuseriet); - vergroting spouw tussen dakelement en dakpannen tot 10 em door toepassing verhoogde panlatten en/of tengels (met uitzondering van het deel waar de PV-installatie wordt aangebracht; - inbouw van een PV-installatie ter grootte van ca. 2x4 meter. Een beschrijving van de inbouwconstructie wordt gegeven in de volgende paragraaf. De lay-out van het proefdak wordt gegeven in afbeelding 1.
Beschrijving inbouw-constructie PV-installatie Gebruik wordt gemaakt van frameloze PV-modules (zgn. laminaten), afmetingen 460x990 mm (dikte glas: 3mm, dikte laminaat: 4,5 mm). Deze laminaten worden middels een patentroede-systeem op het dak bevestigd.
Gebruik wordt gemaakt van een frame, bestaande uit horizontale en verticale profielen. De constructie wordt gegeven in afbeelding 2. Op het onderdak worden op de reguliere panlatten z-profielen horizontaal geplaatst. Hierop worden de verticale profielen bevestigd (verticale profielen lopen van hoven tot onder, horizontale profielen worden tussen de verticalen geplaatst - hiervoor worden ter plekke kleine uitsparingen in het verticale profiel gemaakt). Nadat vervolgens de laminaten op de profielen zijn geplaatst, worden deze afgedekt met rubberen strips. Aansluitingen met het reguliere pannendak dienen verzorgd te worden door middel van zinken passtukken, die eenzijdig in de profielen worden ingeklemd. Aan de andere zijde worden de passtukken over/onder de pannen geschoven. Ter beveiliging van de passtukken kunnen deze vastgeschroefd worden in de profielen dan wel gekit worden. regulier dak
i<
I
2.5 meter
I
' 'Q)
'Q)
:·.j
+-'
Q)
+-' Q)
E
E
..q
(\J
4 meter
Atbeelding 4
>: I
'
Lay-out testopstelling
,... .)
·--...l_
Htt ltOCM'CW'OI'-1 ie tunel'l I•M d"'-dtt ttlr....-nf '·"'·"'· '" •• ro~>nelil ao"9tDrac"'' Wda-oiftt•" tft beidt
0. Slt5MI.,W.-en 'tV-" 110"""
"·•·tl.
le.v. t~oor.
Jli'O'••••"·
I
460 1'----------~
.
Rubber profiel
445
~I ,,
I l
,, Dekroede (verticool)
29.5
Z-Beuoel Sluitrin Veerrin Moer
Ponlot
ZIJ-AANZICHT
-ZIJ-AANZICHT
2.3.091
MONTAGE DETAILS
R&S
BOAL PROFIEL
11115 lt(N(W.t.IL{ (N(ItGY S'I"ST'EWS I.Y. 0HDH0~N. HQJ.....UIO
Afueelding 5
sc:AU: 1:1
-
Principe-schets bevestigingssysteem PV-installatie (ontwerp eigendom R&S Renewable Energy Systems, Eindhoven)
26
regulier dak
:c 2.5
meter
I
I
.!
,.; I
\..
(1) (1)
E
('I')
4 meter
AJbeelding 6
Altematief lay-out testopstelling
1
l
)
J
27
BLJLAGE
1
FOTOVOLTAiSCHE ZONNE-ENERGIE INSTALLATIE voor onderzoek in testopstelling SYSTEE.MBESCHRIJVING Doel van bet onderzoek In een testopstelling dienen de bouwtechniscbe en -fysiscbe aspecten van
een dak, waarin een fotovoltaiscbe zonne-energie installatie (PV-installatie) is ingebouwd, onderzocbt te worden. Vastgesteld dient te worden in hoeverre de inbouw-techniek toepasbaar bouwtechnisch en -fysiscb acceptabel is. Metingen dienen te worden verricht ten aanzien van: - waterdicbtheid van bet dakvlak; - duurzaamheid van de dakconstructie; _, - bouwfysisch gedrag van de ruimte tussen zonnepanelen en onderdak. De sterkte van de dak-constructie client niet door middel van metingen te worden vastgesteld. Er wordt van uitgegaan dat sterkte-berekeningen biervoor voldoende zijn. Beschrijving dakconstructie Uitgangspunt is een regulier pannendak, zoals dat in de woningbouw gangbaar is. Dit reguliere dak bestaat in principe uit: - dakelementen met dampopen folie aan buitenzijde; - tengels en panlatten; ·\ - dakpannen. Ten opzichte van dit reguliere dak worden de volgende modificaties doorgevoerd: - vervanging folie door vezelgebonden cementplaat (Menuseriet); - vergroting spouw tussen dakelement en dakpannen tot 10 em door toepassing verhoogde panlatten en/of tengels (met uitzondering van het deel waar de PV-installatie wordt aangebracht; - inbouw van een PV-installatie ter grootte van ca. 2x4 meter. Een beschrijving van de inbouwconstructie wordt gegeven in de volgende paragraaf. De lay-out van bet proefdak wordt gegeven in afbeelding 1. Beschrijving inbouw-constructie PV-installatie Gebruik wordt gemaakt van frameloze PV-modules (zgn. laminaten), afmetingen 460x990 mm (dikte glas: 3mm, dikte laminaat: 4,5 mm). Deze laminaten worden middels een patentroede-systeem op het dak bevestigd.
Gebruik wordt gemaakt van een frame, bestaande uit horizontale en verticale profielen. De constructie wordt gegeven in afbeelding 2. Op het onderdak worden op de reguliere panlatten z-profielen horizontaal geplaatst. Hierop worden de verticale profielen bevestigd (verticale profielen lopen van boven tot onder, horizontale profielen worden tussen de verticalen geplaatst - hiervoor worden ter plekke kleine uitsparingen in het verticale profiel gemaakt). Nadat vervolgens de laminaten op de profielen zijn geplaatst, worden deze afgedekt met rubberen strips. Aansluitingen met het reguliere pannendak dienen verzorgd te worden door middel van zinken passtukken, die eenzijdig in de profielen worden ingeklemd. Aan de andere zijde worden de passtukken over/onder de pannen geschoven. Ter beveiliging van de passtukken kunnen deze vastgeschroefd worden in de profielen dan wei gekit worden. regul ier dak
i<
I
!
2.5 meter >: I
I
I
!...
QJ .....
!...
.....QJ
:·.1
QJ
E
QJ
E
~
C\1
I
I
4 meter
A1beelding 4
Lay-out testopstelling
25
Oekroede
!'
"'' 110JMID"'ia.t lu...,. t•M •~•• tellliemd td.tft,w, tft de tabnell oont•orochte iml1101ft9M "' t.etdt .,..,.....
0• Slopelpn»lilllfft
lin.,.
110m.
460 I I·------------------------------~ 445
"·'J\.
le.w. ...oor.
Rubber profiel
'
il
,,
I l
,, Dekroede (vertic:ool)
29.5
Z-Beuoel
ZIJ-AANZICHT
-ZIJ-AANZICHT
SCAU 1:1
MONTAGE DETAILS
R&S
BOAL PROF'IEL
lUIS -.:[N(W.t.ILJ: (N[ItCV Sl"STtW$ I.V. OHOHO'¥(N, HCJl.&..AND
Afueelding 5
Principe-schets bevestigingssysteem PV-installatie (ontwerp eigendom R&S Renewable Energy Systems, Eindhoven)
26
regulier dak
:c 2.5
meter
I
): I
'
)
4 meter
Atbeelding 6
Alternatief lay-out testopstelling
I 1
J
)
]
27
Capita Selecta Milieusparend Bouwen
Opdracht n.a.v. college 'lntegratie fotovoltaische zonnepanelen in hellende daken', dd. 940418
Geef tenminste drie ideeen voor de toepassing van PV-panelen als 'bouwmateriaal' in de komende tien jaar. Geef daarbij een toelichting op de mogelijkheden.
hetgeen interessante perspektieven biedt. Bij deze toepassing wordt een dak voorzien van PV-panelen, die elektrische energie leveren aan de woning. Is er sprake van een overschot, dan wordt dit aan bet openbare net geleverd en is er een tekort dan Ievert bet bet aan de woning. Op basis van dit thema zijn er verschillende varianten. Zo kan een woning zelf energie bufferen in accu's. Een andere mogelijkheid is dat een wijk collectief stroom Ievert aan bet net, terwijl de woningen individueel elektriciteit aan bet net kunnen onttrekken. Een belangrijke voorwaarde voor bet succes van dit soort grootschalige toepassingen is dat gekomen moet worden tot een volledige integratie van PV-panelen in daken. Naast bet onderzoek dat hiemaar wordt gedaan en waarop nog wordt terugkomen worden praktijkexperimenten gedaan. Dit gebeurt thans nog op beperkte schaal maar in de toekomst op grotere schaal teneinde ervaring op te doen met de integratie van net-gekoppelde systemen in de bouw. Een dergelijke ontwikkeling kan men versimpeld voorstellen in verspreidingsmodel voor de marktontwikkeling zoals aangegeven in figuur 1 [2].
Figuur 1. Verspreidingsmodel marktontwikkeling van PV in Nederland In Nederland zijn voor bet bereiken van significante marktvergrotingen met name de eerste fase (vroege toepassingen), de tweede fase betreffende elektriciteitsproduktie aan de vraagzijde en de vierde fase (bulkelektriciteit) van belang. Omdat Nederland een dicht elektriciteitsnetwerk heeft, is bet aantal autonome toepassingen beperkt. Dat wil absoluut niet zeggen dat dit als markt op de korte termijn verwaarloosd kan worden. Autonome toepassingen in Nederland kunnen in termen van bet verspreidingsmodel echter worden gezien als vroege toepassingen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in de derde wereld of zelfs al Zuid-Europa. Doordat bet Nederland energiegebruik een lage correlatie heeft met de opbrengst van zonnecellen, geldt dat ook de voordelen van net-ondersteunende systemen en de waarde voor piekschering beperkt zullen zijn, waardoor deze toepassingen in Nederland pas economisch aantrekkelijk worden als bulkenergietoepassingen ook al in zicht zijn. 4
3.
Zonnestroom
3.1
Zonaanbod De boeveelbeid zonne-energie die bet aardoppervlak bereikt varieert nogal. Bebalve de verscbillen tussen dag en nacbt zijn er ook seizoensinvloeden. Deze invloeden leiden samen tot geografiscbe instralingsverscbillen waarmee bij bet benutten van zonne-energie rekening moet worden gebouden. In Nederland is de variatie in bet zonaanbod vrij groot. In juni ontvangt ons land gemiddeld 10 x zoveel zonne-energie als in december. Ook de lokale instralingsverscbillen zijn beboorlijk. Onder invloed van bet klimaat ontvangt Texel ongeveer 20% meer zonne-energie meer dan de Acbterboek. Het gemiddelde aanbod, uitgedrukt in uren voile zon per dag staat aangegeven in figuur 2 [3].
Figuur 2. Jaarlijks aanbod en aanbodpatronen van zonne-energie in Nederland
De afwijking van de gemiddelde waarde kan groot zijn. Als maat voor een uur voile zon wordt duizend Wh per m2 aangebouden: 1 kWh/m2• Het getal 1 kWh/m2 is ook de waarde voor de instraling waarbij bet zogenoemde piekvermogen van een paneel bepaald wordt. Hierop wordt nog teruggekomen. Het begrip "uren voile zon" maakt bet gemakkelijk de opbrengst van een PV-paneel te berekenen. Het totale jaarlijkse zonaanbod in Nederland komt overeen met ongeveer duizend uur voile zon. Daarmee bedraagt dus de gemiddelde jaarlijkse zoninstraling ca. 1000 kW/m2• Op dit gemiddelde zijn variaties mogelijk tot 25%. 3.2
Invloed hellin&fhoek
De zoninstraling als gegeven in bet voorafgaande wordt gemeten op bet borizontaal plat vlak. Wanneer nude zonne-energie gebruikt moet worden voor de omzetting in elektriciteit kan bet zonaanbod beter worden benut 5
door bet platte vlak op de zon te richten. In Nederland behaalt men dan bet grootste rendement door platte vlak onder een hoek op bet zuiden te orienteren. Zet men bijvoorbeeld een vlak onder een hoek van 45° dan blijkt dat jaarlijks 180 uur voile zon meer op te leveren. Figuur 3 geeft hiervan een indrul2. 6 -
uren voile zon per dag
platvlak onder45°
5
4
3
2
Het energieaanbod van de
~on
Figuur 3. Gemiddeld dagaanbod van zonne-energie in Nederland (De Bilt) op een plat vlak en onder een hellingshoek van 45 graden.
Uit figuur 3 blijkt dat de winst vooral ontstaat in de periode als de zon relatief laag aan de hemel staat, dus ongeveer van september t/m april. In die periode is de extra ingevangen directe straling veel groter dan de ''verloren" diffuse straling. In de maanden juni en juli daarentegen wordt op bet vlak van 45° minder zonne-energie ingestraald dan wanneer bet plat ligt. Dat komt omdat er in die maanden minder diffuse straling wordt ingevangen. De beste hellingshoek van een vast zonnepaneel kan voor aile toepassingen en voor aile plaatsen op bet aardoppervlak met behulp van een computer nauwkeurig worden bepaald. In bet algemeen geeft een bellingshoek van ongeveer 45° de hoogste jaaropbrengst in Nederland. Gaat bet echter vooral om een zo hoog mogelijke instraling in de zomer, dan is een hoek van ca. 30° te verkiezen. Wil men daarentegen bet meest uit de winterzon halen, dan is een hoek van 60 a 70° beter. Toepassing in een gevel, dus met een hellingshoek van 90° is ongunstig in de zomer maar gunstig in de winter. Als totaal blijft bet vertikale vlak ruim achter op bet platte vlak, namelijk ca. 150 uren voile zon. 6
Tabel 1 geeft het gemiddeld dagaanbod van zonne-energie in Nederland onder verschillende hellingshoeken. Tabell. Gemiddeld dagaanbod van zonne-energie in Nederland (De Bilt) onder verschillende hellingshoeken.
Hellingshoek
go
45°
goo
975
1.150
825
kWh/m2/jaar
3,2
2,3
kWh/m 2/dag
1,0
1,0
kWh/m 2/dag
4,8
3,0
kWh/m2/dag
Zonaanbod Totaal Gemiddeld Winter Zomer
2,7 0,5 5,3
De gegevens gelden steeds bij een orientatie op het zuiden. Is de orientatie bijvoorbeeld ZZW of ZZO, dan scheelt dat zo'n 5% in opbrengst. Bij een orientatie ZW of ZO is het verlies ruim 10%. 3.3
Werking van een zonnecel Figuur 4 toont het principe van een zonnecel [3].
contactstroken voorcontact negatieve laag (n-laag) scheidingslaag
e--
p'
positieve laag (p-laag) achtercontact
Figuur 4. De werking van een zonnecel
7
4.
Netgekoppelde PV-systemen Bij een PV-systeem kan men onderscheid maken in autonome en netgekoppelde systemen. In bet kader van bet NOVEM ontwikkelingsprojekt is vrijwel uitsluitend sprake van netgekoppelde systemen. Een netgekoppeld PV-systeem in de gebouwde omgeving bestaat uit een bouwtechnisch en een elektrisch deel. Het elektrisch deel is opgebouwd uit de volgende onderdelen: - PV-array('s) - Aansluitkastjes array - Overspanningsbeveiliging - Inverter - Netkoppeling - Netspanningsbewakingsapparatuur Figuur 5 toont de verschillende onderdelen in elektrisch schema [4]. PV-array
Bekabeling Aansluitdoos met overspanningsbeveiliging
Overspannings beveiliging Inverter Schakelaar Interne bekabeling gebouw
·------------------------
- --------------------------electriciteitsnet
Figuur 5. Elektrisch schema netgekoppeld PV-systeem Het bouwtechnisch gedeelte bestaat uit een dak of een gevel met daarin opgenomen de PV-modules en bekabeling. Bij bet onderhavige projekt is sprake van een hellend dak dat bestaat uit een onderconstructie (geprefabriceerd geisoleerd dakelement) een eventueel onderdakmembraan en een afwerking, in dit geval van beton dakpannen. Onderzoek naar de juiste elektrische opbouw van een netgekoppeld PVsysteem wordt binnen KEMA verricht. Hierbij worden de beproevingen ontwikkeld en uitgevoerd voor inverters en wordt ook de elektrische veiligheid van bet systeem onderzocht. 10
met bijbehorende vormveranderingen. Dit kan beoordeeld worden door na een dergelijke klimaatwisselproef wederom de waterdichtheid te onderzoeken. 8. Bouwfysisch gedrag Het bouwfysisch gedrag van de ruimte tussen de PV-panelen en bet onderdak is van belang voor bet rendement van de PV-modules (een hoge temperatuur in de spouw geeft een lager rendement van de PV-modules) en voor bet thermisch en hygrisch gedragen in de dakconstructie. In principe kan bet bouwfysisch gedrag berekend worden. In samenwerking met de Katholieke Universiteit te Leuven (prof. Hens) en de TU Eindhoven, vakgroep FAGO (M. de Wit) wordt door BDA gewerkt aan een nieuw rekenmodel voor de beoordeling van bet condensatiegedrag in een hellend dak. Hierbij wordt er rekening gehouden met de praktijk, d.w.z. dat aangenomen wordt dat de onderconstructie niet luchtdicht is. Zodra de rekenmethode geschikt is voor publikatie zal ook de dakconstructie met geintegreerde PVpanelen worden beoordeeld.
Tabel 2 geeft een overzicht van de onderzoekaspecten en onderzoekinstellingen.
Tabel 2. Overzicht onderzoekaspecten en instellingen
Constructieve veiligheid
berekening
BOA
Brandveiligheid
beoordeling antwerp
TNO-Bauw CvB
Waterdichtheid
testapstelling
BOA
Geluidsaverdracht
antwerp I testapstelling
BCA
Energiezuinigheld
geen extra aandacht nodig
Ouurzaamheld
testopstelling
BOA
Bouwfysisch gedrag
berekening I praktijkanderzaek
TNO-Bouw BBI
In bijlage I is een systeembeschrijving opgenomen van de testopstelling. Bijlage II geeft enkele details van bet proefdak dat bij BDA wordt onderzocht.
13
Capita Selecta Milieusparend Bouwen
Opdracht n.a.v. college 'Integratie fotovoltai'sche zonnepanelen in hellende daken', dd. 940418
Geef tenminste drie ideeen voor de toepassing van PV-panel en als 'bouwmateriaal' in de komende tien jaar. Geef daarbij een toelichting op de mogelijkheden.
AFVALPREVENTIE OP DE BOUWPLAATS
IR. J.J. VINGERLING STICHTING BOUWRESEARCH
'Bouwafval, wat doe je eraan ?'
'Architect en bouwafvalpreventie'
'Bestek duurzaam bouwen (milieubestek)'
en
verschillende artikelen
"Bouwafval, wat doe je er aan?" 1. Inleiding In deze voordracht wil ik het probleem van het bouwafvai bespreken vanuit een visie hoe verschillende bouwpartners ai zijn begonnen met afvaischeiding en afvaipreventie. Dat geeft een goede achtergrond voor de bespreking straks van de mogelijkheden voor u om paal en perk aan het bouwafvai te stellen. Stichting Bouwresearch De Stichting Bouwresearch, kortweg SBR, is door de Bouwnijverheid opgericht en wordt vanuit de bouw gestuurd en gefinancierd. Vertegenwoordigers uit de werkgevers- en de werknemersorganisaties rond de bouw vormen de Raad van Toezicht van SBR. De jaarlijkse geldstroom komt uit een door werkgevers en werknemers bestuurde Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid, het zogenoemde 0&0-fonds. Ruim 30 jaar verzorgt SBR onderzoek en kennisoverdracht gericht op verbetering van bouwtechniek en bouwproces, arbeidsomstandigheden en zorg voor de werkgelegenheid in de bouw. Bij de uitvoering van de ruim 80 onderzoekprojecten zijn via studiebegeleidingscommissies aile geledingen uit de bouw betrokken. Tijdens het werk in de studiecommissie hebben ervaren deelnemers afkomstig uit het ontwerpend en het uitvoerend bouwbedrijf, uit brancheorganisaties, overheid en onderzoekinstituten hun kennis en ervaring ingebracht.
2.
Historie van bet probleem
Heel in het kort wil ik u een beeld schetsen hoe het probleem van bouw- en sloopafvai is ontstaan. Stonden er in de Middeleeuwen ook ai afvaicontainers op de bouwplaats? Wanneer kwam volgens u de afvaicontainer op de bouwplaats? De belangrijkste oorzaak van het ontstaan van bouwafvai is de invloed van de industriele ontwikkelingen op het traditionele bouwen zoais dat ai eeuwen bestond. Ik zal u dat aan de hand van een voorbeeld tonen. Tot omstreeks het jaar 1000 werd in onze omgeving aileen gebouwd met natuurlijke materiaien die in de directe omgeving van de bouwplaats werden gewonnen. Denk aan hout, leem, stro en natuursteen. Dergelijke natuurlijke lokale materiaien geven geen afvai. Na gebruik gaan zij weer helemaal in het milieu op. In de loop van de Middeleeuwen ontstaat gebrek aan dikke boomstammen voor baiken en spanten. Men gaat hout uit andere streken aanvoeren. Met de komst van de windmolen wordt het mogelijk hout machinaal te zagen. De houten huizen zoais in Marken zijn daaruit voortgekomen.
1
Vanaf ongeveer 1200 gaat men klei in ovens bakken tot bakstenen. De eerste vorm van prefabricage komt op gang. De. ontwikkeling wordt later in de steden gestimuleerd door brandvoorschriften en subsidie op het bouwen in steen ter vervanging van het bouwen in hout. Metalen zoals lood, ijzer en koper worden ambachtelijk door vakrnensen op bestelling verwerkt tot gebouwonderdelen. Deze vorm van bouwen brengt weinig afval met zich mee. Alles wordt zoveel mogelijk direkt hergebruikt. Iedere vakrnan is betrokken bij - en verantwoordelijk voor - het omgaan met material en. Rond 1700 komt vanuit het Zuiden een nieuw beroep in de bouw: de stukadoor. Het materiaal gips brengt hij mee. Gips is een van de eerste materialen die niet geschikt zijn voor direct hergebruik. Gesloopt gips kan aileen als afval gestort worden. Tegenwoordig wordt zeer veel gips toegepast in binnenwanden. Een sloper vertelde mij over de sloop van een kantoorgebouw met massieve gipswanden. Gips en gipskarton mogen volstrekt niet bij het puin voor de puinbreker! Dit geldt trouwens ook voor gasbeton. Met veel moeite heeft hij een stortplaats gevonden. Gips en gasbeton zijn materialen waar we over moeten gaan nadenken! Bij het bouwen tot ongeveer 1800 ontstond verder nauwelijks afval. Het bij sloop vrijkomende materiaal werd bijna geheel opnieuw gebruikt. Een goed voorbeeld hiervan zijn de ruines van oude kastelen en vestingmuren. Deze zijn tot in de 18e eeuw als steengroeves gebruikt. Van deze stenen zijn vele huizen gebouwd. Tegenwoordig is het onmogelijk om van het puin van modem metselwerk of beton direct weer huizen te bouwen. De oorzaak hiervan is te vinden in de industrialisatie. Vanaf 1800 vinden er op grote schaal industriele ontwikkelingen plaats, die een sterke invloed hebben op het ambachtelijke bouwen. De toepassing van produkten zoals portlandcement, gewapend beton, kunststoffen, kit en dergelijke veroorzaakt bij het bouwen en vooral bij het slopen nu en in de toekomst op grote schaal afval. Ik heb u met deze historische schets duidelijk willen maken dat bouwafval, in tegenstelling tot het bouwen zelf, een jong verschijnsel is. Het bouwen op de bouwplaats heeft nog steeds een ambachtelijk karakter. Dan moet het probleem in het jaar 2000 toch grotendeels opgelost kunnen zijn ...
3.
Waar praten we over: Hoe groot is bet probleem? Steeds vaker wordt er op gewezen dat de hoeveelheid bouw- en sloopafval die jaarlijks vrijkomt een grote belasting voor het milieu vormt. Heeft u enig idee hoe groot die jaarlijkse berg is? Is de berg bouw- en sloopafval kleiner of groter dan de berg huishoudelijk afval? In de bouw heeft men daar vaak geen idee van, maar weet u het wei? 2
Minister Alders begint zijn voorwoord in de SBR-brochure "Scheiding bouwafval loont" met de volgende zin: "De bedrijfstak bouwnijverheid is een van de grootste afvalproducenten van Nederland". 1(; ~ U;~·.:: 1 Het juiste antwoord op mijn vraag zal ik u geven: Jaarlijks 12 miljoen ton bouw- en sloopafval, tegenover 4,6 miljoen ton huishoudelijk afval. Laat ik enkele voorbeelden noemen van afval dat funest is voor het milieu. * In verf zitten zware metalen zoals lood, chroom en cadmium, die het milieu kunnen vergiftigen. Bovendien leveren de traditioneel gebruikte oplosmiddelen (koolwaterstoffen) * grote problemen op. De verfindustrie werkt samen met de overheid in het project KWS-2000 aan een oplossing. Een druppel olie is genoeg om 1000 liter grondwater ondrinkbaar te maken. * Bij puin en glas denkt u niet direct aan schadelijke stoffen. Maar bodems die * puin, glas of ander zogenaamd "onschuldig" bouwafval bevatten, zijn in veel opzichten niet meer bruikbaar. Begin jaren '80 is door SBR in samenwerking met de SAOB voor het eerst onderzoek verricht naar het ontstaan van bouwafval (1). Aangetoond is toen dat preventie duidelijk kosten verlagend en arbeidsomstandigheden verbeterend kan worden. Inzicht is verkregen in de relatie tussen hoeveelheden afval en bouwmethoden n .1.: - traditioneel gebouwde woningen : ca. 5,0 m3 bouwafval per woning -met grote elementen gebouwde woningen : ca. 6,5 m3 " " -met gietbouwmethode gebouwde woningen : ca. 9,0 m3 " " U ziet het historische perspectief is nog duidelijk zichtbaar. Bij proefprojecten met gescheiden inzameling van klein chemisch afval rond de gemeente Breda is een vergelijkbaar verband aangetoond (2) n.l.: - traditionele bouw : 0,08 m3 KCA per woning - gietbouw : 0, 11 m3 KCA " -prefab elementenbouw : 0,26 m3 KCA ' " Van de 12 miljoen ton bouw- en sloopafval bestaat ongeveer 3,6 miljoen ton uit bouwafval (3). Een hoeveelheid die qua samenstelling overeenkomt met een hoeveelheid materiaal waarmee ca. 30.000 huizen gebouwd kunnen worden.
1) 2) 3)
SBR publicatie A52, 1983 "Bouwafval, materiaalverliezen en afval op de bouwplaats". Eindrapport proefproject "Gescheiden inzameling van KCA bouwplaatsen Breda", Gemeente Breda, 1991. Informatiedocument Bouw- en sloopafval, RIVM, Bilthoven 1991
3
4. Aan bet eind wordt al begonnen Zoals ik straks za1 aangeven begint het afvalprobleem al bij het begin van het bouwpproces, bij het besluit om te gaan bouwen. Maar goed zichtbaar wordt het probleem pas op de bouwplaats en het is te begrijpen dat daar wordt begonnen met het aanpakken van het probleem. Dat gebeurt langs twee wegen: 1. Voorkomen dat afval ontstaat: Preventie. 2. Scheiden van afval dat toch nog ontstaat. Bij preventie is een belangrijke taak weggelegd voor de ontwerpers. Het eerste afval ontstaat op de tekentafel. Een slechte maatvoering en veel aanpaswerk bij details veroorzaken op de bouwplaats veel onnodig hak- en zaagwerk. De heer Dicke gaat hier straks uitgebreid op in. Op de bouwplaats zijn genoeg afvalproblemen waarvoor concrete oplossingen bestaan met een preventiewerking, zoals: - kritisch inkoopbeleid (verpakkingen!); - goede opslag van bouwmaterialen op de bouwplaats; - geen verspilling, en - schoonhouden van de bouwplaats. De brochure "Scheiding bouwafval loont" geeft de aannemer uitgebreide informatie over deze punten. De tweede weg is scheiding van afval in min of meer zuivere componenten. Deze componenten kunnen door recyclingbedrijven worden bewerkt tot produkten voor hergebruik. Scheiding is dus een prima methode om de grote stroom bouwafval richting stortplaats of verbrandingsoven te beperken. Dit levert veel op voor het milieu. Minder grondbeslag voor stortplaatsen, minder luchtverontreiniging door verbrandingsovens en - dank zij hergebruik - minder uitputting van schaarse grondstoffen. Maar scheiding van afval op de bouwplaats Ievert ook de aannemer het nodige op. Hij krijgt een opgeruimde bouwplaats, met minder kans op ongelukken, en hij bespaart duidelijk op de kosten. Scheiding van bouwafval vraagt om een stapsgewijze aanpak. De aannemer moet zich vooraf goed orienteren op de mogelijkheden en beperkingen van de lokatie en van het project. Per regio bestaan belangrijke verschillen in regels en afzetmogelijkheden. Ook moeten allerlei organisatorische zaken vooraf goed geregeld worden. Een kant en klaar recept is daarvoor niet te geven. Maar de SBR-brochure biedt de aannemer wei een stappenplan waarmee hij per project zelf tot een kant en klaar recept kan komen. De brochure geeft daarvoor ook tips en richtlijnen.
4
4.1. De bouwafvalstoffengids In de bouwafvalstoffengids, de tweede SBR-publicatie die ik onder uw aandacht breng, vindt u per afvaisoort informatie over verpakking, transport en bewerk.ing, gewenste zuiverheid etc. Ik zal u kort de opzet van de gids tonen. Naast een handige begrippenlijst en een stoffenkringloop vindt u in hoofdstuk 2 een beschrijving van wetten die van belang zijn voor bouwafvai. In hoofdstuk 3 worden per afvaicomponent de mogelijkheden voor hergebruik aangegeven. Hoofdstuk 4 behandelt kort preventie en scheiding en geeft twee scenario's voor afvaischeiding. In hoofdstuk 5 wordt het scheiden en ailes wat daarbij hoort per afvaistof bekeken. Tot slot ongeveer 70 pagina's met adressen van inzamelaars, vervoerders, bewerkers en verwerkers. 4.2. De afvalscenario's Minimaie scheiding is aileen scheiding in chemisch en niet-chemisch afvai. Dit lost heel weinig op ten aanzien van het totale afvaiprobleem. Bouwafvai bevat ongeveer 2 % chemisch afvai, dus zo blijft 98 % ongesorteerd. Wat vandaag de dag goed haalbaar is om mee te beginnen, is beperkte afvaischeiding in 6 a 8 componenten. Optimaie afvaischeiding geeft aan wat er allemaal uit milieu-overwegingen gescheiden moet worden. Een ideaal beeld. Gelukkig komen nooit ai deze stoffen in een project voor. 4.3. Voorlichting De informatie uit de bouwafvaistoffengids is ook erg belangrijk voor de voorlichting aan aile betrokkenen binnen en buiten het bouwbedrijf. Voorlichting betekent meer dan instructie hoe het moet en hoe de regels zijn. De mensen moeten ook de achtergrond begrijpen; het waarom, principes van afvaiverwerk.ing en dergelijke. Dit motiveert en geeft de mensen houvast bij het maken van keuzes. Grotere aannemers hebben trouwens vaal ai iemand van het eigen bedrijf hiervoor opgeleid. Een eerste aanzet voor invoering van milieuzorg! 4.4. Afvalscheiding loont, een praktijkvoorbeeld Een bouwbedrijf heeft op initiatief van de architect bij een groot onderhoud-project bouwafval gescheiden ingezameld en afgevoerd. Het project bestaat uit 335 woningen, verdeeld over 5 blokken gaierijflats met 4 woonlagen op een beganegrondlaag met bergingen.
5
Het afvalscenario bestaat uit: a. steenpuin of beton (zonder wapening, kleiner dan 40 em); b. glas (schoon en naar kleur en type gesorteerd); c. hout (geen spaanplaat of ander verlijmd hout); d. folies (schone, droge plastic folie); e. karton; f. overig ongesorteerd bouwafval. De samenstelling van het afgevoerde afval bestaat uit: a. 35 % steenpuin b. 5 % glas c. 15 % hout d. 5 % folies e. 10 % karton f. 30 % ongesorteerd bouwafval. Kostenoverzicht: Na berekening komt de gemiddelde prijs per afgevoerde container op f 258,-- per stuk. Daarbij komen nog de kosten voor organisatie e. d., per container f 63,-(manuur f 47,--). Ten opzichte van de huidige containerprijs van ongesorteerd bouwafval van f 365,-(Zuid-Holland) is er een besparing gerealiseerd van 365-(258+63) = f 44,-- per container. Totaal zijn 569 containers afgevoerd. Dat brengt de totale besparing op 569 X 44,-- = j 25.036,--. Meer discipline en ervaring za1 in de toekomst de organisatiekosten omlaag kunnen brengen. Stijgende kosten voor het ongesorteerd aanbieden van bouwafval maken het in de toekomst steeds aantrekkelijker afval aan de bron te scheiden. (lnformatie over dit proefproject is verkrijgbaar bij de heer B. van Bekkum van Vander Vorm Bouw te Papendrecht.) Wanneer we deze kostenbesparing projecteren op de jaarlijkse hoeveelheid bouwafval in Nederland, krijgen we het volgende beeld. De bouw produceerde in 1990 3,6 miljoen ton bouwafval (3). Stel dat gemiddeld een kostenbesparing van f 25,-- per ton kan worden gehaald. Dan betekent dit op jaarbasis een besparing van f 90.000.000,--. Een belangrijke voorwaarde hierbij is echter wei dat voor gescheiden afvalcomponenten voldoende afzetmogelijkheden zijn. Voorkomen dat afval ontstaat, levert natuurlijk nog steeds de grootste besparing op voor het milieu en uw portemonnaie.
6
5. Beginnen bij bet begin We hebben nu gezien welke mogelijkheden er zijn om bet afvalprobleem aan bet eind van bet bowproces aan te pakken. Maar voorkomen is nog beter dan genezen en daarom moeten we ook kijken wat we eerder in het bouwproces kunnen regelen. En onder "regelen" wil ik dan niet in de eerste plaats regelgeving verstaan maar vooral "voor elkaar krijgen". Uitgangspunt voor dit deel van mijn verhaal is de derde publikatie van SBR, "Bouwafval, wat doe je er aan?" Deze publikatie richt zich ook op de bouwpartners die aan de aannemer vooraf gaan. Deze publikatie bestaat uit twee delen, deel A en deel B. Deel A geeft een overzicht van de problematiek van bet bouw- en sloopafval, wat uitgebreider dan ik hiervoor heb gedaan om duidelijk de rollen aan te geven die de verschillende partijen in een bouwproject kunnen spelen om de afvalproblematiek te lijf te gaan. Enkele punten daaruit wil ik u bier nog even laten zien. Dit schema toont vijf principieel verschillende, elkaar aanvullende methodes voor bet oplossen van bet afvalprobleem. De meest wenselijke methode staat bovenaan: Probeer overal waar mogelijk bet ontstaan van afval te vermijden. Waar dat niet mogelijk is kunnen we door een juiste keuze en behandeling van toe te passen materialen zorgen dat bet afval, dat ontstaat bij bet bouwen, alsnog te gebruiken is en bet afval dat in de toekomst bij bet slopen zal ontstaan opnieuw te gebruiken is. We onderscheiden hierbij twee methodes, hergebruik en nuttige toepassing. Hergebruik betekent dat afvalstoffen of componenten daarvan voor hetzelfde of een soortgelijk doel kunnen worden gebruikt als waarvoor bet moedermateriaal was bestemd. Ik noemde u al een beproefd voorbeeld hiervan, bet gebruik van een ru1ne als steengroeve. Tegenwoordig denken we -hierbij o.a. aan bet toepassen van betongranulaat in nieuw beton en aan bet verwerken van oude pvc-kozijnen tot nieuwe. Met "nuttige" toepassing doelen we op afvalstoffen die aileen voor een heel ander, maar meestal wel "laagwaardiger" doel kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld puingranulaat in wegfunderingen. Hergebruik kan een duurzame kringloop zijn en heeft daarom de voorkeur boven nuttige toepassing, want daarbij is de duurzaamheid van de kringloop twijfelachtig.
7
Als we echt iets nuttigs voor ons afval weten is het pas echt afval. Hopelijk kan een afvalverwerkingsbedrijf het nog "verwerken" zonder zelf weer het milieu teveel te belasten. Dit betekent in het algemeen: verbranden. Als ook dit niet mogelijk is, rest ons de laatste mogelijkheid: apart leggen voor de generatie na ons. Dit noemen we "storten", maar het komt wei op de debetzijde van de milieubalans! Het antwoord op de vraag "Bouwafval, wat doe je er aan?" ligt dus vooral in de mogelijkheden van afvalpreventie. Hoe eerder in het bouwproces men hieraan denkt, hoe meer effect het heeft. Hier ligt dus een belangrijke verantwoordelijkheid voor aile bouwpartners. Dirk Dicke zal nu het stokje ovememen en de mogelijkheden voor de architect stapje voor stapje in een wandeling door de eerste fasen van het bouwproces met u doomemen.
Hans Vingerling
Rotterdam, oktober 1992
8
Architect en bou\vafvalpreventie lnleiding Het bouwproces is het proces van de opdrachtgever. In het begin signaleen de opdrachtgever een huisvestingsbehoefte, aan het eind van het proces heeft hij of zij een bouwwerk dat aan die behoefte voldoet (als het goed is). Een klein wonder! Alle betrokken panijen spelen hierbij een bepaalde rol. Hun bedrijfsprocessen stemmen ze af op het bouwproces en de rolverdeling binnen dat proces. De rolverdeling hangt af van de projectorganisatie en de mogelijkheden van de betrokken panijen. De partijen zijn per project weer anders. Maar niet alleen de partijen, ook de bouwlokatie en de bouwopgave zelf zijn per project weer anders. Telkens weer een creatieve uitdaging voor de deelnemers dus. Dit alles maakt afvalpreventie in de bouw niet eenvoudiger. Een extra probleem dat bij architecten meespeelt is dat zij zelf niet worden geconfronteerd met het afval dat als gevolg van hun werk ontstaat. Dat maakt het moeilijk architecten en hun medewerkers te motiveren om naast alle andere aspecten die bij het ontwerpen een rol spelen afvalpreventie als volwaardig criterium in de besluitvorming mee te wegen. MAAR AFV ALPREVENTIE l\10ET \VEL!
Dit besef dringt bij architecten gelukkig meer en meer door. Ook bij EGM architecten constateer ik dat de afvalproblematiek serieus genomen wordt. SBR-publikatie 230C: 'Bouwafval, wat doe je eraan' is bijvoorbeeld breed in het bureau uitgezet. En er wordt sinds kort mee gewerkt.
Het bouwproces als leidraad De wijze waarop architecten afvalpreventie inhoud kunnen geven kan het best worden gei"llustreerd aan de hand van de rol die zij traditioneel, maar ook nu nog in het bouwproces spelen.
Zoals u al eerder heeft kunnen zien is het bouwproces verdeeld in een vienal hoofdfasen: • de programmafase • de ontwerpfase • de uitwerkingsfase • de realisatiefase
2 © Misset Bouw- Stichting Bouwresearch/Bouwafvalpreventie en -scheiding op de bouwplaats
De architect kan in principe invloed uitoefenen op afvalpreventie in elk van deze fasen. De nadruk ligt daarbij op de ontwerpfase. Ik breng de volgende figuur nog even in herinnering. Bouwproces programma
ontwerp
uitwerking
realisatie
afval voorkomen recycling nuttige toepassing verbranden storten
Elke hoofdfase is onderverdeeld in enkele deelfasen. De fasering is zeer belangrijk voor het beheersen en besturen van het proces. Elke fase heeft een specifiek doe!, wat tot gevolg heeft dat elke fase zich kenmerkt door een aantal karakteristieke beslissingen. Hiermee raken we de kern van de afvalpreventieproblematiek:
• Afvalpreventie kan in de praktijk aileen slagen als beslissers tijdens het proces hun beslissingen op het ontstaan van afval toetsen. • Beslissers moeten daar·om op strategische momenten in het het proces informatie hebben over de consequenties van hun beslissingen voor het ontstaan van afval en de kwaliteit van afval. • Hierbij doet het er niet toe wie beslist, maar wat beslist wordt. Deze punten vormden de uitgangspunten bij het maken van SBR-publikatie 230C: 'Bouwafval, wat doe je eraan?', die we straks aan de hand van een praktisch voorbeeld zullen behandelen. Essentieel is hierbij aileen a! het feit dat betrokkenen zich ervan bewust zijn dat als gevolg van hun beslissingen afval ontstaat.
© Misset Bouw - Stichting Bouwresearch/Bouwafvalpreventie en -scheiding op de bouwplaats
3
Ik zal nude mogelijkheden en onmogelijkheden van de architect per deelfase met u doornemen. Daarbij zal ik zo vee! mogelijk de preventiestrategie van boven naar beneden volgen. Om u enig beeld te geven van de essenties van de diverse fasen geef ik van elke fase een karakterschets. De volgende figuur geeft een beeld van de reikwijdte van mijn verhaal. Na de bestekfase vervolgt de bijdrage van Rob Dansberg met de volgende fasen van het bouwproces.
bouw_moces ontwerp
;:rog~amma
_g
I5 iI ~
:;
~I
·~
afval
voor~o-omen
recycling nuU1Qe toepass1ng verbranden stor.en
r.
:6 ::; :?
a.
c.
~
~ :::;;:
["'
V( )---/ /
c; ~ 0
c; ~
g
!?
5
~
K/ v / v vv
v•
E
00
c;
·s
"";;;
>
'0
.::J
/
v
~
0
0
0
:f!.
>
c.
I/v / v L_ .L_
reallsaue
'
Cl
c:
'5 ·c;;
0:: 00
.::;)
c::>
>
c.
.s:
-=
z:;0
~
0 0
""c;;:::
/
VL_
vr L~v v YL
c0
~
/
v
I
c.
Q ;:::
.Q
a.
;;;
U1!werk1ng
v
I
/
'
I
I
De programmafase Yaak wordt de architect als adviseur in de programmafase ingeschakeld, zeker door niet professionele opdrachtgevers. De programmafase valt uiteen in drie deelfasen: ·initiatief ·haalbaarheidsstud ie ·projectdefinitie
Initiatief In de initiatieffase wordt een globale huisvestingsbehoefte vastgelegd en het bouwproces officieel gestart. In feite wordt hier de belangrijkste beslissing genomen, namelijk dat op enigerlei wijze aerie noodzakelijk is. Deze actie kan bestaan uit (sloop en) nieuwbouw, hergebruik van een bestaand bouwwerk of renovatie. 'Niets doen' betekent overigens maximale afvalpreventie!
Haalbaarheidsstudie In de haalbaarheidsstudie worden de mogelijkheden voor huisvesting nader onderzocht. Karakteristiekebeslissingen zijn: · de keuze van de lokatie; ·de keuze tussen nieuwbouw, hergebruik of renovatie.
© Misset Bouw - Stichting B~uwresearch/Bouwafvalpreventie en -sc~eiding op de bouwplaats
4
De keuze van de lokatie Hierbij kan rekening gehouden worden met: • mogelijke vervuiling van de grond; een schoonmaakoperatie kan aardig in de papieren !open • de mogelijkheden in de regio voor recycling, nuttige toepassing, verbranden • het risico dat wordt gelopen in verband met vernieling/vandalisme en het 'bijstorten' door buunbewoners. Het kan in verband hiennee noodzakelijk zijn het bouwterrein af te sluiten en bewaking in te stellen • de ruimtelijke en fysieke mogelijkheden voor afvalscheiding (moet het hele terrein worden volgebouwd?, hoe is de gesteldheid van de bodem?) Behalve het eerste punt zijn dit soon overwegingen in het algemeen echter ondergeschikt aan allerlei andere aspecten van de lokatie, zoals de bereikbaarheid, de representativiteit en dergelijke. Hier wordt dus impliciet over een aantal aspecten van afvalpreventie een beslissing genomen. Met name de aannemer zal worden geconfronteerd met de gevolgen daarvan. De keuze tussen nieuwbouw, hergebruik of renovatie Ook deze keuze is van vee! verschillende factoren afhankelijk. Het vrijkomen van bouw- en sloopafval wordt in het algemeen nauwelijks in de besluitvorming meegenomen. De keuze is wel heel wezenlijk voor hoeveelheden en soorten te verwachten afval. Het verdient mijns inziens aanbeveling een vereenvoudigde MER = Milieu Effect Rapponage verplicht te stellen en deze tijdens de haalbaarheidsstudie uit te voeren. De afvalproblematiek maakt hier dan onderdeel van uit. Voor grote woningbouwlokaties is een MER overigens al verplicht. Projectdefinitie Tijdens de projectdefinitie wordt een zogenaamd 'basis programma van eisen' ontwikkeld. De architect kan hierbij de opdrachtgever adviseren een aantal basiseisen op te nemen met betrekking tot de afvalproblematiek. Als we de preventiestrategie volgen valt te denken aan: • voorkomen van afval: een richtlijn voor maximale afvalproduktie, gerelateerd aan het bouwvolume zoals dat is aangegeven in het ruimtenprogramma. Dit is echter zeer moeilijk in te schatten. De overheid geeft hier ook geen richtlijnen voor. De opdrachtgever kan ook het gebruik van bepaalde materialen, die onbruikbaar afval tot gevolg hebben, verbieden • recycling: bijvoorbeeld minimaal 30% van het vrijkomende afval moet recyclebaar zijn en gerecyceld worden • nuttige toepassing: bijvoorbeeld minimaal 40% van het vrijkomende afval moet geschikt zijn voor nuttige toepassing en naar een bewerkingsinrichting daarvoor worden gestuurd • verbranden: bijvoorbeeld minimaal 70% van het onbruikbare afval moet geschikt zijn voor verbranding • storten: bijvoorbeeld maximaal 30% van het onbruikbare afval mag worden gestort.
5 © Misset Bouw - Stichting Bouwresearch/Bouwafvalpreventie en -scheiding op de bouwplaats
De verdeelsleutel is afuankelijk van de verschillen in regionale afvalverwijderingsstructuren. Wellicht zou de overheid de verdeelsleutel per regie kunnen vaststellen. Overigens denk ik hier meer aan richtlijnen dan aan harde eisen. Nu pas begint de architect met de kern van zijn werkzaamheden: het maken van een antwerp.
De ontwerpfase De ontwerpfase valt uiteen in drie deelfasen: ·het structuurontwerp (SO) ·het voorlopig antwerp (YO) ·het definitief antwerp (DO) Tijdens de verschillende deelfasen zal moeten worden getoetst of globaal aan de eisen/richtlijnen van de opdrachtgever, zoals vastgelegd in het basis programma van eisen, wordt voldaan.
Het structuurontwerp
Het structuurontwerp geeft een eerste indruk van een ruimtelijke vertaling van de eisen en wensen van de opdrachtgever in relatie tot de lokatiegegevens. Hiertoe wordt vaak een massastudie gedaan, waaruit de verdeling en omvang van de bouwmassa volgt. Karakteristieke beslissingen zijn in deze fase: • vorm van de bouwmassa; • stramienen; • opzet van functionele eenheden. Vorm van de bouwmassa Bij het vaststellen van de vorm van de bouwmassa moet kritisch gekeken worden naar de verhouding buitenoppervlakte/volume van het gebouw. Veel buitenoppervlakte, veel hoeken en hoogteverschillen hebben in principe veel afval tot gevolg. Dergelijke kenmerken hebben bovendien een negatieve invloed op investeringskosten, onderhoudskosten en energiekosten. De overblijvende terreinvorm en -grootte moeten beoordeeld worden op de geschiktheid voor het plaatsen en afvoeren van diverse afvalcontainers. Stramienen en functionele eenheden
De hoofdstructuur van het bouwwerk wordt vastgelegd met behulp van stramienen. In het algemeen zijn deze afgeleid van de hart-op-hart-maten van functionele eenheden, zeals kantoorkamers, ziekenhuiskamers, leslokalen, gevangeniscellen, hotelkamers, woonkamers, .... In dit stadium van het antwerp is het effect op het te verwachten afval nog niet te meten. In de volgende fasen wordt het belangrijk deze repeterende eenheden zo uit te zoeken dat zo min mogelijk afval ontstaat. © Misset Bouw- Stichting Bouwresearch/Bouwafvalpreventie en -scheiding op de bouwplaats
6
Het voorlopig ontwerp Het structuurontwerp wordt verder uitgewerkt in een voorlopig ontwerp. Er worden voorlopige plattegronden, doorsneden en aanzichten gemaakt. Daarbij worden voor de belangrijkste aansluitingen principe-details getekend. Karakteristieke beslissingen zijn: • lay-out van het bouwwerk • aanzicht van het bouwwerk • zoneringen • toe te passen bouwsysteem • materiaalkeuzen • principe-oplossingen markante details Lay-out van het bouwwerk Uit de plattegronden is de 'korrelgrootte' of gemiddelde vertrekgrootte af te lezen, maar ook de repetitie van identieke eenheden. Beide gegevens zijn niet door de architect te bei"nvloeden. Het zijn gegevens uit het programma van eisen van de opdrachtgever. Een 'fijne korrel' heeft, door de grotere lengte van aansluitingen en verschillen in maatvoering, in het algemeen meer afval tot gevolg. Vee! repetitie daarentegen geeft mogelijkheden hoeveelheden afval te beperken door een goede afstemming van materiaalgebruik, maatvoering en techniek. Aanzicht van het bouwwerk Ook hierbij geldt dat repetitie de mogelijkhedi biedt afvalpreventie te optimaliseren. Vee! verschillende materialen in de gevel, vee! driedimensionale aansluitingen en veel variatie veroorzaken in principe meer afval. Zoneringen In dit stadium van het ontwerp is het raadzaam zoneringen voor bouwkundig werk en installaties aan te geven. Dat betekent dat op voorhand rekening wordt gehouden met de plaats van bouwkundig werk en installaties, zodat 'verrassingen' in een later stadium (zeals tijdens de uitvoering) worden voorkomen. Toe te passen bouwsysteem Het is belangrijk datal in een vroeg stadium van het ontwerp een beslissing over het toe te passen bouwsysteem wordt genomen. Detaillering en maarveering hangen hiermee nauw samen. Een goede afstemming van detaillering en maatvoering op het toe te passen systeem voorkomt dat onnodig afval ontstaat.
7 © Misset Bouw - Stichting Bouwresearch/Bouwafvalpreventie en -scheiding op de bouwplaats
Materiaalkeuzen en principe-oplossingen details In deze fase wordt globaal aangegeven hoe de belangrijkste bouwkundige onderdelen van het bouwwerk op elkaar aansluiten. Het gaat dan om aansluitingen tussen gevel en 'maaiveld', gevel en vloer en gevel en dak. In het algemeen geldt dat afvalpreventie gebaat is bij eenvoud in de detaillering. Voor de toe te passen materialen wordt ook een principe-keuze gemaakt (zoals bijvoorbeeld een schijf van steenachtig materiaal of Iicht plaatmateriaal). De architect kan vastleggen dat hij van plan is zo vee! mogelijk gerecycelde materialen toe te passen.
Het definitief ontwerp In het definitief ontwerp worden aile beslissingen die de eigenschappen van het on twerp bepalen als definitief vastgelegd. De detaillering wordt zo uitgewerkt dat een duidelijk beeld van aile relevante aansluitingen ontstaat. Karakteristieke beslissingen zijn: • materiaalkeuzen • detaillering • bouwmethoden • maatvoering • coordinatie Materiaalkeuzen Er wordt een definitieve keuze van toe te passen materialen gemaakt. Hier liggen voor de architect mogelijkheden voor kwalitatieve afvalpreventie, door na te gaan of er mogelijkheden zijn voor recycling en nuttige toepassing. Omdat hierin grote regionale verschillen zijn, maar ook door gebrek aan kennis en inzicht hierin van architecten worden beslissingen nog nauwelijks door deze overwegingen gestuurd. Af te raden is in dit verband het gebruik van composieten waarvan de samenstellende delen niet te scheiden zijn, maar ook bijvoorbeeld het gebruik van gei"mpregneerd hout, gipsblokken, gasbeton, ... Aan te raden is zo vee! mogelijk te kiezen voor gerecycelde materialen. Detaillering en bouwmet hod en
Complexe details zorgen in het algemeen voor het ontstaan van afval. In elk geval moet vermeden worden dat vee! onderdelen 'pas in het werk' gemaakt moeten worden. Ook het aantal disciplines dat tegelijkenijd aan een detail of bouwdeel werkt moet worden beperkt. Het gevaar hiervan is dat ze elkaars werk beschadigen. In het algemeen is het aan te bevelen: • zo vee! mogelijk te prefabriceren • te streven naar eenvoudige montage Af te raden is: • het toepassen van kitvoegen (resten als kitkokers horen bij chemisch afval) • vee! afwerkingen op de bouwplaats aan te brengen
© Misset Bouw - Stichting Bouwresearch/Bouwafvalpreventie en -scheiding op de bouwplaats
8
Maatvoering Beslissingen m.b.t. de maatvoering hebben een zeer grote invloed op het ontstaan van bouwafval. Hier ligt echter ook een groot probleem voor de architect. Bouwprodukten, de componenten waaruit een bouwwerk wordt samengesteld, zijn qua maatvoering niet gebaseerd op een maatsysteem. Het gevolg is dat als je van de ene maat uitgaat je met de mateo van andere onderdelen niet uitkomt. Er ontstaat dus onvermijdelijk afval. In het algemeen wordt voor de maatvoering uitgegaan van de kleinste en meest voorkomende componenten. De baksteen is hiervan een mooi voorbeeld. De maatvoering wordt hierop volledig afgestemd. Maar ook bakstenen zijn er in verschillende fom1aten ..... In het algemeen is het van belang zo veel mogelijk te streven naar het toepassen van handelsafmetingen. Coordinatie In dit stadium is coordinatie van bouwkundig werk en installaties belangrijk. Het bouwkundig werk moet voldoende ruimte Iaten voor de opwekking, distributie en eindtoestellen van diverse installaties. Dat betekent bijvoorbeeld dat opstelruimten, leidingkokers en plaatsen en afmetingen van sparingen moeten worden aangegeven. Wanneer sparingen worden vergeten is tijdens de uitvoering hak en breekwerk noodzakelijk, waarbij de kans op vernieling van het werk groot is.
De uitwerkingsfase In de uitwerkingsfase wordt het plan besteksklaar gemaakt, vindt eventueel de aanbesteding plaats en wordt een prijs overeengekomen met de aannemer. De uitwerkingsfase valt uiteen in twee deelfasen: • bestek • pnJsvormmg 00
0
Mijn inbreng rond ik af met de besteksfase. Bestek De aannemer vormt zijn prijs op basis van bestek en bestektekeningen van de architect. Het bestek bevat gedetaileerde informatie over toe te passen materialen en produkten en geeft aan welke verwerkingsvoorschriften van toepassing zijn. Om de opdrachtgever er van te verzekeren dat de werkzaamheden van de aannemer zullen bijdragen aan het voldoen aan de eisen en richtlijnen die de opdrachtgever in het programma van eisen heeft geformuleerd (als het goed is) kan de architect een aantal bepalingen in het bestek opnemen. Deze bepalingen kunnen worden gerangschikt volgens de preventiestrategie. Ik zal u niet vermoeien met de nogal juridische taal die hierbij gebruikelijk is. Een aantal punten waarop deze bepalingen betrekking kunnen hebben is, leest u op de volgende bladzijde.
9 © Misset Bouw- Stichting Bouwresearch/Bouwafvalpreventie en -scheiding op de bouwplaats
Kwantitatieve preventie · afrastering en bewaking · keuring van partijen, criteria i. v.m. terugzending · opslag van materialen op de bouwplaats · teruggave van verpakkingsmaterialen aan producenten/leveranciers · verwerkingsvoorschriften · maatregelen bij werken onder ongunstige weersomstandigheden · opnieuw gebruiken van restmateriaal op de bouwplaats zelf · wat te doen met restpartijen · opruimen van de bouwplaats · regelingen met onderaannemers K walitatieve preventie · afvalscheiding in diverse, met naam te noemen componenten · wijze van opslag van afval, aard en grootte van de containers · het legen van de containers (tijdstip, vullingsgraad) · registratie van soon en hoeveelheden af te voeren afval Afvalverwerking · erkende vervoerders (van de 'witte lijst' van het ministerie van YROM) · stoffen die naar een verbrandingsinstallatie moeten worden vervoerd (d.w.z. aparte scheiding in brandbaar en niet brandbaar materiaal) Natuurlijk zal de aannemer met deze eisen rekening houden tijdens de prijsvorming. Daar staat tegenover dat afvalscheiding in een zes- a zevental componenten in het algemeen Jonend is voor de aannemer (zie bijvoorbeeld SBR-publikatie 230A: 'Afvalscheiding loont'). Ik constateer dat ook wanneer alle partijen in de bouw zich volledig inzetten om bouwafval te voorkomen, er altijd een overmijdelijke hoeveelheid afval zal ontstaan. Afval waaraan geen van de partijen iets kan doen is naar mijn mening afval van de opdrachtgever. Hij is tenslotte de enige die het ontstaan van dat afval had kunnen voorkomen door het hele proces niet te stanen! Als het al zo zou zijn dat de bouwkosten als gevolg van de maatregelen die de aannemer moet nemen hoger zijn, dan vind ik dat de opdrachtgever deze hogere kosten vanwege zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid voor zijn rekening moet nemen. Hier gaat het principe van 'de vervuiler betaalt' op. Dat betekent tegelijkenijd wel dat alle partijen zich maximaal zullen moeten inzetten om het ontstaan van bouwafval te voorkomen. Preventie dus!
© Misset Bouw - Stichting Bouwresearch/Bouwafvalpreventie en -scheiding op de bouwplaats
10
Bestek duurzaam bouwen (milieubestek)
lnbo ArchitecteniAdviseurs Gcercstl'insd.1an 57 Postbus 57 3930 EB Wnudl'nbt•rg Tddoon: ({)34'1!!)611211 F.1x: (034'1!!)6;\4 14
B;
J
inbo architecten/adviseurs
lnbo Architecten Adviseurs
22
METSELWEAK
A.
WONINGSCHEIDENDE WAND
lnbo Architecten Adviseurs werkt d~gelijks aan de vormgeving en verbetering van de ons omringende wereld. Daarom mag van ons verwacht worden dat wij ons meer dan veel anderen bewust zijn van de waarde van die omgeving en daarmee van de bedreigingen die bouwen met zich meebrengt.
0 0 0 0
mv.1 mv .2 mv.3 mv.4
Gedurende de laatste jaren hebben wij ons ontwikkeld tot een gemotiveerde en deskundige bouw-
partner op milieu-gebied. Vanuit de visie d~t milieuaspecten een integraal en vanzelfsprekend onderdeel vormen van het hele den ken over onze leefomgeving, is een aantal stedebouwkundige- en architectonische ontwerpen gerealiseerd. Daarnaast is een aantal instrumenten ontwikkeld dat gedurende het bouwvoorbereidingsproces ingezet kan worden om op een pragmatische wijze de zorg voor het milieu hard te maken.
Bestek Duurzaam Bouwen Het Bestek Duurzaam Bouwen is een van die instrumenten. Uitgangspunten bij het vervaardigen van dit 'milieubestek' zijn drie kernbegrippen uit het Nationaal Milieubeleids Plan (NMP) en de daaruit volgende rapportage Duurzaam Bouwen. Deze zijn: energie-extensivering, integraal ketenbeheer en kwaliteitsbevordering. Bij het opstellen van het Bestek Duurzaam Bouwen is uitgegaan van de opbouw van het ST ABU-2 bestek. Per bestekshoofdstuk zijn een groot aantal met name courante bouwdelen geinventariseerd en is een milieuvoorkeur aangegeven op basis van de volgende criteria:
aantasting van het eco-systeem, schaarste van grondstoffen, uitstoot van schadelijke stoffen, energiegebruik bij winning-produktie-transport, gezondheid voor de mens, duurzaamheid van een produkt, afval bij sloop/vervanging. mogelijkheden tot hergebruik en de mate van huidig gebruik in de bouw (gewoonheid). Voorts: verkrijgbaarheid van een materiaal, de hoeveelheid te gebruiken materiaal en de wijze van maken of bevestigen. In het Bestek Duurzaam Bouwen worden zoomschrijvingen gegeven van niet-exclusieve materialen die vanuit een milieu-oogpunt de voorkeur verdienen. In een a parte Hand Ieiding, waarvan hier een voorbeeldblad is opgenomen, word! aangegeven waarom deze voorkeuren worden uitgesproken.
inbo architecten/adviseurs
In de Hand Ieiding word! eveneens een indica tie gegeven van kostenverschillen tussen de alternatieven; een indica tie die opgesteld is door onze bouwkostenexperts. Zij zijn in staat om snel en betrouwbaar kostengegevens over een specifiek project te bepalen. Aldus bent u in staat om in overleg met onze architecten of adviseurs tot een weloverwogen en verantwoorde keuze te komen.
houtskeletbouw (zie milieuparagraaf 24) kalkzandsteen ankerloos spouwmuur kalkzandsteen massief I beton mel puingranulaat standaard belon I prefab belon
Milieuvoorkeur
Belangrijke overwegingen voor een milieukeuze zijn de benodigde hoeveelheid materiaal en de energie·inhoud van het materiaaVde materialen. Massa (warmte-accumulatie) is bij goed gei·soleerde woningen niet essentieel. Een houten wand met (rogips-)plaatmateriaal is te prefereren boven baton en kalkzandsteen (minder materia at gebruik, vernieuwbare grondstoffen en gebruik van reststoffen). Ook het warmte-isolerend vermogen is van belang. Door de steeds beter geisoleerde buitenschil gaat dit in de toekomst waarschijnlijk een belangrijk item worden. Een kalkzandsteenwand is nagenoeg even (veeVweinig) milieubelastend als betonnen wand met puingranulaat (en een geringe hoeveelheid wapeningsstaal). Problemen ontstaan bij de aansluiting met het binnenspouwblad i.v.m. de toegestane maattoleranties. PUR-schuimen d1enen uit milieu--overwegingen beslist vermeden te worden, zodat gezocht moet worden naar milieuvriendelijke oplossingen voor de dichtingsproblematiek (lie ook mtlieuparagraaf 36 voegvulling). Het vochtaccumulerend vermogen van een betonnen wand is slechter dan van een wand van kalkzandsteen, maar bij de huid1ge graad van isola tie en kierdichting dient er toch attijd geventileerd te worden om overtollig vocht kwijt te raken. Vochtaccumulatie van een bepaald materiaal is derhalve mlnder essentieet. Een milieuvoorkeurtussen eenbetonnenwand in gietbouw (zonder puingranulaat) of een prefab beton wand is moeilijk a ante geven. Voor gietbouw is meer beton nodig, met name bij ankerloze wanden (restmateriaal/ dikkerewanden noodzakelijk). Een prefab wand is, in tegenstelling tot een wand in gietbouw, altijd voorzien van wapeningsstaal. Verder is de benodigde energie voor transport bij prefab meestal groter.
Kosten Een ankerloze spouwmuur van kalkzandsteen is gemtddeld circa 5% duurder dan een massieve wand. Een betonnen wand is doorgaans goedkoper dan een massieve wand in kalkzandsteen (circa 15 %). Een woningscheidende wand in gietbouw is goedkoper dan oen prefab betonelement (circa 15 "'o). Oeze prijsverschUien kunnen per aannemer en per bouwwerk anders zijn.
Besteksomschrljvlngen 22.32.11·x ankerloze spouwmuur van kalkzandsteen {mortal) 22.42.10·x
lnmiddels maakt het Bestek Duurzaam Bouwen integraal onderdeel uit van het Inbo-moederbestek; een bestek waaraan bij het maken van projectbestekken gerefereerd kan worden. Mede daarom zijn wij in staat om relatief snel een Projectbestek Duurzaam Bouwen voor u te maken.
•
ankertoze spouwmuur van kalkzandsteen (verlijmd)
Voorbeeldblad Handleiding Bestek Duurzaam Bouwen
Ten slotte Het verzorgen van stedebouwkundige of architectonische ontwerpen en het maken van een Projectbestek Duurzaam Bouwen zijn niet de enige diensten die lobo Architecten Adviseurs u kan verlenen. Met de kennis die in ons bedrijf aanwezig is, kunnen wij u ook ondersteunen met aparte adviezen, zoals: • het maken van Milieu Programma's van Eisen • het toetsen van programma's, ontwerpen en bestekken op milieu-aspecten, • het toezicht houden en directie voeren met implementatie van milieu-aspecten in de bouwplaatsorganisatie
De Sector Milieu-Ad vies binnen lnbo Architecten Adviseurs is u graag van dienst. Onze contactpersoon kan u nader informeren.
••••••• ••• ••• ••• ••• ••• •• ••• ••••••••
•• •••• •••• •• •• •••• ••••••••••• •••••• ••• ••• •• ••••• •• •••••••• ••• ••
••••••• ••• ••• ••• ••• ••• ••• • ••• ••• ••
•••••• •••• •••••• •• •• ••• ••• ••• ••• • • •• ••• • • • • •• ••• • ••• • • • •• ••• • •••••••
40 Milieubewuster doe-het-zelven.
BIJ produkten ID de Gamma bou.wmariR worden regeJmatiC de verwerkte houtsoorten cenoemd. Aan de hand van het OllderlltUD-
- Maak van tevoren een duidelijk werkplan. Dan weet u hoeveel u nodig heeft en kunt u de materialen efficient verwerken.
de overzlcht lamt u de herlmmat
van de meMt voorkomende houtIIOOI'ten IMIIl
an-. Ook JUeriD lamt u
bnrU8te lreuH maken.
Zachthout: Vuren Grenen Beuken Eliotty Pine
Europa Europa Europa/Noord-Amerika Afrika/Zuid-Amerika
Tropisch hardhout: Mer anti Merbau Lauan Ram in Mahonie Okuome Bankirai
Z.O.·Azie Z.O.-Aziii Z.O.-Azie Z.O.-Azie Z.O.-Azie Afrika Z.O.-Azie
Een paar tips die betrekking hebben op het milieu: Behalve bij de aanschaf van produkten kunt u bij doe-het-zelven ook nog op andere manieren op een verantwoorde wijze met het milieu omgaan. - Een plastic draagtasje is niet altijd nodig. U kunt een produkt ook los mee naar huis nemen. Heeft u toch een plastic tas nodig, gooi deze dan niet weg. maar gebruik de tas meerdere keren voor boodschappen. Als laatste kan de las nog geschikt zijn als pedaalemmerzak etc. - Verfresten (ook van waterverdunbare vert), afgewerkte olie, terpentineresten en dergelijke kunt u het beste gescheiden inleveren bij een plaatselijk innamepunt. De meeste gemeenten beschikken over een klein chemisch afvaldepot. lnformatie hierover kunt u krijgen bij het gemeentehuis in uw woonplaats.
Gamma Nederland 8 V Bunschoten l'\''fllgmgen voorbehotJdPn
N<,w"mt--.er 1991
- Resten hout, behang en plaatmateriaal kunt u het beste bewaren. U zult zien dat ze binnen niet al te lange tijd weer goed van pas komen voor een andere klus. - Houdt bij de klus ook rekening met het weer verwijderen van het materiaal na verloop van tijd. Geschroefde of gespijkerde delen zijn bijvoorbeeld gemakkelijker te verwijderen, zonder het materiaal te beschadigen, dan gelijmde delen. Onbeschadigde delen kunt u opnieuw gebruiken. Als laatste maar minstens zo belangrijke tip willen wij u nog de volgende veiligheidsaanbevelingen doen: - Lees zorgvuldig het etiket of de gebruiksaanwijzing. - Houdt u aan de voorgesch reven doseringen. - Gebruik materialen uitsluitend voor het doel waarvoor ze geschikt zijn. - Gebruik ook bij de kleine klussen beschermingsmiddelen zoals handschoenen, stofmaskers en veiligheidsbrillen. AI deze beschermingsmiddelen zijn te koop bij de Gamma bouwmarkten.
Produkten die het milieu minder belasten staan in het middelpunt van de
belangstelling. Terecht,
deskundigen van het bureau Woon-Energie heeft Gamma de resultaten in kaart gebracht.
want een schonere
wereid en een minder
verbru.ik van schaarse grondstoffen is in het be1ang van ons aJJemaaJ In een bouwmarkt is het niet altijd even gemakkelijk te bepalen welke produkten meer en welke minder milieubelastend zijn. Gamma wil u hierbij een handje helpen en heeft daarom een zogenaamde 'milieu-folder' ontwikkeld. In deze 'milieufolder' wordt de milieubelasting van een aantal produkten en klussen met elkaar vergeleken. Daarbij is rekening gehouden met de winning van de benodigde grondstoffen, het energiegebruik voor de produktie en de verwerking van het afval. Geen eenvoudige zaak, maar in samenwerking met
Op overzichtelijke wijze kunt u zien welke produkten in vergelijking tot elkaar meer of minder milieubelastend zijn. De vermelde onderzoeksresultaten zijn tot stand gekomen door produkten van gelijke soort of gebruikstoepassing met elkaar te vergelijken en vervolgens te beoordelen op hun mate van milieubelasting. De produkten zijn in groepen ingedeeld zodat een eenvoudig overzicht is ontstaan. Ook op het gebied van verpakkingen heeft het milieu onze aandacht. Samen met onze leveranciers wordt getracht verpakkingen Iichter, kleiner en/of van minder milieubelastend materiaal te maken.
De informatie in deze folder geeft een globaal beeld en is gebaseerd op beschikbare en algemeen geaccepteerde gegevens op het moment van samenstelling van deze folder. Ondanks dat bij de samenstelling van deze folder de grootste zorgvuldigheid is betracht, kan aan de verstrekte informatie geen enkel recht worden ontleend.
&AMJI#llti¥1 Pi 1'frFt't"HfTN'f111 I I I I 11 f'1 t rttr1
t
~:~c'- I~~~i~~~~~~~~e•i~•u•••••••••••••~N••e•~•••~~~• •.,. ~ -~ '~ ~·!t)'i;{ ''"• • • ..,li,JIS:'ilftDf.:f!l;r.lft·~~·····tltl')io;l~!f'~t<'P~~}JJA~;:f· • ~·
.... ;
y ·...
~,.
• j4
~·····-~·
·..
'i
'
"'
'• l
Het overzicht geeft aileen een vergelijking aan van milieubelasting van het genoemde produkt ten opzichte van een ander produkt in dezelfde groep. De hoeveelheid blokjes geeft geen absolute waarde van milieubelasting aan. Dit houdt echter niet in dat de minder milieubelastende produkten absoluut milieuvriendelijk zijn. Zij verdienen vanuit milieu-oogpunt de voorkeur boven andere produkten in het zelfde overzicht.
c Hoe minder blokjes: hoe minder milieubelastend ten opzichte van de andere genoemde produkten in dezelfde groep. CCC CCC
-- Hoe meer blokjes: -- hoe meer milieubelastend ten opzichte van de andere genoemde produkten in dezelfde groep.
'~... ,,~~~:l-l'lfl'Mit'!f!!;lllll:$trt:F.~'i~'""~ ~~ :\ "•A...,.•t:tt~·~:e"UI·k~t.iil ~ .t- l "•~
:~ ?:;.,.ll~.:..tt"!C.l:·f··r.::"'~··f,,;.t
"'!'r"~,~~b~tl~Uf!i.i:lLMU'
~~
'
'>">1:•""~(1)'11!~/1: 1~'~·L~'5'i'lf'IW'-"!1tJ~~T f-"
PPC PVC
c cc
2. WANDPLATEN/P.ANELEN Houtvezelcement Triplex/Melamine Spaanplaai/PVC PVC
7.1 Dragend Vuren Underlayment Multiplex ltropischl
c cc CCC ecce
7.2 Parket
c cc
7.3 Plinten
3. BINNENDEUBEN Grenen. Vuren Karton/Hardboard Meranti
7.VLOEBEN
CCC
Kurk Grenen Multiplex/Eiken Spaanplaai/PVC
Vuren PVC Meranti
c cc
CCC
c cc CCC ecce c cc
CCC
4. LOUVREDEUBEN Grenen Ram in
c cc
5. BUITENDEUBEN Vuren Merbau
c cc
Vuren gewolmaniseerd*) Tropisch hardhout
c cc
•J Wijze van verduurzamen of impregneren.
c cc
DHZ-plamuur Houtvuller Houtvulmiddel Houtrotvuller
c cc CCC ecce
~n-rnHmRMMf¥¥ttrlmrmtm-tu,•ffrm
'>•Y.,a a
o'', ,
~-
~;.ts:l
1-.-
r111
c cc
15.1 Vloer 10.2 Transparant Waterverdunbare c be its Gewone buitencc beits CCC Wasbeits (binnenl Celluloselak (binnen) --------------- - - - -
ecce
Waterverdunbare primer (Acryl) Grondverf (Alkyd) Spuit-grondverf Primer (prof) IJzermenie Loodmenie
c cc
Glaswolplaat Steenwolplaat PS-schuimplaat
c cc CCC ecce ccccc
Eenmalig te gebruiken kwast Meermalig te gebruiken kwast
C C C
16. TOCHTWERING Rubberstrip PE-schuimband Aluminium profiel PUR-schuim
c
cc CCC ecce
17.KITTEN Siliconenkit Butyleenkit Acrylaatkit
c cc
CCC
18. BEDEKKING SCHUIN DAK
ecce ccccc
12.KWASTEN
CCC
Aluminium noppenfolie c Glaswolplaat c c Steenwolplaat C C C PS-schuimplaat C C C PUR-schuimplaat C C C --·--------------------
CCC CCC
Verfstripper c Schuurpapier cc Brander CCC Afbijtmiddel Superafbijtmiddel ------------
c cc
15.2 Gevel
11. VERF VEBWIJDEBEN*
Polyester golfplaat PVC golfplaat
c C C
19.LAMPEN
c
cc
c
TL-Iamp SL-Iamp Pl-lamp Halogeenlamp Gloeilamp
cc CCC ecce ccccc
Papier Aery I Vinyl
CCC
13. SANITAIB 20.BEHANG
13.1 Douchekoppen Waterbesparende kop Standaard douchekop
9.HOUTVULMIDDEL
6. DEUBKOZIJNEN Vuren Meranti
8. TUINHOUT
:~~
,
··~~-··
~
1S.ISOLATIE
10.4 Grondverf
c cc
,
... . ~
,
10.1 Dekkend Waterverdunbare verf (Acryl verf) Gewone verf !Alkyd verf)
~.
>-,
14. WATEBAFVOEB BINNEN
Waterverdunbare be its Zuurhardende lak
Grenen , Vuren PVC
~
•g.-..
•J
'
~ ~ '-~ f
.....
10.HOUT- EN METAALVERF
10.3 Vloer
1. SCHBOTEN/BABATDELEN
'"-
·.~·>:u~!~.\0•
~ •
J'"ar-;-:)t-.,,;'t\ ~ m';l~:;(li••u:::=-.~r.).t ,;;.~ r._ ' A'l ')' ~ot!J.A't 1 '1H.-f!I!Dil1.tUI'9t.•~l:f''co~ ,,;
•
'
Bet overzicht werkt a1s volgt:
>t'.\(~l,di'ii•h~ll••••nn:e:fil7,~~t---·
~
'
~ ~
\ ~
~··, ~·~~··,t•utftllC.Ift••••••w~\t»' ~il':,.....'~fl~¥!:'b7~•
~
•
r,~
.. "
c
c cc
cc
13.2 Stortbakken Stortbak met spoelonderbreking Standaard stortbak
c
c c
• gehrluk besdmrmingsm•rldelen mals hanrlschoencn. mon•lkilf'll:! ptr
m1lLl-UllJff'ITQJ flll llH !I rI l'l ll Lff 111 UTI II I
'---""
"--"'
.. .- ..
Convenant biedt voorbeeld milieuvriendelijk bouwen De 'Beleidsverklaring Milieutaakstellingen Bouw 1995 · stelt concrete doelen voor het milieuvriendelijk bom.,·en. Om die doelen te kunnen halen is het nodig dat lokale overheden afspraken maken met de verschillende partijen in de bouw. Vanuit die overtuiging heeft het stadsgewest 's Hertogenbosch een convenant Duurzaam Bouwen gesloten met gemeentes, woningcorporaties en het NVOB. Met het bijbehorende werkboek biedt dit convenant een voorbeeld voor aannemers, opdrachtgevers en overheden elders in Nederland. Frans van Velden Het Convenant Duurzaam Bouwen voor het stadsgewest 's Hertogenbosch bevordert het mens- en milieuvriendelijk bouwen van woningen in de regio. Volgens een· inleiding bij het convenant is in diverse experimenten reeds zoveel ervaring opgedaan, dat een minimum aan maatregelen zonder meer toegepast kan worden op iedere nieuw te bouwen woning. Technische problemen Ievert bet hiet op en de meerkosten zijn zeer beperkt. Het gaat niet om vergaande maatregelen, maar bij elkaar opgeteld leveren ze toch een aanzienlijke bijdrage aan het duurzaam bouwen. De winst voor het milieu bestaat uit minder gebruik vail water en energie en meer gebruik van milieuvriendelijke materialen. Bovendien wordt bet voor de bij de bouw betrokken partijen meer normaal om de (beperkte) maatregelen standaard uit te voeren. In bet werkboek Duurzaam Bouwen staan aile maatregelen, die volgens de projectgroep in aan-
merking komen voor opname in een convenant. Het gaat om maatregelen op het gebied van het bouwrijp maken, inrichten van de woonomgeving, gebruik van energie, keuze voor bouwmaterialen, gebruik van water en het omgaan met bouwafval tijdens de uitvoering en met huishoudelijk afval in de gebruiksfase.
Waterdichtheid Uit deze maatregelen is een pakket samengesteld waarvan de meerkosten per woning maximaal f 1500 bedragen. Het pakket is niet aileen getoetst op financiele haalbaarheid, maar ook op de juridische waterdichtheid en aansluiting op de garantiebepalingen voor de woningbouw van de Stichting Garantie-Instituut Woningbouw (GIW). Het bleek dat het pakket op aile onderdelen voldoet aan de garantievoorwaarden en dat de meerkosten meestal minder zijn dan f 1500, omdat een aantal maatregelen al bij · vee! projecten standaard toegepast wordt. Maatregelen die zijn gericht op
besparing ~an energie. gezondheld en bru1kbaarheid vallen onder artikel 122 van de Waningwet en het Bouwbesluit. Zij zijn daarom in het convenant aJs aanbeveling geformuleerd, en niet als eis. Ook maatregelen die niet onder de taak van de gemeente vallen, zijn aJs aanbeveling geformuleerd. Aanbevelingen kunnen niet opgelegd worden, maar doorkruisen ook niet de bevoegdheid van gemeentes om eventueel langs publiekrechtelijke weg maatregelen af te dwingen. Het convenant Duunaam Bouwen is met opzet geen intentieverklaring, maar een rechtsgeldige private overeenkomst. De eisen zijn dan ook dwingend en moeten door aile partijen nagekomen worden. Dat voorkomt oneerlijke concurrentie. Het convenant wordt toegepast op aile woningbouwprojecten in de regio van het stadsgewest 's Hertogenbosch. Na twee jaar wordt door de betrokken partijen overlegd of er meer maatregelen in het pakket opgenomen kunnen worden.
Basispakket Het basispakket Duunaam Bouwen omvat de vier thema·s energie, bouwmaterialen, afval en leidingwater. Het bevat elf eisen en 23 aanbevelingen. Voorzover bet om ontwerptechnische maatregelen gaat, worden ze getoetst door de gemeente bij de behandeling van de aanvraag om bouwvergunning. Het stadsgewest controleert of de maatregelen opgenomen zijn in de bestek-
ken. Tenslotte wordt de uitvoe ring per project getoetst doo het stadsgewest. Bij afwijkinge1 worden de deelnemers aan d• voorwaarden van het convenan gehouden. Bij het convenant hoort ee1 werkboek Duurzaam Bouwen Daarin staat hoe zwaac de ver schillende maatregelen wegen Bij de indeling zijn steeds aile fa sen van het bouw- en woonpro ces betroltken, vanaf de winnin1 van de grondstoffen tot en me de sloop.
Gierzwaluw· Sommige maatregelen in hE werkboek kunnen niet a1 te ser eus genomen worden. Door hE inmetselen van een neststee voor de gierzwaluw zou de m lieudruk sterk afnemen. Dat i waarschijnlijk overdreven. D meeste maatregelen zijn ecbtE wei serieus te nemen. Een voorbeeld in de fase van h~ bouwrijp maken is het partie• ophogen of gebruik maken va cunetten in plaats van het gehe terrein op te hogen. Andel voorbeelden zijn het gebruik va het Gustavsberg waterbespare1 de afvoersysteem of het cor posttoilet zonder spoeling, h hergebruik van bouw- en sloo] afval, het vermijden van pu schuim en kit, het gebruik v~ leem, het vermijden van lood E zink, de toepassing van een go de en gezonde isolatie, het g bruik van zonne-energie enz voort. Overigens zijn niet a1 deze m~U regelen in het basispakket I het convenant terechtgekomen
Zichtbaar verschil shingles
Donderdag 31 maart 199<4
Het basispakket Duurzaam Bouwen bij het convenant voor het stadsgewest 's Hercogenbosch omvat de volgende elf eisen en 23 aanbevelingen. De eisen zijn alcijd van toepassing. Per project worden tenminste zeventien van de 23 aanbevelingen toegepast.
II
Aanbrengen van een geisoleerd kruipluik met goede kierdichting (meerkosten ca. /40L Het krUipluik moet voldoende zwaar ziJn of 6 een sluicing hebben en geen duimgat. Vermindert het binnendringen van vochtige Iucht en radon uit de kruipruimte.
7 8
Aanbrengen van tochcwering bij de brievenbus (meerkosten ca /20). Het voorkomt tochthinder.
Aanbrengen van T-stukje in warmwaterleiding voor aansluiting van vaatwasmachine (meerkosten ca /5). Op het T-stukje kan later een kraan gemonteerd worden. Besparing gelijk aan ca. /35 m3 aardgas per jaar.
Eisen:
lnstalleren HR-ketel (kosten /2SO na aftrek van lSO subsidie). of Aanbrengen van T-stukje in warmwaterleiding voor aansluiting van installeren VR-ketel, gesloten uitvoering, NOll-arm (geen extn. Ikosten). 9 wasmachine (meerkosten ca /S). Op het T-stukje kan later een In beide gevallen in combi-uitvoering fet kraan gemonteerd worden. Be sparing gelijk aan /IS tot /lO ml aardontsteking in plaats van waakvlam. De ketels gesch•kt z11n elektr~nisc~e
m~ten
voor uitbreiding met een zonneboiler. De winSJ is besparing op energie. Afzien van een voorziening voor een open haV'd of allesbrander (geen extra kosten). Voorkomt stank· en ro;erlast. het vrijkomen van schadelijke stoffen en verspilling van e ·rgie.
2
In ter plaatse gestort beton 20% betonpuing ulaat verwerken (geen extra kosten). Granulaat is in voldoende · te leverbaar en leidt niet tot technische problemen. Beperkt de • dwinning en bevordert nuttig gebruik van sloopafval.
3
.4
i
Afzien van tropisch hardhout, tenzij het afk4nstig is uit duur· uam gei!xploiteerde bossen (geringe meerkos;en). Bij de meeste toepassingen in de woningbouw voldoet zachthoat. Voorkomt vernietiging regenwouden.
Geen houtprodukten met meer dan 4 gewichtsprocenten formaldehyde (&een extra kosten). Hierdoor worden problemen met de gezondheid voorkomen. Spaanplaat voldoet over het algemeen niet aan deze eis. Altematieven zijn houtwol met magnesiet. lignine of MDF.
5
Geen loodmenie toepassen (geen extra kosten). Voorkomt schade aan het milieu. Modeme grondverven geven een gelijk of beter resultaat dan loodmenie. Natuurverven en high solids zijn altematieven.
6
Geen alkydharsmuurverf toepassen (geen extn. kosten). Voorkomt schade aan het milieu. Kwuten niet uitspoelen boven een gootsteen. Verfresten bezinken met flokkuleermiddel en resten als chemisch afval verwijderen. Watergedragen en minerale muurverven zijn goede altematieven.
7
gas per jaar. leidingen voor warm tapwater volledig isoleren (meerkosa. f I0 per meter). Dit zowel voor opbouw- als voor ingeIstorte0tenDeleidingen. Besparing van 20 tot 40 ml aardgas per woning per jaar. Vermindert geluidsoverlast. Aanbevolen wordt IS mm poly·et· heenschuim. De isolatie moet ook bij doorvoeren en bochten doorlopen en de bevestigingsbeugels moeten om de isolatie heen aangebracht worden. Aanbrengen isolatie om cv-leidingen in onverwarmde ruimten a. /10 per meter, totaal ca.fiSO per woning). BeIsparingI (meerkosten 100 tot ISO ml aardgas per jaar. Beperken van de lengte van de warmwaterleiding naar het Imaatregel 2punt in de keuken tot maximul S meter (geen extra kosten). De moet in het ontwerpstadium meegenomen worden. De ketap-
tel bij voorkeur tussen de badkamer en de keuken plaatsen. Per meter minder leidinglengte een besparing van 6,S m3 aardgas per jaar en 0,7 ml water per jaar. Ruimte voor zonneboiler reserveren (meerkosten sparing dakca. /20). Deze maatregel moet in het oncwerpstadium Imeegenomen 3doorvoer worden. Op het dak is ca. 2.S m2 op het zuiden, zuidoosten of zuidwesten nodig voor de zonnecollector, onder het dak ruimte voor een opslagvat van 120 liter. In een betonnen dak is een sparing van ps op te nemen. Als er een zonneboiler is ge'installeerd is er een besparing mogelijk van 200 ml aardgas per jaar. Plaatsing van een gecombineerde zonne- en aardgasboiler overwegen. Optimaal gebruik maken van passieve zonne-energie en daglichttoetreding (geen extra kosten). De maatregel moet in het 14 ontwerpstadium meegenomen worden. Besparing op aardgas tussen
8
I0 en lO%. I00 tot ISO ml aardgas per woning per jaar. Besparing op elektriciteit voor verlichting gelijk aan 20 ml aardgas per jaar. Veel glas in de zuidgevel en weinig in de noordgevel. Woonkamer aan de zuidgevel.
9
Toepassen van TLD HF lampen bij collectieve verlichting (meerkosten /20 per woning). Besparing ca. 50% op de directe kosten Ivoor5verlichting.
Binnenriolering niet uitvoeren in pvc. maar in ppc. keramische buizen of hergebruikt pvc (geen extra kosten). De alternatieven belasten het milieu minder bij de produktie en sloop.
Geen cfk's en hcfk's gebruiken (geen extra kosten), op grond van het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag kunnen aantasten. Bij de produktie van geextrudeerd polystyreen (ps) worden in veel gevallen nog hcfk's gebruikt. Altematieven voor geextrudeerd ps zijn geexpandeerd ps of kurk.
I0
Gescheiden opslaan en afvoeren van klein chemisch afval (ka) (meerkosten ca. /100 per woning), op grond van de Bouwverordening. Oit bevordert een passende verwerking van het afval. Er zijn vier fncties: spuitbussen, lege verontreinigde verpakkingen, verpakkingen of spuitbussen met resten er no& in, en overig klein chemisch afval. Aanbrengen van waterbesparende voorzieningen (meerkosten /I 0 COt /SO per woning). Het gaat om het aanbrenpn van een closet met doseerknop (maximul 6 liter), een douchekop met beperkte doorstroming, en doorstroombegrenzers op de badkamer- en de keukenkraan. Als de doorsuoming lager wordt dan door het GIW gegarandeerd. is extra voorlic~a..Un de bewoners. nodlg. De winst is besparing op drinkwater.
II
van 20% betonpuingranulaat in prefab beton (geen exIonafval 6traGebruik kosten). Steeds meer betonfabrikanten gebruiken eigen bet· als toeslagmateriaal. Betonpuingranulaat is in voldoende mate leverbaar en de toepassing leidt niet tot technische problemen. Beperkt de grindwinning en bevordert nuttig gebruik van sloopafval.
van demontabele dakbedekking, losgelegd en gebalIper7m2).lastToepassen of mechanisch bevestfgd (meerkosten inclusief ballast ca /S De levensduur Ianger, de onderhoudskosten zijn lager en
is bij sloop is het afval maJdtelijk te scheiden. De ballast van grind of van extensieve vegetatie. Als dakbedekking epdm-folie (grote oppervlakken met weinig doorvoeren) of gemodificeerd bitumen (kleine oppervlakken met veel cloorvoeren). Bij voorkeur geen pvc-folie toepassen.
Geen pvc of beton coepassen .voor buitenriolering en drainage. I 8maar pe of pp (meerkosten ca. /50 t.o.v. pvc) of keramische bui-
z~ · lmee,kosten I 0 ·-,~ IS~ to v beronl Evenrueel k~n hervebruik~
:::...•:.:= ="':"=::! v;:!,7=:n~l ·~
Gescheiden opslaan en afvoeren van klein chemisch afva.1 (kca) (meerkosten ca. I I00 per woning). op grond VIII de Bouwverordening. Dit bevordert een passende verwerkin& VIII het afval. Er zijn vier fncties: spuitbussen, lege verontreinlgde vwpU· kingen. verpakkingen of spuitbussen met rescen er nog In, en ~ klein chemisch afval.
I0
Aanbrengen nn wacerbesparende voorzieningen (meeritosten I I0 toe /SO per woning). Hec gut om het unbrenpn nn een closet met doseerknop (maximaal 6 liter), een douchekop met beperkce doorscroming. en doorstroombegrenzen op de badkamer- en de keukenkraan. Als de doorscroming lager wordt dan door hec GIW gegarandeerd. is extra voorlichQn,.;un de bewonerJ:-,. nodig. De winst is besparing op drinkwater.
II
·,
Aanbevelingen:
ngr•nu.aa~
i6~v
:1.01. betonp ... .n pretao occ,r. j 6eraC,cbf"u;lr. lroluft). 5cMds meer betonfabrikancen gebruiken eigen b
.
................ en~ clert nucd& pbruik nn sloopafval.
.... ... ~
"' ~
..
;
. '17TGIF'Mnr .............. clakbedekkift&.
losplegd
en geb
lut of ~ beteSdtd {meerltosten lnclusief ballast ca per m2). 0. ........_ Is ~anew. de ondethoudskosten zijn ta&er bit sloop Is hec aMI maJckelij1t Cf schelden. De ballast van &find of ' cxtensiev'e ~de. Ah dakbedelddn& epdm-folle (lroce oppervl; ken met weinlg doorvoeren) ol pmodlficeerd bitumen (kleine opp• vlakken met veel doorvoeren). Bij voorkeur geen pvc-folie toepasser
· 18
Geen pvc otbeum toepasseA"'-oor butienriolering en draina: maar pe of pp (meerkosten ca. /SO t.o.v. pvc) of keramische b ztr. (meerkosten 10 lOt IS% t.o.v. beton). Eventueel kan hergebru pvc coegepast worden. De winst is minder belasting van het milieu de produktie en afvalverwerking.
I9
Geen zink of pvc voor hemelwaterafvoer (geen extra kosce Alternatieven zijn wit pp. dat bestand is cegen uv-straling. of 1 Geen open crap, maar een gesloten trap binnei'IShuis (geen extra koscen. Weliswaar meer binnenwand. maar eerwoudiger crap). De dat beschermd moet worden tegen uv-straling. Eventueel kan her~ maacregel moec in het ontwerpstadium meegenomen worden. Bespa- bruikt pvc toegepast worden. De winst is minder belasting van het n lieu bij de produktie en afvalveiwerking. ring op energie van SO cot I00 m) aardgas per woning per jaar.
I
1ersterkte ·~chiJleruJ.e
1randeerd
mingen oop ·dam (EBA) ·nderd 'net· mingen in -Amsterdam ·an dit plan •mstige be;.;unnen ko,;en met de ~ilijven volum teAm· n EBA. Dit als coUec•omopwek· !e PEN, het :ridteitsbegebied. In Z()nnehuis. ,.nergiebe·heel onaf· · riciteitsnet llugowaa.rd · woningen .pelde zon· ~t·ntst.
.
hildl'rsbeltt;ave \'an '··:-sbedrijf
2
20
3
2I
4
22
5
23
Geen fosforgips toepassen (geen extra kosten). Hierdoor wor Afsluitbare keuken (geen extra kosten. Als extra binnenwand aaneen hoog niveau van radio-actieve straling voorkomen. Bij sc~ gebrachc moet worden, fSOO cot /700 meerkosten). De maatregel moec in het ontwerpstadium meegenomen worden. Besparing op werk kan rookgasonc:zwavelingsgips (rogips) toegepast worden. of n tuurgips. Rogipsvezelplaten zijn duurder, maar scerker en wacervasu energie van I00 tot ISO m) aardgas per woning per jaar. .;;.: Alternatieven voor gipsplaten zijn vlasvezel, poriso en kalkzandsteen . Onderbreken koudebruggen bij gevel, bouwmuren en begane grond (meerkosten ca. I ISO). Besparing op energie van ca. 80 m) Staal niet thermisch verzinken maar gebruik maken van poede aardgas per woning per jaar. Bij fundering op staal zijn koudebruggen coating (geen extra kosten) of roescvaststaal (aanzienlijke mee te voorkomen door de gehele fundering in isolatiemateriaal te vatten. kosten). Voorkomc verontreiniging oppervlaktewater met zink. Voorkomc struccurele condensacie. Aanbrengen anhydriet afwerkvloer (meerkosten inclusief schE Zorgvuldig aanbrengen van knevelsluitingen en tochtprofielen dingslaag f200 tot /2SO per woning t.o.v. cementvloer van ; (meerkosten ca f I00). Besparing enkele tientallen ml aardgas per mm). Winsc bescaat uic betere arbeidsomstandigheden en minder g woning per jaar. Het draagt bij aan de geluidwerin& el!. aan de beveili- bruik van cement. Anhydriet uit rogips verdient de voorkeur. E1 scheidingslaag aanbrengen in verband met de gescheiden afvalverwe zing tegen inbraak. king bij sloop. Sparingen in vloer goed afdichten (meerk~ _tlJSSen /40 en Aanbrengen ruimte voor 2 minicontainen voor huishoudeli I I00). Besparing op energie beperkt. maar vennindert het binnen- dringen van vochtige Iucht en radon uit de kruipnlimte. Rubber afdichafval (meerkoscen bij laagbouw geen; meerkosten bij hoogbou tingsringen bij leidingdoorvoeren. Geen pur t~. Altematieven kunnen aanzienlijk zijn). De maacregel moet in het oncwerpstadiu1 meegenomen worden. zijn pe-band, siliconenkit of sceenwol. .',
Prefab-wand
bergt' techniek
Herziene handleidir _yoor onderhouds· schilderwerk Bij het Bedrijfschap Schild• bedrijf is de vijfde herzi druk verschenen van de 'Ha Ieiding inventariseren, insJ: teren, begroten, plannen en besteden van onderhoudssc derwerk'. Ten behoeve van opdracht vers van onderhoudsschilc werk worden in deze uitgave verse activiteiten besprok Hoewel deze activiteiten in praktijk gelijktijdig of elk overlappend wordl'n uit voerd, zijn ze voor de duidel heid in de handleiding afz derlijk behandeld. Behalve voor de opdrachtg•· kan de handleiding ook van lang zijn voor de schilders zt·
@EDRIJFSREPORTAGE De Koninklijke Woudenberg Ameide: restaurateur met bijzondere opdrachten
Wie wat bewaart heeft wat Of het nu gaat om een exacte kopie van een rococoplafond of de opslag en archivering van een aantal17de eeuwse koopmanswoningen: de Koninklijke Woudenberg staat z'n mannetje. Met vier vestigingen in den Iande dient het bedrijf de klanten met kennis van restauratie, renovatie en nieuwbouw. Wij doen niet zo gauw wat weg.' En daarmee drukt G.A. Kersbergen zich Op het buHentenein VIII de restaurateur llggen de ldoostermoppen, wul-, -"!· en ijsseHonnaten utt vel'llogen tljdtn te
wachten op een blkbehandellng. Bljna continu zljn dur !wee man mee bezig. Als de stenen schoon zijn worden ze keurlg opgetest. De vochtgevoellge st-n worden verpakt in
PVC-folie. Ook eltenhouten balken utt boerenschuren en grenen Yloerdelen VIII een kwllltell- de houtkenner de vtngers bil aftllct, l1ggen te wachten op een behandeHng. Veel vlndt zljn weg nur het zoveelste restaJ. ratlekarwel VIII Woudefl. berg. De dakplllnen vtnden gretlg altrek nidi! een storm het land heeft getelsterd. lien komi dill VIII helnde en ver om de ¥Ilk zeldzame dakpannen II te halen. Wle WI! bewurt, heeft wat.
nog voorzichtig uit, want: in de bedrijfsgebouwen en op het terrein van de Ameidse [ZH) Koninklijke Woudenberg bewaart men vrijwel ailes. Wat wilt u hebben? Een massief Ardenner hardstenen fonteintje. de marmeren penanten van een achttiende eeuwse schouw. schildpadtegeltjes of een glazen oud Hoilandse dakpan. gietijzeren levensboompjes uit de bovenlichten van deuren. een Ioden hemelwatervergaarbak of kunt u een partij Utrechts plat of kloostermoppen gebruiken. Of brokstukken van zandstenen waterspuwers, de halve entree-omlijsting van een oude patricierswoning of half vergane houten sierpalen. Die bewaarzucht dient meerdere doelen. Kersbergen: We moeten regelmatig oude panden hersteilen in hun oude glorie en dan komt het wei eens voor, dat er van de vormen van een stuk beeldhouwwerk of gietijzeren anker weinig meer over is. Die brokstukken die we dan in ons magazijn hebben liggen, kunnen dan als mal dienen voor onze smederij of steenhouwerij. En je hebt natuurlijk de stormschade-klanten. Die komen hier zeld· zame dakpannen halen.'
Lange geschiedenis AI in de 18-de eeuw werkte er een Woudenberg in de bouw; ook toen al in Ameide. Het is dus niet uitgesloten, dat een voorouder de profielschaaf nog gehanteerd heeft bij de bouw van het statige pand onmiddeilijk achter de Lekdijk, waar nu het hoofdkantoor van het bedrijf is gevestigd. Achter een van de ramen van deze patricierswoning zit nog steeds een Woudenberg: adjunctdirecteur W.A. Woudenberg. Gezamenlijk met de overige directieleden bestuurt hij de vier Woudenbergvestigingen: Ameide, Zutphen. Groningen en Valkenburg Kasteel Chaloen. Hij zal zijn beleid moeten verantwoorden in de Struktongroep waarvan de Koninklijke Woudenberg deel uitmaakt. De generaties Woudenberg oefenen dus twee eeuwen lang zo ongeveer hetzelfde ambacht uit. Net als ten tijde van de gilden leren de jonge ambachts· lui het vak in de praktijk. De bedrijfsschool noemt Woudenberg dat. Maar men is niet wars van de meer modernere opleidingsvarianten, ze zijn de eerste restaurateur in Nederland waar een project als leerlingenbouwplaats is
voltooid. Dit opleidingsinitiatief is geTntegreerd in de eigen bedrijfsschool en in de Stichting Vakgroep Restauratie.
Veelzijdig De aankomende restaurateur kan zich bij Woudenberg bekwamen in een verscheidenheid van ambachten: stukadoor. timmerman, metselaar, steenhouwer of smid. Aileen de belangstelling is volgens Kersenberg te klein. 'lk ben bang dat we over een x-aantal jaren niet meer in staat zijn zo'n piafond na te maken.' Hij wijst naar de replica van een rococoplafond, die staat opgesteld in de werkplaats. In de werkplaats is ook een smidse ingericht. Pinakels en roosvensters krijgen hun vorm in de steenhouwerij van het bedrijf. De natuursteen wordt ingekocht door het bedrijf zelf, de chef-beeldhouwer reist dan af naar de betreffende groeve om een geschikt blok te kiezen. 'Het uiteindelijke produkt verdient aile aandacht en vakmanschap die wij met ons bedrijf kunnen opbrengen. En dat is niet gering, al zeg ik het zelf.' Kersenberg is trots op zijn bedrijf. Arle Grevers
Woudenberg krljgt regelmatlg bijzondere opdrach-
ten te v-.ften. Een mooi voorbeeld hlemn is de opdracht een replicate malcen van het rococoplalond v111 een zaaJ utt het Schlelandhuls te Rotter· dam. Deze replica zal 1111gebracht worden In een kopie van Hula ten Bolch. Deze kople IIIII in het openluchlmuleum Holland Village In Japlll. llur voordet de gipakople in segmenteR en verpakt in lcratten nur Japan verscheept kill worden, komi er nog een hoop vakmanachap om de hoek kljken. Op het bestaande piafond word! een dlkke lug twee componentenrubber 1111gebracht. Na utthlrdlng en venrijdering VIII het ~ijvend materi111 beachlkt men over een mal, die men opzugt In
segmenten ter grootte van de te YetSChepen brokken. De llgletsels worden in de
werkplaatsgeHjmdopeen vertlnlaag, die de exacte
afmetlngen heel! van de amer VIII het 'Japanae Hull ten Boscb'.
34
Aannemer · september I 99 I
PAN DEN WIJNHAVEN 7 tim 17 Nr.l7
Nr.l5
Nr.l3
Nr:11
Nr.9
Nr. 7
v- de unleg van de Wlllemspooltunnelln Rotterdam moest hlstorlsche koopmanswonlngen un de wljnhlven wljken. lien heefl toen besloten de panden te VIIWijdeten en Ill oplevering VIII te tunnel- te hefplamln.ln 198711 Wouclenberg met de~ lfbrlalc VWI de panden begonnen, nadll an:llltect Bob VIR !leek ult Wannonclllle panden nauwkeurlg op likening hid vastgelegd. Grote broldlen gevelwllk zljn toen lngeldemd IUIMII t.ddlngen en keurlg ge. nummenl. De slerplllondl zljn lngekriL Dlt wll zeggen men heeft er • he! wnlllldwlchdelen van gemllkt ~de pi• Ianda met drudelnden In te ldemmen IUIMII tempex en hlcldhaut. De pWtclinhuizen llggen 1111 opgesllgen In Ametdl,ln 15 contalnan.ln ncmmber WOldt -IIIII ge. maakt IIIII de hefbouw. Vljf hulzen zullen op he! dek van de tunnel gep11ats worden. o- komen op vljzels te stain, Wll1l: llleen zo ken he! IIRIIdten van de tunnel geeonlgeenl worden.
Hn f.tal
Bullen llggen de blold<en natuursteen opgesla-
gen, die de chef-beeldhouwer met ZDfll geselecteerd heel! In Hn VIR de Europese groeven. Met een pertlj natuursteen Is he! namelljk net als met een pertij wrehouten balken. Je hebt goede en llechle.
Eerst won1t de ruwe vonn ult de steen gezugd. De ultalndelljke vonn krijgt de natuursteen dank·
zll noes! handwllk en vllkmanschlp.
Aannemer · september 1991
Soms gun hlstorilche panden ~ ~ slecht ondefhoud vertoren. Dlt Is ge. beunl met he! 17de eeuwe Vllsslngse stadlpllels Van Dlshoelc. Ondankl de bemoelenl- VIR de Konlnldljke Woudenberg moest he! pend worden afgeMoken. De Ameldst nntaurateur heefl he! pelels toen tegen sloopwaarde opge. koch!. Vrachtwagens puln zljn er in Amelde geslolt. He! interesaante mattriulls schoongemaakt en opgeslagen. Hleronder bevonden zlch grate hotveelheden qs. seHormaten, geglazuulde plavulzen lismede zo'n 1200 m' Zeeuwse ldoolter· moppen, die v-erkt waren In de tunderlng. Tweederde Is alweer gebrulkt. De lncourante restanten bftjven llggen, want: er word! vrijwel nlets weggegoold.
Interview
Geert Verlind (Unidek) over de recycling van zacht bouw· en sloopafval
'Bermpaaltjes maken is afvalproblemen verplaatsen' Unidek heeft een concept ontwikkeld om zacht bouw- en sloopafval in te zamelen en te verwerken tot plaatmateriaal. Een haalbaarheidsstudie door DHV-Bouw heeft aangetoond, dat het plan een redelijke kans van slagen heeft. Wat be heist het plan, hoe en wat zamel je in, wat voor plaatmateriaal komt er uit en waarvoor kan je dat gebruiken? Maar bovenal wat bezielt Unidek om zoiets aan te pakken? Tekst Joop Wilschut Fotografie: Fotopersbureau John Claessens Eindhoven
N
ederlandse bouwers 'produce· ren' per jaar 355.000 ton zacht bouw- en sloopafval, waarvan slechts 115.000 ton opnieuw wordt gebruikt. 50.000 ton aan balken en plan ken en 65.000 ton a is houtspaanders in o.a. de spaanplaatindustrie. De rest. papier. karton. houtvezels. in mindere mate textiel en kunststoffen in de vorm flessen. verpakkingen en folies. wordt gestort of verbrand. 'Maar'. zegt Geert Verlind. Total Quality Manager bij Unidek. 'enerzijds be last storten en verbranden het milieu. anderzijds gaat er potentiele grondstof verloren. Vandaar ons plan.' Hoe komt een bedrijf als Unidek, gespecialiseerd in PSschuim. tot dit plan? Is dat goodwill. is dat financieel gewin of is dat 'milieufreak' willenzijn? Verlind: 'De bewogenheid van onze directeur Hendik van Dijk als mens voor het milieu is -denk ikde belangrijkste drijfveer geweest. Daarnaast speelt een stuk overlevingsdrang een rol; de produktaansprakelijkheid. de verplichte terugname van je produkten bij sloop. Met de Eco-plaat in de Unidekelementen wordt dat eenvoudiger en goedkoper. Wij nemen a lies terug, maar verwerken het ook weer; het schuim in de PS-Iijn en de platen in de Eco-lijn. En natuurlijk toch ook een stukje goodwill. omdat je nu een bredere range aan afvalprodukten gaat verwerken dan je in je huidige produkten gebruikt.'
'De Eco-plaat moet spaanplaat in onze daken gaan vervangen'
Wat behelst het plan? ·1n 1991 opperde Hendrik van Dijk dat het technisch mogelijk moest zijn ongesorteerd zacht afval tot iets zinvols te
verwerken. bij voorbeeld een plaatma~ riaal. Met een startsubsidie van Novem. in het kader van het NOH-project en gefinancierd door VROM en EZ. zijn we samen met DHV-Bouw een onderzoek begonnen. Dat heeft gelopen van januari 1992 tot september 1993. Het was niet de bedoeling binnen anderhalve maand tot resultaat te komen. We wilden het heel gedegen aanpakken. Er zijn al teveel recycling-projecten gestopt, omdat ze hun doelstellingen niet haalden door onzorgvuldig, gehaast vooronderzoek. · 'AI snel bleek dat het technisch mogelijk was. maar wei met enige restricties. Een constante kwaliteit van de plaat is erg belangrijk om te kunnen concurreren met spaanplaat. om afnemers iets te kunnen bieden. De vraag was dus: wat stop je erin en hoe sterk wisselend is de samenstelling van je ·grondstoffen'. Je kunt niet allerlei kunststoffen met hout en papier tot een plaat persen. Sommige kunststoffen gaan geen verbindingen met elkaar aan, waardoor je zwakke plekken krijgt in de plaat. Uit testen bleek PUR in het mengsel slecht te zijn voor het brandgedrag en het percentage kunststof moet niet hoger zijn dan 5 °1o. 'Alles meepakken' geeft geen constante kwaliteit. Selectief inzamelen dus.' De berg van 240.000 ton wordt dus. anders dan jullie aankondigden. maar deels verwerkt en nog selectief ook. 'Die 240.000 ton is landelijk en onze gedachten gaan voorlopig aileen uit naar het zuidelijke deel van Nederland. dus Zeeland. Brabant en Limburg. Het belangrijkste is echter dat je een bepaalde hoeveelheid afval niet verbrandt, maar opnieuw verwerkt tot een kwalitatief goed produkt. En voor de toekomst de afvalberg verkleint door de plaat te zijner tijd na sloop opnieuw te verwerken tot grondstof. · 'Volgens een economisch onderzoek.
./
12
BouwWereld nr. 5 ( 4 maart 1994 )
Interview onderdeel "an de "oorstudre. moeten 1ve m"'rmaal 22.000 ton 1emerken om urt de ~osten te komen We begrnnenlrever "-:e:~1 met 'hoogwJar·drge· produkten dan g~cct met het nsrco. dat het prowct mrs· luf..t. l.iitbreiden kan altrJd nog; hrer bij ons maar ook eventueel op andere loka· ties. En mogelijk pakken anderen 11et initiatref over. misschien zelfs wei voor het af\ al dat we nu uitselecteren. · '\ovem blijkt vertrouwen te hebben in deze aanpak. Ze hebben al aangegeven. dater voor de vervolgfase financiele ondersteuning komt. Ze onderkennen dat deze aanpak een structurele oplossing biedt. Bermpaaltjes maken is het verplaatsen van het afvalprobleem. De Ecoplaat moet de spaanplaat in onze dakelementen gaan vervangen. We zijn dus ver-
zekerd 1 an een afzetmarkt. En onze klanten ZrJn gecharmeerd van het idee.· Hoe zan:efen jul/1e setectJef in.' Onze gedachten grngen in eerste instantre urt naar selectie op de boul'.plaats en zelf het transport naar de fabriek rege· len. Maar dat was opnieuw het I\ rei uitvinden en zou enorm kostenvert10gend werken. Afvaltransporteurs en puinbreekinstallaties hebben daar al een urtstekend werkend circuit voor. Na gesprekken met een aantal van die firma·s blijken zij genegen zachte fracties verder te selecteren en aan ons te leveren. Zij kunnen via moderne technieken ook snel detecteren water allemaal in het afval zit. Verduurzaamd en geschilderd hout kan bij voorbeeld hoge concentraties
zware meta len geven. Chemisch afval dus. dat we ook niet in de platen willen.' 'Een prettige bijkomstigheid is dat de stortprijs waarschijnlijk hetzelfde kan blijven. Ondanks de extra handeling van verdere selectie van het afval. Per 1 januari van dit jaar is het bovendien verboden zachte fractie te storten die op een verantwoorde wijze zijn te verwerken door in Nederland aanwezige bedrijven. Aanvoer van grondstof lijkt verzekerd.' Via de voorstudie is de haalbaarheid aangetoond. Hoe gaan jullie nu verder? 'Dit jaar willen we afspraken maken met gerenommeerde afvalinzamelaars om basismateriaal aan te leveren. Verder hebben we het plan een produktielijn 'in te huren' bij een lijmfabrikant om eerst de aanvoer van materiaal en de fabricage van de platen volledig uit te testen. Pas als a lies goed blijkt te
'Veel proi'J ecten halen hun doelstelling niet dOOf OllZOfgvuldig vooronderzoek'
functioneren en rendabel blijkt. zal begin 1995 een beslissing genomen worden om een fabriek te gaan bouwen. We willen ook BRL's (beoordelingsrichtlijnen JW) opstellen om straks te kunnen certificeren.'
Tot slot, wil je nog iets kwijt? 'Ja. een boodschap. Mensen begin toch eens te beseffen dater structureel iets moet gaan gebeuren. Durf recycling aileen in de mond te nemen als jeer ook werkelijk iets meedoet. En er verantwoord iets meedoet. lk heber vaak mijn twijfels over of sommige recycling-initiatieven niet vee I milieu-onvriendelijker of energieverslindender zijn dan verbranden en gewoon nieuwe produkten maken. Doe het goed of anders niet.'•
BouwWereld nr. 5 ( 4 maart 1994 )
13
Uitvoering
De kunst van het slopen Slopen en grof geweld lijken synoniem met elkaar. Oat het anders kan is bewezen bij het voormalig NMB-kantoor in Amsterdam. Zo zijn hele vloervelden tot op de millimeter nauwkeurig uit het gebouw weggebroken. Oat is de kunst van het slopen.
Jan Sol
Van bet oorspronkelijke gebouw bleef alleen bet grootste deel van bet betonske let gebandbaafd. De omvangrijkste ingrepen aan bet skelet waren bet aftoppen van een dakterras en twee bouwlagen in een van de gebouwvleugels, bet deels afzagen van de vloeroverstekken voor de nieuwe gevels en bet maken van zeer grote vloersparingen in alle verdiepingsvloeren ten beboeve van de atria in bet nieuwe kantoor. Conserverend slopen van een gebouw met een dergelijke omvang en met een boge precisie is nog zelden vertoond. De geplande tijd was betrekkelijk kort, zes naanden. Na uitgebreid orienteren in de bedrijfstak volgde een aanbesteding tussen drie
sloopbedrijven. De gebroeders Bottelier Sloopwerken bv werd bet werk gegund. De sloop begon in november 1987, eind mei 1988 kon bet uitgeklede en aangepaste bouwklaar opgeleverd worden.
Veiligheid Omdat de complete gevel verwijderd zou worden, was bet onmogelijk om aan de buitenranden van de vloeren een bevei1igingsconstructie te maken. Tijdens bet maken van de vloersparingen voor bet atrium was dat evenrnin mogelijk. Bij de goedkeuring van bet sloopplan waren zowel de Arbeidsinspectie als de dienst Bouw- en Woningtoezicbt betrok-
ken. Oat was noodzakelijk vanwege de veiligbeid voor bet personeel en om de constructieve deugdelijkheid tijdens en na de sloop te waarborgen. De Arbeidsinspectie kwam met de oplossing tussen de kolornmen aan de buitenranden en aan de binnenranden staalkabels te spannen. Aan de staalkabels konden de slopers met een looplijn, gekoppeld aan een beupgordel, precies tot aan de rand komen, met genoeg bewegingsvrijbeid om tussen de kolommen in te werken. Vangnetten waren net als steigers of leuningconstructies in deze fase nog niet te realiseren. Die voorzieningen kwamen pas in een later stadium, na de ruwe sloop. Bij bet maken van de vloersparingen en
;::.·~-
-· ._,..........
De oorspronkelijke gevel bestond uit pulen en voor een groot gedeelte uit betonnen gevelelementen. Deze zljn losgekoppeld van het skelet en stuk voor stuk met speciaal daarvoor gemaakte jukken naar beneden gehesen.
27
·-·----.....--............
--
het verwijderen van de gesloopte vloer eiste men dat op de twee bouwlagen daaronder geen personeel aan het werk zou zijn; in verband met het gevaar van doorvallende brokstukken door de onderliggende vloer(en). Wat betreft de constructieve zekerheid tijdens en na de sloop was het een gunstige bijkomstigheid dat de oude constructieberekeningen en -tekeningen nog aanwezig waren. De oorspronkelijke constructeur, ABT, is bij het nieuwe project ingeschakeld. In eerste instantie zou het sloopwerk in oktober 1987 beginnen. Door het wach·en op goedkeuring en aanpassing van de .verkvolgorde, werd het werk uitgesteld tot begin november 1987. De sloop van het dakterras en de twee bouwlagen verliep synchroon met het verwijderen van de installaties uit het hele gebouw. De verdere sloop van de gebouwvleugels en een gedeelte bovenin de kern is in te delen in vier fasen, die per vleugel afgewerkt werden: - leeghalen van bet gebouw en het verwijderen van de gevels; - slopen van delen van bet betonskelet, de ruwe sloop; - het precieze sloopwerk ter plaatse van het atrium en de gevellijn; - het ge'integreerde sloopwerk ter plaatse
van de nieuwe noodtrappehuizen en de bovenste lagen van de kern.
Hergebruik De oorspronkelijke gevel is van het betonskelet verwijderd en het hele interieur is leeggehaald. tot en met de installaties en de leidingen-infrastructuur, behalve de liftinstallaties. Sommige materialen waren geschikt voor hergebruik. Zoals de 35.000 m 2 steenwol uit de systeemplafonds. De TL-armaturen en bijbehorende bekabeling zijn doorverkocht aan de derde wereld. Ze werden om beschadigingen te voorkomen handmatig verwijderd. Rook- en branddetectors zijn (vanwege de zwak radio-actieve inhoud) door de leverancier teruggenomen en vemietigd.
Afvreten Het ruwe slopen ging onverrnijdelijk gepaard met geweld, maar dan beheerst geweld. In plaats van beuken met een kogel heeft de sloper het gebouw waar nodig stukje voor stukje 'afgevreten' tot hanteerbare brokstukken. Daarvoor gebruikte hij een Zwitserse vinding, de zogenoemde cracker. De brokstukken vielen op de ondergelegen vloer. Door de toelaatbare vloerbe-
...:
lasting van 1200 kg/m 2 konden kleine shovels op de vloeren het puin naar de buitenrand brengen om bet van daar af te voeren in containers. Een werkwijze die de omgeving en het personeel nagenoeg geen stofoverlast bezorgde.
Precisie De randen van de sparingen voor het atrium zijn na het ruwe werk met de cracker tot op drie millimeter nauwkeurig afgezaagd. Door de diameter van het zaagblad werden de randen van de balkons facetvormig in plaats van boogvorrnig. Door de binnengevelbekleding was dit echter geen bezwaar. Het zagen gebeurde met een diamantzaag met waterkoeling en werd uitbesteed aan een gespecialiseerd bedrijf. De. winter 1987/1988 was gelukkig zacht, zodat bet zagen de meeste dagen door kon gaan. De vorm van bet atrium is verschillende keren van vorm en maat veranderd, ook tijdens het sloopproces. Oat aileen al gaf continu werk voor de drie maatvoerders die de hele sloop begeleid hebben. De gevellijn van bet nieuwe kantoor kwam terug te liggen ten opzichte van de oorspronkelijke. Oat betekende dat vloeroverstekken gereduceerd moesten worden. De vloeroverstekken hadden
Gat Strock met stalen profielen
Plattegrond De oorspronkelijke plattegrond bestond uit een kern en twee vleugels. In beide vleugels komt een atrium over de volle gebouwhoogte. Rechts van de kern is later een nieuwe vleugel aangebouwd.
28
De bestaande betonconstructie liet het toe dat voor een atrium een enorm gat in de vloer werd gemaakt. Tot op 3 mm nauwkeurig is laag voor laag de vloer uit het gebouw gevreten en gezaagd. De boogvormige balkons van de loggia's konden met het zaagblad niet anders dan facetvormig uitgevoerd worden. Ter plaatse van het tegenovertiggende nood· trappehuis werden in de 'nieuwe' constructie stalen kolommen toegevoegd.
Bou-ereld 85 - nr. 24 (24 november 1989)
1
Cracker De hydraulisch aangedreven cracker knijpt heel gelijkmatig het beton in brokken van 50 em. Een dergelijke werkwijze maakt de kans op scheurvorming in de overblijvende constructie aanvaardbaar klein.
zoals gewoonlijk een extra wapening, de (rand)kolommen hadden bij wijze van paddestoelkoppen een 100 mm dikke staalplaat. Beide voorzieningen gaven de nodige problemen. De zaagsnede op het vloeroverstek bevond zich precies op de plaats van de schuin aflopende wapening, waardoor de zaagbladen 'wegliepen'. De zaagsnedes buiten de neutrale zone in het beton kunnen met grote kracht dichtgeduwd worden. Het zaagblad loopt daardoor vast. Slooptechnieken voor dit soort werk kunnen in de toekomst verbeteren door gebruik van de therrnische lans of laser. De warmte in het te slopen materiaal mag niet te hoog oplopen in verband met het mogelijk vloeien van het wapeningsstaal, hetgeen de constructieve kwaliteit aan zou tasten.
Gemtegreerd De organisatie streefde ernaar om de sloop en de nieuwbouw volledig te scheiden in planning en uitvoering. Toch was het niet altijd te verrnijden dat de aannemer al aan het werk moest tijdens de sloop. Op de plaats van het noodtrappehuis bij voorbeeld, moest na het wegzagen van een deel van de uitkraging een nieuwe ondersteuning komen. Het had opgelost
kunnen worden met een tijdelijke constructie, maar de aannemer heeft tijdens de sloop al de definitieve staalconstructie aangebracht. Hetzelfde gebeurde in de kern onder de twee bovenste lagen. die aan een kant vrij kwamen te ·zweven' in afwachting van een nieuwe kolom.
Voorbeeldfunctie De aanpak van de sloop en de totale renovatie van een gebouw als het 15 jaar jonge NMB-kantoor vervult een voorbeeldfunctie. De economische levensduur van het kantoorgebouw was in dit geval maatgevend, niet de bouwtechnische. In reactie op de onroerend-goedmarkt en het opkomende facility-management gaat er rnisschien minder dan in het verleden gebouwd worden voor de eeuwigheid. Kijkend naar het bestand van trendgevoelig ontworpen kantoren staat ons nog heel wat te wachten. Het renovatieproces van NMB-kantoor tot Atrium dient inrniddels als leerstof voor studenten aan de TU Delft. De vakgroep Architektonische en Stedebouwkundige Technologie heeft voor renovatie en onderhoudstechnieken een projectdiktaat over het Atrium-kantoorgebouw samengesteld. Bestemd voor een nieuwe generatie slopers en vernieuwers.
Recycling Op het bouwterrein is het staal van het beton gescheiden. Het staal was voor de recycling, evenals het beton dat fijn vermalen geschikt werd voor bij voorbeeld de wegenbouw,
Schoor In afwachting van een nieuwe, beter in het ontwerp passende hoekkolom was een tijdelijke ondersteuning nodig voor de twee bovenste lagen in de kern. De eloper stelde voor dat de aannemer een stalen schoorconstructie zou maken in plaats van de voorgeschreven stelsteiger. Zo'n steiger zou te zwak zijn om trlllingen tijdens het sloopwerk op te vangen.
Bou-ereld as - nr. 24 (24 november 1989)
29
.TWEEDEHANDS BOUWMATERIALEN Goedkoper, milieuvriendelijker en vaak ook sfeervoller- · .
'
'
Regelmatig gaan er huhen en andere gebouwen onder de slopershamer. Een groot deel van het sloopmateriac:ills geschlkt voor hergebruik. Dakpannen, hout, stenen en tegels, alles wat met enige moeite weer brulkboar Is te maken, wordt opgekocht door handelaren in tweedehands bouwmaterlalen. Wii vergeleken de prijzen en kwalitelt met die van nieuwe bouwmaterialen. · · · · andelaren · in tweedehands bouwmaterialen zijn niet zo dicht gezaaid als de veie doebet-zelf centra en andere verkooppunten ·waar men aileen nieuw materiaal kan kopen. Toch zijn ze met enige moeite wei te vinden. In de Gouden Gids of via advertenties in tijdschriften en kranten. De trek niar deze 'recycling'-bedrijven is nog niet zo groot. Daar lijkt verandering in te komen nu'iedereen beseft dat de stroom grondstoffen voor bouwmaterialen niet eindeioos is en in sommige gevallen snei moet worden ingedamd om onherstelbare scbade aan de natuur te voorkomen. Het hardhout uit de tropische regenwouden is op dat punt een begrip geworden. De prijs speelt natuurlijk ook een belangrijke rol. Als er voldoende voordeel te halen is, wil ' voor tweedebands materialen best wat . vc:rder van buis gaan. Het blijkt de moeite te lonen als men wat grotere boeveelheden nodig beeft. De door ons bezochte bandeiaren hebben van de meeste produkten een ruime voorraad. Het voordeel is evenredig aan de boeveelheid die men afneemt.
-
Kwaliteit
Van gebruikte materialen kan men niet de ongeschonden en scbone kwaliteit van nieuwe produkten verwachten. Met dat in gedachte konden we de kwaliteit van het merendeel van de aangeboden materiaJen als 'redelijk' of zelfs a1s 'goed' beoordeien. Toch is enige oplettendheid geboden. Voor tweedehands materialen geldt in bet algemeen datu maten kunt tegen komen die af·"\en van de nu gebruikelijke maten. Dat kan -....t voordeel zijn. Het oude maatje dat niet meer nieuw wordt verkocbt is nog wei (goedkoop) verk:rijgbaar op de sloop. Men boeft bet dan niet op maat te Iaten maken. Het kan echter ook gebeuren dat men achteraf merkt dat de tweedehands deur qiet past in het kozijn
• nage oplettendheid isgeboden
waar het voor bedoeld is of dat de oude koperen kraan niet zondermeer op de waterleiding past. Bout Bij bout moet men er op letten dat de kopse kanten niet teveel beschadigd zijn. Dat komt bij sloophout vaak voor. Neem liever een wat Ianger stuk, dan kunnen eventueel beschadigde uiteinden worden afgezaagd. Er kunnen veel gaten en ande):e beschadigingen in bet bout zitten. Voor verwerking in het zicht kan dat bezwaarlijk zijn. Hetzelfde geldt voor vuil dat moeilijk of niet is te verwijderen. Beschadigingen en vuil die aileen oppervlakkig zijn, zijn meestal gernakkelijk weg te schuren. Het bout wordt vaak weer a1s nieuw. Kleine beschadigingen die overblijven en in het zicht zitten, zijn bij hout meestal geen bezwaar. Bij oud bout moet men altijd waken voor boutworm. Bekijk bet hout k:ritisch. Houtwormen verraden hun aanwezigbeid door kleine scherp gerande gaatjes. Tweedehands hout heeft als voordeel dat bet geheel of voor een groot deel 'uitgewerkt' is. Daar staat tegenover dat het kromgetrokken kan zijn. Altijd even met een scherP oog langs bet bout kijken of er een rechte lat langs leggen als het voor een nau\vkeurige klus wordt gebruildl -
.Metaal Metalen voorwerpen van de sloop, zoaiS ramen en hekwerken, moeten vooral worden beoordeeld op scheuren, breuken en roest. -5cheuren en breuken zijn moeilijk te herstellen. Roest mag aileen oppervlakkig zijn. Is het oppervlak aangetast (putjes of erger) dan moet men er op rekenen dat het metaal ria een opknapbe~ vrij snel weer gaat roesten. : Steen · Bakstenen, dakpannen, · tegels. en plavuizen kunnen scheurtjes vertonen die'later bij gebruik of bij belasting tot breuk leiden. Ze zit_. ten vrijwei altijd in bet zicht. Men m~t ze dus goed kunnen schoonmaken.. Beschadigingen vallen pas echt goed op als de plavuizen of tegels al op de vloer of op de muur zijn aangebracht. Eerst nauwkeurig ~jken dus. De hoeveelheid die men uiteindelijk nodig beeft, moet ook ~oorradig zijn. Later nog wat bijrestellen is meestal niet me~ mogelijk.
Tabel 1: Priizen oud en nieuw hout Prijzen ca. Vloerhout
per meter
breedte
dikte
oud
nieuw
200mm 135 200 95 120 160
35 mm 30 12 22 22 22
f3,2. 2,' 1,20 1,20 1,30
~
8,60 8,60 2,90 2,1,70
I
..
..
Balken breedte
dikte
1San
·"san ·6 6 8 8
10 16 18 20
oud
.
f4,-
nieuw
f
4,50 4,50 6,-
10,9,90 9,'
'7,-
-
Regelwerk
± S x7,S an·
f
1,50
f
3,-
f
1,90
f
4,25
Ronclhout doorsnede 12 an
De Woana!nsument, de<ember 1989
13 -
Sanitair Bij sanitair rijn barsten en andere beschadigingen helemaal uit den boze. Een laag vuil kan veel verbergen. Voorkom teleurstellingen achteraf door het voorwerp eerst geheel schooo te Oaten) maken. De maten van afvoeraansluitingen en dergelijke kunnen bij de oude modellen afwijken van de gangbare standaardmaten.
-
Prijsvergelijking
Om de prijzen van tweedehands bouwmaterialen te vergelijken, moesten we het onderzoek beperken tot materialen die ook nieuw te koop zijn. De materialen en voorwerpen die niet meer met nieuw zijn te vergelijken, kwamen ons geen van alle duur voor. Ze kunnen een meerwaarde hebben juist omdat ze niet .1eer nieuw te koop zijn. Dat geldt ook voor antieke- en andere voorwerpen met een nostalgische waarde. In het onderzoek zijn alleen materialen opgenomen waar in de tweedehands handel veel naar wordt gevraagd en die daar ook ruim voorradig zijn. Ret gaat dan om vloerhout, balken, regelwerk en rondhout (tuinpaaltjes) (tabel1), dakpannen (tabel 2), bestrating (tabel 3) en stalen balken. In de meeste gevallen is de 'tweedehandsprijs' minder dan de helft van de nieuwprijs. Veel minder soms. Bij de stalen balken kan het prijsverschil van f 1,- of meer per kg fors oplopen. Ret assortiment stalen balken is echter beperkt. Ret op maat maken kan een probleem zijn maar in vee! gevallen kan de sloper daarbij van dienst zijn. ;
Tabel 2: Priizen van oude en nieuwe dakpannen Prijzen ca. oud nieuw Sneldekpan vorsten pannen zijgevel
3,50 1,50 6,50
6,80 1,80 13,60
6,50 2,10,-
7,2,50 10,-
1,4,-
2,90 10,-
1,-
2,90
Verbeterde Hollandse pan vorsfen pannen njgevel Romaanse pan pannen . hulpstuk Kruispan/Tuile du Nord pannen
-
14
Ret prijsverschil is ook bij deuren opvallend. We kwamen een uiteenlopende collectie tegen. Binnendeuren kosten zo'n f 35,- per stuk. Vergelijkbare deuren kosten nieuw f 70,- a f 105,-. Ook bij voordeuren is het prijsverschil groot maar de prijzen !open, net als bij nieuwe voordeuren, sterk uiteen. Ze zijn vooral afhankelijk van de kwaliteit. Deuren zijn vaak verkrijgbaar met bijpassende kozijnen. Enkele andere zaken met interessante prijzen die we regelmatig tegen kwamen: raamkozijnen, glas, pvc-pijp, dakdoorvoeren, aanrechtbladen, lichtbakken en golfplaten.
-
Tabel 3: Priizen van oude en nieuwe bestrating Prij:r.en ca. oud nieuw Betontegels
30 x 30 em 50 X 50 40 X 60
f 1,80
2,50 2,50
5,90 5,90
f 0,35
f 0,45
0,35 0,20
1,20
Klinkers betonklinker gebakken kt.nker gevelsteen
Oud en antiek
Een aparte categorie in het assortiment tweedehands bouwrnaterialen vormen de 'antieke' materialen: soms echt antiek, meestal oude materialen die allang niet meer nieuw te koop zijn. Ret gaat hier om een keur van artikelen varierend van handgemaakte bakstenen, tegels of plavuizen tot de echte 'versierders' als een fraai gegoten stalen raam of hek, een sierlijk gehouwen marmeren schoorsteenmantel of sanitair van lang geleden. Er zijn mooie en sfeervolle resultaten mee te bereiken, zowel in huis als in de tuin. Juist bij oude of antieke materialen geldt des te meer: kritisch bekijken voordat men koopt. Of de prijs redelijk is, valt bij deze voorwerpen en materialen moeilijk te zeggen. Ret is vooral afhankelijk van wat het de potentiele koper waard is. Probeer altijd eerst vergelijking te zoeken bij andere tweedehands handelaren.
f 0,60
-
..
Conclusie
Tweedehands bouwrnaterialen zijn vaak een goed en goedkoop alternatief voor nieuwe materialen. Ret assortiment is groot maar de hoeveelheid soms beperkt. Men moet wei , goed weten wat men koopt. De zaken kritisch bekijken en op de mateo !etten. Garantie is niet gebruikelijk in deze branche. Bij grotere hoeveelheden kan de besparing fors oplopen. Met oude voorwerpen en materialen zijn vaak sfeervolle resultaten te bereiken. Liefhebbers kunnen hun hart ophalen. Een andere mogelijkheid om goedkoop tweedehands te vinden, is via advertenties in kranten en tijdschriften. Men betaalt dan vaak nog minder dan bij de sloop. Ret aanbod is echter veel beperkter. -
De WoontOnsument, dec:ember 1989
--,...
-----.----~-.-~-·~-.
·--
Opdracht week 6 N.a.v. het college van lr. J.J. Vingerling.
Js
het mo:;etyJ::. te
6ottt<.>ert
zoru:ter cia..:t. er bouwo/oal.
011.5taa:t. Wa_t Zjn {!; .
rcuu;;( vocruxuv-ctV"l. m cn..-lz<X.,rp en. bOlt. cutcc,lz;ueA:::.._ Ul "1-vcx;,-~.sjoroCC!/;J
c.
~
/) .
lnleverdatum:
de
.e.n-~~atre
maandag 2 mei tijdens pauze. (in tweevoud)
ec
hec
o-o7
tp :
HEALING ENVIRONMENTS B. HOLDSWORTH, MSc ENVIRONMENTAL ENGINEER AND WRITER
'ECHOES (Environmentally Controlled Human Operational external/internal Space)'
'ECHOES 2, A briefing document'
'Creating a well tempered environment'
'Energy and Environment: New Building Design and Achievement'
'Healthy Buildings'
E C H0 E S
( environmentally controlled human operational external/enclosed space )
A design method that was established from energy saving concepts and pratical hands-on applications from the mid 1960's. In the 1970's the method was refined and developed into what is being termed today as Ecological and Sustainable Design or DESIGN for HEALTH. ECHOES forms the centrepiece of my book "Healthy Buildings: a design primer for a living environment." published by Longmans UK. 1992. Bill Holdsworth. 01. determine the constraints of the external envelope in respect to the macro and microclimate. Relate to air, land, water. 02. determine the needs and requirements of the internal space ie: a well tempered environment 03. analysis of the conceptual building shape as seen by client and designers. Advice on how to change form and space in respect to external factors of influence. Climate, noise, daylighting, energy saving, space in use. Relate to cost of construction, cost in use, etc. & inprovement of overall building performance 04. assess constraints, requirments and influences outside the normal building team and advise on additions of other specialists. 05. To produce the best built environment for the finance available. All forms of human habitat ion are ·human· . They grow. flexibility, need to be healthy and able to breathe.
Require
Such "Human Flexibility" is often a problem area between designers and contractors. It is also important that the client and oftimes decision maker is also aware of these needs. Buildings, like humans, need to know what they stand on and are surrounded by. Buildings fai 1 in form and shape, usab i 1 i ty, efficiency in operation and control because the design has not been fully integrated or studied in sufficient depth.
E C H0 E S There is need for constant critique. Be aware of those who ask for a well tried remedy. Be aware of the materials of construct ion and the ability of ignorance on the part of the main prime movers. When there is no lubrication in thinking and no interact ion between the various disciplines, the result is often slipshod.
ECHOES
a complete circle
a wholeness
a sense of balance
01
outside
study micro - climate land and water table quality of air relationship to other buildings, industries, infrastructures elements of pollution solar, wind, rain, noise, shade and openess.
02.
inside
people needs/ space needs operational polluters illumination/daylighting thermal control/ventilation stimulation/colour services. fire, telecom etc. maintainance building materials recycling, waste, energy used unknowns. visual appetizers.
03.
outside
roads/walking/cycling/ appetizers. safety/protection/waste/
bill holdsworth
1980 (c)
f
E C H 0 E S
NOTE:
2.
A briefing document.
This briefing document comes from Bristol based architect Currivan Haynes who was one of my students during the brief period of the Alternative School of Architecture in 1984-86 when the UK Government had closed down the Bristol School of Architecture. It was in the Alternative School that ECHOES was used for the first time as part of a teaching curriculum. bh.
PART 1 The brief: To set the criteria by which all decision taking should be judged in order to achieve the most efficient, economical & ecologically sound building. 1.1
ENVIRONMENTAL:
1.1.1
Land Use.
1.1.2
Energy Use
1.1.3
Organic materials (renewables)
1.1.4
Inorganic materials (non-renewable)
1.1.5
Pollution.
1.2
ECONOMIC:
1.2.1
Project Needs
1.2.2
Design orientation
1.2.3
Planning Requirements
1.2.4
Labour Resources
1.2.5
Materials Resources
1.2.6
Financial Considerations.
1.2.7. Management and Contractual Considerations. 1.2.8
Management in Use
briefing
02.
1.3.
HUMAN NEEDS
1.3.1
User participation
1.3.2
Structure and Safety
1.3.3. Human comfort and wellbeing 1.3.4
Accessability
1.3.5
Art and Architecture
2.0
USER REQUIREMENTS established project needs in terms of current and proposed accommodation, activities, fitting-out, and project feasibility in financial and programme terms
& JUSTIFICATION
2.1
GENERAL STRATEGY
2.1.1
Project background
2.1.2
Aims and Objects
2.1.3
Activities and Operational Factors
2.1.4
Space Requirements
2.1.5
Finance and Programme
2.2
Architectural Worksheets
2.3.
Cost Estimates
2.3.1
Estimated Cost in Use
2.4
Project Implementation Guidelines client/ consultants and specialists I management
briefing
3.0
03.
SITE SURVEY. geographical I structures I
topographical I cliamtic I existing infrastructure I services/ ecological
NB: In respect to ecological I would add detailed 3 dimensional analysis of any pollutant, toxic water courses, land or air streams if discovered or present. (bh)
3.1
CLIMATE solar I
climatic data I micro-climate
I natural hazards
NB: Again I would add to look for unnatural hazards. 3.2
ENVIRONMENTAL environmental reports I pollution I
3.3
LEGAL MATTERS
3.4
TOWN
4.0
BUILDING REGULATIONS
legal and admin.
& COUNTRY PLANNING & OTHER GOVERNMENTAL CONSTRAINTS.
CREATING A WELL TEMPERED ENVIRONMENT 1A TRIX.
01 SPATIAL
02
03
LtJMnt)US
SONIC
04
05
THERMAL
06
MATI'ER AND ENERGY
CORRELATION
.
1. MANENVIRON MENT
""
RELATIONS 2. PASSlllE CCNI'ROtS
3.
F>CriVE
CONrroLS
4.
Anthror;ometrics P:roxanics Space requirements
Light Psycho-optics The lunirous Envirorment
Sound Psychoacoustics The sonic environment
Heat Psychothennics 'Ihe thermal envirorunent
Energy and its conversion. needs & waste provisions.
Psychophysics Hunan - ecology (Man - environment systens)
Space Organiza. tion (Planning Movement)
Daylighting (including Sunlight)
Urwanted and wanted sound (Noise control and rocm acoustics)
Passive thennal' controls (fabric and form)
Hygiene (Water supply, qrainage, waste disposal)
Integration in Building tenns: the built environment)
Comnunications Movement Protection
Electric Lighting
ElectroAcoustics
Heating Ventilation Refrigeration Air Conditioning.
Integration in Energy Systems (Electricity, gas, perfonnance and oil, vacuum, hardware economy. cc:rtpressed air)
I
~
Environnental design nethods.
an architectural course plan
Energy and Environment: New Building Design and Achievement Bill Holdsworth (Engineer/Writer/Journalist) The cunent scenarios being acted out around the world in tenns of religion and nationalism could well run counter to the international co-operation that must be undertaken at all levels of society when dealing ..,;th energy and global responsibility. The spectre of energy poverty world..,;de and. in consequence. an energy poor - clearly becomes visible. Last December I was giving some lectures to the Faculty of Architecture in \'rroclaw. Poland. Heating and electricity in Poland is produced at high economic and social cost by burning soft brown coal in old. decaving power stations.
I had been tempted to visit Poland on learnillj! that improvements in both indoor air climate and energy savings could be made for both existing and new buildings by the combined use of ground heat and other devices. such as solar panels. and heat from sewers via heat pump technology. I mav be \\TOng, but it is mY belief that the great maze of passages behind the solar passi\'e wall at the great Palace of Knossos on Crete. built a thousand \'ears before the hanging gardens of Babylon, was a simple device for good heating and ventilating practice - with an overtone of religious significance to make it all the more magical.
Another bit of magic was undertaken in 1876. when a John Wilkinson patented a 'sub-earth ventilation system" to cool a dairy. Some ten years later, underground tunnels were used to ventilate and cool soldiers • barracks in India - a wonderful example of low technology thinkillj! ..;th high energy savings. The variables of weather led Gerard Besler and Jaroslaw Dowbaj at the Polytechnic Engineering Institute in Poland to seek ways of finding how to temper fresh air input. ,.;thout fossil fuel cost, for heating and summer coolillj! in forced ventilation systems. A cheap and viable system was found bv bringing air through a membrane-less ground heat labyrinth. Such systems could be built under community gardens or ,.;thin the basement of buildings. .\ full working model set up in the Polytechnic grounds supplied air to rooms within the building (figure 1 and Figure 2). In winter. when the temperature was minus 20"C. the air lea\'ing the earth maze was O"C. (a 20"C gain\. As the outside air warmed up to -1 "C. an air leaving temperature of 41 •c was recorded. Equally. ,.;th summer cooling. air temperatures were reduced from +32"C to +20"C. Long tenn investigation carried out in Poland showed energy savings of 35'7~ for the ,.;nter periods . .\nother ad,·antage was_an improvement in hvgi,.nic values. Scientific t.-..ts had found that th,. amount of bacterial impurities in air passin~ through the ..xchanger decreased from 3. 789 bacterium cells per cubic metre to 2.000.
Fi{(ur~
I.
exchanl[~
1. lrroclau·: Sch~matic sh01.-tnl( rh~ ~arth h~atlcoollab.rinth. lm·er 2. diJtribution tlrv stone la•·er J. heat stor~ collector 4 ..;. lab.-riruh ducts b. earth cor~r i. air mtr.· 8. spnnkler sntem
It is unfortunate that this worlt of resean·h and de\'elopment has yet to be translated into praetiet'. Tiaere is a block of worlten! buildinp in the eitv that could be used as a demonstration protot\'p<>. Tiae ·know-how' is there. The will to do it is then•. Workers are on hand. :\II they need is the mont'v. (.£100.000 would allow the system to be install<'d in three biO<·ks of old st,·le tlats). Today wP are quick!,· l,.anting that there are man\' other contaminants .. manating from buildinl! produ<·ts and internal furnishin~ts and other paraphernalia of li•·inf[. Man\' of the contaminants art" t"llergy e:nsive in their own manufacture. and also dama11in11 to the ozone layer.
70 OCQMS
-..._lj'_. I
FROM PCOMS
_,.. ______________________
,. ___ _.I
fif,!IIT~ :.!. IT"roclmc· IJiuf!Ttlnt ot· tht> ·'"'(" urr ht"ulrnfllcuolin!! .H.dt•m I. fun 2. rock·IH'd :1. _,.,Jar collt>ctor .J.. au:crllan· iwatr>r .1. air _tiltt'r h. air in -;'. air out 8. dampt"rs
·'""rrt>: Tt·clr"'nrl c·,;,.t'r:"'rl\·
of lrrodfllf. Polan,/. Uecemht'r ftJ8CJ
26
r*~ ~ullfA. ro ~aM ~ ~t.
cf'
~·
:\n·hit..<·t• and huildin~~: ;pecifiers must ht•t·om<• aware that there are hundreds of lesser-known u...s of ere. in blowin!l ag.. nts. carpet undt'rlav•. •·oaxial eai.JI.,.. insulation. furniture •·ushinns. ..lt'anin11 tluids and lht' constituent material uf rudios, t.-lt'phont'~. tht"rnl""tats and tht' list i~ lun,:. :\nnth~r enntaminant
rc"·· -
il"' ionizinJ! racliatinu.
Radio·at·tin• rdrlon 22:! often PXcet"ds many tinw~ tilt" maximum [Wnni~~ihlt• \'UlUf'.
.
''t I
~l
,
'
,.....,.
,.., ·. .. .._<'· · ..... I'
.....
\
•
t Ql
0:
Roof garden
..........
.....
..... '4 Double glsztng ..._ Solar blinds ' ~ =noise r9duction tess hBSting
"' E
"' "'0 Ql
......
~
.... Living ar1111 Bedrooms .......
~.,
iS ::::: 0
,:::
a:
ShotJping
Fuel or city waste
~ Boilers
car oarking Hot WBter grid
+
0--~-tralltc --.- ---fumes
Fans
•
<1111
City grid. Hot water Drains etc.
PHASE 1
PHASE 2
Traditional block form constructiOn; less than 50\ of fenestration obtams sunlight from southern aspect. Wind impact causes scrubbing. and increases heat loss. Solar radiation is higher leading to increased cooilng loads. High 1mpact sound from no1se sources. Est1mated energy load280- 300 KWhtm
Some natural shaping added.with less exposed sur1ace on northern s1de. Estimated energy load -
250- 280 KWhtm2tyr •
Synergy Phases 1-5 (Building Arrangement and Form) PHASE 3 Break up of traditional block form on south east and south s1de 1ncreasmg area of fanestrallon to sunlight. natural day lightmg. wond impact broken uo. less noose, serv1ce space on northern cold s1de. Est1mated energy load 200 KWhtm 2 tyr •
PHASE 4 Bu1lding broken uo onto blocks to allow Wind to I move tl'lrougn gaps. Greater allowance ot ¥ fenestratiOn for natural _ hgl'lt. However greater ; ; neattosa and solar ga1n wtll'l vertical surfaces. In energy toad terms the I advantages were cancelled out With disadvantages. ¥ Estimated energy load 150- 180 KWhJm1tyr •
I
II
NOTE ENLARGED PlAN
PHASE 5 Final scheme consiSting ot 10 cluster blocks connected tOQatl'l« Vert1ca1 wall surfaces 1nelined to obta1n max1mum benefit of solar ga1n onto budding and the imoroved usa of tl'la solar colt.ctor shutlds. Maunum use of the sun path. and the greater surface area of fenestratiOn tor day lighting. Eshmated energy toad 96 plus 15 wasted. KWh/m2 yr •
II • Nota : These loads are based on synergy prine1piel. IJia!(mm I
27
... -4.1'1
usi~
Yentilation has returned to our vocabularv. :\ir has to be tempered. and that is where we must u;e means that are at our disposal to temper it without resorting to the use of fuels that are detrimental to man both locallv and globallv.
gas1oil as a dual fuel poiiC\·. It was acnie,·ed because the architect was awai<e to the proolem. and worked closeiv with me to ensure that the warmth would be available for the tenants "ithout a burden of increa....,O cost.
Earlier I mentioned a \"ictorian Englishman. John Wilkinson. who had ventilated and cooled a dain· by means of a 60 metre long underground duct. Eugen ~[a,·er. an engineer living in the .outhem Gennan town of Heilbronn. also used an uncier· ground sen·ice corridor 160 metres longJ to com· pensate the heating and ventilation system of a local school.
Others were not so fortunate. \o wonder that the tenants oi Paislev. west of Glasgow. li,inf! in zipped·up tower blocks. froze and suffereci from appallin~ damp as south westerlv winds pushed rain through pebble dashed walls and soft wood 1\indow frames like a knife through butter. The hard-pressed Citv Council were forced to spend hundreds of thousands of pounds to encapsulate these buildings with a plastic gunk. Then some 10 ,·ears later thev found themselves rate capped for daring to protect their citizens from the elements.
5ummer cooling was achieved naturallv. \\ith tem· perature drops from +31.5"C to +22"C. The system has proved so succe5sful that all the town·:' >chools have been adapted. and the provincial government is introducing the idea into all school.;. and other institutional buildings. Combined ,.;th a computer controlled m~ment svstem of the standard hlv system integrated to the variables of the outside air temperature. millions of Deutschmarks are being saved. with a consequent reduction of carbon dioxide from energy combustion.
I don't alwavs lay the blame at the door of archi· tects. The lessons we are seeking todav must also be learnt b,· civil engineering companies. builders and clients who. in the desire for the maximisation of profits. ignore the advice of an architect or other specialist.
Human shelter has often reilected an understanding of the power of nature. Buildings acting as energy collectors were present in manv ancient ~laver's ideas have also been incorporated into 1 civilisations. While our forebears moved slowlv Heilbronn' s new 850-seat theatre comple:t. ' and painfullv from the Copper to the Bronze .\ge, the people living on the banks of the Euphrates Within its foundations. a l-shaped labyrinth. 6 metres x 1. 35 metres high. was constructed. A. lived in two-storev houses built of local stone. Complete with cellars. the houses were kept warm total of -!50 square metres cooling surface was by the use of thick walls to the north and east. obtained by the introduction of concrete ·dragons whilst open to the south. Timber shades ga,·e seteeth· on the tloor surface. curil\' and protection against glare and the cold night air. For transitional air humidification and cleaning. a pipework svstem with sprav nozzles had been The houses were built in the ,·ast city of l'ruk. a provided. but was found not to be necessarv. I was point on the 21 d .. gree line. 4.000 ,·ears before the impressed bv the lack of dirt and the clean sur· face, after some 4 years of operation. achieved bv birth of Christ. Everv house was cooled by the use of fountains and the ingenious use of the irrigation simple vacuuming. svstem for the surrounding farmlands. Continuous .\11 ventilation svstems are connected to both im· aqueducts ran alonl! the sides of the houses form· mediate outside air and air that is taken throu~n ing a maze vi. water wan throughout the citv. It the thermolabyrinth. Detailed evaluation made bv was a source of water for domestic use. gardens and a cooling system. .\; the hot summer winds the .\ssociation of Gennan Engineers dnland Climate Division) proved that with maximum :;um· 1 blew across the salt desert tlats. the water e\·apor· mer temperatures of 32"C. ,;orne 2700 k Wlh of the ated and cooler air <"ntt"red the hing and work 3000 kW/h cooling required • 90'K was prm·ided •paces. :'uch ideas have intrigued me: if it worked then. wll\' not now! bv air passing through the concrete labninth. where it lost its heat into the building ma;s. ! 10 war. aJtO an opportunitv came for the design of Winter benefits were in the order of 22. 7'} sa,·ing a mator offict" lmilding in the centre of in energv. The German ~linistrv of Construction has increased its subsidv for the development oi Johannt>;ltur!!. .\lonl! with Jrchitel't Ti..Iman •afe. >imple. ~arth heal.icool installation. Th~ 1 \icopolu;. ~round rule; ""re e•tablished tor a huiltlinas become t•assi,·e free ener~· coUec• Ouildin'-! wht>re il uunimai . unount of ~ran..... huuld ton. l \ot~: .\ >imilar -v•tem de•ilffied ov 111e be medwnil'allv JJr-eoruiitiuned ...wd a full :oot·ale writer in 1972 can be toum.i at the Roval :\eadem,· renewai nt' rai 11 w.:uer. :--olar ...111d c..1ther ener~· ~a\' inL! 1dt>a:oo would lw 111trn(iuc~d. of ~lusil'. LundunJ. In the iOs I was advocatllll! the introdul'tlon ••t \t"w Towns \H~ wt"rt" hl build. In June 1961> The Guardian publi,-hed n:,· f.. ature · .\ Blue Print for a Better Life .. Di.urram i >hows a composite of ideas: brin!!inj! gard .. ns into the ruom;pat·e of hiJ(h J.. ,·el huus.. s: w•in!l ;oiar .. n.. rey: rendinJ( waste and humin!! the producr; for h.. at: extral'tinj! l'ar fum ..s at ,ouun·e. [\ote: \ow bein!! undertuk .. n in :'wedenj. ~l"rvil't" ~d~ lwneuth the
It was earlv in the 1970,-, when mv pral'lil'e wa; desil!ltin~ot a district ht"atinl! ,._·,tern 111 the ~lidlands. that l het·arne aware of th .... tfect> t•l lot·al c:litnt.lte and tli~cuv~n-d that l·onditiun~ Wt"rt" vo•rv different from tlu• ufticial !!Uide• that build in~ ,,.rvit·e• en!(int't'r.. Wt'rt' a de•i~rr1 tt•mpt'ratu~ ha~e. micro-dimatit.· ~tudie~ indit.·at~ h·'m· p~rtun-~ a~
loW a~ -lln..: CK'l'UrillJ!,: tHU~ nft~lt than wa~ imu~ined. How cit~:' une kt"t'p t'ttt'rl!Y co~t down. a~ wt•ll a~ t"ll!"Urf' t"llt'r~· f"tticienl·v. with :-udt in<'n·u~e~ in mathematin··~ "··· Wt"rt"
28
1
1 1
1
The th . uz:ranu11atic arranl!t"tllt'tlt!'i ... jww fre""h uir lwin~ pulled thrnu.,l. parkland with fountain>. "ith ""Pt'l'i.Jl ,·arit•tit'."" ot tn•e!'i ...111d !'ihruO~ to hht'r tiw h~an- trattie fum .. ,. \ow. 111 hind;iJ(ht. I 1muld ha•·,. bad till' air inlt•t a• hi.d1 a; pos;illlt" in tht• I.uildinc ,,...,. dia.,mm•:! and 3i.
Energy sa\·ing and renewable energy technoiog"· ;,. dailv becoming more and more proritable. wha· lever wa\· you look at it. Ho.,·ever. if the develop· ing nations - and in these terms I now include a number oi East European countires - home to o\·er 8 out of eve!'\' 10 people on this globe. repeat the wav we in Western Europe and the lS.\ are 201ng on, then our global problems must begin here at home. From ffi\' micro-climatic studies in the earl\· 1970s I developed a design svstem called •Echoes' • ED\ironmentally ControUed Unman Endoaed/External Spaee. Echoes is a design path that is suitable for anv site in any part of the world. One starts the design process b" fullv understanding the land to be built on. the local climate. the wind effects. the pollutants of man ur nature: and assessing the adjacent buildin~s and land formation, before detennining the needs of the built space. then monitoring the materials of construction. Such a design path leads to the bt>st building form determined both visuallv and in terms of climate, energy. shape and people':; u:;e. To work via this method. on<" needs from dav one a total team that believes in each other and is willing to listen to each member's point of ,·iew. whether that person is an architect or not. Thi:; style of thinking organically has led to the crea11n2 of a major building in Europe that lavs claim to having the lowest energy consumption in the world. The SIOf\' of the :\~B Bank buildinl! tn Amsterdam is a fine example of what Bill Bordass describes as a 'mixed mod<"' building, achie\'in!( the best results from an integrated approacn in briefing. design. construction and management. .\!though it reduced the total energy load of ~I & E services it did not reduce the engineers' input. The input of the building services engineer will need to increase if healthv. humanistic. energ"' conscious buildings are to be built. Ton .\lberts. the architect for the \~B building (erected on reclaimed land from the Bijmeer. south of the old city of .\msterdarnt is not afraid to tell \'OU his philosoph,·. It is written for all to see on the wall of his studio: The buis of all 1mrk io that the human bt"injl: stands in the centre anti. from that centre, or!liaWC art"hitecture form5, Such ideas were not judged bv a Board of Diret'tors. ln from chainnan to d .. atlln~ lad\'. Tt. .. whol" •taff of the \\IB Bank had '"r~d un wh .. re the llt'W headquarter. >hould 1... l•udt. En·n· ;.uehite<'t worth hi~ ~ait in tlu~ \t·tlwri..uui~ wa:-; a~ked to ~uhrnit a proJ>fr.'"dl. .\ll W~"rt" tnokt·d at. Ton .\lltt•rt:; had huilt unlv IIIJU><'> Jtul l'hurdte~ previuu~l~·: t·ertalni\' nothing likt• ..t huc-t• pre
a human ('oncent for t"\'ery·IKJdy ami •. ,.t'rv-
thittfl..
Tb., idt"a> lo•amt from the t·it,· ni l' ruk are im·or· porated. a; wt•ll a; the U>t' nf pa;;i\'t' allll al'li\' .. feature~ ~uch a~ the driUhle l1t'3t t'tHtl'ept. watt"r r~·laimin" and. alum~ with rlw naturJ.l ,,·att-r t'«HJIing: idea. n•ntilated window!'i - ,,·hich an- prol'inJ,Z: 1 •atisfactnn· ..\n .-xamplt" can 1,.. , .. en in William "'hittield' • oftit· .. t·nmpl .. x at H.nnpavn,. 'tr.-t"t. Pimlil'o. \'r•ntilatt·d winduw!'i han· thn~ ... ~. ........ ,~ uf : ~Ia... rl1t> front duublt· ~lazt•tl. with a I'"P· tht·n
This radit•al llt'l(inttinl! l'Ontinued throudulllt tlw dt.•siJln prot·e:o~:-;. From da~· onf' a team uf f..ln·hitt·t·t~. t'Hf.[inee~. interior tle~i101ers. ('Ost a<'t'fHIIttant~. at'oustit·ians. laudseape urdt>nt"rs. artl:--1~ aaul •l'ulptor.< wa• hrouJ(ht loj!ether with tlw dil'nl. fl,•for,. a ;in!(le lin,. wa' pt'lll'illetl. tlw ·u,.·t< wt•n- alrt'ati~· l'ntwdin~ around tlw draw111u: hoard.
tmodtt'r :oo.lwt't of J!la~~. whert' tht' air fnmt the wum i~ n•tunwtluptlu• wimluw "'llat"t'. tim~ t·n•atmJ,Z: tlw opportunit~· to n·df..lim lilt" !teat frum tlw ""'Ill in tilt' alf ,·orulitioninJ,! ~~·~tt"nt a~ \u•ll a:o- makin~ I H:'llt"nt tlf ~ummt·r ~ular ~ain!'i.
pa~~·l thnKJI!h man~· fomt"" ut lltl't.:t ... In tilt• !'iam~ wa,· a~ the dt" ... iJ!II tor tht• Juharmt"!
1
'llw huihlinf! murphu:o0i~.
'
•l
energy proposal. fi\"e methods were studied. from traditional direct connection to the electricity grid. to the use of independent gas turbines using natural gas. It was the sensible use of natural gas turbine generation of on-site electricity. with emergency standby - coupied to keeping to the minimum the conditioning; plus solar air panels; plus the storage of recycled heat energy form the flue gases in buffer tanks: plus good daylighting techniques which allow 500 lux of natural light for the maximum daylight hours - that led to the building's low primary energy consumption. For a floor space of 48.600 sq m. the total energy consumption was 96 kWhlsq 011year.
..&
t."'.•\•1\.Gt,vr'
,;L"')~ ~·:,~
.i"•·1-',
In the first year of operation. 1987. £400.000 was saved on energy costs compared to a building of traditional design. The.e savings hne of coune increased. Gas turbine generation of on-site electricity is suitable for large hi-tech office complexes as well as grouped blocks of buildings. Natural gas is still very much cheaper than direct supply electricity although if electricity were generated from wind. waves and other non-polluting means, electricity costs could also become more favourable; at the same time it would allow users the potential for on-site generation. especiall\" in areas close to the sea. and country areas where winds can be utilised.
.....
_.,
Diagram 2. Proposed .~C. Snt~m - W"inter 0pt"ration HUI Headquaners • "f.•pical Sectwn Cop_vright ; 1980
It is not always the c~ that good, environmentally sensitive plant designs have to cost more than traditional methods. The :'\\18 Bank design studies indentified the initial capital cost of a traditional energy plant as .£970.000. while the option adopted cost £990.000. Total costs of supplying energy, and maintenance and interest charges. were higher by .£120.000/~·ear for the traditional
enter the province of the other. The result was a design of 10 cluster blocks. each ";th floors providing space for 5 working units of 8 • 10 emplovees: a result which coincided ";th the wishes of both the client and the architect . .\t one stage in the design. the oblique lines drawn b\" the architect had given way to a change that looked rational at that moment. Thev were retrieved bv the building physicist because thev were important in connection with solar angles required for energv saving. The shape found expression both in energv terms and da\"lighting. and helped the acoustics with the reduction of traffic noise impact. o~!Oign was
HOt only 1-!0Vt"m~d
by
('Oil!Oiderations of
enerJzy t'onservation. JuO efficierw~·. do:Oo~ly re ..
lated to optimisation of work >lations and walkinJ! distances. pla\"ed a major role. The continuous internal street is naturall\" n·ntilated and cooled like the >treets in the cit\" on the Euphrates. Recvcled rainwater slow!\" tlowinj: down sculptt'red halustmdes. addin![ adiabatic coolin!! in a natural simple way. .\rt comes to,::ether with water. trees and human ~pace.
1 1
Tl1t' same deep analvsis was also gin·n to the ;upplvinl{ of the hi~: dt"mand that arises in anv ! computeri<ed modem bank. Bv 1985 :\\IB Bank"> 1 existinl{ headquarters huildin!' had an t"nt"l"j{V con•umption nf 1:320 kWhlsq nuvear. Limitations of >paee 1..0 to the nt'ed for a new 1.000 "I m i buildin~~:. but land availabilit\" meant that it had to 1 he 20 mil~!" awa~·. :\t that time th~ ~n~r~ r~quin·-
1
lilt' lit of the eomputt•r t't"ntre 1ms ~:10 k \\. hrs tlav ! aml night. 1.\llowinJ! tor a fal"lor of :1 due to 1 eiticieney ln:-0~. tlat• tutal ~nt>r~y con~mnption W··illf!
direet ,.(..,·tricit\" was
12.~~~
kWh/,., llt/\'t•arl.
Tilt' 1\t'W !.uildinj! Was tO indudt' this ,·umputt•r
('f'lltr~.
To tincl tht'
mo~t
hi~h
load
t•c:ouomieal
1
Diogmm .J. Proposetl .~C Sutem - .'iumml'r Opt'nttion lfl.lllfeti
29
system than for the CHP option. Thus a saving was made in a very short time on the additional co.t of
£20.000. The difference in plant costs is not verv high because of all the detailed costing work done bv the consultants in comparing total servic"" ior each scheme. Howl'vt'r. in terms of the total buildings costs the ener~· bill p<'r Y<'•U is insi!"liricantlv low - 0. 8'11-.
public Jware:•ess in green issut>s is unlike!..- to change C.,,·,·mml'nt attitudes in the next 11<0 to thr....- •·ears. The growth of CHP and its amal.pm with •a.it>. organic and humanistic designs ..;u thereiore remain a matter of •traight ti.nan<'ial benerits between the cu•tomer and the enel'g" supplier.
.-\11 of u• must real!.· think hard as to what we •·ant from life and what we must put back into ir. The cu!'Tt'nt British craze ior throwiJU! writs about as ;oon a• 1!1ere is a l>uildin~ problem. because ~ion~~: the line tne immediate protit motin~ t"ll~Urt"' that .._·onw~ ·.,~n· cut. rwt>d:- to be thnnna to one ~Hit".
'rlanv u,: consultants pt'rceive the use of CHP Xtra time in in\'e!'"tiJ!atmz .;:ld \t>ither · .. ~,...t. c·ompt"tltiOII or ft>e euttilll>! ~'-'llli! to rt>commendinJC what i:-- dearly. in manv ca:--~ ... ::w 1 hdp. f~r' ... !rll'tilll.! ti~t• dt>~ll!ll j.!fOUp IO iJ. t'o!t:nu.Hlt l>e"l optton for the dienl. Hnw .. ,· .. r. tlw \ \IB .Jrcm~r~·~ ....:nd projt•t·t n:ana~t>r. '' i1ilt> lt·avll:.r! !Jlt" contrac~•.1f :n 111:-otal thr \I & E: in tlw l'!lr-Jnt":-1 Uank ~v~tem dot'~ dt•rnon~trate mu:--t t'mphatll .!.iv that even when t"\'t>ry aJvanta~e has been taKr!! ttl 1 po:-0~rui~ ·sav. i' .a formuia for bad dt>~iJ,.!n Jt·.J,Hne: onh· !11 J \Hlf!"t"lllll~ ot tht" ~ituatwn. reduce ener!!V loads uv optimum buildiru: t:r'.rll and the u>e of novd heating and coolin!( sv•ter.:>. : Tu thmK rn l!lobal tenn:-0 i:-0 not r"J:-\". \lt' h.J,,.. to CHP CHILLI:'iG ,·an achieve viable pamo~t·i< periods and signiticant ener~ sa\'ings. rethinK. t::>n•ry at:tiou we are undertakin~: tbt' material~ ,,·e u:--e: the wa~· we plan . .\r('hit~c-t ... .Jnd During the life of the Bank. dectricitv demaneen redueed owing to r..chnoioeom1112' .J~t" of t•nvironmental pulitit·:-o. \\'hat ".'"'do gical advances. This has been easilv dealt with in· in our ~.Jrtten affe('t:-: that of our nt"itdtbour. the gas turbine ~ystem. ~inee re~lation .md Tlr .. Dutch. ahuut whom I have talk~d mul'h td people. \ot only .Jre llu-,· t-n"dtWhen considerinj! the l'l•.: political -.· .. ne with the inL! pnmt"r- in arehikcture. hut al~o in ''"'-•'· ... Jnd mean:-0 ('i providinJ! 'dean· ,•letricity h~· a ...-ind approach of pri•·ati;ation of tl,.. publit· •·l ..t·tnntv supplv industrv. it i> most unlikdv that rh .. ,... "·dl turuin~ rhar will. I"· rt ... v•·ar ;.'UIIl. be positive tinaueial t'lll'oura~enwnt fur CHP nr provuit" \At"r J.~'H of their total t"llt"fJ..'Y 1~h·. anv other altemativ .. and appropriatf' ,.,,..r~'\· rul £1 billion un •.,,.. ... lupment from the GuH•mmenl of thi, dav. \'t"rtin2 nn• f'oal-tirPci pow..-r ~tatum~ tu J!U~ ~r .-\lthou~h tlrt" new di;trihution •·ompani .., can :>n>ah•d I.HP • .-,r~m•. and at 11,.. "'"".. tim .. l•uild a duct:" l.=i~ of tlwir own d~·trit'ity. tlwna ~~ no Huidi,~·• !,..d l'oal pliinl. .~9 million Ira• 1"...., in,.t~:-:t~i 111 tlw lnaildin~ of a dt•mtUI!'otratiun nil.u:e oblil'alion on tlrt> n>Uit"< it has to takt". ln .. wa'""'
+
!''"l!f""""..
30
- EKOLO:'it\ • wht're 100 houses ";11 be lowl'ner~· and healthy.
TI1e manufacture of ";nd turbines for the Dutch home markl't gi\'l'S an edge to export sales of dean enl'r~· products. Integrating wind parks into an urban landscape requires architectural considerations. I wondl'r wh\· we are so far behind with our huge r"""urct's of free energy . The building in .-\msterdam mav not be to e•·en·bodv'; liking. but for me it works in a human wav. and I ,~e it a; one of the Primers for the comimc ""e when all uf u; mu;t be globallv ,.or,.ciou' ol the wav WP lin.• and work.
HE.\LTHY BLILDL\CS. a de•i~
· .-\ir h~atinl! and , ... ntilatin11 sy>'tem with L'n>tllui t. ..ar ,rura!le·. Tedmit•al lniv.. n;itv uf WnK·law. Poland. Det·embt'r l 989. · De;i!ln for HLH louildinl(. Johanru•,lmr~·. \ il'opuli>~ Hold> worth. Januarv I 'JllO. \\IB Rank •.-\nrstt"rdam - an·hitects .-\l!.,•rt• .S.: van Hunt. \\IR bank H~) mark .. tinj! JM>rtli>liu fur llriri,h - (;a~ turUin~ t•lectril'l~· J:t'llt'ratiou \\' Hold;worth. Juh· I
c."
Healthy Office concept Radiation EMF
Ozone Gases
Ughting copying machines computers faxes printers telecommunication machines modems etc.
Electro-static Force Fields "Produce" know how
Ergonomic furniture
Air Quality Devices for: temperature humidity control and "non-mechanical" air conditioni
Healthy Internal landscaping
Building materials furnishings
Office cleaning devices. Non-toxic cleaners, etc
Internal appitizers indoor plant components ' ~,,,,,,,,,,,,,,,,,,~
~ ~
~ New products
~
~
~
Education Environmental teaching products
~''''''''''''''''''~ T H E
8 U I L D I N G
8 L 0 C K S
Each of these', and many other marketing potentials- both external and internal to the Office/Home/Factory "Health and Comfort" concept- will need to be investigated in depth in terms of manufacture, market competition, usability, and market place economics and all the varying interfaces.
MARKETING POTENTIALS
STORY BOARD on Healthy Office Concept.
Investigation into sealing and cauking compounds for non-toxic alternatives Dribble-heat and dynamic energy products Ecological furniture Green ways to moderate internal air pollution. Waste containers for toxic and other products Non-toxic water filters Ecologically pure construction materials Negative ionising The use of aromatheraphy products
This STORY BOARD comes from Bill Holdsworths ECHOES design principle.
6 Healthy building codes
--------------------------
and outside- inside: a storyboard ECHOES design method Research inswuuuns and professional bodies. panicuiarh· 111 Scandinavia. Denmark. the CSA. The :'\etherlands. and most :·t.:centi\·. the CK. are appiving themselves to creating a new cies1s-r. and working philosphv to ensure that we can all en_iov both a healthv outdoor as well as a healthy indoor climate. Evidence of similar concerns and action is now making itself plain to the general practitioner from the Soviet Union. :\1uch of this work concerns the establishment of sciemitic cnteria based on the chemical-mechanistic models laid down dunng the first industrial revolution. The quest for magic bullets is exemplified bv the disco\·ery of the antibiotic penicillin which re\·oiutionized world medicine. Further quests for such exam pies o!· modern scientilic magic have led to wavs that can aiter human geneuc material. Is this to produce a human being better equipped to withstand the increasing toxic. radioactive and chemical pollutions that now surround us? It is to be hoped not. for such a path would divert us from remaining true to our natural selves. Technological medicines to help us cure many of the cocktail oi contaminants referred to in this book are of course welcome: but such a welcome must always be undertaken with care. \·\'e have looked at the problems of pollution in air, water and soils. Reference has been made to the persistence of chemicals in the food chain. Slowlv we are all becoming aware that another problem of great magnitude is the vast changes taking place in the insect and animal pest populations due to the built-up resistance in such pests to the multiples of different pesticides used without care or understanding. To date there are over six hundred species of insects known to be resistant to the pesticides used to control them: and the number is growing. It has been found that there is no one magic chemical, or one magic bullet or even one magic predator, or e\·en one magic technique. \Ve have to think about using many techniques in some form of synergy. Above all, we must find wavs and means to achieve a natural balance of all the many forces that surround us. In. direct contrast, but for much of the time-in-sympatheoc harmom·, are the newer 'alternative' ways of thinking and doing things. Developments in natural healing processes are under way. uncier the direction of Dr \ "itali Pavlak, at the Soviet Scientific Commercial Medical Centre, Simferopol, Crimea. where aroma therapy is practised. The medical use of aromatic oils has
re.\'v\ ~ f'o'" :
\\-e."'\~~ l'vi~ .· ~ ~;~ .pri\MJV' ~ Lo~ v~.
livi~ ~V\rO\-\~. '~'2. a
Healthv Buildings
1 10
been long understood bv the Chinese. in particular wnh the reciucmq of stress and also respiratorv illnesses. The use of inbuilt aromatic fragrances in building materials and furnishings is now being developed and marketed as a wav of combatinl! the illnesses resulting from chemical outgassing. );aturally enough, new words and phrases are being coined to describe the new svnen.,'v of interaction. Biolo{!'ical architecture has been nurtured in Germany. );orwav and The .:-.;etheriancis. Ecological, organic concepts of the wav in which we build our cities and buildings, and the way in which we engineer them have an essential place and mav even have a greater importance ' than the older established set of values. But we should not allow ourselves to be mvstified by new priesthood- that seem to mix yoga and architecture. eastern symbolism ar:J a whole medle\· of spurious claims. Each and every challenge to the existing order of things must be thought through. Accepted that there could be some creative ingredient that we should not throw away. : One such element that has hardly been dealt with by architects j and engineers is the subject of electromagnetic radiation and force fields. The Direcror of the technological company Rosseco (Ecology of Russia), Alexander Ivanovich Mikulin, has made the following contribution to the book: 'Apart from the external and internal factors of influence on people there is also the major factor of a distribution and level ! of energy fields forming from both building materials and the I surrounding environment. According to observations of Soviet 1 ecologists and parapsychologists every material of nature forms around itself its own energetic field which is different from the immediate surround. and disagrees with other magnetic and electric fields of force. The organism of man is itself not onlv a biological system. but is also closely associated with energy information systems. Such systems are having a profound. and as vet not fully understood. effect on the internal organs of man. Such external energy information flows come from materials of buildings (e.g. concrete), the geological zone of the country, and electromagnetic wave sources. The interaction of these uncontrolled forces upon the natural electrical forces within man himself can result in disorders to man's own internal organs with unfortunate results. Man requires protection within his buildings, and to achieve ecologically healthy buildings the following must be investigated: 1 1
·I-') I
,
i3 4
5
The analysis of energy influences and spectrums from the building materials considered for use must be made to ensure that there is compatibility with man, i.e. the use of natural materials. The analysis of all energy fields and electrical/power source routeways in the building construction and also external to the building. To establish the position of a building so that it does not interact with natural geopathic stress points. To establish analytical methods for all building materials in respect not only of energy used in creation, but also to show whether the material is low in radiation and other contaminants that can affect man. To develop wavs and means of shielding a building from external high-frequency electromagnetic wave influence and other energy information networks so as to create safe levels. 5 December 1990'
Alexander Mikulin gives emphasis to the information already set out on EN1F factors of influence in this book. His statement
snows that we are at rne tl~ of another ecolog-ical iceben;. A tim bomb rna\· be J. more a~t description. bur yet another iacer rn we cannot Illnore . .-\n inrcracuon i~ :akrnc- place ..-\combination of ~u1delin and lines ot si(lht I' L;J\en as a bas1s tor some tenratin· hcaltr building codes. The use of such n•c.ies must. of necessity. relate to the actu factors of influence tound on a particular project. This seem ends with some examples of the use of the ECHOES 1en\·1ro1 . mentallv controiled human operational external;enclosed spac· •, portrayed in a sron·board form.
! Lines of sight for healthy living buildings_ 'The following list is a composition of methods used and teste bv architect Renz Pijnenborgh. ·s-Hertogenbosch. Th ::\etherlands: architect Christopher Dav, Brynbenan. Crvmvd Wales: and engineer Bill Holdswonh. CK and The Netherland:
'l
3
4-
5 6 8 9 10 11
1~
13 14 15 16 17
. 18 · 19 : 20
· 21 22
The building spot must be geologicallv undisturbed. The house should be well awav from motorwavs an industrial areas. Make use of decentralization and free-living buildin methods in ·green districts'. House and distnct to be individual, human and frienai,· communitY to be stimulating, whether existing or ne' communnv. Natural building materials should be used. Promote natural regulation of air and humiditv by the us• of hygroscopic materials. Encourage filtering and neutralizing of harmful matenal in the air by use of absorbing materials. Balance should be maintained between internal warmth anc insulation. Design for optimization of room space and air temperatun and humiditv. Design for optimization of internal comfort by use of sola1 passive devices for heating or cooling. Make minimal use of synthetic prefabricated buildin§ components. Remember the maxim that a reduction of toxic emissiom equals a good 'smell'. Emplov natural light, good illumination by natural methods and good colour sense. Ensure isolation from noise and vibration. Ensure elimination of any radioactive materials m the materials used lor building construction. Design for isolation from electrical force fields and to reduce psychological effects in living spaces (ionization). Ascertain that there is no disturbance of the natural magnetic fields . Ascertain that there is no disturbance of technically induced electromagnetic fields. Ascertain that there is no disturbance of cosmic and terrestrial influences on the human life form (DNA). Make use of natural knowledge and common-sense applications (for furnishings etc.). Take care of harmonic measures. proportions and forms. Use ecological materials, i.e. those that have low energy use in production and are non-polluting.
.""1ea1tnv Bu11dmgs
112
.-\scertam that tnere is no removal of important ra\,. matenais :rom the grounc. and no damage to the natural elements caused b\· tounciauons. Look at pre,·tous ground usc.
International designer guidelines _ _ _ __ The following designer guidelines are a result of research !rom acttons taken in eidn countnes. including a few ups !rom ~xrsonal experience.
., 3
j
6 8
9
10 11
12
:\'o smoking snouid be allowed dunng construction ana occupancv tfor specialist clients arrange for naturaii\· \·entilated smoking rooms!. NB: now a legal requirement in The Netherlands. 1990 . Do not use unlaced fibreglass insulation and other similar matenals. Carefully speci!,· fast-drying paints, glues and mortars. C se wherever possible solid hardwood t oak. birch! from registered sustainable forests for all flooring. shelving ana cabinet-making. .\lake minimal usc of wallpapers, unless checked for outgassmg agents. Cse natural materials for upholstering and furnishings. Increase fresh air lor ventilation. utilize heat pumps and solar devices for energy saving. .. Cse davlighting methods. Restrict the use of overhead electric lights. Cse stimulated fluorescent lamps. uplighters. anc:i wherever possioie controllable task lights, as well as taskpositioned personal ventilators. Increase air supplv to copy rooms. Check that computer equipment is not carbon monoxide emissive. Also have all copy printers in a separately ventilated room (now law in Denmark, 1990). Install thermostatically controlled attic/roof exhaust fans. Ensure night flushing of premises of air. Increase maintenance procedures for healthy building operation and ensure that both architects and interior designers do not limit space for building services (the 'quan in a pint pot' smdrome).
Pointers towards healthy buildings of the future _______________ From the Healthy Building report of the Nordic Seminar. March 1987.
Building location and local climate 1 Select a site which has favourable basic conditions (look out
for soggy ground. risk of radon and land subsidence). Place the external air intake of the building so that the qualit\· of the air is not affected by such factors as roads, parking lots. industries, etc. , 3 Orientate the building in relation to sunshine, wind. the external environment and the need for contact with the immediate surroundings. 0
Co~struc.tional
physics and constructional
eng1neenng 1 Take steps
to
keep the building dry.
_ \\.ater must oe iea off where,·er It mav occur: rounaauons. bathrooms. wmciow openmgs. outer walls. ' \ ·entilate those pans of the structure that are exposed to damp . .~\·oid nsk soiuuons: horizontal roofs. slabs on !!round with onrivinl.! msuiauon . .JOistcd floor on slabs on s-rounci. J1oatm[! !ioor on slab on ground.
Climate engineering \'entilation must ha,·e a certain excess capacm· ::uman errors. :\lake sure that:
'
3
:·
6
to
allow lor
Pollutants are taken care of at source ( bv encapsuiauon. spot extracnon. etc. 1 The technoiog-v is simple and flexible to allow tor changes of use of premises: to be individuallv controilabie and to be comprehensible to the user \Vindows are openable The svstem is simple to inspect (fixed measurement points with finely adJUSted clean and replacement components! The svstems are decentralized and svmmetricaliv constructed with a high air exchange and ,·entilation efficiencv: also without low-frequency noise \ · entilation svstems are balanced with heat-recO\·erv S\'Stems that do not pollute .
.~void riskv solutions such as: Recirculated svstems ·• :\ atural ventilation systems (insufficient capacnv. no channelling to individual rooms. draughts) 3 Exhaust air systems ..!. .-\ir humidification j Hot-air systems (especially with no or minimal fresh air! spreading pollution 6 Rotary heat exchangers that spread pollution 7 Heat exchangers that cannot be turned off in summer 8 Insensitive or hypersensitive control and regulation components 9 Ventilation ducts in flooring structures
System make-up and design aspects 1 :\lake all systems easy to clean. maintain and run. ,. , :\lake all systems simple, controllable, comprehensible. permanent, flexible and ·forgiving'. 3 :\1ake sure that the end user is able individually to regulate the climate and external air flow.
Building materials 1 Use known and low-emitting materials. 2 Ask all manufacturers for a statement on pollutant emissions. 3 Make sure that materials are stable, permanent and durable for the prevailing conditions. 4 Make sure that materials do not contain heavy metals, asbestos or biocides. j Avoid large-surface materials such as wall-to-wall carpeting in public premises (high fluff-factor). 6 Avoid materials which may be suspected of containing toxic substances in adverse concentrations. - A void plastic wall paper and painted glass-fibre fabric in wet rooms.
Radon diagnostic list _ _ _ _ _ _ _ __ The following diat;nostic list was compiled bv the CS Environmental Prntn:tion Agency in 1987. Decision-makers. architects. engineers. builders and other designers ma\· well find that the standards oJ regulatorv testing in their own country fail to meet the stringent standards sci out - in which case, it is proposed that they become a maJor item in anv health\· building legislation (see HB 6).
Phase 1: initial problem assessment The following diagnostic techniques can be used for existing sites and structures, or for new construction sites. l\1obile radiologiCal \·an for radiation scans outdoors and indoors. These gamma scans can also emplov hand-held sensors in a walk through to seck detailed local radon information. 2 Mapping of soil gas concentrations. 3 Mapping of soil permeabilitv. 4 In structures: visual inspection with questionnaire on building and house occupancy/determine radon concentrations in the different building zones.
I Phase
2: pre-mitigation diagnostics
1 Take trace gas measurements to evaluate air exchange rates and flows between zones. 2 Take a natural condition grab sample in each zone and in holes drilled into subslab. hollow-block walls, or through any other membrane suspected as a radon source. 3 Repeat under mechanical method of 10 Pascals depressurization (blower door test). 4 Carry out a blower door test of the whole house/building to evaluate building envelope tightness. (NB: the blower door test is relativclv quick and inexpensive. A large fan or blower is mounted in a door or window and : :duces a large and roughly uniform pressure difference across the building shell. The airflow required to maintain this pressure difference is then measured. The leakier the building, the more the airflow is necesary to induce a specific indoor-outdoor pressure difference. This method can be used independently of weather conditions. ASHRAE Fundamentals 23 November 1989.) 5 IR scans of each room. 6 Check pressure differentials in basement and points of pipe/duct/cable entries. i Check pressure differentials \\·ith internal driers. furnace fans, ventilation equipment. etc. on/off.
•Phase 3: mitigation installation diagnostics 1 Carrv out trace gas n·aluation of leakage or backdraught of exhaust. '2 Adjust dampers for balanced airflows in the mitigration system. 3 Check the balance by measuring pressure differentials and the velocities at key points. 4 l\1ake an integritv check of anv building em·elopc components penetrated by mitigation systems.
Phase 4: mitigation diagnostics 1 Determine radon concentration in various building zones. 2 Determine fan speed required for efficient radon removal; consider energy aspects. 3 Check furnace draught for airflow direction to ensure that combustion products arc exiting properly.
o :\\"Old tloonn? materia.is which entail a persona.~ static charge ot more than 1000 \" at :22°C and :25% r.h. u .-\void agents which protect against biologicai degradation aestgn the building so that the~e a!Sent~ are unnecessarv.
:\laintenance and administration building process 1 Take into account maintenance and administration aspects ol the building process. '' Plan tor careful execution. including time lor drving out. iine adjustment. functional inspection and trouble-~hooting 1 quaiitv assurance). 3 Provide for functional and responsible co-operation throughout the entire building process from planning to occupation and follow-up. + Do not restrict the building to depend on sensitive technology with all the fault risks involved. 5 Include maintenance routines in the project planning. 6 Contract for long guarantee time as protection against concealed faults. - Complete on a qualitative rather than a monetarv basis in the building process. S Ensure a high standard of cleaning without harmful cle . wing agents. o Give prioritv to climate and hygiene aspects over energy aspects: a key lesson for operational and maintenance personnel. 10 Carrv out regular functional inspections. involving the occupants.
Opdracht week 7
N.a.v. het college van B. Holdsworth, MSc.
ucu r
de --iJVJ~V'L
~che (J7XA--'
-e-n 6tu~ opv~
11-'U-U-U-v'Jp~ct
lnleverdatum:
~ de,
J
A-o-uWUL-- ( ~ ~ vil'vn~
maandag 16 mei tijdens pauze. (in tweevoud)
CLEANER PRODUCTION AND CLEANER PRODUCTS PROF. DR. D. HUISINGH ENVIRONMENTAL SCIENCE EDUCATOR AND RESEARCHER OWNER OF THE CONSULTING FIRM 'HUISING ENVIRONMENTAL CONSULTANTS, INC'. AUTHOR OF SCIENTIFIC PUBLICATIONS GENERAL EDITOR OF THE 'JOURNAL OF CLEANER PRODUCTION'
'A comparison between pollution control and cleaner production'
'Different arenas for the promotion of cleaner production'
'The Valdez Principles'
A COMPARISON BETWEEN POLLUTION CONTROL AND CLEANER PRODUCTION ATTITUDES AND APPROACHES FOR ACHIEVING IMPROVED ENVIRONMENTAL QUALITY AND SUSTAINABILITY POLLUTION CONTROL APPROACHES
CLEANER PRODUCTION APPROACHES
Pollutants are controlled by filters and waste treatment methods
Pollutants are prevented at their sources through integrated measures
Pollution control is evaluated when processes and products have been developed and when problems arise
Pollution-prevention is an integrated part of product and process development
Pollution controls and environmental improvements cost the company extra time & money
Pollutants and wastes are considered to be potential resources and may be transformed into useful products and by-products
Environmental improvements are addressed by environmental experts
Environmental improvement challenges are the responsibility of people throughout the company
Environmental control improvements are accomplished with techniques and technology
Environmental process and product improvements include non-technical and technical approaches
Environmental improvement mQaSures should fulfill standards set by the authorities
Environmental improvement measures should be a process of working continuously to achieve higher standards
Quality is defined as meeting the customers' requirements
Quality means the production of products that meet customer's needs and which have minimal impacts upon human health and the environment
Different hrenas for tbe Promotion of Cleaner Production Topic:
Arena:
1.
2.
The company
Problem Analysis and Solution
*
Employers
-Responsibility and internal control -Prevention teams and organization
*
Employees
-Change in work routines -Participation and influence individually and in teams Reduction of
* Consultants
-cleaner working procedures -cleaner process technologies -Help to question existing practices
• suppliers
-Changes in product and materials design -Clean technologies
*
-Teach prevention strategies -New courses and further training -Critical & creative attitude
Education Institutions
* Trade Unions
* 3.
4.
As~ect-Blin4ness
The Company Network
Trade organizations
-working conditions and "outer'' environmental conditions -"Cleaner" wage-bargaining system -Diffusion of knowledge about prevention
The Authorities
Dynamic regulation
*
Municipality
-Green waste water plan
*
county
-Environmental certification
*
State
-Trade agreements/action plans -Initiate the innovation of clean technologies
~Health
and safety
-External prevention campaign
The Public
Enlightenment & Democratic Debate
*
Citi2en
-Motivation to prevention -change in consumer behavior
*
Media
-Information and debate
:riD; VAl·DEZ PRINCIPLES
The Valdez Principles, developed by the coalition for Environmentally Responsible Economics (CERES), set standards for corporate environmental responsibility. 1.
Protection of the Biosphere: We will m~n~m1ze the release of any pollutant that may cause environmental damage to the air, water or earth. We will safeguard habitats i~ rivers, lakes, wetlands, coastal zones and oceans and will avoid contributing to the greenhouse effect, depletion of the ozone layer, acid rain or smog.
2.
Sustainable use of Natural resources: we will make sustainable use of renewable natural resources such as water soils and forests. We will conserve nonrenewable natural resources through efficient use and careful planning. We will protect wildlife, habitat, open spaces and wilderness, while preserving bio-diversity.
3.
Reduction and Disposal of waste: We will mir.imize waste, especially hazardous waste, and whenever possible recycle materials. We will dispose of all waste through safe and responsible methods.
4.
Wise Use of sustainable in improved operations. products we
5.
Risk Reduction: We will minimize the environmental, health and safety risks to our employees and the communities in which we operate by employing safe technologies and operating procedures and by being constantly prepared for emergencies.
6.
Marketing of Safe Products and Services: we will sell products that minimize environmental impacts and are safe as consumers commonly use them. We will inform consumers of the environmental impacts of our products or services.
7.
Damage Compensation: We will take responsibility for any harm we cause to the environment by making every effort to restore the environment and to compensate those persons who are adversely affected.
8.
Disclosure: we will disclose to our employees and to the public, incidents relating to our operations that cause environmental harm or pose health or safety hazards. We will disclose potential environmental health or safety hazards posed by our operations.
Energy: We will use environmentally safe and energy sources to meet our needs. We will invest energy efficiency and conservation in our We will maximize the energy efficiency of use or sell.
9.
Environmental Directors and Managers: At least one seat on our Board of Directors will be designated for an environmental advocate. We will commit management resources to implement these Principles, including the funding of an office of vice president for environmental affairs or an equivalent executive position to monitor and report on our implementation efforts.
10.
Assessment and Annual Audit: we will conduct and make public an annual self-evaluation of our progress in implementing these principles and in complying with all applicable laws and regulations. We will ~ork towards the creation of independent environmental audit procedures to which we ~ill adhere.
Opdracht week 9
N.a.v. het college van Prof.Dr. D. Huisingh.
Dhr. huisingh spreekt tijdens het college over 3 mogelijkheden om 'cleaner production' in te voeren in milieubeleid, milieustrategieen en milieuprocedures, namelijk: Corporate Environmental Policy Statement Development Activities. Waste Reduction Audits. Product lnprovement Analyses. Bespreek een van deze mogelijkheden en geef aan hoe wordt bijgedragen aan 'cleaner production' (eventueel m.b.v. voorbeelden)
lnleverdatum:
maandag 30 mei tijdens pauze. (in tweevoud)
TYPOLOGIE VAN AANSLUITINGEN
IR. JOHN C.M. OLIE ARCHITECT BIJ 'ARCHOS ARCHITECTEN' IN DUIVEN BEZIG MET PROMOTIE-ONDERZOEK 'A TYPOLOGY OF JOINTS' BIJ HET UCB
'Aansluitingen bepaalt architectuur'
Morfologie bouwkundige aansluiting en milieu-bewust bouwen
Aansluiting bepaalt architectuur Ir. John C.M. Olie
·c
Alles bestaat uit materie, alles heeft een vorm en een plaats, alles is geplnntst in de tijd. Zo oak alles wat wij bouwen. Tegenover de continurteit van 'tijd' is er de discontinurteit van 'materie', waardoor 'vorm' bestaat. Deze discontinurteit van materie verklaart het bestaan van de bouwkundige aansluitingen (onder materie worden aile toestanden van gasvormig, vloeibaar en vast verstaan). De bouw wordt gekenmerkt door te onderscheiden bouwdelen die op een bepaalde wzjzc wo;dcn samengesteld tot een functioneel geheel. In dit artikel gaat het om de aansluitingen tussen die bouwdelen.
ankelijk van hoe de aansluiring opgdosr, is er sprake van een paalde onrmoering russen rwee of meer bouwdelen. Ook is er sprake van een bepaalde fixering van een of meer bouwdden en van een bepaalde dichring russen C\vee of meer bouwdelen. Deze prcsrarics van de aansluiring komen overeen mer de eigenschappen genoemd in ISO 244 5-1972 : geomctrisch, consrrucrief en bouwfYsisch '). In 'Joints in Building' door Bruce Marrin worden drie analoge processen genoemd: posirioneren, fixcrcn en beschcrmcn. De fundamcnrdc contlgurarics van ;lansluirsiruaries op bouwdcclnivo (bcpcrkr ror her orrhogonale principe) zijn volgens NEN 2!!80 '): Wcllichr is hicr ook sprakc van een roencmendc complexireir in de ;aansluiring.
Nr.2 moart/opril 1994
Kwaliteit Her Universirair Centrum voor Bouwprodukrie (UCB) te Eindhoven organiseerde op 4 februari 1993 een srudiedag condom her rhema 'Bouwknopen'. In een van de workshops werd de uirspraak gedaan: 'Hoe minder aansluirlengre hoe berer.' Ten behoeve van de discussie werden de volgende srellingen geponeerd: 'Beperk her combineren van reveel materiaalsoorren'. En: 'Liever diversificatie binnen eenzelfde soorr.' 'Diverse funcries inregreren in een bouwdeel.' Bovensraande uirspraak en srcllingen hcoogdcn de hoevcdhcid Jansluiringen in een gehouw rerug re brcngen en/of rot een minimum re beperken. Vanwege diverse onmogdijkhc:den en onwenselijkheden (waar ik nu nicr op in 7.al ga;m) kond<.'n de m:llingcn nier vollcdig ovc:rcind worden gehouden. Even belangrijk -zo nier bdangrijker- is de kwalireit van de aansluiring. Mer kwalireit wordr hier bedoeld: Gc:zond Bouwcn &Woncn
In welke mate beanrwoordr de prestatie aan de gesrelde eisen, en beanrwoordr de concrete oplossing van de aansluiring en de geleverde prestades aan de randvoorwaarden die gesteld kunnen worden aan verantwoord, milieu-bewust bouwen? De factoren die van invloed zijn (of zouden moeten zijn op de uiteindelijke oplossing van de aansluiring tussen bouwdelen zijn hieronder verdeeld in drie categorieen: A: De aansluiring gezien als 'inrermediair' russen rwee of meer ruimres dat de doorgang regelt van: • Iicht • warmre •Iucht • water • srraling • geluid • veld • zicht • mineralen • plamen • dieren • mensen B: De aansluiting gezien als 're beleven verschijnsel' voor de mens; de mens wordt rechrstreeks be"invloed door: • materiaal • beeld • bediening C: De aansluiring gezien als 'intern systeem' berreffende: • uirvoering • duurzaamheid • onderhoud
Voorbeeld Laren we, als voorbeeld, eens nader kijken naar het kozijnaansluimaject in de rradirionde spouwmuur '). Wij kunnen cen opsomming maken van aile re onderscheiden matcrialen en produkten en daarbij aangeven voor welke soort prestatie zij bedoeld zijn:
11
PRESTATIES MATERIALEN/PRODUKTEN
c:l
c:l
c:l
i= w
a:w !$
i= :X: u
• • • •
• • •
(water door waterhol) (zie cat. A) (zie cat. A) (water)
•
(warmte, Iucht, geluid, dieren) (warmte. Iucht, geluid, dieren)
z
0
~ t-
z
u..
z
0
z AANSLUITDELEN keramisch latei (+ staal) beton latei (+ staal) houten kozijn houten raam keramische raamdorpelsteen keramische vensterbank stalen ankers stalen nagels aluminium tochtprofiel houten aftimmmerlat kunststof compressieband kunststof folie (dpc) loodslabbe
0
•
• • • • • • • • • • • •
• •
•
• • •
afC1Cht!ng
(water) (water)
AANSLUITMATERIALEN pleisterspecie kit
r·1~m pur-schuim verf
• • • • •
•
Hierbij is her kozijn nier als een zelfsrandig bouwdeel op te varten, want een kozijn heefr. 'los' gezien, geen besraansrecht. Her kozijn is her noodzakelijke (!?) fixerings- en dichringsmiddel \'OOr de aansluiring russen de glasruit en de spouwmuur, dar schemarisch als volgt is weer gegeven:
Karakterisriek voor de aansluirdelen is dar zij in dric Jimcnsies zijn gcddlnid!rd (hijvoorbeeld nagcl) of in rwec dimensic:s mer een min of meer ongedefiniecrde derde
12
• • • • •
(Iucht. geluid) (warmte, Iucht, geluid, dieren) (water) (warmte, Iucht, dieren) (Iicht, water)
dimensie (bijvoorbeeld aluminium rochtprofiel) of maar in een dimensie (bijvoorbeeld loodslabbe). Verder is voor de aansluirmarerialen kenmerkc:nd dar zij zelf geen gedefinieerde dimensie hebhen (zij omlenen hun vorm aan de omgeving). Op,·allend in dit voorhedd \'an de spouwmuur is her volgende: • Her grore aamal re onder~cheiden marerialen/produkren, juisr Yanwege de aansluiringen. • lndien al deze marerialen heoordeeld worden op grond van milieuveramwoorde bouw-crireria, dan zullen er juist vee! in de categorieen 'aansluirdelen' en 'aansluirmaterialen' als onwenselijk aangemerkr worden. • De meerderheid van de aansluirdelc:n en aansluitmarerialen hehhen een 'dichrings-funcrie'.
Materia len Wij mogen stdkn dat hct hier om een complex voorhedd gaar. Her zou zinnig Ge:z:ond Bouwen &Wonen
Bouwdelen binnenblad:
(kalkzandsteen lijmwerk) (bilksteen met•,elwf>rk) (steenwol) isolatielaag: vulling van opening: (ruit van isolatieglas) btnter"~blad·
zijn om her aanral marerialeniprodukrc:n rerug re brengen, en in her Iicht van milicu-hewust houwen, vooral de 'om,·ensclijke' matenalen. Dir srelr hoge eisen aan de aansluirprofileringen van de houwdelen: met andere woorden, de aansluiring wordr geoprimalisc:erd op basi!> van de morfologie. Onder morfologie wordr hier vef.\l;lan de configurarie, de marcn en de posirie van de aansluirprofileringen. In tcrmen van presraries gesprokcn moet her principc van onrmoeting tevcns d~: verciste presrarics van fixering. maar vooral dichring mogdijk maken. Dir 1.al (":oorlopig) lang nier altijd haalhaar zijn vanwege de normcring van prc:sratic:-eiscn in relarie rot dt· grenzen van de huidige houw. Doch juist vanwege die hcperking die in ons houwen besloren ligt. i~ her van helang onderscheid tc: makcn tusscn diverse: aan~luirsiruaries en -principes. Dit kan aan tk· hand van ecn paar h·nmerkcndc vnorlweldcn roegclicht wordm: Wij ncmen daarvoor rwet• aansluirsiruaties en Nr. 2 moor1/opril 199.4
/
(
beschouwen deze vanuir de facror 'warer', in de zin van regendichring. Deze eersre aansluirsiruarie wordt hier in twee verschillende posiries weergegeven:
->
VI\ A
8
Positie A zouden weals 'zakgoot' kunnen beschouwen en positie B als 'nok'. Zoals bekend is her materialiseren van de 'nok' minder complex dan de 'zakgoor'. De ( ·onfigurarie van de aansluitsituaries zijn gelijk, maar de posities (orientatie ten opzichte van onder en hoven) zijn verschillend, en in relarie daarmee ook de mogelijkheden en onmogelijkheden in her marerialiseren. Deze rweede aansluirsituarie wordt hier in rwee varianten weergegeven voor war betreft: de onderlinge (dus relarieve) posiries van de delen zelf: Variant A (mer de weergegeven aansluir-
--> A
(
8
,r_ofil:ringe~) ve~eisr een toeg~voegd · "dichrmgsmiddel om aan de e1s van regendichrheid re voldoen. Variant B (mer gelijke aansluirprofileringen) heeft: dit nier nodig. In dir voorbeeld is de posirie van de delen onderling van invloed op de noodzaak van roegevoegde aansluitdelen/ aansluirmarerialen voor de 'dichringspresrarie'. Bij variant A is een oprimalisarie mogelijk door het aanpassen van de aansluitprofileringen, die weer vergeleken kan worden mer variant B om de voor- en nadelen re kunnen bepalen:
HH Nr.2 moort/april 1994
Optimale oplossing Deze simpele voorbeelden tonen aan hoe belangrijk de morfologie is in relacie tor de mogelijkheden van marerialisatie van bouwkundige aansluiringen en in het bijzonder tot de wenselijke marerialisarie in her Iicht van milieu-be\vust bouwen. Voor elk van de bovengenoemde facroren afwnderlijk (bijvoorbeeld Iicht en warmre) is her in principe mogelijk een optimale oplossing re onrwikkelen voor een gegeven aansluirsiruarie, die de status van een 'factor-typologie' zou kunnen krijgen. De uireindelijke oplossing van de aansluiring is her samenbrengen van a! deze rypologieen tot een inregraal 'aansluitsrel' '). Bij her combineren van de diverse 'factor-rypologieen' zal blijken wanneer en waar er sprake is van onafhankelijkheid, regensrrijdigheid en samenwerking van principes. Her IOP-Bouwknoop (Innovariegerichr Onderzoeksprogramma Bouw) Onderzoek (TUD-TUE-TNO) had als oorspronkelijke doelsrelling om re komen tot afspraken omtrent de aansluiting russen de diverse bouwparrijen en -produkren ten behoeve van een projecronafhankelijke produkronrwikkeling '). Hoe deze doelsrelling uireindelijk kan worden bereikr, kan nier los gezien worden van de doelsrelling om milieu-bewust re bouwen. Her onderkennen van kwalireirsverschillen in aansluirprincipes zal een uirsrraling hebben naar her ontwerp van her gebouw als geheel en daarmee dus bepalend zijn voor de archirecruur. Ge:z:ond Bouwen yWonen
Onder morfologie wordt hier verstaan de configura tie, de maten en de positie van de aansluitprofileringen. (Foto Archie! GB& W)
Jr. john O!ie is architect binnen Arcos Architecten te Duiven. Tevens is hij bezig met een promotie-onderzoek aan de Technische Universiteit Eindhovm bij het Universitair Centrum voor Bouwproduktie met a!s tite! /1 Typology ofjoints'. Promotoren zijn prof Peter Schmid en prof Thijs Bax.
') B. Marrin, Joines in BuildingFundamental Principles for Design; !) K. \Vachsmann, 'Wendepunkr im Bauen', Krauskopfverlag Wiesbaden 1959; ') NPR 2652, Vochrwering in Gebouwen; 4 ) P. Schmid, 'Bio-logische Baukonsrrukrion', Verlagsgesellschaft: Rudolf Muller, Koln, 1986; 1) Carp/van Mierlo/Sackman red. 'De Bouwknoop', 1990 en Carp, 'Prakrijkinrroducrie De Bouwknoop', VGBouw en TU Eindhoven. 1992.
13
Opdracht week 10
N.a.v. het college van lr. John C.M. Olie.
'Wat is volgens jou de invloed van aansluitingen op de architectuur en hoe verstrekkend zijn de gevolgen?'
Uiterste inleverdatum: (in tweevoud)
vrijdag 17 juni tussen 12.00 -14.00 uur (HG 10.15)