7X300: Filosofie voor Bouwkunde Algemene gegevens Studiejaar:
2011/2012 Semester B Kwartaal 4
Collegeplanning/ Doelgroep:
Bouwkunde Bachelor- en afbouwopleiding Verplicht, Nederlands (jaar 3)
Studiepunten:
3 ects
Verzorgd door: Docenten:
Faculteit: Bouwkunde Capaciteitsgroep: Architectuur(eindverantwoordelijk) dr. J.C.T. Voorthuis (verantwoordelijk docent)
Inlichtingen:
dr. J.C.T. Voorthuis - VRT 7.32 - tel: 5484 -
[email protected]
Studyweb:
OASE & www.voorthuis.net
Onderwijs- en tentamengegevens Onderwijsvorm:
Tentamenvorm / planning:
e
e
8 weken hoorcollege, 2 uur Iedere maandagochtend 3 en 4 uur (van 10.45 tot 12.30) in Auditorium 6
Werkstuk in groepjes van 3 Tentamen individueel
Inhoudsbeschrijving Leerdoelen:
Algemeen onderwijsdoel: Dit college is bedoeld als een introductie op het denken over de bouw in zijn maatschappelijke samenhang. Het biedt een kapstok waar specifieke vragen ten aanzien van ons beeld van de wereld en ons handelen met betrekking tot het bouwen aan opgehangen kunnen worden. Het doel van de collegereeks is de maatschappelijke vervlechting van de bouw te onderzoeken en haar in verhouding te plaatsen tot huidige preoccupaties en daarmee ons handelen ten aanzien van het ontwerpen, het maken, het leren en het organiseren te funderen op een adequaat model van de werkelijkheid. Specifieke leerdoelen: Aan het eind van de reeks is de student in staat:
Vier van de belangrijkste filosofische stromingen van de twintigste eeuw: het fenomenologisch existentialisme, het pragmaticisme, het empirisme alsmede het sociaal constructivisme te benoemen, te omschrijven en te relateren aan concrete thema’s in de bouw zoals het ontwerpen, het maken, het opbouwen van ervaring en het organiseren.
Inhoud:
Kritische concepten die voor de wereld van de bouw relevant zijn vanuit deze stromingen te omschrijven en toe te passen bij het formuleren van een eigen positie ten aanzien van de bouw en haar maatschappelijke vervlechting. De maatschappelijke uitdagingen van het ontwerpen, het maken, het leren en het organiseren aan de hand van de vier filosofische stromingen te omschrijven en te relateren aan thema’s in de wereld van de bouw.
Het is de taak van die filosofie de voorwaarden ter discussie te stellen op basis waarvan wij als individuen, als instellingen en als maatschappij, doelen formuleren en middelen daartoe aanwenden. Dat is vooral in relatie tot de bebouwde omgeving interessant omdat deze de aanwezigheid van de mens op aarde op een indringende manier aankondigt en problematiseert: niets is zo alom aanwezig en zo vervuilend als de bouw en weinig is in staat zo veel plezier en zoveel frustratie en woede los te maken als de bouw. In ieder college wordt een filosofisch vraagstuk geïntroduceerd aan de hand van een casus uit de wereld van de bouw. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling de studenten op te leiden tot filosoof maar juist om hun uit te nodigen om aan de hand van een door de filosofie ontwikkeld perspectief, doelen en middelen en hun onderlinge afstemming ter discussie te stellen en zo studenten in staat te stellen een duurzame eigen houding te ontwikkelen. Filosofie biedt een instrumentarium om drie vragen te lijf te gaan:
Een analytisch instrumentarium voor de vraag: Op welke voorwaarden valt er iets nuttigs over de wereld te zeggen? Een kritisch instrumentarium voor de vraag: En als we dan wat nuttigs over de wereld denken te kunnen zeggen, wat vinden we dan? Wat willen we daarmee? Waar liggen volgens ons de knelpunten en waar gaat het eigenlijk wel goed? Een normerend instrumentarium voor de vraag: En als we iets van onze wereld vinden, als we weten wat we willen, hoe moeten we daar dan mee omgaan, hoe kunnen we effectief handelen? Hoe zorgen we ervoor dat ons doelbewust handelen het gewenste resultaat heeft?
Programma:
Aanwezigheid tijdens de hoorcolleges is, zo niet verplicht, dan wel zeer sterk aangeraden aangezien het tentamen en het werkstuk expliciet gebruik moet maken van de collegestof en de literatuur.
1
23-04
De vraag van de filosofie: Wat gebeurt er als ik een vraag stel? Wat gebeurt er als ik een antwoord geef? ontwerp, theorie & praktijk
2
07-05
De vraag van de ontologie / epistemologie: Hoe is de werkelijkheid toegankelijk en op welke voorwaarden kunnen we iets bruikbaars zeggen over de wereld? Wat betekent wat wij kunnen waarnemen?
3
14-05
De vraag van de logica: Hoe werkt het redeneren en het ontwerpgesprek? Waar werkt het mee?
4
21-05
De vraag van de esthetica: Wat is een kwaliteit? Welke kwaliteiten zijn begerenswaardig ten aanzien van de bebouwde omgeving en op welke voorwaarden? Welke rol speelt de beschrijving van een kwaliteit?
5
23-05
De vraag van de ethiek: Hoe realiseren we begerenswaardige kwaliteiten en hoe ontwijken we kwaliteiten die niet begerenswaardig zijn?
6
04-06
De vraag van waarde en prioriteit (economie en politiek): Onder welke voorwaarden ontstaat waarde en prioriteit?
7
11-06
De vraag van de teleologie: Wat is vooruitgang? Hoe werkt de evolutie?
8
18-06
De vraag van de rechtvaardigheid: Wat is rechtvaardigheid? Hoe gaan we daar me om in het ontwikkelen en ontwerpen van de bebouwde omgeving?
Tentamen:
Het college wordt afgesloten met een werkstuk waarin een concreet voorbeeld wordt geanalyseerd en bekritiseerd en een tentamen waarin het begrippenkader wordt getoetst in de vorm van twee korte essayachtige vragen. Spelregels voor het werkstuk 1. 2.
Maak een groepje van 4 studenten Lees ieder één hoofdstuk uit de verplichte literatuur en bespreek het leeswerk met elkaar en maak een concept kaart een soort mind map van de belangrijkste concepten en hoe deze zich tot elkaar verhouden. 3. Kies een concreet voorbeeld uit de bouw: een ontwerp, gebouw, wijk, straat of ander architectonisch werk, een systeem, een protocol of manier van samenwerken, of ontwikkelen 4. Leg uit hoe en waarom het voorbeeld voorbeeldig is, d.w.z. waarom je denkt dat dit voorbeeld een goede illustratie is van een bepaalde uitdaging of probleem in de bouw, in de maatschappij, of beiden 5. Bepaal en omschrijf het perspectief waarmee je het werk gaat bekijken. Wil je het bekritiseren vanuit het perspectief van de billijkheid, de duurzaamheid in brede zin, de duurzaamheid in nauwere zin, vanuit het perspectief van een specifieke politieke, filosofische of architectuur theoretische overtuiging? Of een hybride combinatie hiervan? 6. Analyseer het voorbeeld door de kwaliteiten die je er in vindt (zowel goed als slecht) te benoemen en te omschrijven 7. Hoe relateren die kwaliteiten zich tot het gebruik? Beargumenteer waarom, vanuit het door jullie gekozen perspectief, die kwaliteiten goed of slecht zijn 8. Benoem en omschrijf de verschillende functies van het voorbeeld. Maak een kaart van de alle verschillende gebruikers en omschrijf hoe deze gebruik of misbruik maken van het voorbeeld 9. Probeer de logica van het voorbeeld (bijvoorbeeld de beredenering van het ontwerp vanuit de visie van de architect of opdrachtgever) in kaart te brengen. Probeer de voorwaarden van die logica bloot te leggen. 10. Maak een samenvatting van je belangrijkste conclusies en beantwoord de vraag: hoe levert dit geval generaliseerbare kennis op? 11. Benoem en omschrijf in een woordenlijst de belangrijkste concepten waarmee je het voorbeeld hebt geanalyseerd en bekritiseerd
12. Maak gebruik van tekst, beeld en zelfgemaakt kaartmateriaal. (Gebruik geen graphic junk d.w.z. plaatjes die niet direct relevant zijn en slechts ter vulling of versiering gebruikt worden om een sfeer te geven) 13. De tentamenvragen worden gesteld op basis van de collegestof en de verplichte literatuur. De nadruk zal daarin komen te liggen op de juiste definitie en interpretatie van woorden en begrippen in de behandelde stof.
Verplichte Literatuur:
Jacob Voorthuis (2012) A Good Use, a conceptual environment for a philosophy of the built environment
Aanvullende literatuur en hulpmiddelen
De presentatie dia’s van de colleges worden op het web (www.voorthuis.net) gezet en kunnen bij het verwerken van jullie aantekenen als aanvulling worden gebruikt.
Beoordeling: Wat kan je van mij verwachten?
Het werkstuk wordt op een aantal criteria beoordeeld.
De colleges worden ook opgenomen op video in zijn op videocollege.tue.nl na te kijken
Het is voor mij vooral belangrijk te zien dat je met plezier op het onderwerp hebt gestort en dat je een eigen manier hebt kunnen ontwikkelen hoe je een gebouw of ander voorbeeld benadert. Het boekwerk zal worden beoordeeld op verschillende criteria. Te weten:
Volledigheid; hebben jullie als groep de opdracht geheel uitgevoerd? Presentatie; Is het materiaal helder en doeltreffend geordend en opgebouwd tot een samenhangend verhaal Begrip; Laten jullie zien wat je weet en wat je geleerd hebt (aantoonbaar begrip van beginselen en onderwerp) Inzet; Is er met enthousiasme aan gewerkt. Dat enthousiasme is te zien aan de professionaliteit van het gepresenteerde product. Navolgbaarheid: Heb je de literatuur en de internet bronnen goed gedocumenteerd, volgens geaccepteerde academische normen?
Ik wil absoluut geen fotokopieën binnen krijgen. Werkstukken die uit overgeschreven internetsites of ander literatuur bestaan worden als onvoldoende beoordeeld en zullen derhalve moeten worden herkanst. Van iedere vorm van plagiaat wordt zonder uitzondering of waarschuwing aangifte gedaan bij de examencommissie.
Inleverdatum en FAQ
Het werkstuk moet worden ingeleverd op de dag van het tentamen en worden overhandigt aan een van de surveillanten. Werkstukken die er verzorgd uitzien worden zo snel mogelijk nagekeken en voorzien van bruikbare feedback. SLORDIGE WERKSTUKKEN KRIJGEN ZONDER NAGEKEKEN TE WORDEN EEN ONVOLDOENDE EN MOETEN DERHALVE WORDEN HERKANST. Hoe werk je in groepjes? Ik wil jullie als groep een gezamenlijk cijfer geven. Dat cijfer wordt aangevuld met een individueel cijfer voor het tentamen. Jullie zijn er zelf verantwoordelijk voor om er voor te zorgen dat iedereen in de groep dat cijfer ook verdient. Meelifters mogen niet worden getolereerd. Als je moeite hebt met hoe een lid van de groep participeert, dan kan het natuurlijk zijn dat hij of zei zich voelt buitengesloten of de opdracht niet goed begrijpt, daar behoort op een volwassen manier op worden gereageerd. Het kan ook zijn dat hij of zij er met de pet naar gooit. Hoe het ook zei, probeer het probleem eerst binnen de groep bespreekbaar te maken en op te lossen. Als het probleem daarmee niet over gaat kun je bij mij langs komen en dan gaan we samen kijken wat we er aan kunnen doen. In het ergste geval kan een student een afwijkend cijfer krijgen of uit de groep worden gezet. De eerste herkansingsdatum is dezelfde datum als de herkansing van het tentamen. Bij inlevering van het herkanste werkstuk moet er op de omslag van het werkstuk duidelijk worden vermeld dat het om een herkansing gaat. Volgens de studiegids heeft de student recht op 2 herkansingen. Is het werkstuk daarna nog steeds onvoldoende dan moet het programma in zijn geheel weer worden gelopen. Met weggeraakte werkstukken kan helaas geen rekening worden gehouden. Ben je bang dat je werkstuk wordt gestolen, zorg dan dat jullie namen en studienummers duidelijk vermeld staan op het werkstuk.