7X300: Filosofie voor Bouwkunde Algemene gegevens Studiejaar:
2012/2013 Semester B Kwartaal 4
Collegeplanning/ Doelgroep:
Bouwkunde Bachelor- en afbouwopleiding Verplicht, Nederlands (jaar 3)
Studiepunten:
3 ects
Verzorgd door:
Faculteit: Bouwkunde Capaciteitsgroep: Architectuur(eindverantwoordelijk) dr. J.C.T. Voorthuis (verantwoordelijk docent)
Docenten: Inlichtingen: Studyweb:
dr. J.C.T. Voorthuis - VRT 7.32 - tel: 5484 -
[email protected] Studenten inloop uur maandagen van 15.00 tot 17.00 OASE & www.voorthuis.net
Onderwijs- en tentamengegevens Onderwijsvorm:
Tentamenvorm / planning:
e
• •
Inhoudsbeschrijving
e
8 weken hoorcollege, 2 uur Iedere maandagochtend 3 en 4 uur (van 10.45 tot 12.30) in Paviljoen B1 Werkstuk in groepjes van 3 studenten Tentamen individueel
Het is de taak van de filosofie de voorwaarden ter discussie te stellen op basis waarvan wij als individuen verbonden aan instellingen en samenlevend in een maatschappij, doelen formuleren en middelen daartoe aanwenden. Dat is vooral in relatie tot de bebouwde omgeving interessant omdat deze de aanwezigheid van de mens op aarde op een indringende manier aankondigt en problematiseert: niets is zo alom aanwezig (en zo vervuilend) als de bouw en weinig andere producten van de mens zijn in staat zo veel plezier en zoveel frustratie en woede los te maken. In ieder college wordt een filosofische vraag geïntroduceerd aan de hand van een casus uit de wereld van de bouw. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling de studenten op te leiden tot filosoof of filosofiehistoricus maar juist hun uit te nodigen om aan de hand van een door de filosofie ontwikkeld perspectief, eigen doelen en middelen en hun onderlinge afstemming ter discussie te stellen en zo studenten in staat te stellen een duurzame eigen houding te ontwikkelen ten aanzien van enerzijds zijn rol in de maatschappij en anderzijds de rol van het product dat hij ontwikkelt. Aan het eind van deze cursus moet de student bouwkunde vooral zijn eigen rol en zijn eigen producten in een breder kader ter discussie kunnen stellen. Ten bate daarvan biedt de filosofie biedt een instrumentarium: •
Een analytisch instrumentarium voor de vraag: Op welke
•
•
Leerdoelen:
voorwaarden valt er iets nuttigs over de wereld te zeggen? Een kritisch instrumentarium voor de vraag: En als we dan wat nuttigs over de wereld denken te kunnen zeggen, wat vinden we dan? Wat willen we daarmee? Waar liggen volgens ons de knelpunten en waar gaat het eigenlijk wel goed? Een normerend instrumentarium voor de vraag: En als we iets van onze wereld vinden, als we weten wat we willen, hoe moeten we daar dan mee omgaan, hoe kunnen we effectief handelen? Hoe zorgen we ervoor dat ons doelbewust handelen het gewenste resultaat heeft?
Algemeen onderwijsdoel: Dit college is bedoeld als een introductie op het denken over de bouw in zijn maatschappelijke samenhang. Het biedt een kapstok waar specifieke vragen ten aanzien van ons beeld van de wereld en ons handelen met betrekking tot het bouwen aan opgehangen kunnen worden. Het doel van de collegereeks is de maatschappelijke vervlechting van de bouw te onderzoeken en haar in verhouding te plaatsen tot huidige maatschappelijke vraagstukken die tevens ook de onderzoek en onderwijs thema’s vormen van de faculteit bouwkunde, te weten: • • •
Quality of life Sustainable transformation Smart living environment
Deze drie zinnen kunnen als volgt in verband met elkaar worden gebracht: Hoe zorgen we bij het ontwerpen van onze omgeving we voor een transitie naar duurzaamheid waarbij de leef-kwaliteit zorgvuldig geborgen wordt. Specifieke leerdoelen: Aan het eind van de reeks is de student in staat: •
•
•
Vier van de belangrijkste filosofische stromingen van de twintigste eeuw: het fenomenologisch existentialisme, het pragmaticisme, het empirisme alsmede het sociaal constructivisme te benoemen, te omschrijven en te relateren aan concrete thema’s in de bouw zoals het ontwerpen, het maken, het opbouwen van ervaring en het organiseren. Kritische concepten die voor de wereld van de bouw relevant zijn ten bate van de onderzoeks- en onderwijsthema’s van de faculteit bouwkunde te omschrijven en toe te passen bij de vorming en formulering van een eigen positie ten aanzien van de bouw en haar maatschappelijke vervlechting. De maatschappelijke uitdagingen van het ontwerpen, het maken, het leren en het organiseren aan de hand van de vier filosofische stromingen te omschrijven en te relateren aan thema’s in de wereld van de bouw.
Programma:
Aanwezigheid tijdens de hoorcolleges is, zo niet verplicht, dan wel zeer sterk aangeraden aangezien het tentamen en het werkstuk expliciet gebruik moet maken van de collegestof en de literatuur. Veel van de inhoud van de colleges staat op videocollege.tue.nl De colleges zelf zullen derhalve vooral ook worden ingezet om begrippen helder te krijgen en de discussie te voeren.
1
22-04
De vraag van de filosofie: Wat gebeurt er als ik een vraag stel? Wat gebeurt er als ik een antwoord geef? ontwerp, theorie & praktijk
2
06-05
De vraag van de ontologie / epistemologie: Hoe is de werkelijkheid toegankelijk en op welke voorwaarden kunnen we iets bruikbaars zeggen over de wereld? Wat betekent wat wij kunnen waarnemen?
3
13-05
De vraag van de logica: Hoe werkt het redeneren en het ontwerpgesprek? Waar werkt het mee?
4
27-05
De vraag van de esthetica: Wat is een kwaliteit? Welke kwaliteiten zijn begerenswaardig ten aanzien van de bebouwde omgeving en op welke voorwaarden? Welke rol speelt de beschrijving van een kwaliteit?
5
03-06
De vraag van de ethiek: Hoe realiseren we begerenswaardige kwaliteiten en hoe ontwijken we kwaliteiten die niet begerenswaardig zijn?
6
10-06
De vraag van waarde en prioriteit (economie en politiek): Onder welke voorwaarden ontstaat waarde en prioriteit?
7
17-06
De vraag van de teleologie: Wat is vooruitgang? Hoe werkt de evolutie?
8
n.n.t.b
De vraag van de rechtvaardigheid: Wat is rechtvaardigheid? Hoe gaan we daar me om in het ontwikkelen en ontwerpen van de bebouwde omgeving?
Tentamen:
Het college wordt afgesloten met een werkstuk waarin een concreet voorbeeld wordt geanalyseerd en bekritiseerd en een tentamen waarin het begrippenkader wordt getoetst in de vorm van twee korte essayachtige vragen. Spelregels en stappenplan voor het werkstuk 1. 2.
3.
4. 5.
Maak een groepje van 3 studenten Lees de verplichte literatuur en volg de colleges. Bespreek het lees, kijk, en luisterwerk met elkaar en maak een begrippenkaart of mind map van de belangrijkste begrippen, wat ze betekenen en hoe ze zich tot elkaar verhouden. (Deelopdracht 1, weging 20%) Kies een concreet voorbeeld uit de bouw: een ontwerp, gebouw, wijk, straat of ander architectonisch werk, een systeem, een protocol of manier van samenwerken, of ontwikkelen Beschrijf het voorbeeld aan de hand van beeldmateriaal en woorden. Documenteer in het kort zijn ontstaansgeschiedenis. Leg uit hoe en waarom het voorbeeld voorbeeldig is, d.w.z.
waarom je denkt dat dit voorbeeld een goede illustratie is van een bepaalde uitdaging of probleem in de bouw, in de maatschappij, of beiden. Gebruik daarbij de concepten van je mind-map (Deelopdracht 2, weging 30%) 6. Bepaal en omschrijf het perspectief waarmee je het werk gaat bekijken. Wil je het bekritiseren vanuit het perspectief van de billijkheid, de duurzaamheid in brede zin, de duurzaamheid in nauwere zin, vanuit het perspectief van levenskwaliteit of een specifieke politieke, filosofische of architectuur theoretische overtuiging? Of een hybride combinatie hiervan? 7. Analyseer het voorbeeld door de kwaliteiten die je er in vindt (zowel goed als slecht) te benoemen en te omschrijven vanuit het gekozen perspectief. Dit moeten kwaliteiten betreffen die de volle discipline van de bouwkunde omvatten, van proces tot product, vanaf de schaal van de stad tot en met de techniek van de constructie of de bouwfysica. 8. Hoe relateren die kwaliteiten zich tot het gebruik? Beargumenteer waarom, vanuit het door jullie gekozen perspectief, die kwaliteiten goed of slecht zijn en levenskwaliteit borgen. (Deelopdracht 3, weging 20%) 9. Benoem en omschrijf de verschillende functies van het voorbeeld. Op welke manieren word het gebouw gebruikt? Maak een kaart van de alle verschillende gebruikers en omschrijf hoe deze gebruik of misbruik maken van het voorbeeld. (Deelopdracht 4, weging 20% ) 10. Maak een samenvatting van je belangrijkste conclusies en beantwoord de vraag: hoe levert dit geval generaliseerbare kennis op? (Deelopdracht 5, weging 10%) Maak gebruik van tekst, beeld en zelfgemaakt kaartmateriaal. (Gebruik geen graphic junk d.w.z. plaatjes die niet direct relevant zijn en slechts ter vulling of versiering gebruikt worden om een sfeer te geven) 11. De tentamenvragen worden gesteld op basis van de collegestof en de verplichte literatuur. De nadruk zal daarin komen te liggen op de juiste definitie en interpretatie van woorden en begrippen in de behandelde stof.
Verplichte Literatuur:
Jacob Voorthuis (2012) Het ontwerpgesprek, Nai010,
Aanvullende literatuur en hulpmiddelen
De presentatie dia’s van de colleges worden op OASE gezet. Ook kan men veel bruikbaar ondersteunend materiaal vinden op www.voorthuis.net. De colleges worden ook opgenomen op video in zijn op videocollege.tue.nl na te kijken
Beoordeling: Wat kan je van mij verwachten?
Het werkstuk wordt op een aantal criteria beoordeeld. Ik zal gedurende de colleges aandacht besteden aan de manier waarop je de opdracht kan opvatten en voorbeelden geven van hoe je een dergelijke analyse en kritiek aanpakt. Het is voor mij vooral belangrijk te zien dat je met plezier op het onderwerp hebt gestort en dat jullie een eigen manier hebt kunnen ontwikkelen hoe je een gebouw of ander voorbeeld benadert. Het boekwerk zal worden beoordeeld op verschillende criteria. Te weten: • • • •
•
Volledigheid; hebben jullie als groep de opdracht geheel uitgevoerd? Presentatie; Is het materiaal helder en doeltreffend geordend en opgebouwd tot een samenhangend verhaal Begrip; Laten jullie zien wat je weet en wat je geleerd hebt (aantoonbaar begrip van beginselen en onderwerp) Inzet; Is er met enthousiasme aan gewerkt. Dat enthousiasme is te zien aan de professionaliteit van het gepresenteerde product. Navolgbaarheid: Heb je de literatuur en de internet bronnen goed gedocumenteerd, volgens geaccepteerde academische normen?
Als bijlage tref je het feedbackformulier aan. Aan de hand hiervan zal ik ieder werkstuk beoordelen. Ik wil absoluut geen fotokopieën binnen krijgen. Werkstukken die uit overgeschreven internetsites of ander literatuur bestaan worden als onvoldoende beoordeeld en zullen derhalve moeten worden herkanst. Van iedere vorm van plagiaat wordt zonder uitzondering of waarschuwing aangifte gedaan bij de examencommissie.
Inleverdatum en FAQ
Het werkstuk moet worden ingeleverd op de dag van het tentamen en worden overhandigt aan één van de surveillanten. Werkstukken die er verzorgd uitzien worden zo snel mogelijk, in ieder geval binnen 15 werkdagen, nagekeken en voorzien van bruikbare feedback. (zie Feedbackformulier als bijlage) Nadat je je cijfer hebt ontvangen kun je je feedback komen ophalen en met mij bespreken gedurende mijn studenten inloop-uur. De werkstukken zelf worden twee jaar lang bewaard. SLORDIGE WERKSTUKKEN KRIJGEN ZONDER NAGEKEKEN TE WORDEN EEN ONVOLDOENDE EN MOETEN DERHALVE WORDEN HERKANST. Hoe werk je in groepjes? Ik wil jullie als groep een gezamenlijk cijfer geven. Dat cijfer wordt aangevuld met een individueel cijfer voor het tentamen. Jullie zijn er zelf verantwoordelijk voor om er voor te zorgen dat iedereen in de groep dat cijfer ook verdient. Meelifters mogen niet worden getolereerd. Als je moeite hebt met hoe een lid van de groep participeert, dan kan het natuurlijk zijn dat hij of zei zich voelt buitengesloten of de opdracht niet goed begrijpt, daar behoort op een volwassen manier op worden gereageerd. Het kan ook zijn dat hij of zij er met de pet naar gooit. Hoe het ook zei, probeer het probleem eerst binnen de groep bespreekbaar te maken en op te lossen. Als het probleem daarmee niet over gaat kun je bij mij langs komen en dan gaan we samen kijken wat we er aan kunnen doen. In het ergste geval kan een student een afwijkend cijfer krijgen of uit de groep worden gezet. De herkansingsdatum van het werkstuk is dezelfde datum als de herkansingsdatum van het tentamen. Bij inlevering van het herkanste werkstuk moet er op de omslag van het werkstuk duidelijk worden vermeld dat het om een herkansing gaat. Volgens de studiegids heeft de student recht op 2 herkansingen. Is het werkstuk daarna nog steeds onvoldoende dan moet het programma in zijn geheel weer worden gelopen. Met weggeraakte werkstukken kan helaas geen rekening worden gehouden. Ben je bang dat je werkstuk wordt gestolen, zorg dan dat jullie namen en studienummers duidelijk vermeld staan op het werkstuk.