Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen Een rapport van Landschap Overijssel augustus 2011 Projectgroep: Landschap Overijssel: Zorgt samen met de overheden in Overijssel voor behoud en ontwikkeling van streekeigen landschap in onze provincie. Dat doen we door het onderhoud en herstel van landschapselementen, zoals houtwallen, poelen en boomgaarden, maar ook door onze kennis te delen met iedereen die zich betrokken voelt bij het landschap. Stichting RAVON: Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland (RAVON) zet zich in voor de bescherming van reptielen, amfibieën en vissen. Naast directe ondersteuning van vrijwilligers geeft RAVON ook voorlichting, adviseert, voert onderzoek uit, beschermt soorten en hun leefgebieden, verzamelt verspreidingsgegevens en heeft drie landelijke meetnetten. STAWEL: Stichting Duurzame Plattelandsontwikkeling Enschede (STAWEL) wil een bijdrage leveren aan een economisch, ecologisch en sociaal duurzame ontwikkeling van het Enschedese platteland.
De boomkikker duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Colofon Projectleiding: M. Zekhuis (Landschap Overijssel) & R.P.J.H. Struijk (RAVON) Tekst & samenstelling: R.P.J.H. Struijk, G. Meutstege & R. Zollinger Foto’s en illustraties: R.P.J.H. Struijk, , E. Goverse, J. Herder & J. Janse Wijze van citeren: Landschap Overijssel. 2011. Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen. Landschap Overijssel, Dalfsen Met duidelijke bronvermelding mag alles uit dit rapport worden geciteerd.
INHOUD
1 INLEIDING …... ............................................................................................................................... 1 2 PLANGEBIED .................................................................................................................................. 3 3 VERSPREIDING & POPULATIEVERLOOP ......................................................................................... 5 3.1 Verspreiding ............................................................................................................................ 5 3.2 Populatieverloop ..................................................................................................................... 6 3.2.1 Aamsveen .................................................................................................................... 7 3.2.2 Witte Veen .................................................................................................................... 7 3.2.3 Zuid‐Eschmarke ............................................................................................................ 7 4 ACTIEPLAN, EERST DE THEORIE .................................................................................................... 9 4.1 Toekomstvisie: een robuust netwerk .................................................................................... 9 4.2 Plan van aanpak ................................................................................................................... 10 4.3 Randvoorwaarden ............................................................................................................... 11 4.3.1 Basisbiotoop ............................................................................................................ 11 4.3.2 Voortplantingswateren ........................................................................................... 13 4.3.3 Landhabitat ............................................................................................................. 15 4.3.4 Hoe te implementeren? .......................................................................................... 16 4.4 Barrières en oplossingen ..................................................................................................... 18 4.4.1 Bossen en corridors ................................................................................................. 18 4.4.2 Wegen & faunavoorzieningen ................................................................................ 18 5 ACTIEPLAN, NU DE PRAKTIJK ........................................................................................................ 23 5.1 Resultaten ............................................................................................................................ 23 5.2 Glanerbrug ........................................................................................................................... 24 5.3 Zuid‐Eschmarke & Aamsveen .............................................................................................. 25 5.4 Smalenbroek & omgeving Knalhutteweg ............................................................................ 27 5.5 Groot Brunink & Witte Veen ............................................................................................... 30 6 HIATEN ………………. ....................................................................................................................... 33 7 UITVOERINGSKOSTEN .................................................................................................................. 35 8 CONCLUSIE EN VERVOLG ............................................................................................................. 37 8.1 Conclusie .............................................................................................................................. 37 8.2 Vervolg ................................................................................................................................ 37 9 LITERATUUR …… ........................................................................................................................... 39 BIJLAGEN 1 Monitoringsgegevens Meetnet Amfibieën 2 Bestaande basisbiotopen Zuid‐Eschmarke 3 Bestaande basisbiotopen Glanerbrug 4 Grondeigenaren binnen het plangebied en bereidheid tot medewerking binnen het project en Groene‐ en Blauwe Diensten 5 Uitwerkingen gesprekken grondeigenaren
De boomkikker duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
1
INLEIDING De boomkikker heeft een beperkte verspreiding en komt vooral nog voor in de provincies Gelderland (Achterhoek) en Overijssel (Twente). In Limburg, Noord‐Brabant en Zeeland (Zeeuws Vlaanderen) heeft de soort ook nog enkele belangrijke populaties. Vroeger was deze verspreiding echter veel ruimer en strekte zich hoofdzakelijk uit over de moerasgebieden en overstromingsvlaktes in beek‐ en rivierdalen van het Pleistocene landschap. Waar de soort voor 1950 uit 198 uurhokken bekend was, resteerde in 1990 nog slechts circa 35 uurhokken (Crombaghs et al., 2006). Dit komt neer op een achteruitgang van ca. 80%. In Overijssel deed zich een achteruitgang van 52% voor (Crombaghs et al., 1993). Oorzaken voor deze achteruitgang waren vooral te vinden in waterhuishoudkundige ingrepen en schaalvergroting in de landbouw. Om deze achteruitgang een halt toe te roepen zijn op tal van plaatsen maatregelen genomen. Hierbij zijn basisbiotopen, landschapselementen (o.a. houtwallen en struwelen) en ecologische verbindingszones aangelegd, zijn bestaande landschapselementen hersteld en is het beheer beter afgestemd op de boomkikker. Op verschillende plaatsen heeft dit tot (groot) succes geleid, zoals in de Zuid‐Eschmarke (zie Braad, 2000). Vanaf het einde van de jaren tachtig tot 1995 zijn hier herstelmaatregelen genomen. Van de slechts 20 roepende mannetjes in 1985 werden er in 1990 nog maar vier gehoord. In 1996 werden alweer 70 roepende mannetjes gehoord en in 2000 en 2001 werden 200‐250 roepende boomkikkers geteld. Ook werden toen weer voor het eerst boomkikkers in Smalenbroek gehoord (Crombaghs et al., 2006). In 2001 verschijnt ook het Soort‐beschermingsplan Boomkikker (Crombaghs & Lenders, 2001) waarbinnen de Vierfasen strategie (Lenders, 1996) centraal staat en waarbij plannen worden verstrekt om populaties veilig te stellen, te versterken, te verbinden en te verbreiden. Intussen zijn tal van maatregelen genomen, onder andere binnen de projecten Life Ambition en Oases van Biodiversiteit waarbij extra voortplantingswateren in het Aamsveen, het Witte Veen en Glanerbrug zijn aangelegd en hersteld (Zollinger & Bosman, 2008). Toch zijn de aantallen boomkikkers in de Zuid‐ Eschmarke weer iets afgenomen en liggen zij soms ver onder de piekwaarden rond de jaren 1998‐1999 (Braad, 2000). Hoewel veel maatregelen overeenkomen met elders in de provincie Overijssel, bijvoorbeeld het Agelerbroek en Huneborg‐Voltherbroek, worden geen vergelijkbare grote successen geboekt. Om de soort langdurig bij Enschede te behouden dient een populatiegrootte van tenminste 500 roepende mannetjes voorhanden te zijn. Dit kan uitsluitend worden bereikt als kerngebieden worden versterkt en de onderlinge connectiviteit wordt vergroot. Het plan in opdracht van het Landschap Overijssel opgesteld door de Stichting RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland) en STAWEL (Stichting Duurzame Fig. 1: Informatiebord over o.a. de boomkikker langs de Knalhutteweg (Foto: R.P.J.H. Struijk) Plattelandsontwikkeling Enschede).
1
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
2
2
PLANGEBIED Het plangebied strekt zich uit van het Witte Veen in het zuiden tot Glanerbrug in het noorden. In het oosten wordt het gebied begrensd door de landsgrens en in het westen vormen Groot Brunink, Smalenbroek en westelijk Zuid Eschmarke de grens. Binnen deze zone liggen enkele belangrijke leefgebieden van de boomkikker zoals het Aamsveen, de Zuid Eschmarke en het Witte Veen. Daarnaast bevinden zich verschillende locaties waar de soort zeer plaatselijk en wisselend in de tijd voorkomt.
Zuid-Eschmarke Aamsveen Smalenbroek Groot Brunink
Witte Veen
Fig. 2: Ligging van het plangebied Het is een divers gebied waarbij het stuwwal‐ keileemlandschap domineert. Deze zone strekt zich als een brede noord‐zuid gelegen band uit van westelijk Aamsveen tot Groot Brunink. Vanaf deze stuwwal ontspringen in het zuidelijk deel van het plangebied enkele beken. Daarnaast zijn het beekdallandschap en het dekzandlandschap de voornaamste bodems. Van oost naar west neemt de grondwaterstand door het oplopen van de stuwwal af. Grondwatertrappen laten ook zien dat het westelijk deel van het plangebied in grote lijnen droger is dan het oostelijk deel, met name ter hoogte van de Zuid‐Eschmarke. Echter, door de aanwezigheid van leemlagen, kan waterstagnatie plaatsvinden waardoor ook oppervlaktewateren in de zones met lage grondwaterstanden aanwezig kunnen zijn. Daarnaast vormen beekdalen de vochtigere zones waarbij
3
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
grondwaterstanden hoger zijn. Van oudsher vormden beekdalen in Nederland een van de voornaamste leefgebieden voor de boomkikker (Stumpel et al., 2009). Het landgebruik in het plangebied is divers, maar landbouwgronden domineren het beeld. In de Zuid‐ Eschmarke is de schaal waarop landbouw wordt gepleegd kleiner dan in de rest van het plangebied; hier is een dichter netwerk van houtwallen aanwezig. Echter, van een echt kleinschalig landschap kan ook hier al lang niet meer worden gesproken. Naast de landbouw vormen bossen, heideterreinen, landgoederen en natuurgebieden het landschappelijk beeld. De twee meest in het oog springende natuurterreinen zijn het Aamsveen en het Witte Veen. Het Aamsveen lijkt nog steeds verder te verzuren en de zure hoogveenzone verschuift steeds verder westwaarts (Koster, pers. med.). Het eigendom van de gronden binnen het plangebied is grotendeels particulier of agrarisch. Landschap Overijssel heeft daarnaast diverse terreinen in eigendom. Smalenbroek en Groot Brunink vormen daarbij de meest aaneengesloten terreinen, maar ook langs de Knalhutteweg en ten noorden van het Witte Veen, in het Hegeveld, liggen diverse van hun eigendommen. Een belangrijke ruimtelijke ingreep binnen het gebied is de aanleg van de rijksweg A35 geweest en daarop aansluitend de “Oostweg” (stedelijke invalsweg). Deze wegen hebben tot isolatie van Glanerbrug ten opzichte van het Aamsveen en de Zuid‐Eschmarke geleid. Zeer recentelijk is in het plangebied de wettelijk verplichte Herinrichting Enschede‐Zuid afgerond. Doelstellingen waren o.a. verbeteren van de landbouwstructuur, realisatie van EHS en verbetering van de natuurlijke waterhuishouding door aanleg van retentiegebieden en aanleg van natuurstroken langs beken. Stalesch In de Zuid‐Eschmarke is de Stichting Agrarisch Landschapsbeheer Eschmarke (Stalesch) actief. Stalesch is ontstaan ten tijde van de aanleg A35 en de daaruit voortkomende wettelijke aanpassingsinrichting Eschmarke. De nieuwe natuur die midden jaren negentig is aangelegd ter compensatie van de A35 bestond vooral uit landschapselementen en een aantal basisbiotopen voor de boomkikker. Deze elementen en habitats zijn in eigendom toebedeeld aan Stalesch en vervolgens weer in erfpacht uitgegeven aan de aanliggende eigenaren. Deze eigenaren zijn ook de bestuursleden van Stalesch en zij dienen zorg te dragen voor het beheer. Daarnaast hebben de erfpachters ook poelen en landschapselementen onder beheer gebracht bij Programma Beheer. Dit geheel vormt een netwerk van landschapselementen, poelen en basisbiotopen in de Eschmarke.
4
3
VERSPREIDING & POPULATIEVERLOOP
3.1
Verspreiding
De boomkikker komt binnen het plangebied met name voor in het Aamsveen, het Witte Veen en de Zuid‐Eschmarke (zie H. 3.2). In het Aamsveen vormt de Nederlandse populatie samen met de boomkikkers uit het Duitse Amtsvenn een grotere populatie. In sommige jaren kan verplaatsing tussen beide landen plaatsvinden naar gelang plaatselijke omstandigheden. Het is onbekend hoe groot de Duitse populatie is. De laatste jaren worden boomkikkers in het Aamsveen vooral nog aan de noordkant waargenomen. Hier bevinden zich de meest recent aangelegde poelen die nog in een vroeg successiestadium verkeren. Mondjesmaat worden zij ook nog elders in het gebied aangetroffen, maar niet zozeer tijdens de voortplantingsperiode.
Figuur 3: Historische (oudste waarneming uit 1893) en recentere verspreiding van de boomkikker in het plangebied. Grote vierkanten betreffen waarnemingen op kmhokniveau en kleinere vierkanten betreffen waarnemingen op hectareniveau (Bron: RAVON Databank) In het Witte Veen zijn vanuit het verleden waarnemingen vanuit grote delen van het gebied bekend. Recentelijk worden de grootste aantallen boomkikkers aan de oostkant van het gebied gevonden. In
5
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
het noordelijke deel worden slechts enkele roepende mannetjes gehoord. Net ten noordoosten van het gebied, in Duitsland, vindt natuurontwikkeling plaats met als doel de inspoeling van meststoffen uit het agrarische gebied naar het Witte Veen te bufferen. Deze ontwikkeling heeft in 2010 en 2011 geresulteerd in kooractiviteit van ca. 15 boomkikkers in desbetreffende bufferzone. In de Zuid‐ Eschmarke bevinden zich talloze wateren. Slechts enkele van deze wateren worden jaarlijks door boomkikkers voor de voortplanting gebruikt. Met name in de basisbiotopen (zie H. 4.3.3) worden nog boomkikkers aangetroffen. Het zwaartepunt bevindt zich de laatste jaren in de westhoek bij het Horsterveld (Foekens, pers. med.). Dit is dichtbij de bebouwde kom van Enschede. Buiten deze drie kerngebieden, zijn losse waarnemingen verspreid over het plangebied bekend. Zo worden jaarlijks in Smalenbroek kleine aantallen boomkikkers gehoord. Verder zijn er waarnemingen uit de ecologische zone langs de Knalhutteweg zuid. In het oostelijk daaraan grenzende bosperceel wordt vermoedelijk overwinterd. Jaarlijks worden in het voorjaar dieren op de Aamsveenweg direct ten noorden daarvan gevonden die richting de Zuid‐Eschmarke trekken (E. Foekens, pers. med.). Ten noorden van de A35 worden jaarlijks nog enkele roepende boomkikkers in de Derkinksmaten gehoord. De aanleg van de A35 heeft het gebied echter veranderd met als gevolg dat deze populatie geïsoleerd is komen te liggen van zuidelijke populaties. De ecologische verbindingszone door Glanerbrug richting het noorden oogt geschikt, maar functioneert in de praktijk niet. Visbezetting (voorn, karper en zonnebaars) van een groot deel van de wateren vormt hier een probleem. Door dispersie bereiken af en toe enkele boomkikkers andere gebieden, maar vormen daar vooralsnog geen zelfstandige (deel)populaties. Noemenswaardig in deze context is de aanwezigheid van 1‐2 roepende boomkikkers in het Buurserzand. Vanaf 2005 wordt hier jaarlijks één roepend mannetje gehoord en in 2007 twee. De dieren lijken afkomstig uit het Witte Veen of uit Duitsland.
3.2
Populatieverloop Binnen het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) coördineert RAVON het landelijke Meetnet Amfibieën van o.a. boomkikkers. Deze monitoring wordt uitgevoerd volgens de ‘Handleiding voor het monitoren van amfibieën in Nederland’ (Groeneveld et al., 2011). Vanwege de grote landelijke waarde van de boomkikkerpopulaties binnen het plangebied, wordt de soort in drie gebieden reeds lange tijd gemonitoord, te weten het Aamsveen, het Witte Veen en de Zuid‐Eschmarke. Al deze gegevens worden samen met de gegevens uit andere gebieden in Nederland gecombineerd waarmee het CBS geaggregeerde indexen berekend. Deze indexen worden gewogen (Van der Meij et al. 2009) en uit de indexen kan een landelijke trend voor de soort worden bepaald. De landelijke trend zegt daarmee niets over lokale trends. Hoewel de aantallen van jaar tot jaar sterk kunnen fluctueren, laat de soort momenteel landelijk een sterke toename zien (Goverse & Van der Meij in press. 2011). Dit is onder andere het resultaat van de vele beheersmaatregelen zoals het aanleggen en herstellen van voortplantingswateren en verbeteren van landhabitat. Met name in de Achterhoek heeft dit tot flinke toename in aantallen en areaal geleid. Deze regio heeft dan ook een grote invloed op de landelijke trend. In voormalige leefgebieden in Noord‐Brabant en Limburg die wel geschikt zijn voor boomkikkers, maar die zij niet op eigen kracht kunnen bereiken, zijn recentelijk herintroducties uitgevoerd (Crombaghs & Oonk, 2009; Crombaghs et al., 2010). Provincie breed gezien lijkt de boomkikkerpopulatie in Overijssel momenteel stabiel (Bron: CBS/RAVON). De populaties ten oosten van Enschede zijn in aantalsontwikkeling echter wel achter gebleven bij die diverse andere locaties in Overijssel en zijn sterk aan fluctuaties onderhevig (zie 3.2.1 t/m 3.2.3). De benodigde (meta)populatiegrootte voor het gebied wordt thans lang niet gehaald.
6
Derhalve is er geen sprake van een duurzame situatie. Zonder stevig ingrijpen is het twijfelachtig of de boomkikker over enkele decennia nog voorkomt bij Enschede.
3.2.1 Aamsveen In het Aamsveen worden vanaf 1999 boomkikkers gemonitoord. Aanvankelijk werden drie wateren binnen de monitoring opgenomen, maar vanaf 2003 zijn dit er 28. In 2001 en 2002 heeft geen monitoring plaatsgevonden. Gemiddeld worden maximaal 40‐75 roepende mannetjes op één avond geteld. Opvallend is de piek in 2000 met 171 en roepende mannetjes en in 2008 met 108 roepende mannetjes. 2009 was een dieptepunt met 32 roepende boomkikkers. In bijlage 1 is het aantal wateren dat per jaar binnen de monitoring is opgenomen en de maximale aantallen roepende boomkikkers weergegeven.
Fig.4: Maximaal jaarlijks aantal boomkikkers dat gedurende een van de monitoringsrondes in het Aamsveen is vastgesteld(Bron: RAVON Meetnet Amfibieën)
3.2.2 Witte Veen De aantallen in het Witte Veen fluctueren van jaar tot jaar en lopen uiteen van circa 20‐70 roepende mannetjes. Het aantal wateren dat binnen de monitoring is opgenomen, schommelde van 1996 t/m 2004 tussen de 32 en 45 wateren. Vanaf 2005 zijn dit constant 45 wateren. Opvallend is het dieptepunt van 20‐21 roepende mannetjes in 2008 en 2009 waarna in 2010 het drievoudige aantal werd vastgesteld. Dit wijst mogelijk op migratie tussen het Nederlandse en Duitse deel van de populaties. In bijlage 1 is het aantal wateren dat per jaar binnen de monitoring is opgenomen en de maximale aantallen roepende boomkikkers weergegeven.
Fig. 5: Maximaal jaarlijks aantal boomkikkers dat gedurende een van de monitoringsrondes in het Witte Veen is vastgesteld (Bron: RAVON Meetnet Amfibieën)
3.2.3 Zuid‐Eschmarke Vanaf 2003 worden er boomkikkers in de Zuid‐Eschmarke gemonitoord. Het aantal wateren dat binnen de monitorng is opgenomen is in de loop der jaren van twee tot 25 wateren uitgebreid. Opvallend zijn de piekjaren 2006 en 2007 waarin maximaal 65 resp. 70 roepende mannetjes werden geteld. De jaren daarna blijven de aantallen op 31‐ 48 steken hetgeen beduidend lager is dan wat het ooit is geweest. In bijlage 1 is het aantal wateren dat per jaar binnen de monitoring is opgenomen en de maximale aantallen roepende boomkikkers weergegeven.
Fig. 6: Maximaal jaarlijks aantal boomkikkers dat gedurende een van de monitoringsrondes in de Zuid‐ Eschmarke is vastgesteld (Bron: RAVON Meetnet Amfibieën)
7
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
8
4 ACTIEPLAN, EERST DE THEORIE 4.1
Toekomstvisie: een robuust netwerk In de huidige toestand zijn de kernleefgebieden voor de boomkikker echter niet optimaal en is de samenhang tussen kernleefgebieden onvoldoende. Voor een duurzame populatie boomkikkers moeten verschillende kerngebieden door een robuust netwerk van voortplantingswateren en landhabitats onderling worden verbonden. De drie elementaire eenheden hierbij zijn: kerngebieden, verbindingszones en stapstenen. Kerngebieden moeten van hoge kwaliteit zijn en gezonde populaties boomkikkers herbergen. De aanwas uit deze kerngebieden, ofwel bronpopulaties, moet dispersie en migratie naar andere leefgebieden op gang brengen. Kerngebieden zijn opgebouwd uit een onderling samenhangend netwerk van zogenaamde basisbiotopen. Deze basisbiotopen benaderen de ideale levensomstandigheden voor de boomkikker. Binnen het plangebied zijn drie kerngebieden aanwezig: Aamsveen, Witte Veen en Zuid‐Eschmarke. Omdat de onderlinge afstand tussen het Witte Veen en de overige kerngebieden echter vrij groot is (ca. 5,5 km), dient een extra kerngebied te worden gecreëerd. Dit dient zo centraal mogelijk ten opzichte van de bestaande kerngebieden te liggen en moet een populatie boomkikkers van ca. 100 roepende mannetjes gaan herbergen. Smalenbroek leent zich het meest voor dit nieuwe kerngebied, zowel door de ligging als door de potenties en het al voorkomen van de boomkikker. Tussen de kerngebieden dienen min of meer lijnvormige verbindingszones te worden gecreëerd. In deze verbindingszones dienen boomkikkers zich gedurende langere tijd te kunnen handhaven. Ook aan verbindingszones worden daarom hoge eisen gesteld. Omdat grotere afstanden tot enkele kilometers overbrugd dienen te worden, zijn stapstenen binnen de verbindingszone een must. Deze stapstenen zijn kleine, meestal niet lijnvormige leefgebiedjes waar landhabitat in de vorm van kleine bosschages en struwelen wordt gecombineerd met enkele voortplantingswateren. De stapstenen fungeren als tussenstation voor de genetische uitwisseling tussen kerngebieden. In principe kunnen boomkikkers hier ook jaarrond verblijven. Vanuit Smalenbroek worden zowel naar het zuiden als naar het noorden toe, twee verbindingszones aangelegd. Door voor dubbele verbindingen te kiezen, wordt een meer solide metapopulatie gesmeed, waardoor de slagingskans toeneemt. De verbinding tussen Smalenbroek en de Zuid‐Eschmarke is ook in het natuurbeleidsplan van de Landinrichting Enschede‐Zuid opgenomen (DLG, 2000). In totaal worden vijf verbindingszones (A t/m E) onderscheiden, namelijk: Verbinding A: Zuid‐Eschmarke ‐ Smalenbroek Verbinding B: Aamsveen – Smalenbroek Verbinding C: Witte Veen – Smalenbroek (west) Verbinding D: Witte Veen – Smalenbroek (oost) Verbinding E: Aamsveen ‐ Glanerbrug
9
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
E A
B C D
Fig. 7: Noodzakelijke verbindingszones (pijlen) binnen het plangebied (oranje) om het Aamsveen met het Witte Veen en Glanerbrug te verbinden
4.2 Plan van aanpak Om gericht te werk te kunnen gaan, is allereerst een plan opgesteld. Hierbinnen is bepaald waar verbindingszones moeten lopen en waar een nieuw kerngebied moet ontstaan. Dit plan vormde een kapstok voor het vervolgtraject. Daarnaast is een inschatting gemaakt welke maatregelen er nodig zijn om de bestaande kerngebieden te verduurzamen en zijn randvoorwaarden voor inrichtingsmaatregelen geformuleerd. Aan de hand van het startplan en de randvoorwaarden is STAWEL van mei tot juli met particuliere grondeigenaren binnen het plangebied in gesprek getreden. RAVON heeft dergelijke gesprekken met de natuurbeherende instanties (Natuurmonumenten en Landschap Overijssel) gedaan. De betrokken particuliere eigenaren zijn geselecteerd op basis van oppervlakte van hun eigendom en er is gekeken naar de wenselijkheid om landschapselementen voor de boomkikker te realiseren. Tijdens de gesprekken is de strategie uitgelegd en zijn mogelijkheden voor inrichtingsmaatregelen besproken. Ook zijn mogelijkheden voor beheersovereenkomsten vanuit de Groene en Blauwe Diensten aan de orde gekomen. Met ingang van 2011 heeft de gemeente Enschede het beleid voor landschapsbeheer vastgelegd in het Gebiedsplan Landschapsbeheer Enschede. Dit plan vormt het kader voor het uitvoeren van landschapsbeheer in Enschede. In dit plan wordt de visie van de gemeente op het landschap weergegeven en de daaraan gerelateerde gewenste
10
inzet van instrumenten voor landschapsbeheer. Voor het beheer van kleine landschapselementen als bosjes, poelen en houtwallen/singels worden met eigenaren overeenkomsten Groene en Blauwe Diensten afgesloten voor een periode van 21 jaar. Uitvoerende instantie voor dit gemeentelijk beleid is de Stichting Landschapsfonds Enschede. In het kader van onderliggend project is bij eigenaren geïnventariseerd of zij belangstelling hebben voor het afsluiten van een overeenkomst Groene en Blauwe Diensten. Wanneer geen interesse bestond voor inrichtingsmaatregelen, werd naar alternatieve locaties gezocht. Indien participatie van particulieren aan bepaalde voorwaarden verbonden was, zijn deze ook genoteerd.
4.3
Inrichtingseisen verbindingszones Vaak zijn beschermingsmaatregelen waaronder verbindingszones op papier in orde, maar blijkt de praktijk anders te leren. Wateren kunnen aanwezig zijn, maar om verschillende redenen ongeschikt zijn voor de doelsoorten. Om dit te voorkomen zijn duidelijke kwaliteitseisen nodig en moet een strikte controle op de naleving daarvan beslist plaatsvinden. De kwaliteitseisen zijn onder te verdelen in waterhabitat en landhabitat. Verder zijn richtlijnen nodig hoe en in welke mate bepaalde landschapselementen ingepast dienen te worden en wat de marges van deze richtlijnen zijn.
4.3.1 Waterhabitat Voortplantingswateren dienen te voldoen aan een aantal eisen. Belangrijk is het pionierkarakter van wateren. Dat wil zeggen dat er geen uitbundige moerasvegetatie aanwezig is en dat er vrijwel geen roofvijanden in het water leven. De meest ideale situatie is een ondiep mesotroof/oligotroof water dat om de paar jaar droogvalt.
Fig. 8 & 9: ‘Standaard’ voortplantingswater voor de boomkikker in de Doort (Limburg) waarbij de spaarzame watervegetatie vrijwel uitsluitend uit fijne waterranonkel bestaat. Duidelijk is het pionierkarakter van het water (Foto’s: J. Janse & E. Goverse) Enkele zeer voorname eisen voor een water zijn het mesotrofe/oligotrofe karakter, voldoende opwarming, afwezigheid van vis (en andere aquatische roofvijanden) en nabijheid van geschikt landhabitat. De opwarming is van invloed op de ontwikkeling van eitjes en larven. Daarom moeten wateren een zeer zonnige ligging hebben. Daarnaast dienen de oevers zeer flauw op te lopen zodat zeer ondiepe delen ontstaan die snel opwarmen. De afwezigheid van vis voorkomt intensieve predatie op eitjes, larven en mogelijk zelfs juvenielen en adulten. Verschillende auteurs noemen visbezetting van voortplantingswateren als mogelijke oorzaak van de achteruitgang van de boomkikker (Fog, 1988; Tester, 1990; Brönmark & Edenhamn, 1994; Crombaghs et al., 2006). Permanente visbezetting is te
11
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
voorkomen door wateren zo aan te leggen dat zij om de paar jaar droogvallen. Kunstmatige droogval door het aanbrengen van een bedienbare afvoer is ook een goede optie. Zodoende blijven vispopulaties op een laag peil of blijven zelfs afwezig. Droogval dient in de nazomer (na juli) plaats te vinden wanneer larven al gemetamorfoseerd zijn en zich als juvenielen op het land hebben begeven. Bestaande wateren die niet droogvallen en waar wel vis voorkomt, kunnen worden droog gepompt. Belangrijk is dat de sliblaag ook volledig moet indrogen. Een andere mogelijkheid is het verondiepen van een water door het aanbrengen van een nieuwe bodemlaag (zand). Droogval beperkt ook in zeer grote mate de aanwezigheid van grotere dichtheden aan roofinsecten. Ook zij prederen op eitjes en larven van amfibieën. Nabijheid van geschikt landhabitat is van belang zodat wateren ook gevonden kunnen worden en dieren (zowel juveniel als adult) beschutting en geschikte zonmogelijkheden op korte afstand hebben.
Fig. 10 t/m 13: Voortplantingswateren in het Aamsveen (links‐ en rechtsboven), basisbiotoop Smalenbroek (linksonder) en weilandpoel Smalenbroek (rechtsonder) (Foto’s: R.P.J.H. Struijk) De belangrijkste punten bij de aanleg (of herstel) van wateren zijn (naar Crombaghs & Lenders, 2001, Crombaghs et al., 2006 en Stumpel, et al., 2009 met eigen aanpassingen): Oevers bij voorkeur niet uitgerasterd, tenzij (rund)veedruk erg hoog is Geen rechtstreeks contact met sloten Bij voorkeur minder dan 40 meter van geschikt landhabitat of geleidende houtwal/bosschage I.v.m. bladinval niet minder dan 20 meter van opgaande bomen gelegen Afwezigheid van vis Zongelegen Mesotroof/oligotroof Beschut tegen wind Talud van oever 1:6 tot 1:10 Droogvallend (tenminste een keer per vier jaar > mag ook kunstmatig)
12
Waterhoudend t/m juli Extensieve begrazing bij voorkeur met paarden
4.3.2 Landhabitat Geschikt landhabitat bestaat uit structuur‐ en soortenrijke mantel‐ en zoomvegetatie langs bosranden en langs houtwallen. Idealiter gaat een kruidenrijke vegetatie via lage struwelen op in hogere struweel‐ en eventueel boomvormers. Voor het creëren van nieuw landhabitat dienen vooral kleine struikvormende bes‐ en vruchtdragende soorten zoals hazelaar, hondsroos, hulst, wilde liguster, meidoorn, aalbes, rode kornoelje, sleedoorn, vlier en vuilboom (Crombaghs & Lenders, 2001). Daarbij is een behoorlijk aandeel braamstruweel van groot belang. Het aanplanten van boomvormers wordt, met name in smallere houtwallen, niet nodig geacht en vaak zelfs afgeraden. Een zeer zonnige ligging van de landhabitat is van groot belang. Bij lijnvormige structuren dient daarom tenminste de meest zonbeschenen kant geschikt te zijn voor de boomkikker. Lijnvormige elementen dienen een struweelzone van gemiddeld 4‐6 meter breed te hebben. Bij voorkeur is deze struweelzone grillig van vorm, omdat dit zorgt voor variatie in vocht, warmte, wind en voedselaanbod. De zonligging van noord‐zuid georiënteerde lijnvormige verbindingen is minder gunstig dat oost‐west georiënteerde. Daarom is het aan te raden om het struweel bij noord‐zuidelijke oriëntatie om de 30 meter uit te laten lopen zodat toch ook zuidelijk georiënteerde struweelrandjes ontstaan (fig. 18c).
Fig. 14 t/m 17: Landhabitat in de Zuid‐Eschmarke (links‐ en rechtsboven en linksonder) en in het Aamsveen (rechtsonder) (Foto’s: R.P.J.H. Struijk) Naast houtwalstructuren zijn ook bosschages of geïsoleerde struwelen van grote waarde. Het voordeel van geïsoleerde struwelen/bosschages is dat er veel randbiotoop en veel variatie in oriëntatie
13
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
(zoninval) aanwezig is. Dergelijke structuren zijn niet alleen waardevol voor de boomkikker, maar ook voor tal van andere soorten waaronder veel insecten. Door ook nectarplanten in te brengen wordt de hoeveelheid insecten vergroot en daarmee ook het voedselaanbod van de boomkikker. Het geleidende karakter van geïsoleerde struwelen/bosschages is minder groot dan aaneengesloten structuren. De onderlinge afstand tussen deze losse elementen mag daarom niet meer dan 20, maximaal 30 meter bedragen. Vanzelfsprekend dienen de struwelen/bosschages niet al te klein te zijn en een minimale lengte van 15 meter te hebben. a
N
b
N
Weiland Houtwal/struweel Kruidenrijke zoomvegetatie
Z
Z
Perceelgrens
cc
N
Z
14
d
N
Z
e
Fig. 18a t/m e: Lijnvormige verbindings‐ elementen binnen verbindingszones. a) oost‐ west georiënteerde perceelgrens met een grillige struweelzone en brede zoomvegetatie; b) noordoost‐zuidwest georiënteerde perceelgrens met grillige struweelrand en een enkele uitloper en brede zoomvegetatie; c) noord‐zuid georiënteerde perceelgrens met een sterk gelobde struweelzone en zoomvegetatie; d) noordwest‐zuidoost georiënteerde perceelgrens met grillige struweelzone aan weerszijde van de grens en brede zoomvegetatie; e: verbinding via geïsoleerde struwelen/bosschages waarbij de onderlinge afstand niet te groot mag zijn.
Boomkikkers overwinteren in onder andere tuinen en bossen in holletjes in de grond en in bomen, in blad‐ en mesthopen, onder stenen en boomwortels, in muurspleten en zelfs in spouwmuren en kelders (Glandt, 2004; Crombaghs et al., 2006; Stumpel, 1990). Bij de aanleg van nieuwe leefgebieden en losse landschapselementen kunnen vrij eenvoudig overwinteringsplaatsen worden gecreëerd. Hiervoor dient een aardewal van minimaal drie meter breed en 70 cm hoog worden aangelegd en worden ingeplant met struikvormers. Wanneer ruimte aanwezig is voor grotere overwinteringsplaatsen dan moet daar beslist gebruik van worden gemaakt. Puur aarde wallen zijn niet direct geschikt als overwinteringsplaats, maar moeten zich ontwikkelen. Deze ontwikkeling houdt in dat holtes moeten ontstaan door graafactiviteit van dieren en doorworteling van struiken en bomen. Om deze ontwikkelingstijd te verkorten, kan bij de aanleg dood hout (boomstobben) in de wal worden verwerkt. De holtes in dergelijke wallen vormen de overwinteringsplaatsen. Wanneer wateren worden aangelegd kan de vrijgekomen grond, of een deel daarvan, voor een wal worden gebruikt. Bij voorkeur wordt de minst voedselrijke grond gebruikt.
4.3.3 Basisbiotoop De samenhang van landschapselementen is voor de boomkikker van groot belang. Daarbij zijn veilige havens waar de soort jaarrond kan vertoeven, zeer waardevol. Deze havens worden in de praktijk basisbiotopen genoemd. Basisbiotopen vormen de fundering van een boomkikkerpopulatie waarbinnen de optimale levensomstandighden (land‐ en voortplantingshabitat) zo dicht mogelijk worden benaderd. In een basisbiotoop is dus sprake van minimaal één geschikt voortplantingswater, geschikt landhabitat en goede overwinteringsplaatsen op overbrugbare afstand van elkaar (Crombaghs & Lenders, 2001). Omdat zij dermate compleet zijn kunnen binnen een basisbiotoop alle levensprocessen van een boomkikker plaatsvinden. Crombaghs & Lenders (2001) maken onderscheid tussen A‐basisbiotopen en B‐basisbiotopen en formuleren ze als volgt: “In A‐basisbiotopen is sprake van grote voortplantingswateren (1000‐2000 m2), die optimaal voldoen aan de eisen van de boomkikker. Voorbeelden zijn moerasjes, leem‐ en kleiputten of grote laagtes. Wat betreft het beheer rondom de voortplantingswateren bestaat er een sterke voorkeur voor extensieve begrazing met paarden. De oevers van de wateren zijn niet uitgerasterd waardoor ze vrij begraasd kunnen worden met als doel het handhaven van een jong successiestadium. Door de stringente beheers‐ en inrichtingseisen zijn A‐basisbiotopen moeilijk inpasbaar in de hedendaagse agrarische bedrijfsvoering. Ze bevinden zich dan ook vrijwel altijd in natuurgebieden of in particuliere terreinen zoals landgoederen. De begroeiing in het landhabitat in A‐basisbiotopen bestaat voor een aanzienlijk deel uit structuur‐ en soortenrijke kruidachtige vegetaties. Het meest geschikt zijn braamstruwelen die voorkomen in structuurrijke mantel‐ en zoomvegetaties aan bos‐ of houtwalranden, langs perceelgrenzen van weilanden of langs onverharde wegen. Per 100 ha. leefgebied dient circa 10%, maar minimaal 6 ha. optimaal landhabitat aanwezig te zijn.” “In principe gelden voor B‐basisbiotopen vergelijkbare eisen, maar beperkingen ten opzichte van A‐ basisbiotopen zijn mogelijk. Ze onderscheiden zich vooral van de A‐basisbiotopen door de geringere dimensies. Zo mogen de voortlantingswateren kleiner van oppervlak zijn (minimaal 500m2). De wateren mogen sneller droogvallen of juist permanent waterhoudend zijn. Ook hier geldt dat variatie de diversiteit bevordert. De oevers zijn bij voorkeur toegankelijk voor vee. Indien de begrazingsdichtheid hoog is, is (gedeeltelijk) uitrasteren echter noodzakelijk. Ook het aandeel optimaal landhabitat mag in B‐basisbiotopen lager zijn. Ze zijn daarmee beter inpasbaar in de hedendaagse agrarische bedrijfsvoering.”
15
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Ondanks dat het lastig om binnen het plangebied A‐basisbiotopen te realiseren, wordt wel naar zo ruim mogelijke basisbiotopen gestreefd. Een kleinere variant, zoals de B‐basisbiotoop kan op verschillende locaties in samenhang met andere elementen ook volstaan. Daarbij is de kwaliteit van de wateren van groter belang dan de oppervlakte. Binnen het plan wordt geen verder onderscheid gemaakt tussen A‐ en B‐basisbiotopen, maar wordt over ‘basisbiotoop’ gesproken. In de praktijk kunnen combinaties van landschapselementen een basisbiotoop ook sterk benaderen. In bijlage 2 en 3 zijn plattegronden opgenomen van bestaande basisbiotopen in respectievelijk de Zuid‐Eschmarke en Glanerbrug.
4.3.4 Richtlijnen Om tot robuuste verbindingszones te komen, moeten zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Hoewel Crombaghs & Lenders (2001) en Crombaghs et al. (2006) enkele handvatten voor verbindingszones noemen, wordt hier enigszins van afgeweken. Enerzijds vanwege de lokale situatie en anderzijds om risico’s te spreiden. In agrarisch gebied zijn bepaalde grootschalige inrichtingsmaatregelen onhaalbaar en wordt er daarom ingezet op een meervoud van kleinschaligere inrichtingsmaatregelen. Spreiding van risico’s is waardevol voor het duurzaam functioneren van leefgebieden en verbindingszones. De ervaring leert inmiddels dat dit geen overbodige luxe is. Omdat de meeste ingrepen in agrarisch gebied zullen plaatsvinden, kan de trofiegraad van grote invloed zijn op de kwaliteit van wateren. Hoewel zij te eutroof kunnen zijn en daardoor minder geschikt als voortplantingswater voor de boomkikker, zullen zij bijdragen aan het beter doortrekken van de verbindingszones en zullen zij grote waarde hebben voor andere zeldzame soorten zoals de kamsalamander. • Maximale afstand van 250 m tussen stapstenen • Maximale afstand van 1000 m tussen basisbiotopen, gemeten via stapstenen (niet hemelsbreed!) • Per stapsteen tenminste 2 wateren (risicospreiding) • Meervoudige verbindingen (risicospreiding) • 70% binnen verbindingszone moet (min of meer) aaneengesloten zijn; gaten daarbinnen mogen maximaal 80 m lang zijn Fig. 19: Schematische weergave van een geschikte verbindingszone tussen kerngebieden Binnen een verbindingszone dienen basisbiotopen op maximaal 1000 m afstand van elkaar te liggen. Binnen een basisbiotoop worden tenminste twee, maar bij voorkeur meer dan twee wateren aangelegd. Hierdoor wordt de kans verkleind dat alle wateren gelijktijdig ongeschikt zijn door bijvoorbeeld visbezetting. Zodoende is de kans groot dat er altijd tenminste één geschikt
16
voortplantingswater voorhanden is. Deze aanpak verschilt van die van Crombaghs & Lenders (2001). Daarnaast dient tenminste 2000 m2 aan geschikt landhabitat aanwezig te zijn en diverse mogelijkheden voor overwintering. Tussen basisbiotopen dient een verbindingszone aanwezig te zijn met stapstenen op maximale afstand van 250 m tot elkaar. Deze afstand moet worden verkleind als bij uitzondering de afstand tussen basisbiotopen meer dan 1000 m bedraagt. Binnen een stapsteen bevinden zich minimaal twee wateren en tenminste 500m2 landhabitat is aanwezig. Positief is het wanneer er tussen stapstenen geschikte wateren liggen. Als verbindende landelementen dienen houtwallen met structuurrijke mantel‐ en zoomvegetatie en of geïsoleerde, maar enigszins aansluitende struwelen (bosjes) tussen de stapstenen te worden ontwikkeld. Deze hoeven niet aaneengesloten te zijn. Als richtlijn wordt gesteld dat ca. 70% van de afstand tussen stapstenen uit min of meer aaneengesloten landhabitat dient te bestaan. De open stukken daartussen mogen maximaal 80 m bedragen. Waar mogelijk wordt binnen een verbindingszone een tweevoudige verbinding gerealiseerd. Hierbij worden dus bijvoorbeeld twee houtwallen tussen stapstenen aangelegd. De ervaring leert dat in de loop der tijd zich altijd ongelukjes voor doen of fouten in beheer worden gemaakt waardoor een dergelijke verbinding (tijdelijk) niet meer functioneert. Bij gebruikmaking van een meervoudige verbindingsstructuur, is de kans op een duurzaam behoud van tenminste één verbinding reëel.
Fig.20 : Nieuw aan te leggen basisbiotopen (rood) en verbindingszones (blauw) binnen het plangebied. Grijze gebieden zijn de kerngebieden. Locatiekeuze is in veel gevallen indicatief.
17
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
4.4
Barrières en oplossingen
Barrières worden vooral gevormd door ongeschikte terreindelen en het verkeer op wegen. Door ongeschikte terreindelen geschikt(er) te maken en mitigerende maatregelen te treffen, kunnen barrières worden geslecht. Binnen het plangebied vormen uitgestrekte akkers, intensief beheerde graslanden, enkele bossen of bosstroken en een tweetal drukke wegen de voornaamste barrières.
4.4.1 Bossen en corridors Hoewel bosranden prima kunnen worden benut om geschikt landhabitat langs te creëren, kan er van het bos zelf in principe een barrièrewerking uitgaan. Deze barrièrewerking zal afhankelijk zijn van het type bos (naald‐/loofbos; dicht/open) en de breedte daarvan. Vooralsnog is er echter weinig bekend over dit onderwerp in relatie tot de boomkikker. In natuurgebied de Brand (Noord‐Brabant) werd vermoed dat de kolonisatie van enkele geschikte wateren door de boomkikker achterwege bleef door de barrièrewerking van een bosperceel. Na aanleg van een corridor in 2011 bleken juveniele boomkikkers deze direct te gebruiken en hebben zodoende nieuw leefgebied gekoloniseerd. Binnen het plangebied worden verbindingszones op verschillende plaatsen doorsneden door bospercelen. In sommige gevallen beperkt de te overbruggen afstand zich tot enkele tientallen meters. In dergelijke gevallen zal de barrièrewerking beperkt zijn en kan een smalle corridor of zelfs dunning (50% kroonsluiting) volstaan. Wanneer meerdere tientallen meters, mogelijk honderden meters bos een migratieroute doorsnijdt, kan de barrièrewerking aanzienlijk zijn vaak meer drastische ingrepen nodig. In eerste instantie moet worden bepaald of een omlegging via randenbeheer mogelijk is. De omlegging mag echter niet tot flinke toename van de migratieroute leiden. Een omlegging tot 100 m lijkt acceptabel. In de andere gevallen is het realiseren van een corridor wenselijk. Hierbij wordt een bosstrook van minimaal 25 meter breed gekapt en in de meest zonnige rand ingeplant met struweelvormers, braamstruweel in het bijzonder. Wanneer een dergelijke corridor onmogelijk kan worden aangelegd, dient een forse dunning plaats te vinden waarbij een kroonsluiting van maximaal 50% wordt nagestreefd. Directe aansluiting van corridors op geschikt landhabitat is aan te bevelen.
4.4.2 Wegen & faunavoorzieningen Binnen het hedendaagse landschap is versnippering van leefgebieden door wegen een groot probleem voor amfibieën en in Nederland zijn verkeersslachtoffers onder boomkikkers bekend. Binnen het plangebied zijn geen hotspots van verkeerssterfte bekend, maar verspreid over het gebied zullen vrijwel zeker slachtoffers optreden. Wanneer dit zeer kleine aantallen binnen een grote populatie betreft, hoeft dit voor de populatie geen gevolgen te hebben. Wanneer verkeersslachtoffers op wegen vallen die verbindingszones doorsnijden, kan het de uitwisseling tussen (deel)populaties belemmeren of zelfs compleet onmogelijk maken. Op drie locaties binnen het plangebied doorsnijdt een drukkere weg de (geplande) migratiezone van de boomkikker. Mitigerende maatregelen in de vorm van faunavoorzieningen kunnen een oplossing vormen, mits zij optimaal zijn ontworpen en aangelegd. Twee knelpunten worden door de Knalhutteweg veroorzaakt, de derde door de A35. Bij de Knalhutteweg zuid (259.462‐466.771) bevindt zich al een ecoduiker en bij de Knalhutteweg noord (~258.927‐467.581) wordt deze in de nabije toekomst aangebracht. Het derde knelpunt bevindt zich in de verbinding van het Aamsveen naar Glanerbrug waar de A35 een zeer serieuze barrière is. Op de overgang van de Glanerbeekweg naar de Broekheenseweg (262.256‐468.607) ligt een natte ecoduiker met looprichels. Hoewel bij allebei de verschillende typen ecoduikers onbekend is of zij door boomkikkers geaccepteerd zullen worden, vormen dit vooralsnog de enige aanknopingspunten voor het passeren van desbetreffende wegen. RAVON heeft echter sterke twijfels over het gebruik van de
18
ecoduiker onder de A35 door boomkikkers. Boomkikkers, juvenielen in het bijzonder, prefereren dispersie over land en het is daarom twijfelachtig of een natte ecoduiker volstaat. Op alle drie de locaties is inpassing van het hierboven genoemde geleidingsscherm aan weerskanten van de weg noodzakelijk. De huidige rasters zullen voor de boomkikker, en mogelijk andere amfibieën, niet functioneren. Met betrekking tot de Europese boomkikker zijn er voor zover bekend geen gevallen geregistreerd van boomkikkers die van faunapassages gebruik maken. Sommigen betwijfelen überhaupt of een verticaal georiënteerde soort tunnels zal accepteren (Sures et al., 2007). Wel is enig gebruik van faunatunnels door verschillende soorten Amerikaanse boomkikkers (Hyla cinerea, Hyla Fig. 21: ligging van knelpunten bij wegen (voor femoralis en Hyla squirella) vastgesteld (Smith & uitleg, zie tekst) Dodd, 2003; Dodd et al., 2004). Hoewel het andere soorten betreft, doch binnen hetzelfde genus, wordt wel verwacht dat de inheemse boomkikker in principe gebruik kan maken van faunatunnels. Kritische voorwaarde hiervoor is wel dat de geleiding op de soort moet zijn afgestemd en dat tunneldimensies ruim zijn. Hoe de tunneldimensies zich precies dienen te verhouden is echter nog onbekend (Sures et al., 2007). Door het klimvermogen van de boomkikker volstaan standaard geleidingsschermen beslist niet; zij vormen geen absolute barrière. Zodoende kunnen zij er overheen klimmen en alsnog op de weg belanden. Duits onderzoek heeft inzichtelijk gemaakt dat een bepaald type scherm wel voor de boomkikker functioneert. Zbierski & Schneeweiβ (2003) onderzochten de barrièrewerking van zeven verschillende geleidingsschermen (fig. 24). Ondanks aanpassingen aan de geleidingsschermen om te voorkomen dat dieren er overheen konden klimmen, bleken vijf typen passeerbaar voor boomkikkers (fig. 25b). De twee schermen die een volledige barrièrewerking bleken te hebben waren beide van beton. Een had een halfronde vorm en de ander had bovenaan het scherm een overstekende rand van 10 cm Bij het halfronde type beklommen boomkikkers alleen de onderste 10 cm van het scherm. Bij het verticale type bereikte de boomkikker de bovenkant van het scherm, maar werden daar gestopt door de overstekende rand (fig. 25a).
Figuur 22 & 23: Aanwezige ecoduiker ten noorden van het Aamsveen (links) en bij de Knalhutteweg zuid (rechts) (Foto’s: R.P.J.H. Struijk)
19
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Fig. 24: Bij Duits onderzoek geteste geleidingsschermen voor boomkikker (naar Zbierski & Schneeweiβ, 2003)
Figuur 25a & b: Resultaten uit experimenten van Zbierski & Schneeweiβ (2003). a) Springen: aantal boomkikkers dat tegen scherm (LE) opspringt en daar blijven hangen (‘successfully’) of niet blijven hangen (‘failed’); b) Klimmen: aantal boomkikkers dat tegen het geleidingsscherm aan klimt (‘climbing’) of naar beneden vallen (‘falling’); tussen haakjes is het aantal boomkikkers dat succesvol over het geleidingsscherm is geklommen (Bron: Zbierski & Schneeweiβ, 2003)
20
Een ander cruciaal aspect is het onderhoud en beheer van en langs faunavoorzieningen (Struijk, 2010). Maaibeheer langs het geleidingsscherm is daarvan de belangrijkste. De vegetatie langs het scherm dient kort te worden gehouden zodat boomkikkers, en amfibieën in het algemeen, geen mogelijkheid hebben om via deze vegetatie over het geleidingsscherm te komen.
Fig. 26 t/m 28: Vergelijkbaar geleidingsscherm als ‘G’ (fig...) uit Veenhuize. Dit type scherm is van duurzaam materiaal, voldoende hoog en met overstekende rand en vermoedelijk goed toepasbaar bij de Knalhutteweg (Foto’s: R.P.J.H. Struijk)
21
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
22
5
ACTIEPLAN, NU DE PRAKTIJK
5.1
Resultaten
De bereidheid tot medewerking aan de realisatie van landschapselementen ten gunste van de boomkikker is onder agrariërs (en particulieren) beperkt. Met name agrariërs die economisch volledig afhankelijk van hun bedrijfsvoering zijn, geven aan dat zij geen productiecapaciteit (grond) kunnen missen. Eventuele tegemoetkomingen voor het onderhoud en beheer van landschapselementen speelt nauwelijks een rol. Desondanks geven sommigen aan dat de beheersvergoeding te laag is en het beheer te ingewikkeld ten opzichte van het beheer dat zij nu voeren. Als er nu beheer afgesloten is op percelen, zijn dat over het algemeen SAN pakketten voor botanisch graslandbeheer. Doordat men een dergelijke overeenkomst heeft, is men ook terughoudend met het accepteren van nieuwe landschapselementen. Zelfs wanneer enige interesse om mee te werken aanwezig lijkt, wordt dit niet gedaan door huidige overeenkomsten die een vergoeding met zich meebrengen. De vraag is of extra financiële middelen tot een beter resultaat leiden. In een aantal gevallen zal dat zeker het geval zijn. Als afwaardering van de landbouwfunctie en vergoeding van het beheer voor langere tijd gewaarborgd zijn, zullen meer agrariërs en particulieren over de streep te trekken zijn. Bovendien moet de vergoeding voor het beheer het niveau van een onkostenvergoeding ontstijgen. In de huidige situatie zijn de meest kansrijke projecten die waar een plus voor de eigenaar is, bijvoorbeeld natuurontwikkeling in het kader van vorming van een NSW landgoed. Binnen het plangebied blijken ook kansen te liggen bij gebruikmaking van de regeling ‘rood voor rood’. Bij agrariërs en particulieren blijkt wel een behoorlijke animo voor het beheer van bestaande landschapselementen zoals poelen, houtwallen, singels en kleine bosjes. Een verklaring hiervoor is dat het bestaande landschapselementen betreft. Middels Groene diensten krijgt men dan ook nog een vergoeding.
Fig. 29: Plangebied met uitsnedes zoals in de hoofdstukken 5.2 t/m 5.5 zullen worden behandeld (1=Glanerbrug; 2=Zuid‐Eschmarke & Aamsveen; 3=Smalenbroek & Knalhutteweg; 4=Groot Brunink & Witte Veen) (Topografische ondergrond: © Landschap Overijssel; © dienst Kadaster en openbare registers, Apeldoorn; © Provincie Overijssel)
23
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Ondanks dat de meeste grondeigenaren momenteel niet aan het project willen meewerken, hebben enkelen hun medewerking wel toegezegd. Daarnaast is het Landschap Overijssel bereid om op vrij grote schaal nieuwe landschapselementen op hun gronden aan te leggen. Dit heeft grotendeels te maken met de strategische ligging van hun eigendommen. Ook Natuurmonumenten is bereid om deel te nemen aan het project, mits uitvoering met externe financiële middelen geschiedt. In totaal heeft dit geresulteerd in de mogelijkheid tot realisatie van veel nieuw leefgebied en verbindende elementen. In de hoofdstukken 5.2 t/m 5.5 zijn alle inrichtingsmaatregelen opgenomen waarvoor draagvlak is gevonden. Van de 45 benaderde grondeigenaren hebben er vijf aangegeven te willen meewerken aan inrichtingsmaatregelen voor de boomkikker. Veertien grondeigenaren gaven aan om medewerking te willen overwegen op voorwaarde van bepaalde zaken en 27 grondeigenaren hadden geen interesse. In Groene en Blauwe Diensten bleken 28 grondeigenaren interesse te hebben. Bijlage 4 geeft een overzicht van alle grondeigenaren binnen het plangebied. Aangegeven is of zij aan het project willen deelnemen en of zij interesse hebben om gebruik te maken van de Groene Diensten en/of het Subsidiestelsel Natuur‐ en Landschapsbeheer (SNL). In bijlage 5 zijn de uitwerkingen van de gevoerde gesprekken per grondeigenaar weergegeven. Uit privacy overwegingen (en op verzoek van betrokkenen) zijn geen namen en adressen vermeld. Indien gewenst kunnen adresgegevens bij STAWEL worden opgevraagd.
5.2
Glanerbrug In Glanerbrug is zeer weinig draagvlak gevonden voor inrichtingsmaatregelen op particuliere en agrarische gronden. Het Waterschap Regge & Dinkel neemt de aanleg van verbindende landschapselementen en functiecombinatie van waterretentie en realisatie van leefgebied voor de boomkikker momenteel wel in overweging. Versterking van de populatie boomkikkers in dit gebied zal vooralsnog op natuurgronden van het Landschap Overijssel moeten plaatsvinden.
Fig. 30: Uitsnede 1: inrichtingsmaatregelen in Glanerbrug (Topografische ondergrond: © Landschap Overijssel; © dienst Kadaster en openbare registers, Apeldoorn; © Provincie Overijssel)
24
Derkinksmaten vormt momenteel het leefgebied voor een klein aantal boomkikkers. Recentelijk zijn drie nieuwe wateren ten noorden van dit gebiedje aangelegd. Dit gebeurde in het kader van LIFE Ambition (Bosman et al., 2008). Realisatie van landhabitat voor de boomkikker heeft echter in te beperkte mate plaatsgevonden. Daarom zal aan de noordzijde van het perceel een structuurrijke mantel‐ en zoomvegetatie worden aangelegd. Om meer luwte te creëren zullen vanuit deze noordrand enkele uitlopers naar het zuiden worden aangelegd alsmede verschillende geïsoleerde struwelen. Tabel 1: Inrichtingsmaatregelen Glanerbrug (nummering correspondeert met fig. 30) (●=landhabitat gerelateerd)
Nr. Maatregelen Derkinksmaten (Landschap Overijssel) ● 1 Aanleg van mantel‐ en zoomvegetatie langs west‐ en noordelijke perceelrand, inclusief enkele uitlopers naar het zuiden. Daarnaast meerdere geïsoleerde struwelen. Particulier nr. 36 ○/● 2 Mogelijke realisatie van basisbiotoop.
Opmerking
‐ Eigenaar is wellicht bereidwillig (zie Bijlage 5, locatie 36) Mogelijk liggen er in de toekomst kansen in de omgeving Varvinksveld. Een lokale grondeigenaar is lid van Stalesch en heeft enkele hectares natuur in bezit. Omdat beheersvergoedingen voor natuur momenteel niet dekkend zijn, zijn extra inrichtingsmaatregelen voor de boomkikker momenteel niet bespreekbaar. Bij verhoging van de beheersvergoedingen is dit mogelijk wel het geval. Verbinding van Glanerbrug met het Aamsveen en de Zuid‐Eschmarke lijkt in de huidige situatie zeer lastig. De A35 is waarschijnlijk een vrijwel onneembare barrière en zorgt voor isolatie van Glanerbrug ten opzichte van zuidelijker gelegen populaties. De corridor door Glanerbrug heen lijkt ook niet te functioneren, waardoor uitwisseling met andere populaties momenteel niet plaatsvindt. Momenteel heeft versterking van de huidige populatie prioriteit. Daartoe zullen nog veel extra inrichtingsmaatregelen moeten worden genomen.
5.3
Zuid‐Eschmarke & Aamsveen Binnen de Eschmarke zijn al veel landschapselementen voor de boomkikker aangelegd. Het gebied telt meer dan 100 wateren en enkele basisbiotopen. Veel van deze landschapselementen worden door Stalesch beheerd (zie H. 2). Binnen de Zuid‐Eschmarke is draagvlak gevonden voor de aanleg van twee nieuwe basisbiotopen. Één daarvan kan in het kader van de regeling ‘Rood voor rood’ worden aangelegd (locatie Kromhof). De tweede locatie (Lutke Holzik) betreft een populierenbosje dat omgevormd kan worden in een basisbiotoop. Het Landschap Overijssel heeft daarvoor reeds een inrichtingsplan voor opgesteld (zie bijlage 5).
25
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Fig. 31: Uitsnede 2: inrichtingsmaatregelen in Zuid‐Eschmarke & Aamsveen (Topografische ondergrond: © Landschap Overijssel; © dienst Kadaster en openbare registers, Apeldoorn; © Provincie Overijssel) Tabel 2: Inrichtingsmaatregelen Zuid‐Eschmarke & Aamsveen (nummering correspondeert met fig. 31) (○= voortplantingshabitat gerelateerd; ●=landhabitat gerelateerd) Nr. Maatregelen Kromhof ○ 1 Aanleg Basisbiotoop door aanleg van één ruim water (Ø 30‐35 m) en één kleiner water (Ø 20 m). ● Aanleg van mantel‐ en zoomvegetatie aan noordkant perceel en ten westen van nieuwe wateren. Tevens enkele geïsoleerde struwelen Aamsveen (Landschap Overijssel) ○ 2 Aanleg van een middelgroot water (Ø 25 m) in noordwesthoek van het perceel Aanleg van een mantel en zoomvegetatie aan noord‐ en westkant van het perceel ● zodat enige geleiding naar ecoduiker ontstaat. Tevens aanleg van een ‘boomkikkerproof’ geleidingsscherm (zie H. 4.4.2) Lutke Holzik ○ 3 Aanleg Basisbiotoop door aanleg van zeven kleinere poelen en een vochtige laagte. ● Aanleg van houtwal aan noord‐, zuid‐ en westzijde van het perceel. Particulier nr. 38 ○/● 4 Mogelijke realisatie van basisbiotoop.
Opmerking Rood voor rood
‐
Mogelijk problemen met bos‐ compensatie. Eigenaar is wellicht bereidwillig (zie Bijlage 5, locatie 38)
Aandachtspunt binnen de Zuid‐Eschmarke is het beheer. Verschillende landschapselementen verkeren in niet optimale staat en soms is sprake van vergaand achterstallig onderhoud. Een voorbeeld hiervan is het Basisbiotoop aan het Lappenpad. Hier is de opslag van elzen te lang niet aangepakt en het terrein is daardoor behoorlijk dichtgegroeid. Door de schaduwwerking van de elzen, verdwijnt zonbeschenen mantel‐ en zoomvegetaties en dus landhabitat van de boomkikker. Bovendien veroorzaken de elzen bladinval in het aanwezige voortplantingswater. Om de populatie te vergroten is het zaak tenminste de meest relevante locaties, de basisbiotopen, optimaal te beheren. Belangrijke punten zijn het terugdringen van de successie van wateren, het voorkomen of bestrijden van
26
visbezetting en een juist snoeibeheer. Zeer waarschijnlijk betekent dit een intensivering van beheersmaatregelen. Daarnaast dient een ruim aantal wateren hersteld te worden en meer landhabitat te worden gecreëerd en verbindende elementen te worden geoptimaliseerd.
Fig. 32: Basisbiotoop het Lappenpad (mei 2011): elzen zijn te ver doorgeschoten en het basisbiotoop dient nodig te worden verbeterd. (Foto: R.P.JH. Struijk) In het Aamsveen bevindt zich aan de westkant een noord‐zuid gelegen gordel van wateren. Hiermee lijkt het aantal mogelijke voortplantingswateren in orde. Alleen in de meest noordelijke punt, daar waar de Glanerbeekweg doodloopt, wordt nog één extra poel aangelegd. Deze locatie is gekozen door de nabije ligging van een ecoduiker onder de A35 door (zie H. 4.4.2). Om deze nieuwe poel wordt een mantel‐ en zoomvegetatie ontwikkeld. De landhabitat elders in westelijk Aamsveen is op veel plaatsen redelijk tot goed, maar verbetering en uitbreiding is wenselijk. Juist de combinaties van mantel‐ en zoomvegetatie zijn minder goed vertegenwoordigd. Mogelijk wordt dit (mede) veroorzaakt door de hoge begrazingsdruk van Schotse Hooglanders. De aanplant en uitrastering van braamstruwelen kan op verschillende locaties tot verbetering van landhabitat leiden.
5.4
Smalenbroek & omgeving Knalhutteweg Belangrijk voor de vorming van een kernleefgebied voor de boomkikker in Smalenbroek is de uitbreiding van het aantal voortplantingswateren en een forse uitbreiding en verbetering van de landhabitat. Vrijwel het gehele gebied is in eigendom van Landschap Overijssel. Om het gebied tot nieuw kerngebied voor de boomkikker te ontwikkelen zullen twee basisbiotopen worden aangelegd. Één daarvan zal in het hart van het gebied komen en de ander op grond van dhr. Berenbroek. Door voornamelijk bestaande bosranden uit te bouwen, blijft het landgoed karakter van Smalenbroek zo goed mogelijk behouden. Echter, plaatselijk zullen geïsoleerde struweelranden bij wateren worden aangelegd. Verder zullen verspreid over het gebied, maar vooral aan de noordkant, tien nieuwe wateren worden aangelegd. De grootte hiervan varieert van 15 tot 35 m in doorsnee (wateroppervlak).
27
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Fig. 33: Uitsnede 3: inrichtingsmaatregelen in Smalenbroek & Knalhutteweg (Topografische ondergrond: © Landschap Overijssel; © dienst Kadaster en openbare registers, Apeldoorn; © Provincie Overijssel) Wanneer brede bospercelen de migratieroute van de boomkikker doorsnijden zal een corridor moeten worden aangelegd om een geleidend effect te behouden. De zone rond de Knalhutteweg zuid is recentelijk ingericht waarbij met realisatie van verschillende wateren langs de beekloop. Goed en voldoende landhabitat ontbreekt echter nog. Daarom zullen zowel mantel‐ en zoomvegetaties in de randen worden aangelegd als ook geïsoleerde struwelen in de percelen nabij de aanwezige wateren. Fig. 34: Locatie voor nieuw aan te leggen basisbiotoop in Smalenbroek (locatie 2, fig. 33 ) (Foto: R.P.J.H. Struijk)
28
Tabel 3: Inrichtingsmaatregelen Smalenbroek & Knalhutteweg (nummering correspondeert met fig. 33; rode arcering betreft maatregelen binnen de Landinrichting) (○= voortplantingshabitat gerelateerd; ●=landhabitat gerelateerd) Nr. Maatregelen Smalenbroek (Landschap Overijssel) ○ 1 Aanleg van twee middelgrote wateren (Ø 20‐25 m). ● Aanleg van mantel‐ en zoomvegetatie langs bestaande bosranden. ○ 2 Aanleg basisbiotoop door aanleg van één ruim water (Ø 35‐40 m) en mogelijk verbetering van bestaand water (verflauwing oevers). ● Uitbouwen van bestaande struweelrand door ontwikkeling van mantelvegetatie bij bosranden en aanleg van enkele geïsoleerde struwelen. ○ 3 Aanleg van één kleiner water (Ø 15 m). ● Aanleggen van mantel‐ en zoomvegetatie in noordelijke punt van het perceel. Aanleg van enkele kleine braamstruwelen aan te bevelen. ○ 4 Aanleg van twee middelgrote wateren (Ø 20‐25 m). ● Verbeteren van mantel‐ en zoomvegetatie (geleidelijkere overgang naar bos). Tevens enkele zuidwaarts gerichte struwelen om meer luwte te creëren. ○ 5 Aanleg van kleiner water tegen struweelrand aan. ● Bestaande braamstruweel behouden en mogelijk mantelvegetatie met houtige struikvormers inplanten ○ 6 Aanleg van een kleiner water (Ø 15 m) en vergroting/gefaseerde opschoning van een bestaand water. Verder uitrastering van oostelijk water om bereikbaarheid voor honden te voorkomen. ● Plaatselijk aanleggen van braamstruweel in noordelijke bosrand. ○ 7 Aanleg van een ruimer water (Ø 30 m). ● Aanleg van mantel‐ en zoomvegetatie langs bestaande bosschages. ○ 8 Aanleg van één middelgroot water (Ø 25 m) ● Aanleg van mantel‐ en zoomvegetatie langs bestaande bosrand. ○ 9 Aanleg basisbiotoop door aanleggen van één ruim water (Ø 40‐45 m) en drie kleinere wateren (Ø 15 m). ● Aanleggen van zeer brede mantel‐ en zoomvegetatie langs noord‐ en westelijke perceelranden en aanleg van meerdere geïsoleerde struwelen. ○ 10 Vergroten van bestaand water. ● Verbeteren mantel‐ en zoomvegetatie door aanplant braamstruweel. ● 11 Verbeteren van houtwallen door aanplant van braam en bij voorkeur verbreding zodat de ontwikkeling van een bredere mantel‐ en zoomvegetatie mogelijk wordt. ○ 12 Huidige water vergroten (Ø 25 m). ● Randvegetatie waar mogelijk verbeteren. ● 13 Uitbreiden en verbeteren van mantel‐ en zoomvegetatie tegen bestaande bosrand. Plaatselijk is al een goede structuur. ○ 14 Aanleggen van een kleiner water (Ø 15‐20 m) ● Aanleggen van mantel‐ en zoomvegetatie langs noordelijke bosrand en westelijk perceelgrens. ○ 15 Aanleg van één ruim water (Ø 50‐60 m). ● Aanleggen van brede mantel‐ en zoomvegetatie langs noord‐ en westelijke bosrand. Enkele geïsoleerde struwelen zijn aan te raden Knalhutteweg noord (Overijssel Overijssel) ○ 16 Aanleggen van drie middelgrote wateren (Ø 20‐30 m) ● Aanleg van mantel‐ en zoomvegetatie langs westelijke perceelgrens. Tevens grillige houtwal met ruime mantel‐ en zoomvegettaie richting de ecoduiker onder de Knalhutteweg. Verder aanbrengen van geleidingsscherm bij ecoduiker ● 17 Verlengen van bestaande houtwal tot aan de ecoduiker onder de Knalhutteweg. Tevens aanbrengen geleidingsscherm bij ecoduiker. Knalhutteweg zuid (Landschap Overijssel) ○ 18 Aanleg van een nieuw klein water in het noordwestelijke deel van het perceel. Aanleg van een mantel‐ en zoomvegetatie langs de noord‐ en westrand van het ● perceel. ● 19 Aanleg van meerdere geïsoleerde struwelen en een lintvormige mantel‐ en zoomvegetatie ten oosten van de Knalhutteweg. Tevens aanbrengen van ‘boomkikkerproof’ geleidingsscherm (zie H. 4.4.2) Particulier nr. 5 ○/● 20 Mogelijke realisatie van basisbiotoop.
Opmerking Veel potentie door luwte en reeds aanwezige struweelrand ‐
Percelen komen in bezit van LO ‐
‐
‐ ‐ Perceel tzt ter overname beschikbaar (eigenaar Berenbroek, zie Bijlage 5, locatie 3) ‐ Bestaande houtwallen nu niet optimaal ‐ ‐ ‐
‐
Ten dele reeds bestaande plannen
‐
Huidige water is niet noemenswaardig ‐
Eigenaar is onder zeer hoge eisen bereidwillig om over medewerking na te denken (zie Bijlage 5, locatie 5)
29
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Fig. 35 t/m 38: Enkele locaties binnen de plankaart (zie fig. 33): nieuwe locatie voor basisbiotoop in Smalenbroek (nr. 2; linksboven); verbindingszone B bij Knalhutteweg zuid (nr. 19; rechtsboven); nieuwe locatie voor basisbiotoop bij Groot Brunink (nr. 1; linksonder); nieuw in te richten perceel ten oosten van Smalenbroek (nr. 15; rechtsonder) (Foto: R.P.J.H. Struijk)
5.5
Groot Brunink & Witte Veen Groot Brunink sluit in het noordoosten aan op Smalenbroek en in het zuidwesten richting het Witte Veen. Een grote beperking hier is de vaste erfpacht die op zeer veel percelen zit. Ondanks deze beperking kunnen verbindende elementen worden aangelegd, zij het dat de verbinding minder robuust is dan wenselijk is. In het retentiegebied in het noordoosten van Groot Brunink kan een basisbiotoop worden gerealiseerd. Belangrijk is om vooraf te bepalen of de bodem in de huidige toestand niet te voedselrijk is. Daarnaast worden vier nieuwe wateren aangelegd, twee wateren verbeterd/hersteld en zal een grote lengte lintvormig landhabitat worden gerealiseerd. De nieuwe landhabitat wordt voornamelijk gerealiseerd langs bestaande bosranden. Hiertoe zal het aanwezige raster verder van de bosrand worden verplaatst. Al deze elementen dienen van zeer hoge kwaliteit te zijn om de beperkingen elders binnen Groot Brunink te compenseren. Ten oosten van Groot Brunink, op locatie Berenbroek, zal landhabitat bij een bestaande poel worden aangelegd en een nieuw water met ruime mantel‐ en zoomvegetatie worden gerealiseerd op een thans nog bebost perceel. In verbindingszone D wordt tegen de Duitse grens (locatie v. Lochem) een nieuw basisbiotoop aangelegd. Desbetreffend perceel sluit in Duitsland aan op het Bennekampshaar waar ook nog recente waarnemingen van boomkikkers zijn. Aan de Nederlandse zijde bevinden zich nog enkele wateren direct ten noorden en westen van het nieuwe basisbiotoop. In het Hegeveld zijn slechts enkele inrichtingsmaatregelen mogelijk. Reden hiervan is een ontwateringsloot die het gebied zo sterk draineert dat aanleg van wateren plaatselijk onmogelijk is. Op een drietal plaatsen zal echter nog wel een water worden aangelegd. Een daarvan (nr. 14) zal in
30
een perceel komen dat deels zal worden bebost. Het is belangrijk om de ligging van het water zo te kiezen dat schaduwwerking (en bladinval) minimaal zijn. Binnen het Hegeveld zal verder nieuw landhabitat worden gerealiseerd. Een groot deel daarvan is lintvormig en heeft een geleidende functie binnen verbindingszone C. In het Witte Veen zal een aantal kleine wateren in het noordelijk deel worden verbeterd door vergroting, verontdieping, verwijderen opslag, visvrij maken, etc. Daarnaast zullen twee nieuwe basisbiotopen worden aangelegd. Met deze maatregelen moet het noordelijk deel van het Witte Veen beter worden bezet met boomkikkers zodat de kans op uitstraling via verbindingszone C en D toeneemt.
Fig. 39: Uitsnede 1: inrichtingsmaatregelen in Groot Brunink & Witte Veen (Topografische ondergrond: © Landschap Overijssel; © dienst Kadaster en openbare registers, Apeldoorn; © Provincie Overijssel)
31
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Tabel 4: Inrichtingsmaatregelen Groot Brunink & Witte Veen (nummering correspondeert met fig. 39; rode arcering betreft maatregelen binnen de Landinrichting) (○= voortplantingshabitat gerelateerd; ●=landhabitat gerelateerd) Nr. Maatregelen Groot Brunink (Landschap Overijssel) ○ 1 Aanleg basisbiotoop bestaande uit een groot water (Ø >35 m) en drie kleinere watertjes. ● Aanplant lijnvormig struweel en geïsoleerde kleinere struwelen ○ 2 Aanleg poel + aanleg struweelrand langs bestaande perceelrand ● ○ 3 Vergroten van bestaande westelijke poel en verbeteren van oostelijke poel. Aanleg van lintvormig mantel‐ en zoomvegetatie land bosrand. ● ○ 4 Aanleg van kleiner water (Ø 15‐20 m) ○ ● Particulier 29 ● 6 5
Berenbroek ● 7 ○ 8 ● v. Lochem ○ 9 ●
Aanleg van twee ruime wateren (Ø 30 m) en een kleiner water. Aanleg van brede mantel‐ en zoomvegetatie langs bosranden
15
● ○ ● ○ ●
‐ Kleine poel van particulier Onzeker of aanleg water haalbaar is gezien hydrologie ‐
Poel aanwezig (zie bijlage 5, locatie 29)
Ontwikkelen van struweelrand aan noord en westkant van bestaand water Aanleg van ruim water (Ø 25‐35 m) aanleg van brede mantel en zoomvegetatie
Schapenbegrazing In huidige staat naaldbos, maar dit wordt geveld
Aanleg van mantel‐ en zoomvegetaties langs perceelranden Aanleg basisbiotoop door aanleg van één ruim water (Ø 40 m). Aanleg mantel‐ en zoomvegetatie aan oost‐, west‐ en noordrand van het perceel en enkele geïsoleerde struwelen. Aanleg van een ruim water (Ø 30‐40 m) en kleiner water (Ø 20 m) Aanleg van mantel‐ en zoomvegetatie langs noord‐, oost‐ en westkant van perceel. Tevens aanleg nieuwe noord‐zuid gelegen struweelzone.
Witte Veen (Natuurmonumenten) ○ 16 Aanleg basisbiotoop door aanleg van één ruim water (Ø 40 m) en één kleiner water Aanleg van mantel‐ en zoomvegetatie aan noord‐ en westkant waarbij bestaand ● water ook wordt ingesloten. Tevens aanleg van geïsoleerd struweel ○ 17 Herstel van bestaande wateren: visvrij maken (leegpompen, verondiepen), schonen, verdiepen, vergroten ○ 18 Aanleg van basisbiotoop door aanleg van één ruim water (Ø 40 m), de aanleg van een kleiner water (Ø 15 m) en herstel (verruimen, verdiepen, verondiepen, schonen, etc.) van omliggende bestaande wateren. Aanleg van enkele geïsoleerde struwelen en aanleg van L‐vormige mantel‐ en ● zoomvegetatie langs perceelrand. Particulier nr. 27 ○/● Mogelijke realisatie van basisbiotoop. 19
Particulier nr. 4 ○/● 20 Mogelijke realisatie van basisbiotoop.
32
Retentiegebied
Ontwikkelen van mantel e‐ zoomvegetatie bestaande houtwal
Aanleg basisbiotoop. Aanleg van een groot water (Ø 30 m) en een kleiner water (Ø 20 m) Aanleg van een mantel en zoomvegetatie aan noord‐ en westkant van het perceel. Daarnaast een of enkele geïsoleerde struwelen. Hegeveld (Landschap Overijssel) ○ 10 Aanleg van één water (Ø 25‐30 m) ● Aanleg van mantelvegetatie aan oost‐ en westzijde van het perceel met opvulling van de noordpunt van het perceel. Daarnaast aanleg van één geïsoleerd struweel in het perceel. ● 11 Aanleg van struweelrand in bestaande bosrand. Wanneer volledige realisatie niet mogelijk is, dan diepe inhammen met struweel inplanten en als mantelvegetatie beheren. ○ 12 Aanleg van ruim water (Ø 35‐40 m) ● Perceel wordt voor 30% ingeplant met bos en terrein mag verder redelijk verruigen. Aanleg van geïsoleerde struwelen is mogelijk 13 14
Opmerking
Rood voor rood
Ten dele reeds bestaande plannen
‐
Ligging water en aanplant bomen moet op elkaar worden afgestemd ivm schaduwwerking ‐ ‐
Arcadis doet momenteel vooronderzoek of aanleg wateren haalbaar is ivm ontwateringsloot ‐
Selectie afstemmen op potentie ‐
Eigenaar is misschien bereidwillig, maar vervangende grond is een must (zie Bijlage 5, locatie 27) Eigenaar is mogelijk bereidwillig (zie Bijlage 5, locatie 4)
6 HIATEN De praktijk leert dat er momenteel nog niet voldoende draagvlak is voor volledige realisatie van verduurzaming van de boomkikker populatie in het plangebied. Binnen de verbindingszones die de kerngebieden van de boomkikker met elkaar in contact moeten brengen, bevinden zich nog verschillende ontbrekende schakels. Met name actieve agrarische bedrijven blijken vanwege economische motieven geen of weinig interesse te hebben om te participeren. In een enkel geval is medewerking mogelijk als er interessante compensatiegronden worden aangeboden. Aangezien er tijdens de eerste benadering van particuliere grondbezitters weinig interesse bleek te zijn voor participatie, is op kleinere schaal een achttal eigenaren een tweede keer benaderd. Hieruit viel te concluderen dat enkelen bereid zijn hun grond te verkopen dan wel beschikbaar te stellen voor inrichting. De hectareprijs die zij hier voor willen hebben varieert tussen landbouwwaarde met een flinke plus (€60.000+) tot een driedubbele landbouwwaarde (€150.000+). Degene die de grond na afwaardering in inrichting nog in eigendom willen houden, geven aan dat er dan ook een goede beheervergoeding moet komen voor jaarlijks en periodiek onderhoud. Met name de ‘plank gas’ boeren geven aan de grond niet te kunnen missen en dat in ieder geval de compensatie van oppervlakte goed geregeld moet zijn. Omdat bij een goed functionerende metapopulatie robuuste verbindingen aanwezig moeten zijn, kan met uitvoering van de genoemde maatregelen met draagvlak wel een verduurzaming van de huidige boomkikkerpopulatie worden bereikt, maar kan nog niet van een duurzame situatie op de lange termijn (>20 jaar) worden gesproken. Met name de oostelijke verbinding tussen het Witte Veen en Smalenbroek (verbindingszone D) is nog behoorlijk incompleet. Het is daarom zaak om toekomstige ontwikkelingen binnen het gebied nauwlettend te volgen en waar mogelijk kansen te verzilveren. Het project Groene en Blauwe diensten van het Landschapsfonds Enschede kan hierin een belangrijke rol gaan vervullen. Ook dient nauwlettend te worden gevolgd welke kansen zich voordoen op het gebied van natuurcompensatie i.h.k.v. Rood voor Rood en vorming van nieuwe natuur op NSW landgoederen.
33
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
34
7 UITVOERINGSKOSTEN Voor het bepalen van de kosten voor het duurzaam behoud van de boomkikker is een tweedeling gemaakt. Ten eerste is een kostenindicatie gemaakt voor versterking van bestaande kerngebieden. Hiervoor is globaal ingeschat welke maatregelen binnen de bestaande kerngebieden nodig zijn om deze tot echte brongebieden binnen de geplande metapopulatie te ontwikkelen. De totale kosten voor deze versterking bedragen ca. €1.000.000,‐ Daarnaast is een kostenindicatie gemaakt voor de totstandkoming van de verbindingszones, inclusief de ontwikkeling van Smalenbroek. De kosten voor realisatie hiervan bedragen ca. €1.500.000,‐. De totale kosten voor de volledige realisatie van een duurzame boomkikker metapopulatie bedragen daarmee ca. €2.500.000. Voor de aanleg van een basisbiotoop is een gemiddelde oppervlakte van 1,5 ha aangehouden. Bij de realisatie van verbindingselementen is ingeschat dat ca. 50% van het geheel binnen de Groene Diensten kan vallen en dat voor de overige 50% grondverwerving zal moeten plaatsvinden. De kosten voor de grondverwerving zijn op gemiddeld €6,‐ per m2 geraamd. Kosten voor inrichtingsmaatregelen op percelen die binnen de Landinrichting vallen, zijn niet in het overzicht opgenomen. In tabel 5 zijn de maatregelen en daarbij behorende kosten opgenomen. Benadrukt wordt dat het een globale kostenindicaties betreft. De kosten voor eventueel afgraven van de vruchtbare toplaag van percelen waar basisbiotopen worden aangelegd, zijn hier niet bij opgenomen. Tabel 5: Globale kostenindicatie voor verduurzaming kerngebieden en versterking Glanerbrug Aamsveen Maatregel Aanleg basisbiotoop Aanleg wateren Herstel wateren Aanleg landhabitat Aanleg verbindend landhabitat Zuid‐Eschmarke Maatregel Aanleg basisbiotoop Aanleg wateren Herstel wateren Aanleg landhabitat Aanleg verbindend landhabitat Witte Veen Maatregel Aanleg basisbiotoop Aanleg wateren Herstel wateren Aanleg landhabitat Aanleg verbindend landhabitat Glanerbrug Maatregel Aanleg basisbiotoop Aanleg wateren Herstel wateren Aanleg landhabitat Aanleg verbindend landhabitat
Aantal ‐ 1 3 3000 1200
Eenheid stuk stuk stuk 2 m m
Norm € 15.000 € 6,‐ / m3 € 4,50,‐ / m2 € 2,‐ / m2 € 2,60‐ / m
Bedrag (€) ‐ 4.500 4.050 6.000 15.600
Kosten grondverwerving (€) ‐
Subtotaal
30.150
Aantal 2 ‐ 30 3000 1000
Eenheid stuk stuk stuk 2 m m
Norm € 15.000 € 6,‐ / m3 € 4,50,‐ / m2 € 2,‐ / m2 € 2,60‐ / m
Bedrag (€) 30.000 ‐ 40.500 6.000 13.000
Kosten grondverwerving (€) 60.000
Subtotaal
89.500
60.000
Aantal 2 ‐ 7 2500 ‐
Eenheid stuk stuk stuk 2 m m
Norm € 12.500 € 6,‐ / m3 € 4,50,‐ / m2 € 2,‐ / m2 € 2,60‐ / m
Bedrag (€) 25.000 ‐ 9.450 5.000 ‐
Kosten grondverwerving (€) ‐
Subtotaal
39.450
Aantal 2 2 4 4500 1000
Eenheid stuk stuk stuk 2 m m
Norm € 15.000 € 6,‐ / m3 € 4,50,‐ / m2 € 2,‐ / m2 € 2,60‐ / m
Bedrag (€) 30.000 9.000 ‐ 7.400 ‐
Kosten grondverwerving (€) 180.000
Subtotaal
46.400
180.000
‐
‐
Vervolg tabel 5 op pagina 36
35
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Verbindingszone (incl. ontw. Smalenbroek) Maatregel Aantal Eenheid Aanleg basisbiotoop 10 stuk Aanleg wateren 51 stuk Herstel wateren 16 stuk Aanleg verbindend 25.000 m landhabitat Faunavoorzieningen 3 locaties
Norm € 15.000 € 6,‐ / m3 € 4,50,‐ / m2 € 2,60‐ / m
Bedrag (€) 150.000 229.500 21.600 325.000
Subtotaal
65.000 791.100
Subtotaal Totaal
996.600
Kosten grondverwerving (€) 900.000
375.000
1.275.000 1.515.000 2.511.600
De maatregelen die nodig zijn voor het duurzaam behoud van de boomkikker leggen beslag op grond. Daar waar er sprake is van landbouwgrond moet de grond worden afgewaardeerd van agrarisch naar natuur. Om in beeld te brengen welke kosten hiermee zijn gemoeid de systematiek gehanteerd zoals die ook gebruikelijk is bij Particulier Natuurbeheer. Daarbij wordt 80% van de verkeerswaarde vergoed aan de eigenaar. Er kan ook sprake zijn van grond die in het Natuurgebiedsplan van de provincie Overijssel is aangegeven als locatie waar Nieuwe Natuur gewenst is. Voor deze locaties kan een aanvraag functieverandering ingediend worden bij de provincie op basis van de SNL regeling. De vergoeding van de waardedaling komt dan uit provinciale middelen voor natuurrealisatie. Ook kan tegelijkertijd een inrichtingsaanvraag ingediend worden, waarmee ook de kosten voor inrichting gedekt zijn. Momenteel is de provincie echter bezig met een heroriëntatie op de realisatie van de EHS. Tot het moment dat hierover duidelijkheid wordt gegeven, worden er geen aanvragen in behandeling genomen. De gemeente Enschede heeft in haar “Gids Buitenkans” beleid geformuleerd hoe om te gaan met nieuwe landgoederen (rood voor groen) of afbraak van ontsierende landbouwschuren die niet meer functioneel zijn (rood voor rood). In het kader hiervan moet ook geïnvesteerd worden in de landschappelijke en natuurlijke kwaliteit in de directe omgeving. In het kader hiervan kan ook landbouwgrond worden omgezet in natuur. De afwaardering van de grond en de inrichtingskosten kunnen dan meegenomen worden als geïnvesteerde kosten. Dit kan voor de eigenaar aantrekkelijk zijn. Hij voldoet daarmee aan zijn verplichting om te investeren in landschappelijk en natuurlijke kwaliteit. In twee gevallen (Allemansveldweg en Twistveenweg) is sprake van een inrichting op basis van dit principe. Voor uitbreiding van bestaande landschapselementen bij particulieren kan gebruik gemaakt worden van het instrument Groene Diensten. Zomen langs houtwallen en verbeteringen aan bestaande wateren kunnen worden gerealiseerd wanneer eigenaren meedoen aan Groene Diensten. Zij krijgen dan een vergoeding voor aanleg en/of herstel van deze elementen en daarop volgend wordt een beheervergoeding van 21 jaar afgesloten. De vergoedingsystematiek is vastgelegd in het uitvoeringsprogramma Groene Diensten. Om overeenkomsten af te kunnen sluiten dienen echter wel voldoende middelen via het Landschapsfonds Enschede beschikbaar te zijn. Een ander zeer belangrijk aspect is het beheer van alle landschapselementen en leefgebieden. Zonder een adequaat beheer, heeft de realisatie van dit plan weinig toegevoegde waarde. Een cyclisch beheer, maar waarbij maatwerk ook mogelijk moet zijn, is daarbij het uitgangspunt.
36
8 CONCLUSIE EN VERVOLG
8.1
Conclusie Binnen het plangebied is onvoldoende draagvlak om echt robuuste verbindingszones tussen kerngebieden van de boomkikker te realiseren. Met name actieve agrarische bedrijven, hebben weinig tot geen interesse om grond uit productie te nemen. Gepensioneerde agrariërs hebben soms wel interesse en de rood voor rood regeling biedt soms goede mogelijkheden om nieuw leefgebied te creëren. Diverse grondeigenaren zijn wel geïnteresseerd in Groene en Blauwe Diensten en dit biedt mogelijkheden voor verbindingselementen voor de boomkikker. Belangrijk is dat hierbij aan de hoogwaardige eisen van de soort wordt voldaan. Verder is het belangrijk om goed op de hoogte te blijven van veranderende situaties binnen het plangebied. Kansen kunnen zich te alle tijden voordoen en deze zullen direct moeten worden aangegrepen. Mogelijk slaagt volledige realisatie van het plan pas op lange termijn. Dit hoeft echter niet te betekenen dat nu nog geen inrichtingsmaatregelen worden genomen. Verschillende inrichtingsmaatregelen waarvoor draagvlak bestaat, zijn zeer welkome toevoegingen aan het bestaande leefgebied van de boomkikker. De beperkte inzet voor robuuste verbindingszones op korte termijn betekent dat het veiligstellen en versterken van huidig boomkikker leefgebied cruciaal is voor het zo duurzaam mogelijk voortbestaan van de boomkikker bij Enschede. Een metapopulatie van ≥ 500 roepende mannetjes verdeeld over vier kernleefgebieden ligt dan binnen bereik nadat de verbindingszones zijn gerealiseerd. Een ander alternatief voor enkele verbindingszones ligt op Duits grondgebied. Hiervoor zou contact gezocht moeten worden met collega’s aan Duitse zijde, o.a. Biologisch Station Zwillbrock en de lokale NABU.
8.2
Vervolg Het Landschapsfonds Enschede heeft besloten om in 2012 het plangebied tussen het Aamsveen en het Witte Veen als speerpunt te kiezen voor de uitvoering van het projectplan Groene en Blauwe diensten 2012. Aangezien voor aanleg, herstel en beheer van landschapselementen draagvlak blijkt te zijn, is deze keuze van grote waarde voor de realisatie van diverse geplande verbindingszones of onderdelen daarvan. De komende periode zal daarom verder in kaart worden gebracht waar kansen liggen. Het Landschapsfonds Enschede zal die kansen direct proberen te verzilveren door met eigenaren overeenkomsten af te sluiten, die duurzaam beheer van deze verbindende elementen regelt voor de duur van 21 jaar. Momenteel ogen veel wateren binnen het plangebied geschikt voor de boomkikker hoewel kooractiviteit ontbreekt. Waarom desbetreffende wateren niet worden gebruikt, is echter onbekend. Daarnaast is bij de wateren waar wel kooractiviteit wordt vastgesteld, onbekend of succesvolle voortplanting optreedt. Het is bekend dat koorwateren niet per definitie voortplantingswateren hoeven te zijn. Aanbevolen wordt om aanwezige bestaande wateren binnen het plangebied op geschiktheid te beoordelen. Binnen deze beoordeling zou een larvenbemonstering moeten worden uitgevoerd om vast te stellen of er zich überhaupt larven ontwikkelen. Daarnaast zou de trofiegraad moeten worden gemeten (EGV meting) en moeten worden bepaald of er sprake is van visbezetting. Deze bemonstering zou tenminste op alle locaties met kooractiviteit moeten plaatsvinden, maar bij voorkeur ook in wateren in directe nabijheid daarvan.
37
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
38
9
LITERATUUR
Bosman, W. & R. Zollinger & J. Janse, 2008. LIFE AMBITION – Amphibian Biotope, Improvement in the Netherlands. Monitoring in de periode 2004‐2008. Stichting RAVON. Rapportnr. 2008‐21. 100 p. Braad, J., 2000. Natuurontwikkeling voor behoud van de boomkikker in Zuid‐Eschmarke. De Levende Natuur 101(4): 117‐121 Brönmark, C. & P. Edenhamn 1994. Does the presence of fish affect the distribution of tree frogs (Hyla arborea)? Conservation Biology 8: 841‐845 Dodd, C. K. Jr., W. J. Barichivich, & L. L. Smith, 2004. Effectiveness of a barrier wall and culverts in reducing wildlife mortality on a heavily traveled highway in Florida. Biological Conservation 118: 619‐631. Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) (redactie) 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Historisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. Crombaghs, B.H.J.M., H.J.R. Lenders & W.G. Vergoossen, 1993. De boomkikker, ecologie en oorspronkelijke verspreiding in Nederland. Jaarboek Natuur 1993 Crombaghs, B.J.H.M. & H.J.R. Lenders, 2001. Beschermingsplan boomkikker 2001‐2005. Uitgave van het Ministerie van LNV, Wageningen: 50 pp. Crombaghs, B.J.H.M., H.J.R. Lenders & R. Zollinger (red.). 2006. De boomkikker in Nederland. Basisdocument voor de ontwikkeling van een soortbeschermingsplan. Stichting RAVON & Bureau Natuurbalans‐Limes Divergens, Nijmegen: 110 pp. Crombaghs B. & M. Oonk, 2009. Help de boomkikker uit de Brand. Herintroductie boomkikker in Noord‐Brabant. Voortgangsrapportage 2009. Natuurbalans ‐ Limes Divergens BV, Nijmegen. Crombaghs B., S. van de Koppel & M. Oonk, 2010. Help de boomkikker uit de Brand. Herintroductie boomkikker in Noord‐Brabant. Voortgangsrapportage 2010. Natuurbalans – Limes Divergens BV, Nijmegen DLG Overijssel, 2000. Landinrichtingsplan herinrichting Enschede‐Zuid. Landinrichtingscommissie Enschede‐Zuid, Zwolle: 50 pp. Fog, K., 1988. The causes of the decline of Hyla arborea on Bornholm. Memoranda Societatis pro Fauna et Flora Fennica 64: 136‐138 Goverse, E., G. Smit. & T. Van der Meij, 2010. Meetnet Amfibieën: resultaten 2009. Schubben & Slijm 5: 5‐15 Groenveld, A., G. Smit & E. Goverse, 2011. Handleiding voor het Monitoren van Amfibieën in Nederland. RAVON Werkgroep Monitoring, Amsterdam.
39
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Glandt, D., 2004. De Laubfrosch. Ein König sucht sein Reich. Laurenti‐Verlag, Bielefeld: 128 pp. Halfwerk, W. & N.J. Honingh. 1994. Soortbeschermingsplan voor de Boomkikker (Hyla arborea) in Overijssel. Provincie Overijssel/ NBLF Overijssel. Meij, T. van der, A. van Strien, G. Smit & E. Goverse, 2009. Trendberekening bij het Meetnet Amfibieën. RAVON 31 10(4): 57‐62 Zbierski, H. & N. Schneeweiβ. 2003. Der Barriereeffekt verscheidener Leiteinrichtungen für den Laubfrosch (Hyla arborea). In Glandt, D. et al. (Hrsg): Bijträge zum Technischen Amphibienschutz. Zeitschrift für Feldherpetologie, Supplement 2: 171‐178. Smith, L. & C. K. Dodd Jr., 2003. Wildlife mortality on U.S. highway 441 across Paynes Prairie, Alachua County, Florida. Florida Scientist 66: 128‐140. Struijk, R.P.J.H. & E. Goverse, 2007. Boomkikkers in de duinen. Nieuwsbrief Meetnet Amfibieen 21: 6‐8 Struijk, R.P.J.H., 2010. Rasters voor reptielen. Een verkennende studie. Stichting RAVON, Nijmegen. Stumpel, A.H.P., 1990. On hibernation sites in the tree frog Hyla arborea. Amphibia Reptilia 11: 304‐ 306 Stumpel, A.H.P., J. Stronks & R. Zollinger, 2009. Boomkikker (Hyla arborea). In: Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) (redactie) 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Historisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. Sures, B. & M. Schmid, 2007. Amphibienschutzmaβnahmen an Straβen für den Laubfrosch. Universiteit Duisburg‐Essen Tester, U., 1990. Artenschützerisch relevante Aspekte zur Őkologie des Laubfroschs (Hyla arborea L.). Dissertation Universität Basel. Zollinger, R. & W. Bosman, 2008. LIFE project Ambition herstelt leefgebieden van vijf bedreigde amfibiesoorten. De Levende Natuur 109(3): 122‐125
40
Bijlage 1: Monitoringsgegevens Meetnet Amfibieën (Bron: RAVON Werkgroep Monitoring) Maximaal jaarlijks aantal boomkikkers dat gedurende een van de monitoringsrondes in het Aamsveen is vastgesteld Jaar Aantal boomkikkers Aantal onderzochte (max) wateren 1999 47 3 2000 171 21 2001 ‐ ‐ 2002 ‐ ‐ 2003 39 28 2004 45 28 2005 62 28 2006 63 28 2007 75 28 2008 108 28 2009 32 28 2010 58 28 Maximaal jaarlijks aantal boomkikkers dat gedurende een van de monitoringsrondes in het Witte Veen is vastgesteld Aantal boomkikkers Aantal onderzochte Jaar (max) wateren 1996 23 35 1997 22 32 1998 60 43 1999 53 45 2000 37 34 2001 67 34 2002 76 35 2003 34 45 2004 71 39 2005 66 45 2006 49 45 2007 47 45 2008 20 45 2009 21 45 2010 60 45 Maximaal jaarlijks aantal boomkikkers dat gedurende een van de monitoringsrondes in de Zuid‐Eschmarke is vastgesteld Jaar Aantal boomkikkers Aantal onderzochte (max) wateren 2003 5 2 2004 22 5 2005 37 12 2006 65 20 2007 70 21 2008 31 25 2009 32 25 2010 48 25 2003 5 2 2004 22 5 2005 37 12 2006 65 20 2007 70 21 2008 31 25 2009 32 25
41
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Bijlage 2: Bestaande basisbiotopen Zuid‐Eschmarke
42
43
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Bijlage 3: Bestaande basisbiotopen Glanerbrug
44
Bijlage 4: Grondeigenaren binnen het plangebied en bereidheid tot medewerking binnen het project en Groene‐ en Blauwe Diensten Nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46
Naam ‐ Lutke Holzik Berenbroek ‐ ‐ Waterschap R&D ‐ Lochem, van ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ Kromhof ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Adres ‐ Allemansveldw. 152 Buurserstraat 500 ‐ ‐ nvt ‐ Weustinkweg 12 ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ Holterhofweg 270 ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Hyla‐project nee ja ja mogelijk, mits mogelijk, mits mogelijk nee ja nee, tenzij nee nee, tenzij nee nee, tenzij nee, tenzij nee nee nee nee nee nee, tenzij nee nee nee nee nee, tenzij nee mogelijk, mits nee ja nee nee ja nee, tenzij nee, tenzij nee mogelijk, mits nee mogelijk, mits nee nee nee nee nee nee nee nee
GD/SNL nee ja ja nee ja ja nee nee ja ja nee ja ja nee ja nee nee nee ja ja nee ja ja ja ja ja ja ja ja nee ja ja ja ja ja ja ja nee nee nee ja ja nee nee nee
Overig NSW Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. NSW Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. Agr. Bedr. NSW
SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL SAN/SNL
45
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Bijlage 5: Uitwerkingen gesprekken grondeigenaren 1. Particulier, NSW Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee, tenzij (NSW‐status) Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Particulier, voorheen melkveehouder, nu eigenaar Boermarke ijs en toetjes. Eigenaar heeft een NSW landgoed gesticht op een perceel tussen de Allemansveldweg, Grote Boermarkeweg en het eigendom van de familie Kromhof. In de hoek Allemansveldweg, Grote Boermarkeweg is nieuw bos aangeplant om te voldoen aan de NSW‐eisen. Eelerwoude heeft dit geregeld voor de eigenaar. Eigenaar wil wel meewerken aan de aanleg van een (beperkt) basisbiotoop op de plek waar nu bos in aangeplant. Maar dan mag het niet botsen met de eisen die aan het landgoed worden gesteld. Voorwaarde is wel dat dit dan ook voor hem voordeel oplevert. Ook moet het duidelijk zijn wat het oplevert. Wie gaat het beheren of wie betaalt dat? Ook wil hij weten wat dit betekent voor de openstelling van het landgoed. Is daar wat mogelijk. Navraag doen bij Eelerwoude. (telefoontje naar Eelerwoude leert dat dit een moeilijk traject is, maar zij gaven wel een alternatief aan: Buurman Kromhof die bezig is met rood voor groen). 2. G. Lutke Holzik, Allemansveldweg 152 Paardenpension Landschapselementen: ja Basisbiotoop: ja, (compensatie bos?, beheervergoeding) Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, botanisch en landschapselementen Lutke Holzik heeft een pensionpaardenhouderij en voorzitter van de Stichting Agrarisch Landschapsbeheer Eschmarke (Stalesch). Hij heeft boomkikkerbiotopen van Stalesch in beheer. De landbouwgrond is in eigendom. Zowel de houtwallen en poelen van Stichting Stalesch als die in eigendom zijn onder SAN beheer. Er zijn mogelijkheden tot opknappen van bestaande poelen en meer glooiende oevers maken. Er is een concept plan voor een nieuwe basisbiotoop op de plek waar nu een populierenbosje is. Dat is uitgewerkt in samenspraak met Landschap Overijssel. Nog wel goed kijken naar de aanplant van nieuwe bomen. Er dient te worden gezocht naar compensatiemogelijkheden voor bosaanplant. Inrichting en herstelwerkzaamheden ook afhankelijk van de financiën. Wat is er beschikbaar voor aanleg en herstel en wat levert het beheer van een basisbiotoop op? In het verleden was dat nogal moeilijk te regelen volgens Lutke Holzik. Dat moet wel duidelijk zijn vooraf.
46
3. J.G. Berenbroek, Buurserstraat 500 Schapenhouderij Landschapselementen: ja Basisbiotoop: ja, kavel Smalenbroek, perceel nieuwe natuur overzijde Buurserstraat Grond verkopen: ja, veldkavel Smalenbroek SAN/SNL overeenkomst: ja, botanisch beheer, grasland Gesprek met Jan Berenbroek: Berenbroek heeft zijn agrarisch bedrijf deels gestaakt; varkenshouderij is met rood voor rood afgestoten, schapenhouderij is aangehouden met name voor het beheren van de grond bij het bedrijf. Daarnaast wordt ingezet op de recreatieve tak middels verhuur van boerenappartementen en zomerwoningen. Aan de Groene Laan ligt een kavel van 2,3 ha. die geschikt zou zijn voor het realiseren van een basisbiotoop. De kavel is begrensd als nieuwe natuur. Berenbroek denkt er over om deze kavel op termijn af te stoten. Aan de overzijde bij de Stadsdijk ligt een perceel dat omgevormd is tot nieuwe natuur. Er zijn poelen en er is een plasdras situatie. In de rand loopt de beek. Rondom op de aangelegde kades zijn mogelijkheden voor het aanleggen van bramenstruweel. Moet bekeken worden of dit kan worden verbeterd tot een biotoop van de boomkikker. Daarnaast is er aan de overzijde bij de Stadsdijk een bosje bestaande uit spar en opslag dat geheel gekapt gaat worden. In de rand van dit bosje ziet Berenbroek ook mogelijkheden tot het realiseren van een poel en mogelijk een biotoop. Hij wijst ook op de aanwezigheid van een poel in de nabijheid bij buurman Hobbelt.
47
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Op het erf moeten in het kader van rood voor rood compenserende maatregelen worden getroffen. Daarvoor wordt ook een poel gegraven, maar deze is erg dicht bij de nieuwe bebouwing. Bovendien is er een nieuwe weg met bomenrij aangelegd langs de aanwezige beplanting, zodat aanleg van een kruiden/bramenstrook niet meer mogelijk is. Positieve houding ten aanzien van realisatie natuur, maar dan wel een passende vergoeding voor de afwaardering van de grond en het beheer goed regelen middels een beheerovereenkomst. Positieve houding ten aanzien van Groene Diensten. Extra overleg (november 2011) De eigenaar heeft bij het eerste gesprek al aangegeven dat dit perceel eventueel te koop zou zijn. Navraag leert dat dit nog steeds zo is, alleen het tijdstip waarop is nu nog niet duidelijk. Eigenaar heeft agrarisch bedrijf afgebouwd en heeft nu alleen nog schapen. Daarnaast speelt een rol dat hij ‘de nalatenschap’ goed wil regelen, er zijn twee kinderen die elk een deel krijgen. Een goede prijs zou hij ‘agrarische waarde plus’ vinden afhankelijk van het moment van verkoop denkt hij aan €7‐8 per m2. Geeft aan dat de buurman naast dit perceel mogelijk ook belangstelling heeft in dit perceel. 4. Agrarisch bedrijf, jongvee Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Melkveehouderij grond in eigendom Eigenaar heeft samen met zijn ouders een maatschap. Dit agrarisch bedrijf heeft zijn melkveetak afgestoten en heeft nu jongvee en verkoopt gras aan collega‐boeren in ruil voor mestplaatsingsruimte. Oriënteer zich wel op de toekomst, maar dan met name op afstoten van het melkvee en samenwerking met de buurman voor de opfok van jongvee. Berenbroek had ook grond bij de Knalhutte en die is in de verkaveling naar Landschap Overijssel gegaan. Daar zijn wel mogelijkheden, maar op zijn huidige bezit in de omgeving Weustinkhoekweg wil hij op dit moment niet meewerken aan aanleg van biotopen of landschapselementen. Dat zou hem teveel beperken met het oog op de nog ongewisse toekomst. Of hij meedoet is geen kwestie van hoeveel geld het oplevert, maar hoe zijn bedrijfsvoering zich de komende 5 jaar ontwikkelt. Groene Diensten; aangezien aanleg niet aan de orde is en het grondbezit bestaat uit weilanden en bouwland zijn er geen mogelijkheden voor het afsluiten van Groene Diensten voor landschapselementen. Extra overleg (november 2011) Op zich heeft hij wel belangstelling, maar de locatie die hij voorstelt is niet geschikt. Een hoge zanderige kop met aansluitend bos. Reden dat hij dit noemt is het feit dat hij graag wil dat het bosje gekapt wordt. Hij wil er wel over nadenken als we een alternatieve geschikte locatie hebben. Een redelijke vergoeding vindt hij de landbouwkundige waarde, maar geeft aan dat hij dit ook met de accountant wil bespreken, want er spelen op dit moment veel fiscale zaken zoals landbouwvrijstelling. Bedrijf zit nu nog in maatschap met ouders (op leeftijd) en ook dat moet allemaal bekeken worden wat de gevolgen zijn.
48
5. Agrarisch bedrijf melkvee Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee, tenzij (compensatie grond aan huiskavel) Grond verkopen: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Gesprek met senior en junior eigenaar: Eigenaar heeft een melkveehouderij, verkaveling is net afgerond. Grond is in eigendom en wordt gebruikt als grasland en maïsland. Eigenaar heeft in het verleden meegedaan aan projecten voor achterstallig onderhoud aan houtwallen. Beheer van landschapselementen is mogelijk. Er zijn geen poelen of plassen op zijn grond. In het kader van de herinrichting is gesproken om een klein deel van de huiskavel dat landbouwkundig minder interessant is om te zetten naar natuur en dit dan elders te compenseren in oppervlakte. De commissie Enschede Zuid heeft dit niet opgenomen in hun plannen Op dit moment kunnen ze de oppervlakte niet missen. Op zich zou het wel geschikt zijn. Als er voldoende compensatiemogelijkheden in oppervlakte zou zijn, dan zou eigenaar het willen overwegen. Het liefst de oppervlakte die in natuur omgevormd wordt ruim compenseren en aan de huiskavel Over het afsluiten van Groene Diensten voor landschapselementen willen ze nadenken. Uitbreiding van landschapselementen ligt niet voor de hand vanwege de bedrijfsvoering. Grond afstaan Extra overleg (november 2011) In eerdere instantie is al aangegeven dat vervangende grond aan de huiskavel de eerste wens is. Ook nu geeft men aan dat dit nog steeds geldt. Gezien de verkaveling die onlangs plaats heeft gevonden en de aanwezigheid van meerdere bedrijven om hen heen ziet men niet in dat de komende jaren grond in het gebied te koop zal komen. Als er een flinke vergoeding komt (2 á 3 keer de agrarische waarde, nauwkeurigere cijfers worden niet genoemd) zou men eventueel kunnen overwegen om verder op afstand een grotere kavel te kopen waar maïs kan worden verbouwd. Overigens zou men pas hiertoe over willen gaan als er ook daadwerkelijk zicht is op een geschikte aankoop. Ze willen de beoogde locatie voor de boomkikker dan wel in eigendom houden! Uitgaande van 3 keer de landbouwwaarde zou dit uitkomen op een bedrag van ruim 150.000 euro. 6. Waterschap Regge en Dinkel Wim Wassink, accountmanager Enschede: Aandacht gevraagd voor het project. Wassink geeft aan daar waar mogelijk positief mee te willen denken. Herinrichtingsproject Enschede Zuid is voor het deel Broekheurne afgerond. Daar retentie gerealiseerd en beekbegeleidende beplanting. Duitse zout; natuurontwikkelingsproject op Duits gebied (z.g. Eko Punkte), onderduikerde waterloop opheffen door Aamsveen om verdroging tegen te gaan. (Contactpersonen Henk Leusink en Peter van der Wielen) Ten aanzien van eigendommen waterschap: Wassink brengt in beeld of er eigendom van het waterschap in het gebied ligt waarmee qua inrichting ten gunste van de boomkikker wat kan worden
49
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
gedaan. Later blijkt dat het waterschap vrijwel geen eigendommen heeft ten zuiden van de A35 en ten noorden daarvan betreft het vooral rechtlijnige watergangen/beeklopen. Het Waterschap neemt de aanleg van verbindende landschapselementen en functiecombinatie van waterretentie en realisatie van leefgebied voor de boomkikker momenteel wel in overweging. 7. Particulier, loonbedrijf Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Eigenaar boert nog hobbymatig, hij heeft al lang pensioen. Eigenaar wil niet graag dat er iets veranderd. Laat het maar zoals het is. Dochter woont met haar man ook op het bedrijf en op termijn krijgt zij het op naam. Mogelijk speelt er dan iets op het gebied van NSW‐landgoed. In het kader van de inrichting van een NSW landgoed kan opnieuw bekeken worden of dit ook mogelijkheden biedt. Eigenaar geeft aan dat de dochter daar dan t.z.t. over moet beslissen. Voor bestaande houtwallen is hij misschien wel geïnteresseerd in Groene Diensten. Poelen zijn er niet. 8. H. van Lochem, Weustinkweg 12 Particulier Landschapselementen: nee Basisbiotoop: ja, inrichting veldkavel Twistveenweg Grond afstaan: ja, eventueel SAN/SNL overeenkomst: nee Van Lochem (veehouder in ruste) heeft enkele jaren terug een perceel gekocht (1 ha) van Ketterink tegenover de familie van Kooten‐Nolmans. Dit perceel wordt omgevormd naar nieuwe natuur. De inrichting maakt onderdeel uit van compensatie voor de ontwikkeling van “rood voor rood” op zijn erf aan de Weustinkweg (sloop ligboxenstal). Er is al een inrichtingsplan, natuurlijk grasland met poelen. De bedoeling is dit uit te voeren als de bouw van de rvr woning definitief is. Van Lochem zit niet ‘vast’ aan het perceel, wil het ook wel verkopen als er een passend bod wordt gedaan. Groene Diensten niet mogelijk, perceel wordt nieuwe natuur. 9. Agrarisch bedrijf, melkvee Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Eigenaar heeft een melkveehouderij. Gronden liggen om het bedrijf en pacht daarnaast grond van buurman 12. Ziet medewerking aan het project niet zitten. Nieuwe Natuur is in het kader van verkaveling aangelegd en dat moet voldoende zijn. Bedrijfsstructuur leent zich niet om gronden af te staan voor dit doel.
50
Uitzondering is een bosje tussen de grens en de Weustinkhoekweg (2000 m2) waar ook al een poel is. Dat wil hij eventueel nog wel in overweging nemen. Heeft niet veel bestaande landschapselementen, maar wil wel overwegen deze onder beheer Groene Diensten te brengen. 10. Particulier Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, landschapselementen Eigenaar heeft enkele jaren geleden deze voormalige boerderij met omliggende grond gekocht. Bode heeft overeenkomst SAN voor het beheer van zijn landschapselementen. Zij houden van natuurlijke inrichting en staan open voor suggesties op dit gebied. Gezien de oppervlakte van het bezit zijn de mogelijkheden voor inrichting van een grote biotoop niet aanwezig, maar zal het meer gaan om het afstemmen van inrichting en beheer van bestaande elementen op de wensen van de boomkikker. Groene Diensten op termijn als bestaande SAN overeenkomsten aflopen. 11. Particulier Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee, tenzij (compensatie SAN /SNL) Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, landschapselementen en botanisch beheer, grasland Eigenaar heeft via vererving de boerderij en percelen in eigendom gekregen. Zij hebben de weilandjes en de landschapselementen in een SAN pakket. De landschapselementen bestaan uit houtwallen en 2 poelen. Tegenover de boerderij ligt een perceel grasland met een poel in de hoek van het perceel en langs de grens een houtwal. Poel en houtwal vallen onder de SAN. Naast het huis ligt ook een weiland met een poel die enkele jaren geleden is aangelegd. Ook hier zijn de houtwallen en de poel in SAN Beheer. Op zich zijn ze zo tevreden met hoe hun bezit er uit ziet en beheerd wordt. Op deze manier is ook het beheer goed te overzien. Een plan met mogelijke aanpassingen/verbeteringen voor de boomkikker wil ze wel bekijken, maar toezeggen wil ze nu niets. Groene Diensten op termijn als bestaande SAN overeenkomsten aflopen. 12. Particulier Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee Grond afstaan; nee
51
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
SAN/SNL overeenkomst: nee Eigenaar is geen agrariër en verpacht zijn grond aan de buren. De belangen van zijn pachters wegen voor hem het zwaarst. Daar wil hij ook geen discussie over voeren met hen. Ook gezien een drukke baan die hij en zijn vrouw hebben is er geen tijd om zelf beheer te doen. Hij ziet de grond als een goede belegging en zolang er voldoende belangstelling is voor de pacht van zijn grond wil hij geen veranderingen. 13. Particulier Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee, tenzij (compensatie SAN /SNL) Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, botanisch beheer, grasland Mevrouw is eigenaar van de grond. De grond wordt verpacht (kortdurend) aan een melkveehouder. Eigenaar wil geen veranderingen aan het perceel en geen oppervlakte kwijtraken aan nieuw in te richten boomkikkerbiotoop. Wel is er interesse in beheer van de aanwezige houtwal en mogelijk kan in een laag gedeelte een poel worden gerealiseerd. 14. Particulier Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee, tenzij (compensatie SAN / SNL) Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, botanisch beheer, grasland Eigenaar heeft alle grond (behalve een klein stuk voor een paard) onder de SAN regeling, botanisch beheer. Deze overeenkomsten lopen nog 5 jaar. Wil in die periode geen verandering. De houtwallen mogen onder Groene Diensten. 15. Agrarisch bedrijf, jongvee Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Is pachtboer (hoevepacht) op een particulier landgoed. Pachter was melkveehouder, maar houd nu alleen nog jongvee voor de opfok. Geen mogelijkheden voor basisbiotopen, want dat kan niet i.v.m. de pacht. Verpachter is er erg op gesteld om alles te laten zoals het is. 16. Particulier Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee (compensatie SAN / SNL)
52
Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja Eigenaar is geen actief boer en heeft voor de grond SAN overeenkomsten afgesloten. Zijn grond zit al jaren onder beheer en hij wil geen basisbiotopen. Groene Diensten is ook niet aan de orde, want er zijn geen waardevolle landschapselementen op zijn grond. 17. Particulier, NSW Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Eigenaar heeft een overeenkomst met de gemeente Enschede. Zij is alleenstaand en kinderloos. Na haar overlijden gaat het hele eigendom naar de gemeente. Zij wil verder niets veranderen, als er al iets gebeuren moet, dan nadat zij er niet meer is. 18. Agrarisch bedrijf, afbouwend Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Voormalig melkveebedrijf, eigenaar is enkele jaren geleden overleden. Vrouw en dochter beheren nu het bedrijf. Vanwege fiscale aspecten moet het bedrijf nog in stand gehouden worden en de grond landbouwkundig bewerkt. In de toekomst wordt er misschien een landgoed gesticht. Grond wordt dan verpacht. Over enkele jaren wordt er misschien gebruik gemaakt van de NSW regeling. Dan wordt er ook nieuwe natuur aangelegd. Als het bij de inrichting pas dan wil men t.z.t wel een grotere poel aanleggen. 19. Agrarisch bedrijf, melkvee Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Melkveehouder met een op productie en uitbreiding gerichte bedrijfsvoering. Heeft geen interesse voor nieuwe natuur en ziet ook geen mogelijkheden hiervoor op zijn bedrijf. Wil het gebied open houden dus ook geen nieuwe landsschapselementen. 20. Particulier, NSW Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee, tenzij (compensatie SAN / SNL)
53
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja Eigenaar (landgoed) voert na het overlijden van haar man het beheer over het landgoed. Weilanden vallen onder de SAN regeling en ook voor de poelen en houtwallen zijn overeenkomsten SAN afgesloten. Poelen eventueel opknappen als daar financiering vanuit de Groene Diensten voor beschikbaar is. Geen ontwikkeling van basisbiotoop, want zij heeft haar man beloofd om het landgoed in stand te houden zoals het nu is. 21. Agrarisch bedrijf, melkvee Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja Eigenaar is productie gericht melkveehouder, maar wel met oog voor het landschap. Hij is secretaris van Stalesch en heeft landschapselementen van Stalesch en zichzelf in beheer. Het gaat hierbij voornamelijk om houtwallen, singels en een enkele poel. Ziet op zijn grondgebied geen mogelijkheden voor een basisbiotoop, want de grond is nodig voor zijn melkveehouderij. Wil wel dat het beheer van de landschapselementen via Groene Diensten gecontinueerd wordt. 22. Afbouwend agrarisch bedrijf Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja Eigenaar is zijn agrarisch bedrijf aan het afbouwen. Één perceel weiland is onder een SAN regeling gebracht. Overige percelen worden nog gewoon agrarisch gebruikt en dat is ook nodig voor de fiscus. Op termijn nemen dochter en schoonzoon het over. Geen mogelijkheden voor Groene Diensten. 23. Agrarisch bedrijf, melkvee Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Eigenaar heeft een melkveehouderij bedrijf. Hij heeft enkele poelen in zijn grondgebied liggen die wellicht in aanmerking kunnen komen voor een beheercontract Groene Diensten. Heeft geen belangstelling voor ontwikkelen natuur. Grond is nodig voor de agrarische bedrijfsvoering. 24. Agrarisch bedrijf, melkvee
54
Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja Eigenaar heeft een melkveehouderijbedrijf. Hij is ook lid van Stalesch en heeft enkele singels en poelen in beheer via Stalesch. Aanleg van een biotoop wil hij niet. Hij kent de basisbiotopen van Stalesch die bij zijn buren in beheer zijn en hij ziet dat beheer zelf niet zitten. Eigenaar doet de bedrijfsvoering alleen en ziet uitbreiding van beheer niet zitten. 25. Afbouwend agrarisch bedrijf Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee, tenzij (afhankelijk van toekomst bedrijf) Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, landschapselementen Afbouwend melkveehouder en lid van Stalesch en heeft enkele singels via Stalesch in beheer. Na een ongeluk heeft hij de melkveehouderij moeten staken. Nu alleen nog jongvee en verkoop van gras. Staken van het agrarisch bedrijf op termijn is waarschijnlijk, maar tot die tijd moet de bedrijfsvoering vanwege fiscaliteiten doorgaan. Is niet zeker van de toekomst; verkoop van het hele bedrijf, verkoop van grond? Zolang hierover geen duidelijkheid bestaat, is een andere invulling van zijn grond niet aan de orde. Extra overleg (november 2011) De grond wordt van jaar tot jaar gepacht en deze relatie is belangrijk voor de eigenaar i.v.m. fysieke problemen die hij heeft, waardoor hij niet meer zijn werk als boer kan doen. Hij vreest dat medewerking aan dit project de relatie met zijn pachter onder druk zet en dat wil hij niet. Gesprek met de pachter er bij is niet gewenst. Verkopen of vervangende grond is niet gewenst en een bedrag wil hij niet noemen. 26. Agrarisch bedrijf, melkvee Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, landschapselementen Eigenaar is melkveehouder en tevens lid van Stalesch. Vader is heel actief geweest in het bestuur van Stalesch en is kenner van de boomkikker. Zoon heeft het bedrijf overgenomen zet ook het bestaande beheer voort van landschapselementen zoals poelen en singels. Ook zijn er stroken botanisch hooiland in beheer die langs de singels liggen. Grond voor nieuwe biotoop of andere elementen kan niet gemist worden voor de agrarische bedrijfsvoering, elke vierkante meter telt. Hij is over natuur niet zo enthousiast als zijn vader. 27. Agrarisch bedrijf, melkvee
55
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Familie (vader, moeder en zoon) hebben een melkveebedrijf dat de zoon voort wil zetten. Eigenaar doet wel aan landschapsbeheer (houtwallen), maar grotere eenheden natuurbeheer zoals een basisbiotoop ziet hij niet zo zitten. Dit kost oppervlakte en die kan hij niet missen. Eigenaar verwacht juist met het oog op de toekomstige opvolging meer grond nodig te hebben. Groene Diensten voor de houtwallen zijn aangevraagd. Extra overleg (november 2011) Agrarisch bedrijf, intensief melkveehouderij met neventak. De grond kan niet gemist worden vanwege uitbreidingsplannen is elke m2 nodig voor het bedrijf. De beoogde locatie ligt aan de zuidkant van de huiskavel en is vanuit de stal via eigen grond te bereiken. Op de vraag tegen welke vergoeding er wel medewerking te krijgen zou zijn komt het antwoord dat vervangende grond belangrijker is dan het geld. Een bedrag wil hij niet noemen, ook gezien alle onduidelijkheid op dit moment rondom het hele natuurbeleid. “Er is toch geen geld meer voor” is het antwoord. Hij zou niet akkoord gaan voor een landbouwprijs met een plus. 28. Particulier, NSW Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, botanisch beheer grasland Is geen actief agrariër. Een deel van zijn weidegrond heeft hij omgezet naar natuurlijk grasland via de SN regeling en functieafwaardering. Deze grond wordt beweid door schapen en rundvee. Eigenaar wijst erop dat aangrenzend aan zijn perceel door Landschap Overijssel 6 ha. nieuwe natuur is gerealiseerd. Hij vindt dat daar genoeg ruimte is voor basisbiotopen, etc. Zijn weiland wil hij zo houden als het nu is. 29. Particulier, NSW Landschapselementen: ja Basisbiotoop: ja, onder voorwaarde inspraak inrichting Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Familie Visser heeft enkele jaren geleden de monumentale boerderij gekocht met 5 ha. grond. In het kader van rood voor rood is de monumentale boerderij opgeknapt. De regeling hield ook in dat er geïnvesteerd moest worden in landschappelijke kwaliteit. Het weiland voor de boerderij is omgezet in natuurlijk grasland met daarin een grote poel. Deze locatie kan eventueel dienen als basisbiotoop. Vanwege het zicht vanuit de boerderij wil men het perceel niet te veel verruigen. Mevrouw Visser is bestuurslid van Landschapsfonds Enschede en dus op de hoogte met Groene diensten.
56
30. Agrarisch bedrijf, melkvee Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Eigenaar heeft een melkveebedrijf en de bedrijfsvoering is gericht op uitbreiding van de melkveestapel. Daartoe is onlangs een stuk bij de stal aangezet. De bedrijfsstrategie is verder gericht op uitbreiding van oppervlakte landbouwgrond; een stuk grond afstaan voor een basisbiotoop is niet aan de orde. Eigenaar wil wel meedoen aan het afsluiten van Groene Diensten voor bestaande wallen en een poel. 31. Agrarisch bedrijf, melkvee Landschapselementen: nee Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Eigenaar heeft een melkveehouderij naast het Witte Veen. De bedrijfsvoering is gericht op een middelgroot melkveebedrijf. Zij zien nog kans tot uitbreiding op deze locatie. Schoonzoon neemt het bedrijf over. Er is geen interesse in natuurbeheer of omzetten van landbouwgrond in een basisbiotoop. De laatste jaren is met veel moeite de verkaveling verbeterd en is geïnvesteerd in grond. Groene diensten is in Haaksbergen nog niet aan de orde. Voor de grond in Enschede waar zich landschapselementen bevinden zou Groene diensten mogelijk in aanmerking komen, maar gezien het geringe bedrag en de langdurige verplichtingen is men nog terughoudend. 32. L. Kromhof, Holterhofweg 270 Particulier, NSW Landschapselementen: ja Basisbiotoop: ja, combinatie met inrichting rood voor rood Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee De familie Kromhof heeft het agrarische bedrijf gestaakt omdat er geen opvolger was. Een deel van de grond heeft de NSW status. Op dit moment is zoon Laurens Kromhof bezig met een rood voor rood project. Voor de sloop van ontsierende gebouwen wil de gemeente meewerken aan een nieuwe bouwkavel op een nieuw landgoed van 5 ha. aan de Allemansveldweg, naast eigenaar 33. Hiervoor moet wel een hectare natuurlijk ingericht worden en in overleg met bureau Eelerwoude wordt gekeken naar de mogelijkheden om hier een basisbiotoop te realiseren. Of dit lukt is met name ook afhankelijk van het feit of de gemeente akkoord gaat met het meenemen van de inrichtingskosten en de afwaardering van de grond in de berekening. Komend najaar zal dit duidelijk worden. 33. Particulier
57
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee, tenzij (wat de kinderen er in de toekomst mee willen) Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, botanisch beheer, grasland Eigenaar is gepensioneerd arts en zijn vrouw reed paard. Daarom hebben ze jaren geleden deze locatie gekocht. Op dit moment is voor het grasland een beheervergoeding afgesloten. In het perceel ligt een poel die inmiddels rondom is dichtgegroeid met hout. Rondom het perceel is een houtwal met flink wat ruigte in een strook langs het weiland. Op zich een kansrijk perceel voor een basisbiotoop en in ieder geval een aanvulling op het eventueel nieuw aan te leggen terrein van Laurens Kromhof dat er aan grenst. Eigenaar is al flink op leeftijd en slechtziend. Hij wil geen veranderingen aan het perceel. Hij laat dat aan zijn kinderen over. Zolang de gezondheid het toelaat willen zij hier blijven wonen. Daarna is het aan de kinderen om te kijken wat er met het eigendom moet gebeuren. Verkopen is dan ook aan de orde. 34. Agrarisch bedrijf, melkvee Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee, tenzij (compensatie mogelijkheden) Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, landschapselementen Eigenaar heeft een melkveehouderij en eigenaar is lid van Stalesch. Hij heeft singels, poelen en een strook wordt beheerd als botanisch hooiland. Beheer van elementen ziet hij als een tweede tak onder zijn bedrijf. Op dit moment is de agrarische bedrijfsvoering leidend. Er zijn drie studerende zoons, maar opvolging is nog onduidelijk. Uitbreiding van de agrarische tak is mogelijk, want de grond van het ouderlijk bedrijf van zijn vrouw ligt niet ver weg en staat inmiddels deels op haar naam. Afhankelijk van plek, compensatie en vergoeding is een nieuwe biotoop bespreekbaar, maar hij ziet daar op dit moment nog geen plek voor die geschikt zou zijn. Groene Diensten als beheer van landschapselementen ziet hij zitten afhankelijk van de vergoeding en de voorwaarden. 35. Agrarisch bedrijf, varkenshouderij Landschapselementen: ja Basisbiotoop: bestaande biotoop Stalesch in beheer Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja Eigenaar heeft een varkenshouderij en daaromheen liggen enkele hectares grond. Eigenaar is lid van Stalesch en beheert een basisbiotoop in de hoek Oostweg/Schukkinkweg. Bedrijfsvoering is gericht op uitbreiding van de varkenshouderij. Beheer van landschapselementen onder Groene diensten ziet hij wel zitten. Voor nog een basisbiotoop ziet hij geen ruimte. 36. Agrarisch bedrijf, vleesvee
58
Landschapselementen: ja Basisbiotoop: bestaande biotoop Stalesch in beheer Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, landschapselementen Eigenaar heeft een extensief vleesveebedrijf en daarnaast samen met zijn vrouw ook een aantal hectares natuur in bezit. Hij is lid van Stalesch en beheert een basisbiotoop. In het verleden zijn er ook enkele (delen van) percelen omgezet in nieuwe natuur. Bedrijfsvoering is gericht op houden van vleesvee en winnen van voldoende voer van eigen grond. Een sobere bedrijfsvoering met zo min mogelijk kosten. Een deel van zijn bezit is inmiddels als NSW landgoed gerangschikt. Eigenaar is niet tevreden over de beheervergoedingen voor natuur. De onkosten worden nauwelijks gedekt. Als hiervoor betere regelingen zouden komen is er misschien te praten over aanleg van een nieuwe biotoop. Extra overleg (november 2011) Extensief agrarisch bedrijf/landgoed met graasvee. De grond is in eigen gebruik en op het beoogde perceel wordt maïs verbouwd. Eigenaar is bekend met boomkikkerbiotoop, in de buurt ligt een basisbiotoop van Stalesch die hij beheert als erfpachter. Een nieuwe biotoop is wel bespreekbaar als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: Een degelijke vergoeding voor het verlies aan waarde landbouwgrond, een flinke plus op de agrarische waarde (zonder zich vast te willen leggen, ca. €10/m2) Een dekkende jaarlijkse vergoeding waarvoor jaarlijks en periodiek onderhoud kan worden verricht. 37. Agrarisch bedrijf, melkvee Landschapselementen: ja Basisbiotoop: Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: nee Melkveebedrijf met flink veel landschapselementen zoals houtwallen tegen de stadsrand aan. Eigenaar doet aan beheer van de houtwallen en heeft zich aangemeld voor Groene diensten. Op dit moment heeft hij ook de grond van een ander in gebruik. Eigenaar heeft geen opvolger, maar denkt nog niet aan stoppen. Gezien de ligging ten opzichte van de stad is er enige verwachtingswaarde. Hij geeft ook aan dat er plannen liggen voor het doortrekken van de Zuid Esmarkerrondweg naar de Oostweg, waardoor percelen van hem doorsneden zullen worden. Wanneer is niet duidelijk. Vanwege voorgaande ziet hij niet meteen kansen voor natuurontwikkeling op zijn grond. 38. Particulier Landschapselementen: ja Basisbiotoop: nee, tenzij (compensatie SAN/SNL) Grond afstaan: nee SAN/SNL overeenkomst: ja, botanisch beheer, grasland Het betreft hier een woonboerderij met omliggende agrarische grond. Het eigendom ligt tegen het Aamsveen aan. De grond wordt verpacht en er rust een beheervergoeding SAN op de weilanden (ongeveer 5 ha.) Dit is de voornaamste bron van inkomsten voor hen. Het beheer wordt geregeld door
59
Boomkikkers duurzaam tussen Aamsveen en Witte Veen
de pachter en zij ontvangen een mooie vergoeding. Op deze manier hebben zij er niet veel werk mee. Aanleg van een basisbiotoop zien zij als bezwaarlijk omdat de oppervlakte beheer dan afneemt, het meer werk kost om een biotoop te beheren, er geen duidelijkheid is over de hoogte van de vergoeding. Beheer van een poel zou eventueel nog wel kunnen als daarvoor een goede plek te vinden is. Laat het voorlopig maar zoals het nu is. Extra overleg (november 2011) De grond wordt verpacht en de pachter heeft een beheervergoeding afgesloten. Er is wel ruimte voor een basisbiotoop, maar aangezien de grond verpacht is kan de eigenaar daar op dit moment niets over zeggen. Hij kan zich voorstellen om het gesprek met de pachter aan te gaan. Dan zou er voor de pachter vervangende grond moeten zijn. Een goede vergoeding van de agrarische waarde zou wel e.e.a. bespoedigen. Op de vraag om een bedrag te noemen wordt gezegd dat men zich voor zou kunnen stellen dat dit de landbouwkundige waarde zou kunnen zijn (€60.000 per hectare) en de jaarlijkse vergoeding voor pacht die men dan niet meer heeft. Met de pachter is afgesproken dat de hoogte van de pacht afhangt van de hoogte van de beheervergoeding. Op dit moment is dat ruim €1.000 per hectare. 39. Particulier Basisbiotoop: nee Grond afstaan: nee Deze eigenaar heeft de grond als belegging en is niet geïnteresseerd in cash geld. Er is wel een emotionele binding met de grond vanuit vererving.” Laat maar mooi zo liggen, gezien de malaise op economisch en financieel gebied kun je het kapitaal maar het beste in grond hebben zitten, aan geld op de bank heb ik niets”. Vereniging Natuurmonumenten (R. Meulenbroek) Het eigendom van het Witte Veen ligt bij Natuurmonumenten. In het verleden zijn diverse maatregelen voor de boomkikker uitgevoerd. Het basisbiotoop beheert Naturmonumenten zelf en wil dit in eigen hand houden. Het noordelijk deel bevat meerdere kleine poeltjes. Hier worden hap/snap maatregelen uitgevoerd. Deze poeltjes zouden vergroot kunnen worden. Daarnaast vormt visbezetting mogelijk een probleem en maatregelen hiertegen behoren ook tot de mogelijkheden. Uitrastering van wateren is geen optie, het gebied wordt integraal begraasd met Schotse Hooglanders. De aanleg van twee basisbiotoop die worden gerealiseerd door zoveel mogelijk bestaande elementen te versterken, is mogelijk. Een flinke uitbreiding van landhabitat is bespreekbaar, maar er dient rekening te worden gehouden met de integrale begrazing. Gemeente Enschede Er is geïnformeerd naar mogelijkheden voor struweelbeplanting langs gemeentewegen. Dit is in het kader van de herinrichting al eens aan de orde geweest. De gemeente is hier zeer terughoudend in, omdat het voor hen ook gevolgen heeft voor beheer. En het budget daarvoor is zeer minimaal. Bovendien zijn de wegbermen zeer minimaal qua breedte en extra brede bermen toedelen had wel hier en daar gekund, maar dan moeten zij ook de bijbehorende oppervlakte vergoeden. In de huidige bermen struweel planten ligt daarom niet voor de hand. Ten aanzien van beheer van bermsloten is wel iets positiefs te melden. Dat doen ze eigenlijk zo min mogelijk waardoor er nogal eens wat verruigde sloten langs de wegen te vinden zijn.
60
Restant adressen telefonisch benaderd Deze eigenaren zijn niet bezocht omdat gezien oppervlakte eigendom, ligging of omdat voorzien werd dat zij hier geen interesse in zouden hebben. In totaal ging het om 8 eigenaren. Twee van hen gaven aan dat zij mogelijk wel interesse zouden hebben in Groene Diensten.
61