VARVIKSVELD EN AAMSVEEN (#) L. van Tweel-Groot Excursieleiding: Datum: Deelnemers:
L. van Tweel-Groot en J. Schunselaar 05 juli 2010 T. de Meij, M. Rijken, H. Ruiter, L.J. van den Berg, D. Bokeloh, E. de Hoop, H. Sprangers, J. Teeuwen, G. de Vries, R. Wegman, W. Wamelink, M. Bakker, E. Weeda (deels), I. Zonneveld (deels), R. Zielman, H. van Dorp
Tijdens deze excursie in Zuid-Twente hebben we ‟s ochtends kennis gemaakt met een particulier heideterreintje – het Varviksveld. Hier is door goed beheer van de eigenaar met hulp van vrijwilligers (oa uitvoering van plagwerkzaamheden en opslagvrij houden) een zeer fraaie gradiënt ontstaan van droge heide naar vochtige en natte heide met elementen uit het natte heischrale milieu en het blauwgrasland met oa Carex pulicaris en Carex hostiana. De middag hebben we ons gericht op de natte heischrale graslanden met Platanthera bifolia in het Aamsveen. Tussen het hoogveengedeelte en de Glanerbeek is hier een zone te vinden waar van oudsher een zone voorkwam met kwel en basenrijke schraallanden. Door verdroging en verzuring is hier slechts een fractie van over, maar nog steeds zijn het bijzondere schraallanden.
VARVIKSVELD Historie en beheer Het Varviksveld is een particulier terrein met bos aan de randen en heide hierbinnen ten zuidoosten van Enschede. Het is zo‟n 5 hectare groot en ligt in tussen de natte heide van de Kersdijk (ook in eigendom en beheer bij Landschap Overijssel) en het Aamsveen. De boerderijen en erven die hier ten zuidoosten van Enschede voorkomen hebben al een lange geschiedenis, in de markenboeken staan al zeer veel oude erven genoemd en bijvoorbeeld het erve Het Derkink in de Eschmarke bestaat al sinds 1337. Veel van de heide is ook lange tijd in bezit geweest bij de Marken – de straatnaam Allemansveldweg die hier in de buurt voorkomt verwijst hier naar. Het Varviksveld hoort al sinds 1359 bij een erf dat uit de familie van mevrouw Verveld-Cromhof komt. Mevrouw Verveld als eigenaresse van het Varviksveld was met haar zoon ook bij de excursie en kon ons dus veel vertellen over de historie en het beheer. Het oorspronkelijke erve Varvik is na de oorlog opgeslokt door de buitenwijken van Enschede, daar staat nu een kerk (de Vredeskerk). In Enschede is Varvik nog steeds een bekende naam; de Varviksweg, Varviksingel, speeltuin „t Varvik, de wijk Varvik-Diekman, etc. zijn ernaar genoemd (Rolevink, 2008). De familie Verveld heeft een boerderij, en dit stuk natuur (het Varviksveld) wordt met behulp van de subsidieregeling Programma Beheer en nu de Subsidieregeling Natuur en Landschap in stand gehouden. Voor het specialistische werk dat nodig is voor dit soort natuur is dat echter niet voldoende. Landschap Overijssel (Mark Zekhuis) heeft in het verleden geholpen bij het herstelbeheer van de vergraste en verboste natte heide. Al in 1999 is met provinciale subsidie (Particulier Natuurbeheer) het eerste en grootste gedeelte aangepakt waarbij bos is gekapt, de vergraste heide is geplagd en is bekalkt. Toen al is ook de perceelssloot aan de noordzijde gedicht. In 2002 is er kleinschalig machinaal geplagd en is de bosrand weer wat teruggezet. In de winter van 2009-2010 is er met soortenbeheersgeld van Provincie Overijssel grootschaliger natuurwerk uitgevoerd. Aan de noordkant zijn flink wat bomen gerooid, de bosrand is hier weggehaald om een verbinding te maken met het naastgelegen weiland. De laagte is geplagd en er is een wildakker van zo‟n 2 are weggeplagd. In 2010 is weer met soortenbeeheersgeld (provincie) een viertal grotere plagplekken gemaakt waar is bekalkt en zaad van klokjesgentianen (verzameld op het Varviksveld zelf) is uitgezaaid. Na het kleinschalige plaggen in 2002 hebben in 2003 vrijwilligers van de Blauwe Brigade rondom de laatste 10 Klokjesgentianen geplagd. Dit had een zeer positief effect, want de Klokjesgentianen konden zich uitbreiden en in 2006 zijn de eerste Gentiaanblauwtjes gezien. Het Gentiaanblauwtje is
met een populatie aanwezig in de Kersdijk, en had dit nieuwe leefgebied dus gelukkig snel gevonden. In 2007 zijn al tientallen eitjes gevonden door Erik Foekens. In 2011 telde Jo Schunselaar alweer honderden Klokjesgentianen met ook weer vele eitjes van het Gentiaanblauwtje. Sinds 2007 is het terrein geadopteerd door de Werkgroep EnHOe (natuurwerkgroep Enschede, Hengelo, Oldenzaal en omstreken) voor hulp bij het beheer. Mark Zekhuis heeft in 2007 een beheerkaartje gemaakt voor EnHOe om het werk mee te kunnen plannen. De groep vrijwilligers komt er twee keer per jaar. In maart wordt er bosopslag verwijderd (berken worden uitgestoken met de spa en met vliegend tapijt uit de heide gehaald en op rillen in het bos verwerkt) en kleinschalig geplagd. In september (tweede helft) wordt er gemaaid gras bijeengeharkt en afgevoerd en wordt ook weer opslag verwijderd om de heide open te houden. Erik Rolevink van EnHOe kon jammer genoeg niet bij de excursie zijn, maar Jo Schunselaar heeft later bij een werkdag van hen wel het een en ander verteld van de excursie. Tijdens de excursie is ook veel gesproken over het beheer en hoe vrijwilligers hier bij kunnen helpen. Henk Ruiter heeft hier veel ervaring mee opgedaan in het Varsenerveld bij Ommen en hij verwoordde heel mooi de essentie ervan: “Maaien in leemhoudende natte heide is een feest!” Maaien en afvoeren geeft de soorten van het blauwgrasland weer een kans. En dat die soorten er nu al zijn geeft aan dat er nog veel meer te bereiken is en er een zeer hoge potentie is voor herstel. Vroeger kwamen op dit stukje ook Blauwe knoop en Parnassia voor. Toen er in 2002 werd begonnen met kleinschalig plaggen zag het er uit als een doodgewone vergraste natte heide. Na de vondst van Vlozegge door Landschap Overijssel (Mark Zekhuis) is er verder gewerkt aan uitbreiding van dit soort vegetaties en dat is een groot succes. Abiotische milieu en vegetatie Het Varviksveld ligt op de stuwwal van Enschede die bestaat uit keileem. Het keileem wordt bedekt door een laag dekzand en deze laag is niet overal even dik. In een deel van het gebied komt de keileem dicht aan het oppervlakte voor. Dat zijn ook de plekken waar kwelwater uittreedt. Zowel de keileem als het kwelwater zijn iets kalkrijk waardoor zeer fraaie gradiënten aanwezig zijn. Thomas de Meij heeft bovenaan het gebied in de goed ontwikkelde natte heide de grondboor in de bodem gezet. Dit bleek hier een veldpodzol te zijn. De veldpodzol had een mooie uitspoelingshorizont op de grens van het dekzand en het keileem – dit was op 70 cm diep. De keileem was grijs en vlekkerig met veel roest (pseudogley). Lager in het gebied waar een zeggenvegetatie (met bijzondere zeggen( voorkomt in een laagte komt de keileem veel meer aan de oppervlakte. Uit de grondboring van Thomas de Meij bleek het hier te gaan om zand zonder podzolering met een pH van 5,5. De keileem is hier al te vinden op een diepte van 30 cm en ziet er hier groen uit met wat roest. De pH is hier al 6,5 - het bruist ook echt met zuur #thomas – wat voor zuur?# en is dus duidelijk kalkhoudend. #afstroming?# Het Varviksveld is dus gelegen op keileem, en ligt vrij laag in het landschap. In feite is de hele laagte met de heide te karakteriseren als een natte heide – het bestaat voor het grootste gedeelte uit het Ericion tetralicis (11Aa) met vooral het Ericetum tetralicis en op plagplekken het LycopodioRhynchosporetum. Het gebied is eigenlijk komvormig – de randen liggen het hoogst en het welft naar beneden toe af in een aantal laagtes. In 2 verschillende laagtes is een schraalland te vinden met elementen van het blauwgrasland (16Aa - Junco-Molinion) en het basenrijke schraalland (9Ba – Caricion davallianae). Nog wat meer naar beneden zijn dan weer zure natte laagten te vinden met het Zwarte zegge-verbond (9Aa Caricion nigrae). Opnames Eddy Weeda heeft hier in de gradiënt een serie van 13 vegetatie-opnamen gemaakt, zie tabel 1#excel tabel varviksveld1#. Bovenop de welving (opname 1) is een mooi ontwikkelde natte heide aanwezig. Trichophorum cespitosum komt in deze zone veel voor maar ook Juncus squarrosus is hier wel aan te treffen. Op de bloeiende Erica tetralix vlogen heel erg veel Heideblauwtjes rond. Er zijn 5 verschillende laagtes onderscheiden.
Iets lager op de gradiënt en waar geplagd is (opnames 2 en 3 – Laagte 1) zijn de kenmerkende soorten Rhynchospora fusca en Drosera intermedia te vinden. Vanaf hier komt er ook Carex panicea in en af en toe Lycopodiella inundata. Laagte 1 en het hoogste deel van laagte 2 omvat de natte heide, het Ericion tetralicis, dit zijn de opnames 4, 5 en 6. Op de laatste delen komen nog wat soorten voor van zure natte laagten zoals Carex nigra en Carex oederi. De aanwezigheid van Carex panicea en Gentiana pneumonanthe geeft aan dat het wel een soortenrijke natte heide kan zijn. In de laagtes 2 en 3 is op de gradiënt het basenrijke schraalland te vinden met Carex hostiana en Carex pulicaris. Ook Carex flacca is hier te vinden en de kruising van de Blonde met de Geelgroene zegge (Carex hostiana x oederi ssp. oedocarpa). Alle urntjes van deze kruising zijn loos, hierdoor is het onderscheid met de beide ouders goed te voelen. Een inslag van de zure natte laagtes is er ook in te vinden zoals in de opnames 8, 9 en 10 te zien is. Carex nigra, Ranunculus flammula, Juncus articulatus en Sphagnum denticulatum komen hier in voor. Opvallend is dat juist in de meest basenrijke opnames (7 t/m 10) ook een struiklaag aanwezig is van Salix aurita x cinerea. Ook in de kruidlaag komt houtige opslag voor – het zijn ook veruit de meest soortenrijke opnames. Opname 7 is nog niet zo soortenrijk met 10 soorten en slechts een + voor Carex hostiana – dit is duidelijk de rand vanaf waar het Caricion davallianae begint. Daar waar het goed ontwikkeld is (opnames 8, 9 en 10) komten gelijk tussen de 17 en de 25 soorten voor waar dit in de natte heide tussen de 5 en de 7 zit. De laagtes 4 en 5 (opnames 11, 12 en 13) zijn duidelijk zure natte laagtes waar door de keileem het regenwater lang blijft staan. Ranunculus flammula, Eleocharis palustris en Equisetum arvense komen vooral hier voor. Natuurontwikkelingsgebied Net ten noorden van de natte heide met blauwgrasland-elementen van het Varviksveld is meer natuur aan het gebied toegevoegd. Bij de eerste maatregelen in het Varviksveld in 1999 heeft Mark Zekhuis kunnen regelen dat dit maisland op kaart werd gezet als Nieuwe Natuur als buffer voor het Varviksveld. Daarom kon in 1999 de sloot langs het heideperceel tegen de akker aan gedicht worden. Er is een basisbiotoop voor boomkikkers aangelegd en de voormalige maïsakker/aanliggend weiland is rond 2006 ontgrond ten behoeve van natuurontwikkeling. De heer Verveld heeft het nog ontgonnen samen met zijn opa voor landbouwgrond, en nu is het dus weer teruggegeven aan de natuur. In de noordwesthoek is het plagsel verwerkt en die bult is ingeplant. Dit nieuwe stuk natuur wordt 1 keer per jaar gemaaid met de maaibalk en het maaisel wordt afgevoerd. Hier is ook een Zwervende pantserjuffer gezien. De begroeiing is deels nog heel erg ijl, er is nog veel open zand aanwezig. Andere plekken laten al een uitbundiger zeggenvegetatie zien. Op sommige delen grijpen de boomvormers hun kans en is er veel elzenopslag en berkenopslag te zien. Een deel mag ook bos worden, de rest wordt jaarlijks gemaaid. Hoe het zich uiteindelijk zal ontwikkelen is heel spannend. De droogste delen zullen waarschijnlijk naar een droge tot vochtige heide gaan, een groot deel zal richting vochtige en natte heide gaan, maar delen kunnen ook richting schraalland gaan met wellicht ook weer elementen van het blauwgrasland en het basenrijke schraalland. Soorten die hier nu al voorkomen zijn o.a. Calluna vulgaris, Juncus squarrosus, Leontodon saxatilis, Genista anglica, Juncus tenuis, Erica tetralix, Rhynchospora fusca, Lycopodiella inundata, Juncus acutiflorus, Carex ovalis, Carex panicea, Carex echinata, Drosera intermedia en Osmunda regalis. Dominique Bokeloh ontdekte hier Hypericum elodes en Eddy Weeda maakte er een vegetatie-opname omheen. Deze is te vinden in tabel 2 als tweede opname#excel-tabel Varviksveld2#. De andere twee opnames in deze tabel zijn ook gemaakt door Eddy Weeda rondom andere leuke soorten. Want niet ver daarvandaan is Lythrum portula gevonden en die is te vinden als eerste opname in tabel 2. Hoe de vegetatie zich verder zal ontwikkelen is nog een grote vraag, voorlopig zijn deze beide opnames nog te rekenen tot het Nanocyperion flavescentis (28Aa). De laatste bijzondere soort die toch de potentie van het gebied weergeeft is Gentiana pneumonanthe (derde opname in tabel 2). De Klokjesgentiaan en Carex oederi ssp. oedocarpa kunnen wijzen op een ontwikkeling richting Gentiano pneumonanthes-Nardetum (19Aa2). Bijzonder in dit gedeelte was dat er een heel duidelijke oerbank aanwezig was – op sommige delen lagen de brokken ijzeroer echt aan de oppervlakte. Ies Zonneveld kon ons wat vertellen over het
ontstaan van zo‟n oerbank. In de voorlaatste ijstijd – het Riss, zo‟n 200.000 jaar geleden – is het ijs ook over Twente heen gegaan. In dit ijs is van alles meegenomen en deze afzetting (boven de tertiaire klei) wordt keileem genoemd. Keileem kan zoals de naam al zegt keien en leem bevatten en dus een zeer ondoorlatende plakkerige substantie zijn, maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn! De naam keileem is puur de naam voor de afzetting die door het ijs is meegenomen en dat kan dus ook zand zijn, zonder keien of leem. Maar hier in het Varviksveld bestaat de keileemlaag wel degelijk uit veel keien en leem. Een oerbank kan tussen, onder of boven de keien/keileemlaag ontstaan. Het gaat er om dat er ijzerhoudend humeus water wordt aangevoerd. Bij wisselende grondwaterstanden zoals hier het geval is kan op de grens tussen permanent en wisselen grondwater een oerbank ontstaan doordat ijzer en zuurstof met elkaar reageren en ijzeroer vormen. Een vergelijkbaar proces is te zien rondom elzenwortels. De els voert zuurstof aan naar de haarvaten van de wortels en rondom de elzenwortels ontstaan kokertjes van het neergeslagen ijzer. Als je weet uit welke periode het dekzand aanwezig is kun je daar ook al veel informatie uit halen. De oude dekzanden zijn bijvoorbeeld het meest lemig. Jonge dekzanden zijn al minder lemig en de regionale dekzanden zijn het minst lemig. In dit natuurontwikkelingsgedeelte zijn Rudi Zielman en Jo Schunselaar in 2009 al eens op zoek geweest naar bijzondere mossen. Die bijzondere mossen zijn ook zeker aanwezig en ook hieruit is de potentie van het gebied af te lezen. Zo hebben ze toen gevonden: Sphagnum compactum (Kussentjesveenmos - KW), Sphagnum subnitens (Glanzend veenmos - KW), Riccardia incurvata (Hol moerasvorkje), Aneura pinguis (Echt vetmos), Jungermannia gracilima (Lichtrandmos), Blasia pusilla (Flesjesmos), Calypogeia fissa (Moerasbuidelmos), Riccia beyrichiana (Dik landvorkje) en Archidium alternifolium (Oermos). Allemaal soorten van bijzondere milieus, voor het grootste deel met wat kwel, niet al te zuur en dus wel aanrijking met wat basen waardoor het richting schraalgrasland en eventueel blauwgrasland kan gaan. Zoomvegetatie Aan de zuidkant van het gebied in de bosrand tegen de wegkant bij de ingang naar het Varviksveld heeft Eddy Weeda nog een opname gemaakt van de zoomvegetatie met Hengel ter plaatse. In dit gedeelte van Twente is nog regelmatig Hengel te vinden in de schrale wegbermen met Zomereiken en in de bosranden langs de weg. Vlak naast de groeiplaats van Melampyrum pratense was een flinke bult met tuinafval aanwezig en hier was op dit moment veel Cipreswolfsmelk (Euphorbia cyparissias) te vinden. Wellicht dat er in het verleden ook Convallaria majalis en Vinca minor met het tuinafval is terechtgekomen en verwilderd. Deze soorten nemen een flink deel van de vegetatie in. Zoomvegetatie: 05-07-2010, Braun-Blanquet, 3x3 meter, Melampyrion pratensis Bedekking (%) en hoogte: boomlaag (70%, 14 meter), struiklaag (40%, 3 meter), kruidlaag (60%, 1030 cm (max. 90 cm)), moslaag (80%), strooisellaag (80%). Betula pendula-b1 3 Ruwe berk Convallaria majalis 2a Lelietje-van-dalen Hedera helix-kl + Klimop Hieracium laevigatum 1 Stijf havikskruid Hypnum jutlandicum 1 Heide-klauwtjesmos Lonicera periclymenum-kl 3 Wilde kamperfoelie Melampyrum pratense 2b Hengel Molinia caerulea 2b Pijpestrootje Quercus rubra-b1 3 Amerikaanse eik Rhamnus frangula-s1 2b Sporkehout Rubus fruticosus -kl-kl 2a Gewone braam Sorbus aucuparia-s1 2b Wilde lijsterbes Vinca minor 2b Kleine maagdenpalm
AAMSVEEN
Het Aamsveen is een restant van een groot hoogveencomplex, dat zich over duizenden hectaren aan weerszijden van de Nederlands-Duitse grens uitstrekte. Ook aan de Duitse kant zijn nog restanten van dit hoogveencomplex over; het Hundfelder Moor strekt zich aansluitend aan het Aamsveen naar het zuidoosten uit en het Amtsvenn ligt daar weer zuidoostelijk van. Sinds 1967 is het Aamsveen in beheer bij Landschap Overijssel en is momenteel zo‟n 175 ha groot. De hoogteligging van het Aamsveen is wisselend: hoog in het oosten tegen de grens aan, daarna aflopend naar de Glanerbeek waarna het weer flink oploopt de stuwwal van Enschede op. Op het keileem van de stuwwal van Enschede is vaak dekzand te vinden, bijvoorbeeld op de Kersdijk waar het keileem ruim 3 meter diep onder het dekzand zit. In het Aamsveen bestaat het oostelijke gedeelte uiteraard uit veengronden, het westelijke deel kent een afwisseling tussen moerige gronden, podzolgronden, beekeerdgronden en in het zuidoostelijke deel komt de keileem dicht onder de oppervlakte voor (Stichting Het Overijssels Landschap, 1984). Heischrale graslanden Deze middag hebben we ons gericht op de heischrale graslanden (Nardetea). De heischrale graslanden behoren tot de meest bedreigde plantengemeenschappen van ons land en ook in Europees verband zijn ze ernstig bedreigd. Het prioritaire type heischrale graslanden is in het kader van Natura 2000 beschermd als habitattype H6230. Het habitattype is in ons land aan te treffen in het Zuid-Limburgse heuvelland, de duinen en op de hogere zandgronden van het binnenland. Op de hogere zandgronden komen heischrale graslanden zowel op vochtige (Gentiano pneumonanthes-Nardetum - de Associatie van Klokjesgentiaan en Borstelgras) als op relatief droge standplaatsen (de Associatie van Liggend walstro en Schapengras – Galio hercynici-Festucetum ovinae) voor. In het Aamsveen gaat het om het eerste type, de vochtige en grondwaterafhankelijke heischrale graslanden in een gradiënt tussen herstellend hoogveen (habitattype H7120) en alluviale bossen (habitattype H91E0). De soortensamenstelling en de standplaatscondities geven beide aan dat het om zwak gebufferde standplaatsen in overgangssituaties gaat, wel altijd nat tot zeer vochtig. De vochtige heischrale graslanden zijn zeer gevoelig voor stikstofdepositie en voor verzuring. De oorzaak van verzuring kan zijn een afname van kwel en een toegenomen toestroming van zuur, ongebufferd hoogveenwater (Jansen en Loeb, 2011). In het Aamsveen komen de natte heischrale graslanden nog op een drietal locaties voor en daarvan hebben we de meest noordelijke locatie (Aamsveen-Noord, Parnassiaveld) en de middelste locatie bezocht (Aamsveen-Midden, Grote schraalland). Tussen Aamsveen-Midden en Aamsveen-Zuid liggen nog graslanden die al zo‟n 15 jaar in verschraling zijn en daardoorheen zijn we teruggelopen. Aamsveen-Noord, Parnassiaveld In Schraalland-Noord komt op de overgang van een hellinkje naar de laagte met soortenrijke natte heide nog mooi ontwikkeld heischraal grasland voor. Hier zijn vlak bij elkaar in de regen 2 opnames gemaakt, 1 (Loekie van Tweel en excursie) en 2 (Eddy Weeda en excursie) in tabel #3 – Excel tabel Aamsveen heischraal PKN-verslag 2010#. De eerste opname is gemaakt met de schaal van Londo, de tweede in Braun-Blanquet. Er is niet aangegeven hoeveel Welriekende nachtorchissen er in beide opnames aanwezig waren, maar in totaal zijn 26 exemplaren in Aamsveen-Noord geteld. De tweede opname ligt iets lager op de helling dan de eerste, in de tweede is Succisa pratensis dominant aanwezig. De dominantie van de moslaag is in opname 1 Pseudoscleropodium purum, in de tweede Pleurozium schreberi. Danthonia decumbens komt ongeveer evenveel voor, net als Potentilla erecta. Opvallend in de opnames is de aanwezigheid van Agrostis vinealis. In mijn idee kwam in dit soort vrij zure en natte vindplaatsen over het algemeen Agrostis canina voor. Maar in deze vegetaties van het Gentiano pneumonanthes-Nardetum en algemeen het Nardo-Galion kunnen beide soorten aanwezig zijn. Het is dus belangrijk daar alert op te zijn en even op zoek te gaan naar een ondergrondse wortelstok met bleke schubben van Agrostis vinealis. Gaande op het hellinkje van boven naar beneden sluit de tweede opname weer aan op een PQ (21.19) dat ooit is uitgezet voor tellingen aan de eitjes van het Gentiaanblauwtje. Daar gaat de vegetatie al veel meer over in een natte heide met een veel hogere bedekking aan Sphagnum. De totale bedekkingen aan veenmossen zijn hier in de loop der jaren sterk toegenomen – toch een teken van mindere kwel en wat verzuring.
Om een verbinding mogelijk te maken voor het Gentiaanblauwtje van het noordelijke schraalland naar het schraalland in het midden is er in de winter van 2009-2010 flink gekapt. Er is berkenbos weggehaald, vooral aan de zuidkant van het schraalland. Een deel hiervan is ook geplagd en op deze plagplek is Scirpus fluitans gevonden. Van deze locatie heeft Louis-Jan van den Berg met een paar excursiedeelnemers ook een opname gemaakt en deze is hieronder te vinden. Plagplek in Schraalland-noord Aamsveen, 05-07-2010, Braun/Blanquet, 2x2 meter, NW2, bed. tot. 25%, bed. kruidlaag 25%, bed. moslaag 1%, bed strooisellaag 5%, hoogte kruidl 15cm, opn.nr. 21.57 1,5 jaar geleden geplagd, vlak. Agrostis canina 2m Moerasstruisgras Carex nigra + Zwarte zegge Carex oederi ssp. oederi 1 Dwergzegge Carex panicea 1 Blauwe zegge Drosera intermedia + Kleine zonnedauw Fossombronia foveolata 1 Grof goudkorrelmos Galium palustre 1 Moeraswalstro Juncus bulbosus 2b Knolrus s.l. Juncus effusus r Pitrus Lysimachia vulgaris + Grote wederik Lythrum salicaria r Grote kattestaart Potentilla erecta 1 Tormentil Ranunculus flammula 2m Egelboterbloem Salix cinerea-kl + Grauwe wilg Scirpus fluitans + Vlottende bies Rudi Zielman en Hanneke van Dorp wezen me nog op een grote groeiplaats van Polygonum bistortum die er al heel erg lang staat. Het is aan de zuidrand van het schraalland tegen de voormalige bosrand aan. Ik kende hem niet, maar buiten de bloeitijd is het ook niet zo heel erg opvallend. Henk Ruiter had hier nog een adder gezien en de Heideblauwtjes zaten wat verkleumd in de vegetatie. Kluunplaats Na Schraalland-Noord liepen we via de kluunplaats terug. Kluunplaatsen of kluundellen zijn eeuwenlang gebruikt bij de turfwinning. Boeren uit de omgeving hadden allemaal hun eigen stukje in het veen waar ze voor eigen gebruik veen konden steken. De zware bonken veen werden op een speciale plaats in het veen vermengd met water en door ossen of paarden fijngetrapt tot een dikke brei die daarna kon drogen. De ondergrond van de kluunplaatsen (meestal een ronde of ovale vorm) in het Aamsveen bestaat uit veldkeien, elke kluunplaats heeft weer een eigen patroon erin. Er zijn sinds de jaren ‟70 zo‟n 12 kluunplaatsen ontdekt. De kluunplaatsen hebben ook allemaal een naam, vaak naar de grondeigenaar, zoals de Verwooldsdel, Janninkskoel, Stroinksdel, Wagelaarsdel en Engerinksdel (van Tweel-Groot, 2004). Aamsveen-Midden, Grote schraalland Over het Middenpad liepen we tussen de Nardus stricta, Gentiana pneumonanthe en Danthonia decumbens. Op een graslandje dat al erg lang in verschraling is stond nog 1 exemplaar Dactylorhiza maculata – die staat er ook al jaren. Het schraalland-midden is het grootste schraalland, alhoewel ook dit steeds kleiner wordt. Door de vernatting van het hoogveengebied is hier een overgang ontstaan met veel veenmossen en zegges als Carex rostrata. Daar is het inmiddels zo nat en venig dat er niet meer gemaaid kan worden. Helemaal in het westen is een deel dat nog wel jaarlijks gemaaid kan worden en op de hoogste en droogste delen tegen de bosrand aan is nog wat Gentiano pneumonanthes-Nardetum te vinden. Verder komt er een mooi ontwikkelde natte heide voor met veel Gentiano pneumonanthe, Pedicularis sylvatica, Succisa pratensis en Dactylorhiza maculata. Hier liggen een paar PQ‟s, maar die zijn ook weer uitgezet voor het tellen van de eitjes van het Gentiaanblauwtje. Het Gentiaanblauwtje is jammer genoeg geheel verdwenen uit het Aamsveen, een duidelijke oorzaak is daar niet voor te geven. Het zal een combinatie van factoren zijn waaronder verzuring, nattigheid, maaibeheer (een heel enkele keer misschien te
vroeg), dispersie (besloten – geen uitwisseling mogelijk) en andere onbekende factoren hebben meegespeeld. Tijdens de excursie is er een opname gemaakt met daarin ook Platanthera bifolia, dit is opname 3 in tabel #3 – Excel tabel Aamsveen heischraal PKN-verslag 2010#. Veel soorten van het Nardo-Galion, maar ook Carex panicea, vrij veel heidesoorten en Calliergonella cuspidata zijn aanwezig. Tijdens de excursie hebben Wieger Wamelink en Ruut Wegman van veel opnames bodemmonsters genomen die bij Alterra zijn geanalyseerd. Uit de analyses blijkt dat de pH-H2O van beide schraallanden zich bevindt tussen 4,9 en 5,2. Dit is aan de lage kant van het spectrum voor goed ontwikkelde vochtige heischrale graslanden. Het Grote schraalland heeft een veniger bovengrond (meer organische stof) dan het Parnassiaveld en is sterker gebufferd (meer calcium en magnesium aan het adsorptiecomplex) (Jansen en Loeb, 2011). Naast de vele leuke en bijzondere planten en vegetaties zijn er ook veel leuke dieren gezien zoals Levendbarende hagedis, Heidesabelsprinkhaan, Greppelsprinkhaan, veel Heideblauwtjes, Boomblauwtjes, Gehakkelde aurelia, Groot dikkopje en een Kleine ijsvogelvlinder. Orchideeën De aantallen Dactylorhiza maculata en Plantanthera bifolia zijn tijdens de excursie in beeld gebracht en geteld. Het Grote schraalland zag roze van de Gevlekte orchis, er stonden er wel 475 en daarvan was een deel zelfs afgevreten. Hier stonden 7 Welriekende nachtorchissen te bloeien. Vanaf het Grote schraalland zijn we door de verschralende graslanden teruggelopen naar de weg. Op het eerste gezicht zien de graslanden er erg ruig uit, met vooral veel Juncus effusus. Maar schijn bedriegt, want er staat ook heel veel Juncus acutiflorus tussen en ook Oenanthe fistulosa stond er regelmatig in. De aantallen van Dactylorhiza maculata nemen jaarlijks toe – met name ter hoogte van het Grote schraalland. Ik heb er al eens een Gentiana pneumonanthe gevonden en nu tijdens de excursie stond er zelfs al een Plantanthera bifolia te bloeien! En dat na 15 jaar verschraling. Het verloop van de aantallen orchideeën is te zien in bijgaande tabel (Van Tweel-Groot, 2006): A - Schraalland noord - Parnassiaveld B - Schraalland midden - Grote schraalland C - Schraalland zuid D - Verschralende graslanden tussen midden en zuid in E - Grasland tussen noord en midden Gevlekte orchis Noord 1998 25 2001 2004 2010
25 145
Midden 570
Zuid 57 10
gras D
32 475
49
212 300
gras E 3 niet gekeken 1
Welriekende nachtorchis Noord Midden Zuid gras D 1998 15
2004 2010
2 26
10 7
2
Boomkikkers Op de wandeling van de terugweg wees Hanneke van Dorp ons op een braamstruweel langs het fietspad waar vaak Boomkikkers te zien zijn. In het Aamsveen zijn met name aan de westkant van de Glanerbeek veel poelen en basisbiotopen voor de Boomkikker aangelegd. Dit is zeer succesvol, want de populatie Boomkikkers is behoorlijk groot. Het is belangrijk de poelen regelmatig op te schonen omdat het toch een pioniersoort is en dan blijft hij goed aanwezig. De mensen die achteraan liepen met de excursie vonden in dit braamstruweel ook daadwerkelijk 2 Boomkikkers en konden ondertussen genieten van een zingende Wielewaal. Een mooie afsluiting van een geslaagde excursie. TOT SLOT Hierbij wil ik een aantal mensen bedanken die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit verslag. In willekeurige volgorde zijn dit: Rudi Zielman (mossendeterminaties), Eddy Weeda (maken van de opnames Varviksveld en commentaar en aanvullingen op het verslag), Thomas de Meij
(grondboringen) Wieger Wamelink en Ruut Wegman (bodemmmonsters), Mevrouw Verveld (toestemming om het Varviksveld te bekijken en toelichting tijdens de excursie), Jo Schunselaar (excursie-idee Varviksveld), Mark Zekhuis (informatie over het Varviksveld) en Erik Rolevink van EnHOe (info website en aanvullingen). LITERATUUR www.enhoe.nl – informatie over het Varviksveld en de Werkgroep EnHOe. Jansen, A.J.M. & R. Loeb, 2011. Ontwikkeling van heischrale graslanden in het Natura 2000 gebied Aamsveen (Twente): onderzoeksopzet. Unie van Bosgroepen, Ede. Landschap Overijssel, 2001. Beheerplan Aamsveen 2001-2010. De Horte, Dalfsen. Rolevink, E., 2008. EnHOe op het Varviksveld. Natuurwerkgroep EnHOe – pdf met informatie op de website www.enhoe.nl. Stichting Het Overijssels Landschap, 1984. Beheerplan voor het natuurreservaat “Aamsveen” – groot 120.05.64 ha, voor de periode 1984-1993. Stichting Het Overijssels Landschap, Dalfsen. Tweel-Groot, L. van, 2004. Aamsveen. In: Plantensociologische Kring Nederland, Excursieverslagen 2000, redactie door P.W.F.M. Hommel & M.A.P. Horsthuis, Wageningen. Pagina 61 t/m 67. Tweel-Groot, L. van, 2006. OBN-Beleidsmonitoring 2004 – Aamsveen. A04-26, EGM2004.017.15.04. Landschap Overijssel, Dalfsen, 6 pp en kaartbijlagen.