Aanvullend bodemonderzoek Waterspoorpark Veen- en Binkhorstpolder, groenstrook tussen spoorbaan en Nicolaas Beetslaan 36-362 en Park 't Loo
Aanvullend bodemonderzoek Waterspoorpark Veen- en Binkhorstpolder, groenstrook tussen spoorbaan en Nicolaas Beetslaan 36-362 en Park 't Loo
Definitief Uitgebracht aan: Gemeente Leidschendam-Voorburg Postbus 905 2270 AX VOORBURG
Auteur
mw. drs. ing. A. de Keizer
Kenmerk
KP07A RAP20141209
Vrijgave
ir. C.J.W. Vermulst
Datum
11-12-2014
Status
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Wareco is het Nederlandse ingenieursbureau op het gebied van water, bodem en funderingen. Onze kracht is de integratie en combinatie van de specialisaties. We doen onderzoek en geven advies. We maken plannen en begeleiden de uitvoering. Enthousiast, persoonlijk en innovatief. Al 30 jaar leveren we maatwerk, met als resultaat hoge kwaliteit en duurzame, kostenbesparende oplossingen. Vanuit haar vestigingen in Deventer en Amstelveen bedient Wareco met circa 60 professionals overheden, bedrijfsleven en particulieren. Wareco beschikt over een ISO 9001 gecertificeerd kwaliteitssysteem en een ISO 14001 gecertificeerd milieumanagementsysteem. Daarin worden de kwaliteit van onze adviseurs, de producten die we leveren en het adviesproces duurzaam geborgd.
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Inhoudsopgave Tekst
pagina
1.
Inleiding ........................................................................................... 1
2.
Onderzoeksstrategie ........................................................................... 3 2.1.
Onderzoeksopzet .................................................................. 3
3.
Veldwerk .......................................................................................... 4
4.
Analyses .......................................................................................... 7 4.1.
Toetsingskader ..................................................................... 7
4.2.
Verontreinigingssituatie.......................................................... 9
5.
Risicobeoordeling ............................................................................. 17
6.
Bepaling veiligheidsklassen................................................................ 18
7.
6.1.
Te ontgraven watergangen ter plaatse van de volkstuinen ......... 18
6.2.
Te ontgraven watergangen ter plaatse van de oostelijke groenstrook ....................................................................... 19
6.3.
Te ontgraven waterpartij ter plaatse van de grondwal in het park ................................................................................. 19
6.4.
Verwijderen sliblaag ............................................................ 19
6.5.
Overige grondverzet ............................................................ 19
Conclusies en advies ........................................................................ 20 7.1.
Conclusies ......................................................................... 20
7.2.
Hergebruiksklasse en veiligheidsklassen.................................. 22
7.3.
Advies ............................................................................... 22
7.3.1. Asbestverdachte materialen aan het maaiveld ter plaatse van de grondwal in het park............................................................ 22 7.3.2. Te graven watergangen en waterpartijen ter plaatse van matig tot sterk verontreinigde grond ............................................... 23 7.3.3. Te graven watergangen en waterpartijen ter plaatse van licht tot matig verontreinigde grond................................................... 23 7.3.4. Hergebruiksmogelijkheden te ontgraven grond......................... 24 7.3.5. Arbomaatregelen ................................................................ 24 7.3.6. Grond ter plaatse van het nieuwe volkstuinencomplex ............... 25
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
8.
Certificering .................................................................................... 25
Bijlagen: 1. Locatietekening 2. Veldwerkrapportage 3. Boorbeschrijvingen 4. (Meng)monster- en analyseschema 5. Toetsing WBB, BoToVa 6. Analysecertificaten grond en grondwater 7. Analysecertificaten asbest 8. Berekening asbestgehalte 9. Toetsing BBK, BoToVa 10. Risicobeoordelingen 11. Berekende T&F-klassen 12. Volume en kwaliteit sliblaag
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
1. Inleiding Op 8 juli 2014 is door de gemeente Leidschendam-Voorburg aan Wareco schriftelijk (kenmerk PMA / 1158597) opdracht gegeven een aanvullend bodemonderzoek uit te voeren ter plaatse van het nieuwe Waterspoorpark aan de Nicolaas Beetslaan te Voorburg, conform offerte (kenmerk Wareco KP07A OFF20140526, d.d. 28 mei 2014). Op de locactie zal het Waterspoorpark worden aangelegd. Dit park wordt aangelegd om de waterverbindingen, de waterkwaliteit en de waterberging in de gemeente te verbeteren. Er komt meer water, nieuwe parkstructuren, bruggen, wandelroutes, diverse zitplekken en er wordt een nieuw volkstuinencomplex aangelegd.
Figuur 1: Voorontwerp Waterspoorpark
1 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Voorafgaand aan het opstellen van het ontwerp en bestek is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Wareco, kenmerk KP07 RAP20140228, d.d. 11 maart 2014). Hierbij is naar voren gekomen dat de grond op het terrein waar de realisatie van het waterspoorpark is voorzien, matig tot sterk verontreinigd is met barium, koper, lood en zink. In het grondwater zijn maximaal lichte verontreinigingen aangetroffen. De locatie is indicatief onderzocht op de aanwezigheid van asbest. Hierbij is (visueel en analytisch) geen asbest aangetroffen. Wel zijn in de ondergrond asbestverdachte bijmengingen (zoals puin) aangetroffen. Het verkennend onderzoek geeft aanleiding tot nader onderzoek: Aanvullend onderzoek naar verontreinigingen met koper, lood en zink: o Ophooglaag: deellocaties 1 en 2. o Grondwal: deellocatie 6. Intensivering onderzoek toekomstige watergangen: deellocaties 3, 4, 5 en 6. Asbest in ondergrond: deellocaties 6, 7 en 8. Asbestverdachte beschoeiing: deellocaties 9, 10 en 11.
Figuur 2: Ligging deellocaties
2 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
2. Onderzoeksstrategie Het aanvullend onderzoek betreft de onderstaande werkzaamheden: A. Bevestiging van hypothese “ernstig geval” en bepalen heterogeniteit grondverontreiniging met koper, lood en zink in grond (deellocaties 1 en 2). B. Uitkarteren sterk verontreinigde puinhoudende grondlaag in de grondwal (deellocatie 6). C. Intensiveren van onderzoek ter plaatse van te graven watergangen (deellocaties 3, 4, 5 en 6). D. Intensiveren onderzoek ter plaatse van de voormalige school, dat deel uit gaat maken van de toekomstige volkstuinen (deellocatie 8). E. Bepalen asbestgehalte in asbestverdachte grond (deellocaties 6, 7 en 8). F. Onderzoek van asbestverdachte beschoeiingen (deellocaties 9, 10 en 11).
2.1.
Onderzoeksopzet Ad. A Ter plaatse van de huidige volkstuinen (deellocaties 1 en 2) zijn in de ophooglaag matig tot sterke verontreinigingen aangetroffen. De aanwezig onderliggende veenlaag is niet verontreinigd (zie voorgaand bodemonderzoek). Naar verwachting is sprake van een ernstig geval waarbij de verontreiniging heterogeen aanwezig is. Ter bevestiging van de hypothese is binnen de contour van de geplande ontgravingen een aanvullend bodemonderzoek gedaan (NTA 5744). De boringen zijn geplaatst op basis van een raaiafstand van 15 meter. Ad. B In het park is de puinhoudende grondwal (6) sterk verontreinigd met barium (1.100 mg/kg), koper (570 mg/kg) en zink (2.200 mg/kg). Gecombineerd met het asbestonderzoek (zie E) is een aanvullend onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van metalen. Daarnaast zijn drie afperkende boringen tot 2 m -mv uitgevoerd. Ad. C De locaties van de te graven watergangen zijn indicatief onderzocht. In een aanvullend NEN 5740-onderzoek is dit in onderhavig onderzoek geïntensiveerd (vier boringen tot 2 m -mv, vijf analyses). Ad. D Ter plaatse van de voormalige bebouwing was nog geen onderzoek uitgevoerd. De locatie gaat deel uitmaken van het nieuwe volkstuinencomplex. In verband hiermee is, in combinatie met onderdel E, aanvullend onderzoek gedaan naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bovengrond.
3 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Ad. E Vanwege het aantreffen van asbestverdachte bijmengingen in de ondergrond wordt de bodem aanvullend onderzocht op asbest (NEN 5707). Deellocatie 6 en deellocatie 8 betreffen ieder één ruimtelijke eenheid. Deellocatie 7 is vanwege de omvang verdeeld in twee ruimtelijke eenheden. Per ruimtelijke eenheid van maximaal 1.000 m2 zijn vijf sleuven van 2 bij 0,4 meter gegraven tot de zintuiglijk schone ondergrond (maximaal 2 m -mv). Asbestverdacht materiaal en grond zijn onderzocht op asbest. Bij het uitvoeren van het aanvullend bodemonderzoek zijn enkele asbestsleuven geplaatst op de locaties van gedempte watergangen. Ter plaatse van de voormalige bebouwing bij deellocatie 8 zijn sleuven gegraven om na te gaan of sprake is van funderingsresten. Ad. F Er is een drietal asbestverdachte beschoeiingen aangetroffen in het gebied. Voor de geplande verwijdering zijn deze beschoeiingen onderzocht. Het onderzoek van de beschoeiiingen is separaat gerapporteerd (Asbestinventarisatie “Beschoeiing”, Nabij Nicolaas Beetslaan 36 t/m 354 te Voorburg, Broomans ingenieurs, kenmerk 77265, d.d. 28 juli 2014). Nabij de beschoeiingen die in slechte conditie verkeren (deellocaties 9 en 10), is de sliblaag onderzocht op asbest (NTA 5727).
3. Veldwerk Op 8, 9 en 10, 23 en 24 juli 2014 zijn de veldwerkzaamheden op de onderzoekslocatie uitgevoerd. De locaties van de boorgaten, boringen en peilbuis zijn weergegeven in bijlage 1. Voor een compleet beeld van de lokale bodemopbouw en de waargenomen afwijkingen wordt verwezen naar bijlagen 2 en 3. Op basis van de opgestelde boorbeschrijvingen is een algemene bodemopbouw afgeleid en weergegeven in tabel 1. Tabel 1: Algemene bodemopbouw Diepte (m -mv)
Hoofdbestanddeel
Bijmengingen
0 - 0,5/1,5
zand of klei
zwak puinhoudend
0,5/1,5 - 2,5
klei/veen
gradatie bijmenging: sporen <1%, zwak 1-5%, matig 5-10%, sterk 10-25%, uiterst 25-50%
Ophooglaag De dikte van de ophooglaag varieert van circa 0,5 tot 1,5 m-mv. De ophooglaag is over het algemeen zandig en wordt op alle deellocaties aangetroffen. Ter plaatse van deellocatie 2 is over het algemeen sprake van een kleiige ophooglaag.
4 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
De bodemopbouw ter plaatse van de gedempte watergangen wijkt over het algemeen niet af van de bodemopbouw op het overige deel van de locatie. Lokaal wordt ter plaatse van de gedempte watergangen een lichte bijmenging met slib aangetroffen. Asbestverdacht materiaal Ter plaatse van deellocaties 6 en 7 is asbestverdacht materiaal aangetroffen. Op deellocatie 6 (een bosschage in het park) is het asbestverdachte materiaal ook aan het maaiveld aangetroffen. Funderingsresten voormalige bebouwing Ter hoogte van de voormalige bebouwing bij deellocatie 8 zijn geen funderingsresten en asbestverdacht materieel aangetroffen. Overige zintuiglijke waarnemingen Ter plaatse van boorlocatie SL8.2 is in de grond op een diepte van 0,8-1,3 m -mv een oliegeur/olie-waterreactie waargenomen. In verband hiermee is op deze locatie een peilbuis geplaatst. De grond van de zintuiglijk verontreinigde laag, de onderliggende laag en het grondwater zijn bemonsterd en geanalyseerd op vluchtige aromaten en minerale olie. Ter plaatse van deellocatie 2 (volkstuin) is op het oostelijke deel van de locatie sprake van een dichte begroeiing met braamstruiken. Hierdoor zijn de boringen op dat deel van de locatie op grotere afstand van elkaar geplaatst. De grond is bemonsterd in trajecten van maximaal 0,5 meter per bodemlaag. Het grondwater is bemonsterd met een slangenpomp. De monsternamegegevens staan in tabel 2. Tabel 2: Veldmetingen watermonsters Peilbuis
Filterdiepte (m -mv)
Grondwaterstand (m -mv)
pH (-)
EC (μS/cm)
Troebelheid (NTU)
SL8.2
2,40 - 3,40
1,22
7,6
1574
84,9
Toelichting: pH:
zuurgraad
EC:
stabiele geleidbaarheid
Troebelheid:
turbiditeitswaarde (ntu)
Visueel zijn bij de watermonstername geen afwijkingen waargenomen.
5 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Asbestverdachte beschoeiingen Op basis van de asbestinventarisatie (Asbestinventarisatie “Beschoeiing”, Nabij Nicolaas Beetslaan 36 t/m 354 te Voorburg, Broomans ingenieurs, kenmerk 77265, d.d. 28 juli 2014) bestaan de beschoeiingen bij de deellocaties 9 en 10 uit respectievelijk asbesthoudende platen en asbesthoudende golfplaten. De beschoeiing bij deellocatie 11 en in het park zelf, bevatten geen asbesthoudend materiaal. Dit is bevestigd met twee analyses. De beschoeiingen bij deellocaties 9 en 10 verkeren in slechte staat (zie figuren 3 en 4).
Figuur 3: Beschoeiing deellocatie 9
Figuur 4: Beschoeiing deellocatie 10 Bij de deellocaties 9 en 10 zijn ter hoogte van deze beschoeiingen per locatie, conform de NTA5727, met een stokemmer drie steekmonsters genomen van het slib. Bij de visuele inspectie zijn in het slib geen asbestverdachte materialen aan-
6 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
getroffen. Van het slib is per deellocatie een mengmonster (in duplo) samengesteld voor analyse op asbest. In bijlage 4 zijn de monster- en analyseschema’s van grond en grondwater opgenomen.
4. Analyses 4.1.
Toetsingskader Milieuhygiënisch toetsingskader De analyseresultaten zijn, voor zover mogelijk, vergeleken met de toetsingswaarden uit de Circulaire bodemsanering 2013 van 1 juli 2013 en de Regeling bodemkwaliteit. Op basis van de vergelijking kan een beoordeling worden gegeven van de geanalyseerde monsters. De uitkomst van een beoordeling is samengevat in tabel 3. Tabel 3: Beoordeling grond- en grondwatermonsters beoordeling
toelichting
niet verontreinigd
gehalte ligt onder de achtergrondwaarde (grond) of streefwaarde
licht verontreinigd
gehalte ligt boven de achtergrondwaarde (grond) of streefwaarde
(grondwater) (grondwater), maar onder de interventiewaarde sterk verontreinigd
gehalte ligt boven de interventiewaarde
De achtergrondwaarde (AW) is gebaseerd op meetgegevens van onverdachte gebieden.
De streefwaarde (S) is het niveau waarbij sprake is van een duurzame bodemkwaliteit. Afhankelijk van de mate van overschrijding van de AW/S-waarde kan aanvullend of nader bodemonderzoek wenselijk zijn. Als drempelwaarde wordt veelal de waarde (AW+I)/2 (grond) of (S+I)/2 (grondwater) gehanteerd (de tussenwaarde of T-waarde).
De interventiewaarde (I) is de waarde waaronder een sanering gewoonlijk niet noodzakelijk is. Bij een overschrijding van de I-waarde dient mogelijk een sanering te worden uitgevoerd. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging als voor tenminste één component de gemiddeld gemeten concentratie van minimaal 25 m3 bodemvolume grond of 100 m3 grondwater hoger is dan de interventiewaarde. De noodzaak van een eventuele sanering hangt af van de risico’s die ten gevolge van de verontreiniging aanwezig zijn of wordt bepaald door een voorgenomen ontgraving. Een risicobeoordeling maakt deel uit van een nader bodemonderzoek.
Voor de beoordeling van de gemeten gehalten wordt gebruik gemaakt van de BoToVa-service van de Rijksoverheid. De gemeten gehalten worden, rekening houdend met de AS3000-rekenregels en een eventuele correctie voor humus en lutum, omgerekend naar standaardbodem. De naar standaardbodem omgerekende gehalten zijn direct vergelijkbaar met de toetsingswaarden.
7 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
De gemeten en naar standaardbodem berekende gehalten inclusief een vergelijking aan de toetsingswaarden zijn opgenomen in bijlage 5. Voor barium geldt dat toetsing aan de voormalige achtergrond- en interventiewaarde (190 respectievelijk 920 mg/kg d.s.) alleen toegepast mag worden in de situatie dat sprake is van een antropogene bron. Als in het historisch onderzoek gegevens naar voren zijn gekomen over een mogelijke antropogene bron (het menselijk handelen op de locatie heeft mogelijk geleid tot een verhoogd bariumgehalte in de bodem) dan worden de analyseresultaten handmatig getoetst aan deze waarden. BoToVa voorziet niet in een dergelijke toetsing. Toetsingskader asbest Voor asbest worden de resultaten getoetst de normen zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit. De interventiewaarde bodemsanering voor asbest bedraagt 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met tien maal de amfiboolasbestconcentratie); De restconcentratienorm voor hergebruik van asbesthoudende grond, baggerspecie en puin(granulaat) bedraagt per 1 maart 2003 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie). Indien de interventiewaarde wordt overschreden is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, ongeacht het verontreinigde bodemvolume. Er geldt dan een saneringsnoodzaak. Toetsingskader Besluit bodemkwaliteit De analyseresultaten van de grond zijn indicatief getoetst aan de hergebruiksnormen uit het Besluit bodemkwaliteit. Op basis van de vergelijking kan een beoordeling worden gegeven van de geanalyseerde monsters. De uitkomst van een beoordeling is samengevat in tabel 4. Tabel 4: Beoordeling grond/baggerspecie voor hergebruik op landbodem beoordeling
toepassing
achtergrondwaarde
geschikt voor hergebruik
klasse wonen
geschikt voor hergebruik op locaties waar de bodemkwaliteit én de bodemfunctie (conform bodemfunctieklassekaart) voldoen aan de klasse wonen of industrie
klasse industrie
geschikt voor hergebruik op locaties waar de bodemkwaliteit én de bodemfunctie (conform bodemfunctieklassekaart) voldoen aan de klasse industrie
Verspreidbaar
Geschikt voor verspreiding op aangrenzende percelen langs de watergang
niet toepasbaar
niet geschikt voor hergebruik
8 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Veiligheid bij werken in/met verontreinigde grond De analyseresultaten van de grond zijn gebruikt voor de berekening van de veiligheidsklasse voor werken in of met verontreinigde grond, conform de CROWpublicatie 132. De uitkomst van een beoordeling is samengevat in tabel 5. Tabel 5: Veiligheidsklassen beoordeling
toepassing
Geen
geen extra veiligheidsmaatregelen noodzakelijk ter voorkoming van blootstelling en verspreiding bodemverontreinigingen
Basisklasse
beperkte veiligheidsmaatregelen noodzakelijk ter voorkoming van blootstelling en verspreiding bodemverontreinigingen toetsing veiligheidklasse door middelbaar veiligheidskundige
T (1 t/m 3)*
verdergaande veiligheidsmaatregelen noodzakelijk ter voorkoming van blootstelling en verspreiding verontreinigingen toetsing veiligheidklasse door middelbaar veiligheidskundige (1T en 2T) of hogere veiligheidskundige ( 3T)
F (1 en 2)*
veiligheidsmaatregelen noodzakelijk ter voorkoming van brand/explosie toetsing veiligheidklasse door middelbaar veiligheidskundige (1F) of hogere veiligheidskundige (2F)
* de veiligheidsmaatregelen nemen toe bij hogere veiligheidsklasse
4.2.
Verontreinigingssituatie De analyseresultaten grond en grondwater zijn weergegeven in bijlage 5 (beoordeling met BoToVa) en bijlage 6 (analysecertificaten). De beoordeling van de analyseresultaten zijn in de tabellen 6 tot en met 9 samengevat.
9 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
A. Bevestiging van hypothese “ernstig geval” en bepalen heterogeniteit grondverontreiniging Tabel 6: Overschrijdingstabel grond volkstuinen (deellocaties 1 en 2) Analysemonster
1-M01
1-M02
1-M03
1-M05
1-M06
1-M07
1-M08
Meetpunt
1.01,1.02, 1.03 ZS1 0 50 PU6
1.04,1.05, 1.07 ZS1H1 0 60
1.06
1.08,1.10
KZ1 0 40 PU6
KZ3H1 0 50
1.09,1.11, 1.12 ZS1H1 0 100 PU6
1.17,1.18, 1.19 ZS1H1 0 110 PU1
1.16,1.20, 1.21,1.22 KZ3H2 0 100 PU6
Bodemtype Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Zintuiglijk Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW)
*
= groter dan AW of S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T)
**
= groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I)
*** = groter dan Interventiewaarde (I) zintuiglijk= PU: puin gradatie = 1:zwak, 2:matig, 3:sterk, 4:uiterst, 5:volledig, 6:sporen, 7:resten, 8:brokken, 9:laagjes
Vervolg tabel 6: Overschrijdingstabel grond volkstuinen (deellocaties 1 en 2) Analysemonster
1-M09
1-M10
1-M11
1-M12
2-M01
2-M02
2-M03
Meetpunt
1.23,1.24
1.25,1.26
2.03,2.04, 2.05 KZ3H2 0 80
2.05
KZ2H1 0 70 PU1
1.01,1.03, 1.04 ZS1H1 80 210
2.02
Bodemtype Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Zintuiglijk Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
1.13,1.14, 1.15 ZS1H1 0 100
ZS1H1 30 80 SB1HO1
AW
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW)
<S
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S)
*
= groter dan AW of S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T)
**
= groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I)
KZ2H1 70 130 SB2
*** = groter dan Interventiewaarde (I) zintuiglijk= PU: puin, SB: slib, HO: hout gradatie = 1:zwak, 2:matig, 3:sterk, 4:uiterst, 5:volledig, 6:sporen, 7:resten, 8:brokken, 9:laagjes
10 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
ZS1H2 30 80 PU6
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Vervolg tabel 6: Overschrijdingstabel grond volkstuinen (deellocaties 1 en 2) Analysemonster
2-M04
2-M05
2-M06
2-M07
2-M08
2-M09
2-M10
Meetpunt
2.06,2.07, 2.08
2.09,2.11
2.12,2.13
2.15,2.16
2.15,2.16
2.17,2.18, 2.19
Bodemtype Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Zintuiglijk Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
KZ2H2 0 80
KZ3H2 0 50 PU6
KZ2H2 0 100 SB7
ZS1H1 0 40
KZ3H2 50 140
KZ2H2 0 100 PU6
2.20,2.22, 2.26,2.30, 2.32 KZ3H3 0 50
AW
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW)
<S
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S)
*
= groter dan AW of S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T)
**
= groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I)
*** = groter dan Interventiewaarde (I) zintuiglijk= PU: puin gradatie = 1:zwak, 2:matig, 3:sterk, 4:uiterst, 5:volledig, 6:sporen, 7:resten, 8:brokken, 9:laagjes
Vervolg tabel 6: Overschrijdingstabel grond volkstuinen (deellocaties 1 en 2) Analysemonster
2-M11
2-M12
2-M13
2-M14
Meetpunt Bodemtype Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Zintuiglijk Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
2.21,2.23 KZ3H2 0 80
2.27,2.29 KZ2H2 0 70
2.25,2.31 KZ2H2 0 70 PU6 *** * * *** * ***
2.33,2.34 ZS1 0 70
AW
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW)
<S
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S)
*
= groter dan AW of S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T)
**
= groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I)
*** = groter dan Interventiewaarde (I) zintuiglijk= PU: puin gradatie = 1:zwak, 2:matig, 3:sterk, 4:uiterst, 5:volledig, 6:sporen, 7:resten, 8:brokken, 9:laagjes
11 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
In de ophooglaag in de zuidwestelijke punt van deellocatie 1 (monsters 1-M01 en 1-M12) zijn maximaal licht verhoogde gehalten met zware metalen aangetroffen. Verder is in de ophooglaag ter plaatse van deellocatie 1 sprake van matige en sterke verontreinigingen met een heterogene verdeling voor zink. Koper en lood worden in maximaal matig verhoogde gehalten aangetroffen. Lokaal is een sterke verontreiniging met kwik aangetroffen (1-M06). Op basis van de gemiddelde bodemkwaliteit is de matig tot sterk verontreinigde grond uit de ophooglaag van deellocatie 1 niet toepasbaar (zie bijlage 9). Op basis van de verontreinigingssituatie kan deellocatie 2 worden onderverdeeld in vier deelgebieden: 1 ten westen van de D. Dekkerstraat (monsters 2-M01 t/m 2-M04); 2 tussen D. Dekkerstraat en de Willem Klooslaan (monsters 2-M05 t/m 2-M09); 3 ten oosten van de Willem Klooslaan (monsters 2-M10 t/m 2-M14); 4 ten oosten van de bramenstruiken (monster 2-M14). Ter plaatse van de deelgebieden 1 en 3 is in de kleiige ophooglaag sprake van sterke verontreinigingen met zink. Lokaal is ter plaatse van deelgebied 3 (monsters 2-M12 en 2-M13) tevens sprake van een sterke verontreiniging met koper en lood. Op basis van de gemiddelde bodemkwaliteit is de matig tot sterk verontreinigde grond uit de ophooglaag van deelgebieden 1 en 3 niet toepasbaar (zie bijlage 9). Ter plaatse van deelgebied 2 zijn in de kleiige ophooglaag maximaal matige verontreinigingen met zware metalen aangetroffen. Op basis van de gemiddelde bodemkwaliteit voldoet deze grond wat betreft zware metalen aan de hergebruiksklasse “industrie” (zie bijlage 9). Ter plaatse van deelgebied 4 zijn in de zandige ophooglaag zware metalen niet in gehalten boven de achtergrondwaarden aangetroffen. Op basis van de resultaten van monster M03 uit het voorgaande onderzoek zijn de overige stoffen uit het standaard analysepakket (PAK, minerale olie en PCB’s) ter plaatse niet in gehalten boven de achtergrondwaarden aangetroffen. Deze grond is multifunctioneel toepasbaar.
12 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
B. Uitkarteren sterk verontreinigde puinhoudende grondlaag ter plaatse van de grondwal Tabel 7: Overschrijdingstabel grond grondwal (deellocatie 6) Analysemonster
6.1-1
6.5-6
6.M04
6.M05
6.M06
M11 (verkennend bodemonderzoek)
Meetpunt Bodemtype Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Zintuiglijk Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
6.1 ZS1H1 0 50 BA6
SL6.5 VK1 200 220 HO2
6.1 ZS2 100 200
6.2 ZS1H2 0 80 WO6
6.3 ZS1H2 0 90
67,68 ZS2H1 50 170 PU3 *** (1100) *
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW)
*
= groter dan AW of S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T)
** = groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I) *** = groter dan Interventiewaarde (I) (2200) = gehalte (gecorrigeerd naar standaard bodem) zintuiglijk= BA: baksteen, HO: hout, gradatie = 1:zwak, 2:matig, 3:sterk, 4:uiterst, 5:volledig, 6:sporen, 7:resten, 8:brokken, 9:laagjes
Bij het voorgaande onderzoek is in de grondwal op een diepte van circa 0,5-1,7 m -mv een sterk puinhoudende en glashoudende laag aangetroffen. De laag was sterk verontreinigd met barium, koper en zink en matig verontreinigd met lood. De onderliggende bodemlaag (monster 6.5-6) is niet verontreinigd met zware metalen. Ten oosten van de grondwal (monster 6-M05) wordt nog een matige verontreiniging met koper en zink aangetroffen. Deze verontreiniging is zeer waarschijnlijk gerelateerd aan de op de locatie aanwezige ophooglaag. Ten noorden van de grondwal (monsters 6-1.1 en 6-M06) worden maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen. De sterke verontreiniging ter plaatse van de grondwal is hiermee uitgekarteerd. Op basis van een worst-case benadering is sprake van een oppervlak van de grondwal van circa 850 m2 en een dikte van de verontreinigde laag van 1,2 m is de omvang van de sterk verontreinigde grond circa 1.000 m3 .
13 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
C en D. Intensiveren van onderzoek ter plaatse van te graven watergangen (deellocaties 3, 4, 5 en 6) en de voormalige school (deellocatie 8) Tabel 8: Overschrijdingstabel grond toekomstige watergangen en de voormalige school Analysemonster
3.M01
4.M02
5.M03
6.1-1
6.M04
6.M05
6.M06
8.M01
Meetpunt
3.1, 3.2
4.1
5.1
6.1
6.1
6.2
6.3
Bodemtype Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Zintuiglijk Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn] PAK 10 VROM PCB (7) (som, 0.7 factor) Minerale olie C10 - C40
ZS2H2 0 100
ZS2H2 0 100
VK1 70 150
ZS1H1 0 50 BA6
ZS2 100 200
ZS1H2 0 80
ZS1H2 0 90
SL8.1, SL8.2, SL8.3 ZS1H1 0 60 PU1
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW)
*
= groter dan AW of S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T)
**
= groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I)
***
= groter dan Interventiewaarde (I)
= geen meetwaarde zintuiglijk= BA: baksteen, PU: puin gradatie = 1:zwak, 2:matig, 3:sterk, 4:uiterst, 5:volledig, 6:sporen, 7:resten, 8:brokken, 9:laagjes
Ter plaatse van de toekomstige watergangen worden in de zandige ophooglaag (3.M01, 4.M02, 6.1-1, 6.M05, 6.M06) lichte tot matige verontreinigingen met koper, lood en zink aangetroffen. Verder is sprake van lichte verontreinigingen met kwik en lokaal lichte verontreinigingen met kobalt en cadmium (6-M05). In de venige ondergrond (monster 5.M03) worden lichte verontreinigingen met kwik, lood en minerale olie aangetroffen. Op basis van het oliechromatorgram is hier sprake van humuszuren. Humuszuren hebben een natuurlijke herkomst. De overige geanalyseerde stoffen zijn niet in gehalten boven de achtergrondwaarden of detectielimiet aangetroffen. In de onderliggende zandgrond (monster 6.M04) worden de geanalyseerde stoffen niet in gehalten boven de achtergrondwaarden of detectielimiet aangetroffen. De te ontgraven zandgrond voldoet op basis van onderhavig onderzoek en voorgaand onderzoek (monsters M05, M06, M07 en M13) aan de hergebruiksklasse “industrie” (zie bijlage 9). De te ontgraven veengrond voldoet op basis van onderhavig onderzoek en voorgaand onderzoek (monster M12) aan de hergebruiksklasse “industrie” (zie bijlage 9).
14 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
De bovengrond ter plaatse van de voormalige school (monster 8.M01) is licht verontreinigd met kwik. De overige geanalyseerde stoffen zijn niet in gehalten boven de achtergrondwaarden of detectielimiet aangetroffen. De grond voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse “achtergrondwaarde”. D2. Aanvullend onderzoek zintuiglijke olieverontreiniging deellocatie 8 Tabel 9: Overschrijdingstabel grond en grondwater zintuiglijke olieverontreiniging Analysemonster
8.2-4
8.2-5
SL8.2-1-1
Meetpunt Bodemtype Van (cm-mv) Tot (cm-mv) Zintuiglijk Benzeen Ethylbenzeen Tolueen Xylenen (som) naftaleen Minerale olie C10 - C40
SL8.2 KZ3H1 80 130 SB1PU1
SL8.2 VZ1 130 180
SL8.2 240 340 SL8.2-1-1
<S <S <S *
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW)
<S
= (detectielimiet) kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S)
*
= groter dan AW of S en kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T)
**
= groter dan T en kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I)
***
= groter dan Interventiewaarde (I)
-
= geen meetwaarde
= detectielimiet groter dan AW of S en kleiner dan of gelijk aan T
De zintuiglijk verontreinigde grond (monster 8.2-4) is licht verontreinigd met minerale olie. Op basis van het oliechromatogram is sprake van een zwaardere oliesoort (motorolie). In de onderliggende grondlaag (monster 8.2-5) wordt ook een lichte verontreiniging met minerale olie aangetroffen. Op basis van het oliechromatogram is hier geen sprake van motorolie, maar van humuszuren.Humuszuren hebben een natuurlijke herkomst. Vluchtige aromaten zijn in de grond niet aangetroffen. Het grondwater ter plaatse (monster SL82-1-1) is licht verontreinigd met xylenen. De overige geanalyseerde stoffen zijn niet aangetroffen in gehalten boven de streefwaarde en/of detectielimiet. In noordoostelijke richting is de verontreiniging visueel uitgekarteerd (boring SL8.6). Hierbij is zintuiglijk geen verontreiniging met minerale olie aangetroffen. E. Bepalen asbestgehalte in asbestverdachte grond De analyseresultaten asbestverdacht materiaal en asbest in grond, zijn weergegeven in bijlage 7. In bijlage 8 is de berekening van het gewogen asbestgehalte opgenomen. In tabel 10 zijn de overschrijdingen van de interventiewaarde weergegeven.
15 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Tabel 10: Toetsing van de berekende, gewogen asbestgehalten materiaalmonster
grondmonster
gewogen
toetsing
asbestgehalte [mg/kg] deellocatie 6 maaiveld
MV6
MMA6.2
15*
bovengrond
SL6.6
MMA6.2
1
ondergrond
SL6.4 en SL6.5
MMA6.3
3
ondergrond
-
MMA6.1
<
deellocatie 7 bovengrond
-
MMA7-3
<
MMA7-5
<
bovengrond
AVM7-7.1
MMA7-7.1
2
bovengrond
AVM7-9.1
MMA7-9.1
82
ondergrond
-
MMA7-2
<
MMA7-4
<
ondergrond ondergrond
MMA7-6
43
ondergrond
MMA7-7-2
<
ondergrond
MMA7-9-2
<
deellocatie 8 bovengrond
-
MMA8-1
<
ondergrond
-
MMA8-1 / MMA8-2
<
Toelichting: <
= kleiner dan detectielimiet
= kleiner of gelijk aan de interventiewaarde
>I
= groter dan de interventiewaarde (100 mg/kg,ds)
*
= berekend asbestgehalte is indicatief omdat geen volledige maaiveldinspectie is uitgevoerd. Voor de berekening is uitgegaan van een worstcase situatie (10% geïnspecteerd oppervlak en inspectie-efficiëntie van 25%)
Aan het maaiveld van deellocatie 6 zijn meerdere stukjes asbesthoudend materiaal aangetroffen (monster MV6; 10-15% chrysotiel; hechtgebonden). Bij sleuf 6.6 is in de bovengrond asbesthoudend materiaal aangetroffen (monster SL6.6; 10-15% chrysotiel; hechtgebonden). Bij sleuf 6.4 is op een diepte van 0,5-1,0 m -mv asbesthoudend materiaal aangetroffen (monster SL6.4; 5-10% chrysotiel; hechtgebonden). Bij sleuf 6.5 is op een diepte van 1,0-1,5 m -mv asbesthoudend materiaal aangetroffen (monster SL6.5; 10-15% chrysotiel; hechtgebonden). In de samengestelde grondmonster(s) is geen asbest aangetoond. Op basis van de beschikbare gegevens is het asbestgehalte in de grond berekend op 1-15 mg/kg ds (gewogen). De berekende gehalten liggen lager dan de interventiewaarde.
16 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Ter plaatse van deellocatie 7 is in de westelijke ruimtelijke eenheid visueel en analytisch geen asbest aangetroffen. In de oostelijke ruimtelijke eenheid zijn bij sleuf 7.7 en sleuf 7.9 in de bovengrond asbesthoudende materialen aangetroffen. Ter plaatse van sleuf 7.9 is in de bovengrond ook asbest in het grondmonster aangetroffen. Het berekende asbestgehalte ligt in beide sleuven onder de interventiewaarde. Ter plaatse van sleuven 7.8 en 7.10 (monster MMA7-6) is in de ondergrond (1,0-2,0 m -mv) asbest aangetroffen. Het aangetroffen gehalte ligt onder de interventiewaarde. Het in de sleuven 7-7, 7-8, 7-9 en 7-10 aangetroffen asbest betreft chrysothyl, amosiet en crocidoliet (niet hechtgebonden). In de bovenliggende grond (monster MMA7-5) is geen asbest aangetroffen. Ter plaatse van deellocatie 8 is visueel en analytisch geen asbest aangetroffen. F. Onderzoek van asbestverdachte beschoeiingen De analyseresultaten asbest in slib, zijn weergegeven in bijlage 7. Visueel en analytisch is in het slib bij de beschoeiing van deellocaties 9 en 10 (monsters SL09 en SL10) geen asbest aangetroffen.
5. Risicobeoordeling Deellocaties 1 en 2 (huidige volkstuinen) Voor de deellocaties 1 en 2 (deelgebieden 1 en 3) is gezien de omvang van de matig tot sterk verontreinigde grond sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Voor beide deellocaties is een risicobeoordeling uitgevoerd. De risicobeoordelingen zijn opgenomen in bijlage 10. De risicobeoordelingen zijn uitgevoerd met behulp van sanscrit, versie 2.3.2. Voor het vaststellen van de humane risico’s is uitgegaan van de gemiddelde gehalten. Voor de monsters 2-M12 en 2-M13 is vanwege de aanwezigheid van sterke verontreinigingen met koper en lood een separate beoordeling uitgevoerd. Voor het beoordelen van de ecologische risico’s is uitgegaan van de individuele monsters. Voor de vaststelling van de risico’s is uitgegaan van het huidige gebruik van de locatie, volkstuinen. Over het algemeen is ter plaatse van de deellocaties 1 en 2 geen sprake van actuele risico’s. Op het terreindeel van deellocatie 2 waar in de grond ook sterke verontreinigingen met koper en lood zijn aangetroffen is vanwege de aanwezigheid van lood sprake van humane risico’s. Er is geen sprake van ecologische en verspreidingsrisico’s.
17 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
De standaard risicobeoordeling gaat uit van een worst-case benadering. Voor lood wordt bij de risicobeoordeling uitsluitend uitgegaan van de blootstelling bij kinderen. De risico’s zijn gebaseerd op de aannames dat: huishoudens voor 100% bladgewassen en 50% knolgewassen hun voeding uit de tuin halen; kinderen gemiddeld ruim 2 uur per dag bloot worden gesteld aan de grond in de tuin (huidcontact en orale inname). Puinhoudende grondlaag in de grondwal (park) Voor deellocatie 6 is gezien de omvang van de sterk verontreinigde grond sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Gezien de diepte waarop de verontreiniging is aangetroffen (0,5-1,7 m -mv), is bij het huidige gebruik geen sprake van contactmogelijkheden. De verontreiniging bevindt zich niet in de bodemlaag waar ecologische processen een rol spelen. Op basis hiervan is geen sprake van humane en/of ecologische risico’s. De verontreinigingen betreffen immobiele stoffen, derhalve is geen sprake van verspreidingsrisico’s.
6. Bepaling veiligheidsklassen Voor het bepalen van de veiligheidsklassen is gebruik gemaakt van de resultaten van onderhavig en voorgaand onderzoek. De berekeningen van de T&F-klassen zijn opgenomen in bijlage 11.
6.1.
Te ontgraven watergangen ter plaatse van de volkstuinen Gezien de heterogeniteit van de verontreiniging is voor het bepalen van de T&Fklassen voor de deellocaties 1 en 2 (deelgebieden 1 en 3) uitgegaan van de gemiddelde gehalten. Voor de monsters 2-M12 en 2-M13 is een separate beoordeling uitgevoerd. Voor deellocatie 1 dient bij werkzaamheden in de ophooglaag rekening te worden gehouden met de veiligheidsklasse 1T, geen F. Voor deellocatie 2 dient bij werkzaamheden in de sterk verontreinigde ophooglaag in de deelgebieden 1 en 3 (excl. het deel waar ook een sterke koper- en loodverontreiniging is aangetroffen) rekening te worden gehouden met de veiligheidsklasse “basisklasse”. Voor het terreindeel waar ook sterke koper- en loodverontreinigingen zijn aangetroffen, dient bij werkzaamheden in de ophooglaag rekening te worden gehouden met veiligheidsklasse 3T, geen F.
18 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Bij werkzaamheden in de ophooglaag van deellocatie 2, deelgebied 2 voldoet de gemiddelde kwaliteit grond aan de klasse “industrie”. Bij werkzaamheden in de licht tot matig verontreinigde ophooglaag dient conform de CROW 132 eveneens rekening te worden gehouden met de veiligheidsklasse “basisklasse”. De onderliggende veengrond is op basis van het voorgaande onderzoek schoon. Hiervoor zijn geen aanvullende arbomaatregelen noodzakelijk.
6.2.
Te ontgraven watergangen ter plaatse van de oostelijke groenstrook De kwaliteit van de ophooglaag ter plaatse van de oostelijke groenstrook (incl. deellocatie 7) voldoet aan de klasse wonen. Hiervoor zijn geen aanvullende arbomaatregelen noodzakelijk.
6.3.
Te ontgraven waterpartij ter plaatse van de grondwal in het park Voor de bepaling van de T&F-klasse voor werkzaamheden in de verontreinigde puinhoudende grondlaag ter plaatse van de grondwal in het park (deellocatie 6) is uitgegaan van de resultaten van monster M11 uit het voorgaande onderzoek. Bij grondwerkzaamheden in de puinlaag ter plaatse van de grondwal dient rekening te worden gehouden met veiligheidsklasse 2T, geen F.
6.4.
Verwijderen sliblaag De te verwijderen sliblaag ter plaatse van de spoorsloot west voldoet aan de kwaliteitsklasse B. Bij de baggerwerkzaamheden dient conform de CROW 132 rekening te worden gehouden met de veiligheidsklasse “basisklasse”. De te verwijderen sliblaag in de spoorsloot oost en in de waterpartijen in het park voldoet aan de kwaliteitsklasse A. Hiervoor zijn geen aanvullende arbomaatregelen noodzakelijk.
6.5.
Overige grondverzet Ter plaatse van de overige te graven waterpartijen en grondverzet in het herontwikkelingsgebied Waterspoorpark voldoet de gemiddelde kwaliteit van zowel de zandige ophooglaag als de onderliggende veengrond aan de klasse “industrie”. Conform de CROW132 dient bij werkzaamheden in grond die aan deze kwaliteitsklasse voldoet rekening te worden gehouden met de veiligheidsklasse “basisklasse”.
19 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
7. Conclusies en advies 7.1.
Conclusies A. Bevestiging van hypothese “ernstig geval” en bepalen heterogeniteit grondverontreiniging ter plaatse van volkstuinen. De dikte van de ophooglaag varieert van circa 0,5 tot 1,5 m -mv. De ophooglaag is over het algemeen zandig. Ter plaatse van deellocatie 2 is over het algemeen sprake van een kleiige ophooglaag. Op basis van het voorgaande onderzoek en het huidige onderzoek is de ophooglaag ter plaatse van volkstuinen (deellocaties 1 en 2) heterogeen matig tot sterk verontreinigd met zink. Koper en lood komen over het algemeen in licht tot matig verhoogde gehalten voor. Ten oosten van de Genestestraat worden bij deellocatie 2 wel sterk verhoogde gehalten koper en lood aangetroffen in de ophooglaag. Lokaal is ter plaatse van de volkstuinen een sterke verontreiniging met kwik aangetroffen. De hypothese dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging met een heterogene verdeling wordt met onderhavig onderzoek bevestigd. Met uitzonderling van het terreindeel op deellocatie 2 waar naast sterke verontreinigingen met zink ook sterke verontreinigingen met koper en lood zijn aangetroffen is voor de deellocaties 1 en 2 geen sprake van actuele risico’s. Op het terreindeel waar sterke verontreinigingen met koper en lood worden aangetroffen is op basis van de standaard risicobeoordeing (worst-case) bij het huidige gebruik (volkstuin) sprake van actuele humane risico’s. Er is derhalve sprake van een spoedeisend geval van ernstige verontreiniging. Bij de geplande herontwikkeling (zie figuur 1) wordt een deel van de sterk verontreinigde grond ontgraven. De restverontreiniging blijft ten noorden (deellocatie 2) en ten zuiden (deellocaties 1 en 2) van de te graven watergangen, op de te realiseren eilanden en in het talud achter. Bij een ontgraving van 1,5 meter zal de toekomstige waterbodem naar verwachting maximaal licht verontreinigd zijn. B. Uitkarteren sterk verontreinigde puinhoudende grondlaag in de grondwal ter plaatse van het park De aangetroffen sterke verontreinigingen in de puin- en glashoudende bodemlaag ter plaatse van de grondwal (deellocatie 6) zijn uitgekarteerd. De omvang van de sterke verontreiniging in de grond wordt globaal ingeschat op circa 1.000 m 3 (worst case). Gezien de diepte waarop deze laag wordt aangetroffen, is geen sprake van humane en ecologische risico’s. De aangetroffen verontreinigingen betreffen immobiele stoffen, er is derhalve geen sprake van een verspreidingsrisico. Er is derhalve sprake van een niet spoedeisend geval van ernstige verontreiniging.
20 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
Bij de geplande herontwikkeling wordt een deel van de sterk verontreinigde grond ontgraven en een deel afgedekt. Bij een ontgraving van 2 meter zal de toekomstige waterbodem naar verwachting maximaal licht verontreinigd zijn. C. Intensiveren van onderzoek ter plaatse van te graven waterpartijen in het park Bij de te graven watergangen in het huidige park zijn maximaal matige verontreinigingen met koper, lood en zink aangetroffen. De te ontgraven grond tot circa 1,0 m -mv voldoet aan de hergebruiksklasse “industrie”. De dieper gelegen zandgrond is multifunctioneel toepasbaar. D. Bodemonderzoek ter plaatse van de voormalige school in het park De bovengrond ter plaatse van de voormalige school is maximaal licht verontreinigd. Getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet de grond aan de kwaliteitsklasse “achtergrondwaarde”. De zintuiglijk met minerale olie verontreinigde grond (0,8-1,3 m -mv) en de onderliggende bodemlaag zijn maximaal licht verontreinigd met minerale olie. Vluchtige aromaten zijn niet in verhoogde gehalten aangetroffen. Het grondwater ter plaatse is niet verontreinigd met minerale olie en vluchtige aromaten. Op de locatie is derhalve geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging met brandstofproducten Bij de geplande herontwikkeling dient er rekening mee te worden gehouden dat de visueel met olie verontreinigde grond is gesitueerd ter plaatse van de toekomstige volkstuin. Aangezien de olieverontreiniging wordt aangetroffen vanaf 0,8 m -mv en de omvang naar verwachting beperkt is, is er geen directe aanleiding om deze grond te ontgraven. E. Asbestgehalte in asbestverdachte grond Ter plaatse van de grondwal in het park (deellocatie 6) is aan het maaiveld, in de boven- en in de ondergrond visueel asbest aangetroffen. De berekende gehalten voor asbest in grond liggen onder de interventiewaarde. Onder de hoogspanningsmasten (deellocatie 7) is op het oostelijke deel van het terrein visueel en analytisch in de bovengrond asbest aangetroffen. De berekende gehalten voor asbest in grond liggen onder de interventiewaarde. Ter plaatse van de voormalige school in het park (deellocatie 8) is visueel en analytisch geen asbest aangetroffen. F. Onderzoek van asbestverdachte beschoeiingen In het slib ter plaatse van de asbestverdachte beschoeiingen is visueel en analytisch geen asbest aangetroffen. De kwaliteit zoals deze in het voorgaand onderzoek is vastgesteld is weergegeven in bijlage 12. Hierin is tevens het berekende slibvolume weergegeven.
21 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
7.2.
Hergebruiksklasse en veiligheidsklassen In tabel 11 zijn de berekende hergebruiksklassen en veiligheidsklassen samengevat. Tabel 11: Hergebruiksklasse te ontgraven grond en veiligheidsklassen te ontgraven grond
hergebruiksklasse
veiligheidsklasse
(indicatief) te ontgraven watergangen langs het spoor deellocatie 1*
niet toepasbaar
1T, geen F
deellocatie 2, deelgebieden 1 en 3*
niet toepasbaar
basisklasse
deellocatie 2, lokaal in deelgebied 3*
niet toepasbaar
3T, geen F
deellocatie 2, deelgebied 2*
industrie
basisklasse
oostelijke groenstrook (incl. deellocatie 7)**
wonen
-
te ontgraven waterpartijen in het park 6 (puinhoudende grondlaag)**
niet toepasbaar
2T, geen F
overige waterpartijen***
industrie
basisklasse
spoorsloot west**
klasse B
basisklasse
spoorsloot oost / waterpartij park**
klasse A
-
te verwijderen slib
* op basis van onderhavig onderzoek ** op basis van voorgaand onderzoek *** op basis van voorgaand en onderhavig onderzoek
7.3.
Advies
7.3.1.
Asbestverdachte materialen aan het maaiveld ter plaatse van de grondwal in het park Ter plaatse van de grondwal zijn op verschillende plaatsen aan het maaiveld asbesthoudende materialen aangetroffen. Op basis van het berekende asbestgehalte ligt het asbestgehalte voor het maaiveld onder de interventiewaarde. Op basis hiervan geldt geen saneringsplicht. Het park heeft echter een openbaar karakter en wordt gebruikt door volwassenen en kinderen. Gebruikers van het park kunnen in contact komen met het asbesthoudende materiaal. Mogelijke blootstelling van asbest kan een gevoelig punt zijn bij gebruikers. De aanwezigheid van zichtbaar asbest in een recreatiegebied is daarom vanuit maatschappelijk oogpunt onwenselijk. Wij adviseren de asbesthoudende en asbestverdachte materialen op het maaiveld door middel van handpicking te laten verwijderen en het maaiveld te laten uitkeuren conform de NEN 2990.
22 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
7.3.2.
Te graven watergangen en waterpartijen ter plaatse van matig tot sterk verontreinigde grond Ter plaatse van de volkstuinen (deellocatie 1 en deellocatie 2, deelgebieden 1 en 3) en ter plaatse van de grondwal (deellocatie 6) is sprake van gevallen van ernstige verontreinigingen. Gezien de geplande werkzaamheden, ontgraven watergangen en aanbrengen natuurlijke oever zonder grondwerende constructie, adviseren wij een saneringsplan op te stellen en in te dienen bij het bevoegd gezag. De proceduretijd hiervoor bedraagt vijftien weken. We raden af om dit te doen via een BUS melding aangezien aan de zuidelijke oever van de verbrede spoorsloot (het talud) geen leeflaag of grondwerende constructie wordt aangebracht. Bij de wijziging van de functie van de locatie van volkstuinen naar de minder gevoelige functie “groen met natuurwaarden” is geen sprake meer van blootstellingrisico’s voor lood. Indien bij de geplande ontgraving (een deel van) deze grond achterblijft is er vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak deze grond in zijn geheel te ontgraven. Indien de functie van de locatie niet wijzigt adviseren wij aanvullend onderzoek uit de voeren waarbij wordt gekeken naar de daadwerkelijke blootstelling (en eventueel een gewasonderzoek). Op basis hiervan kan worden gekeken of op de locatie daadwerkelijk sprake is van blootstellingsrisico’s voor lood. Als preventieve maatregel adviseren we de gemeente om te bewerkstelligen dat het terreindeel niet meer gebruikt wordt als volkstuin. De na het ontgraven van de watergangen achterblijvende grond zal de nieuwe waterbodem worden. Het bevoegd gezag hiervoor is het Hoogheemraadschap van Delfland. Bij een ontgravingsdiepte van 1,5 m -mv (verbrede spoorsloot) en 2 m -mv (waterpartij in park) en de maximale diepte tot waarop de verontreinigde ophooglaag wordt aangetroffen, wordt verwacht dat de nieuwe waterbodem maximaal licht verontreinigd is. In de taluds van de toekomstige spoorsloot zullen zonder sanerende maatregelen, matige tot sterke verontreinigingen met koper, lood en zink voorkomen. Wij adviseren u om de kwaliteit van de toekomstige taluds voor te leggen aan het hoogheemraadschap. Opgemerkt wordt dat bij deellocatie 1, vanwege de aanwezigheid van ondergrondse hoogspanningsleidingen de mogelijkheden voor verdere ontgravingen, beperkt zijn.
7.3.3.
Te graven watergangen en waterpartijen ter plaatse van licht tot matig verontreinigde grond Buiten de in paragraaf 7.3.2 beschreven locaties zijn, binnen het herontwikkelingsgebied, op basis van voorgaand en onderhavig onderzoek geen sprake van gevallen van ernstige verontreiniging. Grondwerkzaamheden kunnen zonder saneringsplan of BUS melding worden uitgevoerd.
23 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
7.3.4.
Hergebruiksmogelijkheden te ontgraven grond De te saneren grond (zie 7.3.2) komt niet in aanmerking voor hergebruik en zal afgevoerd dienen te worden naar een erkende verwerker. Overwogen kan worden om met het bevoegd gezag af te stemmen onder welke voorwaarden herschikken van deze grond toegestaan wordt. De te ontgraven grond zal o.a. voor het realiseren van een grondheuvel worden aangewend. Voor de locatie gelden op basis van de bodemfunctieklassenkaart en onderhavig onderzoek de volgende kwaliteitseisen: Strook tussen het spoor en de Nicolaas Beetslaan: klasse wonen. Park: klasse achtergrondwaarde. Ter plaatse van de groenstrook, oostelijk gelegen van de volkstuinen (inclusief deellocatie 7), is de bovengrond tot 1 m -mv getoetst als klasse wonen. Mogelijk kan deze grond separaat worden ontgraven voor hergebruik binnen het werk. Voor de overige te ontgraven grond adviseren wij om in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen of deze grond kan worden beschouwd als één vrijkomende partij grond. Bij uitvoering van het werk kan een partijkeuring worden uitgevoerd om de definitieve kwaliteit en hergebruikmogelijkheden vast te stellen.
7.3.5.
Arbomaatregelen De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het (laten) opstellen van het V&G-plan ontwerpfase. Hierin moeten alle mogelijke risico’s van de werkzaamheden aan de orde komen. Dit geldt dus ook voor de mogelijke risico’s met betrekking tot het werken in/met verontreinigde grond. Bij de werkzaamheden dient, conform de CROW-publicatie 132 rekening te worden gehouden met veiligheidsmaatregelen conform de veiligheidsklasse variërend van “basisklasse” tot “3T, geen F”. Dit moet in het V&G-plan ontwerpfase worden opgenomen. Door de aannemer wordt op basis van het V&G-plan ontwerpfase een V&G-plan uitvoeringsfase opgesteld. Bij het opstellen van het V&G-plan uitvoeringsfase moet worden gecontroleerd of de aangegeven veiligheidsklasse juist is. De aannemer moet dit laten doen door een deskundige.
24 Definitief
KP07A RAP20141209
11-12-14
Aanvullend BO Waterspoorpark Veen- en Brinkhorstpolder
7.3.6.
Grond ter plaatse van het nieuwe volkstuinencomplex Op de locatie zal een nieuw volkstuinencomplex worden gerealiseerd. Dit is een gevoeliger gebruik dan het huidige gebruik als park. Omdat bij de herinrichting van de locatie nog veel werkzaamheden zullen plaatsvinden waarbij de bodem wordt geroerd, adviseren wij om na afloop van de herinrichtingswerkzaamheden de grond ter plaatse van het nieuwe volkstuinencomplex te onderzoeken op de milieuhygiënische kwaliteit. De analyseresultaten van het huidige en voorgaande onderzoek geven aanleiding om te verwachten dat de grond geschikt is voor het beoogde gebruik. Overwogen kan worden om de zintuiglijk met olie verontreinigde bodemlaag in de ondergrond ter plaatse van de voormalige bebouwing te ontgraven.
8. Certificering Wareco Ingenieurs heeft het onderzoek uitgevoerd als onafhankelijke partij. De grond waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden is geen eigendom van Wareco. Wareco is gecertificeerd conform de NEN-EN-ISO 9001: 2008 en 14001: 2004, de BRL SIKB 6000 (Beoordelingsrichtlijn Milieukundige Begeleiding) voor de protocollen 6001 tot en met 6003, de BRL SIKB 2000 (Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek) voor de protocollen BRL 2001 en BRL 2002. Het veldwerk is uitgevoerd door Sialtech Europe te Houten. Het veldwerkbureau is gecertificeerd conform de BRL SIKB 2000 voor de uitgevoerde werkzaamheden. Van het veldwerk is een afrondende rapportage gemaakt (bijlage 2.) De chemische analyses zijn uitgevoerd door een geaccrediteerd laboratorium Omegam te Amsterdam. Door Wareco is nagegaan of het veldwerk en analyses die in onderaanneming zijn uitgevoerd, voldoen aan de eisen van de BRL SIKB 2000 en de AS3000. Op de volgende punten is van de BRL afgeweken: Voor de monsters 8.2-4, 8.2-5 en 6-1.5 is het humusgehalte niet analytisch bepaald. Voor het humusgehalte is uitgegaan van het humusgehalte van een wat betreft grondsoort vergelijkbaar monster (1-M05 en 5.M03). Voor de monsters 8.2-4 en 8.2-5 is voor de bepaling van vluchtige stoffen geen ongeroerd monster genomen (steekbus). Gezien de aard van de olieverontreiniging (motorolie) en de afwezigheid van vluchtige stoffen in het grondwater wordt niet verwacht dat in de grond sprake is van vluchtige aromaten. De afwijking kan worden beschouwd als niet kritisch van aard.
25 KP07A RAP20141209
11-12-14
Definitief
BIJLAGEN
:DWHUVSRRUSDUNWH9RRUEXUJ
%LMODJHD2YHU]LFKWGH
6WHUNYHURQWUHLQLJGJHKDOWHQ!,
1LHWYHURQWUHLQLJGJHKDOWHQ$: /LFKWYHURQWUHLQLJGJHKODWHQ!$: 0DWLJYHURQWUHLQLJGJHKDOWHQ!$:,
:DWHUVSRRUSDUNWH9RRUEXUJ
%LMODJHE2YHU]LFKWGH
WHYHQVVWHUNHYHURQWUHLQLJLQJPHW NRSHUHQORRG
6WHUNYHURQWUHLQLJGJHKDOWHQ!,
1LHWYHURQWUHLQLJGJHKDOWHQ$: /LFKWYHURQWUHLQLJGJHKODWHQ!$: 0DWLJYHURQWUHLQLJGJHKDOWHQ!$:,
YHURQWUHLQLJLQJVVLWXDWLHRSKRRJODDJNRSHUORRGHQ]LQN
:DWHUVSRRUSDUNWH9RRUEXUJ
%LMODJHF2YHU]LFKWGH
6WHUNYHURQWUHLQLJGJHKDOWHQ!,
1LHWYHURQWUHLQLJGJHKDOWHQ$: /LFKWYHURQWUHLQLJGJHKODWHQ!$: 0DWLJYHURQWUHLQLJGJHKDOWHQ!$:,
6/
:DWHUVSRRUSDUNWH9RRUEXUJ
%LMODJHG2YHU]LFKWGH
BIJLAGE 2 Veldwerkrapportage