Bloeien zonder sproeien
Alternatieven voor sproeistoffengebruik in en om het huis
Colofon
Een initiatief van ARGUS in samenwerking met KBC. Deze uitgave is gratis verkrijgbaar in elk KBCbankkantoor en KBC-verzekeringsagentschap en bij ARGUS. ARGUS wil bijdrage tot een milieubewuste en duurzame samenleving door: objectief en kritisch te informeren haar doelpubliek met innoverende initiatieven bewust te maken een forum voor uiteenlopende visies over het milieugebeuren te creëren. ARGUS staat voor een wetenschappelijke en objectieve benadering, voor ongebondenheid, cliëntvriendelijkheid, toegankelijke informatie en aantrekkelijke projecten. Redactie: ARGUS vzw Illustraties: Sarah Wouters Taalnazicht: Taaldienst KBC Vormgeving en druk: Van der Poorten n.v., Kessel-Lo Papier Deze brochure wordt gedrukt op Cyclus Print, chloorvrij gebleekt en zonder optische witmakers, 100% gerecycleerde vezels, "Blauwe Engel" vignet. Inkten Vette offsetinkten zonder zware metalen die voldoen aan EN 71 (speelgoedrichtlijn). VU: Helga Van der Veken ARGUS vzw Eiermarkt 8, 2000 Antwerpen tel. 03 202 90 70
[email protected] www.argusmilieu.be Als je de bron vermeldt, mag je alles uit deze uitgave overnemen. 31 januari 2005
Bloeien zonder sproeien Alternatieven voor sproeistoffengebruik in en om het huis
Inhoud
Colofon ................................................................... 2
Voorwoord .............................................................. 5
Inleiding .................................................................. 6
Bestrijdingsmiddelen................................................ 9
Gevolgen voor het milieu en onze gezondheid ........ 11
Een andere aanpak: preventie ................................ 15
Ongewenste dieren ................................................ 21
Als het niet anders meer kan: een veilig gebruik ..... 27
Bronnen ................................................................ 29
Nuttige adressen ................................................... 30
Een uitgave van ARGUS i.s.m. KBC
3
4
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Voorwoord
Heel wat tuinliefhebbers pakken ongedierte en onkruid voortdurend aan. Ook binnenshuis gaan vele gezinnen vliegen, muggen en andere insecten te lijf. En er zijn allerhande producten op de markt om plagen te behandelen: chemische bestrijdingsmiddelen, gewasbeschermingsmiddelen, pesticiden, biociden, of hoe ze ook heten.
Die chemische bestrijdingsmiddelen zijn niet gezond. Ze werden ontworpen om planten, insecten, slakken, schimmels, mijten, mossen, aaltjes of andere levensvormen af te weren of te doden. Dergelijke chemicaliën gebruiken is ook voor jou niet altijd zonder gevaar.
Bovendien kosten ze handenvol geld. Particulieren geven in België jaarlijks zo’n 40 miljoen euro uit aan bestrijdingsmiddelen. En na gebruik rest er een grote hoeveelheid klein gevaarlijk afval (kga). Het Brussels Observatorium voor Duurzame Consumptie schatte in 2001 dat jaarlijks meer dan 20 ton afval van bestrijdingsmiddelen en hun verpakkingen wordt geproduceerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest alleen al.
Maar ook thuis moet en kan het met minder.
Daarom vertelt deze brochure in de eerste plaats hoe je onkruid en ongedierte aanpakt zonder bestrijdingsmiddelen. Ook krijg je heel wat tips mee voor milieuvriendelijkere alternatieven. Als je dan toch eens naar de chemische ‘wapens’ moet grijpen, dan geeft de brochure aan hoe je er op de meest veilige en verantwoorde manier mee omgaat. Deze brochure is een volledig herwerkte en geactualiseerde editie van de brochure ‘Bestrijdingsmiddelen in en om het huis - Alternatieven voor biocidengebruik’ die verscheen in 1999 bij Stichting Leefmilieu (de voorloper van ARGUS). Nieuw is dat parallel een analoge brochure werd samengesteld voor de glastuinbouw en sierteelt. Je leest er hoe de professionele gebruiker vandaag preventief, alternatief en veilig omgaat met pesticiden.
Prof. Dr. Em. Rudi Baron Verheyen voorzitter ARGUS
Er is alvast de juiste tendens in de land- en tuinbouw. We doen er goed aan om veel zuiniger om te springen met bestrijdingsmiddelen. In de professionele sfeer is er duidelijk een positieve ontwikkeling. Er worden vandaag veel minder gewasbeschermingsmiddelen gebruikt dan pakweg tien of vijftien jaar geleden. En ze zijn al veel minder schadelijk. Er worden ook meer en vaker alternatieve detectie- en bestrijdingsmethoden gebruikt.
5
Inleiding
Elk jaar gebruiken we in huis en in de tuin duizenden kilo’s bestrijdingsmiddelen. Sta je er soms bij stil dat ze niet alleen muggen verjagen of mossen doen wegkwijnen, maar dat ze ook in ons lichaam, ons huis, onze (huis)dieren, het milieu, de bodem, het regenwater en het grondwater terechtkomen? Dat is niet de bedoeling en ook niet wenselijk. Want of het nu om natuurlijke of synthetische middelen gaat, de producten grijpen in op scheikundige stoffen en reacties. En ze verstoren - ook al is het meestal maar een klein beetje - de stofwisseling van planten, dieren en mensen die ermee in contact komen.
chronische effecten zijn en dat kinderen anders reageren op bestrijdingsmiddelen en hun afbraakproducten staat vast, maar er is nog te weinig kennis om die effecten te kunnen voorspellen.
De problemen met gevaarlijke stoffen doen zich voor het merendeel thuis voor. Bestrijdingsmiddelen in huis halen houdt bovendien ook een direct risico in. In 2003 kreeg het Antigifcentrum Indeling product – Alle slachtoffers Huishoudprod� ������
Niet alle effecten kunnen vooraf worden onderzocht. Dikwijls zijn de niet-bedoelde effecten niet waar te nemen en is er ook helemaal geen probleem. Bestrijdingsmiddelen worden trouwens streng onderzocht op hun effecten op mens en milieu voor ze op de markt komen. Toch blijft voorzichtigheid geboden. Want niet alle effecten van een bepaalde stof zijn vooraf bekend. Ook worden mens en milieu niet aan één stof tegelijk, maar aan een cocktail van verschillende stoffen blootgesteld. En die kunnen zich samen heel anders gedragen dan elk afzonderlijk. Dat er Middel Niet gepreciseerd
Kind < 1j
Kind, 1-4j
Kind, 5-9j
Phytosanit� Cosmetica ����� �����
Dieren �����
Voeding �����
Planten/ paddest� �����
Geneesmiddelen ������
Kind, 10-14j
Niet gepreciseerd �����
Kind, leeftijd?
Volwassene
Totaal
Diverse �����
%
2
14
4
4
8
62
94
0,19
Geneesmiddelen
653
5.359
855
664
699
12.034
20.264
41,66
Huishoudproducten
431
4.767
680
359
896
7.698
14.831
30,49
Phytosanitaire prod. Cosmetica Dieren Voeding
63
628
107
43
108
1.396
2.345
4,82
150
1.232
95
40
143
558
2.218
4,56
13
72
44
35
49
596
809
1,66
44
254
107
43
134
1.084
1.666
3,42
Planten/paddest.
364
1.315
198
61
256
587
2.781
5,72
Diverse
118
562
101
59
147
2.649
3.636
7,47
Totaal
1.838
14.203
2.191
1.308
2.440
26.664
48.644
100,00
6
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
2345 oproepen binnen van problemen met pesticiden, een kleine 5% van het totale aantal gesignaleerde blootstellingen aan gevaarlijke producten. Kinderen en volwassenen ‘scoren’ ongeveer gelijk wat het aantal meldingen betreft, maar kinderen lijken een grotere voorkeur te hebben voor slakkenkorrels en kruipen ook al eens op plaatsen waar rattengif gestrooid wordt. Gelukkig noteerde men geen ongewilde dodelijke effecten. Maar naast de mens zijn dikwijls ook huisdieren het slachtoffer van vergiftiging. Pesticiden zijn daarbij de belangrijkste boosdoeners. Die hadden in 2003 in ongeveer 30 gevallen wel een dodelijke afloop.
Uit: Antigifcentrum, Activiteitenverslag 2003
Particulier versus professioneel: de grote verschillen.
In vergelijking met de professionele toepassingen gaan we in huis-, tuin- en keukenomstandigheden door de band onoordeelkundig om met bestrijdingsmiddelen. Producenten geven dikwijls onvolledige of moeilijk te begrijpen informatie over de risico’s en veiligheidsmaatregelen. Daardoor negeer je misschien de gebruiksaanwijzingen en spring je soms slordig of te kwistig om met de producten zonder dat zelf te beseffen. Maar ook als je voorzichtig bent, kun je op de een of andere wijze in contact komen met het product.
Ook de natuur en onze leefomgeving zijn aangetast.
Sinds enkele jaren voert de overheid campagne om het pesticidengebruik terug te dringen. Voor Vlaamse openbare diensten geldt er sinds 2004 in principe een verbod op het gebruik, in de land- en tuinbouwsector streeft men ambitieuze reductiedoelstellingen na en voor particulieren worden bewustmakingscampagnes opgezet. Toch vinden we nog altijd bestrijdingsmiddelen in waterlopen, waterbodems, regenwater en grondwater. En die krijgen we na gebruik opnieuw voorgeschoteld in bijvoorbeeld paling of drinkwater. Redenen genoeg dus om werk te maken van een drastische beperking van het gebruik van pesticiden. Vermijd plagen, en als ze zich toch voordoen, pak ze dan zo milieuvriendelijk mogelijk aan. Grijp pas naar pesticiden als alle andere strategieën zijn mislukt!
Bestrijdingsmiddelen voor particulier gebruik worden bovendien meestal in (té) grote verpakkingseenheden aangeboden. We bergen voorraden niet altijd veilig op en springen met resten al helemaal achteloos om. Waag je liever niet aan het gebruik van producten die eigenlijk alleen voor professioneel gebruik ontwikkeld en bestemd zijn. Dikwijls is de concentratie aan actieve stof in dergelijke producten hoger en het risico derhalve groter. Professionele gebruikers weten hoe ze met die producten moeten omgaan en hoe ze zich moeten beschermen. Als particulier heb je niet de nodige veiligheidskledij, uitrusting en apparatuur.
7
8
Bestrijdingsmiddelen Wat zijn bestrijdingsmiddelen? Bestrijdingsmiddelen zijn natuurlijke of synthetische (door mensen samengestelde) stoffen die ingezet worden tegen ziekten, onkruid of plagen. Ze worden sinds het midden van de 20e eeuw intensief gebruikt. Elk middel bestaat uit een actieve of werkzame stof en meestal ook allerlei ‘toegevoegde’ stoffen: om ze wateroplosbaar te maken, om ze langer houdbaar te maken, om ze beter door planten te laten opnemen, enz. Pesticide: bestrijdingsmiddel tegen plagen van cultuurgewassen of om onkruid te verdelgen. Gewasbeschermingsmiddel: middel om onkruid, ziekten, plagen en ongedierte te bestrijden om zo de groei van landbouwgewassen te beschermen. Biocide: bestrijdingsmiddel dat niet in de landbouw wordt gebruikt.
Enkele cijfers Op 1 januari 2003 waren in ons land 375 verschillende actieve stoffen als gewasbeschermingsmiddel en 108 actieve stoffen als biocide toegestaan. In 2001 werd in totaal 5,2 miljoen kilogram aan actieve stof gebruikt. Dat is heel veel. Maar sinds het begin van de jaren negentig daalt het gebruik gelukkig geleidelijk. Vooral de gewasbeschermingsmiddelenindustrie en de land- en tuinbouwsector. Zij investeerden op het vlak van onderzoek, ontwikkeling, preventie en gebruik van alternatieve methoden. Dat moet ook wel, want naar schatting meer dan 60% van de bestrijdingsmiddelen wordt in Vlaanderen ingezet bij de gewasbescherming in de professionele land- en tuinbouw. De rest van de producten wordt gebruikt in andere bedrijfssectoren, zoals de houtverduurzaming, de textielsector, de geneeskunde. Thuis dienen ze vooral om te ontsmetten, als houtbescherming en om ongewenste dieren, schimmels en ‘onkruid’ te bestrijden. De overheid gebruikt ze voor het onderhoud van wegen en om plagen te bestrijden.
Soorten bestrijdingsmiddelen
We kunnen bestrijdingsmiddelen indelen op basis van verschillende criteria: hun chemische structuur, plaats en wijze van toepassing, wijze van opname, enz. We kozen hier voor een indeling op basis van de organismen waartegen ze worden ingezet.
Insecticiden worden gebruikt om insecten te bestrijden. Er zijn natuurlijke insecticiden zoals nicotine (uit
de tabaksplant), rotenon (natuurlijke afweerstoffen die voorkomen in de wortels van de Aziatische plant Derris), pyrethroïden (bereid uit de bloemhoofdjes van Chrysanthemumsoorten, kleine margrietachtige bloemen die vooral in Kenia, Tanzania en Oeganda geteeld worden) en bacteriepreparaten, die tegen rupsen en insectenlarven worden ingezet. Er zijn ook heel wat synthetische (of kunstmatig geproduceerde) insecticiden, waarbij we de volgende grote groepen kunnen onderscheiden: Synthetische pyrethroïden: ze zijn heel giftig voor insecten en ze breken in het milieu trager af dan de natuurlijke pyrethroïden, zodat ze veel langer doorwerken. Gechloreerde koolwaterstoffen: ze zijn in negatieve zin bekend wegens hun brede werking en lange levensduur, met risico’s van concentratie in levende wezens en opstapeling in het milieu. Een van de bekendste is ongetwijfeld DDT, een stof die in de jaren zeventig bij ons verboden werd toen bleek dat het product voor problemen kon zorgen. Organische fosforverbindingen of organofosfaten: die stoffen hebben een brede werking. Ze beïnvloeden de overdracht van zenuwprikkels en zijn niet alleen voor insecten, maar ook voor vogels, vissen, reptielen en zoogdieren heel giftig. De stoffen vind je bijvoorbeeld in spuitbussen tegen vliegen, tegen mieren en tegen vlooien bij huisdieren of als insectenbestrijders in de moestuin. Carbamaten: ze hebben een soortgelijke werking als de organofosfaten.
Herbiciden zijn onkruidverdelgers. Veel herbiciden worden door de planten opgenomen en doen dan hun werk. Totaalherbiciden vernietigen alle plantengroei, zonder onderscheid. Selectieve herbiciden vernietigen maar bepaalde planten en worden gebruikt om bijvoorbeeld kruiden of mos in het gazon te verwijderen. Bodemherbiciden worden op terreinen gespoten om de opkomst van planten tegen te gaan. Bladherbiciden spuit je op de planten zelf. Sommige herbiciden worden door wortel of blad opgenomen en verder getransporteerd in de plant. Andere doen alleen lokaal hun werk. Fungiciden worden ingezet tegen schimmels. Ze worden gebruikt als zaadontsmetters, maar ook na de oogst om schimmelvorming tijdens het bewaren te voorkomen. Sommige fungiciden worden gebruikt om schimmelvorming tijdens de groei te voorkomen of te behandelen. Acariciden bestrijden mijten. Nematiciden zijn er tegen nematoden of aaltjes. Aaltjes zijn kleine wormen die in heel grote dichtheden in de bodem kunnen leven. Sommige soorten tasten de wortels of knollen van gewassen aan (bijvoorbeeld van aardappelen). Nematiciden hebben een brede werking en doden tegelijk onkruidzaden en eieren en larven van insecten. Molluskiciden doden slakken. Rodenticiden worden gebruikt tegen knaagdieren.
9
10
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Gevolgen voor het milieu en onze gezondheid
Bestrijdingsmiddelen worden meestal opgelost in water en gespoten daar waar ze nodig zijn. Bij dat spuiten mist het product grotendeels (tot 80%) zijn doel. Bestrijdingsmiddelen komen zo overal in het milieu terecht, zowel in de lucht als in de bodem en het water. Planten en dieren worden in hun leefomgeving aan heel wat verschillende bestrijdingsmiddelen of aan omzettingsproducten van de stoffen blootgesteld. Sommige middelen kunnen elkaar versterken. Het is soms nog onduidelijk welke gevolgen het contact met ‘cocktails’ van bestrijdingsmiddelen en andere verontreinigende stoffen heeft. Op dit ogenblik loopt wel onderzoek naar de ontwikkeling van zogenoemde ecotoxiciteitstesten waarbij het effect van water met een gemengde verontreiniging op levende organismen wordt nagegaan. Bestrijdingsmiddelen (vooral veel insecticiden zoals gechloreerde koolwaterstoffen, synthetische pyrethroïden en carbamaten) concentreren zich ook in levende wezens naarmate zij zich hoger in de voedselketen bevinden (doorvergiftiging). Roofdieren en roofvogels kunnen daardoor dodelijk getroffen worden. Waar de concentratie van een stof 1 is in het water kan die tot 80 000 keer hoger liggen in visetende vogels. Het gebruik van herbiciden heeft zeker een sterke achteruitgang veroorzaakt van akkerkruiden en daarmee samenhangend van insecten (onder andere vlinders). In de jaren zestig groeide het bewustzijn dat bestrijdingsmiddelen een risico kunnen betekenen voor mens en milieu. Je kent het verhaal van DDT dat zich opstapelt in de voedselketen. In 1969 antwoordt de Belgische overheid met een ‘wet betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt’. Sindsdien is een erkenning vereist voor bestrijdingsmiddelen. Die wordt maar afgeleverd op basis van een uitvoerig dossier waarin ook heel wat gegevens opgenomen zijn over de giftigheid en de risico’s van het product voor de gebruiker, voor het milieu en voor niet-doelorganismen (zoogdieren, vogels, waterorganismen, insecten en mijten, regenwormen, kleine bodemorganismen, enz.).
Bodem Bestrijdingsmiddelen hebben dikwijls een niet-bedoelde invloed op het bodemleven. Aaltjes, regenwormen, springstaarten, mijten, bacteriën en schimmels hebben allemaal een rol in de omzetting van organisch afval in voedingsstoffen voor planten en dus in de natuurlijke voedselkringloop. Bij het uitspoelen van bestrijdingsmiddelen in de bodem worden ook die nuttige organismen gedood.
Grondwater Grondwater is bijzonder kwetsbaar voor ‘besmetting’ door bestrijdingsmiddelen. Een kleine hoeveelheid product die naar het grondwater doorspoelt, kan de kwaliteit van een grote hoeveelheid grondwater aantasten. Grondwater wordt ook als drinkwater gebruikt. Op verschillende plaatsen in Vlaanderen wordt de aanwezigheid van chemische bestrijdingsmiddelen regelmatig gemeten. Vooral atrazine wordt geregeld in concentraties boven de drinkwaternorm aangetroffen. Het kan bij de productie van drinkwater moeilijk, d.w.z. tegen een erg hoge prijs, verwijderd worden. In de sierteelt en de land- en tuinbouw zoekt men al langer naar mogelijkheden om de lozing van bestrijdingsmiddelenresten en doorsijpeling naar oppervlakte- en grondwater te vermijden. Een belangrijke ontwikkeling in dat verband is het gebruik van gesloten watersystemen. Voor bedrijven die toch nog afvalwater met pesticidenresten moeten afvoeren, kunnen biozuiveringssystemen op basis van organische substraten een uitkomst bieden. Op dit ogenblik wordt geëxperimenteerd met een phytobacsysteem. Dat is een gesloten bak uit beton of plastic, die wordt opgevuld met organisch materiaal, zoals stro, compost, aarde, oogstresten, enz. Het afvalwater met resten van gewasbeschermingsmiddelen wordt via een opvangput en verdeelsysteem over de phytobac verdeeld. Het organisch materiaal absorbeert het product en de bacteriën die aanwezig zijn zorgen voor de biologische afbraak.
11
Oppervlaktewater Sinds 1996 speurt de Vlaamse Milieumaatschappij systematisch naar het voorkomen van chemische bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater. In 2003 stelde men vast dat bestrijdingsmiddelen vooral in de Haspengouwse fruitstreek en het IJzerbekken een probleem vormen. De diuronconcentraties zijn in bijna alle waterlopen gedurende een lange periode te hoog. De gemiddelde concentratie van stoffen waarvoor beperkende maatregelen gelden, zoals endosulfan, atrazine, dichloorvos, diuron en simazine neemt af. Recent verboden stoffen zoals cyanazine, lindaan en parathion en het al langer verboden product dinoterb worden nog gevonden. De gemiddelde concentraties voor 2,4-D, dichloorprop, glyfosfaat en zijn afbraakproduct AMPA, isoproturon en linuron stijgen. Het veelvuldig gebruik van de herbiciden diuron en glyfosfaat buiten de landbouw verklaart hun algemeen voorkomen. Diuron bijvoorbeeld wordt over heel Vlaanderen frequent gebruikt op verharde oppervlakten en in openbaar groen. Vanaf 2004 werd het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen voor het beheer van openbare ruimtes verboden, maar de resultaten op de milieukwaliteit zijn nog niet bekend. Bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater vormen een belangrijk probleem voor de drinkwaterwinning. Dat is bijvoorbeeld het geval voor atrazine in het zuidelijke deel van het IJzerbekken. Meerdere weken per jaar kan geen oppervlaktewater worden ingenomen, omdat de wettelijke norm voor drinkwater (0,1 µg/l) niet gehaald wordt. Dat probleem was de aanleiding voor de campagne ‘Sproei(w)ijzer’. Ze werd op vraag van de drinkwatermaatschappijen in het gebied opgezet en wil particulieren, landbouwers, bedrijven en overheden in de regio aansporen tot een zorgvuldige omgang met pesticiden (zie www.sproeiwijzer.be).
Hoe land- en tuinbouw verontreiniging van het oppervlaktewater voorkomen.
Gewasbeschermingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik komen op verschillende manieren in het oppervlaktewater terecht: de drift van spuitnevels, de afvoer van producten met drainagewater of door uitspoeling met de regen, het morsen tijdens de bereiding van de spuitoplossing en tijdens het onderhoud van het spuittoestel.
Om dat te voorkomen wordt een aantal maatregelen opgelegd of aanbevolen: een bufferzone instellen, bepaalde driftbeperkende toestellen gebruiken, een scherm installeren of een haag planten, morsen bij de bereiding van de spuitoplossingen en tijdens het onderhoud van het spuittoestel voorkomen, op de juiste manier bespuiten, spuittoestellen technisch controleren, de spuittechnieken verbeteren, in grote teelten stroken laten braak liggen.
Regenwater De Vlaamse Milieumaatschappij onderzoekt sinds 1997 dagelijks en op vijf verschillende plaatsen de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen in regenwater. Daarbij worden 109 verschillende bestrijdingsmiddelen onderzocht. In regenwater worden de insecticiden endosulfaan, lindaan (sinds juni 2002 verboden), DNOC (sinds 2000 verboden, maar ook afkomstig van het wegverkeer) en dichloorvos en vooral de herbiciden atrazine, isoproturon, diuron, glyfosfaat en het afbraakproduct AMPA teruggevonden. De resultaten vertonen een dalende trend. Het gaat daarbij niet alleen om bestrijdingsmiddelen die in de land- en tuinbouw worden gebruikt, maar ook bijvoorbeeld om een insecticide als dichloorvos, dat dikwijls wordt gebruikt als vliegen- en muggenverdelger in en om het huis.
12
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Resten op groenten en fruit Bestrijdingsmiddelen breken meestal traag af. Resten ervan en afbraakproducten blijven achter op behandelde groenten en fruit. Voor elk bestrijdingsmiddel werd bepaald hoeveel milligram per kilogram voedingsmiddel aanwezig mag zijn zonder gevaar voor de gezondheid van de verbruiker. Dat cijfer wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. In 2003 nam het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen 1250 monsters van fruit, groenten en granen bij de producenten, veilingen, invoerders, groothandelaars en kleinhandelaars. 66% van de monsters van fruit, groenten en granen was van Belgische oorsprong, 29,5% was ingevoerd en 5,5% van onbekende oorsprong. 52 monsters van fruit en groenten, dat is iets meer dan 4%, overschreden de toegestane grenzen. Bij de granen werd geen overschrijding vastgesteld. De belangrijkste vastgestelde overtredingen werden gevonden bij selder, druiven, veldsla, Spaanse peper, mandarijnen en bonen. In 53% van de monsters van fruit en groenten en in 92% van de monsters van granen werden helemaal geen residu’s aangetroffen.
Gezondheidseffecten Bestrijdingsmiddelen komen in het milieu voor. Maar ook de mens blijft er niet van gespaard. Vooral professionele gebruikers (loonsproeiers, land- en tuinbouwers) kunnen door herhaalde blootstelling aan hoge concentraties gezondheidsproblemen krijgen. Bij een verkeerd gebruik kunnen ook omwonenden soms hinder ondervinden (bijv. bij verneveling in de fruitteelt). De stoffen accidenteel innemen kan zware gevolgen hebben. Vooral in ontwikkelingslanden - waar hygiëne en gebruiksvoorschriften dikwijls worden verwaarloosd gebeuren heel wat ongelukken door vergiftiging met bestrijdingsmiddelen. Gelukkig noteert het Antigifcentrum bij de Belgische bevolking zelden gevallen met dodelijke afloop. Bij huisdieren daarentegen noteert het centrum wel geregeld vergiftiging door bestrijdingsmiddelen met dodelijke afloop.
Voor alle op de markt gebrachte bestrijdingsmiddelen zijn de risico’s voor de mens vooraf onderzocht. Maar in de realiteit worden we aan een mix van stoffen blootgesteld. Het onderzoek in Vlaanderen en elders staat nog niet ver genoeg om duidelijke verbanden aan te tonen tussen bepaalde aandoeningen en de blootstelling aan bestrijdingsmiddelen. Dat geldt in het bijzonder voor chronische blootstelling aan bestrijdingsmiddelen. Er is een sterk vermoeden dat bepaalde genetische afwijkingen, kanker, vruchtbaarheidsproblemen en afwijkingen van de foetus veroorzaakt kunnen worden door een langdurige blootstelling aan kleine hoeveelheden van bepaalde pesticiden. Ook het effect van blootstelling aan mengsels van producten en afbraakproducten is nog onvoldoende onderzocht, maar men werkt er aan.
De laatste jaren daalt de vruchtbaarheid bij mannen. Ook al is het probleem wetenschappelijk nog niet helemaal opgehelderd, toch is er meer dan een sterk vermoeden dat chemicaliën zoals bestrijdingsmiddelen een rol spelen in de vruchtbaarheid. Zowel in de vrije natuur als in laboratoriumomstandigheden is bij dieren namelijk vastgesteld en aangetoond dat zogenoemde ‘hormonale stoorstoffen’ een effect hebben op de geslachtelijke ontwikkeling en de voortplanting. Men heeft meer dan 50 verontreinigende stoffen geïdentificeerd die de werking van oestrogeen (een vrouwelijk geslachtshormoon) nabootsen. De helft daarvan zijn bestrijdingsmiddelen. Maar ook polychloorbifenylen, dioxines en ftalaten (weekmakers in plastics) zitten in die reeks. Er groeit onrust over de blootstelling aan die cocktail van stoffen, onder meer omdat de elkaar versterkende effecten van die vreemde stoffen niet meegerekend werden bij het bepalen van ‘veilige’ blootstellingniveaus. Uit onderzoek blijkt dat de consument door de pesticidenresidu’s in Belgisch voedsel niet minder dan 34 verschillende bestrijdingsmiddelen geserveerd krijgt.
13
14
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Een andere aanpak: preventie
In de sierteelt en glastuinbouw, maar ook buiten in boomgaarden en boomkwekerijen, past men hoe langer hoe meer de principes van geleide bestrijding toe. Daarbij spuiten de telers niet preventief, maar treden ze pas op tegen schadelijke organismen als die aanwezig zijn in een mate dat ze een probleem vormen. Daarvoor werden diverse waarnemingsstrategieën en hulpmiddelen ontwikkeld, aangepast aan de te volgen soorten: vangplaten voor o.m. trips en bladluizen, vanglampen voor vlinders (die als rupsen bedreigend kunnen zijn), feromoonvallen voor wolluizen en vlinders, trechters voor tripsen, wolluizen, wortelluizen, enz. en bodemvallen voor kevers. Ook bestaan er snelle biotoetsen om na te gaan of gietwater al dan niet besmet is. Voor sommige aantastingen blijft een wekelijkse handmatige controle noodzakelijk. Geleide bestrijding is ook het uitgangspunt bij geïntegreerde bestrijding. Daarbij past men een mix aan maatregelen toe om een optimale bescherming van de gewassen te verkrijgen met een minimale impact op mens en milieu. Op basis van waarnemingen wordt bepaald of en welke preventieve, biologische, biotechnologische, mechanische en chemische maatregelen en middelen moeten worden ingezet.
Aangezien we nog onvoldoende de gezondheidseffecten van blootstelling aan (een mix van) bestrijdingsmiddelen op mens en milieu kennen, onderschat je de gevolgen maar beter niet. Ook hier geldt: beter voorkomen dan genezen. Vandaar onze praktische tips om het gebruik van bestrijdingsmiddelen in en om het huis te helpen vermijden. We bekijken in dit hoofdstuk de mogelijkheden om onkruid en ongedierte te beperken én om ze op een natuur- en milieuvriendelijke manier aan te pakken.
Meer natuur in de (sier)tuin Het is belangrijk dat je de tuin op een andere manier bekijkt. Beschouw hem niet als een volslagen kunstmatig, natuurvreemd milieu, waar het gazon er als een gladgeschoren groen biljartlaken moet uitzien waaruit elk mosje, madeliefje of paardebloempje geweerd moet worden en waar de perkjes met een bonte waaier van bloemen mooi zijn omgespit en aangeharkt. Onderzoek wijst uit dat chemische onkruidbehandeling de levensduur van een grasmat inkort. Bijhouden van de graskanten gebeurt dus sowieso beter door ze af te steken dan door ze dood te spuiten. Madeliefjes, enkele slakken of wat mieren in het gazon kunnen echt geen kwaad. Sla ook niet in paniek bij het eerste bruine blad of door enkele bladluizen op de rozelaar. Heel dikwijls ontwikkelt zich geen echte plaag. Verwijder dat blad of de aangetaste rozenknop snel, houd de ontwikkeling van de schimmelaantasting of luizenpopulatie in de gaten, behandel eventueel met ongevaarlijke middelen en treed pas op als je met een onstuitbare invasie te maken hebt.
Beheer uw tuin ecologisch Als je een ‘klassieke’ tuin netjes wilt houden zonder bestrijdingsmiddelen moet je heel regelmatig schoffelen en wieden. Daarmee ga je voortdurend in tegen de natuurlijke gang van zaken. Maar je kunt de natuur ook inschakelen
15
Koolmees als rupsenverdelger Koolmezen zijn holenbroeders die graag in een ‘klassiek’ nestkastje in de tuin broeden. Alleen al om een nest jongen groot te brengen vangen de koolmeesouders op ongeveer 20 dagen zo’n 10 000 prooien (meestal rupsen)! Soorten als heggenmus, zanglijster, merel, roodborst of vink broeden graag in een heg en ook die soorten vangen duizenden insecten om hun jongen groot te brengen. De grauwe vliegenvanger verkiest een ‘halfopen’ nestkastje en doet zijn naam alle eer aan, want hij plukt muggen en vliegen uit de lucht.
Wil je toch van dat onkruid af, dan zijn wieden, hakken, schoffelen en maaien de beste methoden. Voor de aanpak van enkele hardnekkige onkruiden verwijzen we graag naar de milieuvriendelijke bestrijdingswijzer voor ongewenste planten op www.zonderisgezonder.be.
en een groot deel van het werk laten overnemen. Dat betekent niet dat je van je tuin een wildernis moet maken, maar wel dat je hem meer ecologisch beheert. En ja, dat kan ook in een strak ontworpen tuin. Een belangrijk uitgangspunt bij ecologisch beheer is dat je het ontwerp en de aanleg afstemt op de natuurlijke patronen in je tuin: kies planten die eigen zijn aan de omgeving en die passen bij de bodem, de vochtigheidsgraad, de helling, de bezonning, de schaduw, enz. Een plant die zich goed voelt in zijn omgeving wordt minder snel aangetast. Dat geldt overigens ook voor kamerplanten.
Streef naar de ontwikkeling van een stabiel ecosysteem. Want zo herleid je het beheer tot een minimum. Je gebruikt dan natuurlijke processen in plaats van ze te verstoren. Een grote verscheidenheid aan streekeigen planten, een gelaagde opbouw met kruiden, struiken en - als de ruimte het toelaat - bomen en een grasland dat geheel of gedeeltelijk wordt beheerd als soortenrijk hooiland, vormen een goed vertrekpunt. Met een vaste regelmaat knotten, knippen en maaien moet in principe volstaan als beheer. Voer zo weinig mogelijk groenafval af uit de tuin, maar hergebruik het als compost, haksel het en gebruik het om onkruidgroei tussen de struiken te voorkomen. Geleidelijk krijg je zo nog meer plantensoorten in de tuin. Een grote rijkdom aan planten, een grote variatie in gelaagdheid en structuren, hier en daar een ruig hoekje en je tuin trekt vanzelf nuttige dieren aan. Insecten en slakken worden opgegeten door hun natuurlijke vijanden zoals de egel, de gewone pad en de huisspitsmuis. Om die ‘natuurlijke helpers’ een eigen plaats te geven, voorzie je wat ruige plekjes en maak je kleine schuilplaatsen: een hoop snoeihout, stapeltjes los op elkaar liggende stenen, oude dakpannen of houtblokken die met rust gelaten worden, zijn ideaal voor die dieren. Als je de tuin inricht met streekeigen struiken en bomen, trekt hij ook (broedende) vogels aan. En die komen best van pas voor het vangen van insecten.
16
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Schoffelen en wieden waren vroeger erg arbeidsintensieve bezigheden waarvoor chemische bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouwsector een oplossing boden. Vandaag doet mechanische onkruidbestrijding opnieuw haar intrede. Tal van machines en tuigen staan ter beschikking en worden nog voortdurend verbeterd: wiedeggen, schoffelmachines, vingereggen, thermische onkruidbestrijders en gecombineerde toestellen. Ze zijn vooral geschikt voor gewassen die in rijen worden gezaaid of geplant. De Vlaamse overheid stimuleert de mechanische onkruidbestrijding door subsidies toe te kennen aan de land- en tuinbouwsector.
Wie niet graag ‘onkruid’ tussen struiken en heesters ziet, kan kiezen voor verschillende natuurvriendelijke opties: Zaai of plant zelf schaduwverdragende soorten als dagkoekoeksbloem, stinkende gouwe, robertskruid, look-zonder-look, fluitenkruid of geel nagelkruid. Het zijn aantrekkelijke soorten die verhinderen dat er zich nog andere ‘onkruiden’ vestigen. Gebruik bodembedekkende soorten als klimop, hondsdraf, gele dovenetel, kleine maagdenpalm. Een praktische tip: klimop groeit het best in een humusrijke, vochthoudende bodem, in de schaduw tot halfschaduw. Je kunt kiezen voor laagblijvende struiken. Sleedoorn bijvoorbeeld heeft veel voordelen. Die soort (met inderdaad indrukwekkende doorns) vormt een dichte haag en bloeit al in maart met een overvloed aan sneeuwwitte bloemetjes. Door de dichte bebladering kunnen er weinig of geen planten onder groeien en in het najaar verschijnen de aantrekkelijke blauwberijpte ‘sleepruimpjes’. Je kunt de soort (als dat nodig is) volledig tegen de grond snoeien: ze schiet goed opnieuw uit. Een vierde mogelijkheid is versnipperd hout of schors op de grond strooien. De laag moet minstens 10 cm dik zijn. Een groot deel van de opschietende ‘onkruiden’ in de perken blijft dan onderdrukt. De plantjes die toch weten te kiemen kun je makkelijk uittrekken. Een natuurlijker alternatief is dat je bladeren en strooisel gewoon laat liggen waar ze gevallen zijn. Onder een dik pak bladeren kunnen onkruiden niet kiemen.
Verhardingen: een andere aanleg en een aangepast beheer Opritten en terrassen worden nog dikwijls behandeld met herbiciden die gemakkelijk in het grondwater wegspoelen. Onkruid kan opschieten op plekken waar organisch materiaal zich verzamelt en een voedingsbodem biedt voor
17
plantengroei, namelijk in voegen en verzakkingen op weinig betreden verhardingen. Op een goed onderhouden en regelmatig geveegde of geschuurde verharding komt minder onkruid voor. Regelmatig stevig borstelen verwijdert de jonge onkruidplantjes. Een mesje is het hulpmiddel bij uitstek voor het verwijderen van uitgegroeid onkruid. Een remedie tegen onkruid is ook om de verharding niet groter of breder te maken dan nodig. Want een smal pad betreed je intensiever dan een breed en weinig kruiden houden daarvan. Kies voor de oprit een aanleg die kiemend ‘onkruid’ geen kans geeft, zoals een dikke laag kiezel of dolomiet. Of kies juist voor een verharding met kruidengroei zoals grasdoorlatende betontegels. Het gras of andere kruiden die ertussen groeien, kunnen gewoon gemaaid worden. Heb je toch last van onkruid, maak dan gebruik van onkruidbranders. Die zijn ook voor particulier gebruik in de handel. Wil je mos weg krijgen van straattegels en muren gebruik dan voortaan geen bleekwater meer. Een hogedrukreiniger geeft een veel beter resultaat en is heel wat vriendelijker voor het milieu! Groene aanslag van algen krijg je weg door geregeld te vegen en door in de winter een dun laagje scherp zand op de verharding te strooien. Zo loop je de algen er af.
Een ecologische groentetuin Je kunt ook zonder chemische bestrijdingsmiddelen zelf groenten kweken. Een ecologische groentetuin steunt op een reeks basisprincipes. Van belang zijn bodemzorg en compostgebruik, vruchtwisseling, een goede keuze van gewas, ras en teeltwijze, bescherming van natuurlijke vijanden, mechanische middelen, aftreksels van planten en compost, veldhygiëne. We geven hier maar enkele tips. Raadpleeg ook het hoofdstuk ‘ongenode gasten’ en verder www.zonderisgezonder.be voor uitvoerige informatie. Een gezonde bodem en een evenwichtige plantenvoeding
18
verkrijg je door compost uit het compostvat of van je zelf aangelegde composthoop in de grond te werken. Goede compost is een eerste stap naar een gezonde bodem voor elke moestuin. Vermijd dat onkruiden op de blote aarde kiemen door de moestuin tijdens de winter en in de groeiperiode te bedekken. Groenten kunnen we indelen in vier grote groepen: 1. Vlinderbloemigen, zoals erwten en bonen, 2. Nachtschadeachtigen, zoals aardappelen en tomaten, 3. Blad- en wortelgewassen, zoals spinazie, sla, wortelen, pastinaak, 4. Kruisbloemigen, zoals alle koolsoorten, raapjes, radijzen. Teel op hetzelfde stuk grond nooit twee jaar achter mekaar groenten uit dezelfde groep. Dat werkt plagen van aaltjes en schimmels in de hand. Na peulvruchten kun je bijvoorbeeld het beste aardappelen telen. Na de aardappelen, die de bodem goed los maken, kun je groenten met fijnere zaadjes inzaaien. De koolsoorten komen als laatste. Je kunt dus het beste de moestuin verdelen in vier blokken, zodat je de gewassen jaar na jaar een blokje kunt opschuiven. Na vier jaar ben je terug bij af en is de bodem daar opnieuw geschikt voor de vlinderbloemigen. Laat je nog meer dan vier jaar tussen de teelt van hetzelfde gewas, dan vermindert de kans op ziekten nog meer. Voor aardappelen is het bijvoorbeeld nuttig om om de paar jaar eens een jaar of twee geen aardappelen te telen. Aardappelmoeheid, een aardappelziekte die veroorzaakt wordt door een klein wormpje, krijgt op die manier minder kans. Omdat aardappelen zo vatbaar zijn voor de aaltjesbesmetting, wordt in de Gentse begoniastreek de teelt van aardappelen afgeraden. Zo wordt de verspreiding van aaltjes tegengegaan.
Interessante plantcombinaties die belagers weinig kans geven: uien bij wortelen (minder wortelvliegjes), aardappelen bij erwten (houden coloradokevers weg),
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Fruit, groenten, bloemen, struiken, bomen: ze kunnen door een veelheid aan problemen aangetast worden. Binnen het bestek van deze brochure kunnen we ze onmogelijk allemaal behandelen. We verwijzen graag naar ‘ziekten en plagen’ in de milieuvriendelijke bestrijdingswijzer op www.zonderisgezonder.be. We maken een uitzondering voor de dikwijls voorkomende schimmelinfecties. De belangrijkste remedies zijn de keuze van een juiste standplaats, de keuze voor resistente rassen, geen overbemesting, een goede bodemstructuur met een rijk bodemleven, maatregelen om bedauwde of beregende planten snel te laten drogen (ruime plantafstand, winderige standplaats, enz.). Spuiten met een heermoesextract zou de plant versterken. Aangetaste plantendelen moet je zo snel mogelijk verwijderen.
afrikaantjes (Tagetes) bij aardappelen of bij rozen (effectief tegen aaltjes), Oost-Indische kers (Tropaeolum) bij appelbomen (maakt ze minder aantrekkelijk voor bloedluis). Andere goede combinaties zijn: prei en ui met biet, kamille, wortel en tomaat, rozen, bieslook en lavendel, selderij met kool en prei, sla met kervel.
De volgende groenten zet je beter niet naast mekaar: bonen en erwten, kool en radijs, sla en peterselie. Ook in de aanleg van de bedden kun je preventief werken: op tamelijk smalle teeltbedden met looppaadjes ertussenin is de kans op vooral schimmelziekten sterk verminderd. Teel liever geen kwetsbare groentesoorten. Zo zijn bij aardappelen de bekende bintjes veel gevoeliger voor de aardappelziekte dan bijvoorbeeld de cultivar ‘Charlotte’.
19
20
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Ongewenste dieren
Ook met een natuur- en milieuvriendelijke tuin kunnen we in en om het huis ongewenste gasten hebben. Om die buiten te houden is een strategie in drie stappen mogelijk: 1. Vermijd dat een plaag zich te sterk ontwikkelt of dat de ongewenste diertjes in huis komen. 2. Verjaag de ongewenste gasten. 3. Pas als verjagen niet lukt, kun je ze doden. Hier volgt een reeks tips die ertoe bijdragen om zonder chemische bestrijdingsmiddelen van die ongewenste bezoekers verlost te raken. Als het kan, geven we aan hoe de aantasting te vermijden is. In tweede orde geven we milieuvriendelijke bestrijdingsmogelijkheden. Als het om moeilijke problemen gaat of als er geen alternatieve methoden bestaan, is het gebruik van giftige producten niet altijd uit te sluiten. We verwijzen daarvoor graag naar www.zonderisgezonder.be. In de milieuvriendelijke bestrijdingswijzer word je naar de minst schadelijke oplossing geleid.
Bladluizen Bladluizen zijn er in allerlei kleuren, van lichtgroen tot zwart. Ze planten zich razendsnel voort en behoren zeker tot de meest bekende plagen in de tuin en binnenshuis. Ze kunnen virusinfecties op planten overbrengen en veroorzaken schimmelaantastingen door hun zoete afscheiding. Te veel stikstof in de grond veroorzaakt een vlugge plantengroei. Bladluizen worden dan aangetrokken door de snel groeiende plantentoppen. Geef planten daarom niet te veel mest. Dat maakt ze aantrekkelijk voor bladluizen. Compost vermijdt een te snelle stikstofopname door planten. Planten die sterk en gezond zijn, hebben minder last van bladluizen. Zorg er daarom voor dat planten op een geschikte standplaats staan.
Plantentoppen met concentraties van bladluizen moet je snel en volledig verwijderen. Trek de natuurlijke vijanden van bladluizen - lieveheersbeestjes, oorwormen, zweefvliegen, schildkevers - aan. Dille en bonenkruid tussen bonen helpen de bladluizen van de bonen weg te houden. Bij sla helpt kervel tussen de slaplanten. Hysop en salie helpen als je ze tussen het plantgoed plaatst. Een beperkte plaag kun je met een stevige waterstraal te lijf gaan. Spuiten met een zachte zeepoplossing helpt ook in een beginfase. Biologische of ecologische tuiniers gebruiken aftreksels van alsem, brandnetel of boerenwormkruid om op de aangetaste planten te spuiten. Tegenwoordig worden ook aan particulieren lieveheersbeestjes en gaasvliegen verkocht voor de aanpak van bladluizen. Naast de bladluis zijn de witte vlieg, de wolluis en de trips de meest voorkomende zuigende insecten bij kamerplanten. De beste preventie bestaat erin om de planten gezond en sterk te houden. Geef ze niet te veel mest. Dan worden ze slapper en zijn ze aantrekkelijker. Luizen kun je onder een sterke waterstraal wegspoelen. Snijd erg aangetaste delen van de plant weg.
Emelten en engerlingen Emelten zijn de larven van langpootmuggen. Engerlingen zijn larven van diverse soorten grote kevers. Ze vreten allebei de wortels van grassen aan. Mollen, vogels, egels, spitsmuizen, padden, enz. zijn verzot op emelten en engerlingen. Regelmatig de grasmat aanrollen is effectief. Emelten kun je aantrekken met een stuk rauwe aardappel. Een aangetaste grasmat kun je eerst door en door
21
Voor bijna alle kasplagen bestaan er biologische bestrijders. Ze worden dikwijls ingezet in de geïntegreerde bestrijding. Er zijn wel enkele nadelen: ze werken minder snel dan de meeste spuitmiddelen, geven soms een onvolledige bestrijding, zijn meestal maar toepasbaar als aan bepaalde voorwaarden voldaan is en zijn vrij duur. Maar een klein kransje ‘nuttigen’ is op dit ogenblik echt bruikbaar. Parasitaire aaltjes worden het meest gebruikt. Ze worden preventief ingezet tegen de larven van de Sciaramug. Er zijn ook aaltjes voor de bestrijding van slakken en taxuskevers. Bacteriepreparaten (Bacillus thuringiensis) zijn in België volledig ingeburgerd voor de bestrijding van jonge rupsen. Schimmelpreparaten worden ingezet tegen witte vliegen, tripslarven en bladluizen. Roofmijten gaan allerlei bodemdiertjes (Sciaramug, duizendpoot, enz.) te lijf. Sluipwespen worden sporadisch ingezet tegen bladluizen.
natmaken en vervolgens afschermen met een stuk zwarte plastic: de emelten kruipen dan naar boven en gaan onder het plastic zitten. Zo kun je ze vangen en verwijderen. Engerlingen kun je aanpakken met het aaltje Heterorhabditis bacteriophora. Het is in de handel verkrijgbaar onder de merknaam B-green.
Fruitmot De rupsen van fruitmotjes kun je eind juni vangen met vangbanden van jute of golfkarton op 30 centimeter hoogte. Ze verschuilen zich eronder en maken dan een witte cocon. Wekelijkse controle is nodig.
Houtworm Een aantasting door de larven van kevers die in droog hout leven (en die bekend staan als ‘houtworm’) vermijd je door het hout zorgvuldig te verven of te vernissen. Een stevige laag boenwas helpt ook al om de beestjes af te schrikken. Je kunt hout preventief instrijken met water waarin borax (boorzuur) is opgelost. Voorkom een te hoge luchtvochtigheid. De kevers hebben namelijk het liefst vochtig hout. Kleine aangetaste voorwerpen kun je verhitten in een oven bij 60 °C. Bij die temperatuur sterven alle soorten insecten. Aangetast hout kun je ook behandelen met producten op basis van olie en boorzuur.
Kakkerlakken Een schone, droge keuken, met fijnmazige metalen filters in elke verluchtingsopening en met goed gedichte kieren en spleten, houdt kakkerlakken buiten. Laat geen eten of afwas op het aanrecht achter. Kakkerlakken houden van warmte en van de nacht. Zodra je een kakkerlak in huis opmerkt, is snel zijn de boodschap.
22
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Een bordje met een mengsel van gom en daarin opgeloste borax helpt: de kakkerlakken die ervan eten sterven. Plaats dit mengsel buiten het bereik van kinderen en huisdieren! Je hebt een speciaal toestel nodig om het in een dun laagje in kieren en spleten te verstuiven. Draag dan wel een stofmasker, een veiligheidsbril en handschoenen. Verwijder bij de behandeling alle etenswaren en houd kinderen en huisdieren uit de buurt.
Motten
Mieren
Motten hebben een hekel aan bedrukt krantenpapier en aan de geur van tabak, rozemarijn of lavendel. Je kunt ze ook verjagen door cederhouten plankjes in de kast te leggen.
Mieren worden sterk aangetrokken door zoetigheid en etensresten. Mieren die in tuinen leven kun je vrij makkelijk buitenshuis houden door alle zoetigheid zorgvuldig en luchtdicht op te bergen (in glazen potten of in plastic dozen). Mieren gebruiken kieren en spleten om binnen te raken. Wanneer je dergelijke openingen dicht, vermijd je miereninvasies. Kaneel, citroensap of waspoeder kun je leggen op de plaats waar ze het huis binnenkomen. Witte peper, verse houtskool, houtzaagsel, koffiedik, keukenzout, tomatenplanten, afrikaantjes en goudsbloemen op hun pad of het pad insmeren met knoflook is erg afdoend. Giet eventueel kokend water in het gat waar ze inkruipen en stop het gat dicht. Zuig vliegende mieren op met de stofzuiger.
Mollen Mollen zijn nuttige dieren. Wegjagen uit het gazon mag, doden niet. Mollen zijn te verjagen door trillingen te veroorzaken. Dat kan met elektrische apparaten die je in de handel vindt, maar ook met een metalen paal met bovenaan een in de wind wapperend metalen plaatje. Je kunt ook plastic flessen omgekeerd in de gangen plaatsen. Gebruik desnoods een mollenval waarmee je de mol levend vangt. Laat ze op een grazig natuurterrein weer vrij.
Veel stoffen worden nu al met motwerende producten behandeld. Maar motten kunnen nog wel (met de hand gemaakte) wollen kledingstukken aantasten. Die kleding bewaar je het liefst in luchtdicht afgesloten plastic zakken. Of je verlucht ze regelmatig in de zon. Verwijder oude vogelnesten onder dakpannen: ze zijn dikwijls een haard van motten.
Muizen en ratten Muizen en ratten blijven buitenshuis door alle openingen (ook ventilatieopeningen) te voorzien van (aluminium) roosters waarvan de gaatjes maximaal 5 millimeter groot zijn. Zorg er ook voor dat ze geen voedsel kunnen vinden. Heb je toch muizen of ratten, dan zijn katten en sommige hondenrassen goede muizen- en rattenvangers. De aloude muizen- of rattenval helpt ook nog altijd. Een meer moderne uitvoering van de muizenval bestaat uit een ronde holle buis van 20 cm lang en 5 cm diameter met twee klepjes die alleen naar binnen draaien. De buis heeft een smalle spleet zodat je kunt zien wat er gevangen zit. Met graan kun je muizen goed in de val lokken. Laat gevangen muizen ver van het huis of het gazon weer vrij. Een papje met drie delen meel, een deel kalk en een deel suiker is noodlottig voor muizen en ratten.
Slakken Slakkenpopulaties kun je al behoorlijk onderdrukken door enkele van hun belagers in de tuin aan te trekken, zoals egels, spitsmuizen en padden. Het volstaat om enkele ruige hoekjes te laten met wat snoeihout
23
en bladafval. Ook kippen en eenden zijn geduchte slakkeneters. Salieblaadjes helpen als slakkenbarrière. Slakken houden blijkbaar niet van de geur. Ook scherpe ondergronden zoals sparrennaalden en scherp zand zijn niet geliefd door slakken. Slakken houden niet van verkruimelde droge aarde. Vooral op klei- en leemachtige bodems moet je de bodem goed fijnharken rond de vaste planten. Zorg ook dat de planten elkaar niet raken. Slakken zijn traag en kunnen dan minder vlot van de ene naar de andere plant geraken. Verticale hindernissen rond of tussen de planten maken het slakken ook moeilijk. Laat in de moestuin geen tuinafval liggen, want daaronder verschuilen slakken zich. Vermijd ook voor slakken erg aantrekkelijke plantensoorten zoals Hosta. Zit je toch met een echte slakkenplaag, dan kun je de slakken lokken. Leg hier en daar een dakpan in de border met daaronder schillen van sinaasappels en pompoenen. Doe dat ook bij de composthoop, waar naaktslakken zich thuis voelen. De slakken verschuilen er zich overdag. Je kunt ze vangen en aan de kippen voeren. Slakken worden aangetrokken door ingegraven potjes of glazen die voor de helft gevuld zijn met zoet, bruin bier. Ze kruipen er dan in en verdrinken. Gemalen koffie op de bladeren van geliefde planten strooien schijnt ook te helpen. De slakken sterven door de cafeïne. Tegenwoordig worden in sommige tuincentra ook aaltjes, dat zijn kleine wormpjes, van het geslacht Phasmarhabditis hermophrodita verkocht als remedie tegen naaktslakken. Maar dat is een vrij dure remedie met wisselend succes.
Vliegen en muggen Om vliegen te vermijden, gooi je keukenafval in hermetisch sluitende vuilnisbakken. En je spoelt lege limonadeflessen en jampotjes altijd zorgvuldig uit. Maak een composthoop en kippenhok (voor vliegen erg
24
aantrekkelijke plekken) zo ver mogelijk van je huis. Degelijke vliegenramen of horren en een vliegengordijn of kralengordijn voor de deur zijn heel nuttig om vliegen en muggen buiten te houden. Zorg er altijd voor dat een vliegengordijn aan de onderkant geen opening laat. Vliegen en muggen houden ook niet van een sterke tocht. Wanneer ze binnen zitten, helpt het als je ramen en deuren tegenover elkaar openzet. Sommige bomen en planten houden vliegen op afstand, bijvoorbeeld een vlierstruik of notenboom bij de deur of het raam. Dat geldt ook voor het afrikaantje, het citroenkruid en, als kamerplant, de citroengeranium. Sint-janskruid trekt dan weer juist vliegen aan. Muggenlarven ontwikkelen zich in (kleine) plasjes water. Ga zorgvuldig na of er geen plasjes water in de kruipkelder, op het dak, in goten, schalen, tonnen, emmers of in potten op het terras blijven staan, want daar komen de muggen vandaan. Je kunt eventueel vloeibare paraffine op een waterplasje gieten. De muggenlarven sterven dan door een tekort aan zuurstof. Een liter paraffine is goed voor veertig vierkante meter wateroppervlakte. Gebruik geen paraffine in de vijver: ook de vissen sterven dan door zuurstofgebrek! Muggen houden ook van licht. Steek het niet aan voor alle vensters en deuren toe zijn of van een vliegengaas zijn voorzien. Een muggennet of klamboe rond het bed kan heel handig zijn als er toch muggen in de slaapkamer vertoeven. Citronellaolie helpt muggen verjagen. Citroenmelisse, boerenwormkruid en notenbladeren hebben ook op muggen een afwerend effect. Een ouderwetse vliegenmepper of een kleverige vliegenvanger kunnen nog altijd goede diensten bewijzen. Vliegen kun je ook in de vliegenval lokken. Een potje met limonade of een andere zoete vloeistof op een
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
zonnige plaats is voor vliegen onweerstaanbaar. Die val trekt ook wespen aan. Zet ze daarom een eind van het terras en het huis vandaan.
Vlooien Mensenvlooien zijn zeldzaam geworden, maar katten en honden hebben er nog dikwijls last van. Zorg dat uw huisdieren een evenwichtige, proteïnerijke voeding krijgen. Geef ook vitamine B1 of plet elke dag een teentje knoflook onder het eten. Een kussentje met gedroogde kamille of varens in de mand vormt ook een hulpmiddel.
het terras of de tuintafel vandaan en graaf ze een stukje in de grond: zo kan ze niet omvallen.
Woelratten Woelratten kunnen soms lelijk huishouden in de groentetuin. Honden en katten verjagen ze. Je kunt ze ook verjagen door onverdunde netelgier in hun gangen te gieten. Die stinkende vloeistof maak je met een kilo vlier- en brandnetelbladeren die je tien dagen laat trekken in tien liter water.
Als je huisdieren thuisblijven terwijl jij op vakantie gaat, kunnen vlooien zich snel ontwikkelen. De eitjes vallen in kieren, in de hondenmand, op het tapijt of op de vloer. Het is nodig om na een langere afwezigheid het hele huis en zeker de plaatsen waar de huisdieren vaak liggen enkele keren goed te stofzuigen. Stop de stofzak in een goed gesloten plastic zak en gooi hem onmiddellijk weg. Een schoonmaakbeurt met stoom helpt om vlooienlarfjes te vernietigen. Een vlooienkam is nuttig en handig. Een hond goed wassen met gewone shampoo helpt ook.
Vogels
Houd vogels weg van het fruit en de groentebedden door er (blauwe) netten over te hangen. Plant besdragende struiken en zorg voor voldoende water.
Wespen Wespen houden van zoete dingen. Je kunt ze vangen met een wespenval. Die is gemakkelijk te maken: een jampot met limonadesiroop lokt de diertjes. Een papieren trechter laat de wesp wel bij de limonade komen, maar met een overvolle buik verdrinkt ze in de zoetigheid. Zet de wespenval op een zonnige plek een eind van
25
26
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Als het niet anders meer kan: een veilig gebruik
Als je ondanks alle voorzorgen en alternatieve methoden toch met een probleem te maken krijgt dat je echt moet aanpakken, zorg dan dat je verstandig met de bestrijdingsmiddelen omgaat. Als je de onderstaande aanbevelingen in acht neemt, beperk je het risico voor jouw en andermans gezondheid en voor milieuverontreiniging tot een minimum.
Bescherm jezelf 1. Gebruik alleen producten bestemd voor gebruik door particulieren. Producten voor de landbouw zijn veel geconcentreerder en vereisen vergaande beschermingsmaatregelen die je als particulier niet kunt of zult nemen. 2. Lees het etiket aandachtig, volg de instructies voor gebruik en houd rekening met de vermelde risico’s. Zorg dat het etiket bij het product blijft. 3. Draag minstens rubberen handschoenen bij het gebruik en zorg dat je het product niet inademt tijdens het gebruik. Sproei je een heel gazon, dan draag je het best een overall, een beschermende bril, een masker en rubberen laarzen. 4. Gebruik niet meer dan de handleiding voorschrijft. Dat geeft geen beter effect op de planten. Je verspilt er nodeloos een duur product mee. 5. Meng bestrijdingsmiddelen niet met andere producten. 6. Tijdens het gebruik mag je niet eten, drinken of roken. Wrijf niet in je ogen of over je mond. 7. Reinig of was de gedragen attributen en kleding na gebruik. Was na elk gebruik je handen, ook al gaat het maar om een zakje rattengif leggen of om een ‘muggenblokje’ insteken. Neem een douche en ontsmet eventuele wondjes als je gedurende een hele poos met pesticiden hebt gewerkt.
Bescherm anderen 1. Houd bestrijdingsmiddelen zowel tijdens het gebruik als bij het bewaren buiten het bereik van kinderen en huisdieren. Vooral slakkenkorrels en rattengif vormen een risico bij gebruik. Strooi ze uit op een plek waar je peuter, poes of hond niet kan komen.
Er zijn op dit moment nog geen handschoenen op de markt die absoluut afdoende beschermen tegen alle chemicaliën. Gebruik zeker geen lederen of ‘dunne chirurgische’ handschoenen en uiteraard geen geperforeerde handschoenen! Zorg dat de handschoenen lang genoeg zijn en stop ze onder de mouwen. Was na het spuiten je handen eerst met de handschoenen aan. Zo spoelen de meeste bestrijdingsmiddelen er al af. Zorg bij het uittrekken van de handschoenen dat je niet met de buitenkant in contact komt en was je blote handen zorgvuldig met zeep. Deponeer de vuile handschoenen bij het kga. 2. Houd voor eventuele noodgevallen de verpakking en de bijsluiter goed bij zolang je het product in huis hebt of gebruikt. 3. Bewaar en gebruik bestrijdingsmiddelen niet in de buurt van (dieren)voedsel of drank. Zorg dat de producten ook niet terecht kunnen komen op servies, bestek, kookgerei, enz. 4. Sproei niet bij sterke wind en zorg dat je op een voldoende afstand van het perceel van de buren blijft. Is dat moeilijk, breng ze dan vooraf op de hoogte wanneer je welk product wilt gebruiken. 5. Gebruik geen elektrische verdampers tegen muggen in kinderkamers. Zorg altijd voor voldoende verluchting als je ze in andere plaatsen gebruikt. 6. Kan je niet anders dan sproeien op groenten en fruit, gebruik dan niet meer dan de toegelaten dosis en respecteer zeker de wachttijden tussen gebruik en oogst. 7. Gebruik liever geen spuitbussen. Ze bevatten licht ontvlambare drijfgassen. Bewaar of gebruik ze zeker niet in de buurt van een warmtebron of open vuur en rook niet tijdens het gebruik. 8. Gebruik je bestrijdingsmiddelen in huis, doe dat dan alleen in een goed verluchte kamer. Bedenk dat sommige pesticiden traag afbreken. Ze blijven nog lang na hun gebruik in huis hangen (gordijnen, tapijt, huisstof, enz.). 9. Gebruik geen bestrijdingsmiddelen als er kleine kinderen in huis zijn.
27
10.Vissen kunnen niet tegen pyrethrinoïden. Gebruik die middelen niet in de buurt van aquaria. Bestrijdingsmiddelen horen thuis op een droge plaats. Zorg dat ze koel maar vorstvrij opgeslagen worden. Plaats ze achter slot in een hoge kast. Duid op de kast aan dat ze bestrijdingsmiddelen bevat. Voor kinderen is een doodshoofd misschien nog het meest afschrikwekkend. Bewaar elk product in zijn originele verpakking en met de eventuele bijsluiter.
Bescherm het milieu 1. Overweeg of het gebruik van pesticiden wel echt nodig is. 2. Gebruik niet meer product dan nodig en gebruik het in de juiste dosering. Let wel op bij de dosering. Soms is die uitgedrukt per hectare en moet je dus goed omrekenen! (1 ha = 10 000 m2) 3. Vermijd morsen en ruim gemorst product onmiddellijk op (doeken of papier in kga). Giet bestrijdingsmiddelen niet over in andere recipiënten. 4. Zorg dat ze niet kunnen uitspoelen naar een beek, vijver of waterloop. Sproei zeker niet nabij rioolputjes. Verwijder eventueel onkruid met de hand. Sproei kanten van grachten zeker niet. Je loopt dan niet alleen een risico van verontreiniging van het langslopende water, maar de oevergronden spoelen weg en de gracht slibt dicht. Het is veel beter de kanten enkele malen per jaar te maaien. 5. Kieper restjes ook niet in een rioolputje. Zuiveringsinstallaties kunnen bestrijdingsmiddelen niet uit het water halen. Ze komen zo opnieuw in het oppervlaktewater terecht. En dat oppervlaktewater dient vaak voor de productie van drinkwater (zie hoger). 6. Sproei niet bij regenweer. Het is niet efficiënt en uitspoeling naar het milieu is dan gegarandeerd. 7. Sproei niet als het te warm is of te hard waait. Dat werkt de verspreiding en verdamping van bestrijdingsmiddelen in de hand. Het beste ogenblik om te
28
sproeien is laat op de avond, omdat het dan kouder en meestal windstil is. 8. Berg het product droog en koel op zodat het niet naar de bodem kan uitlogen. 9. Geef lege verpakkingen of resten mee met het kga. Als je recipiënten uitspoelt, gebruik het spoelwater dan voor de behandeling van een plaag, spoel het niet door in de spoelbak.
Wat doe je in noodgevallen? In de meeste gevallen gaat het om een acute vergiftiging door het innemen van een bestrijdingsmiddel. Het is noodzakelijk het middel zo snel mogelijk uit het lichaam te krijgen of de werking ervan te neutraliseren. Algemene regels bestaan helaas niet omdat de samenstelling en de eigenschappen van de middelen zo sterk verschillen. Ga nooit zelf voor doktertje spelen en bel onmiddellijk een arts of het antigifcentrum. Zorg dat je de verpakking of de bijsluiter van het bestrijdingsmiddel bij de hand hebt.
Antigifcentrum tel.: 070 245 245 Melk drinken raden we af. Melk versterkt juist de giftige werking van bepaalde producten, zoals bijvoorbeeld lindaan en parathion. Snelle medische hulp is altijd vereist.
Alternatieven voor sproeistoffengebruik
Bronnen
Handboek ecologisch tuinieren VELT vzw (2002, 9e, herziene druk) J. Van Hoof Natuurrijke tuinen Lannoo, Tielt (2004) W. Dejonckheere en W. Steurbaut Pesticiden: gebruik en milieurisico’s nr. 34 in de reeks Monografieën Stichting Leefmilieu, Antwerpen Uitgeverij Pelckmans, Kapellen (1996) MIRA (2004) Milieu- en natuurrapport Vlaanderen, Achtergronddocument 2004, Verspreiding van bestrijdingsmiddelen, Peeters B., Steurbaut W., De Smet B., Claeys, S., Theuns I., De Cooman W., Buysse M., Bellon J., Stemgée K., Van Hoof F., Goemans G., Belpaire C., Overloop S. Vlaamse Milieumaatschappij, www.milieurapport.be M.-L. Van Hammée en C. Wattiez Pesticiden in het huishouden: risico’s voor de gezondheid Pesticides Action Network, Brussel (1999) Zonder is gezonder Campagne van de het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap www.zonderisgezonder.be
B. Peeters, W. Steurbaut e.a. Verspreiding van bestrijdingsmiddelen In: Mira T 2004 Vlaamse Milieumaatschappij, www.milieurapport.be Europese Commissie - DG Gezondheid en consumentenbescherming Monitoring of pesticide residues in products of plant origin in the European Union, Norway, Iceland and Liechtenstein - 2002 Report (2004) Activiteitenverslag 2003 Antigifcentrum, Brussel (2004) www.sproeiwijzer.be www.pesticide.be Code van goede landbouwpraktijken Bestrijdingsmiddelen Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Administratie Land- en tuinbouw, Brussel (2000) Maatregelen ter beperking van de verontreiniging van oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu - Afdeling Grondstoffen en Plantenbescherming, Brussel (2004)
29
Nuttige adressen
ARGUS Eiermarkt 8 - 2000 Antwerpen Tel. 03 202 90 70 - Fax 03 202 90 88
[email protected] www.argusmilieu.be Provinciaal Veiligheidsinstituut Jezusstraat 28-30 - 2000 Antwerpen Tel. 03 203 42 00 - Fax 03 203 42 30
[email protected] www.provant.be/pvi VELT (Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze) Uitbreidingsstraat 392 - 2600 Berchem Tel. 03 281 74 75 - Fax 03 281 74 76
[email protected] www.velt.be Pesticides Action Network (PAN) Belgium Provooststraat 131 - 1050 Brussel Tel./Fax 02 344 10 66
[email protected] Laboratorium voor Fytofarmacie Universiteit Gent Coupure links 653 - 9000 Gent Tel. 09 264 60 10 - Fax 09 264 62 49
[email protected] www.fbw.ugent.be/vakgroepen (gewasbescherming) Antigifcentrum Tel. 070 245 245 www.poisoncentre.be
30
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen WTC III Simon Bolivarlaan, 30 21e verdieping 1000 Brussel Tel. 02 208 34 11
[email protected] www.favv-afsca.fgov.be Fyto.web Website van de federale overheid met o.m. informatie over wetgeving en erkende producten www.phytoweb.fgov.be ALT - Afdeling Duurzame Landbouw Leuvenseplein 4 1000 Brussel Tel. 02 553 63 54 Fax 02 553 63 60
[email protected] www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/dula/index. html
Daan, zes jaar, komt met een triomfantelijk gezicht aanhollen. “Mama,” glundert hij, “ik heb een kever gevangen.” Met een vergrootglas bekijkt hij het dier van kop tot teen. “Wauw ... dat pantser glanst prachtig in de zon. En kijk, hij heeft voelsprieten.” Kinderen staan vol verbazing en bewondering voor de natuur. Waarom veranderen die interessante kriebelbeestjes dan in lastige insecten eens we volwassen zijn? Omdat ze de siertuin om zeep helpen? Net als het onkruid dat overal woekert? Het is begrijpelijk dat je vliegen liever buiten ziet dan in je keuken. Maar ze bewijzen wel degelijk hun nut in de natuur. Hoe pak je ze dan het beste aan? Wie respect heeft voor de natuur, doet het milieuvriendelijk. Er zijn alternatieven voor de spuitbussen op drijfgas, het gif of de sproeistoffen. Alleen moeten de meeste mensen ze nog leren kennen. Met deze brochure zet je alvast een eerste stap. Hier lees je meer over de verschillende soorten chemische middelen en hun effecten op ons leefmilieu en onze gezondheid. Over hoe je bladluizen, slakken, ratten of kakkerlakken behandelt met oog voor het milieu. En moet je toch de grove middelen inschakelen? Dan vertellen we je hoe je jezelf het beste beschermt en het milieu zo min mogelijk belast. De volgende stap is uiteraard ... de juiste keuze maken als je oog in oog staat met bijvoorbeeld een kolonie mieren. Want op een gezonde manier omgaan met de natuur is meer dan alleen weten. Het is een kwestie van doen.
www.kbc.be
D/2005/7434/27 – VAS … – SAP … – 619/1 – 04-2005
32