http://www.edusom.nl
Thema In en om het huis.
Les 22. Een huis zoeken
Wat leert u in deze les?
Praten over uw huis Informatie over het vinden van een nieuwe woning Praten over wat afgelopen is
Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren op de website.
HET GESPREK DEEL 1.
Miriam Amad zoekt een woning. Zij praat met Taban. Miriam: Taban: Miriam: Taban: Miriam: Taban: Miriam:
Taban: Miriam: Taban: Miriam: Taban: Miriam:
Hallo, hoe is het? Prima. Met jou? Nou het gaat. Wat is er dan? Een probleem op je werk? O nee, dat niet. Het is mijn huis, joh. Het gaat niet meer. O? Het is veel te klein. Een tweekamerwoning, weet je. Met twee kinderen… Echt heel klein. En de huisbaas doet er niets aan. Je moet de douche zien en de keuken! Zo oud, zo slecht. Nou, en dan nog die buren. Altijd lawaai, ‘s avonds als de kinderen moeten slapen. Goh, wat vervelend allemaal. Weet jij geen huis voor ons? Nee. Maar ben je al bij de gemeente geweest? Ja, natuurlijk. Al voor mijn zoontje geboren werd! Dus je hebt een urgentiebewijs? Ja, ik heb recht op een driekamerwoning. Of op een vierkamerwoning. Ik was gisteren nog bij de gemeente. Maar ze hebben gezegd dat ik ook zelf moet gaan zoeken. De wachtlijsten zijn zo lang, zeker drie jaar.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website.
Te klein Voorbeeld: Een kind van twee jaar is nog te klein om naar school te gaan. Een kind moet naar school als het vier jaar is. De woning Een woning is een huis. Voorbeeld: De gemeente bouwt veel nieuwe woningen. Bij ons in de buurt zijn dertig nieuwe huizen gebouwd. De huisbaas Als je een huisbaas hebt, is het huis niet van jezelf. Het is van de huisbaas. Voorbeeld: Ons huis is van een huisbaas. Wij moeten huur aan hem betalen. De buren De buren zijn de mensen die in het huis naast je wonen. Voorbeeld: Naast mij wonen aardige mensen. Het zijn heel goede buren. Ze helpen me als het nodig is. Het lawaai Bijvoorbeeld: Mijn buren maken veel lawaai. Hun televisie staat heel hard. Ik kan ’s nachts niet slapen. Het urgentiebewijs U krijgt een urgentiebewijs als u heel erg snel een woning nodig heeft. Met een urgentiebewijs helpt de gemeente u een woning vinden. Recht op Als u recht heeft op honderd euro, dan moet u honderd euro krijgen. Als u recht heeft op een huis, dan moet u een huis krijgen (als dat huis er is).
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
3
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. GOED
1
Miriam en Taban spreken over het werk.
2
Taban heeft een probleem op zijn werk.
3
Miriam heeft een klein huis.
4
Miriam ging gisteren voor de eerste keer naar de gemeente.
5
Miriam gaat zelf een huis zoeken want de wachttijden bij de gemeente zijn lang.
FOUT
Bekijk de antwoorden op p. 19. Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
4
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website. HET GESPREK. DEEL 2
Taban en Miriam praten verder. Taban: Miriam: Taban: Miriam: Taban: Miriam: Miriam: Taban: Miriam: Taban: Miriam: Taban: Miriam: Taban: Miriam: Taban:
Ben je ook bij de woningbouwverenigingen geweest? Ja, maar daar zijn ook lange wachtlijsten. Ja, ik weet het. En kijk je in de kranten? Ja, soms zie ik wel wat. Soms zie ik een goed huis. Maar dan is de huur weer te hoog. Dan kan ik het niet betalen. Maar je weet dat je huurtoeslag kunt krijgen? Als het huis te duur is? Dan kun je geld krijgen. Dan hoef je niet zoveel te betalen. Ja, dat heeft die man van de gemeente ook gezegd. Jij woont toch ook hier in de buurt? Hoe is jouw huis eigenlijk? O, ik heb een heel fijn huis. Een driekamerwoning? Ja, we hebben drie kamers: een grote woonkamer, een grote slaapkamer, en een kleine. En de keuken en de douche zijn ook groot. En nieuw. Wauw! Wat goed! Nou, ik heb het niet cadeau gekregen hoor. Ik heb heel lang gezocht. Hoe lang heb jij gewacht? Heel lang, wel zeven jaar. Maar toen heb ik ook een mooi huis gekregen. Nou, ik hoop dat ik het ook krijg. Ach, waarom niet?
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
5
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook via de website. De woningbouwvereniging Een woningbouwvereniging bouwt en verhuurt huizen. Als je een huis zoekt, kun je lid worden van een woningbouwvereniging. Bij een woningbouwvereniging kun je een huis huren. De krant Bijvoorbeeld: De krant komt iedere avond. Na mijn werk lees ik die krant. Ik wil het nieuws van die dag lezen. De huur Als je een huis huurt, moet je elke maand geld betalen. Dat geld is de huur. Bijvoorbeeld: Mijn huur is deze maand weer hoger geworden. Het is nu al 350 euro! De huurtoeslag Als je niet veel geld verdient en een hoge huur hebt, kun je huurtoeslag krijgen. Dan hoef je niet zo veel huur te betalen. Huurtoeslag vraag je aan bij de belastingdienst. De buurt De buurt is een deel van een stad of dorp. Bijvoorbeeld: Jannie woont met haar man en kinderen in een oude buurt. Er zijn heel veel oude huizen. EXTRA WOORDEN De kamer Voorbeeld: Het huis van Jade heeft drie kamers: een woonkamer en twee slaapkamers. Niets Voorbeeld: De koffie is gratis. Je hoeft niets te betalen. De douche Voorbeeld: Iedere morgen neem ik een douche. Dan kan ik me helemaal wassen. Dan ben ik lekker schoon. Oud Voorbeeld: De vader van Robert is heel oud. Hij is negentig jaar. Gisteren Bijvoorbeeld: Vandaag is het vrijdag, gisteren was het donderdag.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
6
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje.
GOED
1
Miriam is bij de woningbouwvereniging geweest.
2
Als Miriam huurtoeslag krijgt dan hoeft ze niet zoveel te betalen.
3
Taban heeft een fijn huis.
4
Taban heeft een vierkamerwoning.
5
Taban heeft heel lang gewacht op een mooi huis.
FOUT
Bekijk de antwoorden op p. 19. Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
7
Samenvatting Lees of beluister het hele gesprek nog een keer. Wat wordt er gezegd? Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op.
1…………………………………………………………………………………………
2…………………………………………………………………………………………
3…………………………………………………………………………………………
4…………………………………………………………………………………………
5…………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 19. Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
8
Opdracht 7. Wat is niet hetzelfde? Streep het woord door dat er niet bij hoort. 1.
keuken – douche – huurtoeslag – kamer
2.
krant - tijdschrift – lawaai – boek
3.
éénkamerwoning – tweekamerwoning – vierkamerwoning – urgentiebewijs
4.
nieuw – woningbouwvereniging – groot – mooi
Opdracht 8. Vul het goede woord in Kies uit: -
huisbaas te klein gemeente huurtoeslag lawaai buurt
1. Miriam is op zoek naar een nieuwe woning. Ze gaat naar de …………………………. om te kijken of zij haar kunnen helpen. 2. Bij de belastingdienst vraagt ze ……………………………………... aan. 3. Het huis waar Miriam nu woont is …………………………………….. 4. Er is ook erg veel ………………………om haar heen. 5. Het is namelijk erg druk in de ………………………… 6. Als Miriam huursubsidie krijgt dan hoeft ze niet meer zoveel geld te betalen aan de …………………………
Bekijk de antwoorden op p. 19. Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
9
SCHRIJVEN
Opdracht 9. Wat hoort bij een huis zoeken? Schrijf vijf woorden op die volgens u bij een huis zoeken horen, bijvoorbeeld huur of buurt.
huur
buurt
Bekijk de antwoorden op p. 20. Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
10
GRAMMATICA Opdracht 10. Praten over wat is gebeurd. Iets is gisteren of vorige week of vorige maand gebeurd. Dat kun je zeggen met:
hebben + gewacht, gewerkt, gepraat, enzovoort. Kijk maar naar de voorbeelden. Heeft de man van de gemeente dat gisteren gezegd? Ja, dat heeft hij gezegd. Heeft u toen een urgentiebewijs gekregen? Ja, dat heb ik gekregen. Nu zelf. Vul de goede woorden in op de …………… 1. Heeft u gisteren een schoolgids gekregen? Ja, die heb ik ….…………………… 2. Heb je de brief geschreven? Ja, die heb ik ….…………………… 3. Heb je vorige week een nummer gekregen? Ja, dat heb ik ….…………………… 4. Heeft u al werkkleding gekregen? Ja, die heb ik al ….…………………… 5. Hebben de buren weer lawaai gemaakt? Ja, ze hebben weer lawaai….…………………… 6. Heb je een woning gekregen? Ja, vorige maand heb ik een woning ….…………………… 7. Heeft de huisbaas het huis gemaakt? Ja, hij heeft het huis ……………………
Bekijk de antwoorden op p. 20. Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
11
GRAMMATICA Opdracht 11. Maak een goede zin! Iets is gisteren of vorige week of vorige maand gebeurd. Dat kun je zeggen met heb en met gewacht, gewerkt, gepraat, enzovoort. Dit heb je al geoefend bij opdracht 10. De woorden gewacht, gewerkt, gepraat enzovoort staan vaak aan het einde van de zin. Maak nu van de woorden een goede zin.
1. gepraat – met Taban – Gisteren – heb ik ………………………………………………………………………………………… 2. van de gemeente – De man – gisteren – heeft – gezegd - dat ………………………………………………………………………………………… 3. een urgentiebewijs – gekregen – Ik - heb – toen ………………………………………………………………………………………… 4. Gisteren – in de krant – gezocht – heb - ik – naar een nieuw huis ………………………………………………………………………………………… 5. Taban – gewacht – op een nieuwe woning – 7 jaar - heeft …………………………………………………………………………………………
Bekijk de antwoorden op p. 20. Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
12
SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw taalvriend de spreekopdrachten.
Opdracht 12. ‘Doe mee, praat mee’ Hallo, hoe gaat het? Hallo, hoe gaat het? A; Prima, met jou? A: Prima, met jou? B: Nou het gaat... B: Nou het gaat… Wat is er dan met je? Wat is er dan met je? A: Ik heb een probleem A: Ik heb een probleem Een probleem op je werk? Een probleem op je werk? B: Ach welnee… B: Ach welnee…. Wat is je probleem? Wat is je probleem? A: Het Is mijn huis A: Het is mijn huis
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
13
SPREKEN Spreek samen! Opdracht 13. Lees samen met uw taalvriend: A:
Heeft u een groot huis? B:
A:
Hoeveel kamers heeft uw huis? B:
A:
Gaat wel.
Maken uw buren lawaai? B:
A:
Nee.
Heeft u een goede douche? B:
A:
Nee.
Is er nieuwe keuken? B:
A:
Ja.
Heeft u een balkon? B:
A:
Ik heb een tweekamerwoning.
Heeft u een zolder? B:
A:
Nee, mijn huis is niet zo groot.
Soms.
Heeft u aardige buren? B: Gaat wel.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
14
SPREKEN Opdracht 14. Praat nu voor uzelf 1
Heeft u een klein huis?
…………… 2
Hoe ziet uw huis eruit?
…………… 3
Zoekt u in de krant naar een nieuw huis?
……………. 4
Gaat u ook langs de gemeente?
…………… 5
Heeft u een urgentiebewijs?
…………… 6
Kunt u huurtoeslag krijgen?
………………
VRAAG VAN DE LES
Vraag 1. U wilt een nieuw huis. Waar kunt u gaan zoeken naar een nieuw huis? Vraag 2. “Wat is een urgentiebewijs?”
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
15
LEZEN Opdracht 15. Lees. DE INFORMATIE.
Een huis zoeken. Het is vaak moeilijk om een goede woning te vinden. Een goede woning is een huis met genoeg kamers, een goede keuken en een goede douche. Een huis dat niet te duur is en in een prettige buurt staat. Er is in veel plaatsen een tekort aan goede betaalbare huizen. De gemeente verdeelt vaak de woningen die vrij komen. Bij de gemeente kunt u een urgentiebewijs krijgen. Een urgentiebewijs betekent dat ook de gemeente vindt dat u dringend een huis nodig heeft. De gemeente helpt u dan een huis te krijgen. Wanneer krijg je zo’n urgentiebewijs? Daar zijn regels voor. U moet een aantal jaar in de stad wonen, bijvoorbeeld langer dan twee jaar. Ook mag u niet heel veel verdienen. Verder moet u 18 jaar of ouder zijn. Zo zijn er nog meer regels. Als u het urgentiebewijs aanvraagt, moet u een legitimatie meenemen. Dus een paspoort, rijbewijs, enzovoort. Het urgentiebewijs kost ook geld. Met een urgentiebewijs komt u op een wachtlijst. Na enige tijd zal de gemeente u een woning aanbieden. Maar dat kan wel lang duren. U moet dus ook zelf gaan zoeken. U kunt u ook inschrijven bij een woningbouwvereniging. U kunt kijken naar advertenties in kranten en in winkels. En u kunt ook zoeken op het internet, via de “Startpagina” komt u bij “Wonen” en dan bijvoorbeeld bij “Huurdersverenigingen in Nederland.” Als een huis te duur is, kunt u huurtoeslag krijgen. Dan hoeft u niet zoveel te betalen. Hoe kunt u huurtoeslag aanvragen? Dat doet u bij de belastingdienst. Ook daar zijn regels voor. U moet ouder dan 18 jaar zijn. U mag niet veel verdienen, enzovoort.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
16
PRAKTIJK Opdracht 16. Kijk in de praktijk. PRAKTIJKOPDRACHT -
Zoek informatie over huizen die te huur zijn. Neem bijvoorbeeld bij de supermarkt een gratis woningblad mee. Of kijk in de krant. Of in een huis-aan-huisblad. Zoek een huis uit dat te huur is. Kijk: 1. Hoeveel kamers heeft het huis? 2. Hoe hoog is de huur? 3. In welke buurt is het huis?
TIP VAN DE LES U bent op zoek naar een woning. U vraagt een kennis of hij iets weet. Dit kunt u zeggen: -
Ik ben op zoek naar een huis. Weet jij iets? Ik heb een woning nodig. Wat kan ik doen? Ik zoek een andere woning. Kunt u me misschien helpen? …………………………………
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
17
HOE GAAT HET? Opdracht 17. Kent u de woorden? Kruis aan.
de buurt te klein lawaai het urgentiebewijs de krant de gemeente de huurtoeslag de huisbaas de huur
Opdracht 18. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over het zoeken naar een huis. U spreekt met iemand over het zoeken naar een huis en over uw huis. Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje.
Goed!
Gaat wel…
Nog niet goed…
Praten over je huis. Informatie zoeken over het zoeken naar een nieuw huis. Iets zeggen dat al is gebeurd.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
18
ANTWOORDBLAD Opdracht 2. 1. Fout. Miriam en Taban spreken over het huis van Miriam. 2. Fout. Miriam heeft een probleem met haar huis. 3. Goed. Miriam heeft een klein huis. 4. Fout. Miriam is al eerder bij de gemeente geweest. 5. Goed. De wachttijd bij de gemeente is drie jaar, Miriam gaat zelf een huis zoeken. Opdracht 5. 1. Goed. Miriam is bij de woningbouwvereniging geweest. 2. Goed. Miriam hoeft dan niet zoveel te betalen. 3. Goed. Taban heeft een fijn huis. Samenvatting Let op! Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn. Miriam praat met Taban. Zij heeft een probleem met haar woning. Het huis is veel te klein. De douche en de keuken zijn niet goed. En de buren maken lawaai. Taban vraagt of Miriam al bij de gemeente is geweest. Hij vraagt ook of ze een urgentiebewijs heeft. Miriam is bij de gemeente geweest. Ook heeft zij een urgentiebewijs. Ze heeft recht op een grotere woning. Maar de wachtlijsten voor huizen zijn heel lang. Miriam is ook bij woningbouwverenigingen geweest. Ook weet zij dat je huursubsidie kunt krijgen. Dan praten ze over het huis van Taban. Hij heeft een mooi huis. Maar hij heeft wel lang moeten wachten. Opdracht 7. 1. de buurt 2. lawaai 3. urgentiebewijs 4. woningbouwvereniging Opdracht 8. 1. Miriam is op zoek naar een nieuwe woning. Ze gaat naar de gemeente om te kijken of zij haar kunnen helpen. 2. Bij de belastingdienst vraagt ze huurtoeslag aan. 3. Het huis waar Miriam nu woont is te klein. 4. Er is ook erg veel lawaai om haar heen. 5. Het is namelijk erg druk in de buurt. 6. Als Miriam huursubsidie krijgt dan hoeft ze niet meer zoveel geld te betalen aan de huisbaas.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
19
Opdracht 9. Woorden die bij een huis zoeken horen: huur buurt woningbouwvereniging gemeente krant huurtoeslag urgentiebewijs wachtlijst wachttijd recht hebben op … Opdracht 10. 1. gekregen 2. geschreven 3. gekregen 4. gekregen 5. gemaakt 6. gekregen 7. gemaakt Opdracht 11. 1. Gisteren heb ik met Taban gepraat. 2. De man van de gemeente heeft dat gisteren gezegd. 3. Ik heb toen een urgentiebewijs gekregen. 4. Gisteren heb ik in de krant naar een nieuwe woning gezocht. 5. Taban heeft 7 jaar op een nieuwe woning gewacht.
De antwoorden bij de vragen op de les Antwoord op vraag 1. U kunt zoeken in de krant, advertenties bekijken in een woningblad of in huis-aanhuisbladen. U kunt ook naar de gemeente gaan of zoeken op internet. Antwoord op vraag 2 Een urgentiebewijs betekent dat ook de gemeente vindt dat u dringend een huis nodig heeft. De gemeente helpt u dan een huis te krijgen.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
20
EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN
Deze les over ‘Een huis zoeken’ past in het thema 3 ‘Wonen’ van KNS van het Inburgeringsexamen. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl en / of via www.stationnederlands.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6 en maak de oefeningen van Station Nederlands. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 12, 13 en 14 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3 en 6 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdrachten op p.22-25. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 6 (de samenvatting) uit deze les met uw taalvriend.
Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
21
Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma’s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier!
Meer oefenen? Kijk naar films van ETV. Op ETV en de website www.ETV.nl zijn veel programma’s over wonen en samenleven te vinden. Doe de extra opdrachten. Opdracht 1. Bekijk een aflevering op ETV.nl van het programma Praatwijzer. Het gaat over een huis zoeken. http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&flm=&pid=54&aid=793
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
22
Opdracht 2. Geef antwoord op de vragen
1. Waarom gaat de vrouw verhuizen? ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
2. Wat is de woningbouwvereniging? ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
3. Waarom mag de vrouw niet zomaar gaan kijken bij het huis? ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
4. Hoe lang staat de vrouw al op de wachtlijst?
5 jaar
10 jaar
2 jaar
5. Hoe kan je je voorkeur doorgeven? ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
6. Waarom gaat de vrouw niet verhuizen? ………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………
Opdracht 3 Lees de tekst. Het is een advertentie. Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
23
Beantwoord de vragen.
Te huur in de gemeente Utrecht: In de Bilthovenstraat, dichtbij het winkelcentrum staat deze driekamerwoning. Het huis heeft een klein balkon op het Zuiden en de badkamer is net nieuw. Aan de achterkant van het huis ligt de tuin. Hier staat ook een schuur voor de tuinspullen en de fietsen. Het huis staat in een gezellige buurt waar veel gezinnen met kinderen wonen.
1. In welke gemeente staat dit huis? a. In Bilthoven. b. In Utrecht. c. In Amsterdam. 2. Waar ligt de tuin? a. Het huis heeft geen tuin. b. Aan de voorkant van het huis. c. Aan de achterkant van het huis. 3. Wat staat er in de tuin? a. De fietsen. b. De tuinspullen. c. Een schuur. 4. Wat voor buurt is het? a. Een drukke buurt met veel verkeer. b. Een gezellige buurt met veel gezinnen. c. Een stille buurt met veel kantoren.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
24
ANTWOORDBLAD BIJ OEFENEN MEER OEFENEN
Opdracht 2 1. Waarom gaat de vrouw verhuizen? Ze wil weer eens wat anders. 2. Wat is de woningbouwvereniging? Een bedrijf dat mensen aan woningen helpt. 3. Waarom mag de vrouw niet zomaar gaan kijken bij het huis? Ze moet eerst haar voorkeur doorgeven en afwachten of ze in aanmerking komt. 4. Hoe lang staat de vrouw al op de wachtlijst? 10 jaar 5. Hoe kan je je voorkeur doorgeven? - Je kan de bon invullen uit het blad. - Je kan je voorkeur doorgeven via internet. - Je kan bellen naar de woningbouwvereniging. 6. Waarom gaat de vrouw niet verhuizen? Het huis is veel te klein. (Ook vindt de vrouw het huis oud, verrot en te duur)
Opdracht 3 1. b. In Utrecht. 2. c. Aan de achterkant van het huis. 3. c. Een schuur. 4. b. Een gezellige buurt met veel gezinnen.
Les 22 Beginners- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2014
25