Blessures bij kitesurfen Cijfers, oorzaken en factoren bij een risicovolle sport
| Beroepsopdracht | Joyce Benner, Joris Broersen en Ruud Hoeben Hogeschool van Amsterdam ASHP, opleiding Fysiotherapie
Amsterdam, juni 2010
Algemene informatie Auteurs Benner, J Broersen, J Hoeben, R Instituut: Afdeling: Project Jaar van publicatie: Titel: Keywords:
Hogeschool van Amsterdam Tafelbergweg Fysiotherapie
2010 ―Blessures bij kitesurfen‖: Cijfers, oorzaken en factoren bij een risicovolle sport. kitesurfen, kitesurf blessures, kitesurf landing, knie blessures, LESS score.
Begeleiders 1. Mw. Simone Andriessen, docente fysiotherapie ASHP; opdrachtbegeleider. 2. Dhr. Erik Stuit, kitesurf leraar SVW; opdrachtgever. Belanghebbenden 1. Kitesurfers 2. Kitesurf leraren 3. Fysiotherapeuten 4. Orthopeden
Inhoudsopgave
Algemene informatie ......................................................................... 2 Inhoudsopgave ................................................................................ 3 Voorwoord ....................................................................................... 4 Inleiding .......................................................................................... 5 Artikel 1: Een retrospectieve survey naar blessures onder kitesurfend Nederland........................................................................................ 6 Artikel 2: Factoren die een rol spelen bij het ontstaan van blessures bij een landing.................................................................................... 12 Artikel 3: Bepaling van de LESS score bij een kitesurflanding ............... 17 Samenvatting ................................................................................ 23 Literatuurlijst ................................................................................. 24 Verantwoording .............................................................................. 26 Bijlage 1: Lijst van gebruikte afkortingen .......................................... 28 Bijlage 2: Enquête .......................................................................... 29 Bijlage 3: Tabellen literatuurstudie ................................................... 34 Bijlage 4: Informed Consent ............................................................ 43 Bijlage 5: Case Record Formulier ...................................................... 44
3
Voorwoord Deze beroepsopdracht is een onderdeel van onze leerfase, alvorens wij kunnen afstuderen als fysiotherapeut. In november 2009 werd ons een externe opdracht aangeboden door de Stichting Verantwoord Windsurfen (SVW) en de Nederlandse Kitesurf Vereniging (NKV). Kitesurfen is een populaire sport, maar brengt, net als andere sporten, ook de nodige blessures met zich mee. Binnen de Nederlandse fysiotherapie is echter nog weinig bekend over de sport, wat de behandeling van een kitesurfer tot een lastig pakket maakt. Het gewenste participatieniveau van de geblesseerde sporter is moeilijk te realiseren, omdat de fysiotherapeut zelf niets van de sport weet. Het doel van deze opdracht sprak ons daarom direct aan. Bovendien had de opdracht een wetenschappelijk karakter, wat wij allen ook erg interessant vonden. Fysiotherapie ontwikkelt zich steeds meer tot een Evidence Based Practice, waardoor vraagstukken als deze niet onbeantwoord kunnen blijven. Deze beroepsopdracht biedt ons de mogelijkheid om een stukje ervaring te krijgen in wetenschappelijk onderzoek en daarmee een bijdrage te leveren aan de Evidence Based Practice. We willen graag Erik Stuit van de SVW bedanken voor de aankleding van de opdracht. Met zijn ideeën, vanuit een kitesurf achtergrond, heeft hij een nuttige bijdrage kunnen leveren bij de realisatie van de opdracht. Vanuit de fysiotherapie achtergrond speelde Simone Andriessen daarin een belangrijke rol. We willen haar graag bedanken voor haar ideeën en kritische blik, maar met name ook haar enthousiasme omtrent de opdracht. Tot slot willen we alle deelnemers bedanken die aan ons onderzoek hebben meegedaan, en in het bijzonder Maarten Broersen, semi-professioneel kitesurfer, die daarnaast ook nog bereid was mee te werken aan een uitgebreide bewegingsanalyse.
Amsterdam, juni 2010 Joyce Benner, Joris Broersen, Ruud Hoeben.
4
Inleiding Voor u ligt onze beroepsopdracht over blessures bij kitesurfen, tot stand gekomen in samenwerking met het Stichting Verantwoord Windsurfen (SVW). In deze beroepsopdracht vindt u een drietal artikelen, voortgekomen uit de externe opdracht geformuleerd door het SVW. Om antwoord te geven op de gestelde vragen hebben wij gedurende de voorbereidingsfase van deze beroepsopdracht gezocht naar reeds bestaande literatuur over kitesurfen. Hieruit bleek dat er over de recente incidentie van blessures, en in het bijzonder met betrekking tot Nederland, geen informatie beschikbaar was. Deze tegenvallende resultaten hebben ons ertoe gezet een enquête samen te stellen die betrekking had op blessures, en deze via een online medium te verstrekken onder kitesurfers in Nederland. De data voortkomend uit deze online enquête hebben wij geanalyseerd en verwerkt in een artikel. Uit de resultaten van de enquête bleek dat de knie het meest is aangedaan onder kitesurfers. Deze knie blessures ontstaan voornamelijk tijdens de landing van een sprong. Om meer inzicht te krijgen in het ontstaan van knieblessures tijdens de landing zijn wij een literatuurstudie gestart. Het doel van de studie was om te kijken welke factoren er bestaan, die van invloed zouden kunnen zijn op het ontstaan van een letsel aan de knie bij een landing. Naast de resultaten waarin de verschillende factoren beschreven werden, vonden wij een meetinstrument om de landing te kunnen scoren. Dit meetinstrument, genaamd de Landing Error Scoring System (LESS), is vergeleken met de huidige gouden standaard in 3Dbewegingsanalyses en valide en betrouwbaar gebleken. Bovendien was de hanteerbaarheid van het instrument goed, zodat wij het konden toepassen in onze verdere studie. De LESS methode hebben wij gebruikt om de landing van een kiter, met jaren ervaring, te vergelijken met de landing van een niet-kiter, zonder enige ervaring. De beide deelnemers werden gevraagd de sprongen uit te voeren zonder en met board, volgend het protocol beschreven door Padua (2009). Met de gevonden resultaten uit deze bewegingsanalyses konden we een derde artikel schrijven, waarin de verschillen bij een landing tussen een ervaren en onervaren kiter duidelijk te zien zijn. De verschillen in LESS score zouden mogelijk kunnen duiden op een verhoogd risico voor het ontstaan van een blessure bij de onervaren, ofwel beginnende kitesurfer. Om naast de tot stand gekomen artikelen een goed advies te kunnen verstrekken aan onze opdrachtgever, hebben wij een advies geschreven waarmee zij de beginnende cursisten kunnen adviseren en informeren over het ontstaan van blessures en het voorkomen hiervan.
5
Een retrospectieve survey naar blessures onder kitesurfend Nederland Joyce Benner, Joris Broersen, Ruud Hoeben en Simone Andriessen. Naar een externe beroepsopdracht vanuit de afdeling Fysiotherapie, Paramedische Opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam, Amsterdam. Achtergrond: Tot op heden zijn het percentage blessures, de typen blessures en de oorzaken van blessures bij kitesurfen grotendeels onduidelijk. Hypothese: Het percentage blessures, de typen blessures en de oorzaken van de blessures bij kitesurfen zijn in Nederland vergelijkbaar met die in Duitsland. Studie design: Survey met een retrospectief karakter. Methode: De survey werd gedurende een maand uitgevoerd en had betrekking op de periode januari 2007 tot december 2009. In totaal deden er 293 kitesurfers mee aan het onderzoek. Resultaten: Er werd een totaal van 356 blessures gerapporteerd onder de populatie, waarbij 4 blessures het maximale aantal was per ondervraagde. De meeste gemelde blessure was een kneuzing, gevolgd door een verrekking of fractuur. De knie was het meeste aangedaan (19,7%), daarnaast werden de voet (13,8%) en ribben het meeste gerapporteerd (13,5%). De blessure ontstond in bijna de helft van de gevallen tijdens de landing van een sprong. Slechts een aantal van de ondervraagden maakten ten tijde van het ontstaan van de blessure gebruik van een safetysysteem of een leash. De meeste kitesurfers voeren daarbij op een bidirectional board met straps (83,1%). Conclusie: Kitesurfen kan worden beschouwd als een sport met een hoog risico op blessures. Klinische relevantie: Door het in kaart brengen van de meest voorkomende oorzaak en andere relaties bij kitesurf blessures, kan er mogelijk worden bijgedragen aan de preventie van deze blessures.
Kitesurfen is een relatief nieuwe sport met een sterk groeiende populariteit (Kristen e.a. 2001, Petersen e.a. 2002). Het lijkt op een kruising tussen windsurfen, wakeboarden en paragliden (Exadaktylos e.a. 2005). Helaas brengt de sport wel de nodige risico‘s en blessures met zich mee (Nickel e.a. 2004). Een deel van de geblesseerden komt in aanraking met een orthopeed, fysiotherapeut of andere specialist (Spanjersberg e.a. 2007). Om deze beroepsgroep inzicht te geven in sport volgt hierna een korte introductie over kitesurfen, alvorens de resultaten van het onderzoek bekend te maken. INTRODUCTIE Beoefenaars maken gebruik van een vlieger (kite) om zich voort te laten trekken (varen) over het water op een surfplank (board). De kite maakt het mogelijk de kracht van de wind, via de lijnen waaraan de kite vast zit, over te brengen op het board waardoor de beoefenaar zich kan laten voorttrekken over het water. Hiernaast kan de beoefenaar door middel van het regelen van de kracht van de kite, via een stuurstok (bar) waaraan de vlieger is verbonden, zichzelf de lucht in laten trekken, waardoor een sprong gerealiseerd wordt (Foto 1). Naast deze manier van
springen is er een manier waarbij de beoefenaar zich afzet zonder de kite te sturen (Foto 2). Deze methode is afgeleid van het wakeboarden en wordt veelal uitgehaakt gedaan. Met uitgehaakt wordt bedoeld dat de beoefenaar de kracht van de kite totaal met zijn armen opvangt en niet op zijn lichaam overbrengt via een harnas. In een normale situatie is de kite bevestigd aan een harnas tijdens het kitesurfen. Er zijn diverse soorten harnassen in omloop, zowel zitals heupvarianten. De kite is met 4 of 5 lijnen bevestigd aan een bar met een connectie in de vorm van een lus aan het harnas, genaamd chickenloop. Bij deze connectie zijn de voorlijnen aan de kite bevestigd. Aan het uiteinde van de bar, welke vrij te bewegen is ten opzichte van de voorlijnen, zijn de stuurlijnen bevestigd. De kite is voor noodgevallen aan het harnas bevestigd met een veiligheidslijn. Deze veiligheidslijn zorgt ervoor wanneer de beoefenaar de controle over zijn kite kwijt is, de kracht van de vlieger geloosd kan worden en de vlieger niet wegwaait (Foto 3). Er zijn diverse methoden in gebruik om de veiligheidslijn tussen kite en beoefenaar te bevestigen, ieder met zijn eigen voor en nadelen.
6
Foto 1. Kitesurfer springt door zijn kite terug te sturen en af te zetten op de golf.
Foto 3. Kitesurfer verliest zijn kite, zijn safety lijn zit vast aan zijn heupharnas.
Foto 4. A, board met bindingen; B, board met voetbanden; C, wakeskate; D, surfboard met/zonder straps. de beoefenaar wordt soms een lijn gebruikt (leash). Deze lijn is er in vele varianten, elastisch, niet elastisch of zelfs oprolbaar. De leash zorgt ervoor dat de beoefenaar te allen tijde met het board verbonden blijft en het zo dus niet kwijt kan raken.
Foto 2. Kitesurfer springt zonder zijn kite terug te sturen.
Er zijn diverse typen kites in omloop, ieder met specifieke eigenschappen. Bijvoorbeeld een parapent, die opblaasbaar is met een pomp of zelfvullend. Binnen deze categorie zijn er ook vele modellen in omloop. De maten kites variëren erg (van 5 tot 20 m2) en worden afhankelijk van de windsnelheid en het gewicht van de beoefenaar uitgekozen. Ook het gebruik van de boards is zeer divers. Er zijn boards zonder en met vaste voet connectie, modellen die een kant op te varen zijn (directionals genaamd) en modellen welke 2 kanten op te varen zijn (bidirectionals of twintip genaamd) (Foto 4) . Bij dit laatste model hoeft de beoefenaar het board niet te keren om de andere kant op te kunnen varen. Onder de meeste boards zijn vinnen (skeggen) geplaatst om in het water een scherpere koers aan te kunnen houden en meer controle te hebben over het board. Tussen het board en
De kite wordt opgelaten vanaf het vaste land, vaak met behulp van iemand die de kite oplaat. Vervolgens loopt de beoefenaar met de kite in de lucht en het board in de hand richting het water, om daar een waterstart te maken en weg te varen. Beoefenaars kunnen snelheden bereiken boven de 50 knopen (90 km/u). Dit is enkel weggelegd voor professionele kitesurfers, vaak ligt de snelheid een stuk lager bij het beoefenen van de sport. Binnen het kitesurfen zijn er diverse disciplines, zoals freestyle, wakestyle, big-air, wave, boardercross, speed en freeride. De meeste recreationele beoefenaars doen aan freeriden. Dit is een combinatie van alle eerder genoemde disciplines en houdt in dat de beoefenaar doet waar hij op dat moment zelf zin in heeft. In Nederland is nog niet eerder onderzoek gedaan naar blessures die ontstaan bij het kitesurfen. Recente studies in andere landen rapporteerde diverse blessures, variërend van gecompliceerde traumata, of tetraplegie (verlamming van alle vier de ledematen) ten gevolge van een wervelfractuur (Kristen e.a. 2001) tot zelfs een fataal ongeluk waarbij een 25 jarige kitesurfer
7
MATERIALEN EN METHODEN We onderzochten een populatie van 293 kitesurfers in Nederland over een periode van januari 2007 tot december 2009. Vanwege het geringe aantal kitesurf verenigingen in Nederland, zijn de onderzoekspersonen geworven via een online kitesurf organisatie (www.hanglos.nl). Hanglos heeft totaal 12.000 leden, waarvan dagelijks 2.000 actieve leden. Op de website van deze organisatie heeft gedurende een maand een link gestaan naar een online enquete die de onderzoekspersonen konden invullen. In deze enquete werd er gevraagd naar geslacht, leeftijd, gewicht, jaren ervaring, wel of geen lessen, niveau, wel of geen competitie en of ze in de genoemde periode een blessure hebben gehad. Het niveau van de kitesurfer werd uitgevraagd volgens de volgende indeling: beginner, zelfstandig kunnen optuigen, waterstarten en downwind kunnen varen; licht gevorderd, hoogte kunnen lopen, makkelijke manoeuvres zoals gijpen en kleine sprongen waarbij niet altijd gecontroleerd geland wordt; verder gevorderd, manouvres zoals hoge sprongen, transitions en gecontroleerd kunnen landen; expert, hoge sprongen met gecontroleerde rotaties, grabs, board-offs, kiteloops, Freestyle, wakestyle en golfrijden; pro, expert in sponsor verband. Wanneer de ondervraagde aangaf geblesseerd te zijn geweest in de betreffende periode, werden er een aantal vervolgvragen gesteld die betrekking hadden op de blessure(s). Deze vragen gingen over het getroffen lichaamsdeel, het type blessure, de oorzaak, lokatie, windsnelheid (in bft), type board, standbreedte (in cm) en of er gebruik werd gemaakt van een leash en safetysysteem. Wanneer de ondervraagde méér dan een blessure had gehad, werden deze vragen nog een keer herhaald net zolang tot alle blessures goed in kaart waren gebracht (met een maximum van 4 blessures per onderzoekspersoon). Statistiek Alle gegevens werden verzameld en uiteindelijk geconverteerd in een SPSS data bestand. Met een chi kwadraat toets werd er gezocht naar verbanden en risico‘s tussen de verschillende blessures. Daarbij werd een p waarde lager dan 0.05 als statistisch significant beschouwd. Alle data werd
140
121
120
90
100
Aantal
een impact trauma opliep ten gevolge van een botsing met een molen (Nickel e.a. 2004). In een andere studie met vijf case reports werden diverse ernstige blessures gerapporteerd (Spanjersberg e.a. 2007). Het doel van deze studie was derhalve om blessure percentages bij kitesurfers in Nederland in kaart te brengen, alsmede de ernst, lokalisatie en oorzaak van de blessure. De resultaten van de studie kunnen mogelijk een belangrijke rol spelen bij het opstellen van preventieve maatregelen om deze relatief nieuwe sport in veilige banen te leiden.
80
65
60
Totaal
40 20
Geblesseerden
9
8
0 Beginner
Licht Verder gevorderd gevorderd
Expert
Pro
Niveau
Figuur 1. De populatie kitesurfers gecategoriseerd per niveau. De rode kolommen geven het aantal geblesseerde kitesurfers aan in elke groep. geanalyseerd met behulp van SPSS versie 17.0. RESULTATEN Populatie statistieken Bij de populatie kitesurfers in deze studie, was er een scheef naar rechtse verdeling van de leeftijd variërend van 14 tot 57 jaar, met een gemiddelde van 28,2 jaar. Er was wel een normale verdeling van niveaus van de kitesurfers (Figuur 1). Het gemiddelde aantal jaren ervaring was 4,6 (±2,8). De meerderheid van de 293 ondervraagden waren mannen (270 mannen, 13 vrouwen). Onder alle ondervraagden had 62,1% deelgenomen aan kitesurf lessen. Blessure incidentie In de periode januari 2007 tot december 2009 werd er een totaal van 356 blessures gemeld in de onderzoekspopulatie. Er waren 82 ondervraagden die 1 blessure opliepen. De andere 115 geblesseerden liepen meerdere malen een blessure op: 71 meldden 2 blessures, 19 meldden 3 blessures en 25 meldden 4 blessures. Er waren 96 kitesurfers die in deze periode niet geblesseerd raakten. Het risico op een blessure was bij de kitesurfers die geen lessen hadden gehad 1,23 keer hoger dan bij de kitesurfers die wel lessen hadden gehad (p = 0.021). Blessure ernst en lokalisatie De meest voorkomende blessures waren kneuzingen, gevolgd door verrekkingen, fracturen, peesletsels (door overbelasting) en gedeeltelijke scheuringen (Tabel 1). Daarnaast werden ook nog een aantal specifieke knieblessures genoemd: 15 voorste kruisband letsels (VKB), 2 achterste kruisband letsels (AKB) en 12 meniscus letsels. Een aantal keren werd er nog overige blessures genoemd, zoals een gescheurd trommelvlies, een hersenschudding of open wonden. Eén persoon noemde een hernia als blessure. Deze enkele overige blessures werden niet meegerekend in het totale aantal blessures.
8
TABEL 1 Type blessures in de onderzoekspopulatie Percentage N
Kneuzing
36,24
129
Verrekking
23,88
85
Fractuur
10,67
38
Peesletsel
8,99
32
Scheuring
8,71
31
VKB
5,21
15
Meniscus
3,37
12
Luxatie
2,25
8
AKB
0,56
2
Scheuring (totaal)
0,56
2
Fractuur (chronisch)
0,56
2
Totaal
356
TABEL 2 Anatomische lokalisatie van de blessure
100%
Percentage blessures
Blessure
90% 80%
70,79%
70% 60% 50% Aantal blessures
40%
29,21%
30% 20% 10% 0%
Zee
Binnenwater
Figuur 2. Locatie waar de blessure werd opgelopen.
de landing van een sprong (48,9%). Andere blessures ontstonden tijdens het varen (18,3%), vanwege de golfimpact (7,6%) of door een botsing met een medekiter, een andere watersporter of een object (6,2%). Verder waren er nog een aantal kitesurfers die een blessure opliepen tijdens het oplaten of neerlaten van de kite, naar het water of de landingsplaats lopen met een opgelaten kite, bij het waterstarten, bij de afzet van een sprong of tijdens een sprong (Tabel 3).
Lichaamsdeel
Percentage N
Voet
13,76
49
Enkel
11,52
41
Onderbeen
5,62
20
Knie
19,66
70
Bovenbeen
1,69
6
Heup
1,69
6
Rug
5,90
21
Ribben
13,48
48
Hand
2,81
10
Pols
2,81
10
Onderarm
1,12
4
Elleboog
2,25
8
Bovenarm
1,97
7
DISCUSSIE
Schouder
7,87
28
Nek
1,97
7
Hoofd
5,90
21
Deze studie onderzocht het percentage blessures bij kitesurfen om meer inzicht te krijgen in de aard, typen en oorzaken van de blessures. Het doel van de studie was om objectieve gegevens te verkrijgen voor de Stichting Verantwoord Windsurfen, kitesurfers in Nederland en fysiotherapeuten. In een eerder Duitse prospectieve studie werd vastgesteld dat er 7,0 blessures ontstonden per 1000 uur kitesurfen (Nickel e.a. 2004). De huidige survey ging echter niet uit van het aantal uren dat er gesurfd werd, omdat dat met een retrospectieve vragenlijst moeilijk te achterhalen is. In deze studie kon er daarom ook geen incidentiecijfer worden vastgesteld en om die reden is het moeilijk om de resultaten uit beide studies te vergelijken. In de studie van Nickel et al (2004) werden over één kitesurf seizoen 124 blessures gemeld door 235 kitesurfers. De huidige studie rapporteerde over twee kitesurf seizoenen 356 blessures bij 293 kitesurfers. Wanneer we
Totaal
356
Het lichaamsdeel dat het meest betrokken was, was de knie (19,7%), gevolgd door de voet (13,8%), de ribben (13,5%) en de enkel (11,5%) (Tabel 2). Locatie en blessure oorzaak De meeste blessures (252 blessures, 70,8%) ontstonden bij het kitesurfen op zee. De overige 104 blessures (29,2%) ontstonden bij het kitesurfen op de binnenwateren (Figuur 2). Bijna de helft van de ondervraagden gaf aan de blessure te hebben opgelopen tijdens
Kite materiaal Slechts 18% van de ondervraagden maakten tijdens het ontstaan van de blessure gebruik van een safetysysteem. Elf kitesurfers (4%) hadden een leash aan hun board ten tijde van het ontstaan van de blessure. Meestal werd er gevaren op een bidirectional board met straps (83,1%), gevolgd door een directional board met straps (13,8%). Andere boards die gebruikt werden waren bidirectionals en directionals zonder straps, of bidirectionals met boots.
9
TABEL 3 Oorzaken blessures in de onderzoekspopulatie Oorzaak van de blessure
Percentage
N
Bij de landing van een sprong
48,88
174
Bij het varen
18,26
65
Golfimpact
7,58
27
Botsing (met medekiter, andere watersporters of objecten)
6,18
22
Bij een sprong
5,34
19
Bij het waterstarten
3,65
13
Bij de afzet van een sprong
3,09
11
Bij het naar het water lopen, met opgelaten kite
2,53
9
Bij het oplaten van de kite
2,25
8
Bij het naar de landingsplaats lopen, met opgelaten kite
1,40
5
Bij het neerlaten van de kite
0,84
3
deze cijfers per seizoen zouden bepalen, resulteert dat in 52,8% in Duitsland en 60,8% in Nederland. Dit beaamt dat het risico op een blessure onder Nederlandse kitesurfers 1,15 keer hoger is dan onder Duitse kitesurfers. Deze rekensom is echter geen valide manier om het risicoverschil op een blessure tussen Duitse en Nederlandse kitesurfers te bepalen. Bovendien werd er in het Duitse onderzoek gemeten op vlak water. Wanneer er gekeken wordt naar de verschillende typen blessures, de lichaamsdelen die daarbij betrokken zijn en de oorzaken van de blessures, kunnen we wel een aantal conclusies trekken. In het Duitse onderzoek was de meest voorkomende blessure een kneuzing (33,8%), gevolgd door een slijtage of een scheuring. Het huidige onderzoek rapporteert ook een kneuzing als meest voorkomende blessure (36,2%), gevolgd door een verrekking of een fractuur. Deze typen blessures staan in Duitsland op plek vier en vijf. In Nederland is de knie het meest betrokken gewricht bij een blessure (19,7%). In Duitsland wordt een blessure aan de voet/enkel het meest gevonden (28,2%), maar is de knie daarna het meeste aangedaan, evenals de borst (beide 12,9%). Het huidige onderzoek heeft de voet en enkel als apart beschouwd, maar vond daarbij een percentage van 13,8 respectievelijk 11,5. De ribben werden in deze studie ook veelvuldig genoemd (13,5%). Wanneer we de percentages voet- en enkelblessures in Nederland bij elkaar zouden optellen, krijgen we een gelijke volgorde van getroffen lichaamsdelen in beide landen. Een blessure aan de knie wordt in Nederland echter vaker gerapporteerd dan in Duitsland. Over de verschillende oorzaken van de blessures is geen uitspraak te doen, omdat het Duitse onderzoek daar minder duidelijk over is. In die studie werd er meer naar verbanden gezocht tussen blessures en windsnelheden, gebruik van safetysystemen en locaties. Dit onderzoek is juist op deze factoren minder diep in gegaan. In het huidige onderzoek is het materiaal gebruik, inclusief standbreedte uitgevraagd. Het was echter onmogelijk om een verband te leggen tussen de standbreedte en het ontstaan van blessures, omdat de vraag vaak onjuist geïnterpreteerd werd door de ondervraagden.
De kitesurf blessures zijn in Duitsland en Nederland redelijk vergelijkbaar. Er kan hierover echter geen harde uitspraak worden gedaan, omdat de studies te veel van elkaar verschillen. Ten eerste zijn de onderzochte periodes niet gelijk en is het Duitse onderzoek al 6 jaar geleden uitgevoerd. Het gebruikte kite materiaal is daardoor ook niet vergelijkbaar, omdat er tegenwoordig veiliger materiaal op de markt is. Tevens is een retrospectief onderzoek minder representatief dan een prospectief onderzoek. In het huidige onderzoek was er ook maar één moment van meten, in het prospectieve onderzoek waren er, indien er sprake was een blessure, maandelijkse meetmomenten. Het enkele meetmoment in deze studie was een vragenlijst die vrijwillig kon worden ingevuld. De uiteindelijke populatie is om die reden ook niet representatief genoeg, omdat leden uit de werkelijke populatie zelf konden beslissen om deel te nemen aan het onderzoek (convenience sample). De ideale steekproefgrootte lag ook iets hoger dan uiteindelijk het geval was, bij een populatie van 2000 zou de ideale steekproefgrootte 323 zijn. Bij dit aantal is de spreiding 50%, de foutenmarge 0,05 en de betrouwbaarheid 0,95. Na sluiting van de enquête hielden we 311 responsen over, waarvan 18 onvolledig. Deze onvolledige responsen zijn niet meegerekend in de uiteindelijke populatie. CONCLUSIE Concluderend kan kitesurfen worden beschouwd als een sport met een hoog risico op blessures. De risicocijfers in Nederland zijn redelijk vergelijkbaar met de risicocijfers die in Duitsland gevonden zijn. In Duitsland werden 124 blessures gemeld gedurende één seizoen, in Nederland waren dat er 356 over twee seizoenen. De bijbehorende percentages geblesseerde kitesurfers per seizoen zijn 52,8% respectievelijk 60,8%. In Duitsland is tevens het aantal kitesurfuren gemeten, zodat er ook een incidentiedichtheid bepaald kon worden. Deze kwam neer op 7,0 blessures per 1000 uren kitesurfen. In Nederland zal er naar verwachting een vergelijkbare incidentiedichtheid bestaan. Dat
10
zou betekenen dat kitesurfen de een-na-hoogste incidentiedichtheid heeft van blessures bij Nederlandse sporten. Op dit moment is skieën/snowboarden de meest risicovolle sport (7,2 blessures per 1000 sporturen), gevolgd door zaalvoetbal (6,2 blessures per 1000 sporturen) (Backx e.a. 2005). Nader, prospectief onderzoek zal moeten uitwijzen wat de werkelijke incidentiedichtheid van kitesurfblessures in Nederland is. Het meest voorkomende type blessure was zowel in Duitsland als in Nederland een kneuzing. De knie, voet en enkel waren in beide landen het meest aangedaan. In Nederland is de voornaamste oorzaak voor het ontstaan van een blessure de landing van een sprong. In Duitsland zijn de oorzaken voor het ontstaan van de blessures helaas onbekend. De resultaten van dit onderzoek bieden een aantal aangrijpingspunten voor de preventie van blessures, zodat het percentage kitesurf blessures in Nederland mogelijk kan worden teruggedrongen. Vanwege het hoge percentage blessures in Nederland is verder onderzoek betreffende preventie en behandeling van kitesurf blessures aanbevolen.
REFERENTIES -
-
-
-
-
Backx FJG, Mosterd WL. Introductie. In: Mosterd WL, Sitsen JMA, Hermans GPH, Backx FJG, van Cingel REH. Het Sport-Medisch Formularium – een praktische leidraad. 3e, herziende druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2005. p. 13. Exadaktylos AK, Sclabas GM, Blake I, Swemmer K, McCormick G, Erasmus P. The kick with the kite: an analysis of kite surfing related off shore rescue missions in Cape Town, South Africa. Br J Sports Med. 2005;39(5):26-29. Kristen K, Kröner A. Kitesurfing – Surfen mit Lenkdrachen: Präsentation und Risikoabschätzung einer neuen Trendsportart. Sportorthopädie Sporttraumatologie. 2001;17:253-259. Nickel C, Zernial O, Musahl V, Hansen U, Zantop T, Petersen W. A Prospective Study of Kitesurfing Injuries. Am J Sports Med. 2004;32(4):921-927. Petersen W, Nickel C, Zantop T, Zernial O. Verletzungen beim Kitesurfen – Eine junge Trendsportart. Orthopäde. 2005;34:419-425. Spanjersberg WR, Schipper IB. Kitesurfing: When Fun Turns to Trauma—The Dangers of a New Extreme Sport. J Trauma. 2007;63:7680.
11
Factoren die een rol spelen bij het ontstaan van blessures bij een landing Joyce Benner, Joris Broersen, Ruud Hoeben en Simone Andriessen. Naar een externe beroepsopdracht vanuit de afdeling Fysiotherapie, Paramedische Opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam, Amsterdam. Achtergrond: Kitesurfen is een sport met een hoog risico op blessures. Veel van deze blessures ontstaan tijdens de landing van een sprong. Hypothese: Bij een landing zijn er verschillende factoren die een rol spelen bij het risico op een blessure. Deze factoren zijn te meten en te beïnvloeden. Studie design: Literatuurstudie. Methode: Literatuur werd gezocht in de databases Pubmed, Cochrane Library, SPORTDiscus en TripDatabase. Deze artikelen werden vervolgens beoordeeld aan de hand van de van de titel, abstracts en keywords. Resultaten: Na selectie voldeden er 9 artikelen aan de criteria. Uit de verschillende literatuur bleek dat vrouwen andere bewegingspatronen hebben tijdens de landing dan mannen. Ook vermoeidheid heeft een invloed op deze bewegingspatronen. Vermoedelijk zijn deze patronen te beïnvloeden door het geven van een vorm van feedback. Het Landing Error Scoring System (LESS) is een goede methode om deze bewegingspatronen in kaart te brengen. Conclusie: Er is nog te weinig onderzoek gedaan naar de verschillende factoren die een rol spelen tijdens de landing, om uitspraken te kunnen doen over waarom vrouwen vaker geblesseerd raken dan mannen en of vermoeidheid een rol speelt bij het blessurerisico. Wel zijn er verschillen tussen de bewegingspatronen tussen mannen en vrouwen en bij personen die wel of niet vermoeid zijn. Ook naar de meest effectieve vorm van feedback om de landing te verbeteren is nog niet genoeg onderzoek gedaan.
Uit eerder onderzoek is gebleken kitesurfen een sport is met een hoog blessure risico. Daarbij werd gevonden dat de knie het vaakst getroffen werd en dat bij bijna de helft van de blessures de landing van een sprong de oorzaak was (Benner e.a. 2010). Uit dit zelfde onderzoek bleek dat ruim 60% van de onderzochte kitesurfers binnen 2 jaar tijd een blessure krijgt. Naar verwachting zullen medische specialisten, zoals orthopeden en fysiotherapeuten, steeds meer te maken krijgen met knie blessures als gevolg van kitesurfen. Om preventief beleid hierin te voeren is het noodzakelijk te weten welke factoren bijdragen aan de oorzaak van de blessure, in dit geval de landing. Naar het risico van een blessure aan de knie aan de knie is al veel onderzoek gedaan. Bij een landing blijken er verschillende factoren aanwezig te zijn die een rol spelen op de kans om een blessure op te lopen. Het doel van dit literatuuronderzoek is derhalve om duidelijkheid te verschaffen over wat er tot op heden bekend is over deze factoren. METHODE In dit literatuuronderzoek is er gebruik gemaakt van de het stappenplan wat beschreven is door Thomas e.a. (2001). Dit
stappenplan gaat uit van zes stappen die leiden tot een gestructureerde literatuurstudie. Als eerst is het probleem omschreven. Wat zijn de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van blessures aan de knie bij een landing en hoe zijn deze te inventariseren? Daarbij zijn de volgende zoektermen en combinaties gebruikt: -
Jumping, jump Landing, land, jump landing Lower extremity, knee, knee joint ACL, anterior cruciate ligament Sport Injury, injuries Kinematics, kinetics Biomechanics, motor control Electromyography, force plate Impact forces, ground reaction forces
Met deze zoektermen is er gezocht in 4 online databases. Het gaat hierbij om Pubmed, Cochrane Library, SPORTDiscus en Trip Database. Bij het zoeken werd gebruik gemaakt van de opties ―advanced search‖ en ―limits‖. Criteria hierbij waren dat de publicaties in het Engels geschreven waren, gepubliceerd tussen 2002 en 2010 en er moest een abstract beschikbaar zijn van het artikel. De zoekstrategie resulteerde in 171 resultaten: 98 in PubMed, 20 in Cochrane Library, 33 in
12
SPORTDiscus en 20 in Trip Database. Doordat er overlap was tussen de resultaten uit de verschillende databases bleven er 113 resultaten over. Na beoordeling van de titel, abstracts en keywords konden er uiteindelijk 9 artikelen geïncludeerd worden. Deze 9 artikelen zijn vervolgens samengevat aan de hand van een aantal hoofdpunten. In de samenvatting werden het study design, de level of evidence (volgens Sackett), het aantal onderzoekspersonen, hoe deze onderzoekspersonen in verschillende groepen verdeeld waren, de probleemdefinitie, de operationalisatie, het doel van de studie en de resultaten van de studie vermeld. In bijlage 3 van deze scriptie zijn deze punten schematisch weergeven. RESULTATEN In totaal werden er 9 artikelen geïncludeerd die onderzoek deden naar de verschillende factoren die van invloed zouden kunnen zijn op het ontstaan van een blessure aan de knie, bij de landing van een sprong. In de studies van Yu (2005), Gehring (2009), Chappell (2006) en Fagenbaum (2003) werd onderzoek gedaan naar de verschillende bewegingspatronen bij mannen en vrouwen. Yu (2005), Gehring (2009) en de beide studies uitgevoerd door Chappell (2005, 2006) onderzochten hierbij een stop-jump taak. De studie van Fagenbaum (2003) deed onderzoek naar een zo hoog mogelijke sprong bij platfoms op verschillende hoogtes. De studies van Gehring (2009) en Chappell (2005) onderzochten de invloed van vermoeidheid op de bewegingspatronen tijdens een landing. Onate (2005) onderzocht de invloed van videotape-feedback op het vergroten van de knieflexie tijdens een landing. Cowling (2003) onderzocht de invloed van verbale instructies op de knieflexie tijdens de landing. Padua (2009) onderzocht de betrouwbaarheid van het Landing Error Scoring System tegenover de gouden standaard, een 3D bewegingsanalyse. Doel hierbij was om te bepalen of het LESS systeem geschikt is als systeem om het risico op een ACL letsel te bepalen. In deze artikelen zijn er een aantal variabelen naar voren gekomen die van invloed zijn op het risico om een blessure op te lopen. Uit de literatuur blijkt dat vooral de knie- en heupflexiehoek op het moment van impact, en de verplaatsing in flexie van knie en heup die daarna plaats vindt, belangrijke factoren zijn bij het risico op een blessure. Andere belangrijke factoren zijn vermoeidheid en geslacht: vrouwen hebben een hoger risico op een blessure dan mannen. Geslacht De 4 onderzoeken die de bewegingspatronen bij de landing onderzochten bij mannen en vrouwen bevestigen dat er verschillen zijn in de bewegingspatronen tussen mannen en vrouwen. Hoewel de gebruikte methoden van elkaar verschillen zien de studies van Yu (2005), Gehring (2009) en Chappell (2006)
allen een verminderde flexie van de knie en heup. Gehring (2009), Yu (2005) en Fagenbaum (2003) constateren een kleinere kniehoek bij vrouwen t.o.v. mannen bij het eerste grondcontact. Chappell (2006) vindt hierbij nog een verminderde abductie en endorotatie van de heup en een grotere interne rotatie van de knie, terwijl Gehring (2009) alleen de verminderde abductie constateert. Gehring (2009) en Chappell (2006) maken allebei gebruik van EMG bij hun onderzoek om de activiteit van de hamstrings en quadriceps te meten. Helaas onderzochten ze niet dezelfde parameters. Gehring (2009) keek naar het moment van aanspanning, waar Chapell (2006) keek naar de hoeveelheid activiteit van de spier. Gehring (2009) ziet een latere aanspanning van zowel de quadriceps als de hamstrings bij vrouwen. Chapell (2006) ziet verminderde activiteit van dezelfde spieren bij vrouwen. De studies van Yu (2005) en Gehring (2009) concluderen op basis van hun resultaten dat de bewegingspatronen mogelijk leiden tot een hogere kans op blessures bij vrouwen. Chappell (2006) concludeert alleen dat de bewegingspatronen verschillen, maar verbindt hier verder geen conclusie aan. Fagenbaum (2003) verwacht op basis van de door hen gevonden resultaten juist een lagere kans op blessures bij vrouwen. Vermoeidheid De studies die onderzochten of vermoeidheid invloed heeft op de uitvoering van de landing, konden op basis van de resulaten concluderen dat de hypothese klopt. Gehring (2009) en Chappell (2005) onderzochten beide de invloed van vermoeidheid op de maximale knie-flexie. Chappell vindt hierbij een afname van de kniehoek, waar Gehring een toename ziet Gehring (2009) vindt verder een verminderde pre-activatie van de mediale en de laterale hamstrings en gastrocnemius. Chappell (2005) constateert verder een toename van de maximale tibiale frontale dwarskracht (welke een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van blessures aan de ACL) en een toename van het valgus moment in de knie bij vrouwen, terwijl bij de mannen een toename van het knie varus moment plaats vindt. In tabel 1 staan de resultaten met betrekking tot geslacht en vermoeidheid weergeven. Interventies De studies die de invloed van een interventie op de kniehoek onderzochten vonden dat het vergroten van de kniehoek door een interventie inderdaad mogelijk is. Onate (2005) vond bij alle (video)feedback groepen een verhoogde knieflexie beweging (P = 0,001) en verminderde verticale landingskrachten (P = 0,021) tijdens de landing t.o.v. de non feedback groep. De zelf feedback groep en de combinatie feedback groep vertonen bovendien een significant verhoogde maximale knieflexie hoek, bij de expert feedback groep is deze verhoging niet significant.
13
Nr
Auteur
Resultaten vrouw t.o.v. man
1
Yu (2006)
-
2
Gehring (2009)
-
Minder flexie in de heup en knie Kleinere kniehoek bij voet-grond contact Minder flexie in de heup en knie Kleinere kniehoek bij voet-grond contact Latere aanspanning van quadriceps en hamstrings
4
Chappell (2005)
N.v.t
5
Chappell (2006)
-
Bewegingspatronen
Invloed vermoeidheid
Verschillend, minder gunstig
N.v.t.
Verschillend, minder gunstig
-
N.v.t.
Minder flexie in de Verschillend heup en knie Verminderde abductie en endorotatie van de heup Verminderde activiteit quadriceps en hamstrings 8 Fagenbaum Grotere knie-flexie Verschillend, (2003) hoeken en knie flexie gunstiger acceleratie Kleinere kniehoek bij voet-grond contact Tabel 1. Samenvatting van de resultaten op het gebied bewegingspatronen en de invloed van vermoeidheid.
Verminderde preactivatie van de mediale en laterale hamstring en de gastrocnemius Verminderde activatie van de hamstring en gastrocnemius Toename knie-flexie hoek Toename maximale tibiale frontale dwarskracht Toename valgus moment vrouwen Toename varus moment vrouwen Afname knie-flexie hoek N.v.t.
N.v.t.
van
verschillen
in
geslacht,
Cowling (2003) vond, na instructies om de knie meer te flecteren, significant (P < 0,05) meer knieflexie bij voet-grond contact. Instructies om de hamstring eerder aan te spannen leiden niet tot een eerdere aanspanning van de hamstrings, maar zorgen voor een significant (P < 0,05) eerdere aanspanning van de rectus femoris, met vergelijkbare resultaten voor de vastus lateralis. In tabel 2 zijn de resultaten met betrekking tot de verschillende interventies weergeven.
verhoogd moment van de knie en heup extensie, een toename van de tibiale frontale dwarskracht en toenamen van de knie valgus en het adductie moment van de heup. De LESS scoorde goed op het gebied van interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (ICC 0.84, SEM 0.71) en zelfs nog beter op het gebied van intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid (ICC 0.91, SEM 0.42).
Risico evaluatie ACL blessure
In deze literatuurstudie hebben de onderzoekers getracht de resultaten uit de literatuur, die op dit moment beschikbaar is, op een drietal vlakken met elkaar te vergelijken. De onderzoeken die de verschillen in bewegingspatronen tussen mannen en vrouwen met elkaar vergeleken, concluderen allen dat er verschillen zijn tussen deze bewegingspatronen. Twee studies, Yu (2005) en Gehring (2009), vermoeden dat de verschillen hierbij leiden tot een hogere kans voor vrouwen op blessures. De studie van Chapell (2006) verbindt geen conclusie aan de
De studie van Padua (2009) deed onderzoek naar de betrouwbaarheid van de LESS, een meetinstrument om de risico op een knie blessure bij een landing te beoordelen. Hoe hoger de score, des te hoger het blessure risico. Vrouwen scoorden in de studie gemiddeld hoger op de LESS dan mannen. Slechte (hoge) scores op de LESS houden verband met verminderde knie en heup-flexie, verhoogde interne rotatie in de knie en heup,
DISCUSSIE
14
Nr
Auteur
Interventie
Effect
3
Onate (2005)
Videotape-feedback
Alle groepen: Toename knieflexie
7
Cowling (2003)
-
Zelf feedback
Significant verhoogde maximale knieflexie hoek
-
Feedback door professional
Niet significant verhoogde maximale knieflexie hoek
-
Combinatie
Significant verhoogde maximale knieflexie hoek
Verbale instructies -
Flecteren knie
Toename knieflexie
-
Hamstrings aanspannen
Niet effectief, leidt tot aanspannen rectus femoris en vastus lateralis, met als gevolg mogelijk blessurerisico
Tabel 2. Effecten van de verschillende interventies.
resultaten en de studie van Fagenbaum (2003) verwacht juist een lagere kans op blessures, op basis van de resultaten van zijn onderzoek. Helaas zijn de gebruikte methoden te verschillend, waardoor de resultaten moeilijk vergelijkbaar zijn. Fagenbaum (2003) beschrijft een methode waarbij er op het dominante been geland word. Chapell (2006) gebruikt een stop-jump taak waarbij een aanloop genomen wordt, er met een voet wordt afgezet en met twee voeten wordt geland, om vervolgens naar maximale hoogte door te springen. Dit doorspringen werd zowel in voorwaartse als verticale en teruggaande beweging uitgevoerd. Yu (2005) gebruikt een soortgelijke taak, maar de proefpersonen hebben een aanloop van vijf passen, en hoeven alleen de verticale sprong uit te voeren. Gehring (2009) gebruikt een stopjump taak waarbij er van een platform van 50 cm afgestapt wordt om op twee benen te landen. Ook de gebruikte methoden om de bewegingsanalyse uit te voeren zijn bij alle studies verschillend. Bij Fagenbaum (2003) wordt er gebruik gemaakt van EMG, in tegenstelling tot de andere studies. Bij Yu (2005), Gehring (2009) en Chappell (2006) wordt er namelijk gebruik gemaakt van een 3D beweginsanalyse in combinatie met een tweetal force-plates. Helaas verschillen de hierbij gebruikte meetmomenten en methodes dusdanig van elkaar, dat een vergelijking van de gevonden resultaten niet mogelijk is. Bovendien is het onderzoekspopulatie in geen van de studies erg groot, waardoor de representatie van de studies niet hoog genoeg is, om een uitspraak te doen over de totale populatie. Op het gebied van vermoeidheid komen we vergelijkbare problemen tegen. De gebruikte sprongtaak is verschillend: drie passen aanloop en een verticale, voorwaartse en achterwaartse sprong in de studie van
Chappell (2005) t.o.v. vijf passen aanloop en een verticale sprong in de studie van Gehring (2009). Ook het gebruikte protocol om de vermoeidheid te creeëren is verschillend. Opvallend is verder dat de onderzoeken elkaar op het gebied van de knie-flexie hoek tegen spreken. Gehring (2009) vond een toename van deze hoek, waar Chappel (2005)l hier juist een afname ziet. Het wordt hierdoor lastig de waarde te bepalen van de overige resultaten die uit de studies naar voren komen. Het veranderen van een landing door middel van feedback lijkt mogelijk. Helaas is er geen vergelijking mogelijk tussen de beide studies. Ook is er geen onderzoek gedaan naar de resultaten van de feedback op langere termijn. CONCLUSIE Er zijn verschillen in bewegingspatronen tijdens de landing tussen mannen en vrouwen. Vermoedelijk is een van de belangrijkste verschillen de verminderde flexie in heup en knie. Mogelijk zijn de verschillen in bewegingspatronen een oorzaak van de vergrote kans op blessures bij vrouwen. Om meer vergelijking te realiseren in de literatuur, is het aan te bevelen om gebruik te maken van dezelfde sprongtaak en om de meetmomenten en gebruikte methode te standaardiseren. Ook vermoeidheid zorgt voor veranderingen in de bewegingspatronen tijdens een landing. Mogelijk leiden deze veranderingen tot een verhoogd risico op blessures, maar om dit te bevestigen is er meer onderzoek nodig met een grotere onderzoekspopulatie. Waarschijnlijk is het mogelijk om de kniehoek bij een landing te vergroten door middel van het geven van feedback. Of dit ook leidt tot een betere landing op langere termijn, en daarmee ook invloed heeft op de kans dat er een blessure ontstaat, is niet onderzocht. Welke vorm van feedback het meest geschikt
15
is om de landing te verbeteren zal nader onderzocht moeten worden. De LESS score is een meetinstrument dat geschikt is om slechte biomechanische patronen in de onderste extremiteiten aan te tonen. Het is een goed alternatief voor de 3D bewegingsanalyse omdat het goedkoper is en minder expertise vereist. Om te bepalen of het ook een bruikbaar klinisch meetinstrument is om het risico op ACL-blessures en andere blessures aan de onderste extremiteiten tijdens de landing in te schatten, zal er meer onderzoek naar moeten plaatsvinden.
-
-
-
REFERENTIES -
-
-
-
Benner J, Broersen J, Hoeben R, Andriessen VS. Een retrospectieve survey naar blessures onder kitesurfend Nederland [beroepsopdracht]. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam; 2010. Chappell JD, Alexander Creighton R, Giuliani C, Yu B, Garrett WE. Kinematics and Electromyography of Landing Preparation in Vertical Stop-Jump: Risks for Noncontact Anterior Cruciate Ligament Injury. Am J Sports Med. 2007;35(2):235-242. Chappell JD, Herman DC, Knight BS, Kirkendall DT, Garrett WE, Yu B. Effect of Fatigue on Knee Kinetics and Kinematics in Stop-Jump Tasks. Am J Sports Med. 2005;33(7):1022-1030. Cowling EJ, Steele JR, McNair PJ. Effect of verbal instructions on muscle activity and risk of injury to the anterior cruciate
-
-
-
-
ligament during landing. Br J Sports Med. 2003;37:126-130. Fagenbaum R, Darling WG. Jump Landing Strategies in Male and Female College Athletes and the Implications of Such Strategies for Anterior Cruciate Ligament Injury. Am J Sports Med. 2003;31(2):233-241. Gehring D, Melnyk M, Gollhofer A. Gender and fatigue have influence on knee joint control strategies during landing. Clinical Biomechanics. 2009;24:82-87. Onate JA, Guskiewicz KM, Marshall SW, Giuliani C, Yu B, Garrett WE. Instruction of Jump-Landing Technique Using Videotape Feedback: Altering Lower Extremity Motion Patterns. Am J Sports Med. 2005;33(6):831-843. Padua DA, Marshall SW, Boling MC, Thigpen CA, Garrett WE, Beutles AI. The Landing Error Scoring System (LESS) Is a Valid and Reliable Clinical Assessment Tool of Jump-Landing Biomechanics: The JUMP-ACL Study. Am J Sports Med. 2009;37(10):1996-2002. Thomas JR, Nelson JK. Research Methods in Physical Activity. 4th ed. Champaign IL: Human Kinetics; 2001. p. 32-49. Withrow TJ, Huston LJ, Wojtys EM, Ashton-Miller JA. The relationship between quadriceps muscle force, knee flexion, and anterior cruciate ligament strain in an In Vitro Simulated jump landing. Am J Sports Med. 2006;34(2):269-275. Yu B, Lin CF, Garrett WE. Lower extremity biomechanics during the landing of a stop-jump task. Clinical Biomechanics. 2006;21:297-305.
16
Bepaling van kitesurflanding
de
LESS
score
bij
een
Joyce Benner, Joris Broersen, Ruud Hoeben en Simone Andriessen. Naar een externe beroepsopdracht vanuit de afdeling Fysiotherapie, Paramedische Opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam, Amsterdam. Achtergrond: Kitesurfen is een sport waarbij veel blessures voorkomen. Uit een Nederlandse survey is gebleken dat de meeste blessures ontstaan tijdens de landing van een sprong. Hypothese: De LESS score is bij een niet-kiter hoger dan bij een kiter, wat een verhoogd blessurerisico tijdens de landing aangeeft. Studie design: Case-control study. Methode: Twee proefpersonen, een ervaren kiter en een niet-kiter, zijn gescoord met behulp van de LESS bij de landing van een sprong. Beiden moesten in totaal zes sprongen uitvoeren, volgens de beschreven opstelling. Als eerst werden drie sprongen uitgevoerd zonder board, om de landing van een gewone sprong te evalueren. Daarna werden drie sprongen uitgevoerd waarbij de proefpersonen met een board onder de voeten moesten landen. Alle sprongen werden vastgelegd met twee videocamera‘s, een vanuit het frontale vlak en een vanuit het sagitale vlak, zodat de onderzoekers achteraf de landingen konden scoren. Resultaten: Zowel binnen als tussen de proefpersonen zijn er duidelijke verschillen te zien in LESS scores en de opbouw daarvan. De niet-kiter toont een betere landing tijdens een normale sprong. Het verschil zit daarbij vooral in de knieflexie bij het eerste contact met de grond en de knieflexie verplaatsing tijdens de gehele landing. Tijdens de landing met board onder de voeten scoorden de kiter echter een stuk beter dan de niet-kiter. Opnieuw zit het verschil daarbij vooral in de knieflexie bij het eerste contact en de knieflexie verplaatsing, ditmaal in het voordeel van de kiter. De niet-kiter scoort bij de normale sprong ongeveer gelijk in beide anatomische vlakken. Bij de sprong met board onder de voeten is echter een duidelijk scoreverschil tussen deze vlakken, de landing scoort in het frontale vlak veel slechter. Bij de kiter is dit ook het geval. Hij springt echter bij de normale sprong in het frontale vlak beter ten opzichte van het sagitale vlak. De kiter haalt bovendien tijdens een landing met board een betere score dan bij de landing van een normale sprong. Bij de niet-kiter is dit andersom. Conclusie: De LESS score van een niet-kiter is tijdens de landing van een sprong met board onder de voeten gemiddeld 7, bij de kiter is deze gemiddeld 5. De niet-kiter heeft bij een kitesurflanding een verhoogd risico op een blessure ten opzichte van een ervaren kiter. Klinische relevantie: Uit dit onderzoek blijkt dat kiters die veel ervaring hebben, beter kunnen landen dan kiters zonder ervaring. Het is voor beginnende kiters daarom van belang dat ze goed geïnformeerd het water opgaan, om blessures te voorkomen. Met behulp van de LESS kunnen zij evalueren of de landing, in de loop der tijd, beter wordt uitgevoerd. Kitesurfen is een vrij nieuwe sport, maar brengt de nodige risico‘s met zich mee. Uit een Duits onderzoek en een Nederlandse survey is gebleken dat er relatief veel blessures ontstaan bij deze sport (Nickel e.a. 2004, Benner e.a. 2010a). Kitesurfen mag daarom een sport met een hoog blessurerisico genoemd worden (Backx e.a. 2005). De meeste blessures ontstaan tijdens de landing van een sprong (Benner e.a. 2010a). Het lichaamsdeel dat het meest getroffen wordt is de knie (Benner e.a. 2010a), wat logisch te verklaren is. De knie krijgt tijdens de landing van een sprong namelijk de meeste krachten te verwerken (Benner e.a. 2010b). Maar hoe kunnen kitesurfers een landing beter uitvoeren, om het risico op een (knie)blessure te verminderen? Een goede analyse van een landing kan daarbij mogelijk uitkomst bieden. Uit een eerder uitgevoerde literatuur onderzoek kwam de LESS naar voren als een
valide meetinstrument om het blessurerisico van een landing te bepalen bij een stop-jump sprong (Padua e.a. 2009). Het doel van deze studie is om de LESS score te bepalen bij een kitesurflanding. Om een risicoverschil te meten zijn er twee typen sprongen getest, bij twee verschillende proefpersonen. De onderzoekers beoordelen het blessurerisico van een kitesurflanding ten opzichte van een normale landing, en het blessurerisico van een kitesurflanding van een niet-kiter ten opzichte van een ervaren kiter. MATERIALEN EN METHODE Proefopstelling Bij de bepaling van de LESS score is het door Padua e.a. (2009) beschreven protocol gevolgd. De proefopstelling was daarin een
17
belangrijk onderdeel. Bij gebrek aan financiering kon echter niet aan alle eisen worden voldaan. De metingen in dit onderzoek werden daarom uitgevoerd zonder ‗force plate‘ en met twee verschillende camera‘s. De camera‘s waren echter wel van een vergelijkbaar type. De ‗force plate‘ werd vervangen door een ander platform waarop geland moest worden. De camera‘s werden op een statief geplaatst, waarbij de lens van de camera op 1,22 m van de grond stond. Een camera stond recht voor het platform, de andere camera stond loodrecht op het platform, waardoor er een hoek van 90° ontstond tussen beide camera‘s. De afstand tussen de camera‘s en het platform bedroeg 3,45 m. Het platform lag recht voor de verhoging, op een afstand van 50% van de lengte van de proefpersoon. De verhoging was 30 cm hoog. Voor de metingen is in de proefopstelling gebruik gemaakt van twee Cullmann 2903 statieven, een Sony DCRHC19E Pal camera en een Canon MVX 460 Pal camera. De proefpersonen sprongen vanaf een houten kistje op een mat. In Afbeelding 1 is de proefopstelling overzichtelijk weergegeven.
Na het oefenen van de sprongen werden er door beide proefpersonen drie sprongen gemaakt met een normale landing en drie sprongen met een board onder de voeten. Tussen iedere sprong werd er gedurende 1 minuut rust genomen, zodat er geen sprake was van vermoeidheid. De sprongen met board werden uitgevoerd met een bidirectional board met vaste voetbanden waarbij de standbreedte 44 cm bedroeg. De proefpersonen werden op een aantal anatomische punten gemarkeerd, te weten: de laterale malleolus, de laterale epicondyl van het femur, de trochanter major, de tuberositas tibiae en het midden van het bovenste spronggewricht. Alle sprongen werden vastgelegd met behulp van de twee videocamera‘s. Beoordeling De landing van de tweede, verticale sprong werd geanalyseerd. Alle landingen werden op een computer terug gekeken, zodat de beelden tussendoor konden worden stilgezet. De beelden werden geanalyseerd volgens de LESS methode. De scores voor de verschillende onderdelen werden op het Case Record Formulier (CRF) ingevuld en bij elkaar opgeteld.
TABEL 1 Scorelijst LESS Sagitale vlak Heupflexie bij contact?
Ja = 0, Nee = 1
Rompflexie bij contact?
Ja = 0, Nee = 1
Knieflexie > 30° bij contact?
Ja = 0, Nee = 1
Plantairflexie bij contact?
Ja = 0, Nee = 1
Heupflexie bij max. knieflexie groter?
Ja = 0, Nee = 1
Rompflexie bij max. knieflexie?
Ja = 0, Nee = 1
Knieflexie verplaatsing > 30°?
Ja = 0, Nee = 1
Gewrichtsverplaatsing
Large motion = 0,
Afbeelding 1. Gebruikte proefopstelling bij bepaling van de LESS score.
Average = 1, Small motion = 2
Sprongen De sprong die de proefpersonen moesten uitvoeren bestond uit twee delen: (1) de proefpersoon springt naar beneden van de verhoging en landt op de grond en (2) springt onmiddellijk verticaal omhoog, zo hoog mogelijk. Vóór de daadwerkelijke meting konden de proefpersonen oefensprongen maken, om gewend te raken met de sprong. Bij de sprong moest er namelijk aan een aantal criteria worden voldaan: de proefpersoon springt met beide voeten tegelijk van het platform; de proefpersoon springt naar voren om het platform te bereiken, maar springt hierbij niet verticaal; de proefpersoon voltooit de taak in een vloeiende beweging. De proefpersoon kon net zo vaak oefenen, totdat er volgens de criteria gesprongen werd.
Frontale vlak Laterale rompflexie bij contact?
Ja = 0, Nee = 1
Knie boven middenvoet bij contact? Knie binnen grote teen bij verplaatsing?
Ja = 0, Nee = 1
Tenen > 30° naar buiten?
Ja = 1, Nee = 0
Tenen < 30° naar buiten?
Ja = 1, Nee = 0
Standbreedte, voeten > schouders?
Ja = 1, Nee = 0
Standbreedte, voeten < schouders?
Ja = 1, Nee = 0
Symmetrie bij eerste contact?
Ja = 0, Nee = 1
Algemene indruk
Excellent = 0,
Ja = 1, Nee = 0
Average = 1, Poor = 2
18
Bij het bepalen van de knieflexie hoeken, plantairflexie hoeken en voetposities is er gebruik gemaakt van hoekmetingen. De beelden werden stilgezet op het moment dat de voet als eerst contact maakte met de grond, en wanneer de knie maximaal geflecteerd was. Vervolgens werd er een lijn getrokken tussen de gemarkeerde punten om de hoek te bepalen (zie Afbeelding 2 t/m 5). De onderzoekers maakte hierbij gebruik van het programma Adobe Photoshop CS3 Extended, versie 10.0. De uiteindelijke LESS score is een optelling van de score in het sagitale vlak en de score in het frontale vlak. In het sagitale vlak zijn er 8 punten die beoordeeld moeten worden, in het frontale vlak zijn dit er 9 (zie Tabel 1). De totaalscore wordt uiteindelijk in de volgende volgorde beoordeeld: bij een score van 3 of minder spreken we van ‗excellent‘, bij een score van 4 of 5 spreken we van ‗good‘, bij een score van 6 spreken we van ‗moderate‘ en bij een score van 7 of hoger spreken we van ‗poor‘. RESULTATEN Voor de LESS score meting van een ervaren kiter is een semi-professionele kiter geselecteerd van 23 jaar. Deze kiter heeft een lengte van 1,84 m en weegt 80 kg. Daarnaast is een niet-kiter geselecteerd van 21 jaar. Deze niet-kiter heeft een lengte van 1,84 m en weegt 74 kg.
Afbeelding 2. Ervaren kiter landt zonder board (a) en met board (b) in het sagitale vlak.
Kiter De ervaren kiter laat een andere landing zien wanneer er met board gesprongen wordt, dan wanneer er normaal gesprongen wordt. In het sagitale vlak is er tijdens de landing met board meer rompinzet te zien, en is er een toename van de flexie van de heupen en knieën. Plantairflexie van de enkel is echter niet zichtbaar, er wordt over te hele oppervlakte van de voet geland. Bij de landing zonder board wordt de plantairflexie wel gemaakt. Tijdens deze landing wordt als eerst via de tenen contact gemaakt met de grond, alvorens de hele voet de grond raakt. De knieën en heupen flecteren tijdens deze landing veel minder en het bovenlichaam blijft kaarsrecht. De gewrichtsverplaatsing oogt bij deze landing gemiddeld, terwijl er bij de landing met board een veel grotere verplaatsing van de gewrichten is waar te nemen. In het frontale vlak is bij de landing zonder board te zien dat het bovenlichaam bij het eerste contact recht staat, dat de knieën recht boven de middenvoet staan en dat de voeten minder dan 30° naar buiten zijn gedraaid. De voeten staan beide ongeveer op schouderbreedte en maken op hetzelfde moment contact met de grond. Bij de landing met board staat het bovenlichaam bij het eerste contact eveneens recht, alleen staan de voeten veel breder en meer naar buiten gedraaid. De knieën staan bij het eerste contact nog boven de middenvoet, maar vallen
Afbeelding 3. Ervaren kiter landt zonder board (a) en met board (b) in het frontale vlak.
nu wel binnen de grote teen tijdens de verdere landing. De voeten zijn meer dan 30° naar buiten gedraaid en staan bovendien breder dan de schouders bij het eerste contact met de grond.
19
De totaalscores van de kiter zijn terug te vinden in Tabel 2. Voor de normale landing wordt er twee keer ‗poor‘ gescoord, en een keer ‗moderate‘. Bij de landing met board wordt er twee keer ‗good‘ gescoord, en een keer ‗moderate‘. Er kan worden geconcludeerd dat de ervaren kiter bij een landing met board een betere techniek heeft dan bij een landing zonder board. Dit verschil komt voornamelijk tot stand door de verbeteringen die in het sagitale vlak zijn waar te nemen.
Niet-kiter De niet-kiter toont ook verschillen tussen de normale landing en de landing met board. In het sagitale vlak is er tijdens de normale landing te weinig rompflexie te zien, maar is de flexie in de heupen en knieën, en de knieflexie verplaatsing wel voldoende. Bij de landing met board wordt de romp beter ingezet, maar wordt er te weinig geflecteerd in de knie tijdens de gehele landing. De niet-kiter laat in beide sprongen plantairflexie in de enkel zien. De gewrichtsverplaatsing is in beide landingen gemiddeld. In het frontale vlak zijn bij de niet-kiter verschillen te zien, vergelijkbaar met die bij de ervaren kiter. Bij de landing zonder board staat het bovenlichaam meestal recht, staan de knieën boven de middenvoet en zijn de voeten minder dan 30° naar buiten gedraaid. De voeten staan iets smaller dan de schouders, maar maken symmetrisch contact met de grond. Bij de landing met board staat het bovenlichaam ook recht, alleen de knieën staan niet meer boven de middenvoet en komen tijdens de beweging binnen de grote teen. De voeten staan meer naar buiten gedraaid, alleen vallen nog wel binnen de marge van 30°. Net als bij de ervaren kiter staan de voeten breder dan de schouders bij het eerste contact met de grond. De algemene indruk is tijdens de landing zonder board excellent, tijdens de landing met board is deze gemiddeld.
Afbeelding 4. Niet-kiter landt zonder board (a) en met board (b) in het sagitale vlak.
De totaalscores van de niet-kiter zijn terug te vinden in Tabel 3. Voor de normale landing wordt er twee keer ‗moderate‘ gescoord, en een keer ‗good‘. Bij de landingen met board wordt er drie keer ‗poor‘ gescoord. Bij de nietkiter kan de conclusie worden getrokken dat de landing zonder board juist beter wordt uitgevoerd dan de landing met board. Dit verschil is voornamelijk terug te vinden in de scores in het frontale vlak. DISCUSSIE
Afbeelding 5. Niet-kiter landt zonder board (a) en met board (b) in het frontale vlak.
Uit bovenstaande resultaten blijkt dat een kiter bij een landing met board beter scoort dan bij een landing zonder board. Er kunnen hieraan echter geen verregaande conclusies worden verbonden, omdat er maar 1 ervaren kiter is onderzocht. Op basis van de resultaten kunnen we wel stellen dat de landing zonder board, waarschijnlijk niet vergelijkbaar is met de landing met board. Bij de vergelijking met het springen vanaf een verhoging zagen we al grote verschillen in landingstechniek. Oorzaken hiervoor zijn te vinden in het feit dat de voeten gefixeerd staan op het board. Hierdoor is het niet mogelijk om de kracht van de landing eerst op te vangen door op de tenen te landen. De kitesurfer wordt gedwongen om op de platte voet te landen, hierdoor moet de kracht van de landing volledig opgevangen worden door de knieën en heupen. Omdat hierbij de heupflexie gerelateerd is aan de bewegingen van het bovenlichaam, zullen de knieën het meeste belast worden: de knieën moeten een
20
TABEL 2 LESS Score van een kiter Zonder board Sagitaal
Spr. 1
Spr. 2
Met board Spr. 3
Spr. 1
Spr. 2
Spr. 3
Heupflexie bij contact?
0
0
0
0
0
0
Rompflexie bij contact?
1
1
1
0
0
0
Knieflexie > 30° bij contact?
1
0
1
0
0
0
Plantairflexie bij contact?
0
0
0
0
1
1
Heupflexie bij max. knieflexie groter?
0
0
0
0
0
0
Rompflexie bij max. knieflexie?
1
1
1
0
0
0
Knieflexie verplaatsing > 30°?
1
1
1
0
0
0
Gewrichtsverplaatsing
1
1
1
0
0
0
Zonder board Frontaal
Spr. 1
Spr. 2
Met board Spr. 3
Spr. 1
Spr. 2
Spr. 3
Laterale rompflexie bij contact?
1
0
0
0
1
0
Knie boven middenvoet bij contact?
0
0
0
0
0
0
Knie binnen grote teen bij verplaatsing?
0
0
0
1
1
1
Tenen > 30° naar buiten?
0
0
0
1
1
1
Tenen < 30° naar buiten?
1
1
1
0
0
0
Standbreedte, voeten > schouders?
1
1
1
0
0
0
Standbreedte, voeten < schouders?
0
0
0
1
1
1
Symmetrie bij eerste contact?
0
0
0
0
0
0
Algemene indruk
0
0
0
1
1
1
LESS Score totaal
8
6
7
4
6
5
grote gewrichtsverplaatsing maken. Door de gefixeerde positie van de voeten worden de knieën bovendien in een valgus positie gedwongen tijdens de landing. Als we vervolgens de variabelen zouden toevoegen die tijdens een landing op het water ook een rol spelen, komen we tot een mogelijke verklaring waarom er zoveel blessures ontstaan tijdens de landing. Vaak is tijdens het landen bij kitesurfen het bovenlichaam enigszins ingedraaid, omdat de surfer vaart in het verlengde van zijn board (zie Afbeelding 6). Hierdoor zal de knie ook nog de nodige rotatiecomponenten te verwerken krijgen. Voegen we hierbij de onvoorspelbaarheid van de landingsondergrond aan toe, het uitvoeren van een dubbeltaak of een eventuele inschattingsfout van de kitesurfer, en het is niet onwaarschijnlijk dat de score tijdens het kitesurfen hoger uitvalt. Helaas kon dit door het ontbreken van de juiste omstandigheden nog niet in de praktijk worden getest. We verwachten dat de LESS ook in de praktijksituatie goed toepasbaar is, al is het wel lastig om dan de proefopstelling na te bootsen, en de kitesurfer precies op het gewenste punt, tussen de twee camera‘s, te laten landen.
Wat betreft het risicoverschil op een blessure bij een kitesurflanding tussen een niet-kiter en een ervaren kiter, kan op basis van dit onderzoek worden gezegd dan een niet-kiter (of een beginnende kiter) een hoger risico loopt om geblesseerd te raken bij een kitesurflanding dan een ervaren kiter. Voor deze uitspraak geldt echter ook, dat het niet hard gemaakt kan worden, in verband met aantal onderzochte proefpersonen.
Afbeelding 6. Een landing van een ervaren kiter. De kiter landt met zijn bovenlichaam ingedraaid.
21
TABEL 3 LESS Score van een niet-kiter Zonder board Sagitaal
Spr. 1
Met board
Spr. 2
Spr. 3
Spr. 1
Spr. 2
Spr. 3
Heupflexie bij contact?
0
0
0
0
0
0
Rompflexie bij contact?
1
1
1
0
0
0
Knieflexie > 30° bij contact?
0
1
0
1
0
0
Plantairflexie bij contact?
0
0
0
0
0
0
Heupflexie bij max. knieflexie groter?
0
0
0
0
0
0
Rompflexie bij max. knieflexie?
0
1
1
0
0
0
Knieflexie verplaatsing > 30°?
0
0
0
0
1
1
Gewrichtsverplaatsing
1
1
1
1
1
1
Zonder board Frontaal
Spr. 1
Met board
Spr. 2
Spr. 3
Spr. 1
Spr. 2
Spr. 3
Laterale rompflexie bij contact?
1
0
1
0
0
0
Knie boven middenvoet bij contact?
0
0
0
1
1
1
Knie binnen grote teen bij verplaatsing?
0
1
0
1
1
1
Tenen > 30° naar buiten?
0
0
0
0
0
0
Tenen < 30° naar buiten?
1
1
1
1
1
1
Standbreedte, voeten > schouders?
1
0
1
0
0
0
Standbreedte, voeten < schouders?
0
0
0
1
1
1
Symmetrie bij eerste contact?
0
0
0
0
0
0
Algemene indruk
0
0
0
1
1
1
LESS Score totaal
5
6
6
7
7
7
CONCLUSIE Een niet-kiter heeft tijdens een kitesurflanding een hoger risico op een blessure dan een ervaren kiter. Om deze conclusie te versterken zal er echter verder onderzoek moeten worden gedaan met meer proefpersonen. Onderzoek naar de toepasbaarheid in een praktijksituatie is ook aan te bevelen. Wanneer er blijkt dat niet-kiters en beginnende kiters een slechtere landingstechniek hebben dan ervaren kiters, kunnen er preventieve adviezen worden gevormd om het blesurerisico bij een kitesurflanding omlaag te brengen. REFERENTIES -
Backx FJG, Mosterd WL. Introductie. In: Mosterd WL, Sitsen JMA, Hermans GPH, Backx FJG, van Cingel REH. Het Sport-Medisch Formularium – een praktische leidraad. 3e, herziende druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2005. p. 13.
-
-
-
-
Benner J, Broersen J, Hoeben R, Andriessen VS. Een retrospectieve survey naar blessures onder kitesurfend Nederland [beroepsopdracht]. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam; 2010. Benner J, Broersen J, Hoeben R, Andriessen VS. Factoren die een rol spelen bij het onstaan van blessures bij een landing [beroepsopdracht]. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam; 2010. Nickel C, Zernial O, Musahl V, Hansen U, Zantop T, Petersen W. A Prospective Study of Kitesurfing Injuries. Am J Sports Med. 2004;32(4):921-927. Padua DA, Marshall SW, Boling MC, Thigpen CA, Garrett WE, Beutles AI. The Landing Error Scoring System (LESS) Is a Valid and Reliable Clinical Assessment Tool of Jump-Landing Biomechanics: The JUMP-ACL Study. Am J Sports Med. 2009;37(10):1996-2002.
22
Samenvatting De onderzoeksgroep heeft, na overleg met de opdrachtgever en opdrachtbegeleider, drie opdrachten uitgevoerd die antwoorden moesten geven op de vraagstelling. Gedurende een maand werd een online enquête verspreid op een kitesurf medium. Uit de resultaten bleek dat een kneuzing de meest voorkomende blessure was, gevolgd door een verrekking of fractuur. Hierbij was de knie het meest aangedaan (19,7%), gevolgd door de voet (13,8%) en de ribben (13,5%). De blessure ontstond meestal tijdens de landing van een sprong. Om meer inzicht te krijgen in de biomechanica van de onderste extremiteiten tijdens een landing, is een literatuurstudie uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat vrouwen andere bewegingspatronen hanteren dan mannen, dat vermoeidheid invloed heeft op de uitvoering van een landing en dat bewegingspatronen te beïnvloeden zijn door enige vorm van feedback. Daarnaast bleek de LESS een goede methode om deze bewegingspatronen in kaart te brengen. Om dit te vertalen naar het kitesurfen heeft de onderzoeksgroep een bewegingsanalyse uitgevoerd bij een ervaren kiter en een onervaren kiter, volgens de LESS methode. Hieruit kon worden geconcludeerd dat iemand zonder kitesurf ervaring een hoger risico heeft op een blessure dan een ervaren kiter, bij een landing die vergelijkbaar is met een kitesurflanding.
23
Literatuurlijst -
-
Alles over Marktonderzoek. Steekproefcalculator [webpagina]. Zwolle: Alles over Marktonderzoek; ca. 2004 [laatste update 2009; geraadpleegd 16 maart 2010]. URL: http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Extra/Steekproef.aspx Assendelft WJJ, Aertgeerts B. Zoeken en selecteren van literatuur. In: Offringa M, Assendelft WJJ, Scholten RJPM. Inleiding in evidence-based medicine. 3e, herziende druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2008. p. 42-52. Backx FJG, Mosterd WL. Introductie. In: Mosterd WL, Sitsen JMA, Hermans GPH, Backx FJG, van Cingel REH. Het Sport-Medisch Formularium – een praktische leidraad. 3e, herziende druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2005. p. 13. Benner J, Broersen J, Hoeben R, Andriessen VS. Een retrospectieve survey naar blessures onder kitesurfend Nederland [beroepsopdracht]. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam; 2010. Benner J, Broersen J, Hoeben R, Andriessen VS. Factoren die een rol spelen bij het onstaan van blessures bij een landing [beroepsopdracht]. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam; 2010. de Boer D, S. van Rheenen O, van Zelm E. Determining the minimal forces on juvenile waterski-jumpers [afstudeerscriptie]. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam; 2006. Bouter LM, van Dongen MCJM, Zielhuis GA. Epidemiologisch onderzoek – Opzet en interpretatie. 5e, herziende druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2005. p. 41, 89-106. Chalmers DJ, Morrison L. Epidemiology of Non-Submersion Injuries in Aquatic Sporting and Recreational Activities. Sports Med. 2003;33(10):745-770. Chappell JD, Alexander Creighton R, Giuliani C, Yu B, Garrett WE. Kinematics and Electromyography of Landing Preparation in Vertical Stop-Jump: Risks for Noncontact Anterior Cruciate Ligament Injury. Am J Sports Med. 2007;35(2):235-242. Chappell JD, Herman DC, Knight BS, Kirkendall DT, Garrett WE, Yu B. Effect of Fatigue on Knee Kinetics and Kinematics in Stop-Jump Tasks. Am J Sports Med. 2005;33(7):1022-1030. Cowling EJ, Steele JR, McNair PJ. Effect of verbal instructions on muscle activity and risk of injury to the anterior cruciate ligament during landing. Br J Sports Med. 2003;37:126-130. Derrick RT. The Effects of Knee Contact Angle on Impact Forces and Accelerations. Med Sci Sports Exerc. 2004;36(5):832-837. Exadaktylos AK, Sclabas GM, Blake I, Swemmer K, McCormick G, Erasmus P. The kick with the kite: an analysis of kite surfing related off shore rescue missions in Cape Town, South Africa. Br J Sports Med. 2005;39(5):26-29. Fagenbaum R, Darling WG. Jump Landing Strategies in Male and Female College Athletes and the Implications of Such Strategies for Anterior Cruciate Ligament Injury. Am J Sports Med. 2003;31(2):233-241. Gehring D, Melnyk M, Gollhofer A. Gender and fatigue have influence on knee joint control strategies during landing. Clinical Biomechanics. 2009;24:82-87. Koopmans RP, van Benthem PPG, Offringa M. De juiste vragen stellen. In: Offringa M, Assendelft WJJ, Scholten RJPM. Inleiding in evidence-based medicine. 3e, herziende druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2008. p. 32-40. Kristen K, Kröner A. Kitesurfing – Surfen mit Lenkdrachen: Präsentation und Risikoabschätzung einer neuen Trendsportart. Sportorthopädie Sporttraumatologie. 2001;17:253-259. Nederlandse Kitesurf Vereniging. Voor kitesurfers: Veiligheid [webpagina]. NKV; ca. 2005 [laatste update 2008; geraadpleegd 26 januari 2010]. URL: http://www.nederlandsekitesurfvereniging.nl/veiligheid Nickel C, Zernial O, Musahl V, Hansen U, Zantop T, Petersen W. A Prospective Study of Kitesurfing Injuries. Am J Sports Med. 2004;32(4):921-927.
24
-
-
-
Onate JA, Cortes N, Welch C, Van Lunen B. Expert Versus Novice Interrater Reliability and Criterion Validity of the Landing Error Scoring System. Journal of Sport Rehabilitation. 2010;19:41-56. Onate JA, Guskiewicz KM, Marshall SW, Giuliani C, Yu B, Garrett WE. Instruction of Jump-Landing Technique Using Videotape Feedback: Altering Lower Extremity Motion Patterns. Am J Sports Med. 2005;33(6):831-843. Padua DA, Marshall SW, Boling MC, Thigpen CA, Garrett WE, Beutles AI. The Landing Error Scoring System (LESS) Is a Valid and Reliable Clinical Assessment Tool of Jump-Landing Biomechanics: The JUMP-ACL Study. Am J Sports Med. 2009;37(10):1996-2002. Petersen W, Nickel C, Zantop T, Zernial O. Verletzungen beim Kitesurfen – Eine junge Trendsportart. Orthopäde. 2005;34:419-425. Rich NC. Levels of Evidence. Journal of Women‘s Health Physical Therapy. 2005;29(2):19-20. Spanjersberg WR, Schipper IB. Kitesurfing: When Fun Turns to Trauma—The Dangers of a New Extreme Sport. J Trauma. 2007;63:76-80. Thomas JR, Nelson JK. Research Methods in Physical Activity. 4 th ed. Champaign IL: Human Kinetics; 2001. p. 32-49. Twisk JWR. Inleiding in de toegepaste biostatiek. 1 e druk. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2007. p. 19-183. Vercruyssen F, Blin EN, L‘Huillier ED, Brisswalter EJ. Assessment of physiological demand in kitesurfing. J Appl Physiol. 2009;105:103-109. de Vocht A. Basishandboek SPSS 17 – Statistiek met SPSS Statistics 17. 1e druk. Utrecht: Bijleveld Press; 2009. Warshaw M. A through Z entries ‗Kiteboarding‘. In: Warshaw M. The encyclopedia of surfing. 1st ed. Orlando: Hardcourt Books: 2003. p. 324. Withrow TJ, Huston LJ, Wojtys EM, Ashton-Miller JA. The relationship between quadriceps muscle force, knee flexion, and anterior cruciate ligament strain in an In Vitro Simulated jump landing. Am J Sports Med. 2006;34(2):269-275. Yu B, Lin CF, Garrett WE. Lower extremity biomechanics during the landing of a stopjump task. Clinical Biomechanics. 2006;21:297-305.
Hoofdpublicaties
25
Verantwoording Taakverdeling Enquete Joyce o o o Joris o o o o o Ruud o o
Verwerking resultaten Analyse resultaten Opstellen artikel Opstellen enquête en verzamelen achtergrondinformatie Publicatie enquête Verzamelen resultaten Analyse resultaten Feedback artikel Feedback samenstelling enquête Feedback artikel
Literatuurstudie Joyce o Opstellen methode zoeken literatuur o Beoordelen en samenvatten artikelen o Feedback artikel Joris o Beoordelen en samenvatten artikelen o Feedback artikel Ruud o Beoordelen en samenvatten artikelen o Controleren samenvattingen o Opstellen artikel Bewegingsanalyse Joyce o Analyse videobeelden o Verwerken resultaten o Opstellen artikel Joris o Verzorging materiaal o Controleren opstelling o Analyse videobeelden o Verwerking beeldmateriaal voor artikel en presentatie o Feedback artikel Ruud o Analyse videobeelden o Verwerken resultaten o Feedback artikel o Opstellen eerste opzet artikel
26
Presentatie Joyce o o Joris o o o Ruud o o
Inhoud presentatie Feedback presentatie Lay-out presentatie Inhoud presentatie Verwerken multi-media presentatie Inhoud presentatie Feedback presentatie
Evaluatie Bij het uitvoeren van onze opdracht kregen we veel vrijheid van zowel onze begeleider Simone Andriessen als de opdrachtgever, Erik Stuit. Omdat er in de literatuur nog erg weinig onderzoek is gedaan naar kitesurfen, kostte het veel moeite om literatuur te vinden die we konden gebruiken als onderbouwing van onze enquête en de bewegingsanalyse. Gelukkig vonden we een protocol dat erg geschikt was voor het doel wat we wilden bereiken. Helaas was dit niet specifiek geschikt voor kitesurfen, zodat we veel hebben moeten uitproberen om te kijken hoe we dit protocol in de praktijk konden toepassen. Uiteindelijk zijn we er in geslaagd om de landing zonder board te vergelijken met een landing met board. Helaas weten we nog niet of de landing met board in de proefsituatie vergelijkbaar is met de landing in de praktijk. Mogelijk hadden we dit wel kunnen onderzoeken als we het protocol eerder hadden gevonden en in het begin minder aandacht hadden besteed aan de literatuurstudie. Gelukkig hadden we de enquête al in de voorbereidingsfase van de beroepsopdracht gemaakt en gepubliceerd, als we dit pas aan het begin van de beroepsopdracht hadden we waarschijnlijk een minder gerichte literatuurstudie en bewegingsanalyse kunnen doen. De analyse van de enquete kostte namelijk behoorlijk wat tijd, ook gezien de grote hoeveelheid reacties die we hadden.
27
Bijlage 1: Lijst van gebruikte afkortingen ACL ADL AKB AMC ASHP BDB Bft BI BO CLS CRF CS DB EBP FT Gem HvA IC LESS Max NKV NL OR RCT SD SR SS SVW VKB
Anterior Cruciate Ligament Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen Achterste Kruisband Academisch Medisch Centrum Amsterdam School of Health Professions Bidirectional Board Beaufort Betrouwbaarheidsinterval Beroepsopdracht Controlled Laboratory Study Case Record Formulier Cohort Study Directional Board Evidence Based Practice Fysiotherapie Gemiddelde Hogeschool van Amsterdam Informed Consent Landing Error Scoring System Maximale Nederlandse Kitesurf Vereniging Nederland Odds Ratio Randomized Controlled Trial Standaarddeviatie Systematic Review Safety System Stichting Verantwoord Windsurfen Voorste Kruisband
28
Bijlage 2: Enquête Kitesurfblessures onder kitesurfend Nederland Om het aantal blessures onder kitesurfend Nederland in kaart te brengen hebben wij de volgende enquête samengesteld. Graag zouden wij de blessures willen meten tussen januari 2007 en december 2009. Indien je binnen bovengenoemde periode een blessure hebt opgelopen, geef dan JA als antwoord op vraag 9. Per ontstane blessure krijgt u dan een aantal vragen met betrekking tot het ontstaan van de blessure. Het invullen van deze enquête zal tussen de 2 en 10 minuten in beslag nemen, afhankelijk van het aantal blessures dat je hebt opgelopen. Er zijn 45 vragen in deze vragenlijst.
Algemene informatie 1. Wat is uw geslacht? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ Vrouwelijk □ Mannelijk 2. Wat is uw gewicht in kilogram? Vul uw antwoord hier in: ____________________ 3. Wat is uw leeftijd in jaren? Vul uw antwoord hier in: ____________________ 4. Hoeveel jaren kitesurft u al? Vul uw antwoord hier in: ____________________ 5. Heeft u kitesurf lessen gevolgd? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ Ja □ Nee
29
6. Wat is uw niveau? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ Beginner – Zelfstandig kunnen optuigen, waterstart en downwind kunnen varen. □ Licht gevorderd – Kunnen hoogte lopen, makkelijke manoeuvres zoals gijpen, kleine sprongen kunnen maken, niet altijd gecontroleerd kunnen landen. □ Verder gevorderd – Manoeuvres zoals hoge sprongen, transitions, gecontroleerd kunnen landen. □ Expert – Hoge sprongen met gecontroleerde rotaties, grabs, board-offs, kiteloops, freestyle, wakestyle, golfrijden. □ Pro – Expert in sponsor verband. 7. Vaart u in competitieverband? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ Ja □ Nee
30
Blessure aantal 8. Heeft u wel eens een blessure opgelopen? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ Ja □ Nee 9. Hoeveel blessures heeft u opgelopen? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ □ □ □
1 2 3 4
31
Blessure 10.Welk lichaamsdeel was betrokken bij de blessure? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
Voet Enkel Onderbeen Knie Bovenbeen Heup Rug Ribben Hand Pols Onderarm Elleboog Bovenarm Schouder Nek Hoofd Anders: _________
11.Wat voor type blessure heeft u opgelopen? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □ □
Kneuzing Overrekking/Verrekking Scheuring (gedeeltelijk) Scheuring (totaal) Voorste kruisband scheuring Achterste kruisband scheuring Meniscus letsel Fractuur (acuut) Fractuur (chronisch) Peesletsel (door overbelasting) Luxatie Anders: _________
12.Wat is de oorzaak van de blessure? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ Bij het oplaten van de kite □ Bij het neerlaten van de kite □ Bij het naar het water lopen met opgelaten kite □ Bij het naar de landingsplaats lopen met opgelaten kite □ Bij het waterstarten □ Bij het varen □ Bij afzet van een sprong □ Bij sprong □ Bij landing sprong □ Botsing (met medekiter, andere watersporters of objecten) □ Golfimpact □ Anders: _________
32
13.Wat was de locatie van de blessure? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ Zee □ Binnenwater 14.Wat was de windsnelheid (in Bft.) ten tijde van het ontstaan van de blessure? Vul uw antwoord hier in: ____________________ 15.Heeft u gebruik gemaakt van uw safety systeem ten tijde van het ontstaan van de blessure? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ Ja □ Nee 16.Maakt u gebruik van een leash aan uw board? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ Ja □ Nee 17.Wat voor soort board voer u ten tijde van het ontstaan van uw blessure? Kies a.u.b. een van de volgende mogelijkheden: □ □ □ □ □ □
Directional, zonder straps Directional, met straps Bi-directional, met straps Bi-directional, zonder straps (wakeskate etc.) Bi-directional, met boots Anders: _________
18.Wat is de standbreedte van uw board waarop u voer ten tijde van het ontstaan van de blessure in cm? (indien van toepassing) Vul uw antwoord hier in: ____________________
33
Bijlage 3: Tabellen literatuurstudie Lower extremity biomechanics during the landing of a stop-jump task 1e auteur en jaar Study design Sackett Groepen
N Leeftijd, gewicht en lengte Probleemdefinitie
Operationalisatie
Doel van de studie
Resultaat van de studie
Yu, 2005 CLS 2C Twee groepen, ingedeeld op geslacht. 30 mannen van 18 – 26 jaar (N1), 30 vrouwen van 18 – 26 jaar (N2). Alle onderzoekspersonen zijn gezonde studenten die geen verleden hebben met knieproblemen. Ze sporten regelmatig, ze trainen 2 tot 3 keer per week voor totaal 2 tot 3 uur zonder professioneel ontworpen trainingsprogramma. De onderzoekspersonen zijn geworven op de University of North Carolina. N1 = 30 N2 = 30 N1: 22.4 jaar, 72.8 kg, 1.78 m N2: 22.1 jaar, 55.9 kg, 1.67 m Vaak wordt gedacht dat geslacht en vermoeidheid invloed te hebben op het risico op een blessure aan de voorste kruisband. De invloed van deze factoren staat nog steeds onder discussie. Het doel van de studie is om te onderzoeken of er verschil meetbaar is in kinematica, kinetica en actieve spiercontrole van het kniegericht tussen de 2 geslachten en onder invloed van vermoeidheid. De onderzoekspersonen worden verzocht een verticale stop-jump taak uit te voeren, die veelvuldig in basket- en volleybal voorkomt. De taak bestaat uit een aanloop van 5 stappen, een tweevoetige landing om vervolgens met twee voeten af te zetten voor een zo hoog mogelijke sprong. De onderzoekspersonen krijgen alleen instructies, er wordt geen demonstratie gegeven van de taak. Voor de taak wordt een warming up van 10 minuten uitgevoerd. Er worden 5 metingen gedaan. De relatie tussen kinematica en kinetica van de onderste extremiteit te onderzoeken tijdens de landing bij een stop-jump taak. De hypothese zegt dat er een significant verschil is tussen mannen en vrouwen in de kinematica en kinetica van de onderste extremiteit bij deze landing. Vrouwen hebben een significant lagere flexie hoeksnelheid van de heup en knie en een significant lagere flexiehoek van de knie bij het eerste contact met de grond. Vrouwen hebben tevens een verminderde flexiehoek van de knie tijdens de landing t.o.v. mannen. Een grote flexiehoek van de heup en knie bij het eerste contact met de grond verminderen niet direct de krachteninvloed bij de landing van en stop-jump taak. Actieve heup- en knieflexie tijdens de landing doen dat wel. Actieve heupflexie bij het eerste contact met de grond lijkt een belangrijke technische factor te zijn die van invloed is op de voorste kruisband tijdens de landing.
34
Gender and fatigue have influence on knee joint control strategies during landing 1e auteur en jaar Study design Sackett Groepen
N Leeftijd, gewicht en lengte Probleemdefinitie
Operationalisatie
Doel van de studie
Resultaat van de studie
Gehring, 2009 CLS 2C Twee groepen, ingedeeld op geslacht. 13 mannen (N1), 13 vrouwen (N2). Alle onderzoekspersonen zijn actief en hebben geen verleden met orthopedische of neurologische aandoeningen. Allen zijn vooraf geïnformeerd over de risico‘s en hebben schriftelijk toestemming gegeven om deel te nemen aan het onderzoek. N1 = 13 N2 = 13 N1: 25.0 jaar, 74.8 kg, 180.5 cm N2: 22.6 jaar, 57.8 kg, 166.9 cm Uit de literatuur blijkt date en landing waarbij hoge impact-krachten optreden een risico zijn voor het ontstaan van knieblessures. Het doel van deze studie was de relatie onderzoeken tussen kinematica en kinetica van de onderste extremiteiten bij een stop-jump taak. De onderzoekspersonen voeren een bilaterale landing uit vanaf een 52 cm hoog platform. Ze worden enkel geïnformeerd om van de plaat te stappen en met twee voeten tegelijk te landen. Er worden geen instructies gegeven over hoe ze moeten landen. De 3 metingen worden gedaan na een paar oefenrondes (n=10) en een warming up van 10 minuten op een fietsergometer. De onderzoekspersonen moeten vervolgens een vermoeidheidsprogramma volgen waarin ze op een leg press op 50% van hun maximale kracht (vooraf bepaald) kniebuigingen uitvoeren totdat ze niet meer kunnen. Direct daarna (<1 min.) vinden de post-vermoeidheids metingen plaats. Knie kinematica, kinetica en actieve spiercontrole rond de knie tijdens de landing evalueren. De hypothese zegt dat vrouwen zouden verschillen in de timing van de spieractivatie en knieabductie (verminderd) bij de landing t.o.v. mannen. Daarnaast wordt verwacht dat vermoeidheid zal resulteren in verminderde activatie van de hamstring en gastrocnemius en dat de knieabductie verminderd zal zijn. Vrouwen landen met een significant verminderde knieflexie hoeksnelheid en abductie hoek. Ook vertonen ze een verlate activatie van de laterale hamstring (P<0.05) en de m. vastus lateralis (P<0.05) tijdens de voorbereidingsfase van de landing. Vermoeidheid leidde zowel bij mannen als bij vrouwen tot een verminderde pre-activatie van de mediale en laterale hamstring (P<0.05 en P<0.001) en de gastrocnemius (P<0.05). Het lijkt erop dat vrouwen en mannen een verschillende neuromusculaire strategie toepassen om de knie te controleren tijdens landingen (hoeksnelheid, abductiehoek en spieractivatie). Bovendien zorgt vermoeidheid voor een verminderde activatie van de hamstring en gastrocnemius. Geslacht en vermoeidheid hebben dus inderdaad invloed op de uitvoering van een landing.
35
Instruction of jump-landing technique using videotape feedback: altering lower extrimity motion patterns 1e auteur en jaar Study design Sackett Groepen
N
Leeftijd, gewicht en lengte
Probleemdefinitie
Operationalisatie
Doel van de studie
Resultaat van de studie
Onate, 2005 CLS 2B Vier groepen, ingedeeld op volgorde van aanmelding: Expert feedback groep (N1), Zelf feedback groep (N2), Combo feedback groep (N3), Non feedback groep (N4). Alle proefpersonen zijn gezonde recreatieve sporters die minimaal 3 keer per week voor minimaal 20 minuten sporten. De leeftijd ligt tussen de 18 en 25 jaar. N1 = 12, 8 vrouwen en 4 mannen, N2 = 12, 8 vrouwen en 4 mannen, N3 = 13, 7 vrouwen en 6 mannen, N4 = 14, 9 vrouwen en 5 mannen. N1: 20.17 jaar, 66.37 kg, 1.69 m N2: 20.25 jaar, 70.25 kg, 1.68 m N3: 20.08 jaar, 64.87 kg, 1.68 m N4: 20.29 jaar, 64.42 kg, 1.73 m Preventieprogramma‘s gericht op het voorkomen van blessures aan de voorste kruisband gebruiken vaak video‘s om de landing te verbeteren. Doel van de studie was om te onderzoeken of videofeedback de landingstechniek verbeterd. De proefpersonen kregen de opdracht om eerst een korte warming up (licht joggen en stretchen) te doen om vervolgens drie oefenseries af te ronden van de maximale verticale sprongmeting. Bij deze meting moeten de proefpersonen met een aanloop van 4 meter met een been afzetten, met 2 voeten landen op een force plate, een zo hoog mogelijke sprong maken om vervolgens met 2 voeten weer op de force plate te landen. De meting wordt 3 keer uitgevoerd. Daarna worden de proefpersonen geïnformeerd over een zogenaamde basketball rebound sprong, waarbij ze ook drie oefenseries moeten doen. Vervolgens worden er 5 metingen uitgevoerd waarbij de proefpersonen worden verzocht om op hun normale manier te landen. De expert feedback groepsleden krijgen feedback van een expert, de zelf feedback groepsleden mogen hun eigen beelden beoordelen, de combo feedback groepsleden krijgen een combinatie van bovenstaande en de non feedback groep krijgt geen feedback over hun sprongen. Deze zelfde procedure wordt daarna nog eens gedaan waarbij de proefpersonen worden verzocht om zo zacht mogelijk te landen. Bij de follow-up meting (1 week later) wordt vervolgens weer de maximale verticale sprongmeting 3 keer uitgevoerd. Onderzoeken van de effecten van verschillende vormen van (video)feedback op de landingskrachten, de piek proximale tibialis anterior dwarskracht en de knie flexie hoeken bij de landing van een verticale sprong. Bij deze studie zijn twee hypothesen opgesteld. De eerste hypothesen zegt dat bij alle groepen die feedback krijgen de landingskrachten zullen verminderen, de piek proximale tibialis anterior dwarskracht zal verminderen en dat er een toename zal zijn van de knieflexie hoek tijdens het eerste voetcontact, de maximale knieflexie hoek en de knieflexie beweging t.o.v. de controle groep die geen feedback ontvangt. De tweede hypothese zegt dat de combo feedback groep daarvan de meeste verschillen zal vertonen t.o.v. de controle groep. Alle (video)feedback groepen vertonen een verhoogde knieflexie beweging (P = 0,001) en verminderde verticale landingskrachten (P = 0,021) tijdens de landing t.o.v. de non feedback groep. De zelf feedback groep en de combo feedback groep vertonen bovendien een significant verhoogde maximale knieflexie hoek, bij de expert feedback groep is deze verhoging niet significant. Alle groepen hebben een significant verlaagde piek proximale tibialis anterior dwarskracht tussen de twee meetmomenten. Het gebruik van zelf feedback of combo feedback lijkt het meeste effect te hebben op een verhoogde knieflexie (maximale hoek en gehele beweging) en verminderde verticale landingskrachten bij de landing van een verticale stopjump taak.
36
The Effect of Fatique on Knee Kinetics and Kinematics in Stop-Jump Tasks 1e auteur en jaartal Studie design Sackett Groepen
N Leeftijd, gewicht en lengte Probleemdefinitie
Operationalistatie Doel van de studie
Resultaat van de studie
Champell, 2005 CLS 2C Twee groepen, ingedeeld op geslacht: 10 mannen (N1), 10 vrouwen(N2). Gezonde recreationele sporters, welke een sport beoefenden zoals basketbal, voetbal of volleybal en dit 3 maal per week of minder beoefenden en niet professioneel trainden. N1 = 10 N2 = 10 N1: 23.7 jaar (±0.8), 71.4 kg (±9.5), 1.79 m (±0.06) N2: 21.7 jaar (±2.1), 55.6 kg (±5.8), 1.66 m (±0.04) Veranderde aansturings-patronen bij landing en spring manoeuvres zijn potentiële mechanismen welke kunnen zorgen voor een voorste kruisbandletsel zonder externe factoren. Er zijn teven biomechanische verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke sporters tijdens de landingsfase van stop-jump opdrachten. Vermoeidheid is een risico factor in spier-skelet blessures. 3D videobeelden en data van krachtplaat werden verzameld en geanalyseerd van 3 stop-jump opdrachten. Voor en na een vermoeiende opdracht. Verzamelde data bestond uit kniehoeken, resulterende krachten en momenten. Aantonen dat spiervermoeidheid in de onderste extremiteit lijdt tot verandering van de knie krachten en knie kinematica tijdens de landingsfase van 3 stop-jump opdrachten en lijdt tot een vergroot risico van een voorste kruisband letsel bij sporters. 1.Mannen en vrouwen hebben beiden een significante toename van de maximale tibiale frontale dwarskracht. (p=0.01) tijdens de landingen van alle 3 de stop-jump opdrachten bij vermoeidheid. 2. Mannen en vrouwen hebben beiden een significante toename van het valgus moment in de knie (p=0.03) tijdens de landingen van alle 3 de stop-jump opdrachten bij vermoeidheid. 3. Mannen en vrouwen hebben beiden een significante afname van de knie flexie hoeken (p=0.03) tijdens de landingen van alle 3 de stop-jump opdrachten bij vermoeidheid. 4. Vermoeidheid heeft geen significant effect op de maximale knie extensie moment, zowel bij mannen als bij vrouwen.
37
Kinematics and Electromyography of Landing Preparation in Vertical Stop-Jump: Risks for Noncontact Anterior Cruciate Ligament Injury 1e auteur en jaartal Studie design Sackett Groepen
N Leeftijd, gewicht en lengte Probleemdefinitie
Operationalistatie
Doel van de studie Resultaat van de studie
Champell, 2006 CLS 2C Twee groepen, ingedeeld op geslacht: 17 mannen (N1), 19 vrouwen (N2). Gezonde recreationele sporters, zonder geschiedenis van blessures en disfunctioneren aan de onderste extremiteit. Recreationele sporters werden gedefinieerd als zijnde basketballers, volleyballers, voetballers of Ultimate Frisbee spelers welke minimaal 3 dagen per week 2 uur trainden/speelden. Dit zonder teamverband zonder professionele training. N1 = 17 N2 = 19 N1: 22.6 jaar (±2.2), 78.8 kg (±10.5), 1.81 cm (±0.06) N2: 22.3 jaar (±2.2), 63.1 kg (±8.4), 1.67 cm (±0.06) Biomechanische analyses van stop-jump opdrachten heeft reeds een verschil aangetoond tussen het mannelijke en vrouwelijke geslacht. Tevens is er een potentiële risico verhoging van een voorste kruisband letsel zonder externe factoren. Analyses van de voorbereiding van de landing kunnen inzicht geven in bewegingspatronen en kunnen leiden tot preventie manieren om voorste kruisbandletsel zonder externe factoren te voorkomen. 3D videobeelden en data electromyografie werden verzameld en geanalyseerd van 36 recreationele sporters tijdens het uitvoeren van verticale stop-jump opdrachten. Knie en heup hoek bewegingspatronen werden bepaald gedurende de vluchtfase en voor de landing. Aantonen dat er veranderingen zijn van gewrichtshoeken en electromyografie in de onderste extremiteit bij mannelijke en vrouwelijke recreationele sporters tijdens de landing voorbereiding bij een stop-jump opdracht. 1. Bewegingspatronen van de knie en heup zijn significant anders bij mannen als bij vrouwen. 2. Quadriceps en hamstring activatie is significant anders bij mannen als bij vrouwen. 3. Vrouwelijke proefpersonen lieten een afname zien van de knie flexie (p=0.01) heup flexie (p=0.01) heup abductie (p=0.01) en heup exorotatie (p=0.03) ten opzichte van de mannelijke proefpersonen. 4. Vrouwelijke proefpersonen lieten een toename zien van de knie endorotatie (p=0.01) en quadriceps activiteit (p=0.01) ten opzichte van de mannelijke proefpersonen. 5. Vrouwelijke proefpersonen lieten een toename van de hamstring activiteit zien voor de landing, maar ook een afname van deze activiteit na de landing ten opzichte van de mannelijke proefpersonen (p=0.01).
38
The effect of knee contact angle on impact forces and accelerations 1e auteur en jaartal Studie design Sackett Groepen N Leeftijd, gewicht en lengte Probleemdefinitie Operationalistatie Doel van de studie
Resultaat van de studie
Derrick, 2004 SR 2C N.v.t. N.v.t. N.v.t. De kniehoek heeft invloed op het risico voor blessures, maar heeft het vergroten van de kniehoek voor invloed op de prestaties N.v.t. Onderzoeken wat de invloed van de kniehoek op het moment van landen is op de kracht van de impact Onderzoeken wat de relatie tussen kracht bij landing en de versnelling die plaats vind de aanpassingen die hardlopers doen om zich aan de omgeving aan te passen Een vergrote flexie van de knie tijdens de landing leidt tot een vermindering van de effectieve massa, hierdoor word de piek in de versnelling verhoogd. Dit effect is van meer invloed dan de theorie waarbij vergrote flexie de kracht vermindert, waardoor de piekversnelling vermindert.
39
Effect of verbal instructions on muscle activity and risk 1e auteur en jaartal Studie design Sackett Groepen N Leeftijd, gewicht en lengte Probleemdefinitie Operationalistatie
Doel van de studie Resultaat van de studie
Cowling, 2003 CLS 2B 1 test groep, 24 vrouwelijke proefpersonen, zonder historie van blessures of trauma. N1=24 N1: 21.8 jaar (±4.7), gewicht en lengte n.b. Om de kans op blessures tijdens een landing te verminderen moet er een goede samenwerking zijn tussen de quadriceps en de hamstrings. De proefpersonen landen plotseling, op 1 been. De sagitale bewegingsuitslag werd geregistreerd met een opto-electrisch meetinstrument. Verder werden de kracht van de landing gemeten en de myografische activiteit van de m. rectus femoris, m. vastus lateralis, m. biceps femoris en m. semimembranosus worden gemeten. De proefpersonen deden 10 landingen voor elk van de volgende condities: Normale landing (N) Herhaalde normale landing (R) Landing na instructies om de knie meer te flecteren (K) Landing na instructies om de hamstrings eerder aan te spannen. Spieraanspanning voor de landing werd vergeleken met het eerste voet-grond contact. De effectiviteit van verbale instructies meten op het veranderen van de spieractiviteit tijdens de landing. Na instructies om de knie meer te flecteren was er significant (p<0,05) meer knieflexie bij voet-grond contact. Instructies om de hamstring eerder aan te spannen leiden niet tot een eerdere aanspanning van de hamstrings, maar zorgen voor een significant (p<0,05) eerdere aanspanning van de m. rectus femoris, met vergelijkbare resultaten voor de m. vastus lateralis. Aangezien deze spieren ACLm. antagonisten zijn, zou eerdere aanspanning een verhoogde belasting op het ACL kunnen betekenen.
40
Jump Landing Strategies in Male and Female College Athletes 1e auteur en jaartal Studie design Sackett Groepen N Leeftijd, gewicht en lengte Probleemdefinitie Operationalistatie
Doel van de studie Resultaat van de studie
Fagenbaum, 2003 CLS 2B Basketbalspelers zonder historie van kniebandletsel Twee groepen, ingedeeld op geslacht: 6 mannen (N1), 8 vrouwen (N2). N.b. Kruisbandletsel treedt vaker op bij vrouwelijke sporters dan bij mannen, wat zijn hiervoor de oorzaken. De proefpersonen landen vanuit een zo hoog mogelijke sprong op het dominante been, alsook vanaf een 25,4 cm en 50,8 cm hoog platform. Dit werd gedaan in zowel onvermoeide als vermoeide toestand. Hierbij werden de hoek van de knie, en de myografische activiteit van de quadriceps, hamstrings en gastrocnemius geregistreerd. Onderzoek of de hypothese, namelijk dat vrouwen bij een landing minder hamstring aanspanning en een kleine kniehoek hebben dan mannen bij de landing, in het bijzonder wanneer de spieren vermoeid zijn. Vrouwen landen met grotere knieflexie hoeken en knie flexie acceleratie dan mannen. De patronen in de spieractiviteit waren vrijwel hetzelfde voor mannen en vrouwen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zou je verwachten dat vrouwen, door de vergrote kniehoek, eerder een minder risico zouden lopen op blessures.
41
The Landing Error Scoring System (LESS) Is a Valid and Reliable Clinical Assessment Tool of Jump-Landing Biomechanics: The JUMP-ACL Study 1e auteur en jaartal Studie design Sackett Groepen
N Leeftijd, gewicht en lengte Probleemdefinitie
Operationalistatie
Doel van de studie Resultaat van de studie
Padua, 2009 CS (diagnostisch) 2C De studie gebruikte de data van een voorgaande studie (JUMP ACL) die erop gericht was om het aantal kruisbandletsels bij te houden, en te voorkomen. Alle deelnemers waren in goede conditie. Een knieblessure in de voorgeschiedenis was geen exclusiecriterium, maar moesten op het moment van de studie zonder blessure zijn. Totaal: 2691 N1 (mannen) = 1655 N2 (vrouwen) = 1036 N1: leeftijd n.b., 77.54 kg (±12.34), 178.29 cm (±7.12) N2: leeftijd n.b., 63.12 kg (±7.88), 165.94 cm (±6.63) De studie onderzocht de betrouwbaarheid van het Landing Error Scoring System tegenover de gouden standaard, een 3D bewegingsanalyse. Doel hierbij was om te bepalen of het LESS systeem geschikt is als systeem om het risico op een ACL letsel te bepalen. De proefpersonen springen vanaf een 30 cm hoog platform naar een afstand die 50% is van hun lichaamslengte naar een krachtplatform.. Onmiddellijk hierna springen ze door voor een zo hoog mogelijke verticale sprong. Proefpersonen worden hierbij geïnstrueerd om zo hoog mogelijk te springen zodra zij de grond raakten. De proefpersonen kregen verder geen instructie over hun landingstechniek, tenzij ze de taak verkeerd uitvoerden. Een succesvolle sprong moet voldoen aan de volgende eisen: De proefpersoon springt met beide voeten tegelijk van het platform. De proefpersoon springt naar voren om het krachtplatform te bereiken, maar springt hierbij niet verticaal. De proefpersoon land met de gehele voet van het dominante been op het krachtplatform. De proefpersoon land met de gehele voet van het niet-dominante been naast het krachtplatform. De proefpersoon voltooid de taak in een vloeiende beweging. Tijdens het uitvoeren van de taak werden gelijktijdig beelden gemaakt vanuit het sagitale en frontale vlak, om hiermee op een later moment de LESS score te bepalen. Verder werd er een 3D bewegingsanalyse gemaakt. Aantonen dat het bepalen van de LESS score een betrouwbare methode is om het risico op een ACL blessure in te schatten. De LESS score is een valide en betrouwbare indicator van slechte biomechanische patronen in de onderste extremiteiten. Proefpersonen met een hoge LESS score (met een hoog risico op blessure) hadden andere kinematisch en kinetische eigenschappen dan personen met een lage LESS score. De proefpersonen met een hoge LESS score hadden een verminderde flexie in zowel de knie als de heupen, een vergrote knie-valgus, vergrote interne rotatie, vergrote belasting van het kniegewricht (anterieure tibiale verschuivingskrachten, krachtsmoment knie extensie en knie valgus) en een verhoogde verticale grondreactie kracht. Op basis van deze bevindingen is de LESS een valide en betrouwbare methode om de algemene biomechanische factoren te evolueren van bewegingspatronen in meervoudige bewegingsvlakken. Mogelijk is de het LESS een bruikbaar klinische meetinstrument om het risico voor ACL-blessures en andere blessures aan de onderste extremiteiten te screenen.
42
Bijlage 4: Informed Consent ‗Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, alsmede de tijd te hebben gehad het een en ander te overdenken. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.‘ ‗Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden behoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.‘ ‗Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik me wenden tot Mw. J.L. Benner, onderzoeker, tel: 06-43034330; Dhr. J. Broersen, onderzoeker, tel: 06-54921813; Dhr. R. Hoeben, onderzoeker, tel: 0615839123.‘ Aldus in tweevoud getekend:
................................. Naam deelnemer
................................. Handtekening
........................... Datum
‗Ik verklaar bij deze zowel mondeling als schriftelijk toelichting te hebben verstrekt met betrekking tot het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.‗
Mw. J. Benner Naam onderzoeker
................................. Handtekening
........................... Datum
43
Bijlage 5: Case Record Formulier HANDTEKENING ONDERZOEKER Ik verklaar hierbij dat ik het Case Record Formulier heb gelezen en dat de informatie hierin compleet en correct is. Naam onderzoeker
Handtekening
Datum (ddmmjjjj)
De onderzoekspersoon wordt uitsluitend na het ondertekenen van het informed consent onderzocht. - Is het informed consent ondertekend? □ Ja □ Nee
Gegevens onderzoekspersoon bij bepaling LESS Score Naam: Adres: Geboortedatum: Gewicht: Lengte: Datum:
LESS Score Totaal Sprong 1 LESS Score Totaal Sprong 2 LESS Score Totaal Sprong 3
44
Sprong 1 Sagittale vlak Ja/Nee/Hoek⁰
LESS Score 0/1
Ja/Nee/Hoek⁰
LESS Score 0/1
Heupflexie bij contact? Rompflexie bij contact? Knieflexie > 30° bij contact? Plantairflexie bij contact? Heupflexie bij max. knieflexie groter? Rompflexie bij max. knieflexie? Knieflexie verplaatsing > 30°? Gewrichtsverplaatsing in sagittale vlak LESS Score Frontale vlak Laterale rompflexie bij contact? Knie valgus hoek bij contact: Knie boven de middenvoet? Knie valgus hoek verplaatsing: Knie binnen de grote teen? Voetpositie bij contact: Tenen > 30° naar buiten? Voetpositie bij contact: Tenen < 30° naar buiten? Standbreedte bij contact: Voeten < schouders? Standbreedte bij contact: Voeten > schouders? Symmetrie bij eerste contact? Algemene indruk LESS Score
LESS Score Totaal (Score sagittale vlak + Score frontale vlak) = ________________
45
Sprong 2 Sagittale vlak Ja/Nee/Hoek⁰
LESS Score 0/1
Ja/Nee/Hoek⁰
LESS Score 0/1
Heupflexie bij contact? Rompflexie bij contact? Knieflexie > 30° bij contact? Plantairflexie bij contact? Heupflexie bij max. knieflexie groter? Rompflexie bij max. knieflexie? Knieflexie verplaatsing > 30°? Gewrichtsverplaatsing in sagittale vlak LESS Score Frontale vlak Laterale rompflexie bij contact? Knie valgus hoek bij contact: Knie boven de middenvoet? Knie valgus hoek verplaatsing: Knie binnen de grote teen? Voetpositie bij contact: Tenen > 30° naar buiten? Voetpositie bij contact: Tenen < 30° naar buiten? Standbreedte bij contact: Voeten < schouders? Standbreedte bij contact: Voeten > schouders? Symmetrie bij eerste contact? Algemene indruk LESS Score
LESS Score Totaal (Score sagittale vlak + Score frontale vlak) = ________________
46
Sprong 3 Sagittale vlak Ja/Nee/Hoek⁰
LESS Score 0/1
Ja/Nee/Hoek⁰
LESS Score 0/1
Heupflexie bij contact? Rompflexie bij contact? Knieflexie > 30° bij contact? Plantairflexie bij contact? Heupflexie bij max. knieflexie groter? Rompflexie bij max. knieflexie? Knieflexie verplaatsing > 30°? Gewrichtsverplaatsing in sagittale vlak LESS Score Frontale vlak Laterale rompflexie bij contact? Knie valgus hoek bij contact: Knie boven de middenvoet? Knie valgus hoek verplaatsing: Knie binnen de grote teen? Voetpositie bij contact: Tenen > 30° naar buiten? Voetpositie bij contact: Tenen < 30° naar buiten? Standbreedte bij contact: Voeten < schouders? Standbreedte bij contact: Voeten > schouders? Symmetrie bij eerste contact? Algemene indruk LESS Score
LESS Score Totaal (Score sagittale vlak + Score frontale vlak) = ________________
47