bladzijden

MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet 2005.

Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005.

Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :

Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :

www.moniteur.be

www.staatsblad.be

Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme

Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme

Numéro tél. gratuit : 0800-98 809

Gratis tel. nummer : 0800-98 809 N. 283

177e ANNEE

MERCREDI 26 SEPTEMBRE 2007

SOMMAIRE Lois, décrets, ordonnances et règlements Service public fédéral Intérieur 31 AOUT 2007. — Arrêté royal portant clôture de la session parlementaire extraordinaire de 2007, p. 50179.

Service public fédéral Finances

177e JAARGANG

WOENSDAG 26 SEPTEMBER 2007

INHOUD Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken 31 AUGUSTUS 2007. — Koninklijk besluit houdende sluiting van de buitengewone parlementaire zitting 2007, bl. 50179.

Federale Overheidsdienst Financiën

14 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal modifiant les taux d’accise du gasoil utilisé comme carburant et fixant la date d’entrée en vigueur de l’article 31 de la loi-programme du 11 juillet 2005, p. 50179.

14 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot wijziging van de accijnstarieven van gasolie gebruikt als motorbrandstof en tot vaststelling van de inwerkingtreding van het artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005, bl. 50179.

14 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal modifiant certains taux d’accise de l’essence, p. 50181.

14 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot wijziging van bepaalde accijnstarieven betreffende benzine, bl. 50181.

Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à l’organisation du travail, p. 50183.

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de arbeidsorganisatie, bl. 50183.

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au budget, p. 50184.

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het budget, bl. 50184.

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au salaire minimum garanti, p. 50185.

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het gewaarborgd minimumloon, bl. 50185.

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à la formation permanente, p. 50186.

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de permanente vorming, bl. 50186.

166 pages/bladzijden

50176

MONITEUR BELGE − 26.09.2007 − BELGISCH STAATSBLAD

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à l’emploi et la formation des groupes à risque, p. 50188.

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de tewerkstelling en opleiding van risicogroepen, bl. 50188.

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au bonus variable, p. 50190.

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de variabele bonus, bl. 50190.

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative aux facilités de travail pour les représentants des travailleurs dans le conseil d’entreprise et le Comité pour la prévention et la protection au travail et pour les délégués syndicaux, p. 50193.

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de werkingsfaciliteiten voor de werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad en het Comité voor preventie en bescherming op het werk en voor de vakbondsafgevaardigden, bl. 50193.

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à la sécurité d’emploi, p. 50194.

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de werkzekerheid, bl. 50194.

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 7 juin 2007, conclue au sein de la Sous-commission paritaire de la fabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement, concernant le crédit-temps, p. 50196.

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen, betreffende het tijdskrediet, bl. 50196.

Service public fédéral Justice 19 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal fixant les modalités des élections des chefs de corps siègeant dans le collège d’évaluation et le nombre de suppléants de chaque catégorie de membres du collège d’évaluation visés à l’article 259undecies du Code judiciaire, p. 50198.

Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie 3 AOUT 2007. — Arrêté royal codifiant les lois-cadres relatives aux professions intellectuelles prestataires de services. Erratum, p. 50205.

Gouvernements de Communauté et de Région

Federale Overheidsdienst Justitie 19 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels inzake de verkiezingen van de korpschefs zetelend in het evaluatiecollege en van het aantal plaatsvervangers van iedere categorie van leden van het evaluatiecollege bedoeld in artikel 259undecies van het Gerechtelijk Wetboek, bl. 50198.

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie 3 AUGUSTUS 2007. — Koninklijk besluit tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen. Erratum, bl. 50205.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Communauté flamande

Vlaamse Gemeenschap

Autorité flamande

Vlaamse overheid

19 JUILLET 2007. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2007 portant exécution du chapitre IIIbis de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution, p. 50206.

19 JULI 2007. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, bl. 50205.

Région wallonne

Waals Gewest

Ministère de la Région wallonne

Ministerie van het Waalse Gewest

19 JUILLET 2007. — Arrêté du Gouvernement wallon révisant le plan de secteur de Liège (planches 41/S, 41/8N, 41/8S, 42/IN, 42/IS et 42/5N) et adoptant l’avant-projet de révision de plan en vue du redéploiement des forces armées à Liège-Bierset et de l’octroi aux communes d’Ans et de Saint-Georges de compensations planologiques réservées dans le cadre de la révision du plan de secteur de Liège en vue de permettre le développement de l’activité aéroportuaire de Liège-Bierset et de l’activité qui lui est liée, p. 50208.

19 JULI 2007. — Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Luik (bladen 41/S, 41/8N, 41/8S, 42/IN, 42/IS en 42/5N) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de herontplooing van de strijdkrachten te Luik-Bierset en de verlening van in het kader van de herziening van het gewestplan Luik gereserveerde planologische compensaties aan de gemeenten Ans en Saint-Georges om de uitbreiding van de luchthavenactiviteit van Luik-Bierset en de verwante activiteit mogelijk te maken, bl. 50248.

MONITEUR BELGE − 26.09.2007 − BELGISCH STAATSBLAD

50177

Gemeinschafts- und Regionalregierungen Wallonische Region Ministerium der Wallonischen Region 19. JULI 2007 — Erlass der Wallonischen Regierung zur Revision des Sektorenplans Lüttich (Karten 41/S, 41/8N, 41/8S, 42/IN, 42/IS und 42/5N) und zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Planrevision im Hinblick auf die Verlagerung der Streitkräfte in Lüttich-Bierset und zur Gewährung zugunsten der Gemeinden Ans und Saint-Georges von vorbehaltlichen planologischen Ausgleichmaßnahmen im Rahmen der Revision des Sektorenplans Lüttich, um die Entwicklung der Flughafenaktivität von Lüttich-Bierset und der mit ihr verbundenen Aktivität zu ermöglichen, S. 50227.

Autres arrêtés Service public fédéral Mobilité et Transports 12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant nomination de membres du Comité consultatif auprès de la Société nationale des Chemins de fer belges, p. 50270.

Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale Personnel. Nominations, p. 50270. — Personnel. Nominations, p. 50271. — Personnel. Pension, p. 50271. — Règlement général pour la protection du travail. Certificat de secouriste, p. 50271.

Service public fédéral Sécurité sociale Institut national d’assurance maladie-invalidité. Conseil technique des voiturettes, institué auprès du Service des soins de santé. Démission et nomination de membres, p. 50271.

Service public fédéral Justice Ordre judiciaire, p. 50272. — Personnel. Désignation comme adjoint bilingue francophone auprès du Directeur général néerlandophone des Etablissements pénitentiaires. Erratum, p. 50273. Gouvernements de Communauté et de Région

Andere besluiten Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 12 SEPTEMBER 2007. — Ministerieel besluit tot benoeming van leden van het Raadgevend Comité bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, bl. 50270.

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Personeel. Benoemingen, bl. 50270. — Personeel. Benoemingen, bl. 50271. — Personeel. Pensioen, bl. 50271. — Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. Getuigschrift van hulpverlener, bl. 50271.

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. Technische raad voor rolstoelen, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. Ontslag en benoeming van leden, bl. 50271.

Federale Overheidsdienst Justitie Rechterlijke Orde, bl. 50272. — Personeel. Aanwijzing als Franstalig tweetalig adjunct van de Nederlandstalige Directeur-generaal Penitentiaire inrichtingen. Erratum, bl. 50273. Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Vlaamse overheid Het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. Pedagogische Begeleidingsdienst. Oproep tot de kandidaten voor de functie van pedagogisch begeleider gewoon kleuteronderwijs (2 FT), bl. 50273. Bestuurszaken Binnenlands bestuur, bl. 50273. Landbouw en Visserij Aanwerving van een contractueel stafmedewerker directie voor het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, bl. 50274. Leefmilieu, Natuur en Energie 7 SEPTEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende de vervanging en de benoeming van de leden en hun plaatsvervangers in de Milieuen Natuurraad van Vlaanderen die voorgedragen worden door de natuur- en milieuverenigingen en door de organisaties vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, bl. 50275. 11 SEPTEMBER 2007. — Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt met betrekking tot de toekenning van een leveringsvergunning voor elektriciteit aan REIBEL NV (BESL-2007-112), bl. 50276. Natuurbehoud. Hoogdringende onteigening, bl. 50277.

50178

MONITEUR BELGE − 26.09.2007 − BELGISCH STAATSBLAD Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Ruimtelijke Ordening. Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan, bl. 50277. — Ruimtelijke Ordening. Plan van aanleg, bl. 50277. — Ruimtelijke Ordening. Plan van aanleg, bl. 50277.

Région wallonne Ministère de la Région wallonne Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la SPRL Serge Michaux et Cie, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 50278. — Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Yohan Duhamel, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 50280. — Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la « NV Garage Transport Gheeraert », en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 50282. — Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la « NV Internationaal Transport Gheeraert », en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 50284. — Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Luc Dufour, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 50286. — Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de Mme Sandrine Leleu, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 50288. Officiële berichten

Avis officiels

Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen

Commission bancaire, financière et des Assurances 11 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté de la Commission bancaire, financière et des Assurances modifiant la liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique, p. 50290.

11 SEPTEMBER 2007. — Besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen tot wijziging van de lijst van de beleggingsondernemingen waaraan in België een vergunning is verleend, bl. 50290.

Autorisation de fusion entre établissements de crédit (articles 30 et 31 de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit), p. 50290.

Toestemming voor fusie tussen kredietinstellingen (artikelen 30 en 31 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen), bl. 50290. Federale Overheidsdienst Financiën

Service public fédéral Finances Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines. Publication prescrite par l’article 770 du Code civil. Succession en déshérence, p. 50291.

Administratie van het kadaster, registratie en domeinen. Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek. Erfloze nalatenschap, bl. 50291. Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Gouvernements de Communauté et de Région Région wallonne

Waals Gewest

Ministère de la Région wallonne

Ministerie van het Waalse Gewest

5 JUILLET 2007. — Circulaire ministérielle relative aux infractions et aux sanctions en matière d’urbanisme, p. 50291.

5 JULI 2007. — Ministeriële omzendbrief betreffende de overtredingen en de straffen inzake stedenbouw, bl. 50306.

Gemeinschafts- und Regionalregierungen Wallonische Region Ministerium der Wallonischen Region 5. JULI 2007 — Ministerielles Rundschreiben über die Verstöße und Strafmaßnahmen in Sachen Städtebau, S. 50299.

Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages 50313 à 50340.

De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl. 50313 tot bl. 50340.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD

50179

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

F. 2007 — 3916 [C − 2007/00824] 31 AOUT 2007. — Arrêté royal portant clôture de la session parlementaire extraordinaire de 2007

N. 2007 — 3916 [C − 2007/00824] 31 AUGUSTUS 2007. — Koninklijk besluit houdende sluiting van de buitengewone parlementaire zitting 2007

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu l’article 44 de la Constitution, Sur la proposition de Notre Ministre de l’Intérieur,

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op artikel 44 van de Grondwet, Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Nous avons arrêté et arrêtons : er

Article 1 . La session parlementaire extraordinaire de 2007 est close. Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le 8 octobre 2007. Art. 3. Notre Ministre de l’Intérieur est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 31 août 2007.

Artikel 1. De buitengewone parlementaire zitting 2007 wordt gesloten. Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 8 oktober 2007. Art. 3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 31 augustus 2007.

ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :

Le Ministre de l’Intérieur, P. DEWAEL

De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

* SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

F. 2007 — 3917 [C − 2007/03439] 14 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal modifiant les taux d’accise du gasoil utilisé comme carburant et fixant la date d’entrée en vigueur de l’article 31 de la loi-programme du 11 juillet 2005

N. 2007 — 3917 [C − 2007/03439] 14 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot wijziging van de accijnstarieven van gasolie gebruikt als motorbrandstof en tot vaststelling van de inwerkingtreding van het artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005

RAPPORT AU ROI

VERSLAG AAN DE KONING

Le présent arrêté vise : 1) à arrêter la date d’entrée en vigueur de la disposition reprise à l’article 31 de la loi-programme du 11 juillet 2005; l’article 34 de cette même loi dispose que le Roi fixe cette date par arrêté délibéré en Conseil des Ministres. Pour mémoire, l’article 31 insère un article 419bis à la loi-programme du 27 décembre 2004. Le § 1er de ce nouvel article se lit comme suit : « Art. 419bis. § 1er. Au plus tard le 31 décembre de chaque année et ce, jusqu’en 2007, le droit d’accise spécial du gasoil visé à l’article 419, f), i), sera modifié afin de tenir compte d’une augmentation annuelle et linéaire de 0,92 % vol, du pourcentage d’EMAG relevant du code NC 3824 90 99 indiqué pour le gasoil mélangé visé à l’article 419, f), i)**. Ce pourcentage ne peut excéder 5 % vol. » 2) à actualiser les taux d’accise dont question à l’article 2, § 1er de la loi du 10 juin 2006 concernant les biocarburants. Ces taux ont été modifiés en dernier lieu par la loi du 25 février 2007 portant diverses modifications en matière d’accises. Conformément à l’article 1er du présent arrêté fixant la date d’entrée en vigueur de l’article 31 de la loi-programme du 11 juillet 2005, le pourcentage d’incorporation d’EMAG au gasoil passe à la date du 1er octobre 2007, de 4,29 % vol à 5 % vol; en conséquence, les taux d’accise relatifs au gasoil doivent à cette même date être modifiés de manière à respecter le principe de neutralité fiscale à la base de la fixation des taux d’accise dont question dans la loi du 10 juin 2006 concernant les biocarburants; dès lors, il convient de recourir à la procédure d’urgence de l’article 13, § 1er, de la loi générale sur les douanes et accises autorisant l’application anticipée des changements qui doivent être apportés aux droits d’accise. Cet article est libellé comme suit : « Art. 13. § 1er. En vue de l’application anticipée des changements qui doivent être apportés d’urgence aux droits d’accise, le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, prescrire toutes mesures, y compris le versement provisoire des droits qui seront établis par la loi.

Dit besluit beoogt : 1) de datum van in werking treding vast te stellen van de bepaling opgenomen in artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005; artikel 34 van dezelfde wet bepaalt dat de Koning die datum vaststelt bij een besluit, na overleg in de Ministerraad. Pro memorie, artikel 31 voegt een artikel 419bis in de programmawet van 27 december 2004. In § 1 van dit nieuw artikel luidt als volgt : « Art. 419bis. § 1. Ten laatste op 3 december van elk jaar, en dit tot in 2007, zal het tarief van de bijzondere accijns op gasolie bedoeld in artikel 419, f), i), worden gewijzigd teneinde rekening te houden met een jaarlijkse lineaire verhoging van 0,92 % vol van het percentage FAME van de GN-code 3824 90 99 vermeld voor de vermengde gasolie bedoeld in artikel 419, f), i) **. Dit percentage mag 5 % vol niet overstijgen. » 2) het actualiseren van de accijnstarieven waarvan sprake in artikel 2, § 1 van de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen. Deze tarieven werden laatst gewijzigd door de wet van 25 februari 2007 houdende diverse wijzigingen inzake accijnzen. Overeenkomstig artikel 1 van dit besluit, dat de datum van inwerkingtreding van artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005 bepaalt, verhoogt het toevoegingspercentage van FAME op 1 oktober 2007 van 4,29 % vol naar 5 % vol; bijgevolg moeten de accijnstarieven betreffende gasolie op dezelfde datum zodanig aangepast worden dat het principe van fiscale neutraliteit, dat aan de basis ligt van de bepaling van accijnstarieven waarvan sprake in de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen, gerespecteerd wordt; daarom is het gepast om zich te beroepen op de procedure van hoogdringendheid voorzien bij artikel 13, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen die de vervroegde toepassing toelaat van wijzigingen die moeten aangebracht worden aan de accijnstarieven. Dit artikel luidt als volgt : « Art. 13. § 1. Met het oog op de vervroegde toepassing van de wijzigingen welke bij hoogdringendheid in de accijnzen moeten worden aangebracht, kan de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, alle maatregelen voorschrijven, met inbegrip van de voorlopige storting van de accijnzen welke door de wet zullen worden vastgesteld.

Sire,

Sire,

50180


Le Roi saisira les Chambres législatives, immédiatement si elles sont réunies, sinon dès l’ouverture de leur plus prochaine session, d’un projet de loi tendant à apporter aux droits d’accise les changements en vue desquels des mesures ont été prescrites par application de l’alinéa 1er. »

De Koning zal bij de Wetgevende Kamers dadelijk, zo zij vergaderd zijn, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zittingstijd, een ontwerp van wet indienen strekkende tot het aanbrengen in de accijnzen van de wijzigingen, met het oog waarop bij toepassing van het eerste lid maatregelen zijn genomen. »

L’article 1er du présent arrêté fixe la date d’entrée en vigueur des dispositions reprises à l’article 31 de la loi-programme du 11 juillet 2005. Cette date est fixée au 1er octobre 2007 de manière à permettre à cette date une fixation à 5 % du pourcentage d’incorporation d’EMAG dont question à l’article 419, f), i)** de la loi-programme du 27 décembre 2004. La fixation de ce pourcentage est rendue nécessaire par le fait que les quotas dont question à l’article 4, § 5, b), 2e, 3e et 4e tirets de la loi du 10 juin 2006 concernant les biocarburants, ont été fixés en tenant compte d’une incorporation de 5 % de biocomposants.

Artikel 1 van dit besluit stelt de datum van in werking treding vast van de bepalingen opgenomen in artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005. Deze datum wordt vastgesteld op 1 oktober 2007 teneinde om op deze datum een toevoegingspercentage van FAME van 5 % vol te kunnen vaststellen, waarvan sprake in artikel 419, f), i ** van de programmawet van 27 december 2004. De vaststelling van dit percentage is noodzakelijk geworden door het feit dat de quota waarvan sprake in artikel 4, § 5, b), 2e, 3e en 4e streepje van de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen, werden vastgesteld rekening houdend met een toevoegingspercentage van 5 % biobestanddelen.

L’article 2 du présent arrêté dispose des nouveaux taux d’accise à appliquer à un certain type de gasoil, non mélangé et mélangé avec de l’EMAG.

Artikel 2 van dit besluit bepaalt de nieuwe tarieven inzake accijnzen die van toepassing zijn op een bepaald type van gasolie, niet gemengde en gemengd met FAME.

L’article 3 du présent arrêté fixe la date d’entrée en vigueur de celui-ci.

Artikel 3 van dit besluit bepaalt de datum van in werking treding.

Le présent arrêté tient compte de l’ensemble des observations techniques formulées par le Conseil d’Etat.

Dit besluit houdt rekening met alle technische opmerkingen geformuleerd door de Raad van State.

J’ai l’honneur d’être,

Ik heb de eer te zijn, Sire, de Votre Majesté, le très respectueux et très fidèle serviteur,

Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar,

Le Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances, D. REYNDERS

De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

14 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal modifiant les taux d’accise du gasoil utilisé comme carburant et fixant la date d’entrée en vigueur de l’article 31 de la loi-programme du 11 juillet 2005

14 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot wijziging van de accijnstarieven van gasolie gebruikt als motorbrandstof en tot vaststelling van de inwerkingtreding van het artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi générale sur les douanes et accises du 18 juillet 1977, notamment l’article 13, § 1er; Vu la loi-programme du 11 juillet 2005, notamment l’article 34;

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977, inzonderheid op artikel 13, § 1; Gelet op de programmawet van 11 juli 2005, inzonderheid op artikel 34; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 augustus 2007; Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 8 augustus 2007; Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat overeenkomstig artikel 1 van dit besluit, dat de datum van in werking treding van artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005 vaststelt, het toevoegingspercentage van FAME aan gasolie gebruikt als motorbrandstof op 1 oktober verhoogt van 4,29 % vol naar 5 % vol; bijgevolg moeten de accijnstarieven betreffende gasolie op dezelfde datum zodanig aangepast worden dat het principe van fiscale neutraliteit, dat aan de basis ligt van de bepaling van de accijnstarieven waarvan sprake in de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen, gerespecteerd wordt; daarom is het gepast om zich te beroepen op de procedure van hoogdringendheid voorzien bij artikel 13, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen die de vervroegde toepassing mogelijk maakt van wijzigingen die moeten aangebracht worden aan de accijnzen. Gelet op het advies nr. 43.536/2/V van de Raad van State, gegeven op 10 september 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 6 août 2007; Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 8 août 2007; Vu l’urgence motivée par le fait que conformément à l’article 1er du présent arrêté fixant la date d’entrée en vigueur de l’article 31 de la loi-programme du 11 juillet 2005, le pourcentage d’incorporation d’EMAG au gasoil utilisé comme carburant passe à la date du 1er octobre 2007, de 4,29 % vol à 5 % vol; qu’en conséquence, les taux d’accise relatifs au gasoil doivent à cette même date être modifiés de manière à respecter le principe de neutralité fiscale à la base de la fixation des taux d’accise dont question dans la loi du 10 juin 2006 concernant les biocarburants; qu’en conséquence, il convient de recourir à la procédure d’urgence de l’article 13, § 1er, de la loi générale sur les douanes et accises autorisant l’application anticipée des changements qui doivent être apportés à l’accise; Vu l’avis n° 43.536/2/V du Conseil d’Etat, donné le 10 septembre 2007, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; Sur la proposition de Notre Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1er. L’article 31 de la loi-programme du 11 juin 2005 entre en vigueur le 1er octobre 2007.

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Artikel 31 van de programmawet van 11 juli 2005 treedt in werking op 1 oktober 2007.

50181

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Par dérogation aux dispositions de l’article 419, e), i) et f), i) de la loi-programme du 27 décembre 2004, modifié en dernier lieu par la loi du 25 février 2007 portant diverses modifications en matière d’accises, l’accise est fixée comme suit :

Art. 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 419, e), i) en f), i) van de programmawet van 27 december 2004, laatst gewijzigd bij de wet van 25 februari 2007 houdende diverse wijzigingen inzake accijnzen, worden de accijnzen als volgt vastgesteld :

1° à la lettre e), i) :

1° in letter e), i) :

i) utilisé comme carburant :

i) gebruikt als motorbrandstof :

— droit d’accise : 198,3148 EUR par 1 000 litres à 15° C;

— accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;

— droit d’accise spécial : 135,2148 EUR par 1 000 litres à 15° C;

— bijzondere accijns : 135,2148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;

— cotisation sur l’énergie : 14,8736 EUR par 1 000 litres à 15° C;

— bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;

2° à la lettre f), i) :

2° in letter f), i) :

i) utilisé comme carburant :

i) gebruikt als motorbrandstof :

* non mélangé :

* onvermengd :

— droit d’accise : 198,3148 EUR par 1 000 litres à 15° C;


— droit d’accise spécial : 120,2148 EUR par 1 000 litres à 15° C;


— cotisation sur l’énergie : 14,8736 EUR par 1 000 litres à 15° C;


** complété à concurrence d’au moins 5 % vol d’EMAG relevant du code NC 3824 90 99 et correspondant à la norme NBN-EN 14214 : — droit d’accise : 198,3148 EUR par 1 000 litres à 15° C;

** aangevuld met ten minste 5 % vol FAME van de GN-code 3824 90 99 die voldoet aan de NBN-EN-norm 14214 : — accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C;

— droit d’accise spécial : 103,5446 EUR par 1 000 litres à 15°


— cotisation sur l’énergie : 14,8736 EUR par 1 000 litres à 15°

— bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C.

Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er octobre 2007.

Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2007.

Art. 4. Notre Ministre qui a les Finances dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 14 septembre 2007.

Art. 4. Onze Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 14 september 2007.

ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :



* SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES F. 2007 — 3918

[C − 2007/03440]

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN N. 2007 — 3918

[C − 2007/03440]

14 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal modifiant certains taux d’accise de l’essence

14 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot wijziging van bepaalde accijnstarieven betreffende benzine

RAPPORT AU ROI

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Sire,

Le présent arrêté vise à actualiser les taux d’accise dont question à l’article 2, § 1er, de la loi du 10 juin 2006 concernant les biocarburants. En effet, conformément aux dispositions de l’article 2, § 2 de cette même loi, certains de ces taux d’accise concernant l’essence entrent en vigueur le 1er octobre 2007.

Dit besluit heeft tot doel de accijnstarieven waarvan sprake in artikel 2, § 1, van de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen te actualiseren. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 2, van dezelfde wet, treden bepaalde van deze accijnstarieven betreffende benzine namelijk in werking op 1 oktober 2007.

Or, ces taux doivent être adaptés de manière à tenir compte du différentiel d’accise (différence entre l’essence sans plomb à haute teneur en soufre et/ou aromatiques et l’essence sans plomb à faible teneur en soufre et en aromatiques) mis en place par la loi du 25 février 2007 portant diverses modifications en matière d’accise. Ce différentiel de 15 EUR par 1000 litres à 15 °C est nécessaire afin de permettre une meilleure commercialisation de l’essence à faible teneur en soufre et en aromatiques. Compte tenu qu’il importe que cet actuel différentiel puisse continuer à être appliqué à partir du 1er octobre 2007, date d’entrée en vigueur des taux fixés par la loi du 10 juin 2006, il a été décidé de recourir à la procédure d’urgence de l’article 13, § 1er, de la loi générale sur les douanes et accises. Cet article est libellé comme suit :

Deze tarieven moeten echter zodanig aangepast worden dat er rekening wordt gehouden met het verschil inzake accijnzen (verschil tussen ongelode benzine met een hoog zwavelgehalte en/of aromatische verbindingen en ongelode benzine met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen) ingesteld bij de wet van 25 februari 2007 houdende diverse wijzigingen inzake accijnzen. Dit verschil van 15 EUR per 1 000 liter bij 15 °C is nodig om een betere commercialisatie toe te laten van de ongelode benzine met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen. Rekening houdend met het feit dat het belangrijk is om dit huidig verschil, ook na 1 oktober 2007, datum waarop de tarieven vastgesteld in de wet van 10 juni 2006 in werking treden, verder toe te passen, werd beslist om een beroep te doen op de procedure van hoogdringendheid voorzien bij artikel 13, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen, luidend als volgt :

« Art. 13. § 1er. En vue de l’application anticipée des changements qui doivent être apportés d’urgence aux droits d’accise, le Roi peut, par arrêté délibéré en Conseil des Ministres, prescrire toutes mesures, y compris le versement provisoire des droits qui seront établis par la loi.

« Art. 13. § 1. Met het oog op de vervroegde toepassing van de wijzigingen welke bij hoogdringendheid in de accijnzen moeten worden aangebracht, kan de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, alle maatregelen voorschrijven, met inbegrip van de voorlopige storting van de accijnzen welke door de wet zullen worden vastgesteld.

Le Roi saisira les Chambres législatives, immédiatement si elles sont réunies, sinon dès l’ouverture de leur plus prochaine session, d’un projet de loi tendant à apporter aux droits d’accise les changements en vue desquels des mesures ont été prescrites par application de l’alinéa 1er. »

De Koning zal bij de Wetgevende Kamers dadelijk, zo zij vergaderd zijn, zo niet bij de opening van de eerstvolgende zittingstijd, een ontwerp van wet indienen strekkende tot het aanbrengen in de accijnzen van de wijzigingen, met het oog waarop bij toepassing van het eerste lid maatregelen zijn genomen. »

50182


Le présent arrêté tient compte de l’ensemble des observations techniques formulées par le Conseil d’Etat. J’ai l’honneur d’être,

Dit besluit houdt rekening met alle technische opmerkingen geformuleerd door de Raad van State. Ik heb de eer te zijn,

Sire, de Votre Majesté, le très respectueux et très fidèle serviteur,

Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar,



14 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal modifiant certains taux d’accise de l’essence

14 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot wijziging van bepaalde accijnstarieven betreffende benzine

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi générale sur les douanes et accises du 18 juillet 1977, notamment l’article 13, § 1er; Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 6 août 2007;

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977, inzonderheid op artikel 13, § 1; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 augustus 2007; Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 8 augustus 2007; Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat, in overeenstemming met artikel 2, § 2 van de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen wat benzine betreft, gedifferentieerde accijnstarieven in werking treden op 1 oktober 2007; dat de tarieven waarvan sprake in artikel 2, § 1 van de voornoemde wet deze zijn die zijn berekend op 7 maart 2006; dat de wet van 25 februari 2007 houdende diverse wijzigingen inzake accijnzen een verschil van 15 EUR per 1 000 liter bij 15 °C heeft ingevoerd tussen de accijnzen van toepassing op benzine met een hoog zwavelgehalte en/of aromatische verbindingen en op benzine met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen; dat teneinde dit verschil te kunnen behouden, ook na 1 oktober 2007, datum van inwerkingtreding van de tarieven vastgesteld bij de wet van 10 juni 2006, beroep wordt gedaan op de procedure van hoogdringendheid voorzien bij artikel 13, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen die de vervroegde toepassing mogelijk maakt van de wijzigingen die moeten aangebracht worden aan de accijnzen; Gelet op het advies nr. 43.537/2/V van de Raad van State, gegeven op 10 september 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,

Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 8 août 2007; Vu l’urgence motivée par le fait que conformément à l’article 2, § 2, de la loi du 10 juin 2006 concernant les biocarburants, des taux différenciés d’accise en matière d’essence entrent en vigueur le 1er octobre 2007; que les taux dont question à l’article 2, § 1er, de la loi précitée sont ceux en vigueur à la date du 7 mars 2006; que la loi du 25 février 2007 portant diverses modifications en matière d’accise a introduit un différentiel de 15 EUR par 1 000 litres à 15 °C entre l’accise applicable à l’essence à haute teneur en soufre et/ou aromatiques et l’essence à faible teneur en soufre et en aromatiques; qu’afin d’assurer que ce différentiel puisse être maintenu à partir du 1er octobre 2007, date d’entrée en vigueur des taux fixés par la loi du 10 juin 2006, il convient de recourir à la procédure d’urgence de l’article 13, § 1er, de la loi générale sur les douanes et accises autorisant l’application anticipée des changements qui doivent être apportés à l’accise;

Vu l’avis n° 43.537/2/V du Conseil d’Etat, donné le 10 septembre 2007, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1° des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; Sur la proposition de Notre Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil, Nous avons arrêté et arrêtons : er

Article 1 . Par dérogation aux dispositions de l’article 419, a) et b), de la loi-programme du 27 décembre 2004, modifié par la loi du 10 juin 2006 concernant les biocarburants, l’accise est fixée comme suit : 1° à la lettre a) :

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 419, a) en b) van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij de wet van 10 juni 2006 betreffende de biobrandstoffen, worden de accijnzen als volgt vastgesteld : 1° in letter a) :

— droit d’accise : 245,4146 EUR par 1 000 litres à 15 °C;


— droit d’accise spécial : 363,6238 EUR par 1 000 litres à 15 °C;


— cotisation sur l’énergie : 28,6317 EUR par 1 000 litres à 15 °C;


2° à la lettre b), i) :

2° in letter b), i) :

à haute teneur en soufre et/ou aromatiques :

met een hoog zwavelgehalte en/of aromatische verbindingen :

— droit d’accise : 245,4146 EUR par 1 000 litres à 15 °C;


— droit d’accise spécial : 363, 6238 EUR par 1 000 litres à 15 °C;


— cotisation sur l’énergie : 28,6317 EUR par 1 000 litres à 15 °C.

— bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C.

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er octobre 2007.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2007.

Art. 3. Notre Ministre qui a les Finances dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 14 septembre 2007.

ALBERT

Art. 3. Onze Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 14 september 2007.

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :




50183

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

F. 2007 — 3919 [C − 2007/12471] 12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à l’organisation du travail (1)

N. 2007 — 3919 [C − 2007/12471] 12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de arbeidsorganisatie (1)

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de non-ferro metalen; Op de voordracht van Onze Minister van Werk,

Vu la demande de la Commission paritaire des métaux non-ferreux; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : er

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Article 1 . Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à l’organisation du travail.

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de arbeidsorganisatie.

Art. 2. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 2. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Donné à Bruxelles, le 12 septembre 2007.

ALBERT

Gegeven te Brussel, 12 september 2007.

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :

Le Ministre de l’Emploi, P. VANVELTHOVEN

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Notes (1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Nota’s (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Commission paritaire des métaux non-ferreux

Paritair Comité voor de non-ferro metalen

Convention collective de travail du 17 avril 2007

Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007

Organisation du travail (Convention enregistrée le 3 mai 2007 sous le numéro 82713/CO/105)

Arbeidsorganisatie (Overeenkomst geregistreerd op 3 mei 2007 onder het nummer 82713/CO/105)

Article 1er. La présente convention collective de travail s’applique aux entreprises ressortissant à la Commission paritaire des métaux non-ferreux ainsi qu’aux ouvriers qu’elles occupent.

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de non-ferro metalen en op de werklieden die zij tewerkstellen.

Par ″ouvriers″ on entend : les ouvriers et les ouvrières. er

Onder ″werklieden″ wordt verstaan : de werklieden en de werksters.

Art. 2. § 1 . Les ouvriers ont la possibilité, dans le cadre légal, d’opter pour le paiement des heures supplémentaires prestées dans le cadre d’un surcroît extraordinaire de travail (article 25 de la loi sur le travail du 16 mars 1971) ou de travaux commandés par une nécessité imprévue (article 26, § 1er, 3° de la même loi), et ceci pour un maximum de 130 heures par an.

Art. 2. § 1. De werklieden hebben binnen het wettelijk kader de mogelijkheid te opteren voor uitbetaling van overuren die zijn gepresteerd in het raam van buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van werkzaamheden ingevolge een onvoorziene noodzakelijkheid (artikel 26, § 1, 3° van dezelfde wet), en dit voor maximum 130 uren per jaar.

§ 2. Dans le prolongement de cette modification en matière d’heures supplémentaires, il est prévu à deux niveaux ce qui suit :

§ 2. Gekoppeld aan deze wijziging inzake overuren wordt op twee niveaus het volgende voorzien :

1. chaque année cette disposition sera évaluée au niveau du secteur à l’occasion du comité paritaire de contact annuel.

1. op het niveau van de sector wordt er jaarlijks een evaluatie van deze regeling gepland naar aanleiding van het jaarlijkse paritair contactcomité.

2. au niveau des entreprises, chaque trimestre, l’organe de concertation le plus approprié sera informé sur les points repris ci-après :

2. op het niveau van de onderneming wordt in het meest aangewezen overlegorgaan per kwartaal geïnformeerd over de volgende punten :

a. le nombre total d’heures supplémentaires prestées, payées, récupérées;

a. het totaal aantal gepresteerde overuren, het aantal overuren dat wordt uitbetaald, het aantal overuren dat wordt gerecupereerd;

b. le nombre de travailleurs intérimaires occupés pendant le trimestre concerné;

b. het aantal uitzendkrachten dat tijdens het betreffende kwartaal wordt tewerkgesteld;

c. l’utilisation d’autres formules flexibles comme la sous-traitance et des contrats à durée déterminée, la transposition de ces derniers en contrats à durée indéterminée;

c. het gebruik van andere flexibele formules zoals onderaanneming en contracten van bepaalde duur, de omzetting van deze laatste in contracten van onbepaalde duur;

d. les perspectives en matière d’évolution de l’emploi.

d. de voorziene evoluties inzake tewerkstelling.

50184


La présente procédure d’information doit faire l’objet d’une convention collective de travail conclue au niveau de l’entreprise et signée par toutes les parties représentées dans la délégation syndicale. S’il n’est pas conclu de convention collective à ce sujet, les heures supplémentaires sont récupérées à partir de la 66e heure supplémentaire.

Over deze informatieprocedure moet een door alle partijen, vertegenwoordigd in de syndicale delegatie, getekende collectieve arbeidsovereenkomst worden afgesloten op ondernemingsvlak. Indien hierover geen collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten, worden de overuren vanaf het 66e overuur gerecupereerd.

Art. 3. La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 2007 et cesse d’être en vigueur le 31 décembre 2009.

Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007 en treedt buiten werking op 31 december 2009.

Elle remplace les dispositions du chapitre IV de la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux relative au protocole d’accord sectoriel 2007 - 2008.

Zij vervangt de bepalingen van hoofdstuk IV van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2007 - 2008.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 12 septembre 2007.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007.



* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE


F. 2007 — 3920 [C − 2007/12474] 12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au budget (1)

N. 2007 — 3920 [C − 2007/12474] 12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het budget (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de non-ferro metalen; Op de voordracht van Onze Minister van Werk,

Vu la demande de la Commission paritaire des métaux non-ferreux; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au budget.

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het budget.




ALBERT


ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :



Notes

Nota’s

(1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage





Budget (Convention enregistrée le 3 mai 2007 sous le numéro 82716/CO/105)

Budget (Overeenkomst geregistreerd op 3 mei 2007 onder het nummer 82716/CO/105)



Par ″ouvriers″ on entend : les ouvriers et les ouvrières. Art. 2. Il est mis à la disposition des entreprises un budget transférable équivalent à : a) 0,7 p.c. de la masse salariale au 1er juillet 2007;

Onder ″werklieden″ wordt verstaan : de werklieden en de werksters. Art. 2. Aan de ondernemingen wordt een overdraagbaar budget ter beschikking gesteld dat gelijk is aan : a) 0,7 pct. van de loonmassa op 1 juli 2007;


50185

b) 4,9 p.c. – (index 2007 + index 2008 + 0,7 p.c.) de la masse salariale au 1er juillet 2008, appelé ci-après le budget solde.

b) 4,9 pct. – (index 2007 + index 2008 + 0,7 pct.) van de loonmassa op 1 juli 2008, hierna genoemd het saldobudget.

L’application de ce budget solde ne peut entraîner de réduction du budget transférable accordé au 1er juillet 2007.

De toepassing van het saldobudget kan niet tot gevolg hebben dat het overdraagbaar budget van 1 juli 2007 wordt verminderd.

L’affectation de ce budget et du budget solde est déterminée au niveau de l’entreprise en concertation paritaire au plus tard le 15 juin 2007.

De besteding van dit budget en van het saldobudget wordt op ondernemingsvlak bepaald in paritair overleg uiterlijk tegen 15 juni 2007.

Si la concertation n’aboutit pas à un accord avant le 15 juin 2007 au plus tard, ce budget et le budget solde sont transformés en une augmentation salariale générale des salaires horaires de base ainsi que des primes d’équipes et de production non exprimés en pourcentage, le 1er juillet 2007 et le 1er juillet 2008 respectivement.

Indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt tegen 15 juni 2007 worden dit budget en het saldobudget omgezet in een algemene loonsverhoging van de basisuurlonen en de niet in procent uitgedrukte ploegen- en productiepremies respectievelijk op 1 juli 2007 en 1 juli 2008.

Les parties recommandent aux entreprises d’affecter le budget et le budget solde entièrement ou partiellement à la pension extralégale là où cela n’a pas encore été fait par le passé, en particulier en ce qui concerne le risque de décès avant l’âge prévu dans le plan de pension.

De partijen bevelen de ondernemingen aan het budget en het saldobudget geheel of gedeeltelijk te besteden aan het extralegaal pensioen daar waar dit in het verleden nog niet is gebeurd, in het bijzonder met betrekking tot het risico van overlijden vóór de leeftijd voorzien in het pensioenplan.



Elle remplace les dispositions du chapitre III, section 1re de la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non- ferreux relative au protocole d’accord sectoriel 2007 - 2008.

Zij vervangt de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2007 - 2008.





* SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2007 — 3921

[C − 2007/12470]

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au salaire minimum garanti (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG N. 2007 — 3921

[C − 2007/12470]

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het gewaarborgd minimumloon (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Vu la demande de la Commission paritaire des métaux non-ferreux;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de non-ferro metalen;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : er

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Article 1 . Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au salaire minimum garanti.

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het gewaarborgd minimumloon.



Donné à Bruxelles, 12 septembre 2007.


ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :



Notes

Nota’s



50186

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage

Annexe Commission paritaire des métaux non-ferreux




Salaire minimum garanti (Convention enregistrée le 3 mai 2007 sous le numéro 82717/CO/105)

Gewaarborgd minimumloon (Overeenkomst geregistreerd op 3 mei 2007 onder het nummer 82717/CO/105)



Par ″ouvriers″ on entend : les ouvriers et les ouvrières.


Art. 2. Il est assuré à tous les ouvriers majeurs et assimilés, fournissant des prestations normales, un salaire mensuel brut de 1 596,78 EUR, toutes primes de production comprises, sous la forme d’une contre-valeur horaire de 9,70 EUR (base 38 heures par semaine) pour les prestations prévues au règlement de travail de l’entreprise.

Art. 2. Aan alle meerderjarige of daarmee gelijkgestelde werklieden die normale prestaties leveren wordt een bruto maandloon verzekerd van 1 596,78 EUR, alle productiepremies inbegrepen, in de vorm van een tegenwaarde per uur van 9,70 EUR (basis 38 uren per week), voor de prestaties voorzien in het arbeidsreglement van de onderneming.

Art. 3. Les montants prévus dans la présente convention collective de travail sont liés à la moyenne quadrimensuelle de l’indice-santé du mois d’avril 2006 (103,24) et varient suivant les dispositions de la convention collective de travail du 10 juillet 1997, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à la liaison des salaires à l’indice des prix à la consommation.

Art. 3. De bedragen voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn gekoppeld aan het viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex van april 2006 (103,24) en worden aangepast volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de koppeling van de lonen aan het prijsindexcijfer bij consumptie.

Art. 4. La contre-valeur horaire ne peut provoquer un glissement général, ni des barèmes d’entreprises, ni des salaires effectifs atteignant déjà ce montant.

Art. 4. De tegenwaarde per uur mag niet leiden tot een algemene verschuiving, noch van de ondernemingsbarema’s, noch van de werkelijke lonen die dit bedrag reeds bereiken.

Art. 5. Les montants mentionnés à l’article 2 de la présente convention collective de travail sont, après application de l’article 3, augmentés de :

Art. 5. De bedragen vermeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden na toepassing van artikel 3 verhoogd met :

a) 0,7 p.c. au 1er juillet 2007;

a) 0,7 pct. op 1 juli 2007;

b) du résultat du calcul du budget solde tel que prévu à l’article 2, b de la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au budget, au 1er juillet 2008.

b) met het resultaat van de berekening van het saldobudget zoals voorzien in artikel 2, b van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het budget, op 1 juli 2008.

Art. 6. La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 2007 et est conclue pour une durée indéterminée. Elle peut être dénoncée par une des parties moyennant un préavis de 3 mois notifié par lettre recommandée à la poste adressée au président de la commission paritaire et à chacune des organisations signataires.

Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007 en is gesloten voor een onbepaalde duur. Zij kan door een van de partijen worden opgezegd met een opzegging van 3 maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het paritair comité en aan elk van de ondertekenende partijen.

Elle abroge les dispositions de la convention collective de travail du 27 avril 2005, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au salaire minimum garanti, rendue obligatoire par arrêté royal du 4 juillet 2005, publié au Moniteur belge du 28 juillet 2005.

Zij heft de bepalingen op van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2005 gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen betreffende het gewaarborgd minimumloon, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 juli 2005, bekendgemaakt in het Belgisch staatsblad van 28 juli 2005.

Elle remplace les dispositions du chapitre III, section 4 de la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux relative au protocole d’accord sectoriel 2007 - 2008.

Zij vervangt de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2007 - 2008.






[C − 2007/12468]

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à la formation permanente (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.


[C − 2007/12468]

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de permanente vorming (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.





MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :

50187


Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à la formation permanente.

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de permanente vorming.




ALBERT


ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :




Annexe


Bijlage





Formation permanente (Convention enregistrée le 3 mai 2007 sous le numéro 82718/CO/105) Article 1er. La présente convention collective de travail s’applique aux entreprises ressortissant à la Commission paritaire des métaux non-ferreux ainsi qu’aux ouvriers qu’elles occupent. Par ″ouvriers″ on entend : les ouvriers et les ouvrières.

Permanente vorming (Overeenkomst geregistreerd op 3 mei 2007 onder het nummer 82718/CO/105) Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de non-ferro metalen en op de werklieden die zij tewerkstellen. Onder ″werklieden″ wordt verstaan : de werklieden en de werksters.

Art. 2. Les parties signataires s’accordent sur la nécessité d’une formation permanente comme moyen d’accroître la compétence des ouvriers et, par voie de conséquence, des entreprises.

Art. 2. De ondertekenende partijen onderschrijven de noodzaak van permanente vorming als middel tot verhoging van de competentie van de werklieden en bijgevolg van de ondernemingen.

Art. 3. Le secteur confirme qu’il satisfait à l’effort de formation de 1,9 p.c. de la masse salariale fixé par l’accord interprofessionnel 2007 – 2008, ainsi qu’à l’effort de formation demandé par l’accord interprofessionnel, au moyen de l’augmentation annuelle des efforts de formation de chaque entreprise considérée à part, des plans de formation d’entreprise et des rapports sur les formations au comité paritaire de contact, tels que définis aux articles 4, 5 et 6.

Art. 3. De bedrijfstak bevestigt te voldoen aan de in het interprofessioneel akkoord 2007 – 2008 bepaalde opleidingsinspanning van 1,9 pct. van de loonmassa alsook aan de door het interprofessioneel akkoord gevraagde opleidingsinspanning middels de jaarlijkse verhoging van de vormingsinspanning van iedere onderneming afzonderlijk, de bedrijfsopleidingsplannen en de rapportering van de opleidingen in het paritair contactcomité, zoals bepaald in de artikelen 4, 5 en 6.

Art. 4. En exécution de l’accord interprofessionnel, lequel appelle tous les secteurs à augmenter chaque année les efforts de 0,1 p.c., l’effort de formation de chaque entreprise s’élève à partir de 2007 à 1 p.c. au moins et à partir de 2008 à 1,1 p.c. au moins de la masse salariale brute totale.

Art. 4. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord, dat alle bedrijfstakken oproept om de inspanningen jaarlijks te verhogen met 0,1 pct., bedraagt de vormingsinspanning van elke onderneming vanaf 2007 minstens 1 pct. en vanaf 2008 minstens 1,1 pct. van de totale bruto loonmassa.

Par formation et écolage il est entendu aussi bien les formations formelles que celles plus informelles telles que formation sur le tas, le tutorat, …

Onder vorming en opleiding wordt zowel de formele als de meer informele opleiding, zoals ″on the job training″, ″mentorship″…, bedoeld.

Les efforts déjà existants au niveau de l’entreprise en matière de formation et écolage des ouvriers peuvent être pris en compte dans le calcul des objectifs susmentionnés. Le secteur appelle toutes les entreprises à accorder l’attention nécessaire à la formation et demande aux entreprises où la norme établie est déjà dépassée de poursuivre ces efforts.

De op ondernemingsvlak reeds bestaande inspanningen inzake vorming en opleiding voor werklieden kunnen in aanmerking genomen worden voor de berekening van de bovengenoemde doelstellingen. De bedrijfstak roept de ondernemingen op om de nodige aandacht aan vorming en opleiding te besteden en vraagt de ondernemingen waar de gestelde norm reeds wordt overschreden om deze inspanning te continueren.

Art. 5. § 1er. Les entreprises élaborent chaque année avant le 1er avril de l’année concernée un plan de formation d’entreprise. Pour l’année 2007 le plan de formation d’entreprise est exceptionnellement rédigé au plus tard pour le 30 juin 2007.

Art. 5. § 1. De ondernemingen stellen jaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op vóór 1 april van het desbetreffende jaar. Voor het jaar 2007 wordt bij uitzondering het bedrijfsopleidingsplan uiterlijk tegen 30 juni 2007 opgesteld.

Dans les plans de formation d’entreprise, il est tenu compte des efforts déjà faits par les entreprises en matière de formation, les ″formations sur le tas″ sont valorisées et une attention maximale est accordée à toutes les catégories d’ouvriers, également aux travailleurs peu qualifiés.

In de bedrijfsopleidingsplannen wordt rekening gehouden met de inspanningen inzake vorming die de ondernemingen nu reeds doen, wordt ook ″on-the-job-training″ gevaloriseerd, en wordt zoveel mogelijk aandacht geschonken aan alle werkliedencategorieën, ook aan de laaggeschoolden.

A ce propos, le conseil d’entreprise est également consulté, en application des missions prévues par la convention collective de travail n° 9 du 9 mars 1972, conclue au sein du Conseil national de travail, coordonnant les accords nationaux et les conventions collectives de

In dit verband wordt de ondernemingsraad, krachtens haar opdrachten voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale

50188


travail relatifs aux conseils d’entreprise conclus au sein du Conseil national de travail, rendue obligatoire par arrêté royal du 12 septembre 1972, publié au Moniteur belge du 25 novembre 1972.

akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 november 1972, eveneens geraadpleegd.

A défaut de conseil d’entreprise, c’est la délégation syndicale qui est consultée.

Bij ontstentenis van een ondernemingsraad wordt de vakbondsafvaardiging geraadpleegd.

Pour les entreprises sans délégation syndicale, le plan de formation d’entreprise est soumis à la commission paritaire.

Voor de ondernemingen zonder syndicale afvaardiging wordt het bedrijfsopleidingsplan voorgelegd aan het paritair comité.

La formation permanente est un engagement réciproque, tant de la part de l’employeur que de la part du travailleur.

Permanente vorming is een wederzijds engagement zowel van werkgever als van werknemer.

§ 2. L’entreprise qui n’a pas établi de plan de formation ou qui n’a pas consulté le conseil d’entreprise ou, à son défaut, la délégation syndicale ou, à son défaut, la commission paritaire, ne peut pas bénéficier de l’aide financière des initiatives en matière d’emploi et de formation des groupes à risque telle que fixée dans la convention collective de travail du 17 avril 2007 relative à l’emploi et la formation des groupes à risque.

§ 2. Indien de onderneming geen bedrijfsopleidingsplan heeft opgesteld of indien de raadpleging van de ondernemingsraad, bij ontstentenis de syndicale afvaardiging en bij ontstentenis het paritair comité, niet heeft plaatsgehad, kan de onderneming niet genieten van de financiële ondersteuning van tewerkstellings- en opleidingsinitiatieven ten gunste van de risicogroepen zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007 betreffende de tewerkstelling en opleiding van risicogroepen.

Art. 6. Les entreprises font rapport au comité paritaire de contact au sujet des formations organisées ainsi que sur les catégories d’ouvriers auxquelles elles s’adressent selon les modalités à convenir en comité paritaire de contact.

Art. 6. De ondernemingen brengen in het paritair contactcomité verslag uit van welke opleidingen aan welke categorieën van werklieden zijn gegeven volgens de modaliteiten die in het paritair contactcomité afgesproken worden.



La dénonciation est notifiée par lettre recommandée à la poste, adressée au président de la commission paritaire et à chacune des organisations signataires.

De opzegging wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het paritair comité en aan elk van de ondertekende organisaties.

Art. 8. La présente convention collective de travail abroge les dispositions de celle du 27 avril 2005, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à la formation permanente, rendue obligatoire par arrêté royal du 3 juillet 2005, publié au Moniteur belge du 19 juillet 2005.

Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft de bepalingen op van deze van 27 april 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de permanente vorming, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 juli 2005, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 juli 2005.

Elle remplace les dispositions du chapitre VII, section 2 de la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux relative au protocole d’accord sectoriel 2007 – 2008.

Zij vervangt de bepalingen van hoofdstuk VII, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2007 – 2008.






[C − 2007/12473]

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à l’emploi et la formation des groupes à risque (1)

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.


[C − 2007/12473]

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de tewerkstelling en opleiding van risicogroepen (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.





Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à l’emploi et la formation des groupes à risque.

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de tewerkstelling en opleiding van risicogroepen.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Notre Ministre de l’Emploi est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 12 septembre 2007.

ALBERT

Art. 2. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 12 september 2007.

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :



Note (1) Référence au Moniteur belge : Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

50189

Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Annexe

Bijlage





Emploi et formation des groupes à risque

Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen

(Convention enregistrée le 3 mai 2007 sous le numéro 82719/CO/105)

(Overeenkomst geregistreerd op 3 mei 2007 onder het nummer 82719/CO/105)

Champ d’application

Toepassingsgebied



Par « ouvriers » on entend: les ouvriers et les ouvrières.

Onder « werklieden » wordt verstaan: de werklieden en de werksters.

Compte sectoriel

Sectorale rekening

Art. 2. § 1 . Le compte sectoriel « Formation groupes à risque », ouvert en application de l’accord interprofessionnel du 18 novembre 1988, est maintenu pour la période du 1er janvier 2007 au 31 décembre 2008.

Art. 2. § 1. De sectorale rekening « Opleiding risicogroepen », geopend ingevolge het centraal akkoord van 18 november 1988, wordt behouden voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2008.

er

§ 2. Ce compte est géré par un conseil constitué paritairement.

§ 2. Deze rekening wordt beheerd door een paritair samengestelde raad.

Cotisation

Bijdrage

Art. 3. En application du titre XIII, chapitre VIII, section 1ère de la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (I) les entreprises versent en 2007 et 2008, dans le mois qui suit la fin de chaque trimestre, une cotisation globale de 0,10 p.c. calculée sur 108 p.c. des salaires bruts des ouvriers, sur le compte sectoriel « Formation groupes à risque », en vue de soutenir des initiatives en matière d’emploi et de formation en faveur des groupes à risque.

Art. 3. In toepassing van titel XIII, hoofdstuk VIII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) storten de ondernemingen in 2007 en 2008, binnen de maand na het verstrijken van elk kwartaal, 0,10 pct. van de brutolonen van de werklieden aan 108 pct. van het verlopen kwartaal op de sectorale rekening « Opleiding risicogroepen », ter ondersteuning van tewerkstellings- en opleidingsinitiatieven ten gunste van de risicogroepen.

Principe

Principe

Art. 4. Pendant la durée de la présente convention, la formation de certaines catégories de demandeurs d’emploi et d’ouvriers est soutenue par les mesures prévues par l’article 5 de la présente convention collective de travail. Le conseil paritaire décide de l’affectation des cotisations versées en fonction des moyens financiers du compte paritaire et des interventions demandées par les entreprises.

Art. 4. Gedurende de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de opleiding van bepaalde categorieën werkzoekenden en werklieden financieel ondersteund door de maatregelen voorzien bij artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De paritaire raad beslist over de aanwending van de gestorte bijdragen in functie van de financiële middelen van de paritaire rekening en van de gevraagde tegemoetkomingen van de ondernemingen.

Initiatives en matière d’emploi et de formation

Tewerkstellings- en opleidingsinitiatieven

Art. 5. § 1er. Comme initiatives en faveur de l’emploi et de la formation des groupes à risque, citons notamment les mesures suivantes :

Art. 5. § 1. Als tewerkstellings- en opleidingsinitiatieven voor risicogroepen, kunnen onder meer volgende maatregelen worden genomen :

- projets de formation et de travail en alternance;

- projecten van alternerend leren en werken;

- actions positives pour les femmes;

- positieve acties voor vrouwen;

50190


- initiatives de reclassement en faveur des travailleurs âgés ou peu qualifiés menacés de perdre leur emploi; - formation de travailleurs peu qualifiés; - formation de personnes faisant partie des groupes à risque comme décrits au § 2 ci-après. § 2. Par « groupes à risque », il faut notamment entendre : - les jeunes à scolarité obligatoire partielle; - les chômeurs à qualification réduite; c’est-à-dire, les chômeurs ayant une scolarisation inférieure à l’enseignement secondaire; - les chômeurs de longue durée; c’est-à-dire les chômeurs qui sont au chômage depuis deux ans au moins; - les chômeurs âgés; c’est-à-dire les chômeurs de 45 ans et plus; - les chômeurs participant à des projets de promotion de l’emploi mis sur pied par les pouvoirs publics; - les demandeurs d’emploi inscrits au « Fonds communautaire pour l’intégration sociale et professionnelle des handicapés/Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van personen met een handicap »; - les demandeurs d’emploi ne bénéficiant ni d’allocations de chômage ni d’indemnités d’interruption de carrière et n’ayant exercé aucune activité professionnelle au cours des trois dernières années; - les bénéficiaires du minimum de moyens d’existence; - les migrants; - les travailleurs âgés d’au moins 45 ans ou ayant une scolarisation inférieure à l’enseignement secondaire et qui doivent s’adapter à une nouvelle fonction ou installation en raison d’une réorganisation, d’une restructuration ou de l’introduction de nouvelles technologies. § 3. Le conseil paritaire décide de l’affectation des cotisations versées.

- reclasseringsinitiatieven ten voordele van bedreigde oudere of laaggeschoolde werknemers; - opleiding van laaggeschoolde werknemers; - opleiding van personen behorend tot risicogroepen, zoals hierna beschreven in § 2. § 2. Onder « risicogroepen » wordt onder meer verstaan : - deeltijds leerplichtigen; - laaggeschoolde werklozen; hieronder wordt verstaan werklozen met een scholingsgraad lager dan secundair onderwijs; - langdurige werklozen; hieronder wordt verstaan werklozen die minstens twee jaar werkloos zijn; - oudere werklozen; hieronder wordt verstaan werklozen van 45 jaar en ouder; - werklozen die betrokken zijn bij tewerkstellingsprojecten van de overheid; - werkzoekenden die bij het « Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van personen met een handicap/Fonds communautaire pour l’intégration sociale et professionnelle des handicapés » zijn ingeschreven; - werkzoekenden die geen werkloosheids- of onderbrekingsuitkeringen genieten en die de laatste drie jaar geen beroepsactiviteit hebben verricht; - bestaansminimumtrekkers; - migranten; - werknemers van 45 jaar en ouder of met een scholingsgraad lager dan secundair onderwijs en die aan een nieuwe functie of installatie moeten aangepast worden ingevolge een reorganisatie, herstructurering of de invoering van nieuwe technologie. § 3. De paritaire raad beslist over de aanwending van de gestorte bijdragen.

Liquidation Art. 6. Sauf prolongation de la cotisation obligatoire par loi ou par un nouvel accord interprofessionnel, le compte sectoriel « Formation groupes à risque » est clôturé le 31 décembre 2008 et le solde éventuellement disponible est liquidé selon des critères à fixer par le conseil paritaire.

Vereffening Art. 6. Behoudens verlenging van de bijdrageplicht bij wet of nieuw centraal akkoord, wordt de sectorale rekening « Opleiding risicogroepen » op 31 december 2008 opgeheven en het gebeurlijk beschikbaar saldo vereffend volgens criteria te bepalen door de paritaire raad.

Durée de validité Art. 7. La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 2007 et cesse d’être en vigueur le 31 décembre 2008.

Geldigheidsduur Art. 7. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007 en treedt buiten werking op 31 december 2008. Zij vervangt de bepalingen van hoofdstuk VII, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2007 - 2008. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007.

Elle remplace les dispositions du chapitre VII, section 1ère de la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au protocole d’accord sectoriel 2007 - 2008. Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 12 septembre 2007.




[C − 2007/12469]

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au bonus variable (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;


[C − 2007/12469]

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de variabele bonus (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Vu la demande de la Commission paritaire des métaux non-ferreux;

Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :

50191

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de non-ferro metalen; Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au bonus variable.

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de variabele bonus.





ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :





Annexe

Bijlage





Bonus variable (Convention enregistrée le 3 mai 2007 sous le numéro 82720/CO/105)

Variabele bonus (Overeenkomst geregistreerd op 3 mei 2007 onder het nummer 82720/CO/105)





Art. 2. Chaque ouvrier a chaque année droit à un bonus variable en fonction de la rentabilité de l’entreprise et dont le montant varie de 0 p.c. à 2,1 p.c. du salaire annuel brut gagné au cours de l’année civile précédente chez l’employeur qui doit octroyer le bonus.

Art. 2. Elke werkman heeft jaarlijks recht op een variabele bonus in functie van de rendabiliteit van de onderneming en waarvan de hoogte varieert van 0 pct. tot 2,1 pct. van zijn bruto jaarloon verdiend tijdens het voorgaande kalenderjaar bij de werkgever die de bonus verschuldigd is.

Pour déterminer la rentabilité de l’entreprise, on se fonde sur le ″ROCE″ (return on capital employed) de l’exercice précédent.

Voor het bepalen van de rendabiliteit van de onderneming wordt uitgegaan van de ″ROCE″ (return on capital employed) van het voorgaande boekjaar.

Art. 3. Par ″ROCE″, l’on entend : le rapport entre le résultat d’exploitation (code 70/64 des comptes annuels) et le capital utilisé.

Art. 3. Onder ″ROCE″ wordt verstaan : de verhouding van het bedrijfsresultaat (code 70/64 van de jaarrekening) ten opzichte van het aangewend kapitaal.

Le capital utilisé comprend les fonds propres (code 10/15) majorés des dettes à intérêt (code 170/4 + code 42 + code 43 code 50/53 - code 54/58) et des provisions (code 160/5).

Het aangewend kapitaal omvat het eigen vermogen (code 10/15) vermeerderd met de interestdragende schulden (code 170/4 + code 42 + code 43 - code 50/53 - code 54/58) en de voorzieningen (code 160/5).

La définition adaptée de la notion ″ROCE″, qui est éventuellement arrêtée au niveau de l’entreprise avant le 30 juin 2001 en application de la convention collective de travail du 19 juin 2001, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative au bonus variable, reste d’application.

De aangepaste omschrijving van het begrip ″ROCE″, die gebeurlijk in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de variabele bonus, in paritair overleg op bedrijfsniveau werd vastgelegd voor 30 juni 2001 blijft van toepassing.

Cette définition adaptée vaut pour une durée indéterminée et pourra à l’avenir être revue dans le cadre d’une concertation paritaire uniquement en cas de circonstances exceptionnelles.

Deze aangepaste omschrijving geldt voor onbepaalde duur en kan in de toekomst enkel indien uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen in paritair overleg worden herzien.

50192


Art. 4. Le bonus est octroyé en fonction de la valeur du ″ROCE″ de l’exercice précédent selon l’échelle suivante :

Art. 4. De bonus wordt toegekend in functie van de grootte van de ″ROCE″ van het voorgaande boekjaar volgens de volgende schaal :

— le bonus s’élève à 0 p.c. du salaire annuel brut lorsque le ″ROCE″ est inférieur à 5 p.c.;

— de bonus bedraagt 0 pct. van het bruto jaarloon bij een ″ROCE″ kleiner dan 5 pct.;

— le bonus s’élève à 0,9 p.c. du salaire annuel brut lorsque le ″ROCE″ est supérieur ou égal à 5 p.c. et inférieur à 7,5 p.c.;

— de bonus bedraagt 0,9 pct. van het bruto jaarloon bij een ″ROCE″ groter dan of gelijk aan 5 pct. en kleiner dan 7,5 pct.;

— le bonus s’élève à 1,2 p.c. du salaire annuel brut lorsque le ″ROCE″ est supérieur ou égal à 7,5 p.c. et inférieur à 12,5 p.c.;

— de bonus bedraagt 1,2 pct. van het bruto jaarloon bij een ″ROCE″ groter dan of gelijk aan 7,5 pct. en kleiner dan 12,5 pct.;

— le bonus s’élève à 1,5 p.c. du salaire annuel brut lorsque le ″ROCE″ est supérieur ou égal à 12,5 p.c. et inférieur à 15 p.c.;

— de bonus bedraagt 1,5 pct. van het bruto jaarloon bij een ″ROCE″ groter dan of gelijk aan 12,5 pct. en kleiner dan 15 pct.;

— le bonus s’élève à 2,1 p.c. du salaire annuel brut lorsque le ″ROCE″ est supérieur ou égal à 15 p.c..

— de bonus bedraagt 2,1 pct. van het bruto jaarloon bij een ″ROCE″ groter dan of gelijk aan 15 pct..

Art. 5. Par ″salaire annuel brut gagné au cours de l’année civile précédente″ on entend : le salaire brut de l’ouvrier soumis aux cotisations de sécurité sociale et ainsi déclaré à l’Office national de sécurité sociale entre le 1er janvier et le 31 décembre de l’année civile précédente.

Art. 5. Onder ″bruto jaarloon verdiend tijdens het voorgaande kalenderjaar″ wordt verstaan : het brutoloon van de werkman onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen en als dusdanig aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tussen 1 januari en 31 december van het voorgaande kalenderjaar.

Art. 6. Sauf les dispostions de l’article 9 le bonus est payé chaque année en même temps que le salaire dans le mois qui suit l’assemblée générale des actionnaires.

Art. 6. Behoudens hetgeen is bepaald in artikel 9 wordt de bonus jaarlijks betaald met de loonbetaling van de maand volgend op de algemene vergadering van de aandeelhouders.

Art. 7. Le bonus est recalculé annuellement selon les principes précités et ne fait donc pas partie du salaire de base.

Art. 7. De bonus wordt elk jaar opnieuw berekend volgens bovenstaande principes en maakt aldus geen deel uit van het basisloon.

En conséquence, ce bonus n’est ni repris dans la base de calcul des autres indemnités ou primes payées dans le courant de l’année, ni dans la base de calcul du bonus à payer l’année suivante.

Bijgevolg maakt deze bonus geen deel uit van de berekeningsbasis van andere vergoedingen of premies die in de loop van het jaar worden betaald, noch van de berekeningsbasis van de bonus te betalen in het volgend jaar.

Le montant du bonus qui se rapporte à une année bien précise ne crée pas d’autres droits pour les années suivantes.

De hoogte van de bonus die betrekking heeft op een bepaald jaar creëert geen verdere rechten voor de daaropvolgende jaren.

Art. 8. Le bonus, à payer dans l’année courante, calculé sur le salaire annuel brut gagné au cours de l’année civile précédente, est octroyé à l’ouvrier qui est occupé dans l’entreprise à la date du paiement, indépendamment du type de contrat de travail et y compris les intérimaires.

Art. 8. De bonus, te betalen in het lopende jaar, berekend op het bruto jaarloon verdiend in het voorgaande kalenderjaar, wordt toegekend aan de werkman die op de datum van betaling in de onderneming is tewerkgesteld, ongeacht het soort arbeidsovereenkomst en inbegrepen de uitzendkrachten.

Art. 9. § 1er. Le bonus est également payé aux ouvriers qui sont sortis avant le paiement du bonus, sauf s’ils ont été licenciés pour motif grave.

Art. 9. § 1. De bonus wordt eveneens betaald aan de werklieden die uit dienst getreden zijn voor de betaling van de bonus, tenzij zij zijn ontslagen om een dringende reden.

§ 2. En cas de départ, sauf pour motif grave, durant l’année civile précédant l’année de paiement du bonus, le bonus est payé, en application de l’article 5, prorata temporis.

§ 2. Ingeval van uitdiensttreding, tenzij om dringende reden, tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van betaling van de bonus wordt de bonus, in toepassing van artikel 5, prorata temporis betaald.

§ 3. En dérogation aux dispositions de l’article 2, pour la détermination de la rentabilité dans les §§ 1er et 2 du présent article, on prend en considération le ROCE sur base duquel le dernier bonus avant la date du départ est payé. En dérogation aux dispositions de l’article 6 le bonus est payé au moment du départ.

§ 3. In afwijking van de bepalingen van artikel 2 wordt, voor het bepalen van de rentabiliteit in §§ 1 en 2 van dit artikel, uitgegaan van de ROCE op basis waarvan in de onderneming de laatste bonus voor de datum van uitdiensttreding werd uitbetaald. In afwijking van de bepalingen van artikel 6 wordt de bonus betaald bij uitdiensttreding.

Art. 10. En application de l’article 5, le bonus est payé au prorata temporis à l’ouvrier entré en service au cours de l’année civile précédant l’année de paiement du bonus.

Art. 10. De werkman die in de loop van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van de betaling van de bonus in dienst is getreden wordt bij toepassing van artikel 5 de bonus prorata temporis betaald.

Art. 11. La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 2007 et est conclue pour une durée indéterminée. Elle peut être dénoncée par chacune des parties moyennant un délai de préavis de trois mois notifié par lettre recommandée à la poste adressé au président de la commission paritaire et à chacune des parties signataires.

Art. 11. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd met een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het paritair comité en aan elk van de ondertekenende partijen.

A partir du 1er janvier 2007 elle abroge les dispositions de la convention collective de travail du 27 avril 2005, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non ferreux, relative au bonus variable, rendue obligatoire par arrêté royal du 3 juillet 2005, publié au Moniteur belge du 19 juillet 2005.

Vanaf 1 januari 2007 heft zij de bepalingen op van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de variabele bonus, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 juli 2005, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 juli 2005.

Elle remplace les dispositions du chapitre III, section 2 de la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux relative au protocole d’accord sectoriel 2007-2008.

Zij vervangt de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2007-2008.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 12 septembre 2007. Le Ministre de l’Emploi, P. VANVELTHOVEN

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007. De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

50193

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2007 — 3925

[C − 2007/12472]

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative aux facilités de travail pour les représentants des travailleurs dans le conseil d’entreprise et le Comité pour la prévention et la protection au travail et pour les délégués syndicaux (1)

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.


[C − 2007/12472]

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de werkingsfaciliteiten voor de werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad en het Comité voor preventie en bescherming op het werk en voor de vakbondsafgevaardigden (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.



Vu la demande de la Commission paritaire des métaux non-ferreux


Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons :


Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative aux facilités de travail pour les représentants des travailleurs dans le conseil d’entreprise et le Comité pour la prévention et la protection au travail et pour les délégués syndicaux.

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de werkingsfaciliteiten voor de werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad en het Comité voor preventie en bescherming op het werk en voor de vakbondsafgevaardigden.




ALBERT


ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :



Notes

Nota’s



Annexe

Bijlage





Facilités de travail pour les représentants des travailleurs dans le conseil d’entreprise et le Comité pour la prévention et la protection au travail et pour les délégués syndicaux (Convention enregistrée le 3 mai 2007 sous le numéro 82721/CO/105)

Werkingsfaciliteiten voor de werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad en het Comité voor preventie en bescherming op het werk en voor de vakbondsafgevaardigden (Overeenkomst geregistreerd op 3 mei 2007 onder het nummer 82721/CO/105

Article 1er. La présente convention collective de travail est applicable aux entreprises ressortissant à la Commission paritaire des métaux non-ferreux ainsi qu’aux ouvriers qu’elles occupent.




50194


Art. 2. Vu les nouvelles évolutions technologiques, au sein des entreprises, les facilités de travail (telles qu’ordinateur, télécopie, internet) sont mises à la disposition des représentants des travailleurs élus au conseil d’entreprise et au comité pour la prévention et la protection au travail et des délégués syndicaux, aux conditions suivantes :

Art. 2. Gezien de nieuwe technologische evoluties worden binnen de ondernemingen de werkingsfaciliteiten (bijvoorbeeld computer, fax, internet) ter beschikking gesteld voor de verkozen werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk en voor de vakbondsafgevaardigden, onder de volgende voorwaarden :

— les organisations syndicales garantissent à l’employeur un droit de contrôle sur l’utilisation et l’abus de ces facilités;

— door de syndicale organisaties wordt een controlerecht voor de werkgever gewaarborgd op het gebruik en misbruik van deze faciliteiten;

— les facilités doivent déjà être présentes dans les entreprises. La disposition du présent article ne peut représenter un investissement particulier pour l’entreprise;

— de faciliteiten moeten reeds aanwezig zijn in de ondernemingen. De bepaling in dit artikel mag geen bijzondere investering inhouden voor de onderneming;

— les droits et obligations afférents à l’utilisation de ces facilités sont identiques à ceux des autres utilisateurs au sein de l’entreprise,

— de rechten en verplichtingen voor het gebruik van deze faciliteiten zijn dezelfde als voor de andere gebruikers in de onderneming;

— les conventions collectives de travail sectorielles et d’entreprise existantes relatives au statut de la délégation syndicale et la législation relative aux conseils d’entreprise et aux comités pour la prévention et la protection au travail demeurent intégralement d’application. Ceci implique entre autres que les communications adressées au personnel par la voie électronique doivent être préalablement soumises à la direction.

— de bestaande sectorale en ondernemingscollectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging en de wetgeving betreffende de ondernemingsraden en de comités voor preventie en bescherming op het werk blijven onverkort van toepassing. Dit houdt onder andere in dat de mededelingen die via elektronische weg aan het personeel worden gericht vooraf aan de directie worden voorgelegd.

S’il s’avère que cette disposition entraîne des abus, la partie la plus diligente peut remettre la question en discussion au niveau de la commission paritaire.

Indien blijkt dat deze regeling tot misbruiken leidt kan de meest gerede partij deze opnieuw bespreekbaar maken op het niveau van het paritair comité.

Art. 3. A la fin de la durée de validité de la présente convention collective de travail les organisations représentées au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux évaluent son objet.

Art. 3. Bij het einde van de geldigheid van deze collectieve arbeidsovereenkomst evalueren de in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen vertegenwoordigde organisaties het voorwerp ervan.

Art. 4. La présente convention produit ses effets le 1er janvier 2007 et cesse d’être en vigueur le 31 décembre 2008.

Art. 4. Deze overeenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007 en treedt buiten werking op 31 december 2008.

Elle remplace les dispositions du chapitre XII, section 2 de la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux relative au protocole d’accord sectoriel 2007 - 2008.

Zij vervangt de bepalingen van hoofdstuk XII, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2007 - 2008.





*

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI, TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE F. 2007 — 3926

[C − 2007/12476]

12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à la sécurité d’emploi (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.


[C − 2007/12476]

12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de werkzekerheid (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.





Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 17 avril 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux, relative à la sécurité d’emploi.

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende de werkzekerheid.


ALBERT


ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :




50195


Annexe

Bijlage





Sécurité d’emploi

Werkzekerheid

(Convention enregistrée le 3 mai 2007 sous le numéro 82723/CO/105) Article 1er. La présente convention collective de travail s’applique aux entreprises ressortissant à la Commission paritaire des métaux non-ferreux ainsi qu’aux ouvriers qu’elles occupent.

(Overeenkomst geregistreerd op 3 mei 2007 onder het nummer 82723/CO/105) Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de non-ferro metalen en op de werklieden die zij tewerkstellen. Onder « werklieden » wordt verstaan : de werklieden en de werksters. Art. 2. De werkgevers verbinden zich ertoe om tijdens de duur van deze overeenkomst niet over te gaan tot ontslag om economische redenen vooraleer maximaal gebruik te maken van tewerkstellingsbehoudende maatregelen, waaronder tijdelijke werkloosheid, deeltijdse arbeid, oplossingen in het licht van een verruimde mobiliteit binnen de onderneming of tussen uitbatingszetels ervan en herklasseringsbegeleiding, gekoppeld aan inspanningen op het vlak van beroepsopleiding. Voor de met ontslag bedreigde werklieden zal prioritair naar tewerkstellingsbehoudende maatregelen worden gezocht. De ondertekenende partijen bevelen de ondernemingen en de werklieden aan om gebruik te maken van vorming en bijscholing van oudere werknemers zowel in het raam van de tewerkstellingsbehoudende maatregelen als ter verhoging van hun participatiegraad op de arbeidsmarkt. Art. 3. Opdat de tewerkstellingsbehoudende maatregelen vernoemd in voorgaand artikel in de praktijk kunnen worden toegepast verbinden de werknemers zich ertoe bereid te zijn de noodzakelijke aanpassingen te bespreken of respectievelijk te aanvaarden. De ondertekende partijen onderstrepen hierbij het belang van de geografische, functionele en organisatorische mobiliteit. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor het realiseren van de doelstelling, zijnde de tewerkstelling zo maximaal mogelijk te behouden. Art. 4. § 1. Wanneer ondanks het bepaalde in de artikelen 2 en 3 deze maatregelen onvoldoende zijn om aan het tewerkstellingsprobleem het hoofd te bieden, of, wanneer zich onvoorziene omstandigheden voordoen waardoor de tewerkstellingsbehoudende maatregelen sociaaleconomisch onhoudbaar worden en de werkgever het voornemen heeft over te gaan tot meervoudig ontslag, wordt, vooraleer over te gaan tot ontslag, de volgende procedure nageleefd : 1. de werkgever licht voorafgaandelijk de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie, of bij ontstentenis de betrokken werklieden, schriftelijk in; 2. binnen de 15 kalenderdagen dienen de partijen op ondernemingsvlak besprekingen te starten over de maatregelen die kunnen genomen worden, alsook de sociale begeleiding ervan. Deze sociale begeleiding kan onder meer betrekking hebben op financiële tegemoetkomingen, brugpensioen en outplacement.

Par « ouvriers » on entend: les ouvriers et les ouvrières. Art. 2. Les employeurs s’engagent à ne pas procéder à des licenciements pour des raisons économiques pendant la durée de la présente convention, avant de faire en premier lieu usage maximal de mesures de maintien de l’emploi, dont le chômage temporaire, le travail à temps partiel, des solutions dans le cadre d’une mobilité élargie à l’intérieur de l’entreprise ou entre ses sièges d’exploitation ainsi que l’accompagnement de reclassement, liées à des efforts de formation professionnelle. Pour les ouvriers menacés de licenciement, des mesures de maintien de l’emploi sont recherchées de manière prioritaire. Les parties signataires recommandent aux entreprises et aux ouvriers d’utiliser la formation et le perfectionnement des travailleurs âgés tant dans le cadre des mesures de maintien de l’emploi que pour l’augmentation du taux de participation au marché du travail. Art. 3. Afin que les mesures de maintien de l’emploi citées dans le précédent article puissent être concrètement mises en œuvre, les travailleurs s’engagent à être disposés à discuter, ou respectivement à accepter, les adaptations nécessaires. Les parties signataires soulignent l’importance de la mobilité géographique, fonctionnelle et organisationnelle. Il s’agit d’une condition essentielle pour réaliser l’objectif fixé, à savoir le maintien d’un emploi maximum. Art. 4. § 1er. Si les mesures visées aux articles 2 et 3 sont insuffisantes pour faire face au problème d’emploi, ou, en cas de circonstances imprévisibles rendant les mesures de maintien de l’emploi intenables sur le plan socio-économique et si l’employeur a l’intention de procéder à des licenciements multiples, il convient de respecter la procédure suivante avant de procéder au licenciement : 1. l’employeur avertit préalablement par écrit le conseil d’entreprise, ou à défaut, la délégation syndicale, ou à défaut, les ouvriers concernés; 2. dans un délai de 15 jours civils, les parties doivent engager des discussions au niveau de l’entreprise sur les mesures qui peuvent être prises ainsi que sur leur accompagnement social. Cet accompagnement social peut notamment concerner les interventions financières, la prépension et l’outplacement.

50196


Les parties signataires soulignent de faç on explicite l’importance de l’outplacement pour tous. 3. si la concertation n’aboutit pas à un accord, la partie la plus diligente fait appel au bureau de conciliation dans les 8 jours civils qui suivent la constatation d’un non-accord au niveau de l’entreprise; 4. s’il n’y a pas de conseil d’entreprise ou de délégation syndicale dans l’entreprise, la même procédure de concertation peut être entamée à l’initiative des organisations syndicales dans les 15 jours civils qui suivent l’information des ouvriers. § 2. Outre le préavis, l’employeur qui ne remplit pas ses obligations sera tenu de payer une indemnité à l’ouvrier en question en cas de non respect de la procédure prévue au § 1er. Cette indemnité est égale à l’indemnité qui est due en cas de licenciement abusif. En cas de litige, il est fait appel au bureau de conciliation à la demande de la partie la plus diligente. L’absence d’un employeur à une réunion du bureau de conciliation ainsi que le non respect de la recommandation unanime de celui-ci sont considérés comme un non respect de la procédure. § 3. Dans le présent article, il faut entendre par « licenciements multiples »: les licenciements pour des raisons économiques qui au cours d’une période de 60 jours civils, touchent un nombre d’ouvriers qui représente au moins 10 p.c. de l’effectif ouvrier moyen au cours de l’année civile qui précède les licenciements, avec un minimum de 3 ouvriers pour les entreprises occupant moins de 30 ouvriers. Les licenciements en raison de fermeture tombent également sous l’application de cette définition. Art. 5. Les dispositions susmentionnées n’ont pas trait à des licenciements individuels pour des raisons qui sont à imputer au travailleur et à la résiliation de contrats de travail dans le cadre de la prépension conventionnelle. Art. 6. La présente convention collective de travail produit ses effets le 1er janvier 2007 et cesse d’être en vigueur le 31 décembre 2008. Elle remplace les dispositions du chapitre V de la convention collective de travail du 17 avril 2007, conclue au sein de la Commission paritaire des métaux non-ferreux relative au protocole d’accord sectoriel 2007 - 2008. Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 12 septembre 2007.

De ondertekenende partijen wensen hierbij expliciet het belang van outplacement voor iedereen te benadrukken. 3. indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de 8 kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak een beroep gedaan op het verzoeningsbureau op initiatief van de meest gerede partij; 4. indien er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie bestaat in de onderneming, kan, binnen de 15 kalenderdagen na de informatie aan de werklieden, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties. § 2. Onverminderd de opzeg dient de in gebreke zijnde werkgever bij niet-naleving van de procedure bepaald in § 1 aan de betrokken werkman een schadevergoeding te betalen. Deze schadevergoeding is gelijk aan de vergoeding willekeurig ontslag. Ingeval van betwisting wordt een beroep gedaan op het verzoeningsbureau op verzoek van de meest gerede partij. De afwezigheid van een werkgever op de bijeenkomst van het verzoeningsbureau alsook de niet-naleving van hun eenparige aanbeveling, worden beschouwd als een niet naleving van de procedure. § 3. In dit artikel wordt onder « meervoudig ontslagen » begrepen: de ontslagen om economische redenen die in de loop van een periode van 60 kalenderdagen een aantal werklieden treffen dat tenminste 10 pct. bedraagt van het gemiddelde werkliedenbestand van het kalenderjaar dat de ontslagen voorafgaat, met een minimum van 3 werklieden voor ondernemingen met minder dan 30 werklieden. Ook ontslag ingevolge sluiting valt onder de toepassing van deze definitie. Art. 5. De hierboven vermelde bepalingen hebben geen betrekking op individuele ontslagen om redenen te wijten aan de werknemer en op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in het raam van het conventioneel brugpensioen. Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007 en treedt buiten werking op 31 december 2008. Zij vervangt de bepalingen van hoofdstuk V van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de non-ferro metalen, betreffende het protocol van sectoraal akkoord 2007 - 2008. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007.





F. 2007 — 3927 [C − 2007/12452] 12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention collective de travail du 7 juin 2007, conclue au sein de la Sous-commission paritaire de la fabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement, concernant le crédittemps (1)

N. 2007 — 3927 [C − 2007/12452] 12 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen, betreffende het tijdskrediet (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28; Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen; Op de voordracht van Onze Minister van Werk,

Vu la demande de la Sous-commission paritaire de la fabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement; Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi, Nous avons arrêté et arrêtons : er

Article 1 . Est rendue obligatoire la convention collective de travail du 7 juin 2007, reprise en annexe, conclue au sein de la Souscommission paritaire de la fabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement, concernant le crédit-temps.

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen, betreffende het tijdskrediet.



ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :




50197


Annexe

Bijlage

Sous-commission paritaire de la fabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement

Paritair Subcomité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen

Convention collective de travail du 7 juin 2007

Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2007

Crédit-temps

Tijdskrediet

(Convention enregistrée le 26 juin 2007 sous le numéro 83484/CO/120.03)

(Overeenkomst geregistreerd op 26 juni 2007 onder het nummer 83484/CO/120.03)

Article 1er. La présente convention collective de travail s’applique aux employeurs et aux ouvriers et ouvrières, appelés ci-après « ouvriers », des entreprises qui ressortissent à la Sous-commission paritaire de la fabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement.

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters, hierna « werklieden » genoemd, van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen ressorteren.

Art. 2. A partir du 1er janvier 2007, la convention collective de travail n° 77bis du 14 février 2001 conclue au sein du Conseil national du travail instaurant un système de crédit-temps, de diminution de carrière et de réduction des prestations de travail à mi-temps, modifiée par les conventions collectives de travail n° 77ter du 11 juillet 2002 et n° 77quater du 30 mars 2007 est appliquée dans le secteur de la fabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement.

Art. 2. Met ingang van 1 januari 2007 wordt in de sector voor het vervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 14 februari 2001, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77ter van 11 juli 2002 en nr. 77quater van 30 maart 2007, ingevoerd.

Art. 3. En exécution de l’article 3, § 2 de la convention collective de travail n° 77bis, la durée de l’exercice du droit au crédit-temps est portée de 1 an à 5 ans sur l’ensemble de la carrière.

Art. 3. In uitvoering van artikel 3, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 5 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

En exécution de l’article 15, § 7 de la convention collective de travail n° 77bis, les parties conviennent de ne pas modifier le seuil de 5 p.c. dont il est question à l’article 15, § 1er.

In uitvoering van artikel 15, § 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis komen de partijen overeen de drempel van 5 pct., waarvan sprake in artikel 15, § 1, niet te wijzigen.

Les ouvriers âgés de 50 ans ou plus ne sont pas pris en compte pour la détermination des 5 p.c. et disposent donc d’un droit sans réserve pour la prise d’un crédit-temps.

De arbeiders die de leeftijd van 50 jaar of ouder hebben bereikt worden niet meegerekend voor de bepaling van de 5 pct. en beschikken dus over een onbeperkt recht op het nemen van tijdskrediet.

Le seuil de 5 p.c. ne constitue aucun obstacle pour les 50 ans et plus de pouvoir faire appel à l’article 9, § 1er de la convention collective de travail n° 77bis du Conseil national du travail.

Deze drempel van 5 pct. vormt geen beletsel voor de 50 plussers om een beroep te doen op artikel 9, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad.

Art. 4. Les parties conviennent, en ce qui concerne le nouveau régime de primes d’encouragement flamandes qui entre en vigueur à partir du 1er janvier 2005, d’appliquer la mesure relative au crédit de soin, la mesure pour les entreprises en difficultés ou en restructuration, ainsi que la mesure relative au crédit de formation.

Art. 4. De partijen komen overeen om met betrekking tot het nieuwe stelsel van de Vlaamse aanmoedigingspremies dat voorzien wordt met ingang van 1 januari 2005, de maatregel van het zorgkrediet, de maatregel voor de ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering, evenals de maatregel inzake opleidingskrediet toe te passen.

Art. 5. La présente convention collective de travail entre en vigueur le 1er janvier 2007 et cesse d’être en vigueur le 31 décembre 2008.

Art. 5. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2008.



Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007. De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

50198

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

F. 2007 — 3928 [C − 2007/09821] 19 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté royal fixant les modalités des élections des chefs de corps siègeant dans le collège d’évaluation et le nombre de suppléants de chaque catégorie de membres du collège d’évaluation visés à l’article 259undecies du Code judiciaire

N. 2007 — 3928 [C − 2007/09821] 19 SEPTEMBER 2007. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels inzake de verkiezingen van de korpschefs zetelend in het evaluatiecollege en van het aantal plaatsvervangers van iedere categorie van leden van het evaluatiecollege bedoeld in artikel 259undecies van het Gerechtelijk Wetboek

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu l’article 259undecies, § 3, du Code judiciaire inséré par la loi du 18 décembre 2006 modifiant les articles 80, 259quater, 259quinquies, 259nonies, 259decies, 259undecies, 323bis, 340, 341, 346 et 359 du Code judiciaire, rétablissant dans celui-ci l’article 324 et modifiant les articles 43 et 43quater de la loi du 15 juin 1935 concernant l’emploi des langues en matière judiciaire;

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op artikel 259undecies, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 december 2006 tot wijziging van de artikelen 80, 259quater, 259quinquies, 259nonies, 259decies, 259undecies, 323bis, 340, 341, 346 en 359 van het Gerechtelijk Wetboek, tot herstel in dit Wetboek van artikel 324 en tot wijziging van de artikelen 43 en 43quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juni 2007; Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 1 augustus 2007; Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat in september 2007 moet worden gestart met de voorbereiding van de verkiezingen van de korpschefs opdat, conform de overgangsbepalingen, de lijsten van de verkiesbare korpschefs en van de kiezers uiterlijk op 1 oktober 2007 aan alle korpschefs zouden kunnen worden bezorgd; Gelet op advies 43.572/2/V van de Raad van State, gegeven op 10 september 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances donné le 13 juin 2007; Vu l’accord de Notre Ministre du Budget donné le 1er août 2007; Vu l’urgence motivée par le fait que les opérations préparatoires aux élections des chefs de corps doivent être entamées en septembre 2007 afin que, conformément aux dispositions transitoires, les listes des chefs de corps éligibles et des votants puissent être envoyées à tous les chefs de corps au plus tard le 1er octobre 2007; Vu l’avis 43.572/2/V du Conseil d’Etat donné le 10 septembre 2007 en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 2°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; Sur la proposition de Notre Ministre de la Justice, Nous avons arrêté et arrêtons : CHAPITRE Ier. — Des suppléants Article 1er. Dans chaque chambre du collège d’évaluation sont désignés comme suppléants de la même manière que les membres effectifs :

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. — Plaatsvervangers Artikel 1. In iedere kamer van het evaluatiecollege worden op dezelfde wijze als de effectieve leden als plaatsvervangers aangewezen :

— quatre chefs de corps du siège;

— vier korpschefs van de zittende magistratuur;

— quatre chefs de corps du ministère public;

— vier korpschefs van het openbaar ministerie;

— deux magistrats membres de la commission d’avis et d’enquête du Conseil supérieur de la justice;

— twee magistraten die lid zijn van de Advies- en Onderzoekscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie;

— un magistrat de la Cour des comptes;

— een magistraat van het Rekenhof;

— un spécialiste des ressources humaines.

— een specialist in human resources.

Art. 2. Un membre effectif, visé à l’article 259undecies, § 3, alinéa 7, du Code judiciaire est remplacé d’office pour la durée restante du mandat en cours par le suppléant de la même catégorie ayant obtenu le plus de voix.

Art. 2. Een effectief lid, bedoeld in artikel 259undecies, § 3, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt voor de resterende duur van het lopende mandaat ambtshalve vervangen door de plaatsvervanger van dezelfde categorie die de meeste stemmen heeft behaald.

CHAPITRE II. — De la procédure de désignation des chefs de corps siégeant dans le collège d’évaluation

HOOFDSTUK II. — Procedure tot aanwijzing van de korpschefs zetelend in het evaluatiecollege

Section Ire — Des opérations antérieures au vote

Afdeling I. — Verrichtingen die aan de stemming voorafgaan

Art. 3. Au plus tard huit mois avant la fin des mandats, sont établies par rôle linguistique :

Art. 3. Uiterlijk acht maanden voor de einddatum van de mandaten worden opgesteld per taalrol :

— une liste provisoire des chefs de corps éligibles du ministère public;

— een voorlopige lijst van de verkiesbare korpschefs van het openbaar ministerie;

— une liste provisoire des chefs de corps éligibles du siège.

— een voorlopige lijst van de verkiesbare korpschefs van de zittende magistratuur.

Sont omis d’office des listes provisoires des magistrats éligibles les chefs de corps :

Worden ambtshalve weggelaten van de voorlopige lijsten van de verkiesbare magistraten, de korpschefs :

— qui à la date d’expiration des mandats des membres du collège d’évaluation, sont éloignés de moins de 4 ans de la limite d’âge visée à l’article 383, § 1er, du Code judiciaire;

— die op de einddatum van het mandaat van lid van het evaluatiecollege minder dan vier jaar verwijderd zijn van de leeftijdsgrens bedoeld in artikel 383, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek;

— dont le mandat en cours, non renouvelable, expire avant la date d’expiration des mandats des membres du collège d’évaluation ou dont le mandat en cours, non renouvelable, expire dans les trois mois qui suivent la date d’expiration des mandats des membres du collège;

— van wie het lopende en niet hernieuwbare mandaat eindigt voor de einddatum van het mandaat van lid van het evaluatiecollege of van wie het lopende en niet hernieuwbare mandaat eindigt binnen drie maanden te rekenen van de einddatum van het mandaat van lid van het college;

— qui ont mis leur mandat anticipativement à disposition ou qui sont désignés pour exercer une mission emportant perte du mandat de chef de corps avant la date d’expiration des mandats des membres du collège d’évaluation.

— die hun mandaat vervroegd ter beschikking hebben gesteld of die zijn belast met een opdracht die leidt tot het verlies van het mandaat van korpschef voor de einddatum van het mandaat van lid van het evaluatiecollege.


50199

Le magistrat visé à l’article 259quater, § 6, du Code judiciaire qui remplace un chef de corps empêché sur base de l’article 319 du Code judiciaire est éligible sauf s’il tombe sous le champ d’application de l’alinéa 2.

De magistraat bedoeld in artikel 259quater, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek die een op grond van artikel 319 van het Gerechtelijk Wetboek verhinderd magistraat vervangt, is verkiesbaar tenzij het bepaalde in het tweede lid op hem van toepassing is.

La liste mentionne pour chaque chef de corps, son nom et prénoms, son sexe, sa date de naissance, sa qualité et la date du terme normal du mandat en cours.

De lijst vermeldt de naam, de voornamen, het geslacht, de geboortedatum, de hoedanigheid en de normale einddatum van het lopende mandaat van iedere korpschef.

Art. 4. Au plus tard huit mois avant la fin des mandats, sont également établies par rôle linguistique :

Art. 4. Uiterlijk acht maanden voor de einddatum van de mandaten worden tevens opgesteld per taalrol :

— une liste provisoire des électeurs chefs de corps du ministère public;

— een voorlopige lijst van de kiezers die korpschef zijn van het openbaar ministerie;

— une liste provisoire des électeurs chefs de corps du siège.

— een voorlopige lijst van de kiezers die korpschef zijn van de zittende magistratuur.

La liste mentionne pour chaque chef de corps, ses nom et prénoms, son sexe, sa date de naissance, sa qualité et la date du terme normal du mandat en cours.

De lijst vermeldt de naam, de voornamen, het geslacht, de geboortedatum, de hoedanigheid en de normale einddatum van het lopende mandaat van iedere korpschef.

Le magistrat visé à l’article 259quater, § 6, du Code judiciaire qui remplace un chef de corps empêché sur base de l’article 319 du Code judiciaire a droit de vote.

De magistraat bedoeld in artikel 259quater, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek die een op grond van artikel 319 van het Gerechtelijk Wetboek verhinderde magistraat vervangt, heeft stemrecht.

Art. 5. Le Ministre de la Justice ou son délégué adresse à chaque chef de corps en fonction, au plus tard à la fin du huitième mois avant la date d’expiration des mandats des membres du collège d’évaluation, la liste provisoire des chefs de corps éligibles de sa catégorie et la liste provisoire des électeurs de sa catégorie.

Art. 5. Uiterlijk voor het einde van de achtste maand voor de einddatum van het mandaat van lid van het evaluatiecollege bezorgt de Minister van Justitie of diens afgevaardigde aan iedere in functie zijnde korpschef de voorlopige lijst van de verkiesbare korpschefs van zijn categorie, alsmede de voorlopige lijst van de kiezers van zijn categorie.

Art. 6. Sous peine d’irrecevabilité, les réclamations doivent être adressées par courrier ordinaire au Ministre de la Justice ou à son délégué, dans les 30 jours calendrier qui suivent la date d’envoi de la liste.

Art. 6. De bezwaren moeten op straffe van onontvankelijkheid bij gewone brief worden bezorgd aan de Minister van Justitie of diens afgevaardigde, binnen de 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de verzendingsdatum van de lijst.

Le chef de corps précise si la réclamation porte sur la liste des votants, des magistrats éligibles ou sur les deux.

De korpschef vermeldt of het bezwaar betrekking heeft op de lijst van de kiezers, op de lijst van de verkiesbare magistraten of op beide lijsten.

Les réclamations sont examinées par le Ministre de la Justice ou son délégué.

De Minister van Justitie of diens afgevaardigde onderzoekt de bezwaren.

Ceux qui ont introduit une réclamation sont informés dans le mois par courrier ordinaire de la décision du Ministre de la Justice ou de son délégué.

Zij die een bezwaar hebben ingediend worden binnen een maand bij gewone brief op de hoogte gebracht van de beslissing van de Minister van Justitie of diens afgevaardigde.

Art. 7. Les listes définitives sont établies au plus tard quatre mois avant la date d’expiration des mandats.

Art. 7. De definitieve lijsten worden uiterlijk vier maanden voor de einddatum van de mandaten opgesteld.

Sont omis d’office des listes définitives ceux qui sont décédé, ont démissionné, ceux qui ont été démis d’office, révoqué ou destitué entre la date d’établissement de la liste provisoire et la date d’établissement de la liste définitive.

Worden ambtshalve weggelaten van de definitieve lijsten zij die overleden zijn, ontslag hebben genomen, ambtshalve ontslagen zijn, afgezet of ontzet zijn tussen de datum van de opmaak van de voorlopige lijst en de datum van de opmaak van de definitieve lijst.

Les chefs de corps qui n’ont pas demandé le renouvellement de leur mandat conformément à l’article 259quater,§ 3bis, du Code judiciaire et dont le mandat en cours renouvelable prend fin avant la date d’expiration des mandats de membre du collège d’évaluation ou dont le mandat en cours renouvelable prend fin dans les trois mois suivant la fin des mandats de membre du collège d’évaluation sont omis d’office des listes définitives.

De korpschefs van wie het lopende en hernieuwbare mandaat eindigt voor de einddatum van het mandaat van lid van het evaluatiecollege of van wie het lopende en hernieuwbare mandaat eindigt binnen de drie maanden te rekenen van de einddatum van het mandaat van lid van het college en die geen verlenging hebben aangevraagd van hun mandaat overeenkomstig artikel 259quater,§ 3bis, van het Gerechtelijk Wetboek, worden ambtshalve weggelaten van de definitieve lijsten van verkiesbare magistraten.

Les chef de corps qui ont prêté serment entre la date d’établissement des listes provisoires et la date d’établissement des listes définitives sont ajoutés sur les listes définitives.

De korpschefs die de eed aflegden tussen de datum van de opmaak van de voorlopige lijsten en de datum van opmaak van de definitieve lijsten worden toegevoegd aan de definitieve lijsten.

Section II. — Du bulletin de vote

Afdeling II. — Stembiljet

Art. 8. Pour chaque catégorie visée à l’article 3, un bulletin de vote est établi sur base des listes définitives.

Art. 8. Voor iedere categorie bedoeld in artikel 3 wordt op grond van de definitieve lijsten een stembiljet opgesteld.

Chaque chef de corps repris sur une liste définitive y est inscrit d’office à la fois dans une colonne « membre effectif » et dans une colonne « membre suppléant » avec mention de ses nom et prénoms, son sexe, sa date de naissance, sa qualité et la date du terme normal du mandat en cours.

Elke in een definitieve lijst vermelde korpschef wordt ambtshalve zowel opgenomen in de kolom « effectief lid » als in de kolom « plaatsvervangend lid », met vermelding van zijn naam, voornamen, geslacht, geboortedatum, hoedanigheid en normale einddatum van het lopende mandaat.

Art. 9. Le bulletin de vote est établi conformément au modèle joint en annexe 1 sur papier blanc.

Art. 9. Het stembiljet wordt opgesteld op wit papier, overeenkomstig het model dat als bijlage 1 gaat.

En face de chaque nom et prénom(s), du sexe, de la qualité, de la date de naissance et de la date du terme normal du mandat en cours, figure une case. Les cases sont noires et contiennent en leur centre une pastille de la même couleur que le papier. L’emploi de tout autre bulletin de vote est interdit.

Naast iedere naam en voorna(a)m(en), geslacht, hoedanigheid, geboortedatum en normale einddatum van het lopende mandaat staat een stemvak. De stemvakken zijn zwart met in het midden een stip van dezelfde kleur als het papier. Het is verboden enig ander stembiljet te gebruiken.

Art. 10. Au plus tard le troisième mois avant la date d’expiration des mandats de membre du collège, deux bulletins de vote ad hoc estampillés et un formulaire d’attestation de vote, conforme à l’annexe 2, sont adressés par courrier à chaque électeur accompagnés de deux enveloppes.

Art. 10. Uiterlijk de derde maand voor de einddatum van het mandaat van lid van het college worden twee afgestempelde ad-hocstembiljetten en een formulier waaruit blijkt dat is gestemd, zoals opgenomen in bijlage 2, vergezeld van twee omslagen, bij brief aan elke kiezer bezorgd.

50200

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Section III. — Du vote

Art. 11. Le vote est secret. Le vote par procuration est exclu.

Afdeling III. — Stemming Art. 11. De stemming is geheim. Stemmen bij volmacht is uitgesloten.

Art. 12. Pour être valable, l’électeur doit voter pour deux membres effectifs et deux suppléants sur un même bulletin.

Art. 12. Om geldig te zijn moet de kiezer op hetzelfde stembiljet stemmen voor twee effectieve en voor twee plaatsvervangende leden.

Art. 13. L’électeur remplit la case située à la suite du nom des chefs de corps auxquels il souhaite apporter sa voix.

Art. 13. De kiezer brengt een stem uit in het stemvak naast de naam van de korpschefs waarop hij wenst te stemmen.

Art. 14. Il n’est fait usage du second bulletin visé à l’article 10 que si l’électeur détériore le bulletin de vote reç u ou s’il se trompe.

Art. 14. Van het tweede stembiljet bedoeld in artikel 10 wordt enkel gebruik gemaakt als de kiezer het ontvangen stembiljet beschadigt of zich vergist.

Art. 15. L’électeur met son bulletin de vote dans l’enveloppe blanche fermée sans aucune mention.

Art. 15. De kiezer schuift zijn stembiljet in de gesloten witte omslag waarop geen enkele vermelding is aangebracht.

L’enveloppe contenant le vote est glissée dans l’enveloppe de couleur adressée par courrier ordinaire au Ministre de la Justice ou son délégué au plus tard deux mois avant la date d’expiration des mandats des membres du collège d’évaluation. Cette seconde enveloppe contient également l’attestation de vote visée à l’article 10 signée par le chef de corps.

De omslag met het kiesbiljet wordt in de gekleurde omslag geschoven die per gewone post aan de Minister van Justitie of diens afgevaardigde wordt bezorgd uiterlijk twee maanden voor de einddatum van het mandaat van lid van het evaluatiecollege. Deze tweede omslag bevat tevens het in artikel 10 bedoelde en door de korpschef ondertekende formulier waaruit blijkt dat is gestemd.

Section IV. — Du dépouillement

Afdeling IV. — Stemopneming

Art. 16. Le bureau de dépouillement est composé du président du comité de direction du SPF Justice, qui préside, d’un membre du personnel néerlandophone et d’un membre du personnel francophone du SPF Justice, désignés par lui.

Art. 16. Het stemopnemingsbureau bestaat uit de voorzitter van het Directiecomité van de FOD Justitie, die tevens dit bureau voorzit, een Nederlandstalig en een Franstalig personeelslid van de FOD Justitie, aangewezen door eerstgenoemde.

Le dépouillement a lieu au plus tard un mois avant la date d’expiration des mandats.

De stemopneming heeft uiterlijk een maand voor de einddatum van de mandaten plaats.

Art. 17. Sont nuls :

Art. 17. Ongeldig zijn :

1. tous les bulletins de vote autres que ceux adressés aux électeurs;

1. alle andere stembiljetten dan die welke aan de kiezers zijn bezorgd;

2. les bulletins de vote dans lesquels les votes ne sont pas exprimés de la faç on prévue à l’article 12;

2. de stembiljetten waarop niet is gestemd zoals bepaald in artikel 12;

3. les bulletins de vote dont la forme ou les dimensions ont été altérées, qui contiennent un papier ou un objet quelconque ou qui contiennent un signe, une rature, une marque ou des mots non autorisés par le présent arrêté royal;

3. de stembiljetten waarvan de vorm of de afmetingen veranderd zijn, die binnenin een papier of enig voorwerp bevatten of waarop een teken, een doorhaling, een merk of woorden die niet bij dit koninklijk besluit geoorloofd zijn, is aangebracht;

4. les bulletins de vote transmis dans une enveloppe ouverte ou sur laquelle figure des mentions permettant l’identification du votant.

4. de stembiljetten overgezonden in een open omslag of in een omslag die vermeldingen bevat waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.

Art. 18. Les chefs de corps sont avisés du jour, de l’heure et du lieu du dépouillement. Ils sont libres d’y assister.

Art. 18. De korpschefs worden op de hoogte gebracht van de dag, het uur en de plaats van de stemopneming. Het staat hen vrij daarbij aanwezig te zijn.

Art. 19. Le bureau de dépouillement décide à la majorité des voix de la validité des bulletins douteux.

Art. 19. Het stemopnemingsbureau beslist bij meerderheid van stemmen over de geldigheid van twijfelachtige stembiljetten.

Les bulletins nuls sont paraphés par le bureau de dépouillement.

De ongeldige stembiljetten worden geparafeerd door het stemopnemingsbureau.

Art. 20. Le bureau de dépouillement fixe par groupe linguistique et par catégorie, le nombre total des bulletins valables, celui des bulletins blancs et nuls, le nombre de chefs de corps n’ayant pas transmis d’enveloppe ainsi que le nombre des suffrages obtenus par chaque candidat.

Art. 20. Het stemopnemingsbureau bepaalt per taalgroep en per categorie het totale aantal geldige, blanco en ongeldige stembiljetten, het aantal korpschefs die de omslag niet hebben overgezonden, alsmede het aantal stemmen behaald door iedere kandidaat.

Tous les bulletins transmis, classés comme il est dit ci-dessus, sont placés sous des enveloppes distinctes, fermées et scellées.

Alle overgezonden stembiljetten die ingedeeld zijn zoals supra bepaald, worden in afzonderlijke omslagen geschoven, die gesloten en verzegeld worden.

Le résultat des opérations est inscrit au procès-verbal dont le modèle est joint en annexe 3.

Het resultaat van de verrichtingen wordt opgenomen in een proces-verbaal waarvan het model als bijlage 3 gaat.

Le procès-verbal est signé par les membres du bureau de dépouillement.

Het proces-verbaal wordt ondertekend door de leden van het stemopnemingsbureau.

Art. 21. Seront désignés pour sièger conformément à l’article 259undecies, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, les chefs de corps qui dans leur catégorie ont obtenu le plus de voix et qui exercent un mandat de chef de corps au moment de la désignation.

Art. 21. De korpschefs die in hun categorie de meeste stemmen behaald hebben en die een mandaat van korpschef uitoefenen op het ogenblik van de aanwijzing worden aangewezen om te zetelen overeenkomstig artikel 259undecies, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

La désignation comme effectif l’emporte sur la désignation comme suppléant.

De aanwijzing als effectief lid primeert op de aanwijzing als plaatsvervanger.


50201

HOOFDSTUK III. — Overgangsbepalingen

CHAPITRE III. — Dispositions transitoires

Art. 22. Voor de eerste verkiezingen :

Art. 22. Pour les premières élections : — les listes provisoires des chefs de corps éligibles et des votants visées à l’article 5 sont envoyées à tous les chefs de corps au plus tard le 1er octobre 2007;

— worden de voorlopige lijsten van de verkiesbare korpschefs en van de kiezers bedoeld in artikel 5 uiterlijk op 1 oktober 2007 aan alle korpschefs bezorgd;

— les réclamations visées à l’article 6 sont introduites par voie électronique dans les 15 jours calendrier de l’envoi des listes visées au 1er tiret à l’adresse suivante : kcverkiezingen2007ccé[email protected];

— worden de bezwaren bedoeld in artikel 6 via elektronische weg ingediend op volgend adres binnen veertien dagen te rekenen van de overzending van de in het eerste streepje bedoelde lijsten : kcverkiezingen2007-ccé[email protected];

— les listes définitives visées à l’article 7 sont établies au plus tard le 1er novembre 2007;

— worden de definitieve lijsten bedoeld in artikel 7 uiterlijk op 1 november 2007 opgesteld;

— les bulletins de vote sont transmis aux chefs de corps figurant sur la liste définitive des électeurs au plus tard le 1er novembre 2007;

— worden de stembiljetten uiterlijk op 1 november 2007 overgezonden aan de korpschefs vermeld in de definitieve kiezerslijst;

— le dépouillement a lieu au plus tard le 15 décembre 2007.

— heeft de stemopneming uiterlijk op 15 december 2007 plaats.

Art. 23. La composition du collège d’évaluation qui entamera ses travaux le 1er janvier 2008 est publiée au Moniteur belge au plus tard le 31 décembre 2007.

Art. 23. De samenstelling van het evaluatiecollege dat zijn werkzaamheden aanvat op 1 januari 2008 wordt uiterlijk op 31 december 2007 bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 24. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.

Art. 24. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 25. Notre Ministre de la Justice est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 25. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.


Gegeven te Brussel, 19 september 2007,

ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :

La Ministre de la Justice, Mme. L. ONKELINX

De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

Vu pour être annexé à Notre arrêté du 19 septembre 2007.

ALBERT Par le Roi : La Ministre de la Justice, Mme L. ONKELINX

50202

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 2 Attestation de vote à remplir par le chef de corps et à joindre à l’enveloppe scellée contenant le bulletin de vote Je soussigné (nom, prénom) ………………………. titulaire du mandat de ……………………….……… à ………….depuis le …. certifie sur l’honneur avoir rempli mes obligations de vote en application de l’article 259undecies du Code judiciaire et de l’arrêté du 19 septembre 2007 fixant les modalités des élections des chefs de corps siègeant dans le collège d’évaluation et le nombre de suppléants de chaque catégorie de membres du collège d’évaluation visés à l’article 259undecies du Code judiciaire. Signature Vu pour être annexé à Notre arrêté du 19 septembre 2007.


Annexe 3 PROCES-VERBAL DU BUREAU DE DEPOUILLEMENT DU COLLEGE ELECTORAL FRANCOPHONE POUR LE SIEGE (1)

(2)).

Le bureau de dépouillement du collège électoral francophone est composé de (2) : — Madame/Monsieur..............................., président.... — Madame/Monsieur................................... — Madame/Monsieur................................... Se présentent comme témoins (2) : — Madame/Monsieur.................................................... — Madame/Monsieur.................................................... — Madame/Monsieur.................................................... Les enveloppes contenant les bulletins de vote ont été ouvertes et ceux-ci ont été comptés (en présence des témoins

Le nombre total des bulletins de vote valables s’élève à …..........................…………………............. (3), celui des bulletins de vote blancs ou nuls à ……...................................... (3) Le nombre de chefs de corps n’ayant pas transmis d’enveloppe s’élève à …...........(3) : Le total des suffrages nominatifs par candidat titulaire s’élève à (4) : —............................................................................................................. —................................................................................................................ —.............................................................................................................. Le total des suffrages nominatifs par candidat suppléant s’élève à (4) : —................................................................................. —................................................................................ —................................................................................. Fait à................................. le.................................................... Signature des membres du bureau de dépouillement : Signature des témoins : Notes (1) Le même procès-verbal est imprimé pour le ministère public. (2) Biffer la mention inutile. (3) Nombres en lettres. (4) Classement alphabétique des candidats (nom de famille, prénom et qualité) pour lesquels un suffrage nominatif a été émis et mention du nombre de suffrages nominatifs en lettres. Vu pour être annexé à Notre arrêté du 19 septembre 2007.



Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 september 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage 2

Bewijs van kiesverrichting, in te vullen door de korpschef en te voegen bij de verzegelde brief van het stembiljet Ik, ondergetekende, (naam en voornaam) ………………………… mandaathouder van ….………….. ………. te ……………… sinds (datum) ……………………., verklaar onder ede de stemverplichtingen te hebben volbracht, in toepassing van artikel 259undecies Gerechtelijk Wetboek en van het Koninklijk besluit van … september 2007 tot vaststelling van de nadere regels inzake de verkiezing van de korpschefs Zetelend in het evaluatie college en van het aantal plaatsvervangers van iedere categorie van leden van het evaluatiecollege bedoeld in artikel 259undecies van het Gerechtelijk Wetboek. Aantekening Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 september 2007.


50203

50204

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 3 PROCES-VERBAAL VAN HET STEMOPNEMINGSBUREAU VAN HET NEDERLANDSTALIG KIESCOLLEGE VOOR DE ZETEL (1) Het stemopnemingsbureau is samengesteld uit (2) : — Mevrouw/De heer……..……, voorzitter — Mevrouw/De heer................. — Mevrouw/De heer… Als getuigen dienen zich aan : — Mevrouw/De heer................................................. — Mevrouw/De heer................................................. — Mevrouw/De heer................................................. De omslagen houdende de stembiljetten werden (in aanwezigheid van de getuigen (2)) geopend en geteld. Het totaal aantal geldige stembiljetten bedraagt ………........……(3) terwijl dit van de blanco en ongeldige stembiljetten bedraagt ………………............................... (3) Het aantal korpschefs die de omslag niet hebben overgezonden bedraagt : ………… (3) Het totaal aantal naamstemmen per kandidaat-titularis bedraagt (4) : …………………………………… ………………………………….. Het totaal aantal naamstemmen per kandidaat-plaatsvervanger bedraagt (4) : ………………………….. ………………………….. Gedaan te................................. op.................................................... Handtekening van de leden van het stemopnemingsbureau : Handtekening van de getuigen : Nota’s (1) Een zelfde proces-verbaal wordt gedrukt voor het openbaar ministerie. (2) Schrappen wat niet past. (3) Aantallen in letters. (4) Alfabetische rangschikking van de kandidaten (naam, voornaam en hoedanigheid) op wie een naamstem werd uitgebracht met vermelding van het aantal naamstemmen in letters. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 september 2007.


50205

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

F. 2007 — 3929 (2007 — 3836) [C − 2007/11488] 3 AOUT 2007. — Arrêté royal codifiant les lois-cadres relatives aux professions intellectuelles prestataires de services. — Erratum

N. 2007 — 3939 (2007 — 3836) [C − 2007/11488] 3 AUGUSTUS 2007. — Koninklijk besluit tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen. — Erratum

Au Moniteur belge n° 275 du 18 septembre 2007, 2ième édition, il y a lieu de remplacer dans le texte néerlandais à la page 49365 la date du « 30 augustus 2007 » par la date du « 3 augustus 2007 ».

In het Belgisch Staatsblad nr. 275 van 18 september 2007, tweede editie, dient in de Nederlandse tekst op bladzijde 49365 de datum « 30 augustus 2007 » te worden vervangen door de datum « 3 augustus 2007 ».

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

VLAAMSE OVERHEID N. 2007 — 3930

[C − 2007/36607]

19 JULI 2007. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging De Vlaamse Regering,

Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, gewijzigd en/of aangevuld bij de wet van 22 mei 1979 en de decreten van 23 december 1980, 5 april 1984, 28 juni 1985, 13 juli 1988, 20 december 1989, 12 december 1990, 21 december 1990, 25 juni 1992, 18 december 1992 en 22 december 1993;

Gelet op het decreet van 30 juni 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006, inzonderheid op artikel 35;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 1994 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 1993 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;

Gelet op het advies 43.080/3 van de Raad van State gegeven op 30 mei 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur en van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging; Besluit : Artikel 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2007 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging worden de woorden « en 18 december 1992 » vervangen door « 18 december 1992 en 22 december 1993 ». Art. 2. In artikel 2 van hetzelfde besluit van 13 juli 2007 wordt de bestaande tekst § 1 en wordt onverminderd vroegere bepalingen en louter ter verduidelijking een § 2 toegevoegd die luidt als volgt : « § 2 Elke heffingsplichtige die de toepassing vraagt van artikel 35quinquies, § 1 moet zelf zorgen voor de nodige meeten bemonsteringresultaten ».

50206

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 3. In artikel 3, § 1 van hetzelfde besluit van 13 juli 2007 worden de woorden : « De monsters voor contra – analyses moeten door het erkende laboratorium gedurende vijf werkdagen na het etmaal waarin bemonsterd werd, bewaard worden » . vervangen door : « De monsters en de monsters voor contra-analyses moeten door het erkende laboratorium elk etmaal afgehaald worden. De monsters voor contra-analyse moeten op het exploitatie-adres van het laboratorium dat de monsterneming uitvoert gedurende vijf werkdagen bewaard worden na het etmaal waarin bemonsterd werd ». Art. 4. In artikel 3, § 6 van hetzelfde besluit van 13 juli 2007 worden de woorden « in deze paragraaf » vervangen door « in dit artikel ». Art. 5. In artikel 5 van hetzelfde besluit van 13 juli 2007 wordt de bestaande tekst § 1 en wordt onverminderd vroegere bepalingen en louter ter verduidelijking een § 2 toegevoegd die luidt als volgt : « § 2 Elke heffingsplichtige die de toepassing vraagt van artikel 35sexies, § 1 moet zelf zorgen voor de nodige meeten bemonsteringresultaten ». Art. 6. Artikel 6 van hetzelfde besluit van 13 juli 2007 wordt aangevuld met de volgende leden : « De meeten bemonsteringresultaten uitgevoerd op de contra-analyses, moeten per aangetekend schrijven en binnen dertig werkdagen na de eerste monsternamedag aan de tegenpartij medegedeeld worden voorzover de heffingsplichtige en/of de Vlaamse Milieumaatschappij die wenst te gebruiken bij de berekening van de heffing. De debietmeting, de monsterneming en de analyses die in opdracht van de heffingsplichtige gebeuren dienen verricht te worden door één en hetzelfde erkend laboratorium ». Art. 7. Artikel 9 van hetzelfde besluit van 13 juli 2007 wordt aangevuld met een § 4 luidende : « Het verzoek tot opschorting van betaling, zoals bedoeld in artikel 35quaterdecies.bis van de wet, wordt ingediend bij de adjunct-leidend-ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij. Het verzoek tot vervroegd afzien van de opschorting conform artikel 35quaterdecies.bis, § 6 van de wet, dient aan dezelfde ambtenaar te worden gericht ». Art. 8. Dit besluit vervangt het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 1994 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 1993 tot uitvoering van hoofdstuk IIIbis van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging dat wordt opgeheven. Het heeft uitwerking met ingang op 1 januari 1994, met uitzondering van de artikelen 2 en 5 die met ingang van 1 januari 1993 in werking treden en met uitzondering van de artikelen 3 en 6 die op 9 mei 1994 in werking treden. Art. 9. De Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu en de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting, zijn ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 19 juli 2007. De Minister President van de Vlaamse Regering, de Vlaamse minister van Institutionele Hervorming, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS, De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS, De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN

TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2007 — 3930

[C − 2007/36607]

19 JUILLET 2007. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2007 portant exécution du chapitre IIIbis de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution Le Gouvernement flamand, Vu la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution, modifiée et/ou complétée par la loi du 22 mai 1979 et les décrets des 23 décembre 1980, 5 avril 1984, 28 juin 1985, 13 juillet 1988, 20 décembre 1989, 12 décembre 1990, 21 décembre 1990, 25 juin 1992, 18 décembre 1992 et 22 décembre 1993; Vu le décret du 30 juin 2006 contenant diverses mesures d’accompagnement de l’ajustement du budget 2006, notamment l’article 35; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 16 mars 1994 modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 16 février 1993 portant exécution du chapitre IIIbis de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Vu l’avis 43.080/3 du Conseil d’Etat, rendu le 30 mai 2007, en application de l’article 84, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;

Sur la proposition de la Ministre flamande des Travaux publics, de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature et du Ministre flamand des Finances, du Budget et de l’Aménagement du Territoire;

Après délibération, Arrête : Article 1er. Dans l’article 1er de l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 2007 portant exécution du chapitre IIIbis de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution, les mots ″et 18 décembre 1992″ sont remplacés par les mots ″18 décembre 1992 et 22 décembre 1993″. Art. 2. Dans l’article 2 du même arrêté du 13 juillet 2007 le texte existant devient le § 1er et, sans préjudice de dispositions antérieures et uniquement pour des motifs de clarté, il est ajouté un § 2 rédigé comme suit : « § 2. Tout redevable qui demande l’application de l’article 35quinquies, § 1er, doit fournir lui-même les résultats de mesure et d’échantillonnage nécessaires ». Art. 3. Dans l’article 3, § 1er, du même arrêté du 13 juillet 2007, les mots ″Les échantillons destinés à la contre-analyse doivent être conservés par le laboratoire agréé pendant cinq jours ouvrables après la période de vingt-quatre heures pendant laquelle l’échantillonnage a eu lieu″ sont remplacés par les mots ″Les échantillons et les échantillons destinés à la contre-analyse doivent être retirés tous les vingt-quatre heures par le laboratoire agréé. Les échantillons pour la contre-analyse doivent être conservés à l’adresse d’exploitation du laboratoire qui a effectué l’échantillonnage pendant cinq jours ouvrables après la période de vingt-quatre heures pendant laquelle l’échantillonnage a eu lieu″. Art. 4. Dans l’article 3, § 6 du même arrêté du 13 juillet 2007, les mots ″dans ce paragraphe″ sont remplacés par les mots ″dans cet article″. Art. 5. Dans l’article 5 du même arrêté du 13 juillet 2007 le texte existant devient le § 1er et, sans préjudice de dispositions antérieures et uniquement pour des motifs de clarté, il est ajouté un § 2 rédigé comme suit : « § 2. Tout redevable qui demande l’application de l’article 35sexies, § 1er, doit fournir lui-même les résultats de mesure et d’échantillonnage nécessaires ». Art. 6. L’article 6 du même arrêté du 13 juillet 2007 est complété par les alinéas suivants : « Les résultats de mesure et d’échantillonnage des contre-analyses, doivent être communiqués à la partie adverse, par lettre recommandée et dans les trente jours ouvrables après le premier jour d’échantillonnage, dans la mesure où le redevable et/ou la ″Vlaamse Milieumaatschappij″ désire les utiliser pour le calcul de la redevance. Le mesurage du débit, l’échantillonnage et les analyses effectués pour le compte du redevable doivent être exécutés par le seul et même laboratoire agréé ». Art. 7. L’article 9 du même arrêté du 13 juillet 2007 est complété par un § 4 rédigé comme suit : « La demande en suspension de paiement, telle que visée à l’article 35quaterdecies.bis de la loi, est adressée au fonctionnaire dirigeant adjoint de la ″Vlaamse Milieumaatschappij″. La demande de renonciation anticipée à la suspension, conformément à l’article 35quaterdecies.bis, § 6 de la loi, doit être adressée au même fonctionnaire ». Art. 8. Le présent arrêté remplace l’arrêté du Gouvernement flamand du 16 février 1994 modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 16 février 1993 portant exécution du chapitre IIIbis de la loi du 26 mars 1971 sur la protection des eaux de surface contre la pollution, qui est abrogé. Il produit ses effets le 1er janvier 1994, à l’exception des articles 2 et 5 qui entrent en vigueur le 1er janvier 1993 et des articles 3 et 6 qui entrent en vigueur le 9 mai 1994. Art. 9. Le Ministre flamand qui a l’Environnement dans ses attributions et le Ministre flamand qui a les Finances et le Budget dans ses attributions, sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 19 juillet 2007. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand et Ministre flamand des Réformes institutionnelles, de l’Agriculture, de la Pêche en mer et de la Ruralité, K. PEETERS La Ministre flamande des Travaux publics, de l’Energie, de l’Environnement et de la Nature, H. CREVITS Le Ministre flamand des Finances, du Budget et de l’Aménagement du Territoire, D. VAN MECHELEN

50207

50208


REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST MINISTERE DE LA REGION WALLONNE F. 2007 — 3931 [2007/202859] 19 JUILLET 2007. — Arrêté du Gouvernement wallon révisant le plan de secteur de Liège (planches 41/S, 41/8N, 41/8S, 42/IN, 42/IS et 42/5N) et adoptant l’avant-projet de révision de plan en vue du redéploiement des forces armées à Liège-Bierset et de l’octroi aux communes d’Ans et de Saint-Georges de compensations planologiques réservées dans le cadre de la révision du plan de secteur de Liège en vue de permettre le développement de l’activité aéroportuaire de Liège-Bierset et de l’activité qui lui est liée Le Gouvernement wallon, Vu le Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine, notamment les articles 26, 27, 28, 30, 33, 35, 39, 40-6o, 41-1o, 42 à 46; Vu la loi du 18 juillet 1973 relative à la lutte contre le bruit, notamment l’article 1er bis, inséré par le décret du 1er avril 1999 et modifié par les décrets des 8 juin 2001, 25 octobre 2001, 29 avril 2004, 15 décembre 2005 et 2 février 2006; Vu l’arrêté de l’Exécutif régional wallon du 26 novembre 1987 établissant le plan de secteur de Liège modifié notamment par l’arrêté de l’Exécutif régional wallon du 10 décembre 1992 et par les arrêtés du Gouvernement wallon des 29 juillet 1993, 4 mai 1995 et 6 février 2003; Vu le schéma de développement de l’espace régional adopté par le Gouvernement wallon le 27 mai 1999; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège (planches 41/4S, 41/8N, 41/8S, 42/1N et 42/1S) en vue du redéploiement des forces armées à Liège-Bierset et de l’octroi aux communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse de compensations planologiques aux modifications apportées au plan de secteur de Liège en vue du développement de l’activité aéroportuaire de Liège-Bierset et de l’activité qui y est liée; Considérant que cet arrêté a été publié au Moniteur belge le 2 septembre 2004; Considérant que la procédure de révision du plan de secteur de Liège initiée par cet arrêté ne peut être poursuivie dans la mesure où le projet de révision du plan de secteur n’a pas été adopté provisoirement par le Gouvernement wallon avant l’entrée en vigueur du décret-programme dit ″de relance économique et de simplification administrative″ du 3 février 2005; qu’il convient aujourd’hui de se conformer à la procédure définie aux articles 42 et suivants du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine, tels que modifiés par le décret-programme précité; Considérant que la nouvelle procédure impose que la mise en révision du plan de secteur soit explicitement décidée par le Gouvernement wallon, ce qui ne figure pas dans l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège; Considérant que cette décision doit en outre précéder l’adoption de l’avant-projet de révision ou, à tout le moins, lui être simultanée; Considérant que l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège adopté le 27 mai 2004 entendait poursuivre la structuration du territoire initiée dans le cadre de la révision du plan de secteur de Liège adoptée le 6 février 2003, notamment en réservant l’espace nécessaire au redéploiement des forces armées et en inscrivant de nouvelles zones destinées à la résidence et à l’activité économique en suite de la modification de la destination de certaines zones; Considérant qu’il est également nécessaire d’assurer la pérennité de l’option prise par le Gouvernement wallon d’ancrer une partie du développement économique de la Région wallonne sur l’activité de deux aéroports en réservant les espaces nécessaires à la protection et au maintien de l’infrastructure de communication que constitue ici l’aéroport de Liège-Bierset; Considérant que de nouvelles informations sont désormais disponibles quant aux projets qui sous-tendaient l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège adopté le 27 mai 2004 et que d’autres projets ont été portés à la connaissance du Gouvernement wallon; Considérant que le Gouvernement wallon a depuis arrêté sa politique de lutte contre le bruit généré par l’activité des aéroports régionaux; que celle-ci est fixée par deux arrêtés qui déterminent, d’une part, les zones de bruit du plan de développement à long terme et du plan d’exposition au bruit de l’aéroport de Liège-Bierset et, d’autre part, le règlement d’urbanisme sur la qualité acoustique de constructions dans les zones B, C et D des plans de développement à long terme des aéroports de Liège-Bierset et de Charleroi-Bruxelles Sud; Considérant qu’il résulte de ces arrêtés que les limites des zones de bruit sont légèrement différentes de celles sur lesquelles se fondaient tant la révision du plan de secteur de Liège adoptée le 6 février 2003 que l’avant-projet de révision adopté le 27 mai 2004 et que les conditions de la compatibilité de la fonction résidentielle et de l’activité aéroportuaire sont aujourd’hui fixées tant pour les constructions existantes que pour la construction de nouveaux logements; Considérant que le décret-programme du 3 février 2005 a modifié l’article 33 du Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine de manière à simplifier la mise en œuvre des zones d’aménagement différé, converties en zones d’aménagement communal concerté; qu’en réduisant notamment le délai des procédures administratives préalables à leur mise en œuvre, les nouvelles dispositions sont de nature à remettre en cause l’option que le Gouvernement wallon avait prise de ne plus différer le choix de fixer la destination de certaines d’entre elles; Considérant que l’article 46, § 1er, 3o, du Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, tel que modifié par le décret du 3 février 2005 dispose que : ″l’inscription de toute nouvelle zone destinée à l’urbanisation est compensée par la modification équivalente d’une zone existante destinée à l’urbanisation en zone non destinée à l’urbanisation ou par toute compensation alternative définie par le Gouvernement″; Considérant que l’application de cette disposition dans le contexte d’un territoire très urbanisé et soumis à d’importantes contraintes environnementales dues au développement de l’activité aéroportuaire a contraint le Gouvernement wallon à réévaluer très précisément les besoins en matière de nouvelles zones destinées à l’urbanisation et à limiter leurs superficies au strict nécessaire; Considérant enfin que l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège adopté le 27 mai 2004 comportait des erreurs matérielles concernant tant l’arrêté que le plan annexé; Considérant qu’il s’indique dès lors d’abroger l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège et d’initier une nouvelle procédure de révision du plan de secteur de Liège;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant que la révision du plan de secteur projetée aujourd’hui par le Gouvernement wallon poursuit les objectifs suivants : 1. la réservation des espaces nécessaires à la protection et au maintien de l’infrastructure de communication que constitue l’aéroport de Liège-Bierset; 2. la réservation des espaces nécessaires au redéploiement des forces armées suite au développement de l’activité aéroportuaire de Liège-Bierset sur les terrains qu’elles occupaient; 3. l’inscription de zones d’habitat ou d’habitat à caractère rural sur le territoire des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse en application des paragraphes 2 et 7 de l’article 1er de l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003 adoptant définitivement la révision du plan de secteur de Liège; 4. l’inscription de zones d’activités économiques sur le territoire de Grâce-Hollogne et de Saint-Georges-sur-Meuse; 5. l’inscription de zones de services publics et d’équipements communautaires sur le territoire des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse; Réservation des espaces nécessaires à la protection et au maintien de l’infrastructure de communication Considérant que la révision du plan de secteur de Liège adoptée en 2003 poursuivait l’objectif de structurer l’aménagement du territoire situé à proximité de l’aéroport en fonction des projets du Gouvernement wallon en matière de développement économique; que les mesures réglementaires qu’elle fixe en matière d’usage du sol et de respect de la qualité de vie des riverains ont été arrêtées en fonction de ces projets; Considérant que la révision du plan de secteur de Liège adoptée en 2003 n’envisageait pas en revanche de mesures particulières relatives à la protection ou au maintien de l’infrastructure elle-même alors que son bon fonctionnement est essentiel à la réussite de la politique décidée par le Gouvernement wallon; Considérant que le risque existe pourtant que l’augmentation de la densité de l’habitat affecte à terme son fonctionnement; que si l’état de l’urbanisation dans son environnement n’entrave pas aujourd’hui son exploitation, il est cependant indispensable de prendre dès à présent les mesures appropriées afin d’en maîtriser l’évolution; Considérant que la maîtrise de l’urbanisation des terrains situés à proximité de l’infrastructure aéroportuaire constitue un objectif prioritaire qui permet de maintenir à long terme le bon fonctionnement de cette infrastructure; Considérant que le plan de secteur de Liège affecte principalement les zones urbanisables concernées en zone d’activité économique et en zone d’aménagement communal concerté assortie d’une prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.12″ sur le plan, excluant, à terme, la fonction résidentielle; Considérant que si la maîtrise de l’urbanisation des zones destinées à l’activité économique est en principe acquise du fait de leur dépendance vis-à-vis de l’activité aéroportuaire et du petit nombre d’opérateurs concernés, il en va tout autrement pour les zones d’aménagement communal concerté dont la mise en œuvre, bien qu’elle dépende aujourd’hui des autorités communales, ne manquera pas d’être sollicitée par de multiples opérateurs dont les objectifs sont, sauf exception, largement étrangers au fonctionnement de l’aéroport et au développement économique qu’il permet de générer; que la fonction résidentielle, déjà largement présente, peut constituer de ce point de vue une menace pour le maintien de l’infrastructure si les conditions de son développement ne sont pas strictement encadrées; Considérant que l’option retenue en 2003 par le Gouvernement wallon d’exclure ″à terme″ la fonction résidentielle dans les zones à destination résidentielle qui ont été réaffectées en zones d’aménagement différé n’est pas suffisamment opérationnelle dans les faits - quels sont les actes et travaux qui y sont dorénavant autorisés ? - pour rencontrer l’objectif poursuivi aujourd’hui par le Gouvernement wallon; Considérant que le plan de secteur peut comporter des périmètres où une protection particulière se justifie pour les raisons énoncées à l’article 40 du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine; que le périmètre de réservation vise en particulier ″à réserver les espaces nécessaires à la réalisation, la protection ou le maintien de l’infrastructure de communication; les actes et travaux soumis à permis peuvent être soit interdits, soit subordonnés à des conditions particulières″; Considérant qu’à travers l’inscription d’un périmètre de réservation, l’objectif poursuivi par le Gouvernement wallon de protéger et de maintenir l’infrastructure de communication que constitue l’aéroport de Liège-Bierset peut être atteint; Considérant en effet que, de manière générale et donc au-delà de la seule fonction résidentielle, il est impératif que le plan de secteur anticipe sur les évolutions potentielles quant au développement de toute activité, de quelque nature que ce soit, qui pourrait mettre en péril l’infrastructure de l’aéroport de Liège-Bierset; Considérant que la ratio legis des articles 40, 6o, et 452/25 du CWATUP est de protéger le devenir des infrastructures, non seulement vis-à-vis d’activités connues mais aussi de nouvelles installations auxquelles on ne peut penser aujourd’hui; qu’en permettant de refuser ou de conditionner les permis pour tout projet de nature à perturber l’infrastructure aéroportuaire, le périmètre de réservation atteint, de manière justifiée, proportionnée et raisonnable, l’objectif du CWATUP; Considérant, en effet, que le refus de permis ou l’octroi d’un permis conditionnel dans le périmètre de réservation constitue un moyen de réserver l’espace nécessaire à la réalisation, la protection ou le maintien de l’infrastructure aéroportuaire; Considérant que, bien que le plan d’exposition au bruit ne puisse être considéré comme un outil d’aménagement du territoire, il n’en demeure pas moins que, lors de la révision du plan de secteur de Liège-Bierset, opérée par arrêté du 6 février 2003, il a constitué un des éléments fondamentaux de la justification de la modification du plan; qu’ainsi, comme déjà exposé, l’objectif poursuivi par la modification du plan de secteur en 2003 était de ″désaffecter″ l’ensemble de la zone A du plan d’exposition au bruit, tel que délimité à l’époque, de la fonction résidentielle : toutes les zones d’habitat proches de la zone aéroportuaire ont été affectées en zone d’activité économique industrielle ou mixte et les zones d’habitat plus éloignées de la zone aéroportuaire ont, quant à elles, été affectées en zone d’aménagement différé, assortie d’une prescription supplémentaire repérée par le sigle *S.12 excluant, à terme, la fonction résidentielle; que, le 29 avril 2004, le législateur wallon a adopté un décret modifiant l’article 1erbis de la loi du 18 juillet 1993 relative à la lutte contre le bruit; que cette loi prévoit la délimitation de deux périmètres : un plan d’exposition au bruit lequel correspond à une exploitation actuelle et à dix ans de l’infrastructure, plan révisable tous les trois ans, et un plan de développement à long terme de l’aéroport, lequel correspond à une utilisation maximale de l’aéroport; que ce décret fait référence à l’indicateur de bruit Lden et non plus Ldn; que les zones du plan d’exposition au bruit et du plan de développement à long terme ont été arrêtées par le Gouvernement wallon, le 27 mai 2004; que la zone A du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset est nécessairement plus grande que la zone A du plan d’exposition au bruit sur lequel s’était basé le Gouvernement wallon pour réviser le plan de secteur en 2003, dès lors qu’elle correspond à une utilisation maximale de l’infrastructure aéroportuaire; que, si le périmètre de la zone A du plan

50209

50210

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD de développement à long terme a été défini en fonction de critères, notamment acoustiques, une corrélation existe cependant entre ce plan et le périmètre de réservation; qu’il est dès lors proposé de confondre les deux périmètres tout en rappelant que s’ils entretiennent un lien quant aux motifs de leur configuration sur le plan spatial, ils relèvent de deux polices différentes; Considérant qu’en ce qui concerne la police de l’urbanisme, l’inscription d’un périmètre de réservation en surimpression aux zones du plan de secteur situées dans le périmètre de la zone A du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset devrait avoir pour conséquence d’y interdire les actes et travaux ayant pour objet la construction ou la reconstruction de bâtiments destinés à la résidence ou à l’hébergement de personnes ainsi que la transformation ou la modification de la destination de bâtiments ou parties de bâtiments existants dans le but de les affecter à la résidence ou à l’hébergement de personnes ou d’augmenter le nombre d’unités de logements; Considérant qu’il n’y a en conséquence plus lieu d’assortir les zones d’aménagement différé inscrites par l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003 adoptant définitivement le plan de secteur de Liège sur le territoire des communes de Ans, Flémalle et Saint-Georges-sur-Meuse de la prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.12″ sur le plan, qui y excluait à terme la fonction résidentielle; Considérant que la compatibilité de l’option prise par le Gouvernement wallon vis-à-vis des actes et travaux interdits dans le périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire avec les objectifs qu’il poursuit en matière de conservation intégrée du patrimoine devra cependant être évaluée dans le cadre de l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur pour le cas des biens immobiliers qui seraient éventuellement inscrits à l’inventaire du patrimoine visé à l’article 192 du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine; Considérant que le périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire couvre en partie quatre zones d’habitat à caractère rural situées sur le territoire des communes de Grâce-Hollogne, rue de Fontaine et au sud du village de Bierset, et de Saint-Georges-sur-Meuse, rues Fond Bougerie et de Warfusée; Considérant que cette situation est due au fait que le périmètre sur lequel le Gouvernement wallon avait fondé ses options en 2003, à savoir : le périmètre de la zone A du plan d’exposition au bruit arrêté le 18 avril 2002 et aujourd’hui abrogé, diffère légèrement du périmètre de la zone A du plan de développement à long terme de Liège-Bierset; Considérant que, dans la mesure où la résidence constitue l’une des deux affectations principales de la zone d’habitat à caractère rural au sens de l’article 27 du Code, le maintien de cette destination au plan de secteur est de nature à entretenir la confusion quant à la possibilité d’autoriser dans les zones concernées un développement résidentiel alors que celui-ci doit s’inscrire dans les limites que le Gouvernement wallon entend imposer; qu’il est dès lors plus clair d’adopter les principes mis en œuvre en 2003 à savoir : affecter la partie bâtie des terrains en zone d’aménagement communal concerté, dans ce cas non assortie de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.12″ puisqu’elle n’est plus nécessaire, et la partie non bâtie des terrains en fonction du contexte existant; Considérant que cette option s’avère cependant impraticable pour les deux zones situées sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne, ceci du fait de leur configuration; qu’il est en revanche justifié d’étendre aux terrains concernés la destination fixée par le plan de secteur pour la zone située dans le périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire à laquelle ils sont attenants; Considérant qu’il est dès lors proposé de réaffecter les terrains situés rue de Fontaine en zone d’activité économique industrielle assortie de la prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.02″ au plan annexé au présent arrêté, suivante : ″Cette zone sera réservée à des entreprises utilisant les infrastructures de l’aéroport dont l’activité nécessite une localisation à proximité immédiate et reliée à l’aéroport, telles que des entreprises de production ou de distribution de produits, notamment à haute valeur ajoutée; cette zone comportera en bordure des zones d’habitat à caractère rural de Ferdoux et Bierset un périmètre d’isolement d’une largeur minimum de 50 m, constitué de merlons verdurés ou d’écrans végétaux denses selon la topographie du site, accompagné d’un dispositif antibruit adéquat lorsque l’activité projetée le requiert; des gabarits de construction appropriés seront imposés afin d’assurer la transition entre les activités industrielles et la zone agricole″; Considérant qu’il est dès lors proposé de réaffecter les terrains situés au sud de Bierset en zone d’activité économique mixte assortie de la prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.05″ au plan annexé au présent arrêté, suivante : ″Cette zone sera réservée aux activités ne générant qu’un charroi léger; les entreprises relevant du secteur du commerce de détail seront exclues; les constructions s’intègreront au bâti existant″; Considérant en revanche que la partie bâtie de la zone d’habitat à caractère rural située rue Fond Bougerie sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse peut être réaffectée, du fait de sa configuration en zone d’aménagement communal concerté, le solde étant réaffecté en zone agricole; Considérant que la zone d’habitat à caractère rural située à l’extrême sud du périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire de part et d’autre de la rue de Warfusée constitue un cas particulier puisque sa destination avait été maintenue alors qu’elle était déjà concernée par la zone A du plan d’exposition au bruit et confirmée par l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège qui l’avait cependant assortie d’une prescription supplémentaire rédigée comme suit, mais non cartographiée : ″Tout permis visant à construire de nouvelles habitations ou à apporter des modifications à l’habitat existant qui conduiraient à en augmenter la capacité d’hébergement est interdit dans la zone marquée du sigle ″*S.27″; Considérant qu’il n’y a plus lieu de maintenir cette singularité et qu’il convient d’adopter pour cette zone les mêmes principes que pour les autres à savoir : affecter la partie bâtie des terrains en zone d’aménagement communal concerté et la partie non bâtie des terrains en fonction du contexte existant : zone agricole et zone de parc; Considérant que le périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire n’empiète plus sur des terrains situés en zone d’aménagement différé et assortis de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.12″ sur le plan par l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003 adoptant définitivement le plan de secteur de Liège sur base de la délimitation de la zone A du plan d’exposition au bruit arrêtée le 18 avril 2002 par le Gouvernement wallon et désormais abrogée; que si la résidence peut à nouveau y être admise, le Gouvernement wallon entend néanmoins les maintenir en zone d’aménagement communal concerté, dont la prescription supplémentaire aura été cependant supprimée, afin que leur aménagement reste compatible avec les options que les autorités communales concernées adopteront pour les terrains situés dans le périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire; Considérant que l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège assortissait les zones d’aménagement différé situées à Hombroux à Ans, aux Awirs à Flémalle et au lieu-dit ″Les communes″ à Saint-Georges-sur-Meuse d’une prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.19″ sur le plan annexé à l’arrêté; que le contenu de cette prescription supplémentaire ne figure pas dans le texte de

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD l’arrêté; que l’intention du Gouvernement wallon, déduite de la motivation de l’arrêté, était de confier à l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur le soin d’examiner l’opportunité d’interdire la résidence dans les zones d’aménagement différé situées dans la zone B du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; Considérant que cette question est réglée depuis l’adoption par le Gouvernement wallon de l’arrêté portant règlement d’urbanisme sur la qualité acoustique de constructions dans les zones B, C et D des plans de développement à long terme des aéroports de Liège-Bierset et de Charleroi-Bruxelles Sud; qu’il ne se justifie plus d’assortir les zones précitées de la prescription supplémentaire susvisée; Considérant que parmi les incidences non négligeables probables de cette composante du projet il conviendra d’accorder une attention particulière à l’évaluation de son impact sur les réseaux, les infrastructures (plan d’assainissement du sous bassin hydrographique de la Meuse-aval, etc.) et le patrimoine culturel dans le cadre de l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; Redéploiement des Forces armées. Considérant qu’une partie des terrains que les Forces armées occupaient à des fins militaires a été rétrocédée à la Région wallonne et est aujourd’hui affectée à l’activité économique; que l’espace nécessaire à leur redéploiement n’a pu être réservé au moment de la révision du plan de secteur de Liège arrêtée par le Gouvernement wallon le 6 février 2003, faute de disposer à l’époque d’un projet concret; Considérant que le projet est désormais arrêté, qu’il consiste à construire une nouvelle piste pour hélicoptères de quelques 680 m de longueur, orientée parallèlement aux pistes de l’aéroport, ainsi que toutes les infrastructures et bâtiments nécessaires au Wing héli, sur des terrains situés au nord-ouest de la voirie reliant Bierset à Velroux; Considérant que sa localisation est justifiée par l’existence d’infrastructures militaires et par l’obligation de réserver un accès aux pistes de l’aéroport en vertu de la convention technique du 22 mai 2003, prise en application de l’accord-cadre de coopération du 23 décembre 2002 entre l’Etat belge et la Région wallonne portant sur l’utilisation en commun de l’aérodrome de Bierset tant pour les activités militaires que pour les activités liées à l’aviation civile; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains : - sont situés en zone de services publics et d’équipements communautaires, en zone agricole, en zone d’activité économique mixte et en zone d’activité économique industrielle au plan de secteur; - sont accessibles à partir de la N637 et de voiries communales; - sont traversés au nord-est par la conduite d’adduction de Grâce-Hollogne; - sont situés en zone de prévention éloignée de type IIb de la galerie captante de Hesbaye; - comportent trois sites d’occupation gallo-romaine; Considérant qu’en outre, l’accès principal à la base est situé face à la borne dite ″Perron″ implantée en rive est de la N637 et classée comme monument; Considérant qu’il est proposé d’étendre la zone de services publics et d’équipements communautaires existante sur les zones agricoles et les zones d’activité économique attenantes y compris pour l’accès à l’aéroport; qu’il apparaît en effet concernant ce dernier que le périmètre de réservation inscrit à cette fin en surimpression aux zones d’activité économiques attenantes aux pistes de l’aéroport par l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 ne répond pas aux impératifs des forces armées; Considérant que, parmi les incidences non négligeables probables de cette composante du projet et compte tenu de ses caractéristiques, il conviendra d’accorder une attention particulière à l’évaluation de son impact sur la population (mobilité), la santé humaine (bruit) et l’aménagement des zones voisines dans le cadre de l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; Zones d’habitat ou d’habitat à caractère rural réservées par l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003. Considérant que les paragraphes 2 et 7 de l’article 1er de l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003 adoptant définitivement la révision du plan de secteur de Liège en vue de permettre le développement de l’activité aéroportuaire de Liège-Bierset et de l’activité qui y est liée réservent une superficie maximale de 43 hectares à affecter en zone d’habitat ou d’habitat à caractère rural sur le territoire de la commune de Ans et une superficie maximale de 45 hectares à affecter en zone d’habitat ou d’habitat à caractère rural sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; Considérant que le Gouvernement wallon avait reporté l’inscription des nouvelles zones destinées à la résidence faute d’avoir approuvé à l’époque le périmètre des quatre zones du plan d’exposition au bruit dans lesquelles il jugeait peu opportun d’autoriser le développement de l’habitat; Considérant que le Gouvernement wallon avait fondé son option sur le constat d’un déficit d’offre foncière à destination résidentielle, en suite de la suppression au plan de secteur de certaines zones d’habitat ou d’habitat à caractère rural; Considérant que ce déficit a été évalué selon l’approche dite ″planologique″ recommandée par l’étude d’incidences réalisée dans le cadre de la procédure de révision du plan de secteur précitée; que cette approche vise à établir une stricte compensation des superficies soustraites à la fonction résidentielle; Considérant que tant la politique que le Gouvernement wallon a arrêtée depuis en matière de lutte contre le bruit généré par l’activité des aéroports régionaux que les objectifs qu’il poursuit à travers la présente révision du plan de secteur de Liège en matière de protection et de maintien de l’infrastructure ont à priori un impact moins important sur la superficie des zones d’habitat ou d’habitat à caractère rural réellement affectées par le développement aéroportuaire que l’option susvisée qui avait pour conséquence de les exclure de la zone couverte par le plan d’exposition au bruit; Considérant, pour ces motifs, que le Gouvernement wallon entend ne pas dépasser les superficies ″maximales″ fixées en 2003 dans le présent avant-projet de révision du plan de secteur de Liège; Considérant que la localisation des nouvelles zones d’habitat doit concilier plusieurs impératifs : 1. respecter les options du schéma de développement de l’espace régional (renforcer les noyaux bâtis existants etc.); 2. être attenante à une zone existante destinée à l’urbanisation (article 46, § 1er, 1o, du CWATUP); 3. ne pas prendre la forme d’un développement linéaire le long de la voirie (article 46, § 1er, 2o, du CWATUP); 4.être située à l’extérieur du périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire de Liège-Bierset et dès lors de la zone A du plan de développement à long terme de celui-ci; 5. concerner des terrains aptes à la construction (contraintes physiques majeures, équipements, etc.);

50211

50212

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant qu’en ce qui concerne la commune de Ans, il est proposé de localiser la zone destinée à la résidence sur les seuls terrains qui soient attenants à une zone d’habitat et situés à l’extérieur du périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire de Liège-Bierset à savoir : les terrains situés à l’ouest du domaine et du château de Waroux; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains : - sont situés en zone agricole au plan de secteur; - sont attenants à une zone d’aménagement communal concerté établie sur le territoire des communes de Ans et de Awans; - sont accessibles à partir de voiries communales; - sont traversés de part en part par une galerie captante de la CILE; - sont traversés partiellement par un aqueduc; - sont situés pour partie en zone de prévention rapprochée de captage, de type IIa; - sont traversés par deux conduites de gaz; - sont traversés par la faille dite d’Horion Hozémont située sous les terrains du crétacé; - sont concernés par d’anciennes exploitations de phosphate; - sont repris dans l’inventaire des périmètres d’intérêt paysager et points de vue remarquable réalisé par l’ADESA pour le compte de la Région wallonne; - sont situés dans un périmètre de remembrement de biens ruraux; - sont situés dans le périmètre du plan communal d’aménagement no4 dit ″ partie nord-ouest ″ de l’ancienne commune d’Alleur; Considérant qu’un plan communal de mobilité a en outre été approuvé par les autorités communales de Ans le 1er mars 2004; Considérant que les limites de la zone ont été établies afin d’inscrire une superficie de 43 hectares correspondante au déficit foncier reconnu dans l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003; que celui-ci devra cependant être validé, de même que la localisation projetée, dans le cadre de l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; Considérant que parmi les incidences non négligeables probables de cette composante du projet il conviendra d’accorder une attention particulière à l’évaluation de son impact sur les eaux souterraines, le paysage et l’aménagement des zones voisines dans le cadre de l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; Considérant, en matière d’affectation, qu’il est proposé d’adopter la destination de la zone destinée à l’urbanisation attenante à savoir : la zone d’habitat; que cette option permettra d’assurer une continuité fonctionnelle adéquate avec le contexte existant; Considérant qu’en ce qui concerne la commune de Saint-Georges-sur-Meuse, plusieurs sites, tous situés au sud de l’autoroute E42, dans la partie la plus urbanisée de la commune, avaient déjà été envisagés dans le cadre de la révision du plan de secteur de Liège adoptée par le Gouvernement wallon le 6 février 2003; qu’il est aujourd’hui proposé de retenir les terrains situés au lieu-dit ″La Sarte″ et au nord de la chapelle Notre-Dame de Hal; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains situés au lieu-dit ″La Sarte″ : - sont situés en zone agricole au plan de secteur; - sont accessibles à partir de voiries communales; - sont situés en zone C du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; - ne présentent pas de contrainte physique particulière; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains situés au Nord de la Chapelle Notre-Dame de Hal : - sont situés en zone agricole au plan de secteur; - sont circonscrits par des voiries communales; - sont situés en zone C du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; - sont situés au nord à proximité de l’autoroute E42, établie, pour l’essentiel, en déblai; - présentent dans leur partie nord-est des risques de glissement de terrains liés à la présence de smectite sub-affleurante; Considérant que les limites des zones ont été établies afin d’inscrire une superficie totale de 45 hectares correspondante au déficit foncier reconnu dans l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003; que celui-ci devra cependant être validé de même que la localisation projetée, dans le cadre de l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; Considérant, en matière d’affectation, qu’il est proposé d’adopter, dans les deux cas, la destination de la zone destinée à l’urbanisation attenante à savoir : la zone d’habitat à caractère rural; que cette option permettra d’assurer une continuité fonctionnelle adéquate avec le contexte existant; Considérant que les terrains situés au lieu-dit ″La Sarte″ ne sont pas circonscrits au nord et à l’est par un réseau de voirie existant; qu’il est dès lors proposé de fixer la limite nord de la zone à 250 m de la rue Basse Marquet; Considérant que les zones visées à l’article 25 du Code peuvent faire l’objet de prescriptions supplémentaires en application de l’article 41 du Code; Considérant que l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège assortissait les trois nouvelles zones de la prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*R.5.1″ sur le plan annexé à l’arrêté, suivante : ″la zone devra faire l’objet d’un plan communal d’aménagement préalablement à sa mise en œuvre″; Considérant que ces zones ne sont pas destinées à constituer des réserves de terrains mais un potentiel foncier qu’il importe de pouvoir mettre rapidement en œuvre; que dans ce cas de figure, et en l’absence d’équipements publics, une étude globale de l’aménagement des trois zones s’imposera d’elle-même aux autorités communales avant leur mise en œuvre; qu’il n’y a pas lieu de la formaliser dans le cadre d’un plan communal d’aménagement dont la procédure d’élaboration et d’approbation peut paraître particulièrement longue;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant en revanche que le nouveau potentiel foncier que le Gouvernement wallon projette d’inscrire doit être valorisé conformément à la politique qu’il entend mettre en œuvre et dont les principes sont développés dans la 4e option : ″structurer les villes et les villages″ qu’il a retenue dans le schéma de développement de l’espace régional en vue de mieux organiser l’espace wallon; qu’il y a lieu de fixer des critères relatifs à la concentration et au phasage des constructions visant la gestion parcimonieuse du sol au sens de l’article 1er du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine; Considérant qu’il est proposé d’assortir les trois nouvelles zones de la prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.14″ sur le plan annexé au présent arrêté, suivante : ″l’aménagement de la zone sera conçu de manière à concentrer les constructions autour d’un ou plusieurs pôles dont la localisation sera établie en fonction des caractéristiques physiques locales et de la performance des réseaux de communication et de distribution et exécuté par phases dont la succession sera liée à l’achèvement des constructions autour du pôle précédent et du réseau de communication et de distribution″; Autres modifications apportées au zonage du plan de secteur de Liège. Sur le territoire de la commune de Ans : Considérant que les autorités communales de Ans souhaitent construire un nouveau stade de football et une école de formation pour les jeunes sur des terrains circonscrits par les rues Guillaume Reynen, de Lantin et la route militaire; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains : - sont situés en zone d’aménagement communal concerté au plan de secteur, établie en partie sur le territoire de la commune de Juprelle; - sont accessibles à partir de voiries communales; - sont situés en zone de prévention éloignée, type IIb, des galeries de Hesbaye; - sont traversés du Sud au Nord par un cours d’eau de 3e catégorie dit ″rigole d’Alleur″; - sont situés en zone B du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; Considérant que l’îlot concerné est situé dans une partie du territoire communal où sont déjà implantés plusieurs espaces et équipements communautaires (parc public, vélodrome, stade de football, tennis etc.) qui desservent plusieurs quartiers résidentiels et contribuent, de ce fait, à l’amélioration du cadre de vie des riverains; Considérant que les terrains sont principalement propriété de la société de logements sociaux du plateau de Ans; que le projet constitue une alternative préférable à la construction de logements compte tenu de leur situation en zone B du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; Considérant pour ces motifs qu’il est proposé d’affecter 24 hectares de la partie de la zone d’aménagement communal concerté située sur le territoire de la commune de Ans en zone de services publics et d’équipements communautaires; que la délimitation et les conditions de mise en œuvre de celle-ci devront cependant être validées, compte tenu de la nature du milieu et des contraintes à l’implantation relevées, par l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; Considérant que parmi les incidences non négligeables probables de cette composante du projet il conviendra d’accorder une attention particulière à l’évaluation de son impact sur la mobilité et l’aménagement des zones voisines dans le cadre de l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; Sur le territoire de la commune de Flémalle : Considérant que la zone de loisirs destinée à l’aménagement d’un golf et de ses équipements connexes projetée dans l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège n’est plus d’actualité; Considérant qu’il est proposé d’affecter, d’une part, la partie bâtie des terrains concernés en zone d’aménagement communal concerté et, d’autre part, les parties inoccupées et homogènes quant à leurs caractéristiques de ceux-ci en zone agricole; que cette option présente également un intérêt dans le cadre de la compensation des nouvelles zones que le Gouvernement wallon destine à l’urbanisation; Considérant que le plan annexé à l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003 adoptant définitivement le plan de secteur de Liège ne matérialise pas la limite de la zone d’activité économique mixte inscrite en extension de la zone d’activité économique mixte existante dite des ″Cahottes″ alors que l’option du Gouvernement wallon était de la distinguer de sa voisine en l’assortissant de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.04″ sur le plan; qu’il convient de corriger aujourd’hui cette erreur matérielle; Sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne : 1. Parc industriel : Considérant que la société BREMHOVE/MAFER implantée à Grâce-Hollogne souhaiterait étendre ses activités vers l’Ouest sur des terrains attenants au parc industriel de Grâce-Hollogne et circonscrits par la E42, la chaussée de Liège et la rue de Wallonie; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains : - sont situés en zone d’habitat et en zone d’espaces verts au plan de secteur; - sont attenants au parc industriel de Grâce-Hollogne; - sont accessibles à partir d’une voirie régionale : la N604; - sont situés en zone C du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; - sont situés en zone de prévention éloignée, de type IIb, des galeries captantes de Hesbaye; - sont déjà affectés à l’activité économique pour la partie située en zone d’habitat au plan de secteur; Considérant que le fait de modifier la destination d’une partie de la zone d’espaces verts inscrite le long de l’autoroute de Wallonie en zone d’activité économique industrielle ne modifiera pas fondamentalement son aménagement puisqu’elle sera nécessairement utilisée, du fait de sa localisation en périphérie de la zone, à établir le périmètre ou le dispositif d’isolement imposés à l’article 30 du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine; Considérant qu’il est proposé d’affecter en zone d’activité économique industrielle les terrains actuellement situés en zone d’habitat et en zone d’espaces verts jusqu’à la crête du talus de la E42; que la délimitation et les conditions de mise en œuvre de celle-ci devront cependant être validées, compte tenu de la nature du milieu et des contraintes à l’implantation relevées, par l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; 2. Chaussée de Liège : Considérant que les autorités communales de Grâce-Hollogne souhaiteraient autoriser le développement d’activités tertiaires sur les terrains voisins des précédents situés en rive ouest de la chaussée de Liège; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains : - sont situés en zone d’habitat et en zone d’espaces verts au plan de secteur; - sont accessibles à partir d’une voirie régionale : la N604;

50213

50214

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD - sont situés pour l’essentiel en zone C et, pour le solde, en zone B du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; Considérant que l’intérieur de l’îlot circonscrit par la E42, la chaussée de Liège, la rue Sainte-Anne et la rue des Grosses Pierres n’est plus apte au développement de l’habitat du fait de l’évolution des caractéristiques de son environnement : zone d’activité économique industrielle à l’Est, autoroute de Wallonie et infrastructure aéroportuaire au Nord; Considérant que le développement d’activités tertiaires peut en revanche constituer une transition adéquate entre le contexte existant au Nord et les zones résidentielles implantées au Sud; Considérant que le fait de modifier la destination d’une partie de la zone d’espaces verts inscrite le long de l’autoroute de Wallonie en zone d’activité économique mixte ne modifiera pas fondamentalement son aménagement puisqu’elle sera nécessairement utilisée, du fait de sa localisation en périphérie de la zone, à établir le périmètre ou le dispositif d’isolement imposés à l’article 30 du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine; Considérant qu’il est proposé d’affecter en zone d’activité économique mixte les terrains actuellement situés en zone d’habitat et en zone d’espaces verts jusqu’à la crête du talus de la E42; que la délimitation et les conditions de mise en œuvre de celle-ci devront cependant être validées, compte tenu de la nature du milieu et des contraintes à l’implantation relevées, par l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; 3. rue des Communes : Considérant que la zone d’habitat à caractère rural inscrite à Ferdoux est attenante à une vaste zone d’activité économique industrielle; Considérant que le projet du Gouvernement wallon est de fixer clairement dans l’espace la limite du développement de la zone d’activité économique industrielle vers l’Ouest; que la rue des Communes constitue de ce point de vue une limite physique nettement plus identifiable que la limite arrière de la zone d’habitat à caractère rural inscrite au plan de secteur; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains : - sont situés en zone d’habitat à caractère rural au plan de secteur; - sont occupés par une seule habitation inachevée et vouée à la démolition; - sont accessibles à partir de voiries communales; - sont situés en zone B du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; - sont repris dans l’inventaire des périmètres d’intérêt paysager et points de vue remarquable réalisé par l’ADESA pour le compte de la Région wallonne; - sont contigus à un site de grand intérêt biologique; Considérant qu’il est proposé d’adopter pour les terrains situés en rive est de la rue des Communes la destination de la zone attenante à savoir : zone d’activité économique industrielle assortie de la prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.02″ au plan annexé au présent arrêté, suivante : ″Cette zone sera réservée à des entreprises utilisant les infrastructures de l’aéroport dont l’activité nécessite une localisation à proximité immédiate et reliée à l’aéroport, telles que des entreprises de production ou de distribution de produits, notamment à haute valeur ajoutée; cette zone comportera en bordure des zones d’habitat à caractère rural de Ferdoux et Bierset un périmètre d’isolement d’une largeur minimum de 50 m, constitué de merlons verdurés ou d’écrans végétaux denses selon la topographie du site, accompagné d’un dispositif antibruit adéquat lorsque l’activité projetée le requiert; des gabarits de construction appropriés seront imposés afin d’assurer la transition entre les activités industrielles et la zone agricole″; Sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse : Considérant qu’à travers la présente révision du plan de secteur, le Gouvernement wallon poursuit également l’objectif de rendre à la commune de Saint-Georges-sur-Meuse un potentiel, en termes de recettes fiscales notamment, équivalent à celui qui prévalait avant la révision du plan de secteur de Liège adoptée définitivement le 6 février 2003, de manière à lui garantir un équilibre financier à moyen terme; Considérant que la relocalisation de certaines zones existantes et la réaffectation de certains terrains peuvent notamment contribuer à cet objectif; que l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège projetait l’inscription : 1. de deux zones d’activité économique mixte situées, pour la première, sur des terrains affectés en zone agricole et, pour la seconde, sur des terrains affectés en zone d’aménagement communal concerté et en zone agricole; 2. d’une zone de loisirs, assortie de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.26″ sur le plan annexé à l’arrêté, réservée à l’implantation d’un golf et les équipements connexes située sur des terrains affectés en zone d’aménagement communal concerté, en zone d’habitat à caractère rural et en zone agricole; 3. de trois zones de services publics et d’équipements communautaires situées, pour deux d’entre elles, sur des terrains affectés en zone agricole et, pour la troisième, sur des terrains affectés en zone d’aménagement communal concerté; Considérant que s’il maintient toujours son option de soutenir le développement économique de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse par toutes les mesures de développement territorial dont il peut prendre l’initiative, le Gouvernement wallon n’entend pas augmenter la superficie des zones déjà destinées à l’urbanisation de la commune au-delà de la superficie qu’il projette d’affecter à l’habitat en application de l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003; Considérant que cette option est motivée par l’absence de constat en matière de déficit d’offre foncière à destination économique; qu’elle n’exclut en revanche pas la relocalisation de certaines zones existantes, voire l’ouverture de nouvelles zones destinées à l’urbanisation, de manière à adapter la répartition des activités sur le territoire communal aux conséquences du développement aéroportuaire, pour autant que celles-ci soient strictement compensées par la modification équivalente d’une zone existante destinée à l’urbanisation en zone non destinée à l’urbanisation; Considérant que l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 avait retenu l’option d’inscrire une nouvelle zone d’activité économique mixte à l’Est de la Chaussée verte plutôt que d’étendre la zone d’activité économique mixte existante située en partie sur le territoire de la commune de Verlaine; Considérant qu’il a été établi que les terrains limitrophes de forme triangulaire, situés au lieu-dit ″La Tomballe″ entre un chemin agricole et la chaussée verte, que l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège maintenait en zone agricole pour des raisons d’ordre archéologique, ne présentent plus aujourd’hui cet intérêt sur ce plan; Considérant qu’il est en conséquence proposé d’étendre la zone aux terrains situés à l’Ouest de la Chaussée verte pour porter la superficie de la nouvelle zone à quelque 28 hectares; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains : - sont situés en zone agricole et, pour une petite partie, en zone d’habitat à caractère rural au plan de secteur; - sont attenants à une zone d’habitat à caractère rural; - sont traversés du Nord au Sud par la N614 et situés à proximité de l’échangeur no 5 de l’autoroute E42;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD - sont situés au Nord en zone C du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset et au Sud en zone B du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; - ne sont pas égouttés; - sont circonscrits à l’Est et à l’Ouest par des voiries agricoles; - sont traversés à l’Est par une zone hydromorphe orientée Nord-Est/Sud-Ouest selon l’axe du réseau hydrographique; Considérant que sa localisation permet d’éviter au trafic de poids lourds d’emprunter un réseau de voiries communales tout à fait inadapté; Considérant que sa configuration présente l’avantage : - d’éviter le développement d’une urbanisation linéaire à front de la N614; - d’intégrer les constructions existantes; Considérant que parmi les incidences non négligeables probables de cette composante du projet, il conviendra d’accorder une attention particulière à l’évaluation de son impact sur le paysage dans le cadre de l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur; Considérant en revanche que la zone de loisirs destinée à l’aménagement d’un golf et de ses équipements connexes et la zone d’activité économique mixte localisée à ″Sur-les-Bois″, toutes deux projetées dans l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège, ne sont plus d’actualité; Considérant qu’il est proposé d’affecter, d’une part, la partie bâtie des terrains concernés en zone d’aménagement communal concerté et, d’autre part, les parties inoccupées et homogènes quant à leurs caractéristiques de ceux-ci en zone agricole; que cette option présente également un intérêt dans le cadre de la compensation des nouvelles zones que le Gouvernement wallon destine à l’urbanisation; Considérant que les deux zones de services publics et d’équipements communautaires situées d’une part à l’Ouest du bassin de natation et d’autre part au lieu-dit Tige des Morts, toutes deux projetées dans l’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège, ne sont plus d’actualité; Considérant en effet que les actes et travaux projetés par les autorités communales ne nécessitent pas la modification préalable de la destination des zones concernées au plan de secteur à défaut d’un projet concret et dans la mesure où ils entrent dans le champ d’application de l’article 110 du Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine; Considérant en outre que les autorités communales n’envisagent plus de destiner à l’urbanisation la zone d’aménagement communal concerté située au sud de la drève du château de Warfusée, compte tenu des contraintes liées à son accessibilité; Considérant que les autorités communales de Saint-Georges-sur-Meuse souhaitent relocaliser, à l’arrière de la maison communale, une maison de retraite, aujourd’hui située à Sur-les-Bois dans la zone B du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset et destinée à être désaffectée, et construire dans son environnement des logements intergénérationnels; Considérant qu’en ce qui concerne la situation existante de fait et de droit, les terrains : - sont situés en zone agricole au plan de secteur; - sont accessibles à partir de voiries communales; - sont situés en zone C du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; - comportent deux zones hydromorphes orientées Nord-Est/Sud-Ouest dans l’axe du réseau hydrographique; Considérant que la localisation projetée présente l’avantage d’être située près du cœur administratif de la commune, qu’elle contribuerait à renforcer, et de s’inscrire dans un îlot constitué sur trois côtés : rue Albert Ier, rue du Centre et rue de la Vallée, de zones d’habitat à caractère rural; Considérant que la présence des deux zones hydromorphes avait conduit à écarter le site en 2004 pour y localiser une des zones d’habitat réservées par l’arrêté du Gouvernement wallon du 6 février 2003; qu’il apparaît, au vu des avantages que présente la localisation projetée en termes de structure territoriale et de la réduction des superficies aujourd’hui concernées, que les impacts de la nature du milieu et des contraintes à l’implantation relevées sur le projet des autorités communales mériteraient d’être mieux cernés avant d’envisager un autre site et qu’il conviendra dans le cadre de l’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur de valider cette option ou de proposer une alternative; Considérant qu’il est proposé, d’une part, de destiner l’intérieur de l’îlot à l’urbanisation en l’affectant pour l’essentiel en zone de services publics et d’équipements communautaires et, pour le solde, en zone d’habitat à caractère rural, et, d’autre part, d’affecter en zone de services publics et d’équipements communautaires les terrains actuellement situés en zone d’habitat à caractère rural où sont implantés les services communaux et l’église; Compensations. Considérant que l’article 46, § 1er, 3o, dispose que ″l’inscription de toute nouvelle zone destinée à l’urbanisation est compensée par la modification équivalente d’une zone existante destinée à l’urbanisation en zone non destinée à l’urbanisation ou par toute compensation alternative définie par le Gouvernement″; Considérant que l’arrêté du Gouvernement du 6 février 2003 avait réservé une superficie maximale de 43 hectares à Ans et de 45 hectares à Saint-Georges-sur-Meuse à affecter en zone d’habitat ou d’habitat à caractère rural; que la non-inscription graphique de ces 88 hectares n’enlevait rien à la décision du Gouvernement d’inscrire ces zones; qu’en effet, l’arrêté précité mentionne explicitement que le Gouvernement entendait inscrire au plan de secteur les 88 hectares en question dans le cadre de la révision de 2003, mais que dans l’attente du plan d’exposition au bruit, il était impossible de localiser définitivement lesdits hectares; Considérant, dès lors, que l’on peut s’interroger sur la nécessité de compenser leur inscription graphique dans le cadre de la présente révision; Considérant, néanmoins et à titre subsidiaire, que, compte tenu de la modification de l’article 46, § 1er, alinéa 2, 3o, par le décret RESA, le Gouvernement accompagnera cette inscription de ″nouvelles″ zones destinées à l’urbanisation d’une compensation; Considérant que l’inscription des nouvelles zones d’habitat et d’habitat à caractère rural à Ans et Saint-Georgessur-Meuse est fondée sur le constat d’un déficit d’offre en matière de terrains affectés à la résidence dans ces deux communes; qu’elle ne peut dès lors être compensée par la modification en zones non destinées à l’urbanisation des zones déjà destinées à la résidence dans les deux communes; Considérant que l’inscription des nouvelles zones d’habitat ne peut de même être compensée par la modification en zones non destinées à l’urbanisation des zones qui ont été destinées à l’activité économique par la révision du plan de secteur de Liège adoptée le 6 février 2003 au risque de remettre en cause les motifs qui l’avaient justifié;

50215

50216

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant que le Gouvernement wallon constate, pour ces motifs, qu’il est a priori difficile de proposer la modification de zones destinées à l’urbanisation en zones non destinées à l’urbanisation dans la zone polarisée par l’activité aéroportuaire afin de compenser l’inscription des nouvelles zones d’habitat et d’habitat à caractère rural qu’il projette d’inscrire à Ans et à Saint-Georges-sur-Meuse sans affecter les options fixées en 2003; Considérant que Gouvernement wallon décide dès lors de connaître avec plus de précision les incidences environnementales de l’inscription des zones susvisées avant de définir les compensations les plus adéquates; qu’il reviendra donc à l’auteur d’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège d’éclairer le Gouvernement wallon sur ce point; Considérant qu’il convient de rappeler que le Gouvernement wallon s’est engagé dans une politique ambitieuse de rénovation des sites industriels aujourd’hui désaffectés et que la rénovation de certains d’entre eux pourrait constituer, par le bénéfice qu’elle permet de dégager en termes d’amélioration de la qualité du cadre de vie, une alternative à la recherche de mesures de compensation ciblées sur le territoire concerné par le présent avant-projet de révision du plan de secteur; Considérant, par ailleurs, que l’article 46, § 1er, alinéa 2, 3o, du CWATUP vise expressément ″toute″ compensation alternative définie par le Gouvernement; qu’il s’ensuit, comme le soulignent notamment les travaux de la Commission de l’Aménagement du territoire, des Transports, de l’Energie et du Logement du Parlement wallon du 9 juillet 2007, que ces compensations alternatives peuvent se définir tant en termes opérationnel, environnemental ou énergétique que de mobilité; Considérant que le contenu de l’étude d’incidences sur l’environnement sera dès lors complété afin que cet aspect soit étudié de manière plus approfondie par l’auteur d’étude; Considérant que le Gouvernement wallon entend cependant préciser que ces décisions ne préjugent en rien du ou des modes de compensation qu’il retiendra au terme de l’instruction de la présente révision du plan de secteur; Considérant que l’inscription du reste des nouvelles zones que le Gouvernement wallon projette de destiner à l’urbanisation ne résulte pas d’un déficit d’offre en matière de terrains affectés au développement des activités concernées mais de la volonté d’adapter leur répartition sur le territoire aux conséquences du développement aéroportuaire; Considérant que le Gouvernement wallon prend l’option de les compenser strictement par la modification de zones déjà destinées à l’urbanisation en zones non destinées à l’urbanisation; que le Gouvernement wallon a privilégié la recherche de terrains situés soit dans le périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire de Liège-Bierset afin de renforcer sa politique de maintien et de protection de l’infrastructure de communication, soit à proximité d’infrastructures de communication pour les mêmes raisons; Considérant que le Gouvernement wallon propose en conséquence : - la modification en zone agricole des parcelles non bâties ou occupées par des constructions délabrées situées dans les zones d’aménagement communal concerté des communes de Flémalle et de Saint-Georges-sur-Meuse couvertes par le périmètre de la zone A du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; - la modification en zone d’espaces verts de zones d’habitat situées sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne contiguës à la A604 et à la ligne de chemin de fer 36A; - la modification en zone agricole d’une zone d’aménagement communal concerté située sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse au sud de la drève du château de Warfusée; - la modification en zone agricole d’une zone d’habitat à caractère rural située sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse à l’extrémité ouest de la drève du château de Warfusée; - la modification en zone agricole et en zone de parc de la partie non bâtie de la zone d’habitat à caractère rural située sur le territoire communal de Saint-Georges-sur-Meuse, rue de Warfusée, et couverte par le périmètre de la zone A du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset; Considérant que l’article 1erbis, § 4, de la loi relative à la lutte contre le bruit habilite le Gouvernement wallon à ″réaliser des projets de développement urbanistiques ou d’amélioration du cadre de vie″ dans les zones des plans d’exposition au bruit et des plans de développement à long terme des deux aéroports wallons; Considérant que la SOWAER a été officiellement chargée par courrier daté du 21 septembre 2006 d’acquérir une partie des terrains que le présent avant-projet projette d’affecter en zone de services publics et d’équipements communautaires sur le territoire de la commune de Ans afin d’y construire une infrastructure sportive; Considérant que la construction d’un nouveau stade de football et d’une école de formation pour les jeunes contribuera à l’amélioration du cadre de vie de la population; que le Gouvernement wallon décide en conséquence de retenir ce projet dans le cadre des compensations alternatives qu’il peut définir afin de compenser l’inscription de nouvelles zones destinées à l’urbanisation; que l’étude d’incidences devra prendre en compte ce projet compensatoire pour en évaluer les incidences; Considérant, en conclusion, que les modifications planologiques projetées dans le cadre de l’avant-projet de révision de plan de secteur de Liège visent à inscrire : - deux zones de services publics et d’équipements communautaires d’une superficie totale de 87 hectares à Grâce-Hollogne et Fexhe-le-Haut-Clocher sur des terrains situés en zone d’activité économique mixte (28,6 ha), zone d’activité économique industrielle (26,6 ha), zone d’habitat à caractère rural (2,3 ha) et zone agricole (29,5 ha); - une zone d’espaces verts de 30,2 hectares à Grâce-Hollogne sur des terrains situés en zone d’habitat de part et d’autre de la A604 et de la ligne de chemin de fer 36A; - une zone d’habitat à Ans de 43 hectares sur des terrains situés en zone agricole, assortie de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.14″ sur l’avant-projet de plan; - deux zones d’habitat à caractère rural d’une superficie totale de 45 hectares à Saint-Georges-sur-Meuse sur des terrains situés en zone agricole, assorties de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.14″ sur l’avant-projet de plan; - une zone d’habitat à caractère rural d’une superficie de 2 hectares à Saint-Georges-sur-Meuse sur des terrains situés en zone agricole; - un périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire de Liège-Bierset en surimpression aux zones du plan de secteur situées dans la zone A du plan de développement à long terme à Ans, Awans, Flémalle, Grâce-Hollogne et Saint-Georges-sur-Meuse; - deux zones d’activité économique industrielle d’une superficie totale de 3,6 hectares à Grâce-Hollogne, au Sud et à l’Est de Ferdoux, sur des terrains situés en zone d’habitat à caractère rural, assorties de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.02″ sur l’avant-projet de plan; - une zone d’activité économique mixte de 0,9 hectares à Grâce-Hollogne sur des terrains situés en zone d’habitat à caractère rural, assortie de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.05″ sur l’avant-projet de plan; - une zone d’activité économique mixte de 28 hectares à Saint-Georges-sur-Meuse, de part et d’autre de la Chaussée verte, sur des terrains situés en zone agricole (27,4 ha) et en zone d’habitat à caractère rural (0,6 ha); - deux zones d’aménagement communal concerté d’une superficie totale de 9,7 hectares à Saint-Georges-sur-Meuse sur des terrains situés en zone d’habitat à caractère rural;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD - une zone de services publics et d’équipements communautaires d’une superficie totale de 6,9 hectares à Saint-Georges-sur-Meuse sur des terrains situés en zone agricole (6,2 ha) et zone d’habitat à caractère rural (0,7 ha); - une zone de parc de 1,8 hectares à Saint-Georges-sur-Meuse sur des terrains situés en zone d’habitat à caractère rural; - neuf zones agricoles d’une superficie totale de 29,4 hectares à Saint-Georges-sur-Meuse sur des terrains situés en zone d’aménagement communal concerté et en zone d’habitat à caractère rural; - deux zones agricoles d’une superficie totale de 10,8 hectares à Flémalle sur des terrains situés en zone d’aménagement communal concerté (10,3 ha) et zone d’habitat à caractère rural (0,5 ha); - une zone d’activité économique industrielle de 3,9 hectares à Grâce-Hollogne sur des terrains situés en zone d’habitat (2,6 ha) et en zone d’espaces verts (1,3 ha); - une zone d’activité économique mixte de 3,1 hectares à Grâce-Hollogne sur des terrains situés en zone d’habitat (2,1 ha) et en zone d’espaces verts (1 ha); - deux zones de services publics et d’équipements communautaires d’une superficie totale de 24 hectares à Ans sur des terrains situés en zone d’aménagement communal concerté et en zone d’habitat; - la limite de la zone d’activité économique mixte située sur le territoire de la commune de Flémalle qui ne fait pas l’objet de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.04″ sur le plan; et à supprimer la prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.12″ sur le plan, assortissant les zones d’aménagement communal concerté inscrites en 2003 sur le territoire des communes de Ans, Flémalle et Saint-Georges-sur-Meuse; Considérant que le présent avant-projet de révision du plan de secteur de Liège se traduit dès lors par l’inscription de 88 hectares de nouvelles zones d’habitat et d’habitat à caractère rural réservées dans la révision du plan de secteur de Liège adoptée le 6 février 2003, compensées par l’inscription d’un périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire en surimpression aux zones du plan de secteur situées dans le périmètre de la zone A du plan de développement à long terme, et de 67,4 hectares de nouvelles zones destinées à l’urbanisation, entièrement compensées par le transfert de 71,7 hectares de zones existantes destinées à l’urbanisation en zones non destinées à l’urbanisation. Conformité au schéma de développement de l’espace régional. Considérant que l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège est conforme au schéma de développement de l’espace régional adopté par le Gouvernement wallon le 27 mai 1999 en ce qui concerne les options suivantes : Renforcer la structure spatiale du schéma de développement de l’espace régional et intégrer la dimension supra-régionale dans le développement de la Wallonie : Au niveau supra régional, Liège fait partie de l’une des quatre aires métropolitaines, à savoir l’aire MHAL (Maastricht-Hasselt-Aachen-Liège). Liège participe par ailleurs à l’eurocorridor ouest-est Lille-Liège, eu égard à la densité des infrastructures multimodales situées dans la zone comprise entre les axes Lille-Bruxelles-Liège et la dorsale wallonne. Le schéma de développement de l’espace régional met en évidence la polarisation de Liège qui s’étend au-delà des limites de la Wallonie. L’importance de ses activités commerciales, de recherche-industrie et de transport fait de Liège un pôle d’appui pour une région de près de 3 millions d’habitants située à la charnière entre l’Europe du Nord-Est et l’Europe occidentale. L’accentuation de la polarisation de Liège au niveau international s’appuie notamment sur la concrétisation des projets liés au TGV et à l’aéroport. Ce pôle reconnu comme majeur dans le schéma de développement de l’espace régional doit relever d’importants défis en matière de restructuration du tissu urbain et économique. Le développement de l’activité aéroportuaire et de l’activité économique qui lui est liée participe largement à relever ces défis et les résultats de cette politique volontariste sont, du reste, déjà sensibles. Ils contribuent à renforcer le pôle de Liège au plan supra-régional comme au plan régional. Le schéma de développement de l’espace régional reconnaît l’affectation du sol comme le moyen privilégié pour structurer l’espace en ce qu’il vise à attribuer ou réserver aux différentes activités les espaces qui leur conviennent le mieux et à séparer les activités incompatibles (Schéma de développement de l’espace régional, Projet de structure spatiale, I. Structurer l’espace wallon, p.116). La présente révision du plan de secteur de Liège s’inscrit dans la poursuite de la structuration du territoire opérée dans le cadre de la révision du plan de secteur de Liège approuvée définitivement par le Gouvernement wallon le 6 février 2003. La volonté du Gouvernement wallon de concentrer les nuisances sonores des vols aériens qui l’a conduit à adopter, le 27 mai 2004, un plan d’exposition au bruit et un plan de développement à long terme a induit de profondes modifications des affectations du sol. Les zones les plus exposées au bruit ont été réservées à l’activité aéroportuaire et aux activités économiques qui lui sont liées, provoquant un déficit de zones d’habitat et de zones d’habitat à caractère rural. L’un des objectifs de la présente révision du plan de secteur de Liège est d’inscrire de nouvelles zones résidentielles dans des zones moins exposées et de relocaliser certaines zones destinées à l’urbanisation afin de contribuer à la valorisation du pôle liégeois par le développement de l’activité aéroportuaire et de développer l’un des atouts spécifiques de la Wallonie par rapport au contexte suprarégional. Par ailleurs, le développement de l’activité aéroportuaire a nécessité le déplacement des Forces armées. La présente révision du plan de secteur de Liège a aussi pour objectif d’inscrire une zone ad hoc pour permettre leur redéploiement. Structurer les villes et les villages : Les zones projetées d’habitat, d’habitat à caractère rural et de services publics et d’équipements communautaires inscrites sur les territoires de Saint-Georges-sur-Meuse et de Ans, sont prévues de façon à renforcer la centralité et à rendre la structure spatiale plus lisible. L’inscription d’un périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire en surimpression aux zones du plan de secteur situées dans le périmètre de la zone A du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset contribue à donner un signal aux citoyens en ce qu’elle permet de confirmer, sans ambiguïté, l’option prise précédemment par le Gouvernement wallon à savoir d’y exclure, dans un premier temps, la construction de nouveaux logements ou la transformation de bâtiments qui auraient pour objet de multiplier les unités de logements et, à terme, d’y exclure la fonction résidentielle. Répondre aux besoins primordiaux et aux besoins en logement : En assurant un cadre de vie épanouissant, le Schéma de développement de l’espace régional vise notamment à mener des actions d’envergure dans les zones les plus dégradées, à développer des espaces ou des équipements de rencontre, à aménager de réels quartiers d’habitat, à lutter contre les nuisances du trafic intense et à veiller sur la sécurité des habitants. La perte de population de certains noyaux d’habitat, tels le village de Sur-le-Bois ou les cités sociales situées dans les nouveaux parcs d’activité économique, nécessite de prévoir des zones résidentielles pour y développer des logements répondant aux critères minimaux de salubrité et de confort.

50217

50218

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Contribuer à la création d’emplois et de richesses : Le projet s’inscrit dans la continuité de la révision du plan de secteur de Liège adoptée par le Gouvernement wallon le 6 février 2003 qui répondait notamment aux logiques d’anticiper des besoins du développement économique et d’assurer les conditions du développement des entreprises en inscrivant de nouvelles zones résidentielles en remplacement de celles qui ont souffert du développement économique. Les communes qui ont subi la désertification ou la paupérisation de certains quartiers ont assumé des pertes en matières de recettes fiscales escomptées. Les lignes directrices établies par le Gouvernement wallon en matière de gestion immobilière des biens rachetés pour le compte de la Région amorcent une inversion de cette tendance, dans le respect, cependant, du principe de précaution. Il convient de l’amplifier en permettant le développement de nouveaux quartiers, d’espaces publics et communautaires, affectés notamment aux infrastructures sportives, et de parcs d’activité économique. Le projet contribue ainsi à rééquilibrer la structure sociale de la population des communes concernées, à constituer des cadres d’accueil favorables à l’implantation d’entreprises et, en conséquence, à la création d’emplois et de richesses. Améliorer l’accessibilité du territoire wallon et gérer la mobilité : Le développement de l’activité aéroportuaire impose de prendre des mesures réglementaires notamment d’usage du sol à proximité des aéroports afin de leur garantir des possibilités d’extension et de développement de trafic (VI.1. Intégrer la région dans les réseaux transeuropéens, p. 201). En inscrivant des zones destinées à l’urbanisation bénéficiant de bonnes conditions d’accessibilité ou situées selon le cas, à proximité des centres ou en extension de zones d’activité économique, le projet s’inscrit pleinement dans cette préoccupation de structuration de l’espace et de gestion de la mobilité. Le projet permet en effet de concilier le développement économique particulier lié à l’activité aéroportuaire et le développement de quartiers résidentiels et d’espaces publics et communautaires en préservant un cadre de vie de qualité. Etude d’incidences sur l’environnement. Considérant que, conformément aux dispositions de l’article 42, alinéas 2 et 4 du Code, le Gouvernement wallon est tenu de faire réaliser une étude d’incidences dont il fixe l’ampleur et le degré de précision et de soumettre le projet de contenu de l’étude d’incidences ainsi que l’avant-projet de plan, pour avis, à la commission régionale d’aménagement du territoire, au conseil wallon de l’environnement pour le développement durable et à la direction générale des ressources naturelles et de l’environnement du ministère de la Région wallonne; Considérant, en ce qui concerne l’ampleur de l’étude à réaliser, que les incidences sur l’environnement de chacune des composantes du projet sont de nature et d’importance très différentes; Considérant que l’auteur de l’étude limitera son analyse aux composantes du projet susceptibles d’avoir une influence non négligeable sur l’environnement; qu’il justifiera la pertinence de ses choix; Considérant que l’inscription d’un périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire en surimpression aux zones du plan de secteur situées dans le périmètre de la zone A du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset est susceptible d’avoir des incidences non négligeables sur l’environnement compte tenu du projet concerné et de l’importance de la superficie en cause, que l’étude d’incidences devra porter sur cette composante du projet; Considérant que l’inscription de nouvelles zones destinées à l’urbanisation est a priori susceptible d’avoir des incidences non négligeables sur l’environnement; que l’étude d’incidences devra porter sur toutes les composantes du projet présentant cette caractéristique; Considérant que l’inscription d’une zone de services publics et d’équipements communautaires de 24 hectares sur le territoire communal de Ans est également susceptible d’avoir des incidences non négligeables sur l’environnement compte tenu du projet concerné et de l’importance de la superficie en cause; que l’étude d’incidences devra porter sur cette composante du projet; Considérant que l’inscription de deux zones d’activités économiques industrielles au sud et à l’est de Ferdoux et d’une zone d’activité économique mixte projetée au sud de Bierset, sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne, est également susceptible d’avoir des incidences non négligeables sur l’environnement compte tenu des activités attendues dans ces zones; que l’étude d’incidences devra porter sur ces composantes du projet; Considérant que la désaffectation de zones destinées à l’urbanisation en zones non destinées à l’urbanisation constitue une compensation au sens de l’article 46, § 1er, 3o du Code wallon de l’aménagement du territoire du logement et du patrimoine et qu’il n’y a donc pas lieu de valider cette composante du projet; que celle-ci peut en revanche être susceptible d’avoir des incidences non négligeables sur l’environnement; que l’étude d’incidences devra analyser son impact; Considérant que la suppression de la prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.12″ sur le plan, n’est pas susceptible d’avoir des conséquences non négligeables sur l’environnement; que l’étude d’incidence ne devra pas porter sur cette composante du projet; Considérant que l’inscription de la limite de la zone d’activité économique mixte assortie de la prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.04″ sur le plan, vise à corriger une erreur matérielle dans la transcription du dessin de la carte du plan de secteur lors de l’extension de la zone d’activité économique mixte dans la mesure où la prescription supplémentaire ne concernait que l’extension de la zone; qu’elle n’est dès lors pas susceptible d’avoir des incidences notables sur l’environnement; que l’étude d’incidences ne devra pas porter sur cette composante du projet; Considérant que l’étude d’incidences peut, en application de l’article 42, 3e alinéa, du Code, être fondée notamment sur les renseignements utiles obtenus lors des études d’incidences déjà réalisées, notamment dans le cadre de l’instruction de la révision du plan de secteur de Liège adoptée le 6 février 2003, et de l’instruction des permis uniques et des permis d’environnement qui couvrent l’exploitation de l’aéroport; Considérant que l’étude d’incidences devra s’attacher à proposer les modes de compensations les plus pertinents à l’inscription des nouvelles zones d’habitat et d’habitat à caractère rural à Ans et à Saint-Georges-sur-Meuse; Considérant qu’elle devra en particulier analyser les bénéfices sur le plan environnemental de la réaffectation éventuelle des sites à rénover situés dans le territoire couvert par le plan de secteur de Liège ainsi que l’impact environnemental de la localisation d’un nouveau stade de football et d’une école de formation pour les jeunes; Considérant que la validation des besoins et de la localisation des différentes zones d’affectation de l’avant-projet ainsi que la recherche des variantes seront circonscrites aux territoires suivants : - périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire : territoires attenants à l’aéroport de Liège-Bierset; - redéploiement des forces armées : territoires attenants aux pistes de l’aéroport de Liège-Bierset; - zones d’habitat et d’habitat à caractère rural : territoires des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse; - zones de services publics et d’équipements communautaires : territoires des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse; - zones d’activité économique : territoires des communes de Saint-Georges-sur-Meuse et de Grâce-Hollogne; - sites à rénover : territoire couvert par le plan de secteur de Liège; Considérant que la validation de la délimitation et des conditions de mise en œuvre des zones d’affectation ainsi que la recherche des variantes devront quant à elles être circonscrites au périmètre d’étude jugé le plus pertinent compte tenu de la nature du milieu et des contraintes à l’implantation considérées;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant, en ce qui concerne la précision de l’étude à réaliser, que le projet de contenu annexé au présent arrêté a été établi en tenant compte des spécificités du projet et respecte le contenu-type défini à l’article 42, 2e alinéa, du Code; Considérant qu’une attention particulière devra cependant être accordée aux éléments suivants : - évaluation de l’impact de l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège sur la mobilité, les réseaux et les infrastructures (plan d’assainissement du sous bassin hydrographique de la Meuse-aval, etc.); - évaluation de l’impact du périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire de Liège-Bierset sur les biens immobiliers inscrits à l’inventaire du patrimoine monumental de la Wallonie; propositions de réaffectations; - évaluation de l’impact du développement de la base militaire sur la santé humaine (bruit) et l’aménagement des zones voisines; - analyse des besoins en zones d’habitat sur le territoire des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse; - évaluation de l’impact de la zone d’habitat projetée sur la commune de Ans sur les eaux (souterraines), le paysage et l’aménagement des zones voisines; - évaluation des contraintes à l’implantation des zones urbanisables projetées sur la commune de Ans; - évaluation de l’impact de la zone de services publics et d’équipements communautaires projetée sur la commune de Ans sur l’aménagement des zones voisines; - analyse des besoins en zones d’activités économiques sur le territoire de la commune de Saint-Georges-surMeuse; - évaluation de l’impact de la zone d’activité économique mixte projetée sur la commune de Saint-Georges-surMeuse sur la population (mobilité) et le paysage; - évaluation des contraintes, physiques notamment, à l’implantation des zones urbanisables projetées sur la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; - évaluation de l’impact de l’inscription de nouvelles zones destinées à l’agriculture à Flémalle et Saint-Georgessur-Meuse sur l’activité agricole; - identification des différents niveaux d’exposition au bruit en application de la directive européenne 2002/49/CE relative à l’évaluation et à la gestion du bruit dans l’environnement et, en particulier, évaluation des niveaux sonores prévisionnels auxquels seraient soumises les populations dans les zones destinées à la résidence; Considérant que la présente révision du plan de secteur de Liège constitue le cadre des projets et des activités suivantes : - maintien et protection de l’infrastructure aéroportuaire; - redéploiement des Forces armées; - une zone résidentielle de 43 ha sur le territoire de la commune de Ans et deux zones résidentielles de 45 ha sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; - construction d’un stade de football et d’une école de formation pour jeunes à Ans; - activités économiques à Grâce-Hollogne; - construction d’une maison de retraite et de logements intergénérationnels à Saint-Georges-sur-Meuse; Considérant que le degré de précision de l’étude d’incidences devra dans ce cas être équivalent à celui que l’on exigerait pour l’évaluation des incidences relative aux demandes de permis d’urbanisme pour chacun d’eux; Sur proposition du Ministre du logement, des transports et du développement territorial, Arrête : Article 1er. Le Gouvernement wallon décide la mise en révision du plan de secteur de Liège et adopte l’avantprojet de révision du plan de secteur de Liège (planches 41/4S, 41/8N, 41/8S, 42/1N, 42/1S et 42/5N). Art. 2. Un périmètre de réservation des espaces nécessaires à la protection et au maintien de l’infrastructure aéroportuaire est inscrit en surimpression aux zones du plan de secteur situées dans le périmètre de la zone A du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset, sur le territoire des communes de Ans, Awans, Flémalle, Grâce-Hollogne et Saint-Georges-sur-Meuse. La prescription suivante est d’application dans l’ensemble du périmètre : ″Les actes et travaux ayant pour objet la construction ou la reconstruction de bâtiments destinés à la résidence ou à l’hébergement de personnes ainsi que la transformation ou la modification de la destination de bâtiments ou parties de bâtiments existants dans le but de les affecter à la résidence ou à l’hébergement de personnes ou d’augmenter le nombre d’unités de logements sont interdits dans le périmètre de réservation. ″ Art. 3. Le Gouvernement wallon décide l’inscription : - d’une zone d’habitat sur le territoire de la commune de Ans; - de trois zones d’habitat à caractère rural sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; - de deux zones de services publics et d’équipements communautaires sur le territoire de la commune de Ans; - de deux zones de services publics et d’équipements communautaires sur le territoire des communes de Fexhe-le-Haut-Clocher et Grâce-Hollogne; - d’une zone de services publics et d’équipements communautaires sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; - de deux zones d’activité économique mixte sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne; - d’une zone d’activité économique mixte sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; - de trois zones d’activité économique industrielle sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne; - de deux zones d’aménagement communal concerté sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; - de la limite de la zone d’activité économique mixte située sur le territoire de la commune de Flémalle qui ne fait pas l’objet de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″ *S.04 ″ sur le plan; ainsi que au titre de compensation planologique : - de neuf zones agricoles sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; - de deux zones agricoles sur le territoire de la commune de Flémalle; - d’une zone d’espaces verts sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne; - d’une zone de parc sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; conformément à la carte ci-annexée.

50219

50220

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 4. La prescription supplémentaire suivante, repérée par le sigle ″*S.14″, est d’application dans la zone d’habitat inscrite, sur le territoire de la commune de Ans, et dans deux des zones d’habitat à caractère rural inscrites, sur le territoire de Saint-Georges-sur-Meuse, au plan par le présent arrêté : ″L’aménagement des zones d’habitat et d’habitat à caractère rural repérées par le sigle ″*S.14″ sera conçu de manière à concentrer les constructions autour d’un ou plusieurs pôles dont la localisation sera établie en fonction des caractéristiques physiques locales et de la performance des réseaux de communication et de distribution et exécuté par phases dont la succession sera liée à l’achèvement des constructions autour du pôle précédent et du réseau de communication et de distribution″. Art. 5. La prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.02″, est d’application dans les deux zones d’activité économique industrielle inscrites à l’Est et au Sud de Ferdoux, sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne, au plan par le présent arrêté : ″Cette zone sera réservée à des entreprises utilisant les infrastructures de l’aéroport dont l’activité nécessite une localisation à proximité immédiate et reliée à l’aéroport, telles que des entreprises de production ou de distribution de produits, notamment à haute valeur ajoutée; cette zone comportera en bordure des zones d’habitat à caractère rural de Ferdoux et Bierset un périmètre d’isolement d’une largeur minimum de 50 m, constitué de merlons verdurés ou d’écrans végétaux denses selon la topographie du site, accompagné d’un dispositif antibruit adéquat lorsque l’activité projetée le requiert; des gabarits de construction appropriés seront imposés afin d’assurer la transition entre les activités industrielles et la zone agricole″. Art. 6. La prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.05″, est d’application dans la zone d’activité économique mixte inscrite au sud de Bierset, sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne, au plan par le présent arrêté. ″Cette zone sera réservée aux activités ne générant qu’un charroi léger; les entreprises relevant du secteur du commerce de détail seront exclues; les constructions s’intègreront au bâti existant″. Art. 7. La prescription supplémentaire, repérée par le sigle ″*S.12″, inscrite au plan de secteur dans les zones d’aménagement communal concerté situées sur le territoire des communes de Ans, Flémalle et Saint-Georges-surMeuse est supprimée. Art. 8. Le Gouvernement wallon impose au titre de compensation alternative, selon des modalités à déterminer entre la commune de Ans et la SOWAER, la création d’un nouveau stade de football et d’une école de formation pour les jeunes dans la zone de services publics et d’équipements communautaires qu’il projette d’inscrire à Ans; Art. 9. L’arrêté du Gouvernement wallon du 27 mai 2004 adoptant l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège en vue du redéploiement des Forces Armées à Liège-Bierset et de l’octroi aux communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse de compensations planologiques aux modifications apportées au plan de secteur de Liège en vue du développement de l’activité aéroportuaire de Liège-Bierset et de l’activité qui y est liée est abrogé. Art. 10. Le Gouvernement wallon adopte le projet de contenu d’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège annexé au présent arrêté. Art. 11. Le Gouvernement wallon charge le Ministre ayant l’aménagement du territoire dans ses attributions de soumettre ledit projet de contenu d’étude d’incidences à laquelle sera soumis l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège, pour avis, à la Commission régionale de l’aménagement du territoire, au Conseil wallon de l’environnement pour le développement durable et à la direction générale des ressources naturelles et de l’environnement du Ministère de la Région wallonne, puis de le lui représenter ensuite pour approbation. Namur, le 19 juillet 2007. Le Ministre-Président, E. DI RUPO. Le Ministre du Logement, des Transports et du Développement territorial, A. ANTOINE.

Annexe Annexe 1re au cahier des charges PROJET DE CONTENU DE L’ETUDE D’INCIDENCES DE PLAN DE SECTEUR L’avant-projet de révision des planches 41/4S, 41/8N, 41/8S, 42/1N, 42/1S et 42/5N du plan de secteur de Liège adopté par arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 porte sur l’inscription : • des composantes de l’avant-projet énumérées ci-dessous : • d’un périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire de Liège-Bierset en surimpression aux zones du plan de secteur situées dans le périmètre de la zone A du plan de développement à long terme de l’aéroport de Liège-Bierset sur le territoire des communes de Ans, Awans, Flémalle, Grâce-Hollogne et Saint-Georges-sur-Meuse; d’une zone d’habitat assortie de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.14″ sur le plan sur le territoire de la commune de Ans; • de deux zones d’habitat à caractère rural assorties de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.14″ sur le plan sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; • d’une zone d’habitat à caractère rural sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; • de deux zones de services publics et d’équipements communautaires sur le territoire de la commune de Ans; • de deux zones de services publics et d’équipements communautaires sur le territoire des communes de Grâce-Hollogne et Fexhe-le-Haut-Clocher; • d’une zone de services publics et d’équipements communautaires sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse;d’une zone d’activité économique mixte assortie de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.05″ sur le plan sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne; • d’une zone d’activité économique mixte sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne; • d’une zone d’activité économique mixte sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; • d’une zone d’activité économique industrielle sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne; • de deux zones d’activité économique industrielle assorties de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.02″ sur le plan sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne; • de deux zones d’aménagement communal concerté sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD * • • • •

des compensations planologiques suivantes : de neuf zones agricoles sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; de deux zones agricoles sur le territoire de la commune de Flémalle; d’une zone d’espaces verts sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne; d’une zone de parc sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; * des compensations alternatives, de toute nature, qui devraient se traduire par une inscription sur le plan de secteur; * et de la correction d’une erreur matérielle datant de la révision du plan de secteur de Liège arrêtée par le Gouvernement wallon le 6 février 2003 : • de la limite de la zone d’activité économique mixte située sur le territoire de la commune de Flémalle assortie de la prescription supplémentaire repérée par le sigle ″*S.04″ sur le plan. 1. Ampleur de l’étude d’incidences et degré de précision des informations (article 42, alinéa 2 du CWATUP) 1. Ampleur de l’étude d’incidences. L’étude d’incidences portera sur l’inscription : - du périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire; - des nouvelles zones destinées à l’urbanisation; - de la zone de services publics et d’équipements communautaires de 24 hectares sur le territoire communal de Ans; - des deux zones d’activités économiques industrielles au Sud et à l’Est de Ferdoux et de la zone d’activité économique mixte projetée au Sud de Bierset, sur le territoire de la commune de Grâce-Hollogne. Elle analysera l’impact des compensations planologiques du projet : • zone d’espaces verts; • zones agricoles; • zones de parc. L’auteur de l’étude limitera son analyse aux composantes du projet susceptibles d’avoir une influence non négligeable sur l’environnement. Il justifiera la pertinence de ses choix. L’étude pourra se référer aux renseignements utiles obtenus lors de l’étude d’incidences réalisée dans le cadre de l’instruction de la révision du plan de secteur de Liège adoptée le 6 février 2003 et de l’instruction des permis uniques et des permis d’environnement qui couvrent l’exploitation de l’aéroport; les préciser, les compléter et les actualiser. L’étude suivra le principe d’une démarche ″ en entonnoir ″, c’est-à-dire que, suivant la nature des aspects abordés, l’analyse des différentes composantes de l’avant-projet se fera depuis l’échelle la plus large jusqu’à l’échelle locale du périmètre concerné. L’analyse des besoins et de la localisation des différentes zones d’affectation de l’avant-projet ainsi que la recherche des variantes devront être circonscrites aux territoires suivants : • périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire : territoires attenants à l’aéroport de Liège-Bierset; • redéploiement des Forces armées : territoires attenants aux pistes de l’aéroport de Liège-Bierset; • zones d’habitat et d’habitat à caractère rural : territoires des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse; • zones d’activités économiques : territoires des communes de Saint-Georges-sur-Meuse et de Grâce-Hollogne; • zones de services publics et d’équipements communautaires : territoires des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse. L’analyse de la délimitation et des conditions de mise en œuvre des zones d’affectation ainsi que la recherche des variantes devront être circonscrites au périmètre d’étude jugé le plus pertinent compte tenu de la nature du milieu et des contraintes à l’implantation considérées. Le périmètre d’étude (échelle micro-géographique) des composantes de l’avant-projet susceptibles de perturber la diversité biologique, la population (mobilité,...), les eaux (souterraines, de surface, usées...), l’air, les facteurs climatiques, les paysages, l’activité agricole et forestière dépendra du territoire susceptible d’être touché pour chacune des problématiques étudiées. En particulier, le périmètre d’étude des composantes de l’avant-projet et de leurs compensations sur la faune, la flore, les sols, les biens matériels et le patrimoine culturel sera circonscrit aux terrains concernés. 2. Degré de précision des informations. Le cahier des charges retenu ci-dessous a été établi en tenant compte des spécificités du projet et constitue un document dont le degré de précision est considéré comme suffisant au regard de l’article 42 du Code. Tous les points du présent cahier des charges doivent, à priori, être considérés comme étant indispensables, néanmoins l’auteur de l’étude peut proposer d’alléger l’analyse de certains points, pour autant qu’il en démontre la non-pertinence par rapport à l’avant-projet étudié. Par ailleurs, s’il l’estime important par rapport au dossier analysé, l’auteur de l’étude peut toujours aborder et développer l’un ou l’autre point qui ne serait pas repris dans le cahier des charges. Les facteurs de modification (ou composantes perturbatrices) du milieu et les éléments constitutifs de la situation de droit et de fait sont inventoriés en annexe, à charge pour les auteurs de l’étude d’incidences de ne retenir dans l’analyse que ceux qui se révèlent pertinents ou d’ajouter les éléments qu’il s’avérerait nécessaire de considérer. Une attention toute particulière sera accordée aux éléments suivants : • évaluation de l’impact de l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège sur la mobilité, les réseaux et les infrastructures (plan d’assainissement du sous bassin hydrographique de la Meuse-aval, etc.); • évaluation de l’impact de la zone de réservation de l’infrastructure aéroportuaire de Liège-Bierset sur les biens immobiliers inscrits à l’inventaire du patrimoine monumental de la Wallonie; propositions de réaffectations; • évaluation de l’impact du développement de la base militaire sur la santé humaine (bruit) et l’aménagement des zones voisines; • analyse des besoins en zones d’habitat sur le territoire des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse; • évaluation de l’impact de la zone d’habitat projetée sur la commune de Ans sur les eaux (souterraines), le paysage et l’aménagement des zones voisines; • évaluation des contraintes à l’implantation des zones urbanisables projetées sur la commune de Ans; • évaluation de l’impact de la zone de services publics et d’équipements communautaires projetée sur la commune de Ans sur l’aménagement des zones voisines; • analyse des besoins en zones d’activités économiques sur le territoire de la commune de Saint-Georges-surMeuse;

50221

50222

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD • évaluation de l’impact de la zone d’activité économique mixte projetée sur la commune de Saint-Georges-surMeuse sur la population (mobilité) et le paysage; • évaluation des contraintes, physiques notamment, à l’implantation des zones urbanisables projetées sur la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; • évaluation de l’impact de l’inscription de nouvelles zones destinées à l’agriculture à Flémalle et Saint-Georgessur-Meuse sur l’activité agricole; • évaluation de l’impact des zones de prévention établies autour des captages existants sur l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège; • évaluation de l’impact de la présence de dépotoirs sur l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège; • évaluation des niveaux sonores prévisionnels auxquels seront soumis les zones destinées à la résidence du fait du bruit généré par les infrastructures routières et ferroviaires, le trafic aérien et les industries et activités soumises à permis d’environnement. Cette liste n’est aucunement exhaustive. La révision du plan de secteur de Liège constitue le cadre des projets et des activités suivantes : • maintien et protection de l’infrastructure aéroportuaire; • redéploiement des Forces armées; • une zone résidentielle de 43 ha sur le territoire de la commune de Ans et deux zones résidentielles de 45 ha sur le territoire de la commune de Saint-Georges-sur-Meuse; • construction d’un stade de football et d’une école de formation pour jeunes à Ans; • activités économiques projetées à Grâce-Hollogne; • construction d’une maison de retraite et de logements intergénérationnels à Saint-Georges-sur-Meuse. Le degré de précision de l’étude d’incidences devra dans ce cas être équivalent à celui que l’on exigerait pour l’évaluation des incidences relative aux demandes de permis d’urbanisme pour chacun d’eux. Phase I : ANALYSE DE L’AVANT-PROJET A. RESUME DU CONTENU ET DESCRIPTION DES OBJECTIFS ET DES MOTIVATIONS DE L’AVANTPROJET DE REVISION DU PLAN (article 42, alinéa 2, 1o, du CWATUP) A.1. Résumé du contenu et description des objectifs et des motivations de l’avant-projet de révision du plan Il s’agit de résumer l’objet de la révision du plan de secteur de Liège et d’identifier les objectifs et les motivations du Gouvernement wallon tels qu’ils apparaissent dans l’arrêté adoptant l’avant-projet de plan. Par objet de la révision du plan de secteur de Liège on entend : les zones d’affectation, les périmètres où une protection particulière se justifie, les prescriptions supplémentaires d’ordre urbanistique ou planologique, les autres mesures d’aménagement et la carte. Par objectifs du Gouvernement wallon on entend les buts qu’il poursuit en décidant de réviser le plan. Par motivations du Gouvernement wallon on entend les raisons pour lesquelles il considère la révision du plan de secteur de Liège comme indispensable à la réalisation des objectifs. A.2. Analyse A.2.1. Examen de la compatibilité des objectifs de l’avant-projet au regard des options régionales Il s’agit d’identifier d’une part les liens de l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège avec d’autres plans et programmes pertinents et d’autre part les objectifs de la protection de l’environnement pertinents au regard de l’avant-projet. A.2.2. Examen de la compatibilité des zones d’affectation au regard des objectifs du Gouvernement wallon Il s’agit de vérifier si les zones d’affectation, hors compensations, inscrites à l’avant-projet de plan sont appropriées aux objectifs du Gouvernement wallon. A.2.3. Examen de la conformité de l’avant-projet aux réglementations en vigueur Il s’agit de vérifier si l’avant-projet de plan est conforme aux réglementations en vigueur, en particulier à l’article 46 du CWATUP (art. 42, al. 2, 2o, du CWATUP). A.2.4. Identification/validation du (des) territoire(s) de référence Le territoire de référence est le territoire sur lequel doit se baser la réflexion pour vérifier la pertinence de la révision du plan de secteur de Liège en ce qui concerne les besoins et la localisation des zones d’affectation. Il correspond à ce que le CWATUP appelle le ″territoire visé″ (art. 42, al. 2, 3o). L’analyse des besoins justifiant l’avant-projet et de la pertinence de la localisation des différentes zones d’affectation de l’avant-projet ainsi que la recherche des variantes devront être circonscrites aux territoires suivants : • périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire : territoires attenants à l’aéroport de Liège-Bierset; • redéploiement des Forces armées : territoires attenants aux pistes de l’aéroport de Liège-Bierset; • zones d’habitat et d’habitat à caractère rural : territoires des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse; • zones d’activités économiques : territoires des communes de Saint-Georges-sur-Meuse et de Grâce-Hollogne; • zones de services publics et d’équipements communautaires : territoires des communes de Ans et de Saint-Georges-sur-Meuse. L’auteur de l’étude peut prendre en compte d’autres territoires de référence. Il justifiera alors la pertinence de ses choix. A.2.5. Synthèse Il s’agit de mettre en évidence les objectifs de l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège au regard de leur compatibilité avec les options régionales et conclusions sur les territoires de référence associés à l’avant-projet ou aux différentes composantes ou ensembles de composantes de celui-ci (les différentes zones d’affectation étant éventuellement regroupées en ensembles cohérents au regard de leur territoire de référence). A. ANALYSE DES BESOINS JUSTIFIANT L’AVANT-PROJET En toute hypothèse, pour chaque composante ou ensemble de composantes de l’avant-projet, il s’agit d’évaluer la demande d’espace à lui ou à leur réserver et de la confronter à l’offre pertinente, selon le canevas suivant. B.1. Evaluation de la demande Description des caractéristiques humaines du territoire de référence. Il s’agit d’identifier ses potentialités (atouts et opportunités) et ses contraintes (faiblesses et menaces), en particulier celles qui sont de nature à influer sur la demande d’espace. Seuls les éléments pertinents au regard de l’avant-projet ou d’une de ses composantes ou ensemble de composantes doivent être envisagés.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD B.1.2 Evaluation de la demande (ou du déficit) d’espace pour les affectations examinées au sein du territoire de référence. B.2. Evaluation de l’offre B.2.1. Identification des critères de localisation répondant aux objectifs de l’avant-projet, aux options régionales et aux réglementations en vigueur. B.2.2. Evaluation de l’offre pertinente d’espace pour les affectations examinées au sein du territoire de référence. B.3. Conclusion Evaluation quantitative et qualitative de la nécessité de destiner de nouvelles superficies aux affectations examinées au sein du ou des territoires de référence. B. ANALYSE DE LA LOCALISATION DES ZONES D’AFFECTATION Il s’agit ici, à l’échelle du ou des territoires de référence, d’analyser ou non la localisation des différentes zones d’affectation de l’avant-projet en tenant compte : • des potentialités et contraintes humaines et environnementales desdits territoires; • des options régionales qui s’appliquent à ces territoires; • de critères de localisation à identifier au cours de ce point C (en fonction des objectifs de l’avant-projet, des principes d’aménagement du territoire et des réglementations en vigueur); et, s’il échet, de rechercher, au sein de ces territoires, des variantes de localisation répondant à ces éléments. C.1. Analyse des caractéristiques humaines et environnementales des territoires de référence Description des caractéristiques humaines et environnementales majeures du territoire de référence. Il s’agit d’identifier les potentialités (atouts et opportunités) et les contraintes (faiblesses et menaces) pour la localisation des zones d’affectation projetées et d’en établir une synthèse cartographique. Elles sont prises en compte à l’échelle du ou des territoires de référence. Les situations de fait, de droit et environnementales seront abordées de façon précise (à l’échelle micro-géographique) dans la phase II de l’étude. C.2. Transcription spatiale des grandes options régionales Il s’agit d’établir une synthèse cartographique de la vision conférée au(x) territoire(s) de référence par les documents régionaux d’orientation. C.3. Analyse de la pertinence de la localisation des zones d’affectation de l’avant-projet Il s’agit d’examiner la pertinence de la localisation du périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire, des différentes zones d’affectation ou ensembles de zones d’affectation de l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège, à l’exclusion des zones inscrites à titre de compensations planologiques, au regard des critères de localisation identifiés au point B (B.2.1. en l’occurrence), de l’analyse des caractéristiques des territoires de référence (C.1.) et des options régionales qui s’y appliquent (C.2.). C.4. Choix des variantes de localisation Dans les cas où le bureau d’études estime que la recherche de variantes de localisation ne se justifie pas, il doit motiver sa position de manière sérieuse. Il s’agit de rechercher des variantes à la localisation de l’avant-projet ou de ses composantes ou ensembles de composantes en appliquant aux territoires de référence les critères de localisation identifiés au point B et en tenant compte de l’analyse de leurs caractéristiques (C.1.) et des options régionales qui s’y appliquent (C.2.). Cette démarche peut, si nécessaire, s’effectuer en deux temps : • recherche de sites potentiels de variantes de localisation; • choix de variantes de localisation parmi ces sites potentiels et les sites considérés dans l’arrêté. C.5. Evaluation des coûts et des délais de mise en œuvre du plan et des variantes de localisation Il y a lieu de distinguer les coûts à charge des opérateurs privés et ceux à charge de la collectivité (M.E.T., sociétés de distribution, communes, intercommunales ...). C.6. Synthèse : comparaison de l’avant-projet de plan et des variantes de localisation Il s’agit d’établir les avantages et les inconvénients de la localisation des différentes zones d’affectation ou ensembles de zones d’affectation de l’avant-projet et des variantes de localisation, notamment pour les éléments suivants : • les potentialités et contraintes humaines et environnementales majeures du territoire; • les options régionales qui s’appliquent au territoire de référence; • les critères de localisation (intégrant les objectifs de l’avant-projet, les principes d’aménagement du territoire et les réglementations en vigueur); • les coûts et les délais de mise en oeuvre. Conclusion de la phase I Synthèse de l’analyse de l’avant-projet ou de ses différentes composantes ou ensembles de composantes et conclusions quant à la pertinence de l’avant-projet. Phase II : EVALUATION ENVIRONNEMENTALE A. ANALYSE DE LA DELIMITATION ET DES CONDITIONS DE MISE EN ŒUVRE DES ZONES D’AFFECTATION Il s’agit d’affiner, à l’échelle locale, la délimitation et les conditions de mise en œuvre du périmètre de réservation de l’infrastructure aéroportuaire, des zones d’affectation de l’avant-projet et de chaque variante de localisation, suite à l’analyse détaillée de leur périmètre d’étude. Si une ou plusieurs variantes de localisation sont retenues à la fin du point C, le point D doit être reproduit pour chacune d’elles. Le périmètre d’étude des zones d’affectation de l’avant-projet et des variantes de localisation est la partie du territoire susceptible d’être touchée par leur mise en oeuvre ou de présenter des contraintes à leur implantation. Il peut donc varier en fonction de chacun des aspects de la situation existante envisagé puisqu’il dépend de la nature du milieu (plus ou moins sensible aux facteurs de modification du milieu inhérents au projet) et de la contrainte considérées. (art. 42, al. 2, 11o, du CWATUP)

50223

50224

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD D.1. Identification des facteurs de modification du milieu liés au projet Il s’agit d’identifier les aspects (ou composantes) des projets susceptibles de perturber le milieu et de les hiérarchiser selon leur ampleur (perturbation forte, moyenne, faible, négligeable ou nulle) pour chacune des trois étapes de mise en œuvre du plan suivantes : • équipement des zones d’affectation, construction des installations et équipements; • fonctionnement des activités; • réhabilitation du site d’activité. Dans le cas présent la phase de réhabilitation ne semble pas devoir être considérée, les zones d’affectations projetées n’étant en principe pas réversibles. Les facteurs de modification du milieu à examiner sont listés à l’annexe D.1., sans prétention à l’exhaustivité. D.2. Description de la situation existante de droit Il s’agit d’identifier les éléments de la situation existante de droit qui risquent de subir les effets des facteurs de modification du milieu identifiés au point D.1., que l’on qualifie de ″vulnérabilités du milieu″ (art. 42, al. 2, 4o, du CWATUP), ou qui constituent des ″contraintes aux implantations″ projetées. Ils doivent être cartographiés. Une attention particulière sera portée aux zones revêtant une importance particulière pour l’environnement telles que celles désignées conformément aux directives 79/409/C.E.E. et 92/43/C.E.E. (art. 42, al. 2, 5o, du CWATUP). Les éléments d’une situation existante de droit sont listés à l’annexe D.2., sans prétention à l’exhaustivité. D.3. Description de la situation existante de fait Il s’agit d’identifier les éléments de la situation existante de fait qui risquent de subir les effets des facteurs de modification du milieu identifiés au point D.1., que l’on qualifie de ″vulnérabilités du milieu″, ou qui constituent des ″contraintes aux implantations″ projetées. Ils doivent être cartographiés. Une attention particulière sera portée : - aux zones revêtant une importante particulière pour l’environnement telles que celles désignées conformément aux directives 79/409/C.E.E. et 92/43/C.E.E.; - à la présence d’établissement présentant un risque majeur pour les personnes, les biens ou l’environnement au sens de la directive 96/82.C.E.; - à l’inscription de zones dans lesquelles pourraient s’implanter des établissements présentant un risque majeur pour les personnes, les biens ou l’environnement au sens de la directive 96/82 C.E. D.4. Présentation de variantes de délimitation et de conditions de mise en œuvre des zones d’affectation Il s’agit, à partir des ″vulnérabilités″ et ″contraintes″ identifiées aux points D.2. et D.3., de rechercher des variantes de délimitation et de conditions de mise en œuvre aux zones d’affectation de l’avant-projet. Les variantes visent à éviter, réduire ou compenser les incidences environnementales et les contraintes d’implantation. Un exercice du même type sera mené au point D.6. après évaluation des effets sur l’environnement des variantes identifiées ici. Les variantes de délimitation portent sur le contour de la zone d’affectation. Les variantes de conditions de mise en œuvre portent sur les prescriptions supplémentaires et les autres mesures d’aménagement envisageables (voir annexe A). D.5. Evaluation des effets probables aux différentes étapes de mise en œuvre du plan des variantes de délimitation et de conditions de mise en œuvre (art. 42, al. 2, 8o et 9o, du CWATUP) Il s’agit d’identifier les éléments de la situation existante de droit et de la situation existante de fait qui risquent de subir les effets des facteurs de modification du milieu liés aux variantes de localisation identifiées au point C et aux variantes de délimitation et de conditions de mise en œuvre identifiées au point D de façon à mettre en évidence leurs incidences non négligeables probables (effets secondaires cumulatifs, synergiques, à court, à moyen et à long terme, permanents et temporaires tant positifs que négatifs) sur l’environnement, ainsi que sur l’activité agricole et forestière. Cette analyse doit être menée pour chacune des étapes de mise en oeuvre des variantes : • équipement des zones d’affectation et construction des installations; • fonctionnement des activités. Elle devra également permettre d’établir si l’aménagement projeté par l’avant-projet de plan et ses variantes (de localisation/délimitation/mise en œuvre) est susceptible d’avoir des incidences notables sur l’environnement des Régions voisines, en vue de l’application éventuelle des dispositions de l’article 43, § 2, du Code modifié par le décret du 3 février 2005. D.5.1 Identification des principales incidences environnementales Les incidences environnementales à examiner sont listées à l’annexe D.5., cette liste n’est pas limitative. D.5.2 Comparaison des variantes Il s’agit de comparer les effets sur le milieu de l’avant-projet de plan et des différentes variantes. D.5.3 Evolution probable en cas de non mise en œuvre du plan Il s’agit d’examiner l’évolution probable de la situation environnementale si le plan ou l’une de ses composantes ou ensemble de composantes n’est pas mis en œuvre (art. 42, al. 2, 3o, du CWATUP). D.6. Mesures à mettre en œuvre pour éviter, réduire ou compenser les effets négatifs des variantes de délimitation et de conditions de mise en œuvre (art. 42, al. 2, 10o, du CWATUP). D.6.1. Présentation des mesures à mettre en œuvre Il s’agit d’identifier les mesures à mettre en œuvre pour éviter, réduire ou compenser les effets négatifs des variantes de délimitation et de conditions mise en œuvre identifiées au point D.4. Il peut s’agir : • d’ajustement de zones d’affectation voisines; • de prescriptions supplémentaires; • d’autres mesures d’aménagement. D.6.2. Efficacité des mesures et estimation des impacts résiduels (non réductibles) de l’avant-projet ou de ses composantes ou ensembles de composantes et de chaque variante D.6.3. Comparaison de l’avant-projet ou de ses composantes ou ensembles de composantes et de chaque variante

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD D.7. Evaluation des coûts et des délais de mise en œuvre des variantes de délimitation et de conditions de mise en œuvre Il s’agit d’évaluer les coûts et les délais de mise en œuvre des variantes de délimitation et de conditions de mise en œuvre identifiées au point D.4. et de les comparer à ceux de l’avant-projet ou de ses composantes ou ensembles de composantes et des variantes de localisation identifiées au point C.6. D.8. Evolution probable de la situation environnementale si le plan n’est pas mis en œuvre A. SYNTHESE DE L’EVALUATION (correspond partiellement à l’art. 42, al. 2, 11o, du CWATUP) Il s’agit d’établir les avantages et inconvénients des différentes variantes identifiées au point C (variantes de localisation) et au point D (variantes de délimitation et de conditions de mise en œuvre). Il s’agit de commenter les résultats notamment au regard du respect de l’article 1er, § 1er, du Code et de la prise en considération des objectifs de la protection de l’environnement identifiés au point A.2.1. en ce compris les motivations de l’avant-projet. Cette synthèse devra permettre de se prononcer sur l’opportunité de réviser le plan de secteur sur base d’une analyse scientifique plus complète que celle sur laquelle s’appuyait l’avant-projet de révision du plan de secteur de Liège et, dans l’affirmative, d’opter pour un aménagement compatible avec l’article 1er, § 1er, du Code. Elle permet d’apprécier la pertinence des motivations de l’avant-projet décrites au point A.1. Cette synthèse devra également permettre d’établir si l’aménagement proposé par l’avant-projet de plan et ses variantes de localisation, de délimitation et de conditions de mise en œuvre est susceptible d’avoir des incidences notables sur l’environnement des Régions voisines, en vue de l’application éventuelle des dispositions de l’article 43, § 2, du Code modifié par le décret du 3 février 2005. Cette position devra être justifiée par les résultats de l’étude. B. COMPLEMENTS F.1. Mesures envisagées pour assurer le suivi des incidences notables sur l’environnement de la mise en œuvre du plan de secteur (art. 42, al. 2, 13o, du CWATUP) Il s’agira de lister les impacts résiduels non négligeables, de proposer des indicateurs de suivi de ces impacts, leur mode d’évaluation, les données utilisées et leur source, ainsi que leurs valeurs-seuils. F.2. Description de la méthode d’évaluation et des difficultés rencontrées (art. 42, al. 2, 12o, du CWATUP) Il s’agit de décrire les éléments spécifiques de la méthode d’évaluation et de préciser les difficultés rencontrées, notamment dans la collecte des informations et les méthodes d’estimation des besoins. F.3. Limites de l’étude Il s’agit de lister les points qui devraient être approfondis dans les études d’incidences sur l’environnement qui seront réalisées sur les projets concrets lors des demandes de permis. C. RESUME NON TECHNIQUE (maximum 30 pages + illustrations) (art. 42, al. 2, 14o, du CWATUP) Ce résumé doit être compréhensible par un lecteur non spécialisé dans les matières abordées. Il doit être suffisamment documenté et se suffire à lui-même. Annexe A Prescriptions supplémentaires et autres mesures d’aménagement Les prescriptions supplémentaires visées à l’article 23, al. 2, 2o, du Code sont définies à l’article 41 et peuvent porter notamment sur : • la précision de l’affectation des zones; • le phasage de leur occupation; • la réversibilité des affectations; • la densité des constructions ou des logements; • l’obligation d’élaborer un plan communal d’aménagement préalable à leur mise en œuvre; • l’obligation d’élaborer un règlement communal d’urbanisme préalable; ou encore sur tout autre type de prescription d’ordre urbanistique ou planologique. Les autres mesures d’aménagement visées à l’article 23, al. 2, 3o, du Code recouvrent notamment : • les équipements projetés sur le site et en dehors (infrastructures de transport, d’adduction d’eau, de gaz, d’électricité, d’égouttage/épuration); • les dispositifs de gestion de l’environnement et d’atténuation des incidences (station d’épuration, bassin d’orage ...); • les mesures d’intégration paysagère. Annexe D.1. Facteurs de modification du milieu Facteurs de modification du milieu liés à la mobilisation ou à la consommation des ressources naturelles • Immobilisation du sol et sous-sol (retrait du sol et du sous-sol par rapport à d’autres activités humaines existantes et potentielles); • Consommation d’eau. Facteurs de modification du milieu liés aux rejets et émissions des activités • Bruit; • Rejets solides, liquides et gazeux, déchets. Facteurs de modification du milieu ou risques liés au stockage de produits • Matières premières, matières de process, produits, sous-produits et déchets ... Facteurs de modification du milieu liés à la mobilisation des infrastructures et équipements publics dans et hors du site • Mobilisation des voiries - circulation; • Mobilisation des parkings; Mobilisation des équipements d’adduction (impétrants : eau, électricité, pipe-lines ...);

50225

50226

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD • Mobilisation des infrastructures de collecte et d’épuration des eaux usées. Annexe D.2. Situation existante de droit Il convient notamment de relever les éléments suivants : • Les périmètres et les zones d’aménagement réglementaires : communes en décentralisation et/ou ayant adopté un RCU, périmètres de PCA, plan d’assainissement de sous bassin hydrographique (P.A.S.H.), périmètres d’application du règlement général sur les bâtisses en site rural ... • Les objets territoriaux soumis à réglementation particulière : statut juridique des voiries et voies de communication, statut juridique des bois et forêts, réseau RAVEL, statut juridique des cours d’eau ... • Les périmètres d’autorisation à restriction du droit civil : périmètres des lotissements existants, périmètres ayant fait l’objet d’une intervention du fond des calamités, biens immobiliers soumis au droit de préemption, biens immobiliers soumis à l’expropriation pour cause d’utilité publique ... • Les périmètres inhérents aux politiques d’aménagement opérationnel : périmètres de remembrement, périmètres de revitalisation urbaine, périmètres de rénovation urbaine, zones d’initiatives privilégiées ... • Les périmètres et sites patrimoniaux : monuments et sites classés y compris les fouilles archéologiques, patrimoine monumental de la Belgique, liste des arbres et haies remarquables ... • Les périmètres de contraintes environnementales (dont notamment les périmètres de prévention de captage, les zones Natura 2000, les zones d’aléas d’inondation, les zones liées à l’enquête inondation, ...). • Les périmètres d’intérêt paysager : délimitation des périmètres d’intérêt paysager tels qu’inscrits au plan de secteur. Annexe D.3. Situation existante de fait Le milieu biophysique • Air et climat (dont la direction du vent); • Eaux de surface et souterraines; • Sol et sous-sol (dont le relief et l’identification des gisements de grande valeur économique ou patrimoniale à protéger, les sites pollués et les sites de CET); • Biotopes; • Risques naturels et contraintes géotechniques auxquels est soumis le périmètre d’étude : - inondations; - phénomènes karstiques; - risque minier; - éboulement; - glissement de terrain; - risque sismique; • Périmètres d’intérêt paysager (en fonction des lignes de force du paysage et de la présence de points de vue remarquables); • Zones réservées pour la création d’éventuels bassins de rétention. Le milieu humain • Ambiance sonore et olfactive; • Localisation de l’habitat, structure urbanistique et morphologie architecturale du bâti et des espaces publics; • Patrimoine culturel et naturel; • Paysage et ambiance visuelle; • Infrastructure et équipements; • Le cheminement des modes lents; • Présence de biens immobiliers ou d’un site classé; • Réseau de transports en commun et fréquences - cartes d’accessibilité; • Existence de zones vulnérables à proximité des établissements SEVESO. Les activités humaines • Nature et caractéristiques des activités actuelles et potentielles (dans le cadre du plan de secteur actuel); • Equipements socioculturels sensibles; • Autres occupations humaines sensibles aux activités dérangeantes; • Activités agricoles; • Autres activités économiques. Annexe D.5. Incidences environnementales Effets sur l’air et le climat • Eventuelle perturbation du microclimat par des bâtiments de grande hauteur (ombre portée, effets de turbulence aux pieds des bâtiments de grande hauteur ...);

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD • Eventuelle participation à la formation de brouillards par le rejet de poussières dans l’atmosphère. • Eventuel rejet de gaz à effet de serre, consommation énergétiques. Effets sur les eaux superficielles et souterraines • Modification du régime des nappes aquifères et de l’hydrologie des cours d’eau liée à l’imperméabilisation des sols par les bâtiments et aménagements au sol (voiries et parkings); • Incidences sur les plans d’égouttage P.A.S.H, • Modification de la qualité chimique, micro biologique et de la turbidité des cours d’eau liée aux rejets des eaux pluviales et épurées; • Modification du régime des cours d’eau liée au rejet des eaux pluviales et épurées; • Risque de pollution accidentelle notamment liée au stockage de produits ou de déchets; • Possible mobilisation de ressources en eau de proximité par puisage; • Régime karstique et effondrements par le rabattage des nappes; • Modifications des bassins hydrographiques suite aux rectifications des lits mineurs des cours d’eau; • Incidences sur la qualité des eaux souterraines. Effets sur le sol et le sous-sol • Immobilisation non réversible du sol et du sous-sol liée à l’implantation des bâtiments et aux aménagements du sol par les voiries et parkings; • Risque de pollution accidentelle des sols liée notamment au stockage de produits ou de déchets; • Effondrements karstiques et/ou miniers avec risques majeurs; • Glissement de terrains liés à la nature du substrat géologique. Effets sur la faune et la flore • Destruction et/ou fragmentation des biotopes liée à l’implantation des bâtiments, aux aménagements au sol et à la modification du relief du sol; • Altération des écotopes par des polluants gazeux, liquides ou solides; • Perturbation de la faune liée aux activités (bruits, mouvements, disparition d’habitat ...); • Impact sur les zones revêtant une importance particulière pour l’environnement telles que celles désignées conformément aux directives 79/409/CEE (conservation des oiseaux sauvages) et 92/43/CEE (conservation des habitats naturels ainsi que de la faune et de la flore sauvages = réseau Natura 2000). Effets sur la santé et la sécurité de l’homme • Altération de la santé liée au bruit généré par les infrastructures routières et ferroviaires, le trafic aérien les industries et activités soumises à permis d’environnement; • Altération de la santé liée au rejet de polluants atmosphériques; • Atteinte à la sécurité liée à l’accroissement de la circulation de motos, voitures et camions sur le réseau de voiries; • Vibrations dues aux activités des entreprises (cribles, concasseurs, broyeurs ...) Effets sur l’agrément des conditions de vie • Altération de l’ambiance olfactive par le rejet de polluants gazeux voire de déchets; • Altération de l’ambiance sonore par des activités bruyantes et l’accroissement du trafic routier, ferroviaire et aérien; • Altération de la qualité visuelle liée à la volumétrie ou à la composition architecturale et urbanistique des futurs bâtiments ainsi qu’aux modifications probables de relief du sol pour les implanter. Effets sur les biens matériels et patrimoniaux • Dégradation des biens immobiliers patrimoniaux par les rejets atmosphériques de certaines industries polluantes; • Atteinte à d’éventuels sites archéologiques; • Effets sur la situation foncière. Effets sur la mobilité, les réseaux et infrastructures • Partage modal du trafic; • Mobilisation inadéquate des infrastructures routières à l’origine d’incidences sur la fluidité du trafic; • Perturbation par un apport de charge inadéquate sur le réseau de viabilité et d’épuration des eaux; • Surcharge des réseaux électriques, de gaz et de communication. Effets sur les activités • Impact sur les activités primaires (agriculture, sylviculture) présentes sur le site de l’avant-projet lié à la mobilisation de la ressource sol et sous-sol; • Impact sur certains usages du sol et activités permanentes ou occasionnelles sensibles (résidences, tourisme ...) lié aux éventuelles nuisances sonores et olfactives.

ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION D. 2007 — 3931 [2007/202859] 19. JULI 2007 — Erlass der Wallonischen Regierung zur Revision des Sektorenplans Lüttich (Karten 41/S, 41/8N, 41/8S, 42/IN, 42/IS und 42/5N) und zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Planrevision im Hinblick auf die Verlagerung der Streitkräfte in Lüttich-Bierset und zur Gewährung zugunsten der Gemeinden Ans und Saint-Georges von vorbehaltlichen planologischen Ausgleichmaßnahmen im Rahmen der Revision des Sektorenplans Lüttich, um die Entwicklung der Flughafenaktivität von Lüttich-Bierset und der mit ihr verbundenen Aktivität zu ermöglichen Die Wallonische Regierung, Aufgrund des Wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe, insbesondere der Artikel 26, 27, 28, 30, 35, 39, 40-6o, 41-1o, 42 bis 46;

50227

50228

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Aufgrund des Gesetzes vom 18. Juli 1973 über die Lärmbekämpfung, insbesondere Artikel 1bis, eingefügt per Dekret vom 1. April 1999 und abgeändert durch die Dekrete vom 8. Juni 2001, 25. Oktober 2001, 29. April 2004, 15. Dezember 2005 und 2. Februar 2006; Aufgrund des Erlasses der wallonischen Regionalexekutive vom 26. November 1987 zur Festlegung des Sektorenplans von Lüttich, abgeändert vor allem durch den Erlass der wallonischen Regionalexekutive vom 10. Dezember 1992 und die Erlasse der Wallonischen Regierung vom 29. Juli 1993, 4. Mai 1995 und 6. Februar 2003; Aufgrund des am 27. Mai 1999 durch die Wallonische Regierung verabschiedeten Entwicklungsplans des regionalen Raums; Aufgrund des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich (Karten 41/4S, 41/8N, 41/8S, 42/1N und 42/1S) im Hinblick auf die Verlagerung der Streitkräfte in Lüttich-Bierset und zur Gewährung zugunsten der Gemeinden Ans und Saint-Georges-sur-Meuse von planologischen Ausgleichmaßnahmen zu den Abänderungen am Sektorenplan Lüttich, um die Entwicklung der Flughafenaktivität von Lüttich-Bierset und der mit ihr verbundenen Aktivität zu ermöglichen. In der Erwägung, dass dieser Erlass am 2. September 2004 im Belgisches Staatsblatt veröffentlicht worden ist; In der Erwägung, dass das durch diesen Erlass eingeleitete Verfahren zur Revision des Sektorenplans Lüttich nicht weitergeführt werden kann, da der Entwurf zur Revision des Sektorenplans von der Wallonischen Regierung nicht vor dem Inkrafttreten des Programmdekrets ″zur Ankurbelung der Wirtschaft und administrativen Vereinfachung″ vom 3. Februar 2005 vorläufig verabschiedet worden ist; dass es nun gilt, dem in Artikeln 42 ff des Wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe, in ihrer durch das vorgenannte Programmdekret abgeänderten Fassung, festgelegten Verfahren Rechnung zu tragen; In der Erwägung, dass der Beschluss, den Sektorenplan einer Revision zu unterziehen, gemäß dem neuen Verfahren ausdrücklich von der Wallonischen Regierung gefasst werden muss, was im Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 nicht erwähnt war; In der Erwägung, dass dieser Beschluss außerdem vor der Verabschiedung des Vorentwurfs zur Revision, oder zumindest gleichzeitig gefasst werden muss; In der Erwägung, dass der am 27. Mai 2004 verabschiedete Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Lüttich auf eine Weiterführung der Strukturierung des Gebiets abzielte, so wie sie im Rahmen der am 6. Februar 2003 verabschiedeten Revision des Sektorenplans Lüttich eingeleitet worden war, insbesondere durch die Reservierung des für die Verlagerung der Streitkräfte notwendigen Raums und die Eintragung von neuen Wohn- und Gewerbegebieten anschließend an die Abänderung der Zweckbestimmung bestimmter Gebiete; In der Erwägung, dass der von der Wallonischen Regierung gefasste Beschluss zur Verankerung eines Teils der wirtschaftlichen Entwicklung der Wallonischen Region auf der Tätigkeiten von zwei Flughäfen dauerhaft gemacht werden muss, und zwar dadurch, dass die notwendigen Räume dem Schutz und der Erhaltung der Kommunikationsinfrastruktur (hier des Flughafens Lüttich-Bierset) gewidmet werden müssen; In der Erwägung, dass nun neue Informationen verfügbar sind hinsichtlich der Projekte, die den am 27. Mai 2004 verabschiedeten Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Lüttich bestimmten, und dass die Wallonische Regierung über neue Projekte informiert worden ist; In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung seitdem ihre Politik der Lärmbekämpfung im Rahmen der Aktivität der regionalen Flughäfen festgelegt hat, und zwar in zwei Erlassen, einerseits über die Lärmzonen des langfristigen Entwicklungsplans und des Lärmbelastungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset, und andererseits über die Städtebauordnung hinsichtlich der akustischen Qualität für die Bauten in den Zonen B, C und D der langfristigen Entwicklungspläne der Flughäfen Lüttich-Bierset und Charleroi-Brüssel Süd.; In der Erwägung, dass sich aus diesen Erlasses ergibt, dass die Grenzen der Lärmzonen leicht abweichen von denen, worauf sowohl die am 6. Februar 2003 verabschiedete Revision des Sektorenplans Lüttich wie der Vorentwurf zur Revision vom 27. Mai 2004 beruhten, und dass die Bedingungen der Vereinbarkeit der Wohnfunktion mit der Flughafenaktivität nun festgelegt sind, sowohl für bestehende Bauten als für den Bau von neuen Wohnungen; In der Erwägung, dass das Programmdekret vom 3. Februar 2005 den Artikel 33 des Wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe abgeändert hat, um die Umsetzung der in Gebiete für konzertierte kommunale Raumplanung verwandelten Bauerwartungsgebiete zu vereinfachen; dass die neuen Bestimmungen durch die Verkürzung der Fristen für die vor ihrer Durchführung durchzuführenden Verwaltungsverfahren den von der Wallonischen Regierung gefassten Beschluss, die Wahl der Zweckbestimmung mancher dieser Gebiet nicht mehr aufzuschieben, wieder in Frage stellen; In der Erwägung, dass Art. 46, § 1, 3o, des CWATUP in seiner vom Dekret vom 3. Februar 2005 abgeänderten Fassung Folgendes vorsieht: ″Die Eintragung jedes neuen zur Verstädterung bestimmten Gebiets wird ausgeglichen, und zwar dadurch, dass ein bestehendes, zur Verstädterung bestimmtes Gebiet in ein nicht zur Verstädterung bestimmtes Gebiet in gleichem Maße verändert wird, oder durch jegliche von der Regierung bestimmte Ausgleichung.″. In der Erwägung, dass die Anwendung dieser Bestimmung im Rahmen eines dicht verstädterten Gebiets, das starken umweltbezogenen Beanspruchungen unterworfen ist, die auf die Entwicklung der Flughafenaktivität zurückzuführen sind, die Wallonische Regierung dazu gebracht hat, die Bedürfnisse hinsichtlich neuer zur Verstädterung bestimmter Gebiete auf ganz genaue Weise neu zu bewerten, und die betroffenen Flächen auf das strikt Notwendige zu beschränken; In der Erwägung schließlich, dass der am 27. Mai 2004 verabschiedete Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Lüttich materielle Fehler aufwies, sowohl betreffend den Erlass als den beigefügten Plan; In der Erwägung, dass der Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich demnach außer Kraft zu setzen ist, und dass demnach ein neues Verfahren zur Revision des Sektorenplans Lüttich einzuleiten ist; In der Erwägung, dass die nun von der Wallonischen Regierung beabsichtigte Revision des Sektorenplans die folgenden Ziele hat : 1. die Reservierung der notwendigen Räume für den Schutz und die Erhaltung der Kommunikationsinfrastruktur, die der Flughafen Lüttich-Bierset bildet; 2. die Reservierung der notwendigen Räume für die Verlagerung der Streitkräfte anschließend an die Entwicklung der Flughafenaktivität in Lüttich-Bierset auf den früher von den Streitkräften besetzten Geländen; 3. die Eintragung von Wohngebieten oder Gebieten mit ländlichem Charakteren auf dem Gebiet der Gemeinden Ans und Saint-Georges-sur-Meuse in Anwendung der Paragraphen 2 und 7 von Artikel 1 des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 6. Februar 2003 über die endgültige Verabschiedung der Revision des Sektorenplans Lüttich; 4. die Eintragung von Gewerbegebieten auf dem Gebiet von Grâce-Hollogne und Saint-Georges-sur-Meuse; 5. die Eintragung von Gebieten für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinden Ans und Saint-Georges-sur-Meuse;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Reservierung der notwendigen Räume für den Schutz und die Erhaltung der Kommunikationsinfrastruktur In der Erwägung, dass die 2003 verabschiedete Revision des Sektorenplans Lüttich zum Ziel hatte, die Ordnung des Raums in der Nähe des Flughafens auf der Grundlage der Projekte der Wallonischen Regierung im Bereich der wirtschaftlichen Entwicklung zu strukturieren; dass die vorschriftsmäßigen Maßnahmen, die sie hinsichtlich der Bodenbenutzung und der Beachtung der Lebensqualität der Anwohner getroffen hat, auf diesen Projekten beruhen; In der Erwägung, dass die 2003 verabschiedete Revision des Sektorenplans Lüttich hingegen keine besonderen Maßnahmen zum Schutz oder zur Erhaltung der Infrastruktur selbst umfasste, wobei die gute Funktion dieser Infrastruktur jedoch für den Erfolg der von der Regierung beschlossenen Politik unerlässlich ist; In der Erwägung, dass jedoch ein Risiko besteht, dass die Verstärkung der Wohndichte auf Frist ihre gute Funktionsweise gefährdet; dass, obwohl die heutige Verstädterung in der Nähe des Flughafens dessen Betrieb jetzt nicht beeinträchtigt, die notwendigen Maßnahmen jedoch ab sofort zu treffen sind, um die Weiterentwicklung der Wohndichte zu beherrschen; In der Erwägung, dass die Kontrolle der Verstädterung der Gelände in der Nähe der Flughafeninfrastruktur eine prioritäre Zielsetzung bildet, die eine langfristige Erhaltung der guten Funktionsweise dieser Infrastruktur garantiert; In der Erwägung, dass der Sektorenplan Lüttich hauptsächlich die verstädterbaren Gebiete in Gewerbegebieten und Gebieten für konzertierte kommunale Raumordnung betrifft, für die eine zusätzliche Vorschrift gilt, die auf dem Plan mit dem Zeichen ″*S.12″ markiert ist, wodurch die Wohnfunktion auf Frist ausgeschlossen wird; In der Erwägung, dass die Kontrolle der Urbanisierung der für wirtschaftliche Aktivitäten bestimmten Gebiet grundsätzlich als sicher gilt, da diese von der Flughafenaktivität eng abhängen und auch wegen der kleinen Zahl der betroffenen Akteure, ist die Situation für die Gebiete für konzertierte kommunale Raumordnung ganz anders, da deren Verwirklichung, die heute von den Gemeindebehörden abhängt, in der Zukunft Gegenstand von Forderungen mehrere Akteure sind wird, deren Zweck in der großen Mehrheit nichts mit der Arbeitsweise des Flughafens und der sich daraus ergebenden wirtschaftlichen Entwicklung zu tun hat; dass die Wohnfunktion, die schon sehr wichtig ist, von diesem Standpunkt her, eine Bedrohung für den Erhalt der Infrastruktur bilden kann, wenn die Bedingungen ihrer Weiterentwicklung nicht strikt begrenzt werden; In der Erwägung, dass die von der Wallonischen Regierung im 2003 berücksichtigte Option, die Wohnfunktion auf Frist in den Gebieten auszuschließen, die zur Wohnfunktion bestimmt waren und die als Erwartungsgebiete neu eingestuft wurden, in der Wirklichkeit nicht genug umgesetzt wurde, gilt es folgende Frage zu stellen: welche Handlungen und Arbeiten sind dort noch erlaubt? - um der heute von der Wallonischen Regierung gesteckten Zielsetzung zu genügen. In der Erwägung, dass der Sektorenplan Umkreise umfassen kann, wo ein besonderer Schutz aus den in Artikel 40 des CWATUP erläuterten Gründen berechtigt ist; dass der Reserveumkreis insbesondere darauf abzielt, ″die notwendigen Flächen zur Verwirklichung, zum Schutz oder zur Erhaltung einer Kommunikations- oder Verkehrsinfrastruktur oder einer Flüssigkeits- oder Energietransportinfrastruktur vorzubehalten″; In der Erwägung, dass das von der Wallonischen Regierung verfolgte Ziel des Schutzes und der Erhaltung der Kommunikationsinfrastruktur, die der Flughafen von Lüttich-Bierset bildet, durch die Eintragung eines Reserveumkreises erreicht werden kann; In der Erwägung, dass es unbedingt notwendig ist, dass der Sektorenplan den potentiellen Entwicklungen aller Aktivitäten, die die Infrastruktur des Flughafens Lüttich-Bierset beeinträchtigen könnten, vorgreift, und dies nicht nur was die Zone als Wohngebiet angeht, sondern im Allgemeinen; In der Erwägung, dass die ratio legis der Artikel 40, 6o, und 452/25 des CWATUP darin besteht, die zukünftigen Infrastrukturen zu schützen, nicht nur vor bereits bekannten Aktivitäten sondern auch vor neuen, heute noch nicht bekannten Anlagen; dass, dadurch, dass man sich die Möglichkeit gibt, weitere Genehmigungen für Projekte, die die Aktivität der Flughafeninfrastruktur beeinträchtigen könnten, zu verweigern oder nur bedingt zu erteien, die Bildung des Reserveumkreises die Lösung ist, um die Zielsetzung des CWATUP auf begründete, ausgeglichene und vernünftige Weise zu erreichen; In der Erwägung in der Tat, dass die Verweigerung einer Genehmigung oder deren bedingte Erteilung im Reserveumkreis, ein Mittel ist, um den zur Umsetzung, zum Schutz oder zur Erhaltung der Flughafeninfrastruktur notwendigen Raum zu reservieren; In der Erwägung, dass obwohl der Lärmbelastungsplan als solcher kein Mittel der Raumordnung ist, er jedoch bei der Revision des Sektorenplans von Lüttich-Bierset durch den Erlass vom 6. Februar 2003, eins der wichtigsten Elemente zur Begründung der Abänderung des Plans gebildet hat; dass das Ziel der Abänderung des Sektorenplans im Jahre 2003 wie bereits erwähnt darin bestand, die gesamte Zone A des Lärmbelastungsplans (wie er damals begrenzt war) als Wohngebiet auszuschalten: alle Wohngebiete in der Nähe des Flughafengebiets wurden in eine industrielles oder gemischtes Gewerbegebiet verwandelt und die Wohngebiete, die etwas weiter gelegen waren, wurden in ein Bauerwartungsgebiet verwandelt, unter Beifügung einer zusätzlichen Vorschrift mit dem Kennzeichen *S.12, wodurch die Funktion als Wohngebiet auf Zeit ausgeschlossen wurde; dass am 29. April 2004 ein Wallonisches Dekret verabschiedet wurde, durch welches der Artikel 1bis des Gesetzes vom 18. Juli 1993 über die Lärmbekämpfung abgeändert worden ist; dass dieses Gesetz die Festlegung von zwei Umkreisen vorsieht : ein alle 3 Jahre revidierbarer Lärmbekämpfungsplan, der dem gegenwärtigen und für die nächsten 10 Jahre vorgesehenen Betrieb der Infrastruktur entspricht, und ein langfristiger Entwicklungsplan des Flughafens, der einer maximalen Benutzung des Flughafens entspricht; dass dieses Dekret sich auf den Lärmfaktor Lden anstatt Ldn bezieht; dass die Zonen des Lärmbelastungsplans und des langfristigen Entwicklungsplans in dem Erlass vom 27. Mai 2004 festgelegt worden sind; dass die Zone A des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens von Lüttich-Bierset logischerweise größer ist als die Zone A des Lärmbelastungsplans, auf dem die Wallonische Regierung sich bei der Revision des Sektorenplans im 2003 bezogen hatte, da sie einer maximalen Benutzung der Flughafeninfrastruktur entspricht; dass, wenn der Umkreis der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans aufgrund Kriterien u.a. akustischer Art festgelegt worden ist, es jedoch eine Beziehung gibt zwischen diesem Plan und dem Reserveumkreis; dass somit vorgeschlagen wird, beide Umkreise zu fusionieren, indem jedoch darin erinnert wird, dass, obwohl es eine Beziehung gibt, was die Gründe für die Konfiguration beider Umkreise angeht, beide jedoch zwei unterschiedlichen Ordnungen unterliegen; In der Erwägung, dass, was die Städtebauordnung angeht, die Eintragung eines Reserveumkreises als Überdruck über die Gebiete des Sektorenplans, die sich im Umkreis der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset befinden, als Folge haben sollte, dass die Handlungen und Arbeiten zum Bau oder Wiederbau von Gebäuden mit einer Wohn- bzw. Unterkunftfunktion oder der Umbau bzw. die Änderungen der Zweckbestimmung von bestehenden Gebäuden oder Teilen von Gebäuden, mit dem Ziel, ihnen eine Wohn- bzw. Unterkunftfunktion zu vergeben, oder die Anzahl der Wohneinheiten zu vergrößern, verboten werden;

50229

50230

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD In der Erwägung, dass es somit keinen Anlass mehr gibt, um die Bauerwartungsgebiete, die durch den Erlass der Wallonischen Regierung vom 6. Februar 2003 zur endgültigen Verabschiedung des Sektorenplans von Lüttich auf dem Gebiet der Gemeinden Ans, Flémalle et Saint-Georges-sur-Meuse eingetragen wurden, mit der zusätzlichen, mit dem Kennzeichen ″*S12″ auf dem Plan markierten Vorschrift, die dort die Wohnfunktion auf Zeit ausschloss, zu versehen; In der Erwägung, dass, da die Wohnfunktion eine der beiden Hauptbestimmungen der Wohngebiete mit ländlichem Charakter im Sinne des Artikels 27 des CWATUP bildet, die Erhaltung dieser Bestimmung im Sektorenplan Verwirrung hervorruft hinsichtlich der Möglichkeit, in den betreffenden Zonen eine Entwicklung der Wohnfunktion zu erlauben, welche diese sich aber den Grenzen unterwerfen muss, die die Wallonische Regierung auferlegen will; dass es demnach deutlicher ist, die 2003 umgesetzten Grundsätze anzunehmen, nl. : den bebauten Teil der Gelände in ein Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung zu verwandeln, in diesem Fall ohne die zusätzliche, mit dem Kennzeichen ″*S.12″ markierte Vorschrift, da diese nicht mehr nötig ist, und die nicht bebauten Teile der Gelände aufgrund des bestehenden Umfelds zu bestimmen; In der Erwägung, dass diese Lösung jedoch nicht anwendbar ist, was die beiden Zonen betrifft, die sich auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne befinden, und dies wegen deren Konfiguration; dass es andererseits aber gerechtfertigt ist, auf diese an den Flughafen angrenzenden Gelände die im Sektorenplan für das Gebiet innerhalb des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur festgelegte Zweckbestimmung auszudehnen; In der Erwägung, dass demnach vorgeschlagen wird, die Gelände, die sich rue de Fontaine befinden, in ein industrielles Gewerbegebiet zu verwandeln, mit der folgenden zusätzlichen Vorschrift (die auf dem beiliegenden Plan mit dem Kennzeichen ″*S.02″ markiert wird): ″Diese Zone wird den Betrieben vorbehalten, die die Infrastrukturen des Flughafens benutzen, und deren Tätigkeit einen Standort in unmittelbarer Nähe und in Verbindung mit dem Flughafen benötigt, wie z.B. Betriebe für die Herstellung und den Vertrieb von Produkten, u.a. mit hohem Wertzuwachs; diese Zone umfasst am Rande des ländlichen Wohngebietes von Bierset ein mindestens 50 m breites Isolierumfeld, das sich je nach Beschaffenheit des Geländes aus grünen Zinnen oder pflanzlich dicht bewachsenen Stellwänden zusammensetzt und falls es die geplante Tätigkeit erfordert, über einen entsprechenden Lärmschutzwald verfügt; geeignete Baunormen zur Gewährleistung des Übergangs zwischen der Gewerbezone und der Agrarzone werden auferlegt″; In der Erwägung, dass demnach vorgeschlagen wird, die Gelände, die sich südlich von Bierset befinden, in ein gemischtes Gewerbegebiet zu verwandeln, mit der folgenden zusätzlichen Vorschrift (die auf dem beiliegenden Plan mit dem Kennzeichen ″*S.05″ markiert wird) : ″Besagte Zone ist den Tätigkeiten vorbehalten, die nur ein geringes Transportaufkommen verursachen; die Unternehmen aus dem Einzelhandel sind ausgeschlossen; Neubauvorhaben werden in die bereits bestehenden Baumasse integriert″; In der Erwägung dementgegen, dass der bebaute Teil des Wohngebiets mit ländlichem Charakter der rue Fond Bougerie auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse aufgrund seiner Konfiguration als Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung verwandelt werden kann, wobei der Rest des Gebiets als Agrarzone bestimmt werden kann; In der Erwägung, dass das Wohngebiet mit ländlichem Charakter ganz südlich des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur auf beiden Seiten der rue de Warfusée einen besonderen Fall bildet, da seine Bestimmung erhalten worden war, während es bereits von der Zone A des Lärmbelastungsplans betroffen war; dies war im Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich bestätigt worden, in dem jedoch eine zusätzliche Vorschrift mit folgendem Wortlaut beigefügt war: ″Jede Genehmigung zum Bau neuer Wohnungen oder zur Abänderung der vorhandenen Wohnmöglichkeiten, die zu einer Erhöhung deren Wohnkapazität führen würde, ist in dem unter der Abkürzung *S.27 vermerkten Gebiet untersagt.″ In der Erwägung, dass es keinen Anlass mehr gibt, diese Besonderheit aufrechtzuerhalten, und dass für dieses Gebiet dieselben Grundsätze als für die anderen Gebiete anzuwenden sind, nl.: den bebauten Teil der Gelände in ein Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung zu verwandeln, und die nicht bebauten Teile der Gelände aufgrund des bestehenden Umfelds zu bestimmen: Agrargebiet und Parkgebiet; In der Erwägung, dass der Reserveumkreis der Flughafeninfrastruktur nicht mehr auf die Gelände übergreift, die sich in einem Bauerwartungsgebiet befinden, und auf dem Plan, der dem Erlass vom 6. Februar 2003 beigefügt ist, mit dem Kennzeichen ″*S.12″ markiert sind; dass, wenn diese Gelände wieder zu Wohnzwecken dienen können, die Wallonische Regierung jedoch den Willen hat, diese Gelände in einem Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung festzuhalten, in dem die zusätzliche Vorschrift jedoch abgeschafft wurde, damit deren Einrichtung mit den Optionen vereinbar bleibt, die die betroffenen Gemeindebehörden für die Gelände treffen werden, die sich innerhalb des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur befinden; In der Erwägung, dass in dem Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004, die Bauerwartungsgebiete von Hombroux in Ans, Awirs in Flémalle und ″Les communes″ in Saint-Georges-sur-Meuse mit einer zusätzlichen Vorschrift mit der Markierung ″*S.19″ auf dem dem Erlass beigefügten Plan versehen waren; dass der Inhalt dieser zusätzlichen Vorschrift nicht im Text des Erlasses steht; dass der sich aus der Begründung des Erlasses ergebende Wille der Wallonischen Regierung darin bestand, dass die Tatsache, ob die Wohnfunktion in den Bauerwartungsgebieten, die sich in der Zone B des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset befinden, zu untersagen ist, von der Umweltverträglichkeitsstudie zu untersuchen ist, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans zu unterwerfen ist; In der Erwägung, dass diese Frage seit der Verabschiedung durch die Wallonische Regierung des Erlasses zur Regelung in Sachen Städtebau über die akustische Qualität der Wohnhäuser in den Zonen B, C und D der langfristigen Entwicklungspläne der Flughäfen Lüttich-Bierset und Charleroi-Brüssel-Süd geregelt ist; dass die vorgenannten Zonen nicht mehr mit der o.a. zusätzlichen Vorschrift zu versehen sind; In der Erwägung, dass unter den nicht unbedeutenden Auswirkungen dieser Komponente des Entwurfs, der Bewertung seiner Auswirkungen auf die Netze, Infrastrukturen (Sanierunsplan des Zwischeneinzugsgebiets der Maas-flussabwärts, usw.) und das Kulturerbe im Rahmen der Umweltverträglichkeitsprüfung besondere Aufmerksamkeit zu schenken sein wird; Verlagerung der Streitkräfte In der Erwägung, dass ein Teil der Gelände, die die Streitkräfte zu militärischen Zwecken besetzten, der Wallonischen Region übertragen wurden, und nun zu wirtschaftlichen Zwecken dienen; dass der zur Verlagerung der Streitkräfte notwendige Raum bei der Revision des Sektorenplans Lüttich laut dem Erlass vom 6. Februar 2003 nicht reserviert werden konnte, da damals kein konkretes Projekt bestand;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD In der Erwägung, dass dieses Projekt nun beschlossen wurde und darin besteht, eine neue Landebahn für Hubschrauber (Länge = ca. 680 m), die parallel zu den Pisten des Flughafens verläuft, sowie alle für die Abteilung ″Wing héli″ notwendigen Infrastrukturen und Gebäude zu bauen, und dies auf Geländen nordwestlich der Straße zwischen Bierset und Velroux; In der Erwägung, dass der Standort durch die Existenz von militärischen Infrastrukturen und die Verpflichtung, einen Zugang zu den Pisten des Flughafens vorzubehalten (laut dem technischen Übereinkommen vom 22. Mai 2003 in Anwendung des Kooperationsrahmenabkommens vom 23.12.2002 zwischen dem Belgischen Staat und der Wallonischen Region über die gemeinsame Benutzung des Flughafens Bierset für militärische Aktivitäten und Aktivitäten im Rahmen der zivilen Luftfahrt), gerechtfertigt wird; In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände: - in einem Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen, in einem Agrargebiet, in einem gemischten und in einem industriellen Gewerbegebiet im Sektoren plan liegen; - ab der N637 und Gemeindestraßen zugänglich sind; - im Nordosten von der Wasserzuleitung von Grâce-Hollogne durchquert werden; - sich in einer entfernten Präventivzone des Typs IIb der Wassergalerie Hespengau befinden; - drei gallisch-römische Standorte umfassen; In der Erwägung, dass unter den nicht unbedeutenden Auswirkungen dieser Komponente des Entwurfs und unter Berücksichtigung seiner Merkmale, der Bewertung seiner Auswirkungen auf die Bevölkerung (Mobilität), die menschliche Gesundheit (Lärm) und die Einrichtung der benachbarten Gebiete im Rahmen der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans unterworfen sein wird, besondere Aufmerksamkeit zu schenken sein wird; Durch den Erlass der Wallonischen Regierung vom 6. Februar 2003 vorbehaltene Wohngebiete oder Wohngebiete mit ländlichem Charakter In der Erwägung, dass die Paragraphen 2 und 7 von Artikel 1 des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 16. Februar 2003 zur endgültigen Verabschiedung des Sektorenplans von Lüttich, um die Entwicklung des Flugbetriebs des Flughafens Lüttich-Bierset und der damit verbundenen Tätigkeit zu ermöglichen, eine Höchstfläche von 43 ha freihalten, die als Wohngebiet oder Wohngebiet mit ländlichem Charakter auf dem Gebiet der Gemeinde Ans zu benutzen ist, und eine Höchstfläche von 45 ha freihalten, die als Wohngebiet oder Wohngebiet mit ländlichem Charakter auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse zu benutzen ist; In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung die Eintragung von neuen zu Wohnzwecken bestimmten Gebieten verschoben hatte, da sie damals den Umkreis der vier Zonen des Lärmbelastungsplans, wo sie die Zulassung der Weiterentwicklung der Wohnmöglichkeiten als nicht zweckmäßig betrachtet hatte, nicht gutgeheißen hatte; In der Erwägung, dass die Ansicht der Wallonischen Region auf der Feststellung beruhte, dass anschließend an die Abschaffung bestimmter Wohngebiete und Wohngebiete mit ländlichem Charakter im Sektorenplan nur ein geringes Angebot von zur Wohnung bestimmten Immobilien verfügbar war; In der Erwägung, dass dieses Defizit im Angebot nach dem sogenannten ″plantechnischen″ Ansatz eingeschätzt wurde; dass dieser Ansatz in der Umweltverträglichkeitsprüfung empfohlen war, die im Rahmen des Revisionsverfahrens des Sektorenplans durchgeführt worden war; dass dieser Ansatz darin besteht, einen strikten Ausgleich für die Flächen festzulegen, die der Wohnfunktion zurückgenommen werden; In der Erwägung, dass sowohl die seitdem von der Wallonischen Regierung erlassenen Maßnahmen in Sachen Lärmbekämpfung im Rahmen der Aktivität der regionalen Flughäfen als die von ihr gesteckten Ziele, deren Umsetzung Gegenstand der vorliegenden Revision des Sektorenplans Lüttich in Sachen Schutz und Erhaltung der Infrastruktur, grundsätzlich einen nicht so großen Einfluss auf die Fläche der Wohngebiete oder Wohngebiete mit ländlichem Charakter haben, die tatsächlich durch die Entwicklung des Flughafens belästigt werden, als die oben erwähnte Option, die als Folge hatte, dass sie von der vom Lärmbelastungsplan gedeckten Zone ausgeschlossen waren; In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung aus diesen Gründen nicht beabsichtigt, im vorliegenden Entwurf zur Revision des Sektorenplans Lüttich die maximalen Flächen, die 2003 festgelegt worden waren, zu übertreffen; In der Erwägung, dass die Standortbestimmung der neuen Wohngebiete mehrere Anforderungen miteinander vereinbar machen muss : 1. die Optionen des Entwicklungsplans des regionalen Raums einhalten (Stärkung der bestehenden bebauten Kerne, usw.); 2. an ein bereits bestehendes Gebiet angrenzen, das zur Urbanisierung bestimmt ist (Artikel 46, § 1, 1o, des CWATUP); 3. nicht die Form einer linearen Entwicklung am Wegenetz entlang haben (Artikel 46, § 1, 2o, des CWATUP); 4.sich außerhalb des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur von Lüttich-Bierset befinden, d.h. außerhalb der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans dieses Flughafens; 5. baufähige Gelände betreffen (größere physikalische Belastungen, Ausrüstungen, usw.); In der Erwägung, dass was die Gemeinde Ans betrifft, vorgeschlagen wird, das zu Wohnzwecken bestimmte Gebiet auf die Gelände zu begrenzen, die an ein Wohngebiet angrenzen, und die sich außerhalb des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur von Lüttich-Bierset befinden, d.h.: die Gelände östlich der Domäne und des Schosses von Waroux; In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände: - auf dem Sektorenplan in einem Agrargebiet liegen; - an ein Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung auf dem Gebiet der Gemeinden Ans und Awans angrenzen; - ab Gemeindestraßen zugänglich sind; - von einer Sickergalerie der CILE durchquert werden; - teilweise von einem Aquädukt durchquert werden; - zum Teil in einer nahen Präventivzones einer Wasserentnahmestelle des Types IIa liegen; - von zwei Gasleitungen durchquert werden; - von der ″Kluft von Horion Hozémont″ durchquert werden, die sich unter der Kreideformation befindet; - ehemalige Phosphatbetriebe umfassen;

50231

50232

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD - im Verzeichnis der Umkreise von landschaftlichem Interesse und Zonen mit bemerkenswertem Ausblick erwähnt werden, das von der ADESA für Rechnung der Wallonischen Region erstellt wurde; - in einem Umkreis für gesetzliche Flurbereinigung von ländlichen Gütern liegen; - im Umkreis des kommunalen Raumordnungsplans Nr. 4 ″nordwestlicher Teil″ der ehemaligen Gemeinde Alleur liegen; In der Erwägung, dass die Gemeindebehörden von Ans am 1. März 2004 einem kommunalen Mobilitätsplan zugestimmt haben; In der Erwägung, dass die Grenzen der Zone so festgelegt worden sind, dass eine Fläche von 43 ha, die dem im Erlass der Wallonischen Regierung vom 6. Februar 2003 anerkannten Defizit an Grundstücken entspricht, eingetragen wurde; dieses sowie dessen geplante Lokalisierung müssen jedoch im Rahmen der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans unterzogen werden muss, bestätigt werden; In der Erwägung, dass unter den nicht unbedeutenden Auswirkungen dieser Komponente des Entwurfs, der Bewertung seiner Auswirkungen auf die Untergrundgewässer, die Landschaft und die Einrichtung der benachbarten Gebiete im Rahmen der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans unterworfen sein wird, besondere Aufmerksamkeit zu schenken sein wird; In der Erwägung, dass, was die Zweckbestimmung betrifft, vorgeschlagen wird, dieselbe Zweckbestimmung wie die des angrenzenden zur Verstädterung bestimmten Gebiets anzunehmen, d.h.: ein Wohngebiet; dass durch diese Option eine geeignete funktionelle Kontinuität mit dem bestehenden Kontext gewährleistet wird; In der Erwägung, dass, was die Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse betrifft, mehrere Standorte, die sich alle südlich der Autobahn E42, d.h. im am meisten urbanisierten Teil der Gemeinde befinden, im Rahmen der Revision des Sektorenplans von Lüttich gemäß dem Erlass der Wallonischen Regierung vom 6. Februar 2003 schon geplant worden werden; dass nun vorgeschlagen wird, die Gelände am Standort ″La Sarte″ und nördliche der Kapelle Notre-Dame de Hal zu berücksichtigen; In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände am Standort genannt ″La Sarte″: - auf dem Sektorenplan in einem Agrargebiet liegen; - ab Gemeindestraßen zugänglich sind; - in der Zone C des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset liegen; - keiner besonderen physikalischen Belastung ausgesetzt sind; In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände nördlich der Kapelle Notre-Dame de Hal: - auf dem Sektorenplan in einem Agrargebiet liegen; - von Kommunalstraßen umkreist sind; - in der Zone C des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset liegen; - nördlich unweit der E42 liegen; - nordwestlich einem Erdrutschrisiko ausgesetzt sind (″smectite sub-affleurante″); In der Erwägung, dass die Grenzen der Zonen so festgelegt worden sind, dass eine Fläche von 45 ha, die dem im Erlass der Wallonischen Regierung vom 6. Februar 2003 anerkannten Defizit an Grundstücken entspricht, eingetragen wurde; dieses sowie dessen geplante Lokalisierung müssen jedoch im Rahmen der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans unterzogen werden muss, bestätigt werden; In der Erwägung, dass, was die Zweckbestimmung betrifft, vorgeschlagen wird, in beiden Fällen dieselbe Zweckbestimmung wie die des angrenzenden zur Verstädterung bestimmten Gebiets anzunehmen, d.h.: ein Wohngebiet mit ländlichem Charakter; dass durch diese Option eine geeignete funktionelle Kontinuität mit dem bestehenden Kontext gewährleistet wird; In der Erwägung, dass die in Artikel 25 des CWATUP angeführten Gebiete in Anwendung von Artikel 41 des CWATUP Zusatzvorschriften unterworfen sein können; In der Erwägung, dass die drei neuen Gebiete durch den Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 mit der folgenden zusätzlichen Vorschrift, die auf dem dem Erlass beigefügten Plan mit dem Kennzeichen ″*R.5.1″ markiert ist, ausgestattet werden : ″das Gebiet muss vor seiner Verwertung Gegenstand eines kommunalen Raumordnungsplans sein″; In der Erwägung, dass diese Gebiete nicht dazu bestimmt sind, Bodenreserven zu bilden, sondern ein Grundstückpotentiel darzustellen, dass rasch umgesetzt werden kann; dass in diesem Falle und unter Berücksichtigung der Tatsache, dass keine öffentlichen Einrichtungen vorhanden sind, eine Gesamtstudie betreffend die Einrichtung dieser 3 Zonen sich für die Gemeindebehörden von selbst als notwendig erweisen wird; dass sie im Rahmen eines kommunalen Raumordnungsplans, dessen Ausarbeitungs- und Genehmigungsverfahren als besonders lang erscheinen können, nicht notwendigerweise formalisiert werden muss; In der Erwägung jedoch, dass das neue Landpotential, das die Wallonische Regierung einzutragen plant, gemäß der Politik die sie durchführen möchte und deren Grundsätze in der 4. Zielsetzung des Entwicklungsplans des regionalen Raums aufzuwerten ist, d.h.: ″die Städte und Dörfer strukturieren″, was die Politik ist, die im Entwicklungsplan des regionalen Raums festgehalten wurde, um den Wallonischen Raum besser zu organisieren; dass es notwendig ist, die Kriterien betreffend die Konzentration und Phasierung der Bauten im Hinblick auf die schonende Benutzung des Bodens im Siinne von Artikel 1 des CWATUP festzulegen; In der Erwägung, dass vorgeschlagen wird, die drei neuen Zonen mit der zusätzlichen Vorschrift (auf dem Plan mit ″*S.14″ gekennzeichnet) auszustatten: ″die Gestaltung des Gebiets wird so entworfen, dass die Bauten um einen oder mehrere Pole konzentriert werden, deren Standort aufgrund der örtlichen physikalischen Eigenschaften und der Leistung der Kommunikations- und Versorgungsnetzwerke festgelegt wird; sie wird phasenweisen umgesetzt je nach der Fertigstellung der Bauten um den vorherigen Pol und das Kommunikations- und Versorgungsnetz″; Sonstige Änderungen an der Zoneneinteilung des Sektorenplans Lüttich Auf dem Gebiet der Gemeinde Ans: In der Erwägung, dass die Gemeindebehörden von Ans ein neues Fußballstadium sowie eine Schule für die Ausbildung von Jugendlichen bauen wollen, und zwar auf Geländen innerhalb des von den Straßen rue Guillaume Reynen, rue de Lantin und route militaire gebildeteten Umkreises;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände: - auf dem Sektoren plan in einem Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung liegen, teilweise auf dem Gebiet der Gemeinde Juprelle; - ab Gemeindestraßen zugänglich sind; - sich in einer entfernten Präventivzone des Typs IIb der Wassergalerie Hespengau befinden; - in der Achse S-N von einem Wasserlauf 3. Kategorie genannt ″rigole d’Alleur″ durchquert werden; - in der Zone B des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset liegen; In der Erwägung, dass die betroffene ″Insel″ in einem Teil des Gemeindegebiets liegt, wo sich bereits mehrere Gemeinschaftsanlagen befinden (öffentlicher Park, Velodrom, Fußballstadion, Tennis etc.), die mehrere Wohnviertel bedienen und somit zur Verbesserung der Lebensqualität der Anwohner beitragen; In der Erwägung, dass die Grundstücke hauptsächlich der Gesellschaft für Sozialwohnungen ″société de logements sociaux du plateau de Ans″ gehören; dass das Vorhaben eine bessere Alternative als der Bau von Wohnungen darstellt, wegen der Lage in der Zone B des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset; In der Erwägung, dass aus diesen Gründen vorgeschlagen wird, 24 ha des Teils des auf dem Gebiet der Gemeinde Ans befindlichen Gebiets für konzertierte kommunale Raumordnung für öffentliche Dienste und Gemeinschaftsanlagen zu bestimmen; dass die Abgrenzung und Umsetzungsbedingungen dieses Gebiets jedoch noch bestätigt werden müssen, unter Berücksichtigung der Art des Umfelds und der Anforderungen, die von der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans unterworfen wird, hervorgehoben werden; In der Erwägung, dass unter den nicht unbedeutenden Auswirkungen dieser Komponente des Entwurfs, der Bewertung seiner Auswirkungen auf die Mobilität und die Einrichtung der benachbarten Gebiete im Rahmen der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans unterworfen sein wird, besondere Aufmerksamkeit zu schenken sein wird; Auf dem Gebiet der Gemeinde Flémalle : In der Erwägung, dass die Einrichtung eines Freizeitgebiets (Golf und Nebenanlagen), wie im Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich erwähnt, nicht mehr aktuell ist; In der Erwägung, dass vorgeschlagen wird, einerseits den bebauten Teil der Grundstücke als Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung zu benutzen und andererseits die unbesetzten und hinsichtlich ihrer Merkmale homogenen Teile als Agrargebiet zu benutzen; dass diese Option ebenfalls im Rahmen des Augsleichs der neuen Zonen, die die Wallonische Regierung der Verstädterung widmen will, interessant ist; In der Erwägung, auf dem Plan, der dem Erlass der Wallonischen Regierung vom 6. Februar 2003 zur endgültigen Verabschiedung des Sektorenplans von Lüttich beigefügt ist, die Grenze des gemischten Gewerbegebiets, das als Erweiterung des bereits bestehenden gemischten Gewerbegebiets genannt ″Cahottes″ eingetragen ist, nicht materialisiert ist, während die Option der Regierung gerade darin betand, dieses Gebiet vom benachbarten Gebiet zu unterscheiden, indem sie mit der zusätzlichen Vorschrift, die auf dem Plan mit dem Kennzeichen ″*S.04″ materialisiert ist, ausgestattet wird; dass dieser materielle Fehler nun zu verbessern ist; Auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne: 1. Industriepark: In der Erwägung, dass die Gesellschaft BREMHOVE/MAFER ihre Aktivitäten nach Westen ausdehnen möchte, d.h. auf Gelände, die an den Industriepark Grâce-Hollogne angrenzen, und durch die E42, die chaussée de Liège und die rue de Wallonie begrenzt sind; In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände: - auf dem Sektorenplan in einem Wohngebiet und einem Grüngebiet liegen; - an den Industriepark von Grâce-Hollogne angrenzen; - ab einer Regionalstraße zugänglich sind, nl. der N604; - in der Zone C des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset liegen; - sich in einer entfernten Präventivzone des Typs IIb der Wassergalerie Hespengau befinden; - was den auf dem Sektorenplan in einem Wohngebiet befindlichen Teil betrifft, schon wirtschaftlichen Tätigkeiten gewidmet sind; In der Erwägung, dass die Änderung der Zweckbestimmung eines Teils des Grüngebiets entlang der Autobahn der Wallonie, um es als industrielles Gewerbegebiet zu benutzen, dessen Einrichtung grundsätzlich nicht ändert, da es wegen seines Standorts an der Periphärie des Gebiets sowieso dazu dienen wird, den Umkreis oder das Abschirmgebiet festzulegen, die kraft Art. 30 des CWATUP auferlegt sind; In der Erwägung, dass vorgeschlagen wird, die zur Zeit in einem Wohngebiet und in einem Grüngebiet befindlichen Gelände bis zur Böschung der E42 in ein industrielles Gewerbegebiet zu verwandeln; dass die Abgrenzung und Umsetzungsbedingungen dieses Gebiets jedoch noch bestätigt werden müssen, unter Berücksichtigung der Art des Umfelds und der Anforderungen, die von der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans unterworfen wird, hervorgehoben werden; 2. Chaussée de Liège: In der Erwägung, dass die Gemeindebehörden von Grâce-Hollogne tertiäre Aktivitäten auf den Geländen, die an die vorigen (westlich der chaussée de Liège) angrenzen, erlauben möchten; In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände: - auf dem Sektorenplan in einem Wohngebiet und einem Grüngebiet liegen; - ab einer Regionalstraße zugänglich sind, nl. der N604; - hauptsächlich in der Zone C, und sonst in der Zone B des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset liegen; In der Erwägung, dass die Entwicklung von tertiären Aktivitäten eine geeignete Transition zwischen dem bestehenden Kontext im Norden und den Wohngebieten im Süden darstellen kann; In der Erwägung, dass die Änderung der Zweckbestimmung eines Teils des Grüngebiets entlang der Autobahn der Wallonie, um es als Gewerbegebiet zu benutzen, dessen Einrichtung grundsätzlich nicht ändert, da es wegen seines Standorts an der Periphärie des Gebiets sowieso dazu dienen wird, den Umkreis oder das Abschirmgebiet festzulegen, die kraft Art. 30 des CWATUP auferlegt sind; In der Erwägung, dass vorgeschlagen wird, die zur Zeit in einem Wohngebiet und in einem Grüngebiet befindlichen Gelände bis zur Böschung der E42 in ein Gewerbegebiet zu verwandeln; dass die Abgrenzung und Umsetzungsbedingungen dieses Gebiets jedoch noch bestätigt werden müssen, unter Berücksichtigung der Art des Umfelds und der Anforderungen, die von der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans unterworfen wird, hervorgehoben werden;

50233

50234

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 3. rue des Communes: In der Erwägung, dass das in Ferdoux eingetragene Wohngebiet mit ländlichem Charakter an ein großes industrielles Gewerbegebiet angrenzt; In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung beabsichtigt, die Entwicklung des industriellen Gewerbegebiets räumlich nach Westen zu begrenzen; dass die rue des Communes in dieser Hinsicht eine physische Grenze darstellt, die einfacher zu identifizieren ist als die hintere Grenze des auf dem Sektorenplan eingetragenen Wohngebiets mit ländlichem Charakter; In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände: - auf dem Sektorenplan in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter liegen; - nur ein einziges Wohngebäude aufweisen, das nicht vollendet ist und abgebrochen werden muss; - ab Gemeindestraßen zugänglich sind; - in der Zone B des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset liegen; - im Verzeichnis der Umkreise von landschaftlichem Interesse und Zonen mit bemerkenswertem Ausblick erwähnt werden, das von der ADESA für Rechnung der Wallonischen Region erstellt wurde; - an ein Gebiet von großem biologischem Interesse angrenzen; In der Erwägung, dass vorgeschlagen wird, für die östlich der rue des Communes befindlichen Gelände dieselbe Zweckbestimmung wie die des angrenzenden Gebiets anzunehmen, d.h.: ein industrielles Gewerbegebiet mit der folgenden zusätzlichen Vorschrift (die auf dem beiliegenden Plan mit dem Kennzeichen ″*S.02″ markiert wird): ″Diese Zone wird den Betrieben vorbehalten, die die Infrastrukturen des Flughafens benutzen, und deren Tätigkeit einen Standort in unmittelbarer Nähe und in Verbindung mit dem Flughafen benötigt, wie z.B. Betriebe für die Herstellung und den Vertrieb von Produkten, u.a. mit hohem Wertzuwachs; diese Zone umfasst am Rande des ländlichen Wohngebietes von Bierset ein mindestens 50 m breites Isolierumfeld, das sich je nach Beschaffenheit des Geländes aus grünen Zinnen oder pflanzlich dicht bewachsenen Stellwänden zusammensetzt und falls es die geplante Tätigkeit erfordert, über einen entsprechenden Lärmschutzwald verfügt; geeignete Baunormen zur Gewährleistung des Übergangs zwischen der Gewerbezone und der Agrarzone werden auferlegt″; Auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse: In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung durch die vorliegende Revision des Sektorenplans ebenfalls das Ziel verfolgt, der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse ein Potential (u.a. was die steuerlichen Einnahmen angeht) zurück zu verleihen, das dem entspricht, das vor der Revision der am 6. Februar 2003 endgültig verabschiedeten Revision des Sektorenplans Lüttich existierte, um ihr auf mittlere Frist ein finanzielles Gleichgewicht zu garantieren; In der Erwägung, dass die Relokalisierung bestimmter bestehender Zonen und die Wiederzuweisung bestimmter Gelände insbesondere zu diesem Ziel beitragen können; dass der Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich die Eintragung folgender Gebiete vorsah: 1. zwei gemischte Gewerbegebiete, wobei eins in einem Agrargebiet liegt, und das andere teilweise in einem Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnunge und teilweise in einem Agrargebiet liegt; 2. ein Freizeitgebiet, das auf dem dem Erlass beigefügten Plan mit der zusätzlichen Vorschrift ″*S.26″ ausgestattet ist, das für die Ansiedlung eines Golfplatzes und dessen Nebenanlagen auf Geländen, die einem Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung, einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter und einem Agrargebiet angehören; 3. drei Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen, wovon zwei einem Agrargebiet und eins einem Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung angehören; In der Erwägung, dass die Regierung weiterhin vorhat, die wirtschaftliche Entwicklung in der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse durch alle Maßnahmen der räumlichen Entwicklung, die sie auf eigene Initiative treffen kann, zu fördern, sie jedoch nicht beabsichtigt, die Oberfläche der bereits zur Verstädterung bestimmten Flächen der Gemeinden über diejenige Fläche hinaus zu erhöhen, die sie in Anwendung des Erlasses der Wallonischen Regierung vom 6. Februar 2003 zu Wohnzwecken bestimmen will; In der Erwägung, dass diese Option durch die Tatsache begründet wird, dass es nicht zu wenig Grundstücke für wirtschaftliche Aktivitäten gibt; dass die Relokalisierung bestimmter bestehender Zonen, oder gar die Öffnung neuer zur Verstädterung bestimmter Gebiete nicht ausschließt; so dass die Verteilung der Aktivitäten auf dem Gebiet der Gemeinde an die Folgen der Flughafenentwicklung angepasst wird, ohne dass diese Gebiete durch eine gleichwertige Verwandlung eines bereits bestehenden Gebiets, das zur Verstädterung bestimmt ist, in ein Gebiet, das nicht zur Verstädterung bestimmt ist, ausgeglichen werden; In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände: - auf dem Sektorenplan in einem Agrargebiet und zum Teil auch in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter liegen; - an ein Wohngebiet mit ländlichem Charakter angrenzen; - in der N/S-Achse von der N614 durchquert werden, und sich nahe des Autobahnkreuzes Nr. 5 auf der Autobahn E42 befinden; - nördlich in der Zone C, und südlich in der Zone B des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset liegen; - nicht mit Entwässerungskanalisationen ausgestattet sind; - westlich und östlich durch Feldwege begrenzt sind; - im Osten durch eine NO/SW orientierte hydromorphe Zone durchquert werden, je nach der Achse des hydrographischen Netzes; In der Erwägung, dass der Standort des Gebiets es erlaubt, dass die LkW’s nicht über das nicht dafür geeignete Netz der Kommunalstraßen fahren müssen; In der Erwägung, dass die Konfiguration des Gebiets folgende Vorteile hat : - eine lineare Verstädterung entlang der N614 zu vermeiden; - die bereits bestehenden Bauten zu integrieren; In der Erwägung, dass unter den nicht unbedeutenden Auswirkungen dieser Komponente des Entwurfs, der Bewertung seiner Auswirkungen auf die Landschaft im Rahmen der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans unterworfen sein wird, besondere Aufmerksamkeit zu schenken sein wird; In der Erwägung jedoch, dass die Einrichtung eines Freizeitgebiets (Golf und Nebenanlagen) und eines gemischten Gewerbegebiets in ″Sur-les-Bois″, wie im Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich erwähnt, nicht mehr aktuell ist; In der Erwägung, dass vorgeschlagen wird, einerseits den bebauten Teil der Grundstücke als Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung zu benutzen und andererseits die unbesetzten und hinsichtlich ihrer Merkmale homogenen Teile als Agrargebiet zu benutzen; dass diese Option ebenfalls im Rahmen des Augsleichs der neuen Zonen, die die Wallonische Regierung der Verstädterung widmen will, interessant ist;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD In der Erwägung, dass die beiden Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen einerseits westlich des Schwimmbades und andererseits am Ort genannt Tige des Morts, wie im Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich geplant, nicht mehr aktuell sind; In der Erwägung, dass die von den Gemeindebehörden geplanten Handlungen und Arbeiten keine vorherige Änderung der Zweckbestimmung der auf dem Sektorenplan betroffenen Gebiete benötigen, dies mangels eines konkreten Vorhabens und in dem Maße, wo sie in den Anwendungsbereich von Art. 110 des CWATUP fallen; In der Erwägung außerdem, dass die Gemeindebehörden nicht mehr beabsichtigen, das südlich der ″drève du château de Warfusée″ befindliche Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung zur Verstädterung zu bestimmen, dies wegen der schwierigen Zugänglichkeit dieser Zone; In der Erwägung, dass die Gemeindebehörden von Saint-Georges-sur-Meuse hinter dem Gemeindehaus ein Erholungsheim niederlassen wollen, das sich zur Zeit in Sur-les-Bois befindet, d.h. in der Zone B des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset, und neben diesem Heim intergenerationelle Wohnungen bauen möchte; In der Erwägung, dass, was die Sach- und Rechtslage angeht, die Gelände: - auf dem Sektorenplan in einem Agrargebiet liegen; - ab Gemeindestraßen zugänglich sind; - in der Zone C des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset liegen; - zwei NO/SW-orientierte hydromorphe Zonen aufweisen, in der Achse des hydrographischen Netzes; In der Erwägung, dass die geplante Lokalisierung den Vorteil hat, dass sie sich in der Nähe des administrativen Herzens der Gemeinde befindet; dass sie sich in eine Insel mit 3 Seiten einfügt: rue Albert Ier, rue du Centre und rue de la Vallée, die Wohngebieten mit ländlichem Charakter angehören; In der Erwägung, dass vorgeschlagen wird, einerseits den Innenteil dieser Insel der Verstädterung zu widmen, indem er hauptsächlich in ein Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen verwandelt wird und zum Teil auch in ein Wohngebiet mit ländlichem Charakter, und andererseits die Gelände, die sich jetzt in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter, wo sich die kommunalen Dienststellen und die Kirche befinden, in ein Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen zu verwandeln; Ausgleichsmaßnahmen. In der Erwägung, dass in Artikel 46, § 1, 3o, des vorerwähnten Gesetzbuches verfügt wird, dass ädie Eintragung jedes neuen zur Verstädterung bestimmten Gebiets ausgeglichen wird, und zwar dadurch, dass ein bestehendes, zur Verstädterung bestimmtes Gebiet in ein nicht zur Verstädterung bestimmtes Gebiet in gleichem Maße verändert wird, oder durch jegliche von der Regierung bestimmte Ausgleichung.″. in Erwägung, dass der Erlass der Wallonischen Regierung vom 6. Februar 2003 der Gemeinde Ans eine Höchstfläche von 43 ha und der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse eine Höchstfläche von 45 ha vorbehalten hatte, die als Wohngebiet oder Wohngebiet mit landwirtschaftlichem Charakter zu benutzen sind; dass die Nicht-Eintragung dieser 88 ha in den Plänen an dem Beschluss der Regierung zur Eintragung dieser Gebiete nichts änderte; dass der vorerwähnte Erlass ausdrücklich erwähnt, dass die Regierung diese 88ha im Rahmen der Revision von 2003 zu eintragen beabsichtigte, dass es aber in Abwartung des Lärmbelastungsplans nicht möglich war, diese Flächen genau zu lokalisieren; In der Erwägung, dass man sich somit die Frage stellen kann, ob ihre graphische Eintragung im Rahmen vorliegender Revision Gegenstand von Ausgleichsmaßnahmen sein muss; In der Erwägung, dass die Regierung jedoch hilfsweise unter Berücksichtigung der Abänderung von Artikel 46, § 1, alinéa 2, 3o, durch das ″RESA″-Dekret diese Eintragung von ″neuen″ zur Verstädterung bestimmtes Gebieten mit einem Ausgleich begleiten wird; In der Erwägung, dass die Eintragung der neuen Wohngebiete und Wohngebiete mit ländlichem Charakter in Ans und Saint-Georges-sur-Meuse auf der Feststellung eines Defizits an zu Wohnzwecken bestimmten Grundstücken auf dem Gebiet dieser beiden Gemeinden beruht; dass sie demnach nicht durch die Verwandlung der bereits zu Wohnzwecken bestimmten Gebiete in nicht zur Verstädterung bestimmte Gebiete in diesen beiden Gemeinden ausgeglichen werden kann; In der Erwägung, dass die Eintragung der neuen Wohngebiete auch nicht durch die Verwandlung der Gebiete, die anschließend an die Revision des Sektorenplans Lüttich am 6. Februar 2003 der wirtschaftlichen Aktivität zugewiesen worden waren, in nicht zur Verstädterung bestimmte Gebiete ausgeglichen werden kann, da die Begründung, die diese Maßnahme gerechtfertigt hatte, dann wieder in Frage gestellt würde; In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung aus diesen Gründen feststellt, dass es grundsätzlich schwierig ist, als Ausgleich für die Eintragung der neuen Wohngebiete und Wohngebiete mit ländlichem Charakter, deren Eintragung in Ans und Saint-Georges-sur-Meuse geplant ist, die Verwandlung von zur Verstädterung bestimmten Gebieten in nicht zur Verstädterung bestimmte Gebiete vorzuschlagen, ohne die im 2003 festgelegten Optionen zu beeinträchtigen; In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung somit beschließt, sich näher über die umweltrelevanten Auswirkungen der Eintragung der oben genannten Gebiete zu informieren, bevor sie geeignete Ausgleichsmaßnahmen festlegt; dass der Umweltverträglichkeitsprüfer demnach die Aufgabe hat, die Wallonische Regierung hierüber zu informieren; In der Erwägung, dass es daran zu erinnern gilt, dass die Wallonische Regierung sich zu einer ehrgeizigen Politik der Renovierung der heute stillgelegten Industriegelände verpflichtet hat, und dass die Renovierung bestimmter dieser Gelände durch die Vorteile hinsichtlich der Verbesserung des Lebensrahmens eine Alternative zur Suche nach gezielten Ausgleichsmaßnahmen auf dem durch den vorliegenden Entwurf zur Revision des Sektorenplans betroffenen Gebiet bilden könnte; In der Erwägung außerdem, dass in Artikel 46, § 1, Absatz 2, 3o, des CWATUP ausdrücklich ″jegliche″ von der Regierung bestimmte alternative Ausgleichsmaßnahme erwähnt wird; dass diese alternativen Ausgleichsmaßnahmen demnach sowohl operativer, umweltrelevanter, energetischer oder mobilätsbezogener Art sein können, wie u.a. in den Arbeiten der Kommission für Raumordnung, Transportwesen, Energie und Wohnungswesen des Wallonischen Parlaments vom 9. Juli 2007 hervorgehoben; In der Erwägung, dass der Inhalt der Umweltverträglichkeitsprüfung somit ergänzt wird, damit dieser Aspekt vom Verfasser dieser Studie gründlicher untersucht wird; In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung jedoch hervorheben möchte, dass diese Entscheidungen den Ausgleichsmaßnahmen keineswegs vorgreifen, die sie am Ende der Untersuchung über vorliegende Revision des Sektorenplans berücksichtigen wird;

50235

50236

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD In der Erwägung, dass die Eintragung des restlichen neuen Gebiete, die die Wallonische Regierung der Verstädterung zu widmen beabsichtigt, nicht die Folge eines mangelnden Angebots an Geländen für die Entwicklung der betroffenen Aktivitäten ist, sondern die Folge der Absicht ist, ihre Verteilung über das Grundgebiet an die Folgen der Entwicklung des Flughafens anzupassen; In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung sich dafür entscheidet, diese Gebiete ausschließlich durch die Verwandlung von bereits zur Verstädterung bestimmten Gebiete in nicht zur Verstädterung bestimmte Gebiete zu verwandeln; dass die Wallonische Regierung die Suche nach Geländen, die entweder im Reserveumkreis der Flughafeninfrastruktur von Lüttich-Bierset liegen, um ihre Politik zur Erhaltung und zum Schutz der Kommunikationsinfrastruktur zu stärken, oder - aus denselben Gründen - die sich in der Nähe von Kommunikationsinfrastrukturen befinden, bevorzugt hat; In der Erwägung, dass die Wallonische Regierung demzufolgende Folgendes vorschlägt: - die Verwandlung in ein Agrargebiet der Parzellen, die nicht bebaut sind, oder auf denen beschädigte Gebäude stehen, die sich in den Gebieten für konzertierte kommunale Raumordnung der Gemeinden Flémalle und Saint-Georges-sur-Meuse befinden, und vom Perimeter der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset gedeckt sind; - die Verwandlung in ein Grüngebiet der Wohngebiete, die sich auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne neben der A604 und der Eisenbahnlinie 36A befinden; - die Verwandlung in ein Grüngebiet eines Gebiets für konzertierte kommunale Raumordnung auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse südlich der ″drève du château de Warfusée″; - die Verwandlung in ein Grüngebiet eines Wohngebiets mit ländlichem Charakter auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse am westlichen der ″drève du château de Warfusée″; - die Verwandlung in ein Agrargebiet und in ein Parkgebiet des nicht bebauten Teils des Wohngebiets mit ländlichem Charakter auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse, rue de Warfusée, das durch den Perimeter der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset gedeckt ist; In der Erwägung, dass Artikel 1bis, § 4, des Lärmschutzgesetzes die wallonische Regierung dazu ermächtigt, städtebauliche Entwicklungsprojekte oder Projekte zur Verbesserung des Lebensrahmens in den Zonen der Lärmbelastungspläne und der langfristigen Entwicklungspläne beider wallonischen Flughäfen durchzuführen; In der Erwägung, dass die SOWAER durch ein Schreiben vom 21. September 2006 offiziell damit beauftragt wurde, ein Teil der Grundstücke zu erwerben, die der vorliegende Vorentwurf beabsichtigt, als Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinde Ans zu benutzen, um dort eine Sportinfrastruktur zu bauen; In der Erwägung, dass der Bau eines neuen Fußballstadions und einer Schule für die Ausbildung der Jugendlichen zur Verbesserung des Lebensumfelds der Bevölkerung beitragen wird; dass die Wallonische Regierung demzufolge beschließt, dieses Projekt im Rahmen der alternativen Ausgleichsmaßnahmen zu berücksichtigen, die sie festlegen kann als Ausgleich für die Eintrag neuer zur Verstädterung bestimmter Gebiete; dass die Umweltverträglichkeitsstudie dieses Ausgleichsprojekt berücksichtigen und dessen Auswirkungen bewerten muss; In der abschließenden Erwägung, dass die raumplanerischen Abänderungen im Rahmen des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich folgende Eintragungen bezwecken : - zwei Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen mit einer Gesamtfläche von 87 ha in Grâce-Hollogne und Fexhe-le-Haut-Clocher, auf Geländen, die sich in einem gemischten Gewerbegebiet (28,6 ha), einem industriellen Gewerbegebiet (26,6 ha), einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter (2,3 ha) und einem auf Agrargebiet (29,5 ha) befinden; - ein Grüngebiet von 30,2 ha in Grâce-Hollogne auf Geländen, die sich in einem Wohngebiet auf beiden Seiten der A604 und der Eisenbahnlinie 36A befinden; - ein Wohngebiet in Ans mit einer Fläche von 43 ha auf Geländen, die sich in einem Agrargebiet befinden, mit der zusätzlichen Vorschrift, die mit ″*S.14″ auf dem Planvorentwurf gekennzeichnet ist; - zwei Wohngebiete mit ländlichem Charakter mit einer Fläche von 45 ha in Saint-Georges-sur-Meuse, auf Geländen, die sich in einem Agrargebiet befinden, mit der zusätzlichen Vorschrift, die mit ″*S.14″ auf dem Planvorentwurf gekennzeichnet ist; - ein Wohngebiet mit ländlichem Charakter mit einer Fläche von 2 ha in Saint-Georges-sur-Meuse, auf Geländen, die sich in einem Agrargebiet befinden; - ein Reserveumkreis der Flughafeninfrastruktur von Lüttich-Bierset als Überdruck zusätzlich zu den Gebieten des Sektorenplans, die in der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans in Ans, Awans, Flémalle, Grâce-Hollogne und Saint-Georges-sur-Meuse liegen; - zwei industrielle Gewerbegebiete mit einer Gesamtfläche von 3,6 ha in Grâce-Hollogne, südlich und östlich von Ferdoux, auf Geländen, die sich in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter befinden, mit der zusätzlichen Vorschrift, die mit ″*S.02″ auf dem Planvorentwurf gekennzeichnet ist; - ein gemischtes Gewerbegebiet in Grâce-Hollogne mit einer Fläche von 0,9 ha auf Geländen, die sich in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter befinden, mit der zusätzlichen Vorschrift, die mit ″*S.05″ auf dem Planvorentwurf gekennzeichnet ist; - ein gemischtes Gewerbegebiet mit einer Fläche von 28 ha in Saint-Georges-sur-Meuse, auf beiden Seiten der chaussée verte, auf Geländen, die in einem Agrargebiet (27,4 ha) und einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter (0,6 ha) liegen; - zwei Gebiete für konzertierte kommunale Raumordnung mit einer Fläche von 9,7 ha in Saint-Georges-sur-Meuse, auf Geländen, die in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter liegen; - ein Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen mit einer Fläche von 6,9 ha in Saint-Georges-sur-Meuse, auf Geländen, die sich in einem Agrargebiet (6,2 ha) und in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter (0,7 ha) befinden; - ein Parkgebiet mit einer Fläche von 1,8 ha in Saint-Georges-sur-Meuse, auf Geländen, die sich in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter befinden; - neun Agrargebiete mit einer Gesamtfläche von 29,4 ha in Saint-Georges-sur-Meuse, auf Geländen, die in einem Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung und in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter liegen; - zwei Agrargebiete mit einer Gesamtfläche von 10,8 ha in Flémalle, auf Geländen, die in einem Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung (10,3 ha) und in einem Wohngebiet mit ländlichem Charakter (0,5 ha) liegen;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD - ein industrielles Gewerbegebiet von 3,9 ha in Grâce-Hollogne auf Geländen, die sich in einem Wohngebiet (2,6 ha) und in einem Grüngebiet (1,3 ha) befinden; - ein gemischtes Gewerbegebiet von 3,1 ha in Grâce-Hollogne auf Geländen, die sich in einem Wohngebiet (2,1 ha) und in einem Grüngebiet (1 ha) befinden; - zwei Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen mit einer Gesamtfläche von 24 ha in Ans, auf Geländen, die in einem Gebiet für konzertierte kommunale Raumordnung und in einem Wohngebiet liegen; - die Grenze des gemischten Gewerbegebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Flémalle, die nicht Gegenstand der auf dem Plan mit ″*.S04″ gekennzeichneten zusätzlichen Vorschrift ist; und die zusätzliche, auf dem Plan mit ″*.S12″ gekennzeichnete Vorschrift abzuschaffen, die die Gebiete für konzertierte kommunale Raumordnung betrifft, die 2003 auf dem Gebiet der Gemeinden Ans, Flémalle und Saint-Georges-sur-Meuse eingetragen waren; In der Erwägung, dass der vorliegende Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Lüttich somit in der Eintragung von 88 ha neuer Wohngebiete und neuer Wohngebiete mit ländlichem Charakter besteht, die in der Revision des Sektorenplans Lüttich vom 6. Februar 2003 vorbehalten waren, und durch die Eintragung eines Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur als Überdruck zu den Gebieten des Sektorenplans, die sich im Umkreis der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans befinden ausgeglichen werden, und von 67,4 ha neuer zur Verstädterung bestimmter Gebiete, die vollständig ausgeglichen werden durch die Verwandlung von 71,7 ha bestehender, zur Verstädterung bestimmter Gebiete in nicht zur Verstädterung bestimmte Gebiete. Übereinstimmung mit dem Entwicklungsplan des regionalen Raumes In der Erwägung, dass der Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Lüttich mit dem durch die Wallonische Regierung am 27. Mai 1999 angenommenen Entwicklungsplan des regionalen Raums für die folgenden Zielsetzungen in Übereinstimmung steht: Verstärkung der Raumstruktur des Entwicklungsplanes des regionalen Raums und Eingliederung der überregionalen Dimension in die Entwicklung der Wallonie: Auf überregionaler Ebene ist Lüttich Teil einer der vier sgt. Hauptstadt-Einflussbereiche, nl. des Bereichs MHAL (Maastricht-Hasselt-Aachen-Lüttich). Lüttich liegt ebenfalls im Eurokorridor W/O Lille-Lüttich, unter Berücksichtigung der Dichte der multimodalen Infrastrukturen in diesem Gebiet zwischen den Achsen Lille-Brüssel-Lüttich und der Wallonischen Ost-West-Trasse. Der Entwicklungsplan des regionalen Raums hebt die Polarisierung von Lüttich hervor, die sich über die Grenzen der Wallonie ausdehnt. Die Bedeutung der kommerziellen Aktivitäten, der Forschung, der Industrie und des Transportwesens in Lüttich, macht dass diese Stadt ein Stützpunkt ist für ca. 3 Millionen Personen an der Schnittstelle zwischen NW und Westeuropa. Auch die Projekte in Zusammenhang mit dem TGV und dem Flughafen unterstreichen die Bedeutung der Stadt auf internationaler Ebene. Dieser also im Rahmen des Entwicklungsplans des regionalen Raums bedeutende Pol muss jedoch großen Herausforderungen gerecht werden, u.a. im Bereich der Umstrukturierung des Stadt- und Wirtschaftsgefüges. Die Entwicklung der Flughafenaktivitäten und damit verbundenen wirtschaftlichen Tätigkeit trägt dazu bei, diese Herausforderungen zu bewältigen. Die Ergebnisse dieser voluntaristischen Politik sind übrigens schon spürbar. Sie tragen dazu bei, den Pol Lüttich sowohl auf regionaler als überregionaler Ebene zu stärken. Im Entwicklungsplan des regionalen Raums wird die Flächennutzung als ein privilegiertes Mittel zur Strukturierung des Raums anerkannt, weil sie zum Zweck hat, den verschiedenen Tätigkeiten die Räume, die ihnen am besten passen, zu gewähren bzw. für sie zu reservieren und die unvereinbaren Tätigkeiten voneinander zu trennen (Entwicklungsplan des regionalen Raums, Projekt einer Raumstruktur, I. Den wallonischen Raum strukturieren, S. 116). Die vorliegende Revision des Sektorenplans Lüttich fügt sich in die Weiterführung der Strukturierung des Gebiets ein, die im Rahmen der Revision des Sektorenplans Lüttich, die am 6. Februar 2003 genehmigt wurde, durchgeführt worden ist. Die Bemühungen der Wallonischen Regierung zur Konzentrierung der Lärmbelastungen durch den Flugzeugverkehr haben zur Verabschiedung eines Lärmbelastungsplans und eines langfristigen Entwicklungsplans am 27. Mai 2004 geführt, und tiefgreifende Änderungen in Sachen Bodennutzung mit sich gebracht. Die den Lärmbelästigungen am stärksten ausgesetzten Zonen sind der Flughafenaktivitäten und den damit verbundenen Tätigkeiten vorbehalten worden, was ein Defizit an Wohngebieten und Wohngebieten mit ländlichem Charakter verursacht hat. Eins der Ziele vorliegender Revision des Sektorenplans Lüttich besteht in der Eintragung neuer Wohngebiet dort, wo die Lärmbelästigung nicht so stark ist, und in der Verlagerung mancher zur Verstädterung bestimmter Gebiete, um durch die Entwicklung der Flughafenaktivitäten zur Aufwertung des Lütticher Pols beizutragen, und somit einen der spezifischen Trümpfe der Wallonie im überregionalen Rahmen zu fördern. Darüber hinaus hat das Wachstum der Flughafenaktivitäten die Verlagerung der Streitkräfte erfordert. Die vorliegende Revision des Sektorenplans Lüttich zielt somit ebenfalls darauf ab, ein geeignetes Gebiet für die Verlagerung der Streitkräfte einzutragen. Die Städte und Dörfer strukturieren: Die geplanten Wohngebiete, Wohngebiete mit ländlichem Charakter, Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinden Ans und Saint-Georges-sur-Meuse tragen dazu bei, die Zentralität zu stärken, und die Raumstruktur deutlicher zu gestalten. Die Eintragung eines Reserveumkreises für die Flughafeninfrastruktur als Überdruck über die Gebiete des Sektorenplans, die sich im Umkreis der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset befinden, trägt dazu bei, den Bürgern ein Signal zu übermitteln, indem sie die von der Wallonischen Regierung gewählte Option, in einer ersten Phase den Bau von neuen Wohnungen oder die Änderung von Gebäuden, durch welche die Anzahl der Wohnungseinheiten vergrößert wird, und auf Zeit die Wohnfunktion ganz auszuschließen, unmissverständlich bestätigt. Den vorrangigen Bedürfnissen und dem Wohnungsbedarf entgegenkommen: Durch Gewährleistung eines Lebensraums mit Entfaltungsmöglichkeiten zielt der Entwicklungsplan des regionalen Raums darauf ab, wichtige Aktionen in den Gebieten, wo die Lage am schlechtesten ist, zu führen, Räume oder Ausrüstungen zur Förderung der Treffgelegenheiten zu schaffen, reelle Wohnviertel einzurichten, die Belästigungen eines regen Verkehrs zu bekämpfen und die Sicherheit der Einwohner zu fördern. Die Bevölkerungsverluste bestimmter Wohnkerne, wie das Dorf Sur-le-Bois oder die soziale Wohnsiedlungen in den neuen Gewerbegebieten, zwingen dazu, Wohngebiete vorzusehen, um dort Wohnungen bereitzustellen, die den minimalen Kriterien in Sachen gesundheitliche Zuträglichkeit und Komfort genügen.

50237

50238

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Zur Schaffung von Arbeitsplätzen und von Reichtümern beitragen: Das Projekt fügt sich in die Kontinuität der am 6. Februar 2003 verabschiedeten Revision des Sektorenplans Lüttich ein, die u.a. der Logik, den Bedürfnisses des wirtschaftlichen Wachstums vorzugreifen und die Bedingungen zur Entwicklung der Betriebe zu gewährleisten, Rechnung trug, indem sie neue Wohngebiete als Ersatz für diejenigen, die unter dem wirtschaftlichen Wachstum gelitten haben, einzutragen. Die Gemeinden, die Viertel umfassen, die sich durch Bevölkerungsverlust oder Verarmung gekennzeichnet haben, mussten auf bedeutende Steuereinkommen verzichten. Die von der Wallonischen Regierung erlassenen Leitlinien im Bereich der Immobilienverwaltung von für Rechnung der Region zurückgekauften Gütern bilden den Anfang einer Umkehr dieses Trends, unter Einhaltung des Grundsatzes der Vorbeugung. Diese positive Entwicklung soll gefördert werden, durch die Entwicklung neuer Viertel, von Zonen mit allgemein zugänglichen Freiräumen und gemeinschaftlichen Anlagen, u.a. für Sportinfrastrukturen, und von Gewerbegebieten. Das Projekt trägt somit dazu bei, die soziale Struktur der Bevölkerung in den betreffenden Gemeinden wieder auszugleichen, ein Umfeld zu schaffen, das für die Ansiedlung von Betrieben günstig ist, und also Stellen und Reichtümer zu schaffen. Verbesserung der Zugänglichkeit des Wallonischen Gebiets und Verwaltung der Mobilität: Die Entwicklung der Flughafenaktivität erfordert die Verabschiedung von Ordnungsmaßnahmen, insbesondere bezüglich der Geländenutzung in Flughafennähe, damit Erweiterungsmöglichkeiten und Verkehrsentwicklungsmöglichkeiten garantiert sind. (VI.1. Integration der Region in transeuropäische Netze, S. 201). Durch die Eintragung von zur Verstädterung bestimmten Gebieten, die über günstige Zugänglichkeitsbedingungen verfügen, oder je nach Fall in der Nähe der Zentren oder in Erweiterung von Gewerbegebieten liegen, entspricht das Projekt völlig dieser Sorge um eine zweckmäßige Strukturierung des Raums und Verwaltung der Mobilität.. Das Projekt macht es in der Tat möglich, die besondere wirtschaftliche Entwicklung in Zusammenhang mit der Flughafenaktivität und die Entwicklung von Wohnvierteln und öffentlichen und gemeinschaftlichen Räumen mit dem Schutz eines hochqualitativen Lebensumfelds in Einklang zu bringen. Umweltverträglichkeitsprüfung In der Erwägung, dass gemäß den Bestimmungen von Artikel 42, Absätze 2 und 4 des Gesetzbuches die Regierung verpflichtet ist, eine Umweltverträglichkeitsprüfung ausführen zu lassen, deren Umfang und Genauigkeit sie festlegt, und den Entwurf bezüglich des Inhalts der Umweltverträglichkeitsprüfung sowie den Vorentwurf des Planes dem Regionalausschuss für Raumordnung und dem Wallonischen Umweltrat für eine nachhaltige Entwicklung und der Generaldirektion der Naturschätze und der Umwelt des Ministeriums der Wallonischen Region zur Begutachtung zu unterbreiten; In der Erwägung, dass, was den Umfang der auszuführenden Prüfung betrifft, die Auswirkungen einer jeden der Komponenten des Projekts auf die Umwelt sehr unterschiedlicher Art und unterschiedlichen Umfangs sind; In der Erwägung, dass der Verfasser der Studie seine Analyse auf die Komponenten des Projekts begrenzen wird, die einen nicht unbedeutenden Einfluss auf die Umwelt haben können; das er die Relevanz seiner Entscheidungen hervorheben wird; In der Erwägung, dass die Eintragung eines Reserveumkreises für die Flughafeninfrastruktur als Überdruck zu den Gebieten des Sektorenplans, die sich im Umkreis der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens Lüttich-Bierset befinden, nicht unbedeutenden Auswirkungen auf die Umwelt habe könnte unter Berücksichtigung der Eigenart des Projekts und des Umfangs der betroffenen Oberfläche; dass die Umweltverträglichkeitsprüfung diese Komponente des Projekts zu untersuchen hat; In der Erwägung, dass die Eintragung von neuen zur Verstädterung bestimmten Gebieten grundsätzlich bedeutsame Auswirkungen auf die Umwelt haben kann; dass die Umweltverträglichkeitsprüfung alle diese Eigenschaft aufweisenden Komponenten des Projekts betreffen muss; In der Erwägung, dass die Eintragung eines Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen mit einer Fläche von 24 ha auf dem Gebiet der Gemeinde Ans ebenfalls wichtige Auswirkungen auf die Umwelt haben kann, unter Berücksichtigung der Eigenart des Projekts und des Umfangs der betroffenen Oberfläche; dass die Umweltverträglichkeitsprüfung diese Komponente des Projekts zu untersuchen hat; In der Erwägung, dass die Eintragung von zwei industriellen Gewerbegebieten im Süden und Osten von Ferdoux und von einem gemischten Gewerbegebiet südlich von Bierset auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne, ebenfalls wichtige Auswirkungen auf die Umwelt haben kann, unter Berücksichtigung der Eigenart des Projekts und des Umfangs der betroffenen Oberfläche; dass die Umweltverträglichkeitsprüfung diese Komponente des Projekts zu untersuchen hat; In der Erwägung, dass die Zweckentfremdung von zur Verstädterung bestimmten Gebieten, um sie als nicht zur Verstädterung bestimmte Gebiete zu benutzen, eine Ausgleichsmaßnahme im Sinne von Art. 46, § 1, 3o, des CWATUP bildet, so dass diese Komponente des Projekts nicht validiert werden muss; dass diese jedoch bedeutsame Auswirkungen auf die Umwelt haben könnte; dass die Umweltverträglichkeitsprüfung die Auswirkungen dieser Maßnahme zu untersuchen hat; In der Erwägung, dass die Abschaffung der zusätzlichen Vorschrift, die auf dem Plan mit ″*S.12″ gekennzeichnet wird, keine wichtigen Auswirkungen auf die Umwelt haben sollte; dass die Umweltverträglichkeitsprüfung diese Komponente des Projekts nicht zu untersuchen hat; In der Erwägung, dass die Umweltverträglichkeitsprüfung die besten Ausgleichsmaßnahmen für die Eintragung neuer Wohngebiete und neuer Wohngebiete mit ländlichem Charakter in Ans und Saint-Georges-sur-Meuse vorzuschlagen hat; In der Erwägung, dass sie insbesondere die Vorteile für die Umwelt der möglichen Wiederverwendung der zu sanierenden Standorte auf dem von dem Sektorenplan Lüttich gedeckten Gebiet zu untersuchen hat, sowie die Auswirkungen auf die Umwelt der Niederlassung eines neuen Fußballstadions und einer Ausbildungsschule für die Jugendlichen; In der Erwägung, dass die Validierung der den Vorentwurf begründenden Bedürfnisse und der Lokalisierung der unterschiedlichen Verwendungsgebiete sowie die Suche nach den Varianten auf folgende Gebiete begrenzt werden müssen: - Reserveumkreis der Flughafeninfrastruktur: an den Flughafen von Lüttich-Bierset angrenzende Gebiete; - Verlagerung der Streitkräfte: an die Pisten des Flughafens von Lüttich-Bierset angrenzende Gebiete; - Wohngebiete und Wohngebiete mit ländlichem Charakter: Gebiete der Gemeinden Ans und Saint-Georges-surMeuse; - Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen: Gebiete der Gemeinden Ans und Saint-Georges-sur-Meuse; - Gewerbegebiete: Gebiete der Gemeinden Saint-Georges-sur-Meuse und Grâce-Hollogne; - zu sanierende Standorte: vom Sektorenplan Lüttich gedecktes Gebiet;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD In der Erwägung, dass die Validierung der Begrenzung und der Bedingungen zur Durchführung der Verwendungsgebiete sowie die Suche nach den Varianten auf den Prüfungsumkreis, der unter Berücksichtigung der Art des Milieus und der berücksichtigten Belastungen für die Ansiedlung als der am Besten passende betrachtet wird, begrenzt werden müssen, In der Erwägung, was die Genauigkeit der durchzuführenden Studie betrifft, dass der dem vorliegenden Erlass beigefügte Inhaltsentwurf unter Berücksichtigung der Spezifizitäten des Projekts erarbeitet wurde und den in Artikel 42, Absatz 2 des Gesetzbuches bestimmten Musterinhalt beachtet; In der Erwägung, dass den folgenden Elementen jedoch besondere Aufmerksamkeit geschenkt werden muss: - Einschätzung der Auswirkungen des Vorprojekts zur Revision des Sektorenplans von Lüttich auf die Mobilität, die Netzwerke und die Infrastrukturen (Sanierungsplan des Zwischeneinzugsgebiets der Maas-stromabwärts, usw.); - Einschätzung der Auswirkungen des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur von Lüttich-Bierset auf die Immobiliengüter, die im Denkmalverzeichnis der Wallonie eingetragen sind; Vorschläge zur Wiederverwendung; - Einschätzung der Auswirkungen des Ausbaus der Militärbasis auf die menschliche Gesundheit (Lärm) und die Einrichtung der benachbarten Gebiete; - Analyse des Bedarfs an Wohngebieten auf dem Gebiet der Gemeinden Ans und Saint-Georges-sur-Meuse; - Einschätzung der Auswirkungen des geplanten Wohngebiets in der Gemeinde Ans auf die (Untergrund)Gewässer, die Landschaft und die Einrichtung der benachbarten Gebiete; - Einschätzung der mit der geplanten Ansiedlung von bebaubaren Gebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Ans verbundenen Belastungen; - Einschätzung der Auswirkungen des geplanten Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen in der Gemeinde Ans auf die Einrichtung der benachbarten Gebiete; - Analyse des Bedarfs an Gewerbegebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; - Einschätzung der Auswirkungen des auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse geplanten gemischten Gewerbegebiets auf die Bevölkerung (Mobilität) und die Landschaft; - Einschätzung der mit der geplanten Ansiedlung von bebaubaren Gebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse verbundenen, u.a. physikalischen Belastungen; - Einschätzung der Auswirkungen auf die landwirtschaftliche Tätigkeit der Eintragung neuer der Landwirtschaft gewidmeten Gebiete in Flémalle und Saint-Georges-sur-Meuse; - Identifizierung der verschiedenen Lärmbelastungspegel in Anwendung der Europäischen Richtlinie 2002/49/EG über die Bewertung und Bekämpfung von Umgebungslärm, insbesondere Einschätzung der zu erwartenden Lärmpegel, denen die Bevölkerung in den Wohngebieten ausgesetzt würde; In der Erwägung, dass die vorliegende Revision des Sektorenplans Lüttich den Rahmen folgender Projekte und Aktivitäten bildet: - Erhaltung und Schutz der Flughafeninfrastruktur; - Verlagerung der Streitkräfte; - ein 43 ha großes Wohngebiet auf dem Gebiet der Gemeinde Ans und zwei Wohngebiete (45 ha) auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; - Bau eines Fußballstadions und einer Ausbildungsschule für Jugendliche in Ans; - wirtschaftliche Aktivitäten in Grâce-Hollogne; - Bau eines Erholungsheims und von intergenerationellen Wohnungen in Saint-Georges-sur-Meuse; In der Erwägung, dass der Genauigkeitsgrad der Umweltverträglichkeitsstudie dem entsprechen muss, was man für die Bewertung der Auswirkungen für Städtebaugenehmigungen für jedes einzelne Projekt verlangen würde; Auf Vorschlag des Ministers des Wohnungswesens, des Transportwesens und der räumlichen Entwicklung, Beschließt: Artikel 1 - Die Wallonische Regierung beschließt, den Sektorenplan Lüttich einer Revision zu unterziehen, und verabschiedet den Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Lüttich (Karten 41/4S, 41/8N, 41/8S, 42/1N, 42/1S und 42/5N). Art. 2 - Ein Reserveumkreis für die Flächen, die zum Schutz und zur Erhaltung der Flughafeninfrastruktur notwendig sind, wird als Überdruck zusätzlich zu den Gebieten des Sektorenplans eingetragen, die in der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens von Lüttich-Bierset auf dem Gebiet der Gemeinden Ans, Awans, Flémalle, Grâce-Hollogne und Saint-Georges-sur-Meuse liegen. Die folgende Vorschrift wird auf den gesamten Umkreis angewandt: ″Die Handlungen und Arbeiten zum Bau oder Wiederbau von Gebäuden mit einer Wohn- bzw. Unterkunftfunktion oder der Umbau bzw. die Änderungen der Zweckbestimmung von bestehenden Gebäuden oder Teilen von Gebäuden, mit dem Ziel, ihnen eine Wohn- bzw. Unterkunftfunktion zu vergeben, oder die Anzahl der Wohneinheiten zu vergrößern, sind im Reserveumkreis verboten.″ Art. 3 - Die Wallonische Regierung beschließt die Eintragung : - eines Wohngebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Ans; - von drei Wohngebieten mit ländlichem Charakter auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; - von zwei Gebieten für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen in der Gemeinde Ans; - zwei Gebieten für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinden Grâce-Hollogne und Fexhe-le-Haut-Clocher; - eines Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; - von zwei gemischten Gewerbegebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne; - eines gemischten Gewerbegebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; - von drei industriellen Gewerbegebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne; - von zwei Gebieten für konzertierte kommunale Raumordnung auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georgessur-Meuse; - der Grenze des gemischten Gewerbegebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Flémalle, die nicht Gegenstand der auf dem Plan mit ″*.S04″ gekennzeichneten zusätzlichen Vorschrift ist; sowie als raumplanerische Ausgleichsmaßnahme: - von neun Agrargebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; - von zwei Agrargebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Flémalle; - eines Grüngebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne; - eines Parkgebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse;

50239

50240

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD in Übereinstimmung mit der beiliegenden Karte. Art. 4 - Folgende, mit ″*S.14″ gekennzeichnete Zusatzvorschrift gilt in dem in der Gemeinde Ans durch vorliegenden Erlass im Plan eingetragenen Wohngebiet und in zwei in der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse durch vorliegenden Erlass im Plan eingetragenen Wohngebieten mit ländlichem Charakter: ″die Gestaltung der Wohngebiete und der Wohngebiete mit ländlichem Charakter mit dem Kennzeichen ″*S.14″ wird so entworfen, dass die Bauten um einen oder mehrere Pole konzentriert werden, deren Standort aufgrund der örtlichen physikalischen Eigenschaften und der Leistung der Kommunikations- und Versorgungsnetzwerke festgelegt wird; sie wird phasenweisen umgesetzt je nach der Fertigstellung der Bauten um den vorherigen Pol und das Kommunikations- und Versorgungsnetz″. Art. 5 - Die folgende zusätzliche Vorschrift mit dem Kennzeichen ″*S.02″ findet in beiden industriellen Gewerbegebieten Anwendung, die durch den vorliegenden Erlass auf dem Plan östlich und südlich von Ferdoux auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne eingetragen sind: ″Diese Zone wird den Betrieben vorbehalten, die die Infrastrukturen des Flughafens benutzen, und deren Tätigkeit einen Standort in unmittelbarer Nähe und in Verbindung mit dem Flughafen benötigt, wie z.B. Betriebe für die Herstellung und den Vertrieb von Produkten, u.a. mit hohem Wertzuwachs; diese Zone umfasst am Rande des ländlichen Wohngebietes von Bierset ein mindestens 50 m breites Isolierumfeld, das sich je nach Beschaffenheit des Geländes aus grünen Zinnen oder pflanzlich dicht bewachsenen Stellwänden zusammensetzt und falls es die geplante Tätigkeit erfordert, über einen entsprechenden Lärmschutzwald verfügt; geeignete Baunormen zur Gewährleistung des Übergangs zwischen der Gewerbezone und der Agrarzone werden auferlegt″. Art. 6 - Die folgende zusätzliche Vorschrift mit dem Kennzeichen ″*S.05″ findet in dem gemischten Gewerbegebiet Anwendung, die durch den vorliegenden Erlass auf dem Plan südlich von Bierset auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne eingetragen ist: ″Besagte Zone ist den Tätigkeiten vorbehalten, die nur ein geringes Transportaufkommen verursachen; die Unternehmen aus dem Einzelhandel sind ausgeschlossen; Neubauvorhaben werden in die bereits bestehenden Baumasse integriert″; Art. 7 - Die zusätzliche, auf dem Sektorenplan mit ″*.S.12″ gekennzeichnete Vorschrift, die die Gebiete für konzertierte kommunale Raumordnung betrifft, die auf dem Gebiet der Gemeinden Ans, Flémalle und Saint-Georgessur-Meuse eingetragen sind, wird abgeschafft. Art. 8 - Als alternative Ausgleichsmaßnahme und nach Modalitäten, die zwischen der Gemeinde Ans und der SOWAER festzulegen sind, erlegt die Wallonische Regierung die Schaffung eines neuen Fußballstadions und einer Ausbildungsschule für Jugendliche in dem Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen, die sie in Ans einzutragen beabsichtigt, auf; Art. 9 - Der Erlass der Wallonischen Regierung vom 27. Mai 2004 zur Verabschiedung des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich im Hinblick auf den Wiedereinsatz der Streitkräfte in Lüttich-Bierset und zur Gewährung zugunsten der Gemeinden Ans und St-Georges-sur-Meuse von planologischen Ausgleichmaßnahmen zu den Abänderungen am Sektorenplan Lüttich, um die Entwicklung der Flughafenaktivität von Lüttich-Bierset und der mit ihr verbundenen Aktivität wird außer Kraft gesetzt. Art. 10 - Die Wallonische Regierung genehmigt den Entwurf zum Inhalt der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf bezüglich der Revision des dem vorliegenden Erlass beigefügten Sektorenplans von Lüttich unterzogen werden wird. Art. 11 - Die Wallonische Regierung beauftragt den Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Raumordnung gehört, den besagten Entwurf zum Inhalt der Umweltverträglichkeitsprüfung, der der Vorentwurf bezüglich der Revision des dem vorliegenden Erlass beigefügten Sektorenplans von Lüttich unterzogen werden wird, dem Regionalausschuss für Raumordnung, dem Wallonischen Umweltrat für eine nachhaltige Entwicklung und der Generaldirektion der Naturschätze und der Umwelt zur Begutachtung zu unterbreiten, und ihn ihr danach erneut zur Genehmigung vorzulegen. Namur, den 19. Juli 2007 Der Minister-Präsident, E. DI RUPO Der Minister des Wohnungswesens, des Transportwesens und der räumlichen Entwicklung, A. ANTOINE

Anlage Anlage 1 zum Lastenheft ENTWURF ZUM INHALT DER UMWELTVERTRÄGLICHKEITSPRÜFUNG FÜR DEN SEKTORENPLAN 1. Der Vorentwurf zur Revision der Karten 41/4S, 41/8N, 41/8S, 42/1N, 42/1S und 42/5N des durch Erlass der Wallonischen Region vom 19. Juli 2007 verabschiedeten Sektorenplans Lüttich betrifft die Eintragung folgender Gebiete: • nachstehend aufgelistete Komponenten des Vorentwurfs : • ein Reserveumkreis für die Flächen, die zum Schutz und zur Erhaltung der Flughafeninfrastruktur notwendig sind, als Überdruck zusätzlich zu den Gebieten des Sektorenplans, die in der Zone A des langfristigen Entwicklungsplans des Flughafens von Lüttich-Bierset auf dem Gebiet der Gemeinden Ans, Awans, Flémalle, Grâce-Hollogne und Saint-Georges-sur-Meuse liegen; • ein Wohngebiet mit der zusätzlichen, auf dem Plan mit dem Kennzeichen ″*S.14″ eingetragenen Vorschrift auf dem Gebiet der Gemeinde Ans; • zwei Wohngebiete mit ländlichem Charakter mit der zusätzlichen, auf dem Plan mit dem Kennzeichen ″*S.14″ eingetragenen Vorschrift auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; • ein Wohngebiet mit ländlichem Charakter auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; • zwei Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen in der Gemeinde Ans; • zwei Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinden Grâce-Hollogne und Fexhe-le-Haut-Clocher; • ein Gebiet für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD • ein gemischtes Gewerbegebiet mit der zusätzlichen, auf dem Plan mit dem Kennzeichen ″*S.05″ eingetragenen Vorschrift auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne; • ein gemischtes Gewerbegebiet auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne; • ein gemischtes Gewerbegebiet auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; • ein industrielles Gewerbegebiet auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne; • zwei industrielle Gewerbegebiete mit der zusätzlichen, auf dem Plan mit dem Kennzeichen ″*S.02″ eingetragenen Vorschrift auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne; • zwei Gebiete für konzertierte kommunale Raumordnung auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-surMeuse; * die folgenden planologischen Ausgleichmaßnahmen : • neun Agrargebiete auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; • zwei Agrargebiete auf dem Gebiet der Gemeinde Flémalle; • ein Grüngebiet auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne; • ein Parkgebiet auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; * alternative Vergleichsmaßnahmen, die Gegenstand einer Eintragung auf dem Sektorenplan sein müssten* die Berichtigung eines materiellen Fehlers während der Revision des Sektorenplans Lüttich vom 6. Februar 2003 : • der Grenze des gemischten Gewerbegebiets auf dem Gebiet der Gemeinde Flémalle, mit der auf dem Plan mit ″*.S04″ gekennzeichneten zusätzlichen Vorschrift. 1. Umfang der Umweltverträglichkeitsprüfung und Genauigkeit der Informationen (Art. 42, Absatz 2 des WGRSE) 1. Umfang der Umweltverträglichkeitsstudie. Die Umweltverträglichkeitsprüfung wird Folgendes betreffen: - die Eintragung des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur; - die Eintragung der neuen zur Verstädterung bestimmten Gebiete; - die Eintragung des Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen (24 ha) in der Gemeinde Ans; - die Eintragung der beiden industriellen Gewerbegebiete südlich und östlich von Ferdoux und des gemischten Gewerbegebiets, das südlich von Bierset geplant ist, auf dem Gebiet der Gemeinde Grâce-Hollogne. Sie wird die Auswirkungen der raumplanerischen Ausgleichsmaßnahmen des Projekts untersuchen: • Grüngebiet; • Agrargebiete; • Parkgebiete. Der Verfasser der Prüfung wird seine Analyse auf die Komponenten des Projekts begrenzen, die einen nicht unbedeutenden Einfluss auf die Umwelt haben können. Er wird die Relevanz seiner Entscheidungen begründen. Die Umweltverträglichkeitsprüfung wird sich auf die Auskünfte beziehen können, die sich aus der Prüfung ergeben, die im Rahmen der Untersuchung für die am 6. Februar 2003 verabschiedete Revision des Sektorenplans Lüttich durchgeführt wurde, sowie aus der Untersuchung der Globalgenehmigungen und Umweltgenehmigungen, die den Betrieb des Flughafens betreffen; sie wird diese Auskünfte präzisieren, ergänzen und aktualisieren. Die Prüfung wird nach dem Grundsatz des äTrichter-Verfahrens″ erfolgen, d.h., dass unter Berücksichtigung der Art der angeschnittenen Aspekte die Analyse der verschiedenen Komponenten des Vorentwurfs von der breitesten Ebene bis zur lokalen Ebene des betroffenen Umkreises erfolgen wird. Die Analyse der Bedürfnisse und der Lokalisierung der unterschiedlichen Verwendungsgebiete des Vorentwurfs sowie die Suche nach den Varianten müssen auf folgende Gebiete begrenzt werden: • Reserveumkreis der Flughafeninfrastruktur: an den Flughafen von Lüttich-Bierset angrenzende Gebiete; • Verlagerung der Streitkräfte: an die Pisten des Flughafens von Lüttich-Bierset angrenzende Gebiete; • Wohngebiete und Wohngebiete mit ländlichem Charakter: Gebiete der Gemeinden Ans und Saint-Georges-surMeuse; • Gewerbegebiete: Gebiete der Gemeinden Saint-Georges-sur-Meuse und Grâce-Hollogne; • Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen: Gebiete der Gemeinden Ans und Saint-Georges-sur-Meuse; Die Untersuchung der Begrenzung und der Bedingungen zur Durchführung der Verwendungsgebiete sowie die Suche nach den Varianten werden auf den Prüfungsumkreis, der unter Berücksichtigung der Art des Milieus und der berücksichtigten Belastungen für die Ansiedlung als der am Besten passende betrachtet wird, begrenzt werden müssen. Der Prüfungsumkreis (mikrogeographische Ebene) der Komponenten des Vorentwurfs, die die biologische Vielfalt, die Bevölkerung (Mobilität, ...), das Wasser (Grundwasser, Oberflächenwasser, Abwasser, ...), die Luft, die klimatischen Faktoren, die Landschaften, die landwirtschaftliche und forstwirtschaftliche Aktivität beeinträchtigen können, wird vom Gebiet abhängen, das für jede der geprüften Problematiken betroffen werden kann. Ganz besonders der Prüfungsumkreis der Komponenten des Vorentwurfs und ihrer Ausgleichsauswirkungen auf die Faune, die Flora, die Böden, die materiellen Güter und das Kulturerbe wird auf die betroffenen Grundstücke begrenzt werden. 2. Genauigkeitsgrad der Informationen Das nachstehend gewählte Lastenheft ist unter Berücksichtigung der Spezifizitäten des Projekts erstellt worden und bildet ein Dokument, dessen Genauigkeitsgrad im Hinblick auf Artikel 42 des Gesetzbuches als ausreichend betrachtet wird. Alle Punkte des vorliegenden Lastenheftes müssen grundsätzlich als unabdingbar betrachtet werden; der Verfasser der Studie kann jedoch vorschlagen, die Analyse von bestimmten Punkten weniger gründlich vorzunehmen, dies insofern er beweist, dass sie im Verhältnis zum geprüften Vorentwurf nicht relevant sind. Wenn er andererseits der Meinung ist, dass ein bestimmter Punkt, der nicht im Lastenheft stehen würde, im Verhältnis zur analysierten Akte wichtig ist, kann der Verfasser der Studie diesen Punkt immer anschneiden und entwickeln. Die Faktoren der Abänderung des Umfelds (oder nachteilige Auswirkungen) und die Komponenten der Sach- und Rechtslage sind in der Anlage aufgestellt, und die Autoren der Umweltverträglichkeitsprüfung haben die Verpflichtung, in der Analyse nur diejenigen zu behalten, die sich als relevant erweisen, oder die Elemente, deren Berücksichtigung als notwendig erscheinen würde, hinzufügen.

50241

50242

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Besondere Aufmerksamkeit wird den folgenden Elementen geschenkt werden: • Einschätzung der Auswirkungen des Vorprojekts zur Revision des Sektorenplans von Lüttich auf die Mobilität, die Netzwerke und die Infrastrukturen (Sanierungsplan des Zwischeneinzugsgebiets der Maas-stromabwärts, usw.); • Einschätzung der Auswirkungen des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur von Lüttich-Bierset auf die Immobiliengüter, die im Denkmalverzeichnis der Wallonie eingetragen sind; Vorschläge zur Wiederverwendung; • Einschätzung der Auswirkungen des Ausbaus der Militärbasis auf die menschliche Gesundheit (Lärm) und die Einrichtung der benachbarten Gebiete; • Analyse des Bedarfs an Wohngebieten auf dem Gebiet der Gemeinden Ans und Saint-Georges-sur-Meuse; • Einschätzung der Auswirkungen des geplanten Wohngebiets in der Gemeinde Ans auf die (Untergrund)Gewässer, die Landschaft und die Einrichtung der benachbarten Gebiete; • Einschätzung der mit der Ansiedlung von bebaubaren Gebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Ans verbundenen Belastungen; • Einschätzung der Auswirkungen des geplanten Gebiets für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen in der Gemeinde Ans auf die Einrichtung der benachbarten Gebiete; • Analyse des Bedarfs an Gewerbegebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; • Einschätzung der Auswirkungen des auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse geplanten gemischten Gewerbegebiets auf die Bevölkerung (Mobilität) und die Landschaft; • Einschätzung der mit der geplanten Ansiedlung von bebaubaren Gebieten auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse verbundenen, u.a. physikalischen Belastungen; • Einschätzung der Auswirkungen auf die landwirtschaftliche Tätigkeit der Eintragung neuer der Landwirtschaft gewidmeten Gebiete in Flémalle und Saint-Georges-sur-Meuse; • Einschätzung der Auswirkungen der Präventivzonen um die bereits bestehenden Wasserentnahmestellen auf den Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Lüttich; • Einschätzung der Auswirkungen des Vorhandenseins von Deponien auf den Vorentwurf zur Revision des Sektorenplans Lüttich; • Einschätzung der voraussichtlichen Schallpegel, denen die Wohngebiete ausgesetzt werden, wegen des Lärms, der von den Straßen und Eisenbahninfrastrukturen, vom Flugverkehr, von den Industrien und den einer Umweltgenehmigung unterworfenen Tätigkeiten stammt. Diese Liste ist keinesfalls erschöpfend. Die Revision des Sektorenplans Lüttich bildet den Rahmen folgender Projekte und Aktivitäten : • Erhaltung und Schutz der Flughafeninfrastruktur; • Verlagerung der Streitkräfte; • ein 43 ha großes Wohngebiet auf dem Gebiet der Gemeinde Ans und zwei Wohngebiete (45 ha) auf dem Gebiet der Gemeinde Saint-Georges-sur-Meuse; • Bau eines Fußballstadions und einer Ausbildungsschule für Jugendliche in Ans; • wirtschaftliche Aktivitäten, die in Grâce-Hollogne geplant werden; • Bau eines Erholungsheims und von intergenerationellen Wohnungen in Saint-Georges-sur-Meuse. Der Genauigkeitsgrad der Umweltverträglichkeitsstudie muss dem entsprechen, was man für die Bewertung der Auswirkungen für Städtebaugenehmigungen für jedes einzelne Projekt verlangen würde; Phase I: ANALYSE DES VORENTWURFS A. ZUSAMMENFASSUNG DES INHALTS UND BESCHREIBUNG DER ZIELSETZUNGEN UND DER BEGRÜNDUNGEN DES VORENTWURFS ZUR REVISION DES PLANS (Artikel 42, Absatz 2, 1o, des WGRSE) A.1. Zusammenfassung des Inhalts und Beschreibung der Zielsetzungen und der Begründungen des Vorentwurfs zur Revision des Plans Es geht darum, den Gegenstand der Revision des Sektorenplans Lüttich zusammenzufassen und die Ziele und die Begründungen der Wallonischen Regierung zu identifizieren wie sie in dem Erlass, durch den der Vorentwurf des abändernden Plans angenommen wird, erscheinen. Unter Gegenstand der Revision des Sektorenplans Lüttich versteht man : die Verwendungsgebiete, die Umkreise, wo ein besonderer Schutz gerechtfertigt ist, die zusätzlichen städtebaulichen oder raumplanerischen Vorschriften, die anderen Raumordnungsmaßnahmen und die Karte; Unter Zielsetzungen der Wallonischen Regierung versteht man die Ziele, die sie mit ihrer Entscheidung, den Plan zu revidieren, verfolgt. Unter Begründungen der Wallonischen Regierung versteht man die Gründe, aus denen sie die Revision des Sektorenplans Lüttich als zur Erreichung der Zielsetzungen unerlässlich betrachtet. A.2. Analyse A.2.1. Überprüfung der Vereinbarkeit der Zielsetzungen des Vorentwurfs mit den regionalen Optionen Es handelt sich darum, einerseits die Verbindungen des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich mit anderen relevanten Plänen und Programmen und andererseits die relevanten Zielsetzungen des Umweltschutzes hinsichtlich des Vorentwurfes zu identifizieren. A.2.2. Überprüfung der Vereinbarkeit der zweckbestimmten Gebiete mit den Zielsetzungen der Wallonischen Regierung Es gilt zu überprüfen, ob die im Vorentwurf des Plans eingetragenen zweckbestimmten Gebiete mit den Zielsetzungen der Wallonischen Regierung vereinbar sind. A.2.3. Überprüfung der Übereinstimmung des Vorentwurfs mit den geltenden Regelungen Es soll überprüft werden, ob der Planvorentwurf mit den geltenden Regelungen, insbesondere mit Artikel 46 des WGRSE, übereinstimmt (Art. 42, Abs. 2, 2o, des WGRSE). A.2.4. Identifizierung/Validierung des bzw. der Bezugsgebiets bzw. -gebiete Das Bezugsgebiet ist das Gebiet, auf welchem die Überlegung beruhen muss, um die Relevanz der Revision des Sektorenplans Lüttich im Hinblick auf die Bedürfnisse und die Lokalisierung der Verwendungsgebiete zu überprüfen. Es entspricht dem, was im WGRSE ädas betroffene Gebiet″ (Art. 42, Abs. 2, 3o). Die Analyse der Bedürfnisse zur Begründung des Vorentwurfs und der Relevanz der Lokalisierung der unterschiedlichen Verwendungsgebiete des Vorentwurfs sowie die Suche nach den Varianten müssen auf folgende Gebiete begrenzt werden: • Reserveumkreis der Flughafeninfrastruktur: an den Flughafen von Lüttich-Bierset angrenzende Gebiete;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD • Verlagerung der Streitkräfte: an die Pisten des Flughafens von Lüttich-Bierset angrenzende Gebiete; • Wohngebiete und Wohngebiete mit ländlichem Charakter: Gebiete der Gemeinden Ans und Saint-Georges-surMeuse; • Gewerbegebiete: Gebiete der Gemeinden Saint-Georges-sur-Meuse und Grâce-Hollogne; • Gebiete für öffentliche Dienststellen und gemeinschaftliche Anlagen: Gebiete der Gemeinden Ans und Saint-Georges-sur-Meuse; Der Verfasser der Studie kann andere Bezugsgebiete berücksichtigen. Dann wird er die Relevanz seiner Entscheidungen begründen. A.2.5. Synthese Es handelt sich darum, die Zielsetzungen des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich hinsichtlich deren Vereinbarkeit mit den regionalen Optionen und Schlussfolgerungen in den Bezugsgebieten, die mit dem Vorentwurf oder dessen verschiedenen Komponenten oder Gefügen von Komponenten verbunden sind, hervorzuheben (wobei die verschiedenen Verwendungsgebiete ggf. in hinsichtlich deren Bezugsgebiet kohärenten Gefügen gruppiert sind). A. ANALYSE DER BEDÜRFNISSE, DIE DEN VORENTWURF RECHTFERTIGEN Unter allen Umständen handelt es sich darum, für jede Komponente oder jedes Gefüge des Vorentwurfs den dafür vorzubehaltenden Raum zu schätzen und diese Schätzung nach dem folgenden Schema mit dem relevanten Angebot zu vergleichen. B.1. Einschätzung der Nachfrage Beschreibung der Merkmale des Bezugsgebiets hinsichtlich der Bevölkerung Es handelt sich darum, das Potential (Vorteile und Möglichkeiten) und die Einschränkungen (Schwächen und Gefährdungen) dieses Gebiets zu identifizieren, insbesondere diejenigen, die den Raumbedarf beeinflussen können. Nur die im Hinblick auf den Vorentwurf oder eine seiner Komponenten oder Gefüge von Komponenten relevanten Elemente sind zu berücksichtigen. B.1.2 Bewertung der Raumnachfrage (oder des Raummangels) für die innerhalb des Bezugsgebiets untersuchten Zweckbestimmungen. B.2. Schätzung des Angebots B.2.1. Identifizierung der Kriterien für die Standortwahl, die den Zielen des Vorentwurfs, den regionalen Optionen und den geltenden Regelungen entsprechen. B.2.2. Bewertung der relevanten Raumnachfrage für die innerhalb des Bezugsgebiets untersuchten Zweckbestimmungen. B.3. Schlussfolgerung Quantitative und qualitative Bewertung der Notwendigkeit, den untersuchten Zweckbestimmungen innerhalb des oder der Bezugsgebiete neue Flächen vorzubehalten. B. ANALYSE DER STANDORTWAHL DER ZWECKBESTIMMTEN GEBIETE Hier geht es darum, im Maßstab des oder der Bezugsgebiete die Standortwahl der verschiedenen zweckbestimmten Gebiete und Trassen des Vorentwurfs zu analysieren oder nicht, unter Berücksichtigung: • des menschlichen und umweltbezogenen Potenzials und der menschlichen und umweltbezogenen Belastungen der betreffenden Gebiete; • der regionalen Optionen, die auf diese Gebiete anwendbar sind; • der Kriterien für die Standortwahl, die im Laufe des Punkts C (unter Berücksichtigung der Ziele des Vorentwurfs, der Grundsätze der Raumordnung und der geltenden Regelungen) zu identifizieren sind; und ggf innerhalb dieser Gebiete, Varianten für die Standortwahl zu suchen, die diesen Elementen entsprechen. C.1. Analyse der Merkmale der Bezugsgebiete hinsichtlich der Bevölkerung und der Umwelt Beschreibung der Hauptmerkmale des Bezugsgebiets hinsichtlich der Bevölkerung und der Umwelt Es geht darum, das Potential (Trümpfe und Möglichkeiten) und die Einschränkungen (Schwächen und Gefährdungen) für die Standortwahl der zweckbestimmten Gebiete zu identifizieren und eine kartographische Zusammenfassung davon zu erstellen. Sie werden im Maßstab des oder der Bezugsgebiete berücksichtigt. Die Sach- und Rechtslagen und umweltbezogenen Umstände werden in der Phase II der Prüfung genauer (d.h. auf mikrogeographischer Ebene) untersucht. C.2. Räumliche Darstellung der großen regionalen Optionen Hier geht es darum, eine kartographische Zusammenfassung der in den regionalen Orientierungsdokumenten für das oder die Bezugsgebiete gewählten Vorstellung zu erstellen. C.3. Analyse der Relevanz der Standortwahl der zweckbestimmten Gebiete des Vorentwurfs Hier geht es darum, die Relevanz der Standortwahl des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur, der unterschiedlichen zweckbestimmten Gebiete oder Gefüge von zweckbestimmten Gebieten des Vorentwurfs zur Revision des Sektorenplans Lüttich, mit Ausnahme der als raumplanerische Ausgleichsmaßnahmen eingetragenen Gebiete, hinsichtlich der in der Phase B (nl. Punkt B.2.1.) bestimmten Kriterien für die Standortwahl, der Analyse der Merkmale der Bezugsgebiete (C.1.) und der regionalen Optionen, die darauf Anwendung finden (C.2.), zu überprüfen. C.4. Wahl der Standortvarianten In den Fällen, wo das Planungsbüro der Auffassung ist, dass die Ermittlung von Standortvarianten nicht gerechtfertigt ist, muss es seine Stellungnahme ernsthaft begründen. Hier geht es darum, Standortvarianten für den Vorentwurf oder seine Komponenten oder Gefüge von Komponenten zu suchen, und zwar unter Anwendung auf die Bezugsgebiete der in der Phase B bestimmten Kriterien für die Standortwahl, und unter Berücksichtigung der Analyse ihrer Merkmale (C.1.) und der regionalen Optionen, die darauf Anwendung finden (C.2). Wenn nötig kann dieser Vorgang in zwei Phasen erfolgen: • Suche nach möglichen Geländen für die Standortvarianten; • Wahl von Standortvarianten unter diesen potentiellen Geländen und den im Erlass berücksichtigen Standorten. C.5. Einschätzung der Kosten und der Fristen für die Durchführung des Plans und seiner Varianten betreffend die Standortwahl In diesem Punkt müssen insbesondere die Kosten, die zu Lasten der privaten Träger gehen, von denjenigen, die zu Lasten der Gemeinschaft gehen (Wallonisches Ministerium für Ausrüstung und Transportwesen, Versorgungsgesellschaften, Gemeinden, Interkommunalen, usw.) unterschieden werden.

50243

50244

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD C.6. Synthese: Vergleich des Vorentwurfs zum Plan und der Standortvarianten Es handelt sich darum, die Vor- und Nachteile der Standorte der verschiedenen zweckbestimmten Gebiete oder Gefüge von zweckbestimmten Gebieten und der Standortvarianten aufzulisten, insbesondere für folgende Faktoren: • menschliches und umweltbezogenes Potenzial sowie menschliche und umweltbezogene Belastungen des besagten Gebiets; • regionale Optionen, die auf das Bezugsgebiet Anwendung finden; • Kriterien für die Standortwahl (Eingliederung der Ziele des Vorentwurfs, der Grundsätze der Raumordnung und der geltenden Regelungen); • Kosten und Fristen für die Umsetzung. Abschluss der Phase I Synthese der Analyse des Vorentwurfs oder seiner unterschiedlichen Komponenten und Gefüge von Komponenten und Schlussfolgerungen hinsichtlich der Relevanz des Vorentwurfs. Phase II: UMWELTBEWERTUNG A. ANALYSE DER ABGRENZUNG UND BEDINGUNGEN FÜR DIE VERWIRKLICHUNG DER ZWECKBESTIMMTEN GEBIETE Es handelt sich darum, auf örtlicher Ebene die Abgrenzung und die Bedingungen für die Umsetzung des Reserveumkreises der Flughafeninfrastruktur, der Verwirklichung der zweckbestimmten Gebiete des Vorentwurfs und jeder Standortvariante anschließend an die ausführliche Analyse deren Untersuchungsgebiets näher zu bestimmen. Wenn eine oder mehrere Standortvarianten am Ende von Punkt C ausgewählt werden, muss Punkt D für jede dieser Standortvarianten wiederholt werden. Der Prüfungsumkreis der zweckbestimmten Gebiete des Vorentwurfs und der Standortvarianten ist der Teil des Gebiets, der bei ihrer Verwirklichung geschädigt werden könnte oder Einschränkungen bei deren Verwirklichung aufweisen könnte. Er kann also je aufgrund jedes Faktors der bestehenden Lage unterschiedlich sein, da er von der Natur des berücksichtigten Elements des Umfelds (mehr oder weniger empfindlich gegen die mit dem Projekt verbundenen Änderungsfaktoren des Umfelds) oder der berücksichtigten Belastung abhängt. (Art. 42, Abs. 2, 11o, des CWATUP) D.1. Identifizierung der mit dem Projekt verbundenen Änderungsfaktoren des Umfelds Es handelt sich darum, die Aspekte oder Komponenten der Entwürfe zu identifizieren, die das Umfeld beeinträchtigen könnten, und sie aufgrund ihrer Intensität (die Störung kann als stark, schwach, belanglos oder gleich null bewertet werden) einzustufen, dies für alle drei nachstehend erwähnten Stufen der Umsetzung des Plans : • Ausrüstung der zweckbestimmten Gebiete, Bau der Anlagen und Ausrüstungen; • Betrieb der Aktivitäten; • Sanierung des Standorts. In vorliegendem Fall scheint die Sanierungsphase nicht berücksichtigt werden zu müssen, da die geplante Zweckbestimmung der Gebiete im Prinzip nicht rückgängig zu machen ist. Die zu untersuchenden Faktoren, die die Umgebung ändern, werden in der Anlage D.1. aufgeführt, jedoch nicht unbedingt ausführlich. D.2. Beschreibung der bestehenden Rechtslage Es handelt sich darum, die Elemente der bestehenden Rechtslage zu identifizieren, die unter den Folgen der unter D.1. angegebenen Änderungsfaktoren der Umgebung leiden können, was als ″Empfindlichkeit der Umgebung″ (Art. 42, Abs. 2, 4o, des CWATUP) gekennzeichnet wird, oder die Belastungen oder Einschränkungen für die geplanten Niederlassungen bilden. Sie müssen kartographiert werden. Eine besondere Aufmerksamkeit wird den Gebieten geschenkt, die für die Umwelt eine besondere Bedeutung haben, so wie diese gemäß den Richtlinien 79/409/E.W.G. und 92/43/E.W.G. bezeichnet werden. (Art. 42, Abs. 2, 5o, des CWATUP) Die Elemente der bestehenden Rechtslage werden in der Anlage D.2. aufgeführt, jedoch nicht unbedingt ausführlich. D.3. Beschreibung der bestehenden Sachlage Es handelt sich darum, die Elemente der bestehenden Sachlage zu identifizieren, die unter den Folgen der unter D.1. angegebenen Änderungsfaktoren der Umgebung leiden können, was als ″Empfindlichkeit der Umgebung″ gekennzeichnet wird, oder die Belastungen oder Einschränkungen für die geplanten Niederlassungen bilden. Sie müssen kartographiert werden. Eine besondere Aufmerksamkeit wird folgenden Elementen geschenkt: - den Gebieten, die für die Umwelt eine besondere Bedeutung haben, so wie diese gemäß den Richtlinien 79/409/E.W.G. und 92/43/E.W.G. bezeichnet werden; - dem Vorhandensein von Betrieben, die mit bedeutenden Risiken für Personen, Güter oder Umwelt im Sinne von der Richtlinie 96/82/EG verbunden sind; - der Eintragung von Gebieten, in denen sich Betriebe niederlassen könnten, die ein bedeutendes Risiko für Personen, Güter oder Umwelt im Sinne von der Richtlinie 96/82/EG aufweisen. D.4. Darstellung von Varianten für die Abgrenzung und/oder Durchführung der zweckbestimmten Gebiete Es handelt sich darum, aufgrund der in den Punkten D.2. und D.3. identifizierten Empfindlichkeit, Belastungen und Einschränkungen, die Varianten für die Abgrenzung und/oder Durchführung der zweckbestimmten Gebiete des Vorentwurfs auszuarbeiten. Diese Varianten zielen darauf ab, die Auswirkungen auf die Umwelt und die Belastungen bei der Ansiedlung zu vermeiden, zu verringern oder auszugleichen. Nach Einschätzung der Auswirkungen auf die Umwelt der hier identifizierten Varianten wird dasselbe für Punkt D.6. unternommen. Die Abgrenzungsvarianten betreffen den Umkreis eines zweckbestimmten Gebiets. Die Varianten der Durchführungsbedingungen betreffen die zusätzlichen Vorschriften und sonstigen denkbaren Raumordnungsmaßnahmen (siehe Anlage A). D.5. Einschätzung der voraussichtlichen Ein- und Auswirkungen in den verschiedenen Stufen der Verwirklichung der Varianten für die Abgrenzung und die Durchführungsbedingungen (Art. 42, Abs. 2, 8o und 9o des CWATUP) Es handelt sich darum, die Elemente der bestehenden Rechts- und Sachlage zu identifizieren, die unter den Folgen der mit den unter C angegebenen Standortvarianten verbundenen Änderungsfaktoren der Umgebung und der Abgrenzungsvarianten und ihrer unter D identifizierten Durchführungsbedingungen leiden können, um ihre

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD wahrscheinlichen bedeutsamen Ein- und Auswirkungen (kumulative, synergische, kurz-, mittel- und langfristige, ständige und zeitweilige, sowohl positive, als auch negative Nebenwirkungen) auf Umwelt, Land- und Forstwirtschaft hervorzuheben. Diese Analyse muss für jede der Stufen der Umsetzung der Varianten geführt werden: • Ausrüstung der zweckbestimmten Gebiete, Bau der Anlagen; • Betrieb der Aktivitäten. Durch diese Analyse muss ebenfalls festgestellt werden können, ob die im Vorentwurf des Plans und in seinen Varianten (Standort-/Abgrenzungs-/Durchführungsvarianten) projektierte Raumgestaltung eine Gefahr von bedeutsamen Auswirkungen auf die Umwelt in den Nachbarregionen mit sich bringt, im Hinblick auf die eventuelle Anwendung der Bestimmungen von Artikel 43 § 2 des Gesetzbuches, in seiner durch das Dekret vom 3. Februar 2005 abgeänderten Fassung. D.5.1 Identifizierung der hauptsächlichen Ein- und Auswirkungen auf die Umwelt Die zu untersuchenden Ein- und Auswirkungen auf die Umwelt werden in der Anlage D.5. aufgelistet, wenn auch nicht ausführlich D.5.2 Vergleich der Varianten Es handelt sich darum, die Ein- und Auswirkungen auf die Umwelt des Vorentwurfs und der verschiedenen Varianten zu vergleichen. D.5.3 Wahrscheinliche Entwicklung, falls der Plan nicht durchgeführt wird Es handelt sich darum, die voraussichtliche Entwicklung der Umweltlage zu untersuchen, wenn der Plan oder eine seiner Komponenten oder ein Gefüge von Komponenten nicht durchgeführt wird (Art. 42, Abs. 2, 3o, des CWATUP) D.6. Zu treffende Maßnahmen, um die negativen Auswirkungen der Varianten in Sachen Begrenzung und Durchführungsbedingungen zu vermeiden, zu verringern oder auszugleichen (Art. 42, Abs. 2, 10o des CWATUP). D.6.1. Darstellung der einzuleitenden Maßnahmen Es geht darum, die durchzuführenden Maßnahmen zu bestimmen, um die negativen Auswirkungen der unter Punkt D.4 identifizierten Varianten in Sachen Abgrenzung oder Durchführungsbedingungen zu vermeiden, zu verringern oder auszugleichen. Es kann sich handeln um: • die Anpassung von benachbarten Verwendungsgebieten; • zusätzliche Vorschriften; • sonstige Raumordnungsmaßnahmen. D.6.2. Effizienz der Maßnahmen und Einschätzung des (nicht reduzierbaren) Restimpakts des Vorentwurfs oder seiner Komponenten oder Gefüge von Komponenten und jeder Variante D.6.3. Vergleich des Vorentwurfs oder seiner Komponenten oder Gefüge von Komponenten und jeder Variante D.7. Einschätzung der Kosten und der Fristen für die Durchführung der Varianten in Sachen Abgrenzung und Durchführungsbedingungen Es geht darum, die Kosten und Durchführungsfristen für die unter Punkt D.4 identifizierten Varianten in Sachen Abgrenzung und Durchführungsbedingungen einzuschätzen und sie mit denen des Vorentwurfs oder seiner Komponenten oder Gefüge von Komponenten und der unter Punkt C.6 identifizierten Lokalisierungsvarianten zu vergleichen. D.8. Voraussichtliche Entwicklung der Umweltlage, wenn der Plan nicht durchgeführt wird A. SYNTHESE DER EINSCHÄTZUNG (entspricht teilweise dem Art. 42, Abs. 2, 11o, des CWATUP) Es handelt sich darum, die Vor- und Nachteile der verschiedenen, unter Punkt C (Lokalisierungsvarianten) und Punkt D (Varianten in Sachen Abgrenzung und Durchführungsbedingungen) identifizierten Varianten festzustellen. Es handelt sich darum, die Ergebnisse insbesondere hinsichtlich der Einhaltung des Artikels 1, § 1, des Gesetzbuches und der Berücksichtigung der unter Punkt A.2.1. identifizierten Zielsetzungen des Umweltschutzes einschließlich der Begründungen des Vorentwurfs zu kommentieren. Diese Synthese wird erlauben müssen, Stellung über die Zweckmäßigkeit einer Revision des Sektorenplanes auf der Grundlage einer wissenschaftlichen Analyse zu nehmen, die gründlicher als diejenige ist, auf welcher sich der Vorentwurf der Revision des Sektorenplans Lüttich sich stützte, und im Falle einer Revision, eine mit Art. 1 § 1 des Gesetzbuches vereinbare Raumgestaltung zu wählen. Sie erlaubt die Bewertung der Relevanz der Begründungen des Vorentwurfs, die unter Punkt A.1. beschrieben wurden. Durch diese Synthese wird ebenfalls festgestellt werden können, ob die im Vorentwurf des Planes und in seinen Lokalisierungs-, Abgrenzungs- und Durchführungsvarianten vorgeschlagene Raumgestaltung eine Gefahr von bedeutsamen Auswirkungen auf die Umwelt in den Nachbarregionen mit sich bringt, im Hinblick auf die eventuelle Anwendung der Bestimmungen von Artikel 43 § 2 des Gesetzbuches, in seiner durch das Dekret vom 3. Februar 2005 abgeänderten Fassung. Diese Stellung wird durch die Ergebnisse der Studie zu begründen sein. B. ERGÄNZUNGEN F.1. In Betracht gezogene Maßnahmen zur Begleitung der bedeutsamen Auswirkungen der Durchführung des Sektorenplans auf die Umwelt (Art. 42, Abs. 2, 13o, des CWATUP) Es geht darum, die bedeutsamen Restauswirkungen aufzulisten, Überwachungsindikatoren bezüglich dieser Auswirkungen, ihr Einschätzungsverfahren, die verwendeten Daten und deren Quellen, sowie Schwellenwerte vorzuschlagen. F.2. Beschreibung der Bewertungsmethode und der angetroffenen Schwierigkeiten (Art. 42, Abs. 2, 12o des CWATUP) Es geht darum, die spezifischen Elemente der Bewertungsmethode zu beschreiben und die insbesondere bei der Sammlung der Informationen und in den Methoden zur Einschätzung der Bedürfnisse angetroffenen Schwierigkeiten zu erklären.

50245

50246

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD F.3. Grenzen der Studie Es handelt sich darum, die Punkte, die in den Umweltverträglichkeitsprüfungen, die über konkrete Projekte erstellt werden, bei den Anträgen auf Genehmigung gründlicher untersucht werden müssten, aufzulisten. C. D. NICHT TECHNISCHE ZUSAMMENFASSUNG (höchstens 30 Seiten + Abbildungen) (Art. 42, Abs. 2, 14o, des CWATUP) Diese Zusammenfassung muss für einen Leser, der kein Spezialist der angeschnittenen Bereiche ist, verständlich sein. Sie muss genügend dokumentiert sein und soll kein ergänzendes Material notwendig machen. Anlage A Zusätzliche Vorschriften und sonstige Raumordnungsmaßnahmen Die in Artikel 23, Abs. 2, 2o, des Gesetzbuches erwähnten zusätzlichen Vorschriften werden in Artikel 41 bestimmt und können insbesondere das Folgende betreffen: • die Genauigkeit der Zweckbestimmung der Gebiete; • die Phasierung von deren Nutzung; • die Umkehrbarkeit der Zweckbestimmungen; • die Bau- oder Wohnungsdichte; • die Pflicht zur Erstellung eines kommunalen Raumordnungsplans vor deren Verwertung; • die Pflicht, eine vorherige kommunale Städtebauordnung zu erstellen; oder aber jede andere Art Vorschrift städtebaulicher Art oder betreffend den Plan. Die in Artikel 23, Abs. 2, 3o, des Gesetzbuches sonstigen Raumordnungsmaßnahmen betreffen insbesondere: • die innerhalb und außerhalb der Gelände geplanten Ausrüstungen (Infrastrukturen für den Transport, für Wasser-, Gas-, Stromzuleitung, für Entwässerung/Klärung); • die Vorrichtungen zur Umweltverwaltung und Verringerung der Auswirkungen (Klärstation, Regenauffangbecken, ...); • die Maßnahmen zur landschaftlichen Integration. Anlage D.1. Faktoren der Änderung des Umfelds Faktoren der Änderung des Umfelds, die mit der Mobilisierung oder dem Verbrauch der natürlichen Ressourcen verbunden sind • Immobilisierung von Boden und Unterboden (Gewinnung von Boden und Unterboden im Verhältnis zu anderen bestehenden und potenziellen menschlichen Aktivitäten); • Wasserverbrauch: Faktoren der Änderung des Umfelds, die mit den Abfällen und Emissionen aus den Aktivitäten verbunden sind • Lärm • Feste, flüssige und gasförmige Ausstöße, Abfälle. Faktoren der Änderung des Umfelds oder Gefahren, die mit der Lagerung von Produkten verbunden sind • Rohstoffe, Prozessstoffe, Produkte, Unterprodukte und Abfälle... Faktoren der Änderung des Umfelds, die mit der Mobilisierung von Infrastrukturen und öffentlichen Einrichtungen innerhalb und außerhalb des Geländes verbunden sind • Mobilisierung des Straßennetzes - Verkehr; • Mobilisierung der Parkflächen; • Mobilisierung der Leitungsausrüstungen (Berechtigte: Wasser, Strom, Rohrleitungen, ...); • Mobilisierung der Infrastrukturen zur Abwassersammlung und -klärung. Anlage D.2. Bestehende Rechtslage Es gibt Anlass, insbesondere die folgenden Elemente hervorzuheben: • Die vorschriftsmäßigen Umkreise und Raumordnungsgebiete: dezentralisierte Gemeinden, die eine kommunale Städtebauordnung angenommen haben, Umkreise von kommunalen Raumordnungsplänen, Sanierungsplan pro Zwischeneinzugsgebiet, Bereiche der Anwendung der allgemeinen Bauordnung für ländliche Gebiete, ... • Die territorialen Elemente, die einer besonderen Regelung unterworfen sind: Rechtsstellung der Straßennetze und Verkehrsverbindungen, Rechtsstellung der Wälder und Forste, Rechtsstellung der Wasserläufe, usw. • Die Genehmigungsgebiete mit Einschränkung des Zivilrechts: bestehende Parzellierungsgebiete, Umkreise, für die eine Beihilfe des Katastrophenfonds erteilt worden ist, Immobiliengüter, die dem Vorkaufsrecht unterworfen sind, Immobiliengüter, die einer Enteignung zu gemeinnützigen Zwecken unterworfen sind, ... • Die Gebiete, die mit der Politik der operativen Planung verbunden sind: Flurbereinigungsgebiete, Umkreise der städtischen Neubelebung, Stadterneuerungsbereiche, bevorzugte Initiativgebiete, ... • Die erbebezogenen Umkreise und Gebiete: unter Schutz gestellte Denkmäler und Landschaften, einschließlich der archäologischen Ausgrabungen, Denkmalerbe von Belgien, bemerkenswerte Bäume und Hecken,... • Die Umkreise mit Umwelteinschränkungen (insbesondere die Umkreies zum Schutze naheliegender Wasserentnahmestellen, die ″Natura 2000″ Gebiete, die Gebiete mit Überschwemmungsgefahr, die mit der Ermittlung von Überschwemmungen verbundenen Gebiete,...) • Die Umkreise von landschaftlichem Interesse : Abgrenzung der Umkreise von landschaftlichem Interesse so wie im Sektorenplan eingetragen. -

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Anlage D.3. Bestehende Sachlage Biophysischer Lebensraum • Luft und Klima (u.a. Windrichtung); • Oberflächen- und Grundwasser; • Boden und Unterboden (einschließlich des Relief und der Identifizierung der zu schützenden Vorkommen mit großem wirtschaftlichem oder erbebezogenem Wert, der verschmutzten Gebiete und der technischen Vergrabungszentren); • Biotope; • Naturrisiken und geotechnische Belastungen, denen das Untersuchungsgebiet unterworfen ist : - Überschwemmungen; - Karsterscheinungen; - bergbauliches Risiko; - Felssturz; - Erdrutsch; - seismisches Risiko; • Umkreise von landschaftlichem Interesse (unter Berücksichtigung der Hauptzüge der Landschaft und der Existenz von bemerkenswerten Ausblicken). • Gebiete, die der Einrichtung von etwaigen Rückhaltebecken vorbehalten sind; Menschlicher Lebensraum • Akustische und Geruchsumgebung; • Lokalisierung des Wohnbereichs, architektonische städtebauliche und morphologische Struktur der Bausubstanz und der öffentlichen Flächen; • Kultur- und Naturerbe; • Landschaft und visuelle Atmosphäre; • Infrastruktur und Ausrüstungen; • Langsame Verkehrswege; • Vorhandensein von Immobiliengütern oder eines geschützten Gebiets; • Öffentliches Verkehrsmittelnetz und Häufigkeit - Zugänglichkeitskarten. • Vorhandensein von gefährdeten Gebieten in der Nähe der SEVESO-Betriebe. Menschliche Aktivitäten • Art und Eigenschaften der gegenwärtigen und möglichen Aktivitäten (im Rahmen des gegenwärtigen Sektorenplans); • Empflindliche sozialkulturelle Ausrüstungen; • Sonstige menschliche Beschäftigungen, die gegen störende Aktivitäten empfindlich sind; • Landwirtschaftliche Aktivitäten; • Sonstige wirtschaftliche Aktivitäten. Anlage D.5. Auswirkungen auf die Umwelt Auswirkungen auf Luft und Klima • Eventuelle Störung des Mikroklimas durch hohe Gebäude (fallender Schatten, Turbulenzeffekt am Fuß der hohen Gebäude...); • Eventueller Beitrag zur Nebelbildung durch Ausstöße von Staub in die Atmosphäre. • Eventueller Ausstoß von Treibhausgas, Energieverbrauch. Auswirkungen auf Oberflächen- und Grundwasser • Mit der Abdichtung des Bodens durch die Gebäude und Bodenanlagen (Straßen und Parkflächen) verbundene Veränderung des Systems der Grundwasserleitschichten und des hydrologischen Systems der Wasserläufe; • Auswirkungen auf die Kanalisationspläne (Sanierungsplan pro Zwischeneinzugsgebiet), • Mit der Ableitung des Regenwassers und des geklärten Abwassers verbundene Veränderung der chemischen, mikrobiologischen Qualität und des Trübungsgrads der Wasserläufe; • Veränderung des Regimes der Wasserläufe, die auf die Ableitung des Regenwassers und des geklärten Abwassers zurückzuführen sind; • Risiko einer unfallbedingten Verschmutzung, die insbesondere mit der Lagerung von Produkten oder Abfällen verbunden ist; • Mögliche Mobilisierung der nahen Wasserressourcen durch Wasserfassung; • Karstregime und Einstürzen infolge der Absenkung des Grundwassers; • Änderung der Wassereinzugsgebiete infolge der Begradigungen der Niederwasserbette der Wasserläufe; • Auswirkungen auf die Qualität des Grundwassers. Auswirkungen auf den Boden und den Unterboden • Nicht rückgängig zu machende Immobilisierung des Bodens und des Unterbodens infolge des Baus von Gebäuden und der Einrichtungen am Boden durch Straßen und Parkflächen; • Risiko einer unfallbedingten Verschmutzung des Bodens, die insbesondere mit der Lagerung von Produkten oder Abfällen verbunden ist; • Karstisches und/oder Bergwerkseinstürzen mit bedeutenden Risiken; • Mit der Art der geologischen Unterschicht verbundene Erdrutsche. Auswirkungen auf die Fauna und Flora • Vernichtung und/oder Zersplitterung der Biotope infolge des Baus von Gebäuden und der Einrichtungen am Boden und der Veränderung des Bodenreliefs; • Beeinträchtigung der Ökotope durch gasförmige, flüssige oder feste Schadstoffe; • Störung der Fauna infolge der Aktivitäten (Lärm, Bewegungen, Verschwinden von Habitaten ...);

50247

50248

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD • Auswirkungen auf die Gebiete mit besonderer Bedeutung für die Umwelt, wie diejenigen, die gemäß den Richtlinien 79/409/EWG (Erhaltung der wildlebenden Vogelarten) und 92/43/EWG (Erhaltung der natürlichen Lebensräume sowie der wildlebenden Tiere und Pflanzen = Natura 2000-Netz) bezeichnet worden sind. Auswirkungen auf die Gesundheit und Sicherheit des Menschen • Beeinträchtigung der Gesundheit wegen des Lärms, der von den Straßen und Eisenbahninfrastrukturen, vom Flugverkehr, von den Industrien und den einer Umweltgenehmigung unterworfenen Tätigkeiten stammt. • Mit dem Ausstoßen von Luftschadstoffen verbundene Beschädigung der Gesundheit; • Gefährdung der Sicherheit, die mit der Zunahme des Verkehrs von Motorrädern, PKW und LKW auf dem Verkehrsnetz verbunden ist; • Schwingungen infolge der Unternehmensaktivitäten (Siebe, Brecher, Zerkleinerer...). Auswirkungen auf die Annehmlichkeit der Lebensbedingungen • Beeinträchtigung der Geruchsumgebung durch das Ausstoßen von gasförmigen Schadstoffen oder von Abfällen; • Beeinträchtigung der akustischen Umgebung durch laute Aktivitäten und die Zunahme des Verkehrs (Straße, Eisenbahn, Flugzeuge); • Beeinträchtigung der optischen Qualität infolge der Baukörperform oder der architektonischen und städtebaulichen Komposition der zukünftigen Gebäude, sowie der wahrscheinlichen Veränderung des Bodenreliefs für deren Bau. Auswirkungen auf die Sach- und Erbgüter • Schädigung der Immobilien-Erbgüter durch atmosphärische Ausstöße aus bestimmten verschmutzenden Industrien; • Schädigung von eventuellen archäologischen Stätten; • Auswirkungen auf die Lage im Grundstücksbereich. Auswirkungen auf die Mobilität, das Verkehrsnetz und die Infrastrukturen • Modale Verkehrsverteilung; • Ungeeignete Mobilisierung der Straßeninfrastrukturen mit Auswirkungen auf den Verkehrsfluss; • Störung durch eine ungeeignete Belastung für die Dauerhaftigkeit des Wasserklärungsnetzes; • Überbelastung der Strom-, Gas- und Kommunikationsnetze. Auswirkungen auf die Aktivitäten • Auswirkungen auf die auf dem Gelände des Vorentwurfs bereits bestehenden primären Aktivitäten (Land-, Forstwirtschaft) infolge der Mobilisierung der Ressource Boden und Unterboden; • Auswirkungen auf bestimmte Bodennutzungen und ständige oder gelegentliche empfindliche Aktivitäten (Aufenthalte, Tourismus...), die mit eventuellen Lärm- und Geruchsbelästigungen verbunden sind.

VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST N. 2007 — 3931 [2007/202859] 19 JULI 2007. — Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Luik (bladen 41/S, 41/8N, 41/8S, 42/IN, 42/IS en 42/5N) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de herontplooing van de strijdkrachten te Luik-Bierset en de verlening van in het kader van de herziening van het gewestplan Luik gereserveerde planologische compensaties aan de gemeenten Ans en Saint-Georges om de uitbreiding van de luchthavenactiviteit van Luik-Bierset en de verwante activiteit mogelijk te maken De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 26, 27, 28, 30, 33, 35, 39, 40-6o, 41-1o, 42 tot en met 46; Gelet op de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van geluidshinder, meer bepaald artikel 1bis, ingevoegd bij het decreet van 1 april 1999 en gewijzigd bij de decreten van 8 juni 2001, 25 oktober 2001, 29 april 2004, 15 december 2005 en 2 februari 2006; Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 november 1987 tot opstelling van het gewestplan Luik, inzonderheid gewijzigd bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 10 december 1992 en bij de besluiten van de Waalse Regering van 29 juli 1993, 4 mei 1995 en 6 februari 2003; Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999; Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik (bladen 41/4S, 41/8N, 41/8S, 42/1N en 42/1S) met het oog op de herontplooing van de strijdkrachten te Luik-Bierset en de verlening van in het kader van de herziening van het gewestplan Luik gereserveerde planologische compensaties aan de gemeenten Ans en St-Georges om de uitbreiding van de luchthavenactiviteit van Luik-Bierset en de verwante activiteit mogelijk te maken; Overwegende dat dat besluit bekend is gemaakt in het Belgisch Staatsblad op 2 september 2004; Overwegende dat de procedure voor de herziening van het gewestplan Luik, opgestart met bedoeld besluit, niet verdergezet is kunnen worden voor zover de ontwerp-herziening van het gewestplan niet voorlopig is aagenomen door de Waalse Regering voor de inwerkingtreding van het zgn. programmadecreet van 3 februari 2005 betreffende de economische heropleving en de administratieve vereenvoudiging; dat heden de procedure gevolgd moet worden omschreven in de artikelen 42 en volgende van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium zoals gewijzigd bij voornoemd programmadecreet; Overwegende dat de nieuwe procedure bepaalt dat de herziening van het gewestplan uitdrukkelijk besloten moet worden door de Waalse Regering, wat niet blijkt uit het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik; Overwegende dat die beslissing bovendien moet voorafgaan aan de aanneming van het voorontwerp van beslissing of er tenminste gelijktijdig mee moet zijn;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik, aangenomen op 27 mei 2004, beoogde de structurering van het het grondgebied verder te zetten zoals aangevat in het kader van de herziening van het gewestplan Luik, aangenomen op 6 februari 2003, meer bepaald door de ruimte voor te behouden die noodzakelijk is voor de herontplooiing van de strijdkrachten en door nieuwe woon- en bedrijfsgebieden op te nemen als gevolg van de wijziging van de bestemming van bepaalde gebieden; Overwegende dat het eveneens noodzakelijk is de optie van de Waalse Regering te bestendigen, die erin bestaat een deel van de economische ontwikkeling van het Waalse Gewest vast te ankeren in de activiteit van twee luchthavens door de ruimten voor te behouden die noodzakelijk zijn voor de bescherming en de vrijwaring van de verkeersinfrastructuur in casu gevormd door de luchthaven Luik-Bierset; Overwegende dat er nu nieuwe gegevens beschikbaar zijn in verband met de projecten die ten grondslag lagen aan het voorontwerp van herziening van het op 27 mei 2004 aangenomen gewestplan Luik en dat andere projecten aan de Waalse Regering zijn medegedeeld; Overwegende dat de Waalse Regering sedertdien haar beleid heeft vastgelegd ter bestrijding van de geluidshinder door de gewestelijke luchthavens; dat dat beleid vastligt in twee besluiten die enerzijds de geluidsgebieden van het ontwikkelingsplan op lange termijn en van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder van de luchthaven Luik-Bierset en anderzijds het stedenbouwkundig reglement op de akoestische kwaliteit van de bouwwerken in de zones B, C en D van de ontwikkelingsplannen op lange termijn van de luchthavens Luik-Bierset en Charleroi-Brussels South bepalen; Overwegende dat uit die besluiten blijkt dat de grenzen van de geluidsgebieden licht verschillen van die waarop zowel de herziening van het gewestplan Luik, aangenomen op 6 februari 2003, als het voorontwerp van herziening, aangenomen op 27 mei 2004, berusten en dat de voorwaarden voor de verenigbaarheid van de woonfunctie met de luchthavenactiviteit heden vastliggen, zowel voor de bestaande bouwwerken als voor nieuwbouw; Overwegende dat het programmadecreet van 3 februari 2005 artikel 33 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium heeft gewijzigd met het oog op een eenvoudigere ontsluiting van gebieden waarvan de bestemming nog niet vaststaat, omgevormd tot gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is; dat de nieuwe bepalingen, waarmee onder andere de termijn is ingekort van de administratieve procedures vóór ontsluiting ervan, tegen de optie in kunnen gaan die de Waalse Regering genomen had om de keuze van de bestemming van bepaalde gebieden niet meer uit te stellen; Overwegende dat artikel 46, § 1, 3o, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005, het volgende bepaalt : ″de opneming van een nieuw bebouwingsgebied wordt gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaande bebouwingsgebied in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering.″; Overwegende dat de toepassing van die bepaling in de context van een zeer verstedelijkt gebied dat onderhevig is aan hevige drukfactoren omwille van het leefmilieu, toe te schrijven aan de uitbreiding van de luchthavenactiviteit, de Waalse Regering ertoe genoopt heeft om juist de behoeften opnieuw te beoordelen die de nieuwe voor bebouwing bestemde gebieden ondervinden en hun oppervlakte te beperken tot het strikt noodzakelijke; Overwegende, ten slotte, dat het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik, aangenomen op 27 mei 2004, materiële fouten inhield, zowel in het besluit als in het bijgevoegde plan; Overwegende dat het bijgevolg aangewezen is het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik op te heffen en een nieuwe procedure op te starten ter herziening van het gewestplan Luik; Overwegende dat de gewestplanherziening die de Waalse Regering heden nastreeft, volgende doelstellingen beoogt : 1. ruimte voorbehouden voor de bescherming en de vrijwaring van de verkeersinfrastructuur gevormd door de luchthaven Luik-Bierset; 2. de nodige ruimte voorbehouden voor de herontplooiing van de strijdkrachten als gevolg van de uitbreiding van de luchthavenactiviteit op Luik-Bierset op de gronden die de strijdkrachten ingenomen hadden; 3. woongebieden of woongebieden met een landelijk karakter opnemen op het grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-sur-Meuse overeenkomstig de paragrafen 2 en 7 van artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003 tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Luik; 4. bedrijfsruimten opnemen op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne en Saint-Georges-sur-Meuse; 5. twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen opnemen op het grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-sur-Meuse; Ruimte voorbehouden voor de bescherming en de vrijwaring van de verkeersinfrastructuur gevormd door de luchthaven Luik-Bierset Overwegende dat de herziening van het gewestplan Luik, aangenomen in 2003, ernaar streefde het in de buurt van de luchthaven gelegen gebied in te richten in functie van de projecten van de Waalse Regering voor de economische ontwikkeling; dat de regelgevende maatregelen die zij vastlegt voor bodemgebruik en respect voor de leefkwaliteit van de omwonenden bepaald zijn in functie van die projecten; Overwegende dat de herziening van het gewestplan Luik, aangenomen in 2003, daarentegen niet in bijzondere maatregelen voorzag voor de bescherming of de vrijwaring van de infrastructuur zelf terwijl de goede werking ervan juist essentieel is voor het welslagen van het Waalse regeringsbeleid; Overwegende dat het risico evenwel bestaat dat een dichtere bebouwing de werking ervan op termijn beïnvloedt; dat hoewel de huidige situatie van de bebouwing in de omgeving ervan de uitbating van de luchthaven niet belemmert, het toch strikt noodzakelijk is om nu reeds de geschikte maatregelen te treffen die de uitbreiding van de bebouwing kan beheersen; Overwegende dat de beheersing van de bebouwing op de gronden die in de buurt liggen van de luchthaveninfrastructuur een prioritaire doelstelling is die op lange termijn de goede werking van die infrastructuur vrijwaart; Overwegende dat het gewestplan Luik hoofdzakelijk de betrokken bebouwbare gebieden als bedrijfsruimten en als gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is bestemt, in combinatie met het bijkomend voorschrift gemerkt *S.12 op het plan, waarmee de woonfunctie op termijn uitgesloten wordt; Overwegende dat hoewel de beheersing van de bebouwing in de gebieden die als bedrijfsruimten moeten dienen in principe vaststaat doordat ze afhankelijk zijn van de luchthavenactiviteit en van het geringe aantal betrokken operatoren, de toestand helemaal anders is voor de gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, welke, voor hun ontsluiting, hoewel heden afhankelijk van de gemeentelijke overheden, zeer gevraagd zullen zijn door talrijke operatoren die doelstellingen hebben die, op enkele uitzonderingen na, bijna niets te maken hebben met de werking van de luchthaven en met de economische ontwikkeling, door de

50249

50250

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD luchthaven mogelijk gemaakt; dat de nu reeds overvloedig aanwezige woonfunctie, vanuit dat gezichtspunt, een bedreiging kan vormen voor de vrijwaring van de infrastructuur als de voorwaarden voor de ontwikkeling ervan geen strikte begeleiding krijgen; Overwegende dat de optie die de Waalse Regering in 2003 nam om ″op termijn″ de woonfunctie uit te sluiten van de gebieden met een woonbestemming die omgevormd zijn tot gebieden waarvan de bestemming nog niet vastligt, feitelijk onvoldoende operationeel is - welke handelingen en werken worden er vanaf nu toegelaten? - om op de heden door de Waalse Regering nagestreefde doelstelling in te spelen; Overwegende dat het gewestplan omtrekken kan bevatten waar een bijzondere bescherming verantwoord is wegens de redenen verwoord in artikel 40 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium; dat de reserveringsomtrek er in het bijzonder op gericht is ″de ruimten voor te behouden die nodig zijn voor de verwezenlijking, de bescherming of de vrijwaring van die verkeersinfrastructuur; de handelingen en werken die aan een vergunning onderworpen zijn kunnen ofwel verboden worden ofwel ondergeschikt worden gemaakt aan bijzondere voorwaarden″; Overwegende dat de doelstelling die de Waalse Regering nastreeft, namelijk de bescherming en de vrijwaring van de verkeersinfrastructuur gevormd door de luchthaven Luik-Bierset, via de opneming van een reserveringsomtrek, bereikt kan worden; Overwegende dat het over het algemeen, en dus boven de woonfunctie uit, immers dringend noodzakelijk is dat het gewestplan vooruitloopt op de potentiële evolutie die elke activiteit, van welke aard ook, kan ondergaan en de infrastructuur van de luchthaven Luik-Bierset in gevaar zou kunnen brengen; Overwegende dat de ratio legis van de artikelen 40, 6o, en 452/25 van het Wetboek erin bestaat de evolutie van de infrastructuren te beschermen, niet enkel ten opzichte van gekende activiteiten maar ook van nieuwe installaties waar vandaag nog niet aan gedacht wordt; dat de reserveringsomtrek, door het feit mogelijk te maken dat de vergunningen voor elk project dat de luchthaveninfrastructuur zou kunnen verstoren, aan voorwaarden gekoppeld dan wel geweigerd worden, op een verantwoorde, evenwichtige en redelijke wijze de doelstelling van het Wetboek vervult; Overwegende dat de weigering tot het verstrekken van een vergunning of de toekenning van een vergunning onder voorwaarden in de reserveringsomtrek immers een middel vormt om de nodige ruimte voor te behouden voor de uitvoering, de bescherming of de vrijwaring van de luchthaveninfrastructuur; Overwegende dat het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder, hoewel het niet beschouwd kan worden als een ruimtelijke ordeningsinstrument, desalniettemin bij de herziening van het gewestplan Luik-Bierset bij besluit van 6 februari 2003, één van de hoofdbestanddelen was van de verantwoording van de gewestplanwijziging; dat de doelstelling die nagestreefd is door de wijziging van het gewestplan in 2003 aldus er, zoals reeds uiteengezet, in bestond de gehele A-zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder, zoals toen afgebakend, ″aan de woonfunctie te onttrekken″; alle woongebieden in de buurt van het luchthavengebied zijn omgevormd tot industriële of gemengde bedrijfsruimte en de woongebieden die het verst van het luchthavengebied verwijderd zijn, zijn dan omgevormd tot gebieden waarvan de bestemming nog niet vastligt, in combinatie met een bijkomend voorschrift gemerkt *S12, zodat de woonfunctie op termijn uitgesloten wordt; dat de Waalse decreetgever op 29 april 2004 een decreet heeft aangenomen tot wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1993 betreffende de bestrijding van de geluidshinder; dat die wet in de afbakening voorziet van twee omtrekken : een om de drie jaar herzienbaar plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder die overeenstemt met een exploitatie vandaag en over tien jaar en een ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven die overeenstemt een maximumgebruik van de luchthaven; dat dat decreet naar geluidsindicator Lden en niet meer Ldn verwijst; dat de zones van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder en het ontwikkelingsplan op lange termijn vastgelegd zijn door de Waalse Regering op 27 mei 2004; dat zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset noodzakelijkerwijs groter is dan zone A van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder waarop de Waalse Regering zich gebaseerd had om het gewestplan te herzien in 2003 voor zover zij overeenstemt met een maximumgebruik van de luchthaveninfrastructuur; dat hoewel de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn bepaald is in functie van meer bepaald akoestische criteria, er niettemin een correlatie bestaat tussen dat plan en de reserveringsomtrek; dat bijgevolg voorgesteld wordt om beide omtrekken te versmelten maar er toch op te wijzen dat hoewel ze verband houden met elkaar wat de motieven van hun configuratie betreft op ruimtelijk vlak, ze toch onder verschillende handhavingsregelingen vallen; Overwegende dat wat betreft de stedenbouwkundige handhaving, de opneming van een reserveringsomtrek als overdruk op de gebieden van het gewestplan gelegen in de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset tot gevolg zou moeten hebben dat de handelingen en werken met als doel de bouw of de heropbouw van gebouwen met een woonfunctie of het verlenen van onderdak aan personen en de verbouwing of de wijziging van de bestemming van bestaande gebouwen of delen van bestaande gebouwen om ze te bestemmen voor het wonen of het verlenen van onderdak aan personen of om het aantal wooneenheden te verhogen, verboden zouden worden; Overwegende dat het bijgevolg niet meer nodig is om de gebieden waarvan de bestemming nog niet vaststaat, opgenomen bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003 waarbij het gewestplan definitief aangenomen wordt op het grondgebied van de gemeenten Ans, Flémalle en Saint-Georges-sur-Meuse een bijkomend voorschrift op te leggen, gemerkt ″*S.12″ op het plan, waarmee op termijn de woonfunctie uitgesloten werd; Overwegende dat de verenigbaarheid van de optie die de Waalse Regering nam ten opzichte van de handelingen en werken die verboden zijn in de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur met de doelstellingen die zij nastreeft inzake de geïntegreerde vrijwaring van het erfgoed evenwel geëvalueerd zal moeten worden in het kader van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan onderworpen zal moeten worden voor het geval van de onroerende goederen die eventueel opgenomen zouden zijn op de erfgoedlijst bedoeld in artikel 192 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium; Overwegende dat de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur gedeeltelijke vier woongebieden met een landelijk karakter dekt, gelegen op het grondgebied van de gemeenten Grâce-Hollogne, rue de Fontaine en bezuiden het dorp Bierset, en Saint-Georges-sur-Meuse, rue Fond Bougerie en rue de Warfusée; Overwegende dat die situatie toe te schrijven is aan het feit dat de omtrek waarop de Waalse Regering haar opties gebaseerd heeft in 2003, namelijk : de omtrek van zone A van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder vastgelegd op 18 april 2002 en heden opgeheven, lichtjes verschilt van de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn van Luik-Bierset; Overwegende dat, voor zover het wonen één van de twee hoofdbestemmingen is van het woongebied met een landelijk karakter in de zin van artikel 27 van het Wetboek, het behoud van die bestemming op het gewestplan blijvend voor verwarring kan zorgen met betrekking tot de mogelijkheid om in de betrokken gebieden de ontwikkeling van de woonfunctie te machtigen terwijl die ontwikkeling beperkt moet blijven tot de grenzen die de Waalse Regering wil opleggen; dat het bijgevolg duidelijker is om de beginselen aan te nemen die in 2003 zijn uitgevoerd, namelijk : het bebouwde deel van de gronden bestemmen als gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, in dit geval niet gecombineerd met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.12″ daar dat niet meer nodig is, en het onbebouwd deel van de gronden in functie van de bestaande context;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat die optie praktisch evenwel onmogelijk blijkt voor beide gebieden gelegen op het grondgebied van de gemeente Grâce-Holloge, vanwege de manier waarop ze uitgetekend zijn; dat het daarentegen verantwoord is om de bestemming die het gewestplan vastgelegd heeft voor het gebied gelegen in de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur waaraan ze aanpalend zijn, tot die gebieden uit te breiden; Overwegende dat bijgevolg voorgesteld wordt om de gronden, gelegen rue de Fontaine, te herbestemmen als industriële bedrijfsruimte gecombineerd met volgend bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.02″ op het bij dit besluit gevoegd plan : ″Dit gebied wordt bestemd voor bedrijven die gebruik maken van de luchthaveninfrastructuur en waarvan de activiteit een ligging noodzakelijk maakt in de onmiddellijke buurt van en verbonden met de luchthaven, zoals productie- en distributiebedrijven met meer bepaald een hoge toegevoegde waarde; dat gebied bevat aan de rand van de woongebieden met een landelijk karakter in Ferdoux en Bierset een minimum 50 m brede afzonderingsmarge bestaande uit met groen beplante beveiligingsmuren of dichtbegroeide natuurschermen, afhankelijk van de topografie van de locatie, samen met een aangepaste geluidswerende constructie indien de voorgenomen activiteit daarom vraagt; er worden gepaste bouwprofielen verplicht gemaakt om de overgang te garanderen tussen de industriële activiteiten en het landbouwgebied.″; Overwegende dat bijgevolg voorgesteld wordt om de gronden, gelegen bezuiden Bierset, te herbestemmen als gemengde bedrijfsruimte gecombineerd met volgend bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.05″ op het bij dit besluit gevoegd plan : ″Dit gebied wordt voorbehouden voor activiteiten met enkel licht verkeer; detailhandelsbedrijven worden uitgesloten; de bouwwerken moeten opgenomen worden in de bestaande bebouwing.″; Overwegende dat het bebouwd deel van het woongebied met een landelijk karakter, gelegen rue Fond Bougerie, op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse, daarentegen herbestemd kan worden daar het het uiterlijk aspect heeft van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, waarvan het overblijvend deel als landbouwgebied is herbestemd; Overwegende dat het woongebied met een landelijk karakter dat in het uiterste zuiden gelegen is van de reserveringsomtrek van de luchthavenactiviteit aan weerskanten van de rue de Warfusée een bijzonder geval vormt daar de bestemming ervan in stand werd gehouden toen het reeds onder zone A van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder viel en daar die bestemming bevestigd is bij het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik, waarbij evenwel een bijkomend voorschrift was gevoegd, luidend als volgt, echter zonder kaartdocument : ″Elke vergunning voor nieuwbouw of verbouwingen die ertoe zou leiden dat de bewoning door meer bewoners mogelijk wordt gemaakt, is verboden in het gebied gemerkt ″*S.27″; Overwegende dat die bijzonderheid niet meer behouden hoeft te worden en dat voor dat gebied dezelfde principes gelden als voor de anderen, namelijk : het bebouwde deel van de gronden bestemmen als gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is en het onbebouwd deel van de gronden in functie van de bestaande context : landbouwgebied en parkgebied; Overwegende dat de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur geen gronden meer inneemt die behoren tot een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is en waarvan het bijkomend voorschrift evenwel geschrapt is zodat de inrichting ervan verenigbaar blijft met de opties die de betrokken gemeentelijke overheden zullen nemen voor de gronden gelegen in de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur; Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik de gebieden waarvan de bestemming nog niet vaststaat, gelegen in Hombroux te Ans, in Awirs te Flémalle en in het gehucht ″Les communes″ te Saint-Georges-sur-Meuse een bijkomend voorschrift oplegde, gemerkt ″*S.19″ op het bij het besluit gevoegde plan; dat de inhoud van het bijkomend voorschrift niet voorkomt in de tekst van het besluit; dat het voornemen van de Waalse Regering, afgeleid van de motivering van het besluit, erin bestond het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan onderworpen wordt, na te laten gaan of het geschikt is het wonen te verbieden in de gebieden waarvan de bestemming nog niet vaststaat in zone B van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset; Overwegende dat die kwestie geregeld is sinds de aanneming door de Waalse Regering van het besluit betreffende een stedenbouwkundig reglement voor de akoestische kwaliteit van bouwwerken in de zones B, C en D van de ontwikkelingsplannen op lange termijn van de luchthavens Luik-Bierset en Charleroi-Brussels South; dat het niet verantwoord is voornoemde zones bovenbedoeld bijkomend voorschrift op te leggen; Overwegende dat er bij de vermoedelijke niet-verwaarloosbare gevolgen van dat onderdeel van het project een bijzondere aandacht moet uitgaan naar de beoordeling van de effecten op de netwerken, de infrastructuren (saneringsplan van het stroomgebied van de Maas stroomafwaarts) en het cultureel erfgoed in het kader van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan onderworpen zal worden; Herontplooiing van de Strijdkrachten. Overwegende dat een deel van de gronden die door strijdkrachten waren ingenomen voor militaire doeleinden aan het Waalse Gewest zijn afgestaan en heden dienen voor economische activiteiten; dat de ruimte die nodig is voor hun herontplooiing niet voorbehouden kon worden toen het gewestplan Luik, vastgelegd bij besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003, herzien werd daar er toen nog geen concreet project voorhanden was; Overwegende dat het project nu vastligt, dat het erin bestaat zowel een nieuwe helikopterpiste die zowat 680 meter lang is, in een evenwijdige oriëntatie met de landings- en opstijgingsbanen van de luchthaven, als alle infrastructuren en gebouwen voor de Wing heli aan te leggen op gronden gelegen ten noordwesten van de weg tussen Bierset en Velroux; Overwegende dat de ligging ervan verantwoord is door het voorhandenzijn van militaire infrastructuren en door de verplichting om een toegang voor te behouden tot de banen van de luchthaven krachtens de technische overeenkomst van 22 mei 2003 overeenkomstig het kadersamenwerkingsakkoord van 23 december 2002 tussen de Belgische Staat en het Waalse Gewest over het gemeenschappelijk gebruik van het vliegveld van Bierset voor zowel de militaire activiteiten als voor de activiteiten in verband met de burgerluchtvaart; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden : - gelegen zijn in een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, in een landbouwgebied, in een gemengde bedrijfsruimte en in een industriële bedrijfsruimte op het gewestplan; - bereikbaar zijn vanaf de N637 en de gemeentewegen; - in het noordoosten doorsneden worden door de toevoerleiding van Grâce-Hollogne; - gelegen zijn in een afgelegen voorkomingsgebied van type IIb van de infiltratietunnel van Haspengouw; - drie Gallo-Romaanse nederzettingen bevatten; Overwegende dat de belangrijkste toegangsweg tot de basis vlak tegenover de mijlpaal ligt met de naam ″Perron″, gelegen aan de oostkant van de N637, beschermd als monument;

50251

50252

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat voorgesteld wordt om het bestaande gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen uit te breieden naar de aanpalende landbouwgebieden en bedrijfsruimten, ook voor de toegang tot de luchthaven; dat immers blijkt, wat dat laatste betreft, dat de reserveringsomtrek die daartoe bij besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 opgenomen is als overdruk op de aan de banen van de luchthaven aangrenzende bedrijfsruimten, de strijdkrachten niet van onmiddellijk nut zijn; Overwegende dat er bij de vermoedelijke niet-verwaarloosbare gevolgen van dat onderdeel van het project en rekening houdend met de kenmerken ervan een bijzondere aandacht moet uitgaan naar de beoordeling van de effecten op de bevolking (mobiliteit), de menselijke gezondheid (geluidshinder) en de inrichting van de naburige gebieden in het kader van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan wordt onderworpen; Woongebieden of woongebieden met een landelijk karakter voorbehouden bij besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003 Overwegende dat de paragrafen 2 en 7 van artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003 tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Luik om de ontwikkeling van de luchthavenactiviteit van Luik-Bierset en de daaraan verbonden activiteit mogelijk te maken een maximumoppervlakte van 43 hectare voorbehouden die bestemd worden als woongebied of als woongebied met een landelijk karakter op het grondgebied van de gemeente Ans en een maximumoppervlakte van 45 hectare die bestemd wordt als woongebied of als woongebied met een landelijk karakter op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; Overwegende dat de Waalse Regering de opneming van nieuwe voor wonen bestemde gebieden uitgesteld had omdat de omtrek van de vier zones van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder, waarin zij het toelaten van de woonuitbreiding ongeschikt achtte, toen nog niet goedgekeurd was; Overwegende dat de Waalse Regering haar optie gevestigd had op de vaststelling dat er een gebrekkig aanbod aan woongronden bestond na de schrapping van bepaalde woongebieden of woongebieden met een landelijk karakter van het gewestplan; Overwegende dat dat gebrekkig aanbod beoordeeld is volgens de zgn. planologische aanpak, aanbevolen door het milieueffectenonderzoek dat uitgevoerd is in het kader van de procedure voor voornoemde herziening van het gewestplan; dat die aanpak ernaar streeft een strikte compensatie vast te stellen voor de oppervlakten die niet meer voor de woonfunctie in aanmerking komen; Overwegende dat zowel het beleid dat de Waalse Regering sedertdien vastgelegd heeft in de bestrijding van de geluidshinder door de regionale luchthavens als de doelstellingen die het beoogt met deze herziening van het gewestplan Luik voor wat betreft de bescherming en de vrijwaring van de infrastructuur a priori een minder belangrijke impact hebben op de oppervlakte van de woongebieden of woongebieden met een landelijk karakter die daadwerkelijk betrokken zijn bij de ontwikkeling van de luchthaven dan bovenvermelde optie die tot gevolg had ze uit te sluiten van de zone die onder het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder valt; Overwegende dat de Waalse Regering om die redenen niet voornemens is de ″maximale″ oppervlakten, vastgesteld in 2003, in dit voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik te overschrijden; Overwegende dat de ligging van de nieuwe woongebieden aan meerdere dwingende factoren moet voldoen : 1. de opties van het gewestelijk structuurplan naleven (de bestaande woonkernen versterkt bezetten enz.); 2. aanpalend zijn aan een bestaand bebouwingsgebied (artikel 46, § 1, 1o, van het Wetboek); 3. geen lintbebouwing in de hand werken (artikel 46, § 1, 2o, van het Wetboek); 4.gelegen zijn buiten de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur Luik-Bierset en bijgevolg buiten zone A van het desbetreffende ontwikkelingsplan op lange termijn; 5. betrekking hebben op bebouwbare gronden (zware fysische druk, uitrustingen, enz.); Overwegende dat wat betreft de gemeente Ans, voorgesteld wordt om het voor wonen bestemde gebieden enkel voor te behouden voor de gronden die aan een woongebied aangrenzend zijn en die gelegen zijn buiten de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur van Luik-Bierset, namelijk : de gronden gelegen ten westen van het domein en het kasteel van Waroux; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden : - gelegen zijn in landbouwgebied op het gewestplan; - aanpalend zijn aan een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, op het grondgebied van de gemeenten Ans en Awans; - bereikbaar zijn vanaf gemeentewegen; - van het ene tot het andere eind doorkruist worden door een infiltratietunnel van de CILE; - gedeeltelijk doorsneden worden door een aquaduct; - gedeeltelijk gelegen zijn in een nabijgelegen voorkomingsgebied ter bescherming van de waterwinningen, van het type IIa; - doorsneden worden door twee gasleidingen; - doorsneden worden door de zgn. breuk van Horion Hozémont gelegen onder de gronden van het krijttijdperk; - in verband staan met voormalige fosfaatontginningen; - opgenomen zijn op de lijst van landschappelijk waardevolle omtrekken met opmerkelijke vergezichten die ADESA opgesteld heeft in opdracht van het Waalse Gewest; - gelegen zijn in een ruilverkavelingsomtrek; - gelegen zijn in de omtrek van het gemeentelijk plan van aanleg nr. 4, het zgn. noordwestdeel van de voormalige gemeente Alleur; Overwegende dat er daarnaast een gemeentelijk mobiliteitsplan goedgekeurd is door de gemeentelijke overheid van Ans op 1 maart 2004; Overwegende dat de gebiedsgrenzen vastgelegd zijn om een oppervlakte op te nemen van 43 hectare die overeenstemmen met het erkende grondgebrek van het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003; dat dat gebrek evenwel samen met de in het vooruitzicht gestelde ligging goedgekeurd zal moeten worden in het kader van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan onderworpen zal moeten worden;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat er bij de vermoedelijke niet-verwaarloosbare gevolgen van dat onderdeel van het project een bijzondere aandacht moet uitgaan naar de beoordeling van de effecten op het grondwater, het landschap en de inrichting van de naburige gebieden in het kader van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan wordt onderworpen; Overwegende dat er wat de bestemming betreft voorgesteld wordt om de bestemming van het voor bebouwing bestemde gebied aan te nemen, namelijk : woongebied; dat die optie voor een functionele continuïteit zal zorgen die in overeenstemming zal zijn met de bestaande context; Overwegende dat wat betreft de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse, meerdere locaties die allemaal gelegen zijn bezuiden de autosnelweg E42, in het meest bebouwde deel van de gemeente al overwogen waren in het kader van de herziening van het gewestplan Luik, goedgekeurd door de Waalse Regering van 6 februari 2006; dat heden voorgesteld wordt om de gronden gelegen in het gehucht ″La Sarte″ en benoorden de kapel van O.L.V. van Halle in aanmerking te nemen; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden gelegen in het gehucht ″La Sarte″ : - gelegen zijn in landbouwgebied op het gewestplan; - bereikbaar zijn vanaf gemeentewegen; - gelegen zijn in zone C van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset; - niet onderworpen zijn aan bijzonder zware fysische drukfactoren; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden gelegen benoorden de kapel van O.L.V. van Halle : - gelegen zijn in landbouwgebied op het gewestplan; - bereikbaar zijn vanaf gemeentewegen; - gelegen zijn in zone C van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset; - gelegen zijn benoorden en in de nabijheid van de autosnelweg E42 die hoofdzakelijk uit graafspecie bestaat; - in het noordoostelijk deel grondverzakkingsrisico’s vertonen wegens de aanwezigheid van bijna aan de oppervlakte liggend smectiet; Overwegende dat de gebiedsgrenzen vastgelegd zijn om een totale oppervlakte op te nemen van 45 hectare die overeenstemmen met het erkende grondgebrek van het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003; dat dat gebrek evenwel samen met de in het vooruitzicht gestelde ligging goedgekeurd zal moeten worden in het kader van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan onderworpen zal moeten worden; Overwegende dat er wat de bestemming betreft voorgesteld wordt om de bestemming van het voor bebouwing bestemde gebied aan te nemen, namelijk : woongebied met een landelijk karakter; dat die optie voor een functionele continuïteit zal zorgen die in overeenstemming zal zijn met de bestaande context; Overwegende dat de gronden gelegen in het gehucht ″La Sarte″ niet omgeven zijn door een bestaand wegennet in het noorden en het oosten; dat bijgevolg voorgesteld wordt om de noordergrens van het gebied te trekken op 250 m van de rue Basse Marquet; Overwegende dat er voor de gebieden bedoeld in artikel 25 van het Wetboek bijkomende voorschriften kunnen gelden overeenkomstig artikel 41 van het Wetboek; Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van de herziening van het gewestplan Luik de drie nieuwe gebieden voorzag van het bijkomend voorschrift gemerkt ″*R.5.1″ op het bij het besluit gevoegde plan, als volgt luidend : ″voor ontsluiting ervan moet voor het gebied een gemeentelijk plan van aanleg opgesteld worden″; Overwegende dat die gebieden niet bestemd zijn om grondreserves op te bouwen, maar wel als grondpotentieel dienen dat spoedig ontsloten moet worden; dat de gemeentelijke overheid in die hypothese, en gezien het gebrek aan openbare uitrustingen, wel een globaal inrichtingsonderzoek voor de drie gebieden zullen moeten voorzien; dat dat niet geformaliseerd hoeft te worden in het kader van een gemeentelijk plan van aanleg waarvan de uitwerkings- en de goedkeuringsprocedure wel bijzonder lang kan lijken; Overwegende dat het nieuwe vastgoedpotentieel dat de Waalse Regering voornemens is op te nemen, gevaloriseerd moet worden overeenkomstig het beleid dat ze wil voeren en waarvan de beginselen in de vierde optie aan bod komen : ″de steden en de dorpen structuur verlenen″, die opgenomen is in het gewestelijk structuurplan om de ruimte in Wallonië beter te organiseren; dat er criteria vastgesteld moeten worden voor de concentratie en de fasering van de bouwwerken met het oog op spaarzaam bodemgebruik in de zin van artikel 1 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium; Overwegende dat bijgevolg voorgesteld wordt om de drie nieuwe gebieden het bijkomend voorschrift op te leggen, gemerkt ″*S.14″ op het bij dit besluit gevoegd plan, luidend als volgt : ″de gebiedsinrichting wordt zo opgevat dat de bouwwerken rond één of meerdere polen worden geconcentreerd waarvan de ligging vastgesteld zal worden in functie van de lokale fysische kenmerken en de performantie van de verkeers- en zijwegen en uitgevoerd worden in fases die elkaar zullen opvolgen naarmate de bouwwerken rond de vorige pool en het net van hoofd- en zijwegen afgewerkt zullen zijn″; Andere wijzigingen aan de zonering van het gewestplan Luik. Op het grondgebied van de gemeente Ans : Overwegende dat de gemeentelijke overheid van Ans een nieuw voetbalstadion en een vormingscentrum voor jongeren wil bouwen op de gronden omrand door de rue Guillaume Reynen, rue de Lantin en de militaire weg; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden : - gelegen zijn in een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is op het gewestplan, gedeeltelijk vastgelegd op het grondgebied van de gemeente Juprelle; - bereikbaar zijn vanaf gemeentewegen; - gelegen zijn in een afgelegen voorkomingsgebied van type IIb van de infiltratietunnel van Haspengouw; - in zuid-noordelijke richting doorsneden wordt door een waterloop van derde categorie, de ″rigole d’Alleur″; - gelegen zijn in zone B van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset;

50253

50254

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat de betrokken oppervlakte gelegen is op een deel van het gemeentelijk grondgebied waar reeds meerdere ruimten en gemeenschappelijke uitrustingen gevestigd zijn (openbaar park, velodroom, voetbalstadion, tennisstadion, enz.) die meerdere woonwijken bedienen en daardoor bijdragen tot een betere leefomgeving voor de omwonenden; Overwegende dat de gronden hoofdzakelijk eigendom zijn van de sociale huisvestingsmaatschappij ″Plateau de Ans″; dat het project als alternatief de voorkeur verdient boven woningbouw gelet op hun ligging in zone B van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset; Overwegende dat er om die redenen voorgesteld wordt om 24 hectare van het deel van gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, gelegen op het grondgebied van de gemeente Ans te bestemmen als gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen; dat de afbakening en de voorwaarden voor de ontsluiting ervan evenwel bekrachtigd zullen moeten worden, rekening houdend met de aard van het milieu en de drukfactoren die op de vestiging wegen zoals vastgesteld door het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan wordt voorgelegd; Overwegende dat er bij de vermoedelijke niet-verwaarloosbare gevolgen van dat onderdeel van het project een bijzondere aandacht moet uitgaan naar de beoordeling van de effecten op de mobiliteit en de inrichting van de naburige gebieden in het kader van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan wordt onderworpen; Op het grondgebied van de gemeente Flémalle : Overwegende dat de ruimte niet meer bestemd wordt als recreatiegebied met de aanleg van een golf en verwante uitrustingen zoals voorzien in het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik; Overwegende dat er overwogen wordt om enerzijds het bebouwde deel van de betrokken gronden te bestemmen als gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is en anderzijds de onbezette delen met homogene kernmerken, tot landbouwgebied; dat die optie eveneens van belang is in het kader van de compensatie voor de nieuwe gebieden die de Waalse Regering voor bebouwing bestemt; Overwegende dat het plan bijgevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003 tot definitieve aanneming van het gewestplan Luik de afbakening van de gemengde bedrijfsruimte, opgenomen als uitbreiding van de bestaande gemengde bedrijfsruimte, genaamd ″les Cahottes″, niet weergaf terwijl de optie van de Waalse Regering erin bestond om die ruimte te onderscheiden van de naburige ruimte door hem te combineren met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.04″ op het plan; dat die materiële vergissing heden rechtgezet moet worden; Op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne : 1. Industriepark : Overwegende dat het bedrijf BREMHOVE/MAFER, gevestigd in Grâce-Hollogne, zijn activiteit wil uitbreiden naar het westen op gronden die aanpalend zijn aan het industriepark van Grâce-Hollogne en omrand zijn door de E42, de ″chaussée de Liège″ en de ″rue de Wallonie″; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden : - gelegen zijn in woon en groengebied op het gewestplan; - aanpalend zijn aan het industriepark van Grâce-Hollogne; - bereikbaar zijn vanaf een gemeenteweg : de N604; - gelegen zijn in zone C van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset; - gelegen zijn in een afgelegen voorkomingsgebied van type IIb van de infiltratietunnel van Haspengouw; - reeds bestemd zijn als bedrijfsruimte voor het deel gelegen in het woongebied op het gewestplan; Overwegende dat het feit dat de bestemming van een deel van het groengebied, opgenomen langs de ″autoroute de Wallonie″, tot industriële bedrijfsruimte omgevormd wordt, de inrichting ervan niet fundamenteel zal wijzigen daar hij noodzakelijkerwijs gebruikt zal worden, wegens de ligging ervan aan de rand van het gebied, om de omtrek dan wel de afzonderingsmarge aan te leggen, opgelegd bij artikel 30 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium; Overwegende dat voorgesteld wordt om de gronden gelegen in het woongebied en het groengebied, tot aan de top van het talud van de E42, te bestemmen als industriële bedrijfsruimte; dat de afbakening en de voorwaarden voor de ontsluiting ervan evenwel bekrachtigd zullen moeten worden, gelet op de aard van het milieu en de drukfactoren die op de vestiging wegen, zoals vastgesteld door het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van gewestplan onderworpen zal worden; 2. ″Chaussée de Liège″ : Overwegende dat de gemeentelijke overheid van Grâce-Hollogne de ontwikkeling van tertiaire activiteiten zou willen toelaten op de gronden gelegen naast de vorige, aan de westkant van de ″chaussée de Liège″; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden : - gelegen zijn in woon- en groengebied op het gewestplan; - bereikbaar zijn vanaf een gemeenteweg : de N604; - hoofdzakelijk gelegen zijn in zone C en, voor het overige, in zone B van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset; Overwegende dat de binnenkant van de oppervlakte omrand door de E42, de chaussée de Liège, de rue Sainte-Anne en de rue des Grosses Pierres niet meer geschikt is voor de vestiging van woningen, daar de omgeving ervan in haar kenmerken is geëvolueerd : industriële bedrijfsruimte in het oosten, autoroute de Wallonie en luchthaveninfrastructuur in het noorden; Overwegende dat de ontwikkeling van tertiaire activiteiten daarentegen een geschikte overgang kan vormen tussen de bestaande context in het noorden en woongebieden in het zuiden; Overwegende dat het feit dat de bestemming van een deel van het groengebied, opgenomen langs de ″autoroute de Wallonie″, tot gemengde bedrijfsruimte omgevormd wordt, de inrichting ervan niet fundamenteel zal wijzigen daar hij noodzakelijkerwijs gebruikt zal worden, wegens de ligging ervan aan de rand van het gebied, om de omtrek dan wel de afzonderingsmarge aan te leggen, opgelegd bij artikel 30 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium; Overwegende dat voorgesteld wordt om de gronden heden gelegen in het woongebied en het groengebied, tot aan de top van het talud van de E42, te bestemmen als gemengde bedrijfsruimte; dat de afbakening en de voorwaarden voor de ontsluiting ervan evenwel bekrachtigd zullen moeten worden, gelet op de aard van het milieu en de drukfactoren die op de vestiging wegen, zoals vastgesteld door het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van gewestplan onderworpen zal worden; 3. rue des Communes : Overwegende dat het woongebied met een landelijk karakter opgenomen in Ferdoux aanpalend is aan een grote industriële bedrijfsruimte;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat het project van de Waalse Regering erin bestaat de grens van de uitbreiding van de industriële bedrijsfruimte naar het westen duidelijk in de ruimte vast te leggen; dat de rue des Communes vanuit dat gezichtspunt een fysieke grens uitmaakt die veel herkenbaarder is dan de grens aan de achterkant van het woongebied met een landelijk karakter opgenomen op het gewestplan; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden : - gelegen zijn in woongebied met een landelijk karakter op het gewestplan; - ingenomen worden door één enkele onafgewerkte woning die gesloopt zal worden; - bereikbaar zijn vanaf gemeentewegen; - gelegen zijn in zone B van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset; - opgenomen zijn op de lijst van landschappelijk waardevolle omtrekken met opmerkelijke vergezichten die ADESA opgesteld heeft in opdracht van het Waalse Gewest; - aanpalend zijn aan een biologisch zeer waardevolle locatie; Overwegende dat voorgesteld wordt om voor de gronden gelegen aan de oostkant van de rue des Communes de bestemming goed te keuren van het aanpalend gebied : industriële bedrijfsruimte met het bijkomend voorschrift ″*S.02″ op het bij dit besluit gevoegde plan, namelijk : ″Dit gebied wordt voorbehouden voor bedrijven die gebruik maken van de luchthaveninfrastructuur en die in de onmiddellijke buurt van en verbonden met de luchthaven moeten zijn, zoals productie- of distributiebedrijven, meer bepaald met een hoge toegevoegde waarde; dat gebied bevat aan de rand van de woongebieden met een landelijk karakter van Ferdoux en Bierset een afzonderingsmarge met een minimumbreedte van 50 m, bestaande uit bestaande uit met groen beplante beveiligingsmuren of dichtbegroeide natuurschermen, afhankelijk van de topografie van de locatie, samen met een aangepaste geluidswerende constructie indien de voorgenomen activiteit daarom vraagt; er worden gepaste bouwprofielen verplicht gemaakt om de overgang te garanderen tussen de industriële activiteiten en het landbouwgebied.″; Op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse : Overwegende dat de Waalse Regering met deze herziening van het Gewestplan eveneens de doelstelling nastreeft om de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse een potentieel terug te geven dat, meer bepaald in termen van belastinginkomsten, gelijkwaardig is aan het potentieel dat bestond voor de herziening van het gewestplan Luik, definitief aangenomen op 6 februari 2003, zodat haar op middellange termijn een financieel evenwicht wordt gewaarborgd; Overwegende dat die doelstelling mede bereikt kan worden door sommige bestaande gebieden een nieuwe ligging toe te wijzen en sommige gronden een nieuwe bestemming te geven; dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot goedkeuring van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik in de opneming voorzag : 1. van twee gemengde bedrijfsruimten waarvan de eerste gelegen is op gronden bestemd als landbouwgrond en de tweede op gronden bestemd als landbouwgrond en als gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is; 2. een recreatiegebied, gecombineerd met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.26″ op het bij het besluit gevoegde plan, voorbehouden voor de vestiging van een golf en verwante uitrustingen, gelegen op gronden bestemd als gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, als woongebied met een landelijk karakter en als landbouwgebied; 3. drie gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen waarvan de eerste en de tweede gelegen zijn op gronden bestemd als landbouwgrond en de derde op gronden bestemd als gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is; Overwegende dat de Waalse Regering, hoewel zij steeds haar optie behoudt om de economische ontwikkeling te ondersteunen van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse door alle maatregelen inzake ruimtelijke ontwikkeling te treffen waartoe zij het initiatief kan nemen, niet het voornemen heeft om de oppervlakten van de gebieden die reeds voor de bebouwing bestemd zijn in de gemeente boven de oppervlakte te laten uitstijgen die zij wil toewijzen aan de woonfunctie overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003; Overwegende dat die optie ingegeven is doordat er geen vaststelling tot stand is gekomen inzake het te kleine aanbod van gronden met een economische bestemming; dat ze daarentegen niet uitsluit dat bepaalde bestaande gebieden een andere ligging toegewezen krijgen en zelfs dat er nieuwe gebieden bijkomen die voor bebouwing bestemd worden, zodat de verdeling van de activiteiten op het gemeentelijk grondgebied aangepast wordt aan de gevolgen van de luchthavenuitbreiding, voor zover die gevolgen strikt gecompenseerd worden door de overeenstemmeende wijziging van een voor bebouwing bestemd, bestaand gebied in een gebied dat niet voor bebouwing wordt bestemd; Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 de optie had opgenomen om een nieuwe gemengde bedrijfsruimte op te nemen ten oosten van de groene steenweg eerder dan om de bestaande gemengde bedrijfsruimte, gedeeltelijk gelegen op het grondgebied van de gemeente Verlaine, uit te breiden; Overwegende dat vastgesteld is dat de aangrenzende gronden in de vorm van een driehoek, gelegen in het gehucht ″La Tomballe″ tussen een landbouwweg en de groene steenweg, bij het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik behouden als landbouwgebied om archeologische redenen, heden op dat vlak niet meer waardevol zijn; Overwegende dat er bijgevolg voorgesteld wordt om het gebied uit te breiden naar de gronden gelegen ten westen van de groene steenweg om de oppervlakte van het nieuwe gebied op ongeveer 28 hectare te brengen; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden : - gelegen zijn in landbouwgebied en voor een klein deel in woongebied met een landelijk karakter op het gewestplan; - aanpalend zijn aan een woongebied met een landelijk karakter; - in noord-zuidelijke richting doorsneden worden door de N614 en gelegen zijn in de buurt van verkeerswisselaar nr. 5 van de E42-autosnelweg; - gelegen zijn in zone C van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset en bezuiden zone B van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset; - niet van riolering zijn voorzien; - in het oosten en het westen omrand zijn door landbouwwegen; - in het oosten doorsneden worden door een hydromorf gebied met een noord-oostelijke/zuid-westelijke richting volgens het stroomgebied; Overwegende dat de ligging het feit voorkomt dat het zware vrachtvervoer een net van gemeentewegen gebruikt dat daar helemaal niet voor geschikt is; Overwegende dat de inrichting ervan het voordeel heeft : - dat het de lintbebouwing voorkomt langs de N614; - dat de bestaande bouwwerken geïntegreerd worden;

50255

50256

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat er bij de vermoedelijke niet-verwaarloosbare gevolgen van dat onderdeel van het project een bijzondere aandacht moet uitgaan naar de beoordeling van de effecten op het landschap in het kader van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan wordt onderworpen; Overwegende dat het recreatiegebied voor de aanleg van een golfterrein en verwante uitrustingen en de gemengde bedrijfsruimte te ″Sur-les-Bois″, allebei voorzien bij het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van het gewestplan Luik, daarentegen niet meer ter zake doen; Overwegende dat er overwogen wordt om enerzijds het bebouwde deel van de betrokken gronden te bestemmen als gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is en anderzijds de onbezette delen met homogene kernmerken, tot landbouwgebied; dat die optie eveneens van belang is in het kader van de compensatie voor de nieuwe gebieden die de Waalse Regering voor bebouwing bestemt; Overwegende dat beide gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, gelegen enerzijds ten westen van het zwembad en anderzijds in het gehucht ″Tige des Morts″, allebei voorzien bij het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik, niet meer ter zake doen; Overwegende dat de handelingen en werken die gemeentelijke overheid wil uitvoeren immers niet meer de voorafgaande wijziging nodig maken van de bestemming van betrokken gebieden in het gewestplan in afwezigheid van een concreet project en voor zover zij vallen onder artikel 110 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Pa trimonium; Overwegende dat de gemeentelijke overheid daarenboven afziet van het plan om het gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, gelegen bezuiden de dreef van het kasteel van Warfusée, voor bebouwing te bestemmen gelet op de drukfactoren die op de bereikbaarheid ervan wegen; Overwegende dat de gemeentelijke overheid van Saint-Georges-sur-Meuse een rusthuis dat zich heden in Sur-les-Bois bevindt, in zone B van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset en aan zijn bestemming onttrokken zal worden, een nieuwe vestiging wil toewijzen achteraan het gemeentehuis en er in de buurt van woningen wil optrekken voor intergenerationeel wonen; Overwegende dat wat betreft de bestaande feitelijke en rechtstoestand, de gronden : - gelegen zijn in landbouwgebied op het gewestplan; - bereikbaar zijn vanaf gemeentewegen; - gelegen zijn in zone C van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset; - twee hydromorfe gebieden bevatten met een noord-oostelijke/zuid-westelijke richting in de as van het stroomgebied; Overwegende dat de in het vooruitzicht gestelde ligging als voordeel heeft dat het administratieve hart van de gemeente niet ver af is, dat daardoor sterker zou worden, en dat het een plaats zou innemen in een driehoeksvormige wijk met als zijden : de rue Albert Ier, de rue du Centre en de rue de la Vallée, woongebieden met een landelijk karakter; Overwegende dat de aanwezigheid van twee hydromorfe gebieden ertoe geleid heeft dat de locatie in 2004 afgekeurd werd voor de toewijzing van woongebieden, gereserveerd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003; dat uit de voordelen blijkt die de voorziene ligging in termen van ruimtelijke structuur en vermindering van de heden betrokken oppervlakten biedt, dat er een beter inzicht verschaft zou moeten worden in de effecten van de aard van de omgeving en van de drukfactoren op de vestiging, zoals vastgesteld op het project van de gemeentelijke overheid vooraleer aan een andere locatie gedacht wordt en dat die optie in het kader van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan onderworpen wordt, bekrachtigd zal moeten worden of door een alternatief vervangen zal moeten worden; Overwegende dat er voorgesteld wordt om de binnenkant van de driehoek enerzijds te bestemmen voor bebouwing door hem hoofdzakelijk te bestemmen als gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen en voor het overige als woongebied met een landelijk karakter en de gronden die heden gelegen zijn in een woongebied met een landelijk karakter, waar ook de gemeentedienst en de kerk liggen, te bestemmen als gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen; Compensaties. Overwegende dat artikel 46, § 1, 3o, het volgende bepaalt : ″de opneming van een nieuw bebouwingsgebied wordt gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaand bebouwingsgebied in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering.″; Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003 een maximumoppervlakte van 43 hectare te Ans en 45 hectare te Saint-Georges-sur-Meuse voorbehield als woongebied of als woongebied met een landelijk karakter; dat het feit dat die 88 hectare niet op de kaart opgenomen werd niets wijzigde aan de regeringsbeslissing om die gebieden op te nemen; dat voornoemd besluit immers uitdrukkelijk aangeeft dat de Regering de 88 hectare waarvan sprake wenste op te nemen in het plan in het kader van de herziening van 2003, maar dat de definitieve lokaliersing van die hectares onmogelijk was in afwachting van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder; Overwegende dat er dus vragen gesteld mogen worden bij de noodzaak om hun opneming op de kaart in het kader van deze herziening te compenseren; Overwegende dat de Regering evenwel rekening houdend met artikel 46, § 1, lid 2, 3o, van het economisch herstelen administratieve vereenvoudigingsdecreet ter aanvulling die opneming van ″nieuwe gebieden″ voor bebouwing van een compensatie zal voorzien; Overwegende dat de opneming van de nieuwe woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter te Ans en Saint-Georges-sur-Meuse berust op de vaststelling dat er in beide gemeenten een gebrekkig aanbod heerst inzake voor wonen bestemde gronden; dat dat bijgevolg niet gecompenseerd kan worden door de omvorming van reeds voor wonen bestemde gebieden in beide gemeenten in niet voor bebouwing bestemde gebieden; Overwegende dat de opneming van de nieuwe woongebieden eveneens niet gecompenseerd kan worden door de omvorming van de gebieden die als bedrijfsruimten zijn bestemd in de wijziging van het gewestplan Luik, goedgekeurd op 6 februari 2003, tot niet voor bebouwing bestemde gebieden zonder de motieven die toen als rechtvaardigingsgrond geuit werden, in opspraak te brengen; Overwegende dat de Waalse Regering om die redenen vaststelt dat het a priori moeilijk is om de omvorming voor te stellen van voor bebouwing bestemde gebieden tot niet voor bebouwing bestemde gebieden in de zone die door de luchthavenactiviteit in polen is opgedeeld, om de opneming te compenseren van de nieuwe woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter die ze wil opnemen in Ans en in Saint-Georges-sur-Meuse zonder de in 2003 bepaalde opties ongedaan te maken; Overwegende dat de Waalse Regering bijgevolg beslist om beter kennis te nemen van de milieu-effecten van de opneming van bovenbedoelde gebieden voor zij een beslissing treft wat de meest geschikte compensaties betreft; dat de auteur van het effectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik onderworpen wordt de Waalse Regering op dat punt zal moeten inlichten;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat erop gewezen dient te worden dat de Waalse Regering een ambitieus beleid heeft ingezet wat de renovatie betreft van de heden afgedankte bedrijfsruimten en dat de hernieuwing van sommige van die locaties door het voordeel dat dat oplevert wat de betere leefomgeving betreft een alternatief kan vormen voor het zoeken naar compensatiemaatregelen die toegespitst worden op het betrokken grondgebied bij dit voorontwerp van herziening van het gewestplan; Overwegende dat artikel 46, § 1, 2e, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium overigens nadrukkelijk ″elke″ alternatieve compensatie, bepaald door de Waalse Regering, beoogt; dat daaruit volgt, zoals dat meer bepaald benadrukt wordt in de werkzaamheden van de vereniging van de commissie ruimtelijke ordening, vervoer, energie en wonen van het Waalse Parlement van 9 juli 2007, dat die alternatieve compensaties opgevat kunnen worden in allerlei opzicht : operationeel, leefmilieu, energie, mobiliteit; Overwegende dat de inhoud van het effectenonderzoek bijgevolg verder aangevuld wordt zodat dat aspect beter belicht wordt door de auteur van het onderzoek; Overwegende dat de Waalse Regering evenwel wenst aan te stippen dat die beslissingen helemaal niet vooruitlopen op de één of andere vorm van compensatie die na afhandeling van deze gewestplanherziening in aanmerking zal komen; Overwegende dat de opneming van de overige nieuwe gebieden die de Waalse Regering wil bestemmen voor bebouwing niet voortvloeit uit een gebrek aan gronden voor de uitbreiding van de betrokken activiteiten, maar uit de wil om hun verspreiding op het grondgebied aan te passen aan de gevolgen van de luchthavenuitbreiding; Overwegende dat de Waalse Regering de optie kiest om ze strikt te compenseren door de omvorming van reeds voor bebouwing bestemde gebieden tot niet voor bebouwing bestemde gebieden; dat de voorkeur van de Waalse Regering uitgaat naar gronden die gelegen zijn ofwel in de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur van Luik-Bierset om haar beleid te bevestigen inzake de vrijwaring en de bescherming van de verkeersinfrastructuur, ofwel om dezelfde redenen in de nabijheid van verkeersinfrastructuren; Overwegende dat de Waalse Regering bijgevolg voorstelt : - de omvorming van de onbebouwde percelen of van percelen met afgetakelde bouwwerken gelegen in de gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is te Flémalle en Saint-Georges-sur-Meuse, vallend onder de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset, tot landbouwgebied; - de omvorming van woongebieden gelegen op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne, aanpalend aan de A604 en aan spoorlijn 36A tot groengebied; - de omvorming van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, gelegen op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse bezuiden de dreef van het kasteel van Warfusée, tot landbouwgebied; - de omvorming van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, gelegen op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse in het uiterste westen van de dreef van het kasteel van Warfusée, tot landbouwgebied; - de omvorming van het onbebouwde deel van het woongebied met een landelijk karakter, gelegen op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse, rue de Warfusée, en vallend onder de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset, tot landbouw- en parkgebied; Overwegende dat artikel 1bis, § 4, van de wet op de bestrijding van de geluidshinder de Waalse Regering ertoe machtigt ″stedenbouwkundige ontwikkelingsprojecten of projecten voor een betere leefomgeving″ uit te voeren in de zones van de plannen m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder en de ontwikkelingsplannen op lange termijn van beide Waalse luchthavens; Overwegende dat de SOWAER officieel belast is, bij schrijven d.d. 21 september 2006, met de aankoop van een deel van de gronden die bij dit voorontwerp bestemd worden als gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeente Ans om er een sportaccommodatie op te bouwen; Overwegende dat de bouw van een voetbalstadion en vormingscentrum voor jongeren bijdraagt tot een betere leefomgeving voor de bevolking; dat de Waalse Regering bijgevolg beslist om dat project uit te kiezen in het kader van de alternatieve compensaties die zij kan vastleggen om de opneming te compenseren van nieuwe voor bebouwing bestemde gebieden; dat het effectenonderzoek rekening zal moeten houden met het compenserend project om er de gevolgen van te beoordelen; Overwegende dat de planologische wijzigingen die in het kader van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik worden bepaald, de opneming beogen van : - twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen met een totale oppervlakte van 87 hectare in Grâce-Hollogne en Fexhe-le-Haut-Clocher op gronden gelegen in een gemengde bedrijfsruimte (28,6 ha), industriële bedrijfsruimte (26,6 ha), woongebied met een landelijk karakter (2,3 ha) en landbouwgebied (29,5 ha); - een groengebied van 30,2 hectare in Grâce-Hollogne op gronden gelegen in woongebied aan beide kanten van de A604 en spoorlijn 36A; - een woongebied in Ans van 43 hectare op gronden gelegen in landbouwgebied, gecombineerd met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.14″ op het voorontwerp van plan; - twee woongebieden met een landelijk karakter met een totale oppervlakte van 45 hectare in Saint-Georges-surMeuse op gronden gelegen in landbouwgebied, gecombineerd met het bijkomend voorschrift gemerkt ″″S.14″ op het voorontwerp van plan; - een woongebied met een landelijk karakter met een oppervlakte van 2 hectare in Saint-Georges-sur-Meuse op gronden gelegen in landbouwgebied; - een reserveringsomtrek voor de luchthaveninfrastructuur Luik-Bierset als overdruk op de gebieden van het gewestplan gelegen in zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn in Ans, Awans, Flémalle, Grâce-Hollogne en Saint-Georges-sur-Meuse; - drie industriëlebedrijfsruimten met een totale oppervlakte van 3,6 hectare in Grâce-Hollogne, in het zuiden en oosten van Ferdoux, op gronden gelegen in woongebied met een landelijk karakter, gecombineerd met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.02″ op het voorontwerp van plan; - een gemengde bedrijfsruimte van 0,9 hectare in Grâce-Hollogne op gronden gelegen in woongebied met een landelijk karakter, gecombineerd met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.05″ op het voorontwerp van plan; - een gemengde bedrijfsruimte van 28 hectare in Saint-Georges-sur-Meuse, aan beide kanten van de groene steenweg, op gronden gelegen in landbouwgebied (27,4 ha) en in woongebied met een landelijk karakter (0,6 ha);

50257

50258

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD - twee gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, met een totale oppervlakte van 9,7 hectare in Saint-Georges-sur-Meuse op gronden gelegen in woongebied met een landelijk karakter; - een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen met een totale oppervlakte van 6,9 hectare in Saint-Georges-sur-Meuse op gronden gelegen in landbouwgebied (6,2 ha) en woongebied met een landelijk karakter (0,7 ha); - een parkgebied van 1,8 hectare in Saint-Georges-sur-Meuse op gronden gelegen in woongebied met een landelijk karakter; - negen landbouwgebieden met een totale oppervlakte van 29,4 hectare in Saint-Georges-sur-Meuse op gronden gelegen in gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is en woongebied met een landelijk karakter; - twee landbouwgebieden met een totale oppervlakte van 10,8 hectare in Flémalle op gronden gelegen in gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is (10,3 ha) en woongebied met een landelijk karakter (0,5 ha); - een industriële bedrijfsruimte van 3,9 hectare in Grâce-Hollogne op gronden gelegen in woongebied (2,6 ha) en in groengebied (1,3 ha); - een gemengde bedrijfsruimte van 3,1 hectare in Grâce-Hollogne op gronden gelegen in woongebied (2,1 ha) en in groengebied (1 ha); - twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen met een totale oppervlakte van 24 hectare in ans op gronden gelegen in gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is en in woongebied; - de grens van de gemengde bedrijfsruimte gelegen op het grondgebied van de gemeente Flémalle waarvoor het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.04″ op het plan niet geldt; en de schrapping van het bijkomend voorschrift, gemerkt ″*S.12″ op het plan, geldend voor de gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, opgenomen in 2003 op het grondgebied van de gemeenten Ans, Flémalle en Saint-Georges-sur-Meuse; Overwegende dat dit voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik bijgevolg resulteert in de opneming van 88 hectare nieuwe woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter, voorbehouden in de herziening van het gewestplan Luik, goedgekeurd op 6 februari 2003, gecompenseerd door de opneming van een reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur als overdruk op de gebieden van het gewestplan gelegen in de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn en van 67,4 hectare nieuwe voor bebouwing bestemde gebieden die geheel en al gecompenseerd zijn door de overgang van bestaande voor bebouwing bestemde gebieden naar niet voor bebouwing bestemde gebieden. Overeenstemming met het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan. Overwegende dat het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik overeenstemt met het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd door de Waalse Regering op 27 mei 1999 conform is, wat betreft de volgende opties : De ruimtestructuur van het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan versterken en de supraregionale dimensie in de ontwikkeling van Wallonië integreren. Op supraregionaal niveau maakt Luik deel uit van één van de vier grootstedelijke gebieden MHAL (Maastricht-Hasselt-Aken-Luik). Luik is ook een onderdeel van de west-oostelijke eurocorridor Rijsel-Luik gelet op de dichtheid van de multimodale accommodaties die gelegen zijn in het gebied tussen de assen Rijsel-Luik-Brussel en de Waalse spoorwegas. Het Waals structuurplan geeft duidelijk aan dat Luik een pool is die verder reikt dan de grenzen van Wallonië. Door zijn belang als handelsstad, als pool in het industriële onderzoek en het vervoer is Luik een steunpunt van een streek van om en bij de drie miljoen inwoners die als schakel geldt in de stroom tussen Noord-Oost-Europa en West-Europa. De grotere rol van Luik als internationale pool berust met name op de concretisering van de projecten in verband met de HST en de luchthaven. Die pool die als van groot belang opgenomen is in het Waalse structuurplan moet belangrijke uitdagingen aangaan in de herstructurering van het stads- en het economisch weefsel. De uitbreiding van de luchthavenactiviteit en de daarmee verband houdende economische activiteit is een gepast antwoord op die uitdagingen en de resultaten van dat voluntaristisch beleid zijn reeds tastbaar. Zij dragen ertoe bij dat Luik een sterkere pool wordt op supraregionaal en regionaal vlak. Het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan erkent de bestemming van de bodem als bevoorrecht middel om de ruimte structuur te verlenen doordat het voor de verschillende activiteiten de ruimtes voorziet die zich daar het best toe lenen en de onderling onverenigbare activiteiten scheidt (gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, ″Projet de structure spatiale″, I. ″Structurer l’espace wallon″, p. 116). Deze herziening van het gewestplan Luik kadert in de verdere structurering van het grondgebied, doorgevoerd in het kader van de herziening van het gewestplan Luik, definitief goedgekeurd door de Waalse Regering op 6 februari 2003. De wil van de Waalse Regering om de geluidshinder van de vluchten te concentreren, die haar ertoe leidde om op 27 mei 2004 een plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder en een ontwikkelingsplan op lange termijn goed te keuren, heeft ingrijpende gevolgen inzake bodemgebruik. De zones die aan de grootste geluidshinder onderworpen zijn, worden voorbehouden voor de luchthavenactiviteit en de daarmee verband houdende economische activiteit, waardoor er een gebrek ontstond in het aanbod aan woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter. Eén van de doelstellingen van deze herziening van het gewestplan Luik strekt ertoe nieuwe woongebieden op te nemen in minder blootgestelde zones en bepaalde gebieden bestemd voor bebouwing een nieuwe ligging te geven om bij te dragen tot de valorisering van de Luikse pool door de uitbreiding van de luchthavenactiviteit en één van de specifieke troeven van Wallonië uit te spelen ten opzichte van de supraregionale context. Overigens was voor de uitbreiding van de luchthavenactiviteit de verplaatsing van de strijdkrachten nodig. Deze herziening van het gewestplan Luik strekt er eveneens toe een ad hoc gebied op te nemen om hun herontplooiing mogelijk te maken.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD De steden en dorpen structuur verlenen : De in het vooruitzicht gestelde woongebieden, woongebieden met een landelijk karakter en gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeenten Saint-Georgessur-Meuse en Ans moeten het centraal karakter sterker maken en de ruimtelijke structuur leesbaarder maken. De opneming van een reserveringsomtrek voor de luchthaveninfrastructuur als overdruk op de gebieden van het gewestplan, gelegen in de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierst, draagt ertoe bij een signaal te geven aan de burgers in verband met de onomwonden bevestiging van de optie die de Waalse Regering voordien had genomen, namelijk het optrekken van nieuwbouw of de verbouwing van woningen uit te sluiten en het uitsluiten van de woonfunctie op termijn. Inspelen op de basisbehoeften en de behoeften inzake wonen : Door voor een leefomgeving te zorgen die zelfontplooiing mogelijk maakt, beoogt het Waalse structuurplan meer bepaald grootscheepse acties in de meest afgetakelde gebieden, het voorzien in ontmoetingsruimten en -accommodaties, het inrichten van echte woonwijken, de bestrijding van geluidshinder wegens zwaar verkeer en het waken over de veiligheid van de inwoners. Het bevolkingsverlies in sommige woonkernen, zoals het dorp Sur-le-Bois of de sociale woonwijken in de nieuwe bedrijfsparken, maakt het noodzakelijk, in woonwijken te voorzien voor de vestiging van woningen die aan minimumcriteria beantwoorden inzake gezondheid en comfort. Bijdragen tot de werkgelegenheid en de welvaart : Het project kadert in de continuïteit van de herziening van het gewestplan Luik, aangenomen door de Waalse Regering op 6 februari 2003, dat o.m. ertoe strekte vooruit te lopen op de economische ontwikkelingsbehoeften en voor uitbreidingsvoorwaarden te zorgen voor ondernemingen door nieuwe woonwijken op te nemen ter vervanging van de woonwijken die onder de bedrijfsuitbreidingen geleden hebben. De gemeenten die in sommige wijken de bevolkingsvlucht en de pauperisering meegemaakt hebben, hebben verliezen geleden in de verwachte belastingsinkomsten. De richtsnoeren die de Waalse Regering opgesteld heeft inzake het beheer van onroerende goederen die zij overgekocht heeft in opdracht van het Gewest luiden een trendbreuk in met evenwel de inachtneming van het voorzorgsprincipe. Daar moet verder aan gewerkt worden door de uitbreiding van nieuwe wijken, nieuwe openbare en gemeenschappelijke ruimten die meer bepaald toegewijd worden aan sportbeoefening, en bedrijfsparken. Het project draagt bij tot het vinden van een nieuw evenwicht in de maatschappelijke structuur van de bevolking van de betrokken gemeenten, tot het voorzien in gunstige vestigingsomstandigheden voor bedrijven en dus tot werkgelegenheid en welvaart. De bereikbaarheid van het Waalse grondgebied verbeteren en de mobiliteit beheren : De uitbreiding van de luchthavenactiviteit vergt regelgevende maatregelen inzake meer bepaald het grondgebruik in de nabijheid van de luchthavens om de uitbreidingsmogelijkheden en de verkeerstoename te garanderen (VI. Intégrer la région dans les réseaux transeuropéens, p. 201). Door gebieden bestemd voor bebouwing op te nemen die goede bereikbaarheidsvoorwaarden genieten of die al naar gelang gelegen zijn in de nabijheid van de centra of als uitbreiding van bedrijfsruimten, komt het project volledig tegemoet aan de zorg om structurering van de ruimte en mobiliteitsbeheer. Het project maakt het immers mogelijk om de particuliere bedrijfsvestigingen in verband met de luchthavenactiviteit en de uitbreiding van woonwijken en openbare en gemeenschappelijke ruimtes met elkaar te verzoenen en toch een kwaliteitsvolle leefomgeving te vrijwaren. Milieueffectenonderzoek Overwegende dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 42, tweede en vierde lid van het Wetboek, de Regering gehouden is een milieueffectenonderzoek waarvan ze de omvang en de precisiegraad bepaalt, te laten verrichten, en het ontwerp van inhoud van het effectenonderzoek alsmede het voorontwerp van plan ter advies voor te leggen aan de gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aan de ″Conseil wallon de l’Environnement pour le Développement durable″ (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling) en aan het Directoraatgeneraal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest; Overwegende dat de effecten van elk bestanddeel van het project op het leefmilieu, voor wat betreft de omvang van het uit te voeren onderzoek, zeer verschillend van aard en van invloed zijn; Overwegende dat de auteur zijn analyse beperkt tot de bestanddelen van het project die een niet te verwaarlozen effect op het leefmilieu kunnen hebben; dat hij de relevantie van zijn keuzes verantwoordt; Overwegende dat de opneming van een reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur als overdruk op de gebieden van het gewestplan gelegen in de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset niet te verwaarlozen effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu rekening houdend met het betrokken project en de omvang van de betrokken oppervlakte, dat het effectenonderzoek op dat bestanddeel van het project betrekking zal moeten hebben; Overwegende dat de opneming van nieuwe bebouwingsgebieden a priori niet-verwaarloosbare effecten op het leefmilieu zou kunnen hebben; dat het effectenonderzoek zou moeten slaan op alle bestanddelen van het project die dat kenmerk vertonen; Overwegende dat de opneming van een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen van 24 ha op het grondgebied van de gemeente Ans eveneens niet-verwaarloosbare effecten op het leefmilieu zou kunnen hebben rekening houdend met het betrokken project en de omvang van de betrokken oppervlakte; dat het effectenonderzoek zal moeten slaan op dat bestanddeel van het project; Overwegende dat de opneming van drie industriëlebedrijfsruimten ten zuiden en ten oosten van Ferdoux en een voorziene gemengde bedrijfsruimte in het zuiden van Bierset op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne eveneens niet-verwaarloosbare effecten op het leefmilieu zou kunnen hebben rekening houdend met de verwachte activiteiten in die gebieden; dat het effectenonderzoek zal moeten slaan op die bestanddelen van het project; Overwegende dat de onttrekking van bebouwingsgebieden aan hun bestemming en de omvorming ervan tot niet-bebouwingsgebieden een compensatie uitmaakt in de zin van artikel 46, § 1, 3o, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium en dat dat bestanddeel van het project niet gevalideerd hoeft te worden; dat dat bestanddeel daarentegen niet-verwaarloosbare effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu; dat het effectenonderzoek de impact ervan zal moeten analyseren; Overwegende dat de schrapping van het bijkomend voorschrift, gemerkt ″*S.12″ op het plan, geen nietverwaarloosbare effecten op het leefmilieu zou kunnen hebben; dat het effectenonderzoek niet zou moeten slaan op dat bestanddeel van het project; Overwegende dat de opneming van de grens van de gemengde bedrijfsruimte, gecombineerd met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.04″ op het plan, een materiële vergissing moet rechtzetten in de overschrijving van de tekening van de kaart van het gewestplan bij de uitbreiding van de gemengde bedrijfsruimte voor zover het bijkomend

50259

50260

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD voorschrift enkel betrekking had op de uitbreiding van het gebied; dat het bijgevolg geen grote gevolgen zou kunnen hebben op het leefmilieu; dat het effectenonderzoek niet betrekking zal moeten hebben op dat bestanddeel van het project; Overwegende dat het effectenonderzoek overeenkomstig artikel 42, derde lid, van het Wetboek meer bepaald kan berusten op de nuttige inlichtingen uit het effectenonderzoek uitgevoerd in het kader van de behandeling van de herziening van het gewestplan Luik, aangenomen op 6 februari 2003, en van de globale en de milieuvergunning waaronder de luchthavenuitbating valt; Overwegende dat het effectenonderzoek de meest relevante compensatieregels zal moeten voorstellen voor de opneming van de nieuwe woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter in Ans en Saint-Georges-surMeuse; Overwegende dat dat onderzoek in het bijzonder in zal moeten gaan op het leefmilieuplan voor de eventuele herbestemming van de te renoveren locaties gelegen in het grondgebied dat valt onder het gewestplan Luik en op de impact van de aanleg van een nieuw voetbalstadion en een vormingscentrum voor jongeren op het leefmilieu; Overwegende dat de validering van de behoeften en de lokalisering van de verschillende bestemmingsgebieden van het voorontwerp, alsook het zoeken naar varianten, beperkt moeten worden tot volgende gebieden : - reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur : gebieden aanpalend aan de luchthaven Luik-Bierset; - herontplooiing van de strijdkrachten : gebieden aanpalend aan de starten landingsbanen van de luchthaven Luik-Bierset; - woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter : grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-sur-Meuse; - gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen : grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-sur-Meuse; - gemengde bedrijfsruimten : grondgebied van de gemeenten Saint-Georges-sur-Meuse en Grâce-Hollogne; - te renoveren locaties : grondgebied vallend onder gewestplan Luik; Overwegende dat de validering van de afbakening en van de voorwaarden voor de ontsluiting van de bestemmingsgebieden, evenals het zoeken naar varianten dan weer beperkt zouden moeten worden tot de meest relevante onderzoeksomtrek rekening houdende met de overwogen aard van het milieu en met de druk voortvloeiende uit de vestiging; Overwegende dat wat de nauwkeurigheid van het uit te voeren onderzoek betreft, de bij dit besluit gevoegde ontwerp-inhoud opgemaakt is met inachtneming van de specificiteiten van het project en de type-inhoud omschreven in artikel 42, tweede lid, van het Wetboek naleeft; Overwegende dat er een bijzondere aandacht zal moeten uitgaan naar volgende gegevens : - beoordeling van de impact van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik op de mobiliteit, de netwerken en de infrastructuren (saneringsplan van het onderstroomgebied van de Maas-stroomafwaarts, enz.); - beoordeling van de impact van de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur Luik-Bierset op de onroerende goederen opgenomen op de erfgoedlijst van Wallonië; voorstellen tot herbestemmingen; - beoordeling van de impact van de uitbreiding van de militaire basis op de menselijke gezondheid (geluidshinder) en de inrichting van naburige gebieden; - analyse van de behoeften aan woongebieden op het grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-surMeuse; - beoordeling van de impact van het overwogen woongebied in de gemeente Ans op het (grond)water, het landschap en de inrichting van naburige gebieden; - beoordeling van de drukfactoren bij de vestiging van de overwogen bebouwbare gebieden in de gemeente Ans; - beoordeling van de impact van het gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen in de gemeente Ans op de inrichting van de naburige gebieden; - analyse van de behoeften aan bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; - beoordeling van de impact van de overwogen gemengde bedrijfsruimte in de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse op de bevolking (mobiliteit) en op het landschap; - beoordeling van de meer bepaald fysieke drukfactoren bij de vestiging van de overwogen bebouwbare gebieden in de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; - beoordeling van de impact van de opneming van nieuwe gebieden bestemd voor landbouw te Flémalle en Saint-Georges-sur-Meuse op de landbouwactiviteit; - bepaling van de verschillende niveaus van blootstelling aan geluidshinder overeenkomstig Europese richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en in het bijzonder beoordeling van vermoedelijke geluidsniveaus waaraan de bevolkingsgroepen blootgesteld zouden kunnen worden in residentiële gebieden; Overwegende dat deze herziening van het gewestplan Luik het kader vormt voor volgende projecten en activiteiten : - vrijwaring en bescherming van de luchthaveninfrastructuur; - herontplooiing van de Strijdkrachten. - een woongebied van 43 ha op het grondgebied van de gemeente Ans en twee woongebieden van 45 ha op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; - bouw van een voetbalstadion en een vormingscentrum voor jongeren te Ans; - economische activiteiten in Grâce-Hollogne; - bouw van een rusthuis en intergenerationele woningen in Saint-Georges-sur-Meuse; Overwegende dat de nauwkeurigheidsgraad van het effectenonderzoek in dat geval gelijkwaardig moet zijn aan de nauwkeurigheidsgraad die geëist zou worden voor de beoordeling van de effecten betreffende de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen voor elk ervan; Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit : Artikel 1. De Waalse Regering beslist tot de herziening van het gewestplan Luik en neemt het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik aan (bladen 41/4S, 41/8N, 41/8S, 42/1N, 42/1S en 42/5N).

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Een reserveringsomtrek voor de ruimtes nodig voor de bescherming en de vrijwaring van de luchthaveninfrastructuur wordt als overdruk opgenomen op de gebieden van het gewestplan gelegen in de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset op het grondgebied van de gemeenten Ans, Awans, Flémalle, Grâce-Hollogne en Saint-Georges-sur-Meuse. Volgend voorschrift geldt voor de gehele omtrek : ″De handelingen en werken met als doel de bouw of de heropbouw van gebouwen met een woonfunctie of het verlenen van onderdak aan personen en de verbouwing of de wijziging van de bestemming van bestaande gebouwen of delen van bestaande gebouwen om ze te bestemmen voor het wonen of het verlenen van onderdak aan personen of om het aantal wooneenheden te verhogen, worden verboden in de reserveringsomtrek.″ Art. 3. De Waalse Regering beslist tot de opneming van : - een woongebied op het grondgebied van de gemeente Ans; - drie woongebieden met een landelijk karakter op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; - twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeente Ans; - twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeente Fexhe-le-Haut-Clocher en Grâce-Hollogne; - een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; - twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne; - een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; - drie industriëlebedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne; - twee gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; - de grens van de gemengde bedrijfsruimte gelegen op het grondgebied van de gemeente Flémalle waarvoor het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.04″ op het plan niet geldt; evenals, als planologische compensatie : - negen landbouwgebieden op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; - twee landbouwgebieden op het grondgebied van de gemeente Flémalle; - een groengebied op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne; - een parkgebied op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; overeenkomstig bijgevoegde kaart. Art. 4. Volgend bijkomend voorschrift, gemerkt ″*S.14″ is van toepassing in het bij dit besluit in het plan opgenomen woongebied, op het grondgebied van de gemeente Ans, en in twee bij dit besluit in het plan opgenomen woongebieden met een landelijk karakter op het grondgebied van Saint-Georges-sur-Meuse : ″De inrichting van woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter gemerkt ″*S.14″ wordt zo opgevat dat de bouwwerken geconcentreerd worden rond één of meerdere kernen waarvan de ligging vastgesteld wordt in functie van de plaatselijke fysieke kenmerken en de performantie van het verkeers- en distributienet en in fases uitgevoerd waarvan de opeenvolging verband houdt met de voltooiing van de bouwwerken rond de vorige kern en het verkeers- en distributienet.″ Art. 5. Volgend bijkomend voorschrift, gemerkt ″*S.02″, is van toepassing op de drie industriëlegemengde bedrijfsruimten opgenomen ten oosten en ten zuiden van Ferdoux, op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne, op het plan bij dit besluit : ″Dit gebied wordt bestemd voor bedrijven die gebruik maken van de luchthaveninfrastructuur en waarvan de activiteit een ligging noodzakelijk maakt in de onmiddellijke buurt van en verbonden met de luchthaven, zoals productie- en distributiebedrijven met meer bepaald een hoge toegevoegde waarde; dat gebied bevat aan de rand van de woongebieden met een landelijk karakter in Ferdoux en Bierset een minimum 50 m brede afzonderingsmarge bestaande uit met groen beplante beveiligingsmuren of dichtbegroeide natuurschermen, afhankelijk van de topografie van de locatie, samen met een aangepaste geluidswerende constructie indien de voorgenomen activiteit daarom vraagt; er worden gepaste bouwprofielen verplicht gemaakt om de overgang de garanderen tussen de industriële activiteiten en het landbouwgebied.″ Art. 6. Volgend bijkomend voorschrift, gemerkt ″*S.05″, is van toepassing op de gemengde bedrijfsruimte opgenomen ten oosten en ten zuiden van Bierset, op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne, op het plan bij dit besluit : ″Dit gebied wordt voorbehouden voor activiteiten met licht verkeer; detailhandelsbedrijven worden uitgesloten; de bouwwerken moeten opgenomen worden in de bestaande bebouwing. » Art. 7. Het bijkomend voorschrift, gemerkt ″*S.12″ op het plan, geldend voor de gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, opgenomen in 2003 op het grondgebied van de gemeenten Ans, Flémalle en Saint-Georges-sur-Meuse, wordt geschrapt. Art. 8. De Waalse Regering legt als alternatieve compensatie op een nader te bepalen wijze op tussen Ans en de SOWAER, de aanleg op van een nieuw voetbalstadion en een vormingscentrum voor jongeren in het gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen dat zij wil opnemen in Ans. Art. 9. Het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2004 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik met het oog op de herontplooing van de Strijdkrachten te Luik-Bierset en de verlening van in het kader van de herziening van het gewestplan Luik gereserveerde planologische compensaties aan de gemeenten Ans en St-Georges om de uitbreiding van de luchthavenactiviteit van Luik-Bierset et de verwante activiteit mogelijk te maken wordt opgeheven. Art. 10. De Waalse Regering neem de ontwerp-inhoud van het milieueffectenonderzoek aan waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik, bijgevoegd bij dit besluit, wordt onderworpen.

50261

50262

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 11. De Waalse Regering belast er de Minister van Ruimtelijke Ordening mee bovengenoemde ontwerp-inhoud van het milieueffectenonderzoek waaraan het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel wordt onderworpen voor advies voor te leggen aan de Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening, aan de ″Conseil wallon de l’environnement pour le développement durable″, en aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Rijkdommen en Leefmilieu en haar daarna ter goedkeuring voor te leggen. Namen, 19 juli 2007. De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

Bijlage Bijlage 1 bij het bestek ONTWERP-INHOUD VAN HET EFFECTENONDERZOEK BETREFFENDE HET GEWESTPLAN 1. Het voorontwerp van herziening van de bladen 41/4S, 41/8N, 41/8S, 42/1N, 42/1S en 42/5N van het gewestplan Luik, aangenomen bij besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2007, slaat op de opneming van : • bovenstaande bestanddelen van het voorontwerp : • Een reserveringsomtrek voor de ruimtes nodig voor de bescherming en de vrijwaring van de luchthaveninfrastructuur als overdruk op de gebieden van het gewestplan gelegen in de omtrek van zone A van het ontwikkelingsplan op lange termijn van de luchthaven Luik-Bierset op het grondgebied van de gemeenten Ans, Awans, Flémalle, Grâce-Hollogne en Saint-Georges-sur-Meuse. • een woongebied, in combinatie met het bijkomend voorschrift gemerkt met ″*S.14″ op het plan op het grondgebied van de gemeente Ans; twee woongebieden met een landelijk karakter, in combinatie met het bijkomend voorschrift gemerkt met ″*S.14″ op het plan op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; • een woongebied met een landelijk karakter op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; • twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeente Ans; • twee gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeenten Grâce-Hollogne en Fexhe-le-Haut-Clocher; • een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; • een gemengde bedrijfsruimte, in combinatie met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.05″ op het plan op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne; • een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne; • een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; • een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne; • drie industriële bedrijfsruimtes, in combinatie met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.02″ op het plan op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne; • twee gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; * volgende planologische compensaties : • negen landbouwgebieden op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; • twee landbouwgebieden op het grondgebied van de gemeente Flémalle; • een groengebied op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne; • een parkgebied op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; * allerlei alternatieve compensaties die zouden moeten resulteren in een opneming op het gewestplan; * en de correctie van een materiële vergissing die dateert van de herziening van het gewestplan Luik bij besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2003; • de grens van de gemengde bedrijfsruimte gelegen op het grondgebied van de gemeente Flémalle in combinatie met het bijkomend voorschrift gemerkt ″*S.04″ op het plan. 1. Omvang van het effectenonderzoek en nauwkeurigheidsgraad van de gegevens (art. 42, lid 2, van het Wetboek) 1. Omvang van het effectenonderzoek Het effectenonderzoek slaat op de opneming van : - reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur : - nieuwe bebouwingsgebieden; - een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen van 24 ha op het grondgebied van de gemeente Ans; - drie industriële bedrijfsruimten ten zuiden en ten oosten van Ferdoux en een voorziene gemengde bedrijfsruimte in het zuiden van Bierset op het grondgebied van de gemeente Grâce-Hollogne. Daarbij wordt de impact van de planologische compensaties bestudeerd : • groengebied; • landbouwgebieden; • parkgebieden. De auteur beperkt zijn analyse tot de bestanddelen van het project die een niet te verwaarlozen effect op het leefmilieu kunnen hebben, hij verantwoordt de relevantie van zijn keuzes. Het effectenonderzoek kan berusten op de nuttige inlichtingen uit het effectenonderzoek uitgevoerd in het kader van de behandeling van de herziening van het gewestplan Luik, aangenomen op 6 februari 2003, en van afhandeling van de globale en de milieuvergunning waaronder de luchthavenuitbating valt; ze nader bepalen, aanvullen en bijwerken.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Het onderzoek verloopt volgens het ″trechterbeginsel″ waarbij de verschillende bestanddelen van het voorontwerp, afhankelijk van de aard van de besproken aspecten, geanalyseerd worden van de grootste tot de lokale schaal van de betrokken omtrek. De analyse van de behoeften en de lokalisering van de verschillende bestemmingsgebieden van het voorontwerp, alsook het zoeken naar varianten, beperkt moeten worden tot volgende gebieden : • reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur : gebieden aanpalend aan de luchthaven Luik-Bierset; • herontplooiing van de strijdkrachten : gebieden aanpalend aan de starten landingsbanen van de luchthaven Luik-Bierset; • woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter : grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-sur-Meuse; • gemengde bedrijfsruimten : grondgebied van de gemeenten Saint-Georges-sur-Meuse en Grâce-Hollogne; • gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen; grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-sur-Meuse. De analyse van de afbakening van het project en van de voorwaarden voor de ontsluiting van de bestemmingsgebieden, evenals het zoeken naar varianten, beperkt moeten worden tot de meest relevante onderzoeksomtrek rekening houdende met de overwogen aard van het milieu en druk voortvloeiende uit de vestiging. De onderzoeksomtrek (microgeografische schaal) van de bestanddelen van het voorontwerp die de biodiversiteit, de bevolking (mobiliteit, ...), het water (ondergronds, oppervlakte-, lozingswater), de lucht, de klimaatfactoren, de landschappen, de landen bosbouwactiviteit zouden kunnen verstoren hangt af van het grondgebied dat onder de invloed zou kunnen komen te staan van elk onderzocht vraagstuk. Meer bepaald wordt de onderzoeksomtrek van de bestanddelen van het voorontwerp en van de compensaties ervan op fauna, flora, bodem, materieel goed en cultureel erfgoed beperkt tot de betrokken gronden. 2. 3. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens Het hieronder overwogen bestek is opgesteld rekening houdend met de specificiteiten van het project en is een document waarvan de nauwkeurigheidsgraad geacht wordt voldoende te zijn wat betreft artikel 42 van het Wetboek. Alle punten van dit bestek moeten a priori als onontbeerlijk beschouwd worden, hoewel de auteur van het onderzoek voor kan stellen om de analyse op bepaalde punten in te korten voor zover hij aantoont dat ze ten opzichte van het onderzochte voorontwerp niet relevant zijn. Overigens kan de auteur altijd, als hij dat in het onderzochte dossier belangrijk vindt, één of ander punt dat niet in het bestek voorkomt, aan bod laten komen en bespreken. De wijzigingsfactoren (of de verstorende bestanddelen) van de omgeving en de bestanddelen die de feitelijke en de rechtstoestand uitmaken worden in bijlage aangegeven, en dan moeten de auteurs van het milieueffectenonderzoek slechts de relevante factoren in overweging nemen of de gegevens toevoegen die zij als noodzakelijk beschouwen. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan volgende gegevens : • beoordeling van de impact van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik op de mobiliteit, de netwerken en de infrastructuren (saneringsplan van het onderstroomgebied van de Maas-stroomafwaarts, enz.); • beoordeling van de impact van de reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur Luik-Bierset op de onroerende goederen opgenomen op de erfgoedlijst van Wallonië; voorstellen tot herbestemmingen; • beoordeling van de impact van de uitbreiding van de militaire basis op de menselijke gezondheid (geluidshinder) en de inrichting van naburige gebieden; • analyse van de behoeften aan woongebieden op het grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-surMeuse; • beoordeling van de impact van het overwogen woongebied in de gemeente Ans op het (grond)water, het landschap en de inrichting van naburige gebieden; • beoordeling van de drukfactoren bij de vestiging van de overwogen bebouwbare gebieden in de gemeente Ans; • beoordeling van de impact van het gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen in de gemeente Ans op de inrichting van de naburige gebieden; • analyse van de behoeften aan bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; • beoordeling van de impact van de overwogen gemengde bedrijfsruimte in de gemeente Saint-Georges-surMeuse op de bevolking (mobiliteit) en op het landschap; • beoordeling van de meer bepaald fysieke drukfactoren bij de vestiging van de overwogen bebouwbare gebieden in de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; • beoordeling van de impact van de opneming van nieuwe gebieden bestemd voor landbouw te Flémalle en Saint-Georges-sur-Meuse op de landbouwactiviteit; • beoordeling van de impact van de voorkomingsgebieden bepaald rondom de bestaande waterwinningen op het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik; • beoordeling van de impact van de aanwezigheid van stortplaatsen op het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik; • beoordeling van de vermoedelijke geluidsniveaus waaraan de voor bebouwing bestemde gebieden onderworpen zullen worden wegens het lawaai geproduceerd door de wegen- en spoorwegeninfrastructuur, het luchtverkeer en de nijverheid en activiteiten onderworpen aan een milieuvergunning. Die lijst is onvolledig. De herziening van het gewestplan Luik vormt het kader voor volgende projecten en activiteiten : • vrijwaring en bescherming van de luchthaveninfrastructuur; • herontplooiing van de strijdkrachten. • een woongebied van 43 ha op het grondgebied van de gemeente Ans en twee woongebieden van 45 ha op het grondgebied van de gemeente Saint-Georges-sur-Meuse; • bouw van een voetbalstadion en een vormingscentrum voor jongeren te Ans; • economische activiteiten in Grâce-Hollogne; • bouw van een rusthuis en intergenerationele woningen in Saint-Georges-sur-Meuse; De nauwkeurigheidsgraad van het effectenonderzoek moet in dat geval gelijkwaardig zijn aan de nauwkeurigheidsgraad die geëist zou worden voor de beoordeling van de effecten betreffende de aanvragen voor stedenbouwkundige vergunningen voor elk ervan.

50263

50264

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Fase I : ANALYSE VAN HET VOORONTWERP A. SAMENVATTING VAN DE INHOUD EN OMSCHRIJVING VAN DE DOELSTELLINGEN EN DE MOTIVERINGEN VAN HET VOORONTWERP VAN HERZIENING VAN HET PLAN (artikel 42, lid 2, 1o, van het Wetboek) A.1. Samenvatting van de inhoud en omschrijving van de doelstellingen en de motiveringen van het voorontwerp van herziening van het plan Hier moet alleen het doel van de herziening van het gewestplan Nijvel samengevat worden en moeten de doelstellingen en de motiveringen van de Waalse Regering zoals ze worden vermeld in het besluit tot aanneming van het voorontwerp van plan benoemd worden. Onder het doel van de herziening van het gewestplan Nijvel worden verstaan : de bestemmingsgebieden, de omtrekken waar een bijzondere bescherming verantwoord is, de bijkomende voorschriften voor stedenbouw of planologie, de andere inrichtingsmaatregelen en de kaart. Onder doelstellingen van de Waalse Regering worden de doelen verstaan die zij nastreeft door te beslissen tot herziening van het plan. Onder motiveringen van de Waalse Regering worden verstaan de redenen waarvoor zij de herziening van het gewestplan Nijvel als noodzakelijk beschouwt voor de realisatie van de doelstellingen. A.2. Analyse A.2.1. Onderzoek van de overeenstemming van de doelstellingen van het voorontwerp met de gewestelijke opties de gewestelijke opties Enerzijds wordt de band tussen het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik en andere relevante plannen en programma’s aangeduid en anderzijds worden de relevante doelstellingen inzake de bescherming van het leefmilieu ten opzichte van het voorontwerp vernoemd. A.2.2. Onderzoek van de bestemmingsgebieden ten opzichte van de doelstellingen van de Waalse Regering Er wordt nagegaan of de bestemmingsgebieden buiten de compensaties, opgenomen in het voorontwerp van plan, in verhouding staan tot de doelstellingen van de Waalse Regering. A.2.3. Onderzoek van de overeenstemming van het voorontwerp met de vigerende reglementeringen . Er moet worden nagegaan of het voorontwerp met de vigerende reglementeringen en in het bijzonder artikel 46 van het Wetboek overeenstemt. (artikel 42, lid 2, 2o, van het Wetboek) A.2.4. Identificatie/validering van het (de) referentiegrondgebied(en) Het referentiegrondgebied is het grondgebied waarop de reflectie moet berusten over de relevantie van de herziening van het gewestplan Luik voor wat betreft de behoeften en de ligging van de bestemmingsgebieden. Het beantwoordt aan wat in het Wetboek ″bedoeld grondgebied″ wordt genoemd (art. 42, lid 2, 3o). De analyse van de behoeften en de lokalisering van de verschillende bestemmingsgebieden van het voorontwerp, alsook het zoeken naar varianten, beperkt moeten worden tot volgende gebieden : • reserveringsomtrek van de luchthaveninfrastructuur : gebieden aanpalend aan de luchthaven Luik-Bierset; • herontplooiing van de Strijdkrachten : gebieden aanpalend aan de starten landingsbanen van de luchthaven Luik-Bierset; • woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter : grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-sur-Meuse; • gemengde bedrijfsruimten : grondgebied van de gemeenten Saint-Georges-sur-Meuse en Grâce-Hollogne; • gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen; grondgebied van de gemeenten Ans en Saint-Georges-sur-Meuse. De auteur van het onderzoek mag daar andere referentiegebieden bij betrekken. In dat geval verantwoordt hij zijn keuzes. A.2.5. Synthese De nadruk wordt gelegd op de doelstellingen van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik ten opzichte van de verenigbaarheid ervan met de gewestelijke opties en de conclusies op de referentiegebieden in combinatie met het voorontwerp of de andere bestanddelen of verzamelingen van bestanddelen ervan (de verschillende bestemmingsgebieden worden daarbij eventueel samengebracht tot samenhangende gehelen ten opzichte van hun referentiegebied). A. VALIDERING VAN DE BEHOEFTEN DIE HET VOORONTWERP VERANTWOORDEN Hoe dan ook wordt voor elk bestanddeel of elk geheel van bestanddelen van het voorontwerp de vraag naar ruimte die daarvoor voorbehouden wordt beoordeeld en getoetst aan het relevante aanbod, middels volgend stramien. B.1. Evaluatie van de vraag Omschrijving van de menselijke kenmerken van het betrokken grondgebied. De potentialiteiten (troeven en opportuniteiten) en de drukfactoren (zwakke punten en bedreigingen), en in het bijzonder de potentialiteiten die van invloed kunnen zijn op de vraag naar ruimte, dienen te worden aangeduid. Enkel de bestanddelen die relevant zijn ten opzichte van het voorontwerp of van één van de bestanddelen of van één van de verzamelingen bestanddelen ervan moeten worden overwogen. B.1.2 Evaluatie van de vraag naar (of het gebrek aan) ruimte voor de bestemmingen onderzocht in het referentiegrondgebied. B.2. Evaluatie van het aanbod B.2.1. Identificatie van de liggingscriteria die voldoen aan de doelstellingen van het voorontwerp, aan de gewestelijke opties en aan de vigerende reglementeringen. B.2.2. Evaluatie van het pertinente aanbod van ruimte voor de bestemmingen onderzocht in het referentiegrondgebied. B.3. Conclusie Evaluatie op kwantitatief en kwalitatief gebied van de noodzaak om nieuwe oppervlakten voor te behouden voor de onderzochte bestemmingen en om nieuwe verkeersinfrastructuren op te nemen in de referentiegebieden. B. ANALYSE VAN DE LIGGING VAN DE BESTEMMINGSGEBIEDEN Het gaat er hier om op schaal van het (de) referentiegrondgebied(en) de ligging van de verschillende bestemmingsgebieden en tracés van het voorontwerp te valideren rekening houdend met : • de menselijke, en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van bovengenoemde gebieden; • de gewestelijke opties die op die grondgebieden toepasselijk zijn;

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD • de liggingscriteria die in punt C geïdentificeerd moeten worden (naar gelang van de doelstellingen van het voorontwerp, van de princiepen inzake ruimtelijke ordening en van de vigerende reglementeringen); en, in voorkomend geval, liggingsvarianten die voldoen aan deze elementen binnen die grondgebieden te zoeken. C.1. Analyse van de menselijke en milieueigenschappen van de referentiegrondgebieden Omschrijving van de belangrijkste menselijke en leefmilieukenmerken van de grondgebieden. De potentialiteiten (troeven en opportuniteiten) en de drukfactoren (zwakke punten en bedreigingen) voor de ligging van de bestemmingsgebieden en de overwogen tracés dienen te worden aangeduid met aanmaking van een cartografische synthese. Er wordt rekening mee gehouden op schaal van het (de) referentiegrondgebied(en). De feitelijke, de rechts- en de leefmilieutoestand worden (op microgeografische schaal) nauwkeurig besproken in fase II van het onderzoek. C.2. Ruimtelijke overschrijving van de grote gewestelijke opties Het gaat er om de visie die door de gewestelijke oriënterende documenten aan het (de) referentiegrondgebied(en) wordt verleend in een cartografische synthese op te nemen. C.3. Analyse van de relevantie van de ligging van de bestemmingsgebieden van het voorontwerp Hier gaat het erom de relevantie van de ligging van de verschillende bestemmingsgebieden of gehelen van bestemmingsgebieden en van de tracés van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel te onderzoeken ten opzichte van de liggingscriteria die in fase B (namelijk punt B.2.1.) geïdentificeerd zijn, van de analyse van de eigenschappen van het referentiegrondgebied (C 1) en van de daarop toepasselijke grote gewestelijke opties (C 2). C.4. Keuze van liggingsvarianten Als het studiebureau van mening is dat het zoeken naar liggingsvarianten niet gerechtvaardigd is, moet het zijn positie ernstig motiveren. Doel is liggingsvarianten voor het voorontwerp of de bestanddelen of gehelen van bestanddelen ervan te zoeken en aan te nemen door de liggingscriteria die in fase B geïdentificeerd zijn op het referentiegrondgebied toe te passen met inachtneming van de analyse van de eigenschappen ervan (C.1.) en van de daarop toepasselijke gewestelijke opties (C.2.). Deze poging kan indien nodig in twee etappes uitgevoerd worden : • het zoeken naar potentiële sites voor liggingsvarianten; • keuze van liggingsvarianten onder deze potentiële sites en de in het besluit overwogen sites. C.5. Raming van de kosten en termijnen van de uitvoering van het plan en zijn liggingsvarianten Dit punt moet met name de kosten ten laste van de privé-operatoren en die ten laste van de gemeenschap (MET, grossiersbedrijven, gemeenten, intercommunales...) onderscheiden. C.6. Synthese : vergelijking van het voorontwerp van plan en van zijn liggingsvarianten De voor- en nadelen van de ligging van de verschillende bestemmingsgebieden of gehelen van bestemmingsgebieden en van de tracés van het voorontwerp en de liggingsvarianten worden vastgesteld, met name voor de volgende gegevens : • de belangrijkste menselijke en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van het grondgebied; • de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; • de liggingscriteria (met inbegrip van de doelstellingen van het voorontwerp, de princiepen inzake ruimtelijke ordening en de vigerende reglementeringen); • de kosten en termijnen van de uitvoering Afronding van fase I Samenvatting van de verantwoording van het voorontwerp of zijn verschillende bestanddelen of gehelen van bestanddelen en conclusies. Fase II : LEEFMILIEUBEOORDELING A. ANALYSE VAN DE AFBAKENING EN VAN DE UITVOERING VAN DE BESTEMMINGSGEBIEDEN Op lokale schaal worden de afbakening en de voorwaarden voor de ontsluiting van de bestemmingsgebieden en de tracés van het voorontwerp en van elke liggingsvariant verder verfijnd na de gedetailleerde analyse van hun onderzoeksomtrek. Als één of verschillende liggingsvarianten aan het einde van fase C in overweging worden genomen, moet punt D herhaald worden voor elke van de liggingsvarianten. De onderzoeksomtrek van de bestemmingsgebieden van het voorontwerp en van de liggingsvarianten is dat deel van het grondgebied dat door de ontsluiting getroffen kan worden of dat bij vestiging ervan onder druk kan komen te staan. Hij kan dus verschillend zijn naar gelang van elk van de aspecten van de bestaande toestand aangezien hij afhankelijk is van de aard van het milieu (min of meer gevoelig voor de aan het project inherente wijzigingsfactoren) of van de overwogen drukfactor. (artikel 42, lid 2, 11o, van het Wetboek) D.1. Identificatie van de aan het project inherente wijzigingsfactoren van de omgeving De aspecten of componenten van het project die de omgeving zouden kunnen storen, worden geïdentificeerd en gerangschikt volgens hevigheid ervan (sterke, middelmatige, zwakke, te verwaarlozen of onbestaande verstoring) voor elk van de drie volgende stappen voor de uitvoering van het plan : • uitrusting van de bestemmingsgebieden, bouw van installaties en aanleg van infrastructuren; • werking van de activiteiten; • rehabilitatie van het activiteitsgebied. In dit geval hoeft de rehabilitatiefase niet in overweging te worden genomen daar de overwogen bestemmingsgebieden in principe onomkeerbaar zijn. De te onderzoeken wijzigingsfactoren van de omgeving worden in bijlage D.1 vermeld zonder volledigheid na te streven. D.2. Beschrijving van de bestaande rechtstoestand De elementen van de bestaande rechtstoestand die dreigen te lijden onder de effecten van de in D 1 geïdentificeerde wijzigingsfactoren van de omgeving, die men ″kwetsbaarheden van de omgeving″ (art. 42, tweede lid, 4o, van het Wetboek) zal noemen, of die drukfactoren vormen voor de geplande vestiging, dienen te worden aangeduid. Zij moeten in kaart worden gebracht. Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG. (artikel 42, lid 2, 5o, van het Wetboek)

50265

50266

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD De bestanddelen van een bestaande rechtstoestand worden in bijlage D.2 vermeld zonder volledigheid na te streven. D.3. Beschrijving van de bestaande feitelijke toestand De elementen van de bestaande feitelijke toestand die dreigen te lijden onder de effecten van de in D 1 geïdentificeerde wijzigingsfactoren van de omgeving, die men ″kwetsbaarheden van de omgeving″ zal noemen, of die drukfactoren vormen voor de geplande vestiging, dienen te worden aangeduid. Zij moeten in kaart worden gebracht. Er wordt een bijzondere aandacht besteed aan : - de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG; - de aanwezigheid van vestigingen die een hoog risico vertonen voor de personen, de goederen of het leefmilieu in de zin van richtlijn 96/82/EG; - de opneming van gebieden waarin bedrijven zich zouden kunnen vestigen die een hoog risico vertonen voor de personen, de goederen of het leefmilieu in de zin van richtlijn 96/82/EG. D.4. Voorstelling van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten bij de ontsluiting van de bestemmingsgebieden Vertrekkend van de ″kwetsbaarheden″ en van de ″drukfactoren″ die onder D.2. en D.3. geïdentificeerd zijn, moet worden gezocht naar de afbakeningsvarianten en de varianten van de ontsluitingsvoorwaarden voor de bestemmingsgebieden en de tracés van het voorontwerp. De varianten dienen ter voorkoming, ter vermindering of ter compensatie van de leefmilieueffecten en de drukfactoren voortvloeiend uit de vestiging. Een gelijkwaardige denkoefening zal in punt D.6. uitgevoerd worden na beoordeling van de milieueffecten van de hier geïdentificeerde varianten. De afbakeningsvarianten zijn wisseloplossingen voor de omtrek van het gebied. De uitvoeringsvarianten omvatten de bijkomende voorschriften en de andere denkbare inrichtingsmaatregelen (zie bijlage A). D.5. Beoordeling van de vermoedelijke effecten bij de verschillende stappen voor de uitvoering van het plan van de varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden (art. 42, lid 2, 8o en 9o van het Wetboek) Aangeduid dienen te worden de elementen van de bestaande rechtstoestand en van de bestaande feitelijke toestand die dreigen te lijden onder de effecten van de wijzigingsfactoren van de omgeving, gebonden aan de liggingsvarianten aangeduid onder punt C en aan de varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden aangeduid onder punt D om hun niet te verwaarlozen vermoedelijke (secundaire, cumulatieve, synergische, permanente en tijdelijke, zowel postieve als negatieve) effecten (op korte, middellange en lange termijn) op het leefmilieu, de landen bosbouwactiviteit duidelijk te maken. Die analyse dient uitgevoerd te worden voor elke stap in de uitvoering van de varianten : • uitrusting van de bestemmingsgebieden, bouw van installaties en aanleg van infrastructuren; • werking van de activiteiten; Met deze analyse moet eveneens worden vastgesteld of de in het voorontwerp van plan en zijn varianten (inzake ligging/afbakening/uitvoering) voorgestelde inrichting belangrijke effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu van de naburige Gewesten met het oog op de eventuele toepassing van de bepalingen van artikel 43, § 2, van het Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005. D.5.1 Identificatie van de voornaamste milieueffecten De te onderzoeken milieueffecten worden opgesomd in bijlage D.5. in een niet-beperkende lijst. D.5.2 Vergelijking van de varianten De effecten van het voorontwerp van plan en van de verschillende varianten op de omgeving worden vergeleken. D.5.3 Vermoedelijke evolutie bij niet-uitvoering van het plan Hier wordt de vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand onderzocht, mochten het plan of één van de bestanddelen ervan of een geheel van bestanddelen niet worden uitgevoerd (artikel 42, lid 2, 3o, van het Wetboek). (artikel 42, lid 2, 3o, van het Wetboek) D.6. Maatregelen die uitgevoerd dienen te worden ter voorkoming, vermindering of compensatie van de varianten voor de afbakening of ontsluitingsvoorwaarden (art. 42, lid 2, 10o, van het Wetboek). D.6.1. Uit te voeren maatregelen Doel is de maatregelen die moeten worden genomen om de negatieve effecten van de in D 4. bepaalde verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten te beperken, te verminderen of te compenseren, te identificeren. Het kan gaan om • een aanpassing van naburige bestemmingsgebieden; • bijkomende voorschriften; • andere inrichtingsmaatregelen. D.6.2. Doeltreffendheid van elke maatregel en inschatting van de (niet-reduceerbare) residuele effecten van het voorontwerp of zijn verschillende bestanddelen of gehelen van bestanddelen en elke variant D.6.3. Vergelijking van het voorontwerp of zijn verschillende bestanddelen of gehelen van bestanddelen en elke variant D.7. Raming van de kosten en termijnen van de uitvoering van de varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden De raming betreft de kostprijs en de termijn voor de uitvoering van de varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden, aangeduid onder punt D.4, en zij worden vergeleken met kostprijs en termijn van het voorontwerp of de bestanddelen of gehelen van bestanddelen en liggingsvarianten, aangeduid onder punt C.6. D.8. Vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd A. B. SYNTHESE VAN DE EVALUATIE (stemt gedeeltelijk overeen met artikel 42, lid 2, 11o, van het Wetboek) De voor- en nadelen van de verschillende varianten aangeduid onder punt C (liggingsvarianten) en onder punt D (varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden) worden hier vastgesteld. De resultaten worden hier besproken, met name ten opzichte van de inachtneming van artikel 1, § 1, ervan het Wetboek en ten opzichte van de inoverwegingname van de milieubeschermingsdoelstellingen aangeduid onder punt A.2.1., met inbegrip van de motiveringen van het voorontwerp.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Die synthese dient om te beslissen of het gepast is om het plan te wijzigen op grond van een vollediger wetenschappelijke analyse dan die waarop het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel gegrond was en, mocht dat het geval zijn, om te opteren voor een inrichting die verenigbaar is met art. 1, § 1,van het Wetboek. Zij maakt al dan niet een validering mogelijk van de motiveringen van het voorontwerp, aangeduid in punt A.1. Met deze synthese moet worden vastgesteld of de in het voorontwerp van plan en zijn varianten (inzake ligging/afbakening/uitvoeringsvoorwaarden) voorgestelde inrichting belangrijke effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu van de aangrenzende Gewesten met het oog op de eventuele toepassing van de bepalingen van artikel 43, § 2, van het Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005. Dat standpunt dient verantwoord te worden door de resultaten van het onderzoek. C. AANVULLINGEN F.1. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de belangrijke milieueffecten van de uitvoering van het gewestplan (artikel 42, lid 2, 13o, van het Wetboek) Hier wordt de lijst opgemaakt van de niet-verwaarloosbare effecten, worden opvolgingsindicatoren voor die effecten voorgesteld, evenals berekeningswijze ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, en hun grenswaarden. F.2. Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden (artikel 42, lid 2, 12o, van het Wetboek) Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te beschrijven en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn. F.3. Grenzen van het onderzoek Het betreft de punten van het onderzoek die in de milieueffectbeoordelingen diepgaand onderzocht zouden moeten worden, die bij de vergunningsaanvragen op de concrete projecten uitgevoerd zullen worden. D. NIET-TECHNISCH SAMENVATTING (maximum 30 bladzijden + illustraties) (art. 42, tweede 2, 14o, van het Wetboek) Die samenvatting moet verstaanbaar zijn voor een leek. Zij moet voldoende gedocumenteerd zijn en op zichzelf staan. Bijlage A Bijkomende voorschriften en andere inrichtingsmaatregelen Bijkomende voorschriften (artikel 23 WWROSP) De in artikel 23, tweede lid, 2o van het Wetboek bedoelde bijkomende voorschriften worden bepaald in artikel 41 en kunnen met name betrekking hebben op : • de bepaling van de bestemming van de gebieden; • de fasering van hun bezetting; • de omkeerbaarheid van de bestemmingen; • de dichtheid van de gebouwen of woningen; • de verplichting om een gemeentelijk plan van aanleg voorafgaand aan hun uitvoering uit te werken; • de verplichting om een voorafgaand gemeentelijk stedenbouwkundig reglement uit te werken; of nog enig ander soort voorschrift inzake stedenbouw of planologie. De in artikel 23, tweede lid, 2o, van het Wetboek bedoelde andere inrichtingsmaatregelen omvatten met name : 2, lid 3o, van het Wetboek) • de in of buiten de site geplande uitrustingen (infrastructuren voor vervoer, water-, gas-, elektriciteitaanvoer, riolering/zuivering); • de voorzieningen voor het milieubeheer en voor de vermindering van de effecten (zuiveringsstation, vergaarkom); • de maatregelen voor landschapsintegratie; Bijlage D.1. Wijzigingsfactoren van het milieu Wijzigingsfactor van het milieu gebonden aan de mobilisatie of de consumptie van natuurlijke hulpbronnen • Immobilisatie van de bodem en ondergrond (winning uit de bodem en de ondergrond ten opzichte van andere bestaande en potentiële menselijke activiteiten); • Waterconsumptie Wijzigingsfactoren van het milieu gebonden aan de lozingen en emissies van de activiteiten • Geluidshinder • Vaste, vloeibare en gasachtige lozingen, afvalstoffen. Wijzigingsfactoren van het milieu of risico’s gebonden aan de opslag van producten • Grondstoffen, processtoffen, producten, bijproducten en afvalstoffen,... Wijzigingsfactoren van het milieu gebonden aan de mobilisatie van de infrastructuren en openbare uitrustingen binnen en buiten de site • Mobilisatie van de wegen - verkeer; • Mobilisatie van de parkeerplaatsen; • Mobilisatie van de aanvoeruitrustingen (rechtverkrijgenden : water, elektriciteit, pijpleidingen,..); • Mobilisatie van de infrastructuren voor opvang en zuivering van afvalwater. Bijlage D.2. Bestaande rechtstoestand De volgende elementen moeten overwogen worden : • De omtrekken en de reglementaire inrichtingsgebieden;

50267

50268

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD gedecentraliseerde gemeenten en/of gemeenten die een gemeentelijk stedenbouwkundig reglement hebben goedgekeurd, omtrekken van gemeentelijke plannen van aanleg, gemeentelijk rioleringsplan, omtrekken vastgesteld in toepassing van het algemeen reglement op de bouwwerken in landelijk gebied,...; • De territoriale elementen onderworpen aan een bijzondere regelgeving : juridisch statuut van het wegennet en van de verbindingswegen; juridisch statuut van de bossen en wouden, autonoom net voor traag verkeer... • De vergunningsomtrekken met beperking van het burgerlijk recht : omtrekken van de bestaande verkavelingen, omtrekken waarvoor het rampfonds is tegemoetgekomen, onroerende goederen onderworpen aan het recht van voorkoop, onroerende goederen onderworpen aan de onteigening ten algemenen nutte... • De omtrekken gebonden aan de beleidsvormen inzake operationele inrichting : ruilverkavelingsomtrekken, stadsheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden... • De patrimoniale omtrekken en sites : beschermde monumenten en sites met inbegrip van de archeologische opgravingen, monumentaal erfgoed van België, lijst van de bomen en bijzondere hagen... • De omtrekken van leefmilieudrukfactoren (w.o. o.m. de voorkomingsomtrekken van waterwinningen, de Natura 2000-gebieden, de risicogebieden inzake overstromingen, de gebieden gebonden aan het overstromingsonderzoek, enz. • De landschappelijk waardevolle omtrekken : afbakening van de landschappelijk waardevolle omtrekken zoals opgenomen in het gewestplan. Bijlage D.3.

Bestaande feitelijke situatie Biofysisch milieu • Lucht en klimaat (waarvan windrichting) • Oppervlakte- en grondwater • Grond en ondergrond (waarvan het reliëf en de identificatie van afzettingen met een te beschermen hoge economische of patrimoniale waarde) • Biotopen; • Risico’s op natuurrampen en geotechnische drukfactoren waaraan de studieomtrek onderworpen is : - overstromingen; - karstnatuurfenomenen; - mijnrisico; - instorting; - grondverschuiving; - aardbevingsrisico. • Landschappelijk waardevolle omtrekken (naar gelang van de krachtlijnen van het landschap en de aanwezigheid van uitzonderlijke uitzichten) • Gebieden voor de aanleg van eventuele spaarbekkens. Menselijk milieu • Geluids- en geuromgeving; • Ligging van de woongebieden, stedenbouwkundige structuur en architecturale vorm van het bebouwd gedeelte en van de openbare ruimten; • culturele en natuurlijke erfgoederen; • Landschap en visuele omgeving; • Infrastructuren en uitrustingen; • Het verkeer van de langzame vervoermiddelen; • Aanwezigheid van onroerende goederen of van een beschermde site; • Net van openbare vervoersmiddelen en frequenties - bereikbaarheidskaarten. • Bestaan van kwetsbare gebieden bij SEVESO-vestigingen. De menselijke activiteiten • Aard en eigenschappen van de huidige en potentiële activiteiten (in het kader van het huidige gewestplan); • Gevoelige sociaal-culturele uitrustingen; • Andere menselijke bezigheden gevoelig voor de storende activiteiten; • Landbouwactiviteiten; • Andere economische activiteiten.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage D.5. Milieueffecten Effecten op lucht en klimaat • Eventuele verstoring van het microklimaat door hoge gebouwen (schaduw, turbulentie aan de voet van hoogbouw ...); • Eventuele deelneming aan de mistvorming door de emissie van stoffen in de lucht onder gunstige spreidingsvoorwaarden. • Eventuele uitstoot van broeikasgassen, energieverbruik. Effecten op het oppervlakte- en grondwater • Wijziging van het hydrogeologische stelsel van de waterhoudende en hydrologische lagen van de waterlopen gebonden aan de impregnatie van de gronden door de gebouwen en inrichtingen in de bodem (wegen en parkeerplaatsen); • Effecten op de rioleringsplannen (saneringsplan per onderstroomgebied), • Wijziging van de chemische en microbiologische kwaliteit en van de troebelheid van de waterlopen gebonden aan de lozingen van regen- en gezuiverd water; • Wijziging van het stelsel van de waterlopen gebonden aan de lozingen van regen- en gezuiverd water; • Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen; • Mogelijk gebruik van plaatselijke watervoorraden door het putten; • Karststelsel en instortingen door de bronbemaling van de lagen. • Wijziging van de stroomgebieden na rechttrekkingen van kleine beddingen van waterlopen; • Effecten op de kwaliteit van het ondergrondse water. Effecten op de grond en ondergrond • Onomkeerbare immobilisatie van de grond en ondergrond gebonden aan de ligging van de gebouwen en aan inrichtingen van de bodem door de wegen en parkeerplaatsen; • Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen • Kaarst- en/of mijninstortingen met hoge risico’s. • Grondverschuivingen wegens de aard van het geologisch substraat. Effecten op de fauna en de flora • Verwoesting en/of opdeling van de biotopen gebonden aan de ligging van de gebouwen, aan de inrichtingen van de bodem en aan de wijziging van het bodemreliëf; • Verslechtering van de ecotopen door gasachtige, vloeibare of vaste verontreinigende stoffen; • Verstoring van de fauna gebonden aan de activiteiten (geluid, bewegingen,...); • .Effect op de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EG (behoud van de vogelstand) en 92/43/EG (instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna = Natura 2000-netwerk). Effecten op de menselijke gezondheid en veiligheid • Verslechtering van de gezondheid gebonden aan lawaai geproduceerd door de wegen- en spoorweginfrastructuur, het luchtverkeer, de industrie en de activiteiten onderworpen aan een milieuvergunning; • Verslechtering van de gezondheid gebonden aan de emissie van atmosferische verontreinigende stoffen; • Inbreuk op de veiligheid gebonden aan de toename van het verkeer van motorfietsen, wagens, vrachtwagens op het wegennet; • Trillingen te wijten aan de processen van de ondernemingen (zeven, stamp- en breekmachines...) Effecten op aangenaam leefklimaat • Verslechtering van de geuromgeving door de emissie van gasachtige verontreinigende stoffen en zelfs afvalstoffen; • Verslechtering van de geluidsomgeving door de luidruchtige activiteiten en de toename van het verkeer; • Verslechtering van de visuele kwaliteit gebonden aan de volumetrie of aan de architecturale en stedenbouwkundige samenstelling van de toekomstige gebouwen alsmede aan de vermoedelijke wijzigingen van het bodemreliëf om ze te bouwen. Effecten op de materiële en patrimoniale goederen • Beschadiging van de patrimoniale onroerende goederen door de atmosferische emissies van enkele verontreinigende industrieën; • Schade aan eventuele archeologische plaatsen. • Impact op de vastgoedtoestand. Effecten op mobiliteit, verkeersnetten en infrastructuren • Scheiding van het verkeer per vervoersmiddel • Ongeschikte mobilisatie van de verkeersinfrastructuren verantwoordelijk voor de gevolgen op de vlotte doorstroming van het verkeer • Verstoring door een ongeschikte last op het netwerk voor bruikbaarheid en zuivering van water • Overbelasting van de elektriciteits-, gas- en communicatienetten. Effecten op de activiteiten • Effect op de primaire activiteiten (landbouw, bosbouw) die aanwezig zijn op de site van het voorontwerp gebonden aan de mobilisatie van de grond en ondergrond • Effect op enkele gebruiken van de bodem en voortdurende of toevallige gevoelige activiteiten (woonplaatsen, toerisme...) gebonden aan eventuele geluids- of reukshinder.

50269

50270


AUTRES ARRETES — ANDERE BESLUITEN SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

Transport terrestre

Vervoer te Land

[C − 2007/14290] 12 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté ministériel portant nomination de membres du Comité consultatif auprès de la Société nationale des Chemins de fer belges

[C − 2007/14290] 12 SEPTEMBER 2007. — Ministerieel besluit tot benoeming van leden van het Raadgevend Comité bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen De Minister van Mobiliteit,

Le Ministre de la Mobilité, Vu la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, notamment l’article 47; Vu l’arrêté royal du 4 juin 2002 portant règlement de la composition et du fonctionnement du Comité consultatif auprès de la Société nationale des Chemins de fer belges, et en particulier son article 2 précisant que le comité compte autant de membres d’expression néerlandaise que d’expression franç aise et compte au minimum un tiers de membres de chaque sexe, son article 3 précisant les catégories de membres qui doivent être représentées au sein du comité et son article 5 précisant que le ministre qui a le transport dans ses attributions nomme les membres du comité pour un mandat renouvelable de trois ans; Vu l’arrêté ministériel du 15 juillet 2002 portant nomination des membres du comité consultatif auprès de la Société nationale des Chemins de Fer belges; Vu la proposition reç ue de la Confédération des Syndicats chrétiens de Belgique, visant au remplacement de ses représentants au sein du Comité consultatif auprès de la Société nationale des Chemins de Fer belges,

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid artikel 47; Gelet op het koninklijk besluit van 4 juni 2002 tot regeling van de samenstelling en werking van het Raadgevend Comité bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en in het bijzonder artikel 2 dat bepaalt dat het comité evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden telt en bovendien minstens één derde van de leden tot elk geslacht behoort, artikel 3 dat de verschillende belangengroepen bepaalt die in het comité moeten vertegenwoordigd zijn en artikel 5 dat bepaalt dat de minister bevoegd voor het vervoer de leden van het comité voor een hernieuwbaar mandaat van drie jaar benoemt; Gelet op het ministerieel besluit van 15 juli 2002 tot benoeming van de leden van het Raadgevend Comité bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen; Gelet op het voorstel van het Algemeen Christelijk Vakverbond van België, houdende de vervanging van haar vertegenwoordigers binnen het Raadgevend Comité bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, Besluit :

Arrête : er

Article 1 . Est nommé en tant que membre effectif du Comité consultatif auprès de la Société nationale des Chemins de Fer belges :

Artikel 1. Wordt benoemd tot effectief lid van het Raadgevend Comité bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen :

— au titre de représentant de la Confédération des Syndicats chrétiens de Belgique :

— als vertegenwoordiger van het Algemeen Christelijk Vakverbond van België :

M. Koen De Mey, en remplacement de M. Michel Bovy (Confédération des Syndicats Chrétiens de Belgique).

De heer Koen De Mey, ter vervanging van de heer Michel Bovy (Algemeen Christelijk Vakverbond van België).

Art. 2. Est nommé en tant que membre suppléant du Comité consultatif auprès de la Société nationale des Chemins de Fer belges :

Art. 2. Wordt benoemd als plaatsvervangend lid van het Raadgevend Comité bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen :

— au titre de représentant de la Confédération des Syndicats chrétiens de Belgique :

— als vertegenwoordiger van het Algemeen Christelijk Vakverbond van België :

M. Jehan Decrop, en remplacement de Mme Katrien Verwimp (Confédération des Syndicats Chrétiens de Belgique).

De heer Jehan Decrop, ter vervanging van Mevr. Katrien Verwimp (Algemeen Christelijk Vakverbond van België).

Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.

Art. 3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Bruxelles, le 12 septembre 2007.

Brussel, 12 september 2007.

R. LANDUYT

R. LANDUYT


FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [2007/12571]

[2007/12571] Personnel. — Nominations

Personeel. — Benoemingen

Par arrêté royal du 17 août 2007, M. Guy Denuit, attaché stagiaire, est nommé en qualité d’agent de l’Etat au titre d’attaché dans la classe de métiers A2 « Emploi », à partir du 1er juin 2007 avec effet rétroactif au 1er juin 2006.

Bij koninklijk besluit van 17 augustus 2007 wordt de heer Guy Denuit, stagedoend attaché, met ingang van 1 juni 2007 tot rijksambtenaar benoemd in de titel van attaché in de vakklasse A2 « Tewerkstelling », met terugwerkende kracht vanaf 1 juni 2006.

Par arrêté royal du 17 août 2007, Mme Valérie Deliège, attachée stagiaire, est nommée en qualité d’agent de l’Etat au titre d’attachée dans la classe de métiers A1 « Emploi », à partir du 16 mai 2007 avec effet rétroactif au 16 mai 2006.

Bij koninklijk besluit van 17 augustus 2007 wordt Mevr. Valérie Deliège, stagedoend attaché, met ingang van 16 mei 2007 tot rijksambtenaar benoemd in de titel van attaché in de vakklasse A1 « Tewerkstelling », met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2006.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Un recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut être soumis à la section d’administration du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.

50271

Een beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten met individuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden.


FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG [2007/12572]

[2007/12572] Personnel. — Nominations

Personeel. — Benoemingen

Par arrêté royal du 28 août 2007, M. Pieter Bolle est nommé en qualité d’agent de l’Etat dans la classe de métier A2 - Technologie de l’Information et de la Communication comme attaché, à partir du 1er juillet 2007 et avec effet rétroactif au 1er juillet 2006.

Bij koninklijk besluit van 28 augustus 2007 wordt de heer Pieter Bolle, met ingang van 1 juli 2007, tot rijksambtenaar benoemd in de vakklasse A2 - Informatie- en Communicatietechnologie als attaché en met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2006.

Par arrêté royal du 28 août 2007, M. Johan Broos est nommé en qualité d’agent de l’Etat dans la classe de métier A2 - Emploi comme attaché, à partir du 15 mai 2007 et avec effet rétroactif au 15 mai 2006.

Bij koninklijk besluit van 28 augustus 2007 wordt de heer Johan Broos, met ingang van 15 mei 2007, tot rijksambtenaar benoemd in de vakklasse A2 - Tewerkstelling als attaché en met terugwerkende kracht vanaf 15 mei 2006.

Un recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut être soumis à la section administration du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.

Een beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten met individuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden.



[2007/12570]

[2007/12570]

Personnel. — Pension

Personeel. — Pensioen

Par arrêté royal du 17 août 2007, démission honorable de ses fonctions est accordée à M. Pierre Monnier, attaché, à partir du 1er août 2007.

Bij koninklijk besluit van 17 augustus 2007 wordt met ingang van 1 augustus 2007 eervol ontslag verleend aan de heer Pierre Monnier, attaché.



[2007/12580] Règlement général pour la protection du travail Certificat de secouriste

[2007/12580] Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming Getuigschrift van hulpverlener

Par arrêté ministériel du 19 septembre 2007, l’ASBL Espace Formation PME, rue de Stalle 292bis, à 1180 Bruxelles, est autorisée à délivrer le certificat de secouriste visé à l’article 177 du Règlement général pour la protection du travail.

Bij ministerieel besluit van 19 september 2007 wordt de VZW Espace Formation PME, De Stallestraat 292bis, te 1180 Brussel, gemachtigd het in het artikel 177 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming bedoelde getuigschrift van hulpverlener uit te reiken.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID [2007/23329]

[2007/23329]

Institut national d’assurance maladie-invalidité. — Conseil technique des voiturettes, institué auprès du Service des soins de santé. Démission et nomination de membres

Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. — Technische raad voor rolstoelen, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging. — Ontslag en benoeming van leden

Par arrêté royal du 31 août 2007, qui entre en vigueur le jour de la présente publication, démission honorable de leurs fonctions de membres du Conseil technique des voiturettes, institué auprès du Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est accordée à Mme Maes, A. et M. Durinck, M., membres effectifs et à Mmes Henne, V. et Marlière, G., membres suppléants.

Bij koninklijk besluit van 31 augustus 2007, dat in werking treedt de dag van deze bekendmaking, wordt eervol ontslag uit hun functies van leden van de Technische raad voor rolstoelen, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, verleend aan Mevr. Maes, A. en de heer Durinck, M., werkende leden en aan de dames Henne, V. en Marlière, G., plaatsvervangende leden.

50272


Par le même arrêté, sont nommés membres audit Conseil :

Bij hetzelfde besluit, worden benoemd tot leden bij genoemde raad :

1° au titre de représentants d’organismes assureurs, Mme De Koekelare, K., en qualité de membre effectif et M. Massart, Ch., en qualité de membre suppléant, en remplacement respectivement de M. Durinck, M. et Mme Henne, V., dont ils achèveront le mandat;

1° als vertegenwoordigers van verzekeringsinstellingen, Mevr. De Koekelare, K., in de hoedanigheid van werkend lid en de heer Massart, Ch., in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid, ter vervanging van respectievelijk de heer Durinck, M. en Mevr. Henne, V., wier mandaat zij zullen voleindigen;

2° au titre de représentants du Conseil supérieur national des personnes handicapées, Mme Marlière, G., en qualité de membre effectif et M. Thiange, P., en qualité de membre suppléant, en remplacement respectivement de Mmes Maes, A. et Marlière, G., dont ils achèveront le mandat.

2° als vertegenwoordigers van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap, Mevr. Marlière, G., in de hoedanigheid van werkend lid en de heer Thiange, P., in de hoedanigheid van plaatsvervangend lid, ter vervanging van respectievelijk de dames Maes, A. en Marlière, G., wier mandaat zij zullen voleindigen.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C − 2007/09834]

[C − 2007/09834] Ordre judiciaire

Rechterlijke Orde

Par arrêtés ministériels du 19 septembre 2007, est prolongée pour une période de six mois prenant cours le 1er octobre 2007, la durée du stage de :

Bij ministeriële besluiten van 19 september 2007, is verlengd voor een periode van zes maanden met ingang van 1 oktober 2007, de duur van de stage van :

— M. Bouckaert, S., stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Malines;

— de heer Bouckaert, S., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Mechelen;

— M. Bleyen, F., stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Hasselt;

— de heer Bleyen, F., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Hasselt;

— Mme Lecocq, A., stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Tongres;

— Mevr. Lecocq, A., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Tongeren;

— Mme De Ridder, J.; — M. Tasset, J.-H., stagiaires judiciaires dans l’arrondissement judiciaire de Bruxelles; — Mme Schmitz, S.;

— Mevr. De Ridder, J.; — de heer Tasset, J.-H., gerechtelijke stagiairs voor het gerechtelijk arrondissement Brussel; — Mevr. Schmitz, S.;

— Mme Vandewalle, E., stagiaires judiciaires dans l’arrondissement judiciaire de Nivelles;

— Mevr. Vandewalle, E., gerechtelijke stagiairs voor het gerechtelijk arrondissement Nijvel;

— M. Stallaert, S., stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Termonde;

— de heer Stallaert, S., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Dendermonde;

— M. Bouche, M.;

— de heer Bouche, M.;

— M. Decoker, J.;

— de heer Decoker, J.;

— M. Haelterman, J.;

— de heer Haelterman, J.;

— Mme Hameeuw, V., stagiaires judiciaires dans l’arrondissement judiciaire de Gand;

— Mevr. Hameeuw, V., gerechtelijke stagiairs voor het gerechtelijk arrondissement Gent;

— M. Gheeraert, F., stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Bruges;

— de heer Gheeraert, F., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Brugge;

— Mme Plaskie, A., stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Courtrai;

— Mevr. Plaskie, A., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Kortrijk;

— M. Xhonneux, R., stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Verviers;

— de heer Xhonneux, R., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Verviers;

— Mme Urbain, S., stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Charleroi;

— Mevr. Urbain, S., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Charleroi;

— M. Mary, G., stagiaire judiciaire dans l’arrondissement judiciaire de Mons.

— de heer Mary, G., gerechtelijk stagiair voor het gerechtelijk arrondissement Bergen.

Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut être soumis à la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.

Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akten met individuele strekking kan voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden.

50273

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2007/09833] Personnel. — Désignation comme adjoint bilingue francophone auprès du Directeur général néerlandophone des Etablissements pénitentiaires. — Erratum

[C − 2007/09833] Personeel. — Aanwijzing als Franstalig tweetalig adjunct van de Nederlandstalige Directeur-generaal Penitentiaire inrichtingen. — Erratum

Au Moniteur belge n° 265, du 7 septembre 2007, deuxième édition, page 47703, concernant la désignation du M. Eric Leytens, comme adjoint bilingue francophone, il y a lieu de remplacer : « né à Berchem-Sainte-Agathe le 12 janvier 1952 », par : « né à Berchem-SainteAgathe le 12 janvier 1957 ».

In het Belgisch Staatsblad nr. 265, van 7 september 2007, editie twee, pagina 47703, over de aanwijzing van de heer Eric Leytens als Franstalige tweetalige adjunct, dient : « geboren te Sint-AgathaBerchem op 12 januari 1952 », te worden vervangen door : « geboren te Sint-Agatha-Berchem op 12 januari 1957 ».

Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, un recours peut être introduit endéans les soixante jours après cette publication.

Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad Van State kan beroep worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking.

La requête doit être envoyée, sous pli recommandé à la poste, au Conseil d’Etat, rue de la Science 33, 1040 Bruxelles.

Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief te worden toegezonden aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel.


VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

VLAAMSE OVERHEID [C − 2007/36642] Het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. — Pedagogische Begeleidingsdienst Oproep tot de kandidaten voor de functie van pedagogisch begeleider gewoon kleuteronderwijs (2 FT) Het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, informeert de geïnteresseerden erover dat volgende oproep werd gepubliceerd : een oproep tot de kandidaten (m/v) voor een aanstelling als pedagogisch begeleider gewoon kleuteronderwijs bij de Pedagogische Begeleidingsdienst (PBD) van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (2 FT). De oproep geldt voor het invullen van een effectieve vacature (2 FT) en het aanleggen van een wervingsreserve. In de oproep zijn de voorwaarden voor deelname en de modaliteiten in verband met de inschrijving en de specifieke selectiecriteria opgenomen. De limietdatum voor inzending van het inschrijvingsformulier is vastgesteld op donderdag 11 oktober 2007. De oproep, verschenen via de GO! Dagkrant van woensdag 26 september 2007, kan ingekeken worden in iedere instelling van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en kan geraadpleegd/gedownload worden via www.g-o.be/algemeen-pers/jobs/vacatures. Een exemplaar van de oproep kan ook aangevraagd worden bij de centrale administratieve diensten van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap op telefoonnummer : 02-790 94 61 of 02-790 94 75.

*

VLAAMSE OVERHEID Bestuurszaken [C − 2007/36586] Binnenlands bestuur ANTWERPEN. — Bij besluit van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering van 14 augustus 2007, wordt de nietigheid vastgesteld van het besluit van 11 mei 2007 van het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen houdende het opleggen van de tuchtsanctie van de schorsing gedurende één maand aan S. V.C.

50274

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Landbouw en Visserij

[C − 2007/36612] Aanwerving van een contractueel stafmedewerker directie voor het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) is een wetenschappelijke instelling bij het beleidsdomein Landbouw en Visserij. Het ILVO is een multidisciplinaire instelling met focus op de ondersteuning van een duurzame landbouw, tuinbouw en visserij. Het bestaat uit 4 eenheden die gevestigd zijn in Merelbeke, Melle en Oostende. Het ILVO beschikt over een proefoppervlakte van 200 ha en een uitgebreide infrastructuur van laboratoria, proefstallen, serres, loodsen, aquaria en een proefzuivelfabriek. Het ILVO, met een totaal van circa 500 personeelsleden, schakelt ongeveer 200 onderzoekers in. Ongeveer de helft van de personeelsleden werkt voor de Vlaamse overheid; de anderen zijn tewerkgesteld bij het Eigen Vermogen van het ILVO op basis van projecten contractonderzoek. Het ILVO werft een contractuele wetenschappelijke attaché (m/v) aan voor de Eenheid Dier - Visserij met standplaats in Oostende. De kerntaak van deze functie is als adjunct van de directeur het Instellingshoofd en de directie bijstaan voor het bereiken van de visie, de doelstellingen en de performantie-indicatoren. Je adviseert, ondersteunt en rapporteert zaken die o.a. te maken hebben met : - Beheerscontrole op proactieve wijze. - Opvolgen van de beheersovereenkomst en de performantie-indicatoren. - Optimalisering financiële opvolging dienstverlening (inbegrepen kosten/baten analyse). - Risico planning en management. - Interne en externe kwaliteitsaspecten. - Beheer onderzoeksprojecten. - Contracten, samenwerkingsakkoorden en intellectuele eigendommen. Je leidt, ondersteunt en motiveert de medewerkers. Je zorgt voor het actief beheer van de duurzame activa. Je relateert, via een uit te werken analytische boekhouding, kosten en opbrengsten aan de projecten. Je verzorgt de interne controle en audit. Je verzekert het respect van een ethische code en integriteit rond de organisatie en het onderzoek. Je zorgt voor de valorisatie van het onderzoek. Je coördineert raamovereenkomsten en algemene offerteaanvragen. Je zorgt mee voor statistische gegevens i.v.m. uitgaven/inkomsten. Je steunt de performantie van de organisatie. Contactpersoon : Prof. dr. ir. Erik Van Bockstaele, administrateur-generaal van het ILVO, Burg. Van Gansberghelaan 96, bus 1, 9820 Merelbeke, tel. : 09-272 25 02, e-mail : [email protected] Wij bieden jou : - een contractuele functie; - een boeiende, uitdagende functie; - extra’s : glijdende werktijden, opleidingsmogelijkheden, hospitalisatieverzekering en een interessante verlofregeling. Interesse ? De uitgebreide functieomschrijvingen vind je terug op www.ilvo.vlaanderen.be Voor extra informatie over de inhoud van de functies kan je contact opnemen met de contactpersoon of prof. dr. ir. Erik Van Bockstaele, administrateur-generaal van het ILVO, Burg. Van Gansberghelaan 96, bus 1, 9820 Merelbeke, tel. : 09-272 25 02, e-mail : [email protected] Kandidaatstelling : om te solliciteren, stuur je gestandaardiseerd CV, dat je kunt vinden op http://personeel.vlaanderen.be/wervingen, naar : Prof. dr. ir. Erik Van Bockstaele, administrateur-generaal van het ILVO, Burg. Van Gansberghelaan 96, bus 1, 9820 Merelbeke, tel. : 09-272 25 02, e-mail : [email protected] We verwachten je kandidatuur uiterlijk op 15 oktober 2007. De Vlaamse overheid wil de samenleving waarvoor zij zich inzet zo goed mogelijk weerspiegelen. Kandidaten worden dan ook geselecteerd op basis van hun kwaliteiten en vaardigheden, ongeacht geslacht, afkomst of handicap. Op hun verzoek kunnen voor personen met een handicap bepaalde aanpassingen gebeuren om deel te nemen aan de selectie.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie

[C − 2007/36581] 7 SEPTEMBER 2007. — Ministerieel besluit houdende de vervanging en de benoeming van de leden en hun plaatsvervangers in de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen die voorgedragen worden door de natuur- en milieuverenigingen en door de organisaties vertegenwoordigd in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Gelet op het decreet van 29 april 1991 tot instelling van een Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieuen natuurverenigingen, in het bijzonder artikel 3, § 1, § 3, § 5 en § 6; Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende invoering van een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen, in het bijzonder de artikelen 3, 4 en 9; Gelet op het besluit van de Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006, 30 juni 2006, 1 september 2006, 15 juni 2007 en 28 juni 2007, in het bijzonder de artikelen 3, § 11, 2° en 3° en 7, 5°; Overwegende dat de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen opnieuw samengesteld werd bij ministeriële besluiten van 12 december 2003; dat een van deze ministeriële besluiten de vervanging en de herbenoeming betrof van de leden en plaatsvervangers die voorgedragen worden door de natuur- en milieuverenigingen; Overwegende dat de duur van deze mandaten vier jaar bedraagt en hernieuwbaar is; dat het lidmaatschap echter eindigt op de datum waarop de organisatie of vereniging die de voordracht deed, aan de Vlaamse Regering meldt dat het betrokken lid niet langer haar vertegenwoordiger is, waarbij terzelfder tijd een nieuw lid wordt voorgedragen; Gelet op het schrijven van de Bond Beter Leefmilieu vzw van 9 juli 2007; Overwegende dat Mevr. Saar Van Hauwermeiren bij voormeld ministerieel besluit van 12 december 2003 op voordracht van de natuur- en milieuverenigingen, meer bepaald van de Bond Beter Leefmilieu, werd benoemd als werkend lid van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen; overwegende dat de Bond Beter Leefmilieu bij voormeld schrijven het ontslag meldt van Mevr. Saar Van Hauwermeiren als werkend lid en tegelijkertijd Mevr. Julie Vinson en in dubbele lijst de heer Johan Vanerom voordraagt als werkend lid; Overwegende dat Mevr. Esmeralda Borgo bij voormeld ministerieel besluit van 12 december 2003 op voordracht van de natuur- en milieuverenigingen, meer bepaald van de Bond Beter Leefmilieu, werd benoemd als werkend lid van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen; overwegende dat de Bond Beter Leefmilieu bij voormeld schrijven het ontslag meldt van Mevr. Esmeralda Borgo als werkend lid en tegelijkertijd Mevr. Ilse Smitz en in dubbele lijst de heer Joris Gansemans voordraagt als werkend lid; Overwegende dat de heer Filip Lenders bij voormeld ministerieel besluit van 12 december 2003 op voordracht van de natuur- en milieuverenigingen, meer bepaald van de Bond Beter Leefmilieu, werd benoemd als plaatsvervangend lid van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen; overwegende dat de Bond Beter Leefmilieu bij voormeld schrijven het ontslag meldt van de heer Filip Lenders als plaatsvervangend lid en tegelijkertijd de heer Johan Vanerom en in dubbele lijst Mevr. Julie Vinson voordraagt als plaatsvervangend lid, Besluit : Artikel 1. Wordt, met ingang van de datum van dit besluit, op voordracht van een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut met uitsluitend als doelstelling het leefmilieu of het natuurbehoud, met name de Bond Beter Leefmilieu, bij dit besluit benoemd als effectief lid van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, ter vervanging en ter voltooiing van het mandaat van Mevr. Saar Van Hauwermeiren : — Mevrouw Julie Vinson Jozef Hendrickxstraat 114 2900 Schoten Art. 2. Wordt, met ingang van de datum van dit besluit, op voordracht van een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut met uitsluitend als doelstelling het leefmilieu of het natuurbehoud, met name de Bond Beter Leefmilieu, bij dit besluit benoemd als effectief lid van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, ter vervanging en ter voltooiing van het mandaat van Mevr. Esmeralda Borgo : — Mevrouw Ilse Smitz Bergbosstraat 31 9820 Merelbeke Art. 3. Wordt, met ingang van de datum van dit besluit, op voordracht van een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut met uitsluitend als doelstelling het leefmilieu of het natuurbehoud, met name de Bond Beter Leefmilieu, bij dit besluit benoemd als plaatsvervangend lid van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, ter vervanging en ter voltooiing van het mandaat van de heer Filip Lenders : — De heer Johan Vanerom Jan Van Droogenbroeckstraat 31 2890 Sint Amands Art. 4. Dit besluit zal aan betrokkenen worden meegedeeld en een afschrift ervan zal ter publicatie aan het Belgisch Staatsblad worden toegezonden.


Mevr. H. CREVITS

50275

50276

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie

[C − 2007/36579] 11 SEPTEMBER 2007. — Beslissing van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt met betrekking tot de toekenning van een leveringsvergunning voor elektriciteit aan REIBEL NV (BESL-2007-112) De Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en de Gasmarkt, Gelet op artikel 17 van het decreet van 17 juli 2000 houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2001 met betrekking tot de leveringsvergunningen voor elektriciteit; Overwegende, Dat REIBEL NV, hierna genoemd ″de aanvrager″, op 10 juli 2007, bij de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en de Gasmarkt, hierna genoemd « de VREG », een aanvraag heeft ingediend tot het bekomen van een vergunning voor de levering van elektriciteit via het distributienet aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest; Dat de aanvrager op vraag van de VREG bijkomende informatie heeft verstrekt om het aanvraagdossier te vervolledigen; Dat het dossier op 31 augustus 2007 volledig werd verklaard; Dat de aanvrager hierin aantoont dat hij voldoet aan de voorwaarden inzake financiële capaciteit vastgesteld in hoofdstuk II, afdeling I van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2001 met betrekking tot de leveringsvergunningen voor elektriciteit, zonder dat dit kan beschouwd worden als een goedkeuring of bekrachtiging van de inhoud van het door de aanvrager ingediende business- en financieel plan door de VREG; Dat de aanvrager hierin aantoont dat hij voldoet aan de voorwaarden inzake technische capaciteit vastgesteld in hoofdstuk II, afdeling I van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2001 met betrekking tot de leveringsvergunningen voor elektriciteit; Dat de aanvrager hierin eveneens aantoont te voldoen aan de voorwaarden inzake professionele betrouwbaarheid en inzake de capaciteit om aan de behoeften van de klanten te voldoen, zoals bepaald in hoofdstuk II, afdeling II, van voornoemd besluit van de Vlaamse Regering; Dat de aanvrager «bevestigt te voldoen aan de voorwaarden inzake de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid ten opzichte van de netbeheerders, vastgesteld in hoofdstuk II, afdeling III, van hetzelfde besluit; Dat de aanvrager bijgevolg voldoet aan de bepalingen van artikelen 2 tot en met 11 van het betreffende besluit; Dat de aanvrager verklaart te zullen voldoen aan de openbare dienstverplichtingen opgelegd op grond van artikel 19, 2° van het Elektriciteitsdecreet,

Beslist : Artikel 1. Aan REIBEL NV met maatschappelijke zetel Vilvoordselaan 200, 1000 Brussel, België en ondernemingsnummer 0426.767.732 wordt een leveringsvergunning toegekend voor de levering van elektriciteit via het distributienet aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest. De leveringsvergunning is geldig voor een onbepaalde termijn. Art. 2. De aanvrager zal spontaan, ten laatste op 31 mei van elk kalenderjaar en voor de eerste maal op 31 mei 2008, en verder na elke aanvraag van de VREG, de informatie verschaffen bedoeld in hoofdstuk VII van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2001 met betrekking tot de leveringsvergunningen voor elektriciteit. Art. 3. De beslissing tot toekenning van de leveringsvergunning zal worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in de daartoe geëigende publicaties van de VREG.


Voor de VREG : André Pictoel, gedelegeerd bestuurder.

50277

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C − 2007/36619] Natuurbehoud. — Hoogdringende onteigening Een besluit van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur van 13 december 2005 bepaalt de hoogdringende onteigening ten algemenen nutte van een onroerend goed gelegen te Nieuwpoort, met een oppervlakte van 72 a 98 ca, om redenen van natuurbehoud. 1. Geografische omschrijving : Onroerend goed gelegen langs de Kustweg op het grondgebied van de stad Nieuwpoort. 2. Kadastrale gegevens : Nieuwpoort, 1e Afdeling, Sectie H, nummer 5 S 3. 3. Redenen van uitvaardigen van het besluit : De verwerving van het gebied door het Vlaamse Gewest is noodzakelijk voor het veilig stellen van de aanwezige actuele en de optimalisatie van de potentiële faunistische, floristische en andere ecologische waarden en voor de aanwijzing ervan als Vlaams natuurreservaat. 4. Bevoegde instantie : Het Vlaamse Gewest, Agentschap voor Natuur en Bos. 5. Plannen ter inzage bij : Agentschap voor Natuur en Bos Gebouw Graaf de Ferraris, 4e verdieping Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 Brussel 6. Wettelijke basis : — wet van 26 juli 1962 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte en de concessies voor de bouw van autosnelwegen, inzonderheid artikel 5 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigeningen ten algemenen nutte; — decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, inzonderheid artikel 41, § 1.

* VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [C − 2007/36587] Ruimtelijke Ordening. — Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan PROVINCIE WEST-VLAANDEREN. — Bij besluit van 31 augustus 2007 van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening is van goedkeuring onthouden het provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan « Vulsteke » te Staden van de provincie West-Vlaanderen, bestaande uit een bestemmingsplan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften en een weergave van de bestaande en juridische toestand.

* VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [C − 2007/36589] Ruimtelijke Ordening. — Plan van aanleg JABBEKE. — Bij besluit van 4 september 2007 van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening is van goedkeuring onthouden het bijgaand bijzonder plan van aanleg « Bekedijkstraat » – herziening van de gemeente Jabbeke, bestaande uit een plan van de bestaande toestand en uit een bestemmingsplan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften.

* VLAAMSE OVERHEID Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed [C − 2007/36588] Ruimtelijke Ordening. — Plan van aanleg LUBBEEK. — Bij besluit van 7 september 2007 van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening is van goedkeuring onthouden het bijgaand bijzonder plan van aanleg « Rustoord Binkom » genaamd van de gemeente Lubbeek, bestaande uit een plan van de bestaande toestand en een bestemmingsplan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften.

50278


REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2007/202852] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la SPRL Serge Michaux et Cie, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par la SPRL Serge Michaux et Cie, le 23 août 2007; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La SPRL Serge Michaux et Cie, sise Charreau de Neffe 99, à 5500 Dinant, est enregistrée en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2007-09-05-01. § 2. Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets ménagers et assimilés; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, sont autorisés sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de collecte ou de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 5 septembre 2007. R. FONTAINE, Dr Sc.

50279

50280

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2007/202853] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Yohan Duhamel, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par M. Yohan Duhamel, le 3 septembre 2007; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. M. Yohan Duhamel, rue de Leuze 46, à 7950 Chièvres, est enregistré en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2007-09-05-02. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : — déchets ménagers et assimilés; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrant pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrant transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrant transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrant n’ait été entendu. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 5 septembre 2007. R. FONTAINE, Dr Sc.

50281

50282

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2007/202854] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la « NV Garage Transport Gheeraert », en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par la « NV Garage Transport Gheeraert », le 28 août 2007; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La « NV Garage Transport Gheeraert », sise Autobaan 10, à 8210 Zedelgem, est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2007-09-05-03. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets ménagers et assimilés; — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 5 septembre 2007. R. FONTAINE, Dr Sc.

50283

50284

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2007/202855] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la « NV Internationaal Transport Gheeraert », en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par la « NV Internationaal Transport Gheeraert », le 28 août 2007; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La « NV Internationaal Transport Gheeraert », sise Autobaan 10, à 8210 Zedelgem, est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2007-09-05-04. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets ménagers et assimilés; — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 5 septembre 2007. R. FONTAINE, Dr Sc.

50285

50286

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2007/202856] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Luc Dufour, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par M. Luc Dufour, le 9 septembre 2007; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. M. Luc Dufour, boulevard Zénobe Gramme 33, à 4040 Herstal, est enregistré en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2007-09-05-05. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets ménagers et assimilés; — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrant pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrant transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrant transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrant n’ait été entendu. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 5 septembre 2007. R. FONTAINE, Dr Sc.

50287

50288

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [2007/202857] Direction générale des Ressources naturelles et de l’Environnement. — Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de Mme Sandrine Leleu, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, modifié par le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, par l’arrêt de la Cour d’arbitrage no 81/97 du 17 décembre 1997, par le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, par le décret du 27 novembre 1997 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 15 février 2001, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 20 décembre 2001 en vue de l’instauration d’une obligation de reprise de certains biens ou déchets, par le décret du 18 juillet 2002 modifiant le Code wallon de l’Aménagement du Territoire, de l’Urbanisme et du Patrimoine, par le décret du 19 septembre 2002 modifiant les décrets du 27 juin 1996 relatif aux déchets et du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et le décret du 15 mai 2003 modifiant le décret du 11 septembre 1985 organisant l’évaluation des incidences sur l’environnement dans la Région wallonne, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets et le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, par le décret du 16 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 15 juin 2006 modifiant, en exécution de l’article 1er du décret-programme du 3 février 2005 de relance économique et de simplification administrative, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, par le décret du 22 mars 2007 et par le décret du 31 mai 2007 relatif à la participation du public en matière d’environnement; Vu le décret du 25 juillet 1991 relatif à la taxation des déchets en Région wallonne, modifié par le décret du 17 décembre 1992, le décret du 22 décembre 1994, le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, le décret-programme du 19 décembre 1996 portant diverses mesures en matière de finances, emploi, environnement, travaux subsidiés, logement et action sociale, le décret du 19 décembre 1996, le décret-programme du 17 décembre 1997 portant diverses mesures en matière d’impôts, taxes et redevances, de logement, de recherche, d’environnement, de pouvoirs locaux et de transports, le décret du 16 juillet 1998, le décret-programme du 16 décembre 1998 portant diverses mesures en matière d’impôts, de taxes, d’épuration des eaux usées et de pouvoirs locaux, le décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement, du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes, par l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 décembre 2001 relatif à l’introduction de l’euro en matière de déchets, par le décret du 22 octobre 2003, par le décret du 1er avril 2004 relatif à l’assainissement des sols pollués et aux sites d’activités économiques à réhabiliter; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 9 juin 1994 pris en application du Règlement 259/93/CEE du 1er février 1993 concernant la surveillance et le contrôle des transferts de déchets à l’intérieur, à l’entrée et à la sortie de la Communauté européenne, modifié par les arrêtés du Gouvernement wallon des 16 octobre 1997, 20 décembre 2001 et 13 novembre 2002; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu la demande introduite par Mme Sandrine Leleu, le 28 août 2007; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. Mme Sandrine Leleu, Doornzelestraat 114, à 9000 Gent, est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2007-09-05-06. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : — déchets inertes; — déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : — déchets ménagers et assimilés; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; — déchets dangereux; — huiles usagées; — PCB/PCT; — déchets animaux; — déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; c) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; d) la date du transport; e) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; f) la destination des déchets; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; h) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 259/93/CEE du Conseil du 1er février 1993 relatif aux transferts de déchets à l’entrée, à la sortie et à l’intérieur de la Communauté européenne, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 5 septembre 2007. R. FONTAINE, Dr Sc.

50289

50290


AVIS OFFICIELS — OFFICIELE BERICHTEN COMMISSION BANCAIRE, FINANCIERE ET DES ASSURANCES

COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIEEN ASSURANTIEWEZEN

[C − 2007/03435] 11 SEPTEMBRE 2007. — Arrêté de la Commission bancaire, financière et des Assurances modifiant la liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique

[C − 2007/03435] 11 SEPTEMBER 2007. — Besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen tot wijziging van de lijst van de beleggingsondernemingen waaraan in België een vergunning is verleend

Le Comité de Direction de la Commission bancaire, financière et des Assurances,

Het Directiecomité van de Commissie voor het Bank-, Financieen Assurantiewezen,

Vu l’article 53 de la loi du 6 avril 1995 relative au statut des entreprises d’investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements en vertu duquel la Commission bancaire, financière et des Assurances établit la liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique; Vu la liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique arrêtée au 31 décembre 2006, publiée au Moniteur belge du 12 mars 2007, et les modifications intervenues depuis cette date;

Gelet op artikel 53 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs krachtens hetwelk de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen de lijst opstelt van de beleggingsondernemingen waaraan in België een vergunning is verleend; Gelet op de lijst van de beleggingsondernemingen waaraan in België een vergunning is verleend, opgemaakt op 31 december 2006 en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 maart 2007, evenals de sedertdien ingetreden wijzigingen; Overwegende dat de bestuurders van de vennootschap voor vermogensbeheer Horatius Vermogensbeheer NV, waarvan de maatschappelijke zetel gelegen is in de Rijselsestraat 28/01, te 8500 Kortrijk, hebben beslist afstand te doen van de vergunning voor de beleggingsdienst « het ontvangen en doorgeven voor rekening van beleggers, van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten » als bedoeld in artikel 46, 1°, 1. a), van de wet van 6 april 1995; Overwegende dat het Directiecomité van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen heeft beslist, overeenkomstig de bepalingen van artikel 103 van de wet van 6 april 1995 de vergunning van de vennootschap voor vermogensbeheer Horatius Vermogensbeheer NV te wijzigen door de weglating van de beleggingsdienst « het ontvangen en doorgeven voor rekening van beleggers, van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten » als bedoeld in artikel 46, 1°, 1. a), van de wet van 6 april 1995,

Considérant que les dirigeants de la société de gestion de fortune Horatius Vermogensbeheer SA, ayant son siège social Rijselsestraat 28/01, à 8500 Courtrai, ont décidé de renoncer à l’agrément pour le service d’investissement « la réception et la transmission, pour le compte d’investisseurs, d’ordres portant sur un ou plusieurs instruments financiers » au sens de l’article 46, 1°, 1. a), de la loi du 6 avril 1995; Considérant que le Comité de direction de la Commission bancaire, financière et des Assurances a décidé conformément aux dispositions de l’article 103 de la loi du 6 avril 1995 de radier l’agrément pour le service d’investissement la réception et la transmission, pour le compte d’investisseurs, d’ordres portant sur un ou plusieurs instruments financiers au sens de l’article 46, 1°, 1. a), de la loi du 6 avril 1995, de la société de gestion de fortune Horatius Vermogensbeheer SA,

Arrête : La liste des entreprises d’investissement agréées en Belgique, arrêtée au 31 décembre 2006, est modifiée sous le titre « Entreprises d’investissement de droit belge » à la rubrique « Sociétés de gestion de fortune » par la radiation du service « 1. a) » dans l’énumération des services d’investissements que la société de gestion de fortune Horatius Vermogensbeheer SA, est autorisée à effectuer. Bruxelles, le 11 septembre 2007. Le Président, J.-P. SERVAIS

Besluit : De op 31 december 2006 opgemaakte lijst van de beleggingsondernemingen waaraan in België een vergunning is verleend, wordt gewijzigd onder de titel « Beleggingsondernemingen naar Belgisch recht » in de rubriek « Vennootschappen voor vermogensbeheer » door de weglating van de beleggingsdienst « 1. a) » in de opsomming van de beleggingsdiensten die de vennootschap voor vermogensbeheer Horatius Vermogensbeheer NV, Rijselsestraat 28/01, 8500 Kortrijk, gemachtigd is om uit te voeren. Brussel 11 september 2007. De Voorzitter, J.-P. SERVAIS

* COMMISSION BANCAIRE, FINANCIERE ET DES ASSURANCES [C − 2007/03445]

COMMISSIE VOOR HET BANK-, FINANCIEEN ASSURANTIEWEZEN [C − 2007/03445]

Autorisation de fusion entre établissements de crédit (articles 30 et 31 de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit)

Toestemming voor fusie tussen kredietinstellingen (artikelen 30 en 31 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen)

Conformément à l’article 30 de la loi du 22 mars 1993, le Comité de direction de la Commission bancaire, financière et des Assurances a autorisé la fusion par absorption prévue au 2 janvier 2008, de « Puilaetco Dewaay Private Bankers SA, avenue Herrmann Debroux 46, 1160 Bruxelles » par « Puilaetco Private Bankers SA, avenue Herrmann Debroux 46, 1160 Bruxelles ».

Overeenkomstig artikel 30 van de wet van 22 maart 1993, heeft het Directiecomité van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen zijn toestemming verleend voor de fusie door overneming die gepland is op 2 januari 2008, van « Puilaetco Dewaay Private Bankers NV, Herrmann Debrouxlaan 46, 1160 Brussel » door « Puilaetco Private Bankers NV, Herrmann Debrouxlaan 46, 1160 Brussel ».

Aux termes de l’article 31 de la loi du 22 mars 1993, toute cession entre établissements de crédit ou entre de tels établissements et d’autres institutions financières des droits et obligations résultant des opérations des établissements ou entreprises concernés et autorisée conformément

Ingevolge artikel 31 van de wet van 22 maart 1993 is iedere overdracht tussen kredietinstellingen of tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen, van rechten en verplichtingen die voortkomen uit verrichtingen van de betrokken

50291

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD à l’article 30 de ladite loi, est opposable aux tiers dès la publication au Moniteur belge de l’autorisation du Comité de direction de la Commission bancaire, financière et des assurances. Bruxelles, le 19 septembre 2007.

instellingen of ondernemingen, waarvoor toestemming is verleend overeenkomstig artikel 30 van voornoemde wet, aan derden tegenstelbaar zodra de toestemming van het Directiecomité van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Brussel, 19 september 2007. De Voorzitter, J.-P. SERVAIS.

Le Président, J.-P. SERVAIS.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines

Administratie van het kadaster, registratie en domeinen

Publication prescrite par l’article 770 du Code civil

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek [2007/54484]

[2007/54484] Succession en déshérence de Atterte, Germaine

Erfloze nalatenschap van Atterte, Germaine

Atterte, Germaine Elisa Ghislaine, célibataire, née à Jemelle le 15 octobre 1920, domiciliée à Jambes, avenue de la Dame 100, est décédée à Jambes le 24 novembre 2005, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Namur a, par jugement du 7 février 2007, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. Namur, le 14 mars 2007.

Atterte, Germaine Elisa Ghislaine, ongehuwd, geboren te Jemelle op 15 oktober 1920, wonende te Jambes, avenue de la Dame 100, is overleden te Jambes op 24 november 2005, zonder bekende erfopvolgers na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de BTW, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Namen, bij vonnis van 7 februari 2007, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Namen, 14 maart 2007.

Le directeur de l’enregistrement et des domaines, M. de Pierpont.

De directeur der registratie en domeinen, M. de Pierpont. (54484)

(54484)


REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST MINISTERE DE LA REGION WALLONNE [C − 2007/27125] 5 JUILLET 2007. — Circulaire ministérielle relative aux infractions et aux sanctions en matière d’urbanisme Références légales : — articles 153 à 159bis et 448 à 452 du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine; — décret du 24 mai 2007 relatif aux infractions et aux sanctions en matière d’urbanisme. I. PREAMBULE Le Titre VI. – Des infractions et des sanctions – constitue l’un des piliers du Livre Ier du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme et du patrimoine. Ce titre VI érige en infraction pénale le comportement de ceux qui contreviennent à certaines dispositions du Code. La bonne application des dispositions prévues dans le Titre VI est la garantie de la protection des intérêts défendus par le Code. La délinquance urbanistique porte atteinte non seulement à la législation en vigueur mais également et avant tout au cadre de vie. Une meilleure répression et, mieux encore, une meilleure prévention des infractions urbanistiques permettent à la fois une plus grande crédibilité du Code et une gestion équitable du territoire au profit de tous ses habitants. Au-delà, il ne convient tout simplement pas que certains comportements infractionnels restent impunis, au risque de générer un sentiment d’injustice auprès des citoyens qui ont à cœur de respecter l’espace dans lequel ils vivent ainsi que les réglementations urbanistiques qui en guident l’usage.

50292

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD C’est pourquoi le décret du 24 mai 2007 relatif aux infractions et aux sanctions en matière d’urbanisme met en place un système qui garantit l’intervention des autorités judiciaires ou administratives en toute hypothèse face à une infraction urbanistique. Ainsi, tous les actes et travaux exécutés ou maintenus font l’objet soit d’une sanction, soit d’une réparation, soit encore d’une régularisation combinée avec une transaction. Fondamentalement, les dispositions du décret s’attachent à éviter toute ingérence de la procédure administrative dans le déroulement de la procédure pénale et vice versa. Le décret du 24 mai 2007 participe à la volonté de la Région de modifier certains comportements et de faire évoluer les mentalités, tant vis-à-vis de ceux qui commettent des infractions urbanistiques que vis-à-vis de ceux qui doivent les réprimer. La présente circulaire aborde les différents cas de figure susceptibles d’être rencontrés. II. LES INFRACTIONS ET LEURS CONSTATATIONS 1. Les actes constitutifs d’infraction : l’article 154 du Code 1.1. Exécuter les actes et travaux soumis à permis d’urbanisme : a) sans permis préalable; b) postérieurement à sa péremption; c) postérieurement à l’acte de suspension du permis (suspension par le fonctionnaire délégué); d) postérieurement à l’arrêt de suspension du permis (suspension par le Conseil d’Etat). Article 84 du Code. 1.2. Exécuter le lotissement d’un terrain sans permis préalable, postérieurement à sa péremption, à l’acte de suspension du permis (suspension par le fonctionnaire délégué) ou à l’arrêt de suspension du permis (suspension par le Conseil d’Etat). Article 89 du Code. 1.3. Maintenir des travaux exécutés sans permis. 1.4. Enfreindre, de quelque manière que ce soit, les prescriptions des plans de secteur, des plans communaux d’aménagement, des permis d’urbanisme, des permis de lotir et des règlements régionaux ou communaux d’urbanisme. 1.5. Réaliser une publicité non conforme aux dispositions du Code : articles 4 et 330 et suivants du Code. — Ne pas réaliser un affichage conforme aux dispositions du Code : article 134 du Code. — Ne pas se conformer aux dispositions relatives au patrimoine : Livre III du Code. — Exécuter et maintenir les actes et travaux soumis à déclaration urbanistique préalable en l’absence d’une telle déclaration : article 263 du Code. — Exécuter et maintenir les actes et travaux soumis à la déclaration préalable visée à l’article 129, § 3 du Code en l’absence d’une telle déclaration (actes et travaux relatifs à des réseaux dans le domaine public). 2. Les contrevenants — Le maître d’ouvrage. — Le cas échéant : l’entrepreneur, l’architecte, le propriétaire du terrain qui a consenti ou toléré (par exemple, en cas d’utilisation d’un terrain pour le placement d’installations fixes ou mobiles), le notaire. 3. La constatation des infractions : l’article 156 du Code 3.1. Préalables La sanction d’une infraction urbanistique ne peut être infligée que si ladite infraction a été dûment constatée. Par conséquent, ne pas dresser procès-verbal implique que le contrevenant risque d’échapper à toute forme de sanction. Pour rappel, l’article 29 du Livre Ier du Code d’instruction criminelle énonce que tout fonctionnaire ou officier public qui, dans l’exercice de ses fonctions, acquiert la connaissance d’une infraction, est tenu d’en donner avis sur-le-champ au Procureur du Roi. Cependant, dans certains cas, il peut s’avérer opportun de ne pas dresser immédiatement procès-verbal afin de laisser la possibilité au contrevenant de réparer au plus vite l’infraction commise. En effet, il vaut parfois mieux obtenir l’engagement du contrevenant que l’infraction disparaîtra dans un court délai plutôt que d’engager une procédure pénale plus lourde et plus longue. Les conditions élémentaires suivantes devraient être réunies pour ne pas dresser procès-verbal : — lorsque l’infraction a été commise en toute ignorance (à l’évidence, la récidive empêche toute bonne foi de l’auteur); — lorsque l’infraction n’est que d’une faible importance; — lorsque l’infraction peut être facilement réparée; — lorsque l’engagement ferme du contrevenant à faire disparaître l’infraction est recueilli; — lorsqu’un court délai est imposé pour la réparation de l’infraction. Par contre, si le contrevenant ne respecte pas ses engagements, procès-verbal doit immédiatement être dressé. 3.2. Les agents compétents — Les officiers de police judiciaire. — Les fonctionnaires et agents chargés de l’administration et de la gestion de la voirie. — Les fonctionnaires et agents techniques des communes désignés par le Gouverneur de la Province. — Les fonctionnaires et agents de la Région wallonne désignés par le Gouvernement : articles 450 à 450quater du Code (D.G.A.T.L.P., D.G.T.R.E., D.N.F., M.E.T.).

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 3.3. Les pouvoirs et leur étendue — Etablir un procès-verbal de constat qui est notifié : * au maître d’ouvrage; * à tout titulaire de droit réel (à l’exclusion de l’hypothèque et de l’antichrèse); * à toute personne qui fait usage du bien; * au Procureur du Roi; * selon le cas, au fonctionnaire délégué ou au collège communal. La notification du procès-verbal est effectuée par le fonctionnaire délégué. Cependant, si c’est l’autorité communale qui a dressé le procès-verbal, c’est elle qui le notifie. La notification doit être effectuée dès après le constat par procès-verbal. Le cas échéant, ordonner verbalement sur place l’interruption des travaux (il s’agit donc d’interrompre des travaux non encore achevés; si les travaux sont achevés, il n’y a plus lieu d’ordonner leur interruption), l’accomplissement d’actes ou la cessation de l’utilisation du bâtiment (il s’agit de faire cesser une utilisation illicite du bâtiment) (article 158 du Code) et simultanément établir un procès-verbal de constat d’infraction : * l’ordre doit à peine de péremption être confirmé dans les cinq jours par le bourgmestre ou le fonctionnaire délégué; * dès l’ordre donné, le procès-verbal de constat et la décision de confirmation sont notifiés : a) au maître d’ouvrage; b) à la personne ou l’entrepreneur qui exécute les travaux; c) à la personne qui fait usage du bien; d) au Procureur du Roi; e) selon le cas, au fonctionnaire délégué ou au collège communal; * une action en référé peut être introduite pour faire lever l’ordre d’arrêt; * les agents compétents peuvent prendre toute mesures, en ce compris la mise sous scellés, pour assurer l’application immédiate de l’ordre d’interrompre, de la décision de confirmation ou, le cas échéant, de l’ordonnance du président. — Accéder au chantier et aux bâtiments pour faire toutes recherches et constatations utiles. — Visiter tous les lieux, même clos et couverts, où s’effectuent des sondages ou des fouilles. — Se faire communiquer tous les renseignements que les fonctionnaires et agents jugent utiles. — Lorsque les opérations revêtent le caractère de visites domiciliaires, les fonctionnaires et agents ne peuvent y procéder que s’il y a indice d’infraction et à condition d’y être autorisés par le Juge de Police. — Seuls les officiers de police judiciaire ont le pouvoir d’auditionner les contrevenants. Dans la notification du procès-verbal au Procureur du Roi, il est conseillé d’inviter ce dernier à se prononcer sur l’opportunité des poursuites dans les nonante jours, conformément à l’article 155, § 6, alinéa 4 du Code. En effet, ce n’est qu’à défaut pour le Procureur du Roi d’avoir marqué son intention de poursuivre dans ce délai que la transaction peut être conclue. Un modèle de courrier portant notification du procès-verbal et invitation au Procureur du Roi de se prononcer sur les poursuites, est joint en annexe. III. PREMIERE HYPOTHESE : LE PROCUREUR DU ROI ENTAME DES POURSUITES 1. Préalables Le procès-verbal doit être notifié au Procureur du Roi dans les plus brefs délais en l’invitant, le cas échéant, à se prononcer dans un délai de nonante jours. Le fonctionnaire délégué ou le collège communal qui notifie le procès-verbal peut – si elle l’estime nécessaire – proposer une mesure de réparation au Procureur du Roi. Pour rappel, les mesures de réparation (remise en état des lieux ou cessation de l’utilisation abusive, exécution d’ouvrages ou de travaux d’aménagement ou paiement de la plus-value) peuvent être fixées unilatéralement par le fonctionnaire délégué ou le collège communal. Toutefois, dans un souci de gestion optimale des dossiers, une collaboration est vivement souhaitée. En cas d’accord, le fonctionnaire délégué notifie la mesure de réparation au contrevenant, l’invite à s’y conformer dans un délai déterminé et en informe le Procureur du Roi et le collège communal. Lorsque le contrevenant ne s’est pas exécuté dans le délai fixé, le fonctionnaire délégué en informe le Procureur du Roi et le collège communal. Le Procureur du Roi n’est nullement contraint d’attendre l’échéance fixée par le fonctionnaire délégué pour entamer les poursuites. En cas de désaccord, chacune des autorités notifie sa mesure de réparation au Procureur du Roi et s’en informe mutuellement. Dans la mesure du possible, le choix de la mesure de réparation sera opéré dès après la notification du procès-verbal au Procureur du Roi. Le délai strict de nonante jours laissé au Procureur du Roi implique une nécessaire collaboration et une communication rapide entre magistrat et autorité administrative. 2. Poursuites devant le Tribunal correctionnel : l’article 155 du Code 2.1. Hypothèse Lorsque le Procureur du Roi a décidé d’entamer des poursuites à l’encontre de l’auteur de l’infraction, peu importe que cette dernière soit régularisable ou non. 2.2. Procédure : article 155, § 1er du Code Les poursuites pénales sont diligentées exclusivement par le Procureur du Roi. Néanmoins, le fonctionnaire délégué ou le collège communal dispose d’un droit d’action spécifique auprès du Tribunal correctionnel : la sollicitation d’une mesure de réparation. Si le fonctionnaire délégué ou le collège communal use de cette faculté, le Tribunal doit se prononcer à la fois sur la sanction pénale du comportement infractionnel (sollicitée par le Procureur du Roi) et sur la mesure de réparation de l’infraction. La demande d’une mesure de réparation ne revêt aucune formalité particulière.

50293

50294

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 2.3. Modes de réparation : article 155, § 2 du Code — La remise en état des lieux ou la cessation de l’utilisation abusive; — l’exécution d’ouvrages ou de travaux d’aménagement; — le paiement de la plus-value acquise par le bien pour autant qu’il ne soit ni inscrit sur la liste de sauvegarde, ni classé. 2.4. Droits de la partie civile : article 155, § 3 du Code Les droits de la partie civile sont limités à la mesure de réparation choisie par l’autorité compétente. A la demande des acquéreurs ou des locataires, le tribunal peut néanmoins annuler leur titre d’acquisition ou de location, sans préjudice du droit à l’indemnisation à charge du coupable. 2.5. Exécution d’office et astreinte — Lorsqu’il ordonne une mesure de réparation, le Tribunal fixe un délai au contrevenant pour s’exécuter, ce délai ne pouvant excéder douze mois. — Le jugement peut assortir la décision d’une astreinte et autoriser l’autorité compétente ou, le cas échéant, la partie civile à remettre d’office les lieux en état au frais du condamné si ce dernier ne s’exécute pas. Dans ce cas, celui qui exécute le jugement a le droit de vendre les matériaux, de les transporter, de les entreposer et de procéder à leur destruction. Depuis octobre 2006, la Direction générale de l’Aménagement du Territoire, du Logement et du Patrimoine est dotée d’une Cellule spécifique visant à assurer l’exécution forcée des décisions coulées en force de chose jugée. 2.6. Dispense de permis : article 155, § 5 du Code Lorsque le jugement ordonne la remise en état des lieux ou l’exécution de travaux d’aménagement et que ces actes et travaux sont soumis à permis d’urbanisme, ledit permis n’est pas requis, car le jugement vaut permis. Cependant, le dispositif du jugement doit être affiché, sous la forme d’un avis, sur le terrain à front de voirie et lisible à partir de celle-ci avant l’ouverture du chantier et pendant toute la durée des travaux (article 134 du Code). IV. DEUXIEME HYPOTHESE : LE PROCUREUR DU ROI N’ENTAME PAS DE POURSUITES 1. Préalables A défaut pour le Procureur du Roi d’avoir marqué son intention de poursuivre dans les nonante jours de la demande qui lui est faite, il revient au fonctionnaire délégué d’estimer, dans les meilleurs délais, le caractère régularisable ou non de l’infraction. Par contre, il ne revient pas au fonctionnaire délégué de juger du caractère régularisable ou non de l’infraction lorsque cette dernière n’est soumise qu’à déclaration. Dans ce cas, le fonctionnaire délégué est dépourvu de tout pouvoir d’appréciation et propose, de commun accord avec le collège communal, une transaction au contrevenant. Tant que le versement du montant de la transaction n’a pas été effectué, la demande de permis ou la déclaration en régularisation doit être déclarée irrecevable (article 159bis du Code). 2. L’appréciation du caractère régularisable de l’infraction 2.1. La législation de référence En l’absence de poursuites entamées par le Procureur du Roi, le caractère régularisable de l’infraction s’apprécie sur la base soit de la réglementation en vigueur lors de l’accomplissement de l’infraction, soit de la réglementation en vigueur au moment du dépôt de la demande de régularisation à venir. Cette alternative a été conç ue dans l’idée de faire bénéficier au contrevenant de la loi qui lui est plus favorable. 2.2. La destination générale de la zone ou son caractère architectural Le fonctionnaire délégué apprécie le caractère régularisable de l’infraction eu égard, notamment, à la destination générale de la zone ou à son caractère architectural. 2.3. La régularisation par l’octroi d’une dérogation Le décret prévoit désormais, de manière explicite, qu’une demande de régularisation peut être accueillie au moyen d’un mécanisme dérogatoire prévu par le Code (article 110 à 113 et 127, § 3 du Code). Toutes les conditions propres à l’application de ces mécanismes doivent être rencontrées. 2.4. La régularisation par l’imposition de conditions L’objet de l’infraction peut être jugé régularisable moyennant le respect de conditions adaptées. Ainsi, par exemple, de légers travaux d’aménagement peuvent être imposés dans le permis de régularisation à délivrer. 3. La transaction : l’article 155, § 6 du Code 3.1. Autorité compétente Seul le Gouvernement ou le fonctionnaire délégué propose la transaction. Dès lors que le Procureur du Roi n’a pas marqué son intention de poursuivre dans les nonante jours de la demande qui lui est faite, le Gouvernement ou le fonctionnaire délégué – s’il estime que l’infraction est régularisable – a l’obligation de proposer une transaction au contrevenant. 3.2. Conditions cumulatives — Intention du procureur du Roi de ne pas poursuivre. — Les actes et travaux sont régularisables par le biais : * soit d’un permis d’urbanisme eu égard à la destination générale de la zone et à son caractère architectural et moyennant, éventuellement, l’octroi d’une dérogation (articles 110 à 113 ou 127, § 3 du Code) ou l’imposition de conditions particulières; * soit d’une déclaration urbanistique préalable (article 263 du Code); * soit d’une déclaration relative à des actes et travaux à réaliser à des réseaux dans le domaine public (article 129, § 3 du Code). — Accord du collège communal. — Accord du contrevenant. Lorsque ces conditions sont réunies, le Gouvernement ou le fonctionnaire délégué a l’obligation de proposer la transaction.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 3.3. Procédure Le Gouvernement ou le fonctionnaire délégué apprécie si les actes et travaux constatés dans le procès-verbal sont régularisables. Dans l’affirmative, il fixe le montant de l’amende, propose la transaction au collège communal et en informe simultanément le Procureur du Roi. Le montant de l’amende transactionnelle est fixé conformément aux articles 449 à 449/2 du Code. Le montant de l’amende doit être compris entre 250 et 25.000 euros. La transaction nécessite impérativement l’accord du collège communal et du contrevenant. Le collège communal dispose de soixante jours à dater de la demande du fonctionnaire délégué ou du Gouvernement pour se prononcer. A défaut, la proposition de transaction est réputée acceptée par le collège communal. Dès réception de l’accord explicite ou tacite du collège communal, le Gouvernement ou le fonctionnaire délégué notifie au contrevenant la proposition de transaction. Dans ce courrier, il invite le contrevenant à marquer son accord par écrit dans un délai de quinze jours. En cas d’accord, il lui adresse une invitation à payer et à introduire en régularisation, dès après le paiement, une demande de permis, une déclaration urbanistique ou la déclaration visée à l’article 129, § 3 du Code. A ce sujet, des contacts doivent être pris par le fonctionnaire délégué avec les Receveurs communaux et les Receveurs de l’Enregistrement. En effet, le versement du montant de la transaction doit obligatoirement être antérieur à l’introduction en régularisation du permis d’urbanisme, de la déclaration urbanistique ou de la déclaration visée à l’article 129, § 3 du Code. La demande de permis ou la déclaration sera déclarée irrecevable tant que le versement du montant de la transaction n’a pas été effectué (article 159bis du Code). Le montant de la transaction est versé soit entre les mains du Receveur communal lorsque l’infraction a été constatée par les fonctionnaires et agents de la police locale ou par les fonctionnaires et agents communaux désignés par le Gouverneur, soit entre les mains du Receveur de l’Enregistrement sur un compte ouvert au nom de la Région si l’infraction a été constatée par tous autres fonctionnaires et agents. Il convient de préciser que le versement du montant de la transaction éteint l’action publique. Cela uniquement pour le passé. Les actes et travaux réalisés étant maintenus pour l’avenir, ils doivent être couverts par un permis, une déclaration urbanistique ou la déclaration visée à l’article 129, § 3 du Code. Cependant, le versement de l’amende n’implique pas automatiquement le droit à l’obtention d’un permis de régularisation. Si le permis est refusé à la suite du paiement de l’amende – l’hypothèse devrait rester rare, car le fonctionnaire délégué a d’ores et déjà estimé que l’infraction était régularisable –, un nouveau procès-verbal peut être dressé pour le maintien de l’infraction depuis le lendemain du versement du montant de la transaction. 3.4. Désaccord sur la transaction — Désaccord du contrevenant : Si le contrevenant marque son désaccord sur la transaction, le fonctionnaire délégué en informe, dans les plus brefs délais, le Procureur du Roi. Le Procureur du Roi peut entamer des poursuites à l’encontre du contrevenant auprès du Tribunal correctionnel. Le fonctionnaire délégué ou le collège communal peut solliciter une mesure de réparation auprès du Tribunal civil conformément à l’article 157, alinéa 1er du Code. Le désaccord du contrevenant sur la transaction l’empêche d’introduire une demande de régularisation (article 159bis du Code). — Désaccord du collège communal : Si le collège communal marque son désaccord sur la transaction, le fonctionnaire délégué en informe, dans les plus brefs délais, le Procureur du Roi. Le Procureur du Roi peut entamer des poursuites à l’encontre du contrevenant auprès du Tribunal correctionnel. Le fonctionnaire délégué ou le collège communal peut solliciter une mesure de réparation auprès du Tribunal civil conformément à l’article 157, alinéa 1er du Code. Le désaccord du collège communal sur la transaction empêche le contrevenant d’introduire une demande de régularisation (article 159bis du Code). 4. Poursuites devant le Tribunal civil : l’article 157, alinéa 2 du Code Lorsque le Procureur du Roi n’a pas estimé opportun d’entamer des poursuites auprès du Tribunal correctionnel et lorsque le fonctionnaire délégué estime l’infraction non régularisable, le fonctionnaire délégué doit solliciter une mesure de réparation auprès du Tribunal civil. 4.1. Conditions cumulatives — Classement sans suite par le Procureur du Roi ou à défaut pour celui-ci d’avoir marqué son intention de poursuivre dans les nonante jours. — Infraction non régularisable. Lorsque ces conditions sont réunies, le fonctionnaire délégué a l’obligation de poursuivre l’un des modes de réparation auprès du Tribunal civil. 4.2. Procédure — Titulaire du droit d’action : le fonctionnaire délégué. — Forme de la demande : citation du contrevenant devant le Tribunal civil.

50295

50296

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 4.3. Modes de réparation — La remise en état des lieux ou la cessation de l’utilisation abusive; — l’exécution d’ouvrages ou de travaux d’aménagement; — le paiement de la plus-value acquise par le bien pour autant qu’il ne soit ni inscrit sur la liste de sauvegarde, ni classé. 4.4. Droits de la partie civile Les droits de la partie civile sont limités à la mesure de réparation choisie par l’autorité compétente. A la demande des acquéreurs ou des locataires, le tribunal peut néanmoins annuler leur titre d’acquisition ou de location, sans préjudice du droit à l’indemnisation à charge du coupable. 4.5. Exécution d’office et astreinte — Le Tribunal fixe un délai au contrevenant pour s’exécuter, ce délai ne pouvant excéder douze mois. — Le jugement peut assortir la décision d’une astreinte et autoriser l’autorité compétente et, le cas échéant, la partie civile à remettre d’office les lieux en état au frais du condamné si ce dernier ne s’exécute pas. Dans ce cas, celui qui exécute le jugement a le droit de vendre les matériaux, de les transporter, de les entreposer et de procéder à leur destruction. Pour rappel, depuis octobre 2006, la D.G.A.T.L.P. est dotée d’une Cellule spécifique visant à assurer l’exécution forcée des décisions coulées en force de chose jugée. 4.6. Dispense de permis Lorsque le jugement ordonne la remise en état des lieux ou l’exécution de travaux d’aménagement, un permis d’urbanisme n’est pas requis. Cependant, le dispositif du jugement doit être affiché, sous la forme d’un avis, sur le terrain à front de voirie et lisible à partir de celle-ci avant l’ouverture du chantier et pendant toute la durée des travaux (article 134 du Code). V. CALCULS DES DELAIS En ce qui concerne le calcul des délais, il y a lieu de se référer aux articles 52 et suivants du Code judiciaire. Le délai est calculé depuis le lendemain du jour de la demande et comprend tous les jours, même le samedi, le dimanche et les jours fériés légaux. Le jour de l’échéance est compris dans le délai. Toutefois, lorsque ce jour est un samedi, dimanche ou un jour férié légal, le jour de l’échéance est reporté au plus prochain jour ouvrable. Lorsque la notification est effectuée par recommandé avec accusé de réception, le délai commence à courir depuis le 1er jour qui suit celui où le pli a été présenté au domicile du destinataire. Lorsque la notification est effectuée par recommandé ou par pli simple, le délai commence à courir depuis le 3e jour ouvrable qui suit celui où le pli a été remis à la poste. En ce qui concerne les contrevenants domiciliés à l’étranger, il y lieu de se référer à l’article 55 du Code judiciaire. VI. ENTREE EN APPLICATION DES NOUVELLES MESURES — L’irrecevabilité de la demande de régularisation pour cause de non paiement de l’amende transactionnelle ne peut être invoquée que pour les infractions pour lesquelles le procès-verbal a été notifié après l’entrée en vigueur du décret. Il importe peu que les infractions aient été commises avant ou après l’entrée en vigueur du décret. — En cas de demande de régularisation en cours d’instruction au moment de l’entrée en vigueur du décret et pour autant qu’un procès-verbal ait été dressé, il est conseillé d’interroger le Procureur du Roi afin qu’il se prononce sur l’opportunité de poursuivre dans les nonante jours. Dans l’attente, l’instruction de la demande de régularisation est suspendue. * Si le Procureur du Roi marque son intention de poursuivre, la demande de régularisation est refusée. * Si le Tribunal correctionnel est saisi de l’affaire, la demande de régularisation est refusée. Si l’infraction qui fait l’objet de la demande de régularisation n’est manifestement pas régularisable, il est conseillé de refuser directement le permis d’urbanisme et d’en informer le Procureur du Roi. Namur, le 5 juillet 2007. Le Ministre du Logement, des Transports et du Développement territorial, A. ANTOINE


50297

50298


MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG MINISTERIUM DER WALLONISCHEN REGION [C − 2007/27125] 5. JULI 2007 — Ministerielles Rundschreiben über die Verstöße und Strafmaßnahmen in Sachen Städtebau Gesetzliche Referenzen: — Artikel 153 bis 159bis und 448 bis 452 des Wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe; — Dekret vom 24. Mai 2007 über die Verstöße und Strafmaßnahmen in Sachen Städtebau. ¨ AMBEL I. PRA Der Titel VI - Vergehen und Strafmaßnahmen – bildet eine der Säulen von Buch I des Wallonischen Gesetzbuches über die Raumordnung, den Städtebau und das Erbe. Dieser Titel VI macht das Verhalten derjenigen, die gegen bestimmte Bestimmungen des Gesetzbuches verstoßen, strafbar. Die richtige Anwendung der in Titel VI vorgesehenen Bestimmungen garantiert den Schutz der durch das Gesetzbuch verteidigten Belange. Die städtebauliche Straffälligkeit verletzt nicht nur die geltende Gesetzgebung sondern gefährdet vor allem den Lebensrahmen. Eine bessere Ahndung und, besser noch, eine bessere Verhütung der städtebaulichen Verstöße machen gleichzeitig das Gesetzbuch glaubwürdiger und erlauben eine gerechte Verwaltung des Gebiets zugunsten aller Einwohner. Ferner ist es einfach unangebracht, dass bestimmte strafbare Verhalten unbestraft bleiben, was bei den Bürgern, die sich Mühe geben, um den Raum, in dem sie leben, sowie die städtebaulichen Regelungen, die dessen Verwendung anleiten, zu respektieren, ein Gefühl der Unsicherheit herbeiführen würde. Deshalb führt das Dekret vom 24. Mai 2007 über die Verstöße und Strafmaßnahmen in Sachen Städtebau ein System ein, das jedenfalls das Eingreifen der gerichtlichen oder administrativen Behörden im Falle eines städtebaulichen Verstoßes garantiert. So bilden alle ausgeführten oder beibehaltentn Handlungen und Arbeiten den Gegenstand entweder einer Strafe, oder einer Wiederherstellung oder aber einer mit einem Vergleich kombinierten Regularisierung. Grundsätzlich zielen die Bestimmungen des Dekrets darauf ab, jede Einmischung des administrativen Verfahrens in den Verlauf des Strafverfahrens und umgekehrt zu vermeiden. Das Dekret vom 24. Mai 2007 entspricht dem Willen der Region, bestimmte Verhalten zu ändern und zum Umdenken zu bringen, sowohl was die Personen, die städtebauliche Verstöße begehen, als auch diejenigen, die sie ahnden müssen, betrifft. Das vorliegende Rundschreiben handelt die verschiedenen Fälle, die auftreten können. ¨ SSE UND IHRE FESTSTELLUNG II. VERSTO 1. Handlungen, die einen Verstoß bilden: Artikel 154 des Gesetzbuches 1.1. Ausführung von Handlungen und Arbeiten, die einer Städtebaugenehmigung bedürfen a) ohne vorherige Genehmigung; b) nach deren Verfall; c) nach der Akte zur Aussetzung der Genehmigung (Aussetzung durch den beauftragten Beamten); d) nach dem Urteil zur Aussetzung der Genehmigung (Aussetzung durch den Staatsrat). Artikel 84 des Gesetzbuches 1.2. Parzellierung eines Geländes ohne vorherige Genehmigung, nach Verfall der Genehmigung, nach der Akte zur Aussetzung der Genehmigung (Aussetzung durch den beauftragten Beamten) oder nach dem Urteil zur Aussetzung der Genehmigung (Aussetzung durch den Staatsrat). Artikel 89 des Gesetzbuches 1.3. Beibehaltung der ohne Genehmigung ausgeführten Arbeiten. 1.4. Irgendwelche Verletztung der Vorschriften der Sektorenpläne, der kommunalen Raumordnungspläne, der Städtebaugenehmigungen, der Parzellierungsgenehmigungen und der regionalen oder kommunalen Städtebauordnungen. 1.5. Bekanntmachung, die nicht mit den Bestimmungen des Gesetzbuches übereinstimmt: Artikel 4 und 330 ff. des Gesetzbuches. — Aushang, das nicht mit den Bestimmungen des Gesetzbuches übereinstimmt: Artikel 134 des Gesetzbuches — Nichteinhaltung der Bestimmungen über das Erbe: Buch III des Gesetzbuches — Ausführung und Beibehaltung von Handlungen und Arbeiten, die einer vorherigen städtebaulichen Erklärung unterworfen sind, wenn keine solche Erklärung vorliegt: Artikel 263 des Gesetzbuches — Ausführung und Beibehaltung der Handlungen und Arbeiten, die der in Artikel 129, § 3 des Gesetzbuches unterworfen sind, wenn keine solche Erklärung vorliegt (Handlungen und Arbeiten bezüglich Netze auf öffentlicher Eigentum). 2. Zuwiderhandelnde — Bauherr. — Ggf: der Unternehmer, Architekt, Eigentümer des Grundstücks, der gestattet oder zugelassen hat (zum Beispiel bei Verwendung eines Geländes für das Anlegen von ortsfesten oder beweglichen Vorrichtungen), der Notar. 3. Feststellung der Verstöße: Artikel 156 des Gesetzbuches 3.1. Vorbedingungen Ein städtebaulicher Verstoß darf lediglich geahndet werden, wenn der besagte Verstoß ordnungsgemäß festgestellt worden ist. Infolgedessen bedeutet die Nichtaufnahme eines Protokolls, dass der Zuwiderhandelnder jeder Art Strafe entgehen könnte. Erinnerung: Laut Artikel 29 von Buch I des Strafprozessgesetzbuches muss jeder Beamte oder öffentlicher Amtsträger, der in der Ausübung seines Amtes Kenntnis eines Verstoßes hat, es sofort dem Prokurator des Königs mitteilen. In bestimmten Fällen kann es jedoch zweckmäßig sein, nicht sofort Protokoll aufzunehmen, um dem Zuwiderhandelnden die Möglichkeit zu lassen, möglichst schnell den begangenen Verstoßes wiedergutzumachen. Tatsächlich ist es manchmal besser, das Versprechen des Zuwiderhandelnden zu erhalten, dass der Verstoß innerhalb einer kurzen Frist verschwinden wird, als eine aufwendiges und längeres Verfahren einzuleiten.

50299

50300

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Die folgenden elementaren Bedingungen sollten vorliegen, um kein Protokoll aufzunehmen: — wenn der Verstoß völlig unwissend begangen wurde (offensichtlich handelt der Täter bei einem Rückfall nicht im guten Glauben); — wenn der Verstoß geringer Bedeutung ist; — wenn der Verstoß leicht wiedergutzumachen ist; — wenn das feste Versprechen des Zuwiderhandelnden, den Verstoß verschwinden zu lassen, gegeben wurde; — wenn eine kurze Frist für die Wiedergutmachung des Verstoßes auferlegt wird. Wenn der Zuwiderhandelnde seine Verpflichtungen nicht hält, muss das Protokoll im Gegenteil sofort aufgenommen werden. 3.2. Zuständige Bedienstete — Die Gerichtspolizeioffiziere. — Die mit der Verwaltung des Straßennetzes beauftragte Beamten. — Die Beamten und technischen Bediensteten der Gemeinden, die vom Gouverneur der Provinz bezeichnet werden. — Die Beamten und Bediensteten der Wallonischen Region, die von der Regierung bezeichnet werden : Artikel 450 bis 450quater des Gesetzbuches (Generaldirektion der Raumordnung, des Wohnungswesens und des Erbes, Generaldirektion der Technologien, der Forschung und der Energie, Abteilung Natur und Forstwesen, Ministerium für Ausrüstung und Transportwesen). 3.3. Befugnisse und deren Ausmaß — Aufnahme eines Feststellungsprotokolls, das den folgenden Personen zugestellt wird: * dem Bauherrn; * jedem Inhaber eines dinglichen Rechts (mit Ausnahme der Hypothek und des Nutzungspfandrechts); * jeder Person, die das Gut benutzt; * dem Prokurator des Königs; * je nach Fall, dem beauftragten Beamten oder dem Gemeindekollegium. Die Zustellung des Protokolls wird von dem beauftragten Beamten vorgenommen. Wenn das Protokoll von der gemeindlichen Behörde aufgenommen wurde, so wird es von ihr zugestellt. Die Zustellung muss sofort nach der Feststellung durch Protokollaufnahme erfolgen. Ggf. wird die Einstellung der Arbeiten (es handelt sich also um die Unterbrechung von Arbeiten, die noch nicht fertig sind; wenn die Arbeiten fertig sind, besteht kein Anlass mehr, ihre Unterbrechung zu befehlen), die Erfüllung von Handlungen oder das Aufhören der Verwendung des Gebäudes (hier geht es darum, eine ungesetzliche Verwendung des Gebäudes aufhören zu lassen) (Artikel 158 des Gesetzbuches) an Ort und Stelle mündlich angeordnet und gleichzeitig ein Protokoll zur Feststellung des Verstoßes aufgenommen. * Der Befehl muss bei drohendem Fristverfall innerhalb von fünf Tagen durch den Bürgermeister oder durch den beauftragten Beamten bestätigt werden. * Sobald der Befehl gegeben ist, werden das Protokoll zur Feststellung des Verstoßes und der Bestätigungsbeschluss den folgenden Personen zugestellt: a) dem Bauherrn; b) der Person oder dem Unternehmer, die bzw. der die Arbeiten ausführt; c) der Person, die das Gut benutzt; d) dem Prokurator des Königs; e) je nach Fall, dem beauftragten Beamten oder dem Gemeindekollegium; * ein Klage zur einstweiligen Entscheidung kann eingereicht werden, um den Einstellungsbefehl aufheben zu lassen; * Die zuständigen Bediensteten dürfen jegliche Maßnahme treffen, die Versiegelung einbegriffen, um die unmittelbare Anwendung des Unterbrechungsbefehls, des Bestätigungsbeschlusses oder gegebenenfalls der Verfügung des Vorsitzenden zu gewährleisten. — Zugang zu der Baustelle und den Gebäuden haben, um jegliche notwendigen Ermittlungen und Feststellungen vorzunehmen. — Besichtigung aller Orte, auch von geschlossenen und bedeckten Räumen, wo Sondierungen oder Ausgrabungen stattfinden. — sich alle Auskünfte, die die Beamten und Bediensteten für notwendig halten, mitteilen zu lassen. — Nehmen diese Vorgänge die Gestalt einer Haussuchung an, so dürfen die Beamten und Bediensteten sie nur ¨ bertretungen bestehen und unter der Bedingung, dass sie dazu durch den dann vornehmen, wenn Anzeichen von U Polizeirichter befugt wurden. — Nur die Gerichtspolizeioffiziere sind befugt, um die Zuwiderhandelnden anzuhören. In dem Notifizierungsschreiben des Protokolls an den Prokurator des Königs ist es empfohlen, ihn zu ersuchen, Stellung über die Zweckmäßigkeit der Verfolgungen innerhalb neunzig Tagen gemäß Artikel 155, § 6, Absatz 4 des Gesetzbuches zu nehmen. Nur wenn der Prokurator des Königs in den neunzig Tagen nicht seine Absicht mitgeteilt hat, die Sache zu verfolgen, kann der Vergleich erfolgen. Ein Muster des Schreibens zur Notifizierung des Protokolls und zur Beantragung der Stellungnahme des Prokurators des Königs über die Verfolgungen wird als Anlage beigefügt. ¨ NIGS LEITET VERFOLGUNGEN EIN III. ERSTE HYPOTHESE: DER PROKURATOR DES KO 1. Vorbedingungen Das Protokoll muss dem Prokurator des Königs möglichst schnell zugestellt werden, und dieser wird ggf. ersucht, innerhalb neunzig Tagen Stellung zu nehmen. Der beauftragte Beamte oder das Gemeindekollegium, der bzw. das das Protokoll zustellt, kann – wenn er bzw. es es für erforderlich hält – dem Prokurator des Königs eine Wiederherstellungsmaßnahme vorschlagen. Zur Erinnerung : die Wiederherstellungsmaßnahmen (Wiederinstandsetzung der Räumlichkeiten oder Aufhörung des widerrechtlichen Mißbrauchs, Ausführung von Anpassungsbauwerken- oder von Ausbauarbeiten oder Zahlung des Mehrwertes) können durch den beauftragten Beamten oder das Gemeindekollegium einseitig festgelegt werden. Jedoch wird im Hinblick auf eine optimale Verwaltung der Akte eine Zusammenarbeit äußerst empfohlen.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Wenn eine Einigung erzielt wird, stellt der beauftragte Beamte dem Zuwiderhandelnden die Wiederherstellungsmaßnahme zu, fordet ihn auf, sie innerhalb einer bestimmten Frist zu erfüllen und informiert den Prokurator des Königs und das Gemeindekollegium. Wenn der Zuwiderhandelnde innerhalb der festgelegten Frist keine Folge geleistet hat, informiert der beauftragte Beamte den Prokurator des Königs und das Gemeindekollegium. Der Prokurator des Königs ist keineswegs verpflichtet, auf den vom beauftragten Beamten festgelegten Fälligkeitstermin zu warten, um die Verfolgungen einzuleiten. Wenn keine Einigung erzielt wird, stellt jede Behörde ihre Wiederherstellungsmaßnahme dem Prokurator des Königs zu und informiert die andere Behörde. Soweit möglich erfolgt die Wahl der Wiederherstellungsmaßnahme sofort nach Zustellung des Protokolls an den Prokurator des Königs. Die strikte Frist von neunzig Tagen, die dem Prokurator des Königs eingeräumt wird, setzt eine Zusammenarbeit und eine schnelle Kommunikation zwischen dem Magistrat und der Verwaltungsbehörde voraus. 2. Verfolgungen vor dem Strafgericht: Artikel 155 des Gesetzbuches 2.1. Hypothese Wenn der Prokurator des Königs beschlossen hat, gegen den Zuwiderhandelnden Verfolgungen einzuleiten, ungeachtet, ob der Verstoß regularisiert werden kann oder nicht. 2.2. Verfahren: Artikel 155 § 1 des Gesetzbuches Die strafrechtlichen Verfolgungen werden ausschließlich durch den Prokurator des Königs veranlasst. Jedoch verfügt der beauftragte Beamte oder das Gemeindekollegium über ein spezifisches Klagerecht beim Strafgericht : die Beantragung einer Wiederherstellungsmaßnahme. Wenn der beauftragte Beamte oder das Gemeindekollegium Gebrauch dieser Möglichkeit macht, muss das Gericht gleichzeitig über die (vom Prokurator des Königs geforderte) Bestrafung des zuwiderhandelnden Verhaltens und über die Wiederherstellungsmaßnahme bezüglich des Verstoßes befinden. Die Beantragung einer Wiederherstellungsmaßnahme bedarf keiner besonderen Formalität. 2.3. Wiederherstellungsarten: Artikel 155 § 2 des Gesetzbuches — Wiederherstellung in den ursprünglichen Zustand des Ortes oder Einstellung jeglichen widerrechtlichen Mißbrauchs; — Ausführung von Anpassungsbauwerken oder Ausbauarbeiten; — Zahlung des somit erzielten Mehrwerts des Gutes, vorausgesetzt, dieses Gut steht weder auf der Schutzliste, noch unter Denkmalschutz. 2.4. Rechte der Zivilpartei: Artikel 155 § 3 des Gesetzbuches Die Rechte der Zivilpartei sind auf die durch die zuständige Behörde gewählte Wiederherstellungsmaßnahme begrenzt. Auf Antrag der Käufer oder der Mieter kann das Gericht jedoch deren Eigentumserwerbs- oder Vermietungsbescheinigung für nichtig erklären, unbeschadet des Anrechts auf Schadenersatz zu Lasten des Schuldigen. 2.5. Vollstreckung von Amts wegen und Versäumnisgeldstrafe — Wenn es eine Wiederherstellungsmaßnahme anordnet, räumt das Gericht dem Zuwiderhandelnden eine Frist ein, um seinen Verpflichtungen nachkommen; diese Frist darf zwölf Monate nicht überschreiten. — Das Urteil kann den Beschluss mit einer Versäumnisgeldstrafe verbinden und der zuständigen Behörde oder ggf. der Zivilpartei erlauben, den Ort vom Amts wegen wieder in seinen ursprünglichen Zustand zu Lasten des Verurteilten zurückzuversetzen, wenn dieser seinen Verpflichtungen nicht nachkommt. In diesem Fall hat derjenige, der das Urteil vollstreckt, das Recht, die Materialien zu verkaufen, zu befördern, zu lagern und deren Zerstörung vorzunehmen. Seit Oktober 2006 verfügt die Generaldirektion der Raumordnung, des Wohnungswesens und des Erbes über eine spezifische Zelle, um die Zwangsvollstreckung der rechtskräftig entschiedenen Beschlüsse zu gewährleisten. 2.6. Genehmigungsbefreiung: Artikel 155 § 5 des Gesetzbuches Wenn in dem Urteil die Wiederinstandsetzung der Räumlichkeiten oder die Ausführung von Anpassungsarbeiten befohlen wird, und wenn diese Handlungen und Arbeiten einer Städtebaugenehmigung bedürfen, ist diese Genehmigung nicht erforderlich, weil das Urteil als Genehmigung gilt. Der Wortlaut des Urteils muss jedoch vor der Eröffnung der Baustelle und während der ganzen Dauer der Arbeiten in der Form einer Bekanntmachung auf dem Gelände entlang der Straße angeschlagen werden und von dort aus lesbar sein (Artikel 134 des Gesetzbuches). ¨ NIGS LEITET KEINE VERFOLGUNGEN EIN IV. ZWEITE HYPOTHESE: DER PROKURATOR DES KO 1. Vorbedingungen Wenn der Prokurator des Königs innerhalb von neunzig Tagen nach der an ihn gerichteten Anfrage nicht seine Absicht mitgeteilt hat, die Sache zu verfolgen, liegt es dem beauftragten Beamten ob, so schnell wie möglich zu beurteilen, ob der Verstoß regularisiert werden kann oder nicht. Im Gegensatz dazu liegt es dem beauftragten Beamten nicht ob, zu beurteilen, ob der Verstoß regularisiert werden kann oder nicht, wenn dieser nur einer Erklärung unterworfen wird. In diesem Fall verfügt der beauftragte Beamte über keine Beurteilungsbefugnis und schlägt im gemeinsamen Einvernehmen mit dem Gemeindekollegium dem Zuwiderhandelnden einen Vergleich vor. Solange die Zahlung des Vergleichsbetrags nicht stattgefunden hat, muss der Genehmigungsantrag oder die Erklärung zur Regularisierung als unzulässig erklärt werden (Artikel 159bis des Gesetzbuches). 2. Beurteilung des regularisierbaren Charakters des Verstoßes 2.1. Referenzgesetzgebung Wenn keine Verfolgungen vom Prokurator des Königs eingeleitet werden, beruht die Beurteilung des regularisierbaren Charakters des Verstoßes entweder auf der beim Begehen des Verstoßes geltenden Regelung oder auf der zum Zeitpunkt der Einreichung des Antrags auf eine zukünftige Regularisierung geltenden Regelung. Diese Alternative wurde gedacht, damit der Zuwiderhandelnde die Anwendung des Gesetzes genießt, das für ihn am günstigsten ist. 2.2. Allgemeine Zweckbestimmung des Gebiets oder dessen architektonischen Charakters Der beauftragte Beamte beurteilt, ob der Verstoß regularisiert werden kann oder nicht, u.a. angesichts der allgemeinen Zweckbestimmung des Gebiets oder dessen architektonischen Charakters. 2.3. Regularisierung durch Gewährung einer Abweichung Im Dekret wird von nun an ausdrücklich vorgesehen, dass dem Antrag auf eine Regularisierung mittels eines durch das Gesetzbuch vorgesehenen abweichenden Mechanismus (Artikel 110 bis 113 und 127, § 3 des Gesetzbuches) stattgegeben werden kann. Alle Bedingungen, die mit der Anwendung dieser Mechanismen verbunden sind, müssen erfüllt werden.

50301

50302

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 2.4. Regularisierung durch Auferlegung von Bedingungen Der Gegenstand des Verstoßes kann als regularisierbar gelten, wenn angemessene Bedingungen eingehalten werden. So können zum Beispiel kleine Anpassungsarbeiten in der zu erteilenden Regularisierungsgenehmigung auferlegt werden. 3. Vergleich: Artikel 155 § 6 des Gesetzbuches 3.1. Zuständige Behörde Nur die Regierung oder der beauftragte Beamte schlägt den Vergleich vor. Insofern der Prokurator des Königs in den neunzig Tagen nach der an ihn gerichteten Anfrage nicht seine Absicht mitgeteilt hat, die Sache zu verfolgen, hat die Regierung oder der beauftragte Beamte die Verpflichtung, wenn sie bzw. er erachtet, dass der Verstoß regularisiert werden kann, einen Vergleich vorzuschlagen. 3.2. Kumulative Bedingungen — Absicht des Prokurators des Königs, keine Verfolgungen einzuleiten. — Die Handlungen und Arbeiten können regularisiert werden durch : * entweder eine Städtebaugenehmigung angesichts der allgemeinen Zweckbestimmung des Gebiets oder dessen architektonischen Charakters und ggf. mittels Gewährung einer Abweichung (Artikel 110 bis 113 oder 127 § 3 des Gesetzbuches) oder der Auferlegung von besonderen Bedingungen; * oder eine vorherige städtebauliche Erklärung (Artikel 263 des Gesetzbuches); * oder eine Erklärung bezüglich Handlungen und Arbeiten, die an Netzen auf öffentlichen Eigentum vorzunehmen sind (Artikel 129 § 3 des Gesetzbuches). — Einverständnis des Gemeindekollegiums. — Einverständnis des Zuwiderhandelnden. Wenn diese Bedingungen erfüllt sind, hat die Regierung oder der beauftragte Beamte die Verpflichtung, den Vergleich vorzuschlagen. 3.3. Verfahren Die Regierung oder der beauftragte Beamte beurteilt, ob die im Protokoll festgestellten Handlungen und Arbeiten regularisiert werden können. Wenn es der Fall ist, so legt sie bzw. er den Betrag der Geldstrafe fest, schlägt dem Gemeindekollegium den Vergleich vor und informiert gleichzeitig den Prokurator des Königs. Der Betrag der Vergleichsstrafe wird gemäß den Artikeln 449 bis 449/2 des Gesetzbuches festgelegt. Der Betrag der Geldstrafe muss zwischen 250 Euro und 25.000 Euro liegen. Für den Vergleich ist das Einverständnis des Gemeindekollegiums und des Zuwiderhandelnden unbedingt erforderlich. Das Gemeindekollegium verfügt über sechzig Tage ab dem Antrag des beauftragten Beamten oder der Regierung, um Stellung zu nehmen. Mangels dessen gilt der Vergleichsvorschlag als durch das Gemeindekollegium angenommen. Sofort nach Empfang des ausdrücklichen oder stillschweigenden Einverständnisses des Gemeindekollegiums stellt die Regierung oder der beauftragte Beamte dem Zuwiderhandelnden den Vergleichsvorschlag zu. In diesem Schreiben fordert sie bzw. er den Zuwiderhandelnden auf, innerhalb einer Frist von fünfzehn Tagen sein Einverständnis schriftlich zu erklären. Im Falle einer Einigung sendet sie bzw. er ihm eine Zahlungsaufforderung und ersucht ihn, sofort nach der Zahlung einen Genehmigungsantrag, eine städtebauliche Erklärung oder die in Artikel 129, § 3 des Gesetzbuches erwähnte Erklärung zwecks der Regularisierung einzureichen. In diesem Zusammenhang müssen Kontakte durch den beauftragten Beamten mit den Gemeindeeinnehmern und den Einnehmern des Registrierungsamtes aufgenommen werden. Die Zahlung des Vergleichsbetrags muss nämlich unbedingt vor der Einreichung des Antrags auf eine Regularisierung der Städtebaugenehmigung, der städtebaulichen Erklärung oder der in Artikel 129, § 3 des Gesetzbuches erwähnten Erklärung erfolgen. Solange die Zahlung des Vergleichsbetrags nicht stattgefunden hat, wird der Genehmigungsantrag oder die Erklärung als unzulässig erklärt werden (Artikel 159bis des Gesetzbuches). Der Vergleichsbetrag wird entweder zu Händen des Gemeindeeinnehmers, wenn der Verstoß durch die Beamten und Bediensteten der lokalen Polizei oder durch die vom Gouverneur bezeichneten gemeindlichen Beamten und Bediensteten festgestellt wurde, oder zu Händen des Einnehmers des Einregistrierungsamtes auf ein im Namen der Region eröffnetes Konto, wenn der Verstoß durch jeglichen anderen Beamten oder Bediensteten festgestellt wurde. Es wird darauf hingewiesen, dass die öffentliche Klage durch die Zahlung des Vergleichsbetrags verfällt. Dies gilt ausschließlich für die Vergangenheit. Da die ausgeführten Handlungen und Arbeiten für die Zukunft beibehalten werden, müssen sie durch eine Genehmigung, eine städtebauliche Erklärung oder durch die in Artikel 129, § 3 des Gesetzbuches erwähnte Erklärung gedeckt werden. Die Zahlung der Geldstrafe bedeutet jedoch nicht automatisch das Recht auf den Erhalt einer Regularisierungsgenehmigung. Wenn die Genehmigung nach der Zahlung der Geldstrafe verweigert wird – diese Hypothese soll selten eintreten, da der beauftragte Beamte bereits erachtet hat, dass der Verstoß regularisiert werden konnte-, so kann ein neues Protokoll über das Fortbestehen des Verstoßes ab dem Tag nach der Zahlung des Vergleichsbetrags aufgenommen werden. 3.4. Fehlende Einigung über den Vergleich — Fehlendes Einverständnis des Zuwiderhandelnden: Wenn der Zuwiderhandelnde sich für nicht einverstanden mit dem Vergleich erklärt, so informiert der beauftragte Beamte so schnell wie möglich den Prokurator des Königs. Der Prokurator des Königs kann gegen den Zuwiderhandelnden Verfolgungen vor dem Strafgericht einleiten. Der beauftragte Beamte oder das Gemeindekollegium kann eine Wiederherstellungsmaßnahme beim Zivilgericht gemäß Artikel 157 Absatz 1 des Gesetzbuches fordern. Das fehlende Einverständnis des Zuwiderhandelnden über den Vergleich verhindert ihn, einen Antrag auf eine Regularisierung einzureichen (Artikel 159bis des Gesetzbuches). — Fehlendes Einverständnis des Gemeindekollegiums: Wenn das Gemeindekollegium sich für nicht einverstanden mit dem Vergleich erklärt, so informiert der beauftragte Beamte so schnell wie möglich den Prokurator des Königs. Der Prokurator des Königs kann gegen den Zuwiderhandelnden Verfolgungen vor dem Strafgericht einleiten.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Der beauftragte Beamte oder das Gemeindekollegium kann eine Wiederherstellungsmaßnahme beim Zivilgericht gemäß Artikel 157 Absatz 1 des Gesetzbuches fordern. Das fehlende Einverständnis des Gemeindekollegiums über den Vergleich verhindert die Einreichung des Antrags auf eine Regularisierung durch den Zuwiderhandelnden (Artikel 159bis des Gesetzbuches). 4. Verfolgungen vor dem Zivilgericht: Artikel 157, Absatz 2 des Gesetzbuches Wenn der Prokurator des Königs es nicht für zweckmäßig gehalten hat, Verfolgungen vor dem Strafgericht einzuleiten, und wenn der beauftragte Beamte der Ansicht ist, dass der Verstoß nicht regularisiert werden kann, muss der beauftragte Beamte beim Zivilgericht eine Wiederherstellungsmaßnahme fordern. 4.1. Kumulative Bedingungen — Einstellung der Strafverfolgung durch den Prokurator des Königs, wenn dieser innerhalb von neunzig Tagen seine Absicht nicht mitgeteilt hat, die Sache zu verfolgen. — Nicht regularisierbarer Verstoß Wenn diese Bedingungen erfüllt sind, hat der beauftragte Beamte die Verpflichtung, vor dem Zivilgericht ein der Verfahren der Wiedergutmachung zu fordern. 4.2. Verfahren — Inhaber des Klagerechts : Der beauftragte Beamte. — Form des Antrags: Vorladung des Zuwiderhandelnden vor dem Zivilgericht. 4.3. Wiederherstellungsarten — Wiederherstellung in den ursprünglichen Zustand des Ortes oder Einstellung jeglichen widerrechtlichen Mißbrauchs; — Ausführung von Anpassungsbauwerken oder Ausbauarbeiten; — Zahlung des somit erzielten Mehrwerts des Gutes, vorausgesetzt, dieses Gut steht weder auf der Schutzliste noch unter Denkmalschutz. 4.4. Rechte der Zivilpartei Die Rechte der Zivilpartei sind auf die durch die zuständige Behörde gewählte Wiederherstellungsmaßnahme begrenzt. Auf Antrag der Käufer oder der Mieter kann das Gericht jedoch deren Eigentumserwerbs- oder Vermietungsbescheinigung für nichtig erklären, unbeschadet des Anrechts auf Schadenersatz zu Lasten des Schuldigen. 4.5. Vollstreckung von Amts wegen und Versäumnisgeldstrafe — Das Gericht räumt dem Zuwiderhandelnden eine Frist ein, um seinen Verpflichtungen nachkommen; diese Frist darf zwölf Monate nicht überschreiten. — Das Urteil kann den Beschluss mit einer Versäumnisgeldstrafe verbinden und der zuständigen Behörde und ggf. der Zivilpartei erlauben, den Ort vom Amts wegen wieder in seinen ursprünglichen Zustand zu Lasten des Verurteilten zurückzuversetzen, wenn dieser seinen Verpflichtungen nicht nachkommt. In diesem Fall hat derjenige, der das Urteil vollstreckt, das Recht, die Materialien zu verkaufen, zu befördern, zu lagern und deren Zerstörung vorzunehmen. Zur Erinnerung: seit Oktober 2006 verfügt die Generaldirektion der Raumordnung, des Wohnungswesens und des Erbes über eine spezifische Zelle, um die Zwangsvollstreckung der rechtskräftig entschiedenen Beschlüsse zu gewährleisten. 4.6. Genehmigungsbefreiung Wenn in dem Urteil die Wiederinstandsetzung der Räumlichkeiten oder die Ausführung von Anpassungsarbeiten befohlen wird, ist keine Städtebaugenehmigung erforderlich. Der Wortlaut des Urteils muss jedoch vor der Eröffnung der Baustelle und während der ganzen Dauer der Arbeiten in der Form einer Bekanntmachung auf dem Gelände entlang der Straße angeschlagen werden und von dort aus lesbar sein (Artikel 134 des Gesetzbuches). V. BERECHNUNG DER FRISTEN Was die Berechnung der Fristen betrifft, so gibt es Anlass, sich auf die Artikel 52 ff. des Gerichtsgesetzbuches zu beziehen. Die Frist wird ab dem Tag, der auf den Antragstag folgt, berechnet und umfasst alle Tage, sogar den Samstag, Sonntag und die gesetzlichen Feiertage. Der Verfallstag ist in der Frist eingeschlossen. Wenn dieser Tag ein Samstag, Sonntag oder gesetzlicher Feiertag ist, so ist der Verfallstag der nächstfolgende Werktag. Wenn die Zustellung per Einschreiben mit Empfangsbestätigung erfolgt, so läuft die Frist ab dem 1. Tag nach demjenigen, der auf den Tag, an dem das Schreiben am Wohnsitz des Empfängers vorgestellt wurde, folgt. Wenn die Zustellung per Einschreiben oder per gewöhnliches Schreiben erfolgt, so läuft die Frist ab dem 3. Werktag nach demjenigen, der auf den Tag, an dem das Schreiben bei der Post abgegeben wurde, folgt. Was die Zuwiderhandelnden mit Wohnsitz im Ausland betrifft, so gibt es Anlass, sich auf Artikel 55 des Gerichtsgesetzbuches zu beziehen. VI. INKRAFTTRETEN DER NEUEN MASSNAHMEN — Auf die Unzulässigkeit des Antrags auf eine Regularisierung wegen Nichtzahlung der Vergleichsstrafe kann lediglich für Verstoße, für welche das Protokoll nach dem Inkrafttreten des Dekrets zugestellt worden ist, beruft werden. Es spielt keine Rolle, ob die Verstoße vor oder nach dem Inkrafttreten des Dekrets begangen wurden. — Im Falle eines Antrags auf eine Regularisierung im Laufe des Untersuchungsverfahrens zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des Dekrets und vorausgesetzt, dass ein Protokoll aufgenommen wurde, ist es empfohlen, den Prokurator des Königs zu befragen, damit er innerhalb neunzig Tagen Stellung über die Zweckmäßigkeit einer Verfolgung nimmt. In Erwartung dessen wird die Untersuchung des Antrags auf eine Regularisierung ausgesetzt. * Wenn der Prokurator des Königs seine Absicht mitteilt, die Sache zu verfolgen, so wird der Antrag auf eine Regularisierung abgelehnt. * Wenn das Strafgericht mit der Sache befasst wird, so wird der Antrag auf eine Regularisierung abgelehnt. Wenn der Verstoß, der Gegenstand des Antrags auf eine Regularisierung ist, offensichtlich nicht regularisierbar ist, so ist es empfohlen, die Städtebaugenehmigung unmittelbar zu verweigern und den Prokurator des Königs darüber zu informieren. Namur, den 5. Juli 2007 Der Minister des Wohnungswesens, des Transportwesens und der räumlichen Entwicklung, A. ANTOINE

50303

50304



50305

50306

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST [C − 2007/27125] 5 JULI 2007. — Ministeriële omzendbrief betreffende de overtredingen en de straffen inzake stedenbouw Wettelijke basis : — artikelen 153 tot 159bis en 448 tot 452 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium; — decreet van 24 mei 2007 betreffende de overtredingen en de straffen inzake stedenbouw. I. AANHEF Titel VI. – Overtredingen en straffen – is een van de pijlers van Boek I van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium. Die titel VI stelt het gedrag van zij die verschillende bepalingen van het Wetboek overtreden strafbaar. De correcte toepassing van de bepalingen bedoeld in Titel VI is de zekerheid van de bescherming van de door het Wetboek verdedigde belangen. De stedenbouwkundige misdadigheid doet afbreuk niet alleen aan de geldende wetgeving maar ook en vooral aan de leefomgeving. Een betere repressie en, beter nog, een betere voorkoming van de stedenbouwkundige overtredingen maken het Wetboek geloofwaardiger en het beheer van het grondgebied ten gunste van alle inwoners billijk. Overigens past het eenvoudigweg niet dat sommige handelingen die overtredingen vormen, onbestraft blijven, met als gevolg een gevoel van onrechtvaardigheid bij de burgers die het gebied waar ze wonen respecteren en die de desbetreffende stedenbouwkundige reglementeringen naleven. Daarom voert het decreet van 24 mei 2007 betreffende de overtredingen en de straffen inzake stedenbouw een systeem in dat hoe dan ook de interventie waarborgt van de gerechtelijke of administratieve overheden bij een stedenbouwkundige overtreding. Zo maken alle handelingen en werken die uitgevoerd of in stand gehouden worden, het voorwerp uit van hetzij een straf, hetzij een herstel, ofwel een regularisatie in combinatie met een vergelijk. De bepalingen van het decreet strekken er fundamenteel toe elk ingrijpen van de administratieve procedure in het verloop van de strafrechtelijke procedure te voorkomen, en omgekeerd. Het decreet van 24 mei 2007 komt tegemoet aan de wil van het Gewest om verschillende gedragingen te veranderen en om de mentaliteiten te doen evolueren, zowel ten opzichte van degenen die stedenbouwkundige overtredingen plegen als ten opzichte van degenen die hen moeten bestraffen. Deze omzendbrief bespreekt de verschillende mogelijke gevallen. II. DE OVERTREDINGEN EN DE VASTSTELLINGEN ERVAN 1. Handelingen die als misdrijf gelden : artikel 154 van het Wetboek 1.1. Handelingen en werken verrichten die onderworpen zijn aan een stedenbouwkundige vergunning : a) zonder voorafgaande vergunning; b) na het verval ervan; c) na de akte tot opschorting van de vergunning (opschorting door de gemachtigde ambtenaar); d) na het besluit tot opschorting van de vergunning (opschorting door de Raad van State). Artikel 84 van het Wetboek. 1.2. De verkaveling van een terrein zonder voorafgaande vergunning verrichten, na het verval ervan, na de akte tot opschorting van de vergunning (opschorting door de gemachtigde ambtenaar) of na het besluit tot opschorting van de vergunning (opschorting door de Raad van State). Artikel 89 van het Wetboek. 1.3. Werkzaamheden handhaven die zonder vergunning zijn uitgevoerd. 1.4. De voorschriften van de gewestplannen, de gemeentelijke plannen van aanleg, de stedenbouwkundige vergunningen, de verkavelingsvergunningen en de gewestelijke of gemeentelijke stedenbouwkundige reglementen op de één of andere manier overtreden. 1.5. Een reclame aanplakken die niet overeenstemt met de bepalingen van het Wetboek : artikelen 4 en 330 en volgende van het Wetboek. — Een aanplakken uitvoeren die niet overeenstemt met de bepalingen van het Wetboek : artikel 134 van het Wetboek. — Zich niet schikken naar de bepalingen inzake erfgoed : Boek III van het Wetboek. — Handelingen en werken die aan een voorafgaande stedenbouwkundige verklaring bij ontstentenis van een dergelijke verklaring onderworpen zijn : artikel 263 van het Wetboek. — Handelingen en werken uitvoeren en handhaven die aan de voorafgaande verklaring bedoeld in artikel 129, § 3 van het Wetboek bij ontstentenis van een dergelijke verklaring onderworpen zijn(handelingen en werken betreffende netwerken in het openbare domein). 2. De overtreders — De bouwheer. — In voorkomend geval : de aannemer, de architect, de eigenaar van het terrein die met een feit instemde of het gedoogde (bijvoorbeeld bij gebruik van een terrein om vaste of mobiele installaties te plaatsen), de notaris. 3. De vaststelling van de overtredingen : artikel 156 van het Wetboek 3.1. Voorwaarden De straf voor een stedenbouwkundige overtreding kan enkel worden opgelegd als die overtreding wordt vastgesteld. Geen proces-verbaal opmaken impliceert derhalve dat de overtreder aan elke vorm van straf kan ontsnappen. Ter herinnering, artikel 29 van Boek I van het Wetboek van strafvordering bepaalt dat ieder openbaar officier of ambtenaar die, in de uitoefening van zijn ambt, kennis van een overtreding krijgt, verplicht is daarvan dadelijk bericht te geven aan de Procureur des Konings. In bepaalde gevallen wordt het echter opportuun geacht een proces-verbaal niet onmiddellijk op te maken om de overtreder de mogelijkheid te laten de gepleegde overtreding zo spoedig mogelijk ongedaan te maken. Soms is het inderdaad beter de belofte van de overtreder te krijgen dat hij de overtreding op korte termijn ongedaan zal maken, dan een langere en loggere strafrechtelijke procedure in te zetten.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Om geen proces-verbaal op te maken moeten de volgende elementaire voorwaarden worden vervuld : — wanneer de overtreding wegens onwetendheid wordt begaan (een recidive maakt de goede trouw van de dader uiteraard onmogelijk); — wanneer de overtreding onbeduidend is; — wanneer de overtreding gemakkelijk ongedaan kan worden gemaakt; — wanneer de vaste verbintenis van de overtreder wordt verkregen om de overtreding te doen verdwijnen; — wanneer een korte termijn voor de herstel van de overtreding wordt opgelegd. Indien de overtreder daarentegen zijn verbintenissen niet naleeft, dan moet daar onmiddellijk een proces-verbaal over opgemaakt worden. 3.2. De bevoegde beambten — De officieren van de gerechtelijke politie. — De ambtenaren en beambten belast met het wegbeheer. — De technische ambtenaren en beambten van de gemeenten, aangewezen door de Provinciegouverneur — De ambtenaren en beambten van het Waalse Gewest, aangewezen door de Gouverneur : artikelen 450 tot 450 quater van het Wetboek (Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, Directoraatgeneraal Technologie, Onderzoek en Energie, Afdeling Natuur en Bossen, Ministerie van Uitrusting en Vervoer). 3.3. De omvang van de bevoegdheden — Een proces-verbaal van vaststelling opmaken dat wordt overgemaakt : * aan de bouwheer; * aan elke houder van een zakelijke recht (hypotheek en genotspand uitgezonderd); * aan elke persoon die gebruik maakt van het goed; * aan de Procureur des Konings; * volgens het geval, aan de gemachtigde ambtenaar of aan het gemeentecollege. De kennisgeving van het proces-verbaal wordt verricht door de gemachtigde ambtenaar. als de gemeentelijke overheid het proces-verbaal heeft opgemaakt, dan geeft zij er kennis van. De kennisgeving moet onmiddellijk plaatsvinden pas na de vaststelling bij proces-verbaal. In voorkomend geval, de onderbreking van de werken (het gaat dus om een onderbreking van de lopende werken; als de werken zijn voltooid, is het niet meer noodzakelijk de onderbreking ervan te bevelen), de uitvoering van handelingen of de staking van het gebruik van het gebouw (het gaat om een staking van een ongeoorloofd gebruik van het gebouw) (artikel 158 van het Wetboek) ter plaatse mondeling bevelen : * op straffe van verval moet het bevel binnen vijf dagen door de burgemeester of de gemachtigde ambtenaar worden bevestigd; * zodra het bevel gegeven is, worden het proces-verbaal van vaststelling en de bekrachtingsbeslissing bekendgemaakt : a) aan de bouwheer; b) aan de persoon of de aannemer die het werk uitvoert; c) aan de persoon die van het goed gebruik maakt; d) aan de Procureur des Konings; e) volgens het geval, aan de gemachtigde ambtenaar of aan het gemeentecollege; * een vordering in kort geding kan worden ingesteld om het bevel tot staking op te heffen; * de gemachtigde ambtenaren zijn gerechtigd tot het treffen van alle maatregelen, verzegeling inbegrepen, om in de onmiddellijke toepassing van het bevel tot staking, van de bekrachtigingsbeslissing of in voorkomend geval, van de beschikking van de voorzitter te voorzien. — Toegang tot de bouwplaats en de gebouwen hebben om alle nodige opsporingen en vaststellingen te verrichten. — Alle ruimtes bezichtigen, zelfs gesloten en overdekte, waar boringen of opgravingen plaatsvinden. — Zich alle gegevens laten verstrekken die de ambtenaren en beambten nuttig achten. — Indien de bezichtigingen het karakter van huiszoekingen aannemen, mogen de ambtenaren en beambten alleen optreden als er aanwijzingen van een overtreding zijn en op voorwaarde dat ze daartoe door de politierechter gemachtigd zijn. — Enkel de officieren van gerechtelijke politie zijn bevoegd om de overtreders te verhoren. In de kennisgeving van het proces-verbaal aan de Procureur des Konings, is het aangeraden hem uit te nodigen om zich uit te spreken binnen negentig dagen over de opportuniteit van de vervolging, overeenkomstig artikel 155, § 6, vierde lid van het Wetboek. Slechts indien de Procureur des Konings niet binnen die termijn blijk geeft van het voornemen om vervolging te geven, kan het vergelijk worden afgesloten. Een model van schrijven tot kennisgeving van het proces-verbaal en waarbij de Procureur des Konings wordt uitgenodigd zich uit te spreken over de vervolging, is als bijlage gevoegd. III. EERSTE HYPOTHESE : DE PROCUREUR DES KONINGS STELT VERVOLGING IN 1. Voorwaarden Het proces-verbaal moet zo spoedig mogelijk aan de Procureur des Konings meegedeeld worden en, in voorkomend geval, nodigt hem uit zich binnen negentig dagen uit te spreken. De gemachtigde ambtenaar of het gemeentecollege die kennis van het proces-verbaal geven, mogen, indien ze het nodig achten, een herstelmaatregel aan de Procureur des Konings voorstellen. Ter herinnering, de herstelmaatregelen (herstel van de plaats in haar oorspronkelijke staat of stopzetting van het onrechtmatige gebruik, uitvoering van werkzaamheden of inrichtingswerken of betaling van de meerwaarde) kunnen eenzijdig worden vastgesteld door de gemachtigde ambtenaar of het gemeentecollege. Met het oog op een optimaal beheer van de dossiers is een samenwerking evenwel ten stelligste aangeraden. Bij akkoord geeft de gemachtigde ambtenaar kennis van de herstelmaatregel aan de overtreder, nodigt hem uit zich eraan in een bepaalde termijn te houden en licht er de Procureur en het gemeentecollege over in. Wanneer de overtreder zijn verplichtingen binnen de vastgelegde termijn niet is nagekomen, licht de gemachtigde ambtenaar er de Procureur des Konings en het gemeentecollege over in. De Procureur des Konings is helemaal niet gedwongen om de door de gemachtigde ambtenaar vastgestelde vervaldatum af te wachten om de achtervolging in te zetten. In geval van onenigheid geven de overheden elk kennis van hun herstelmaatregel aan de Procureur des Konings en brengen ze elkaar daarvan op de hoogte.

50307

50308

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Voor zover mogelijk wordt de keuze van de herstelmaatregel onmiddellijk na de kennisgeving van het proces-verbaal aan de Procureur des Konings gemaakt. De strikte termijn van negentig dagen die de Procureur des Konings krijgt, impliceert een noodzakelijke samenwerking en een snelle communicatie tussen de magistraat en de administratieve overheid. 2. Vervolging voor de correctionele rechtbank : artikel 155 van het Wetboek 2.1. Hypothese Wanneer de Procureur des Konings heeft besloten vervolging tegen de dader van de overtreding in te zetten, is het niet van belang dat laatsgenoemde al dan niet geregulariseerd kan worden. 2.2. Procedures : artikel 155, § 1 van het Wetboek De strafrechtelijke vervolging wordt uitsluitend door de Procureur des Konings toegepast. De gemachtigde ambtenaar of het gemeentecollege beschikt niettemin over een bijzonder vorderingsrecht bij de correctionele rechtbank : het verzoek om een herstelmaatregel. Indien de gemachtigde ambtenaar of het gemeentecollege van deze mogelijkheid gebruik maakt, moet de Rechtbank zich uitspreken zowel over de strafrechtelijke sanctie van de handeling die een inbreuk uitmaakt (op verzoek van de Procureur des Konings) als over de herstelmaatregel van de overtreding. Het verzoek om een herstelmaatregel heeft geen enkele bijzondere formaliteit. 2.3. Wijzen van herstel : artikel 155, § 2 van het Wetboek — Het herstel van de plaats in haar oorspronkelijke staat of de stopzetting van het onrechtmatige gebruik; — de uitvoering van werkzaamheden of inrichtingswerken; — de betaling van de meerwaarde die het goed heeft verworven voor zover het noch op de beschermingslijst voorkomt, noch beschermd is. 2.4. Rechten van de burgerlijke partij : artikel 155, § 3 van het Wetboek De rechten van de burgerlijke partij zijn beperkt tot het door de bevoegde overheid gekozen herstelmaatregel. De rechtbank kan, op vordering van de kopers of van de huurders, hun titel van eigendomsverkrijging of van huur vernietigen, onverminderd het recht om vergoeding van schade te eisen van de schuldige. 2.5. Ambtshalve uitvoering en dwangsom — Wanneer de rechtbank een herstelmaatregel beveelt, legt zij de overtreder een termijn van ten hoogste twaalf maanden op om de herstelwerken uit te voeren. — Het vonnis kan de beslissing combineren met een dwangsom en de bevoegde overheid of, in voorkomend geval, de burgerlijke partij de toestemming geven om de plaats ambtshalve te herstellen op kosten van de veroordeelde indien laatstgenoemde de herstelwerken niet heeft uitgevoerd. In dit geval is de uitvoerder van het vonnis gerechtigd de materialen te verkopen, te vervoeren, op te slaan en te vernietigen. Het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium heeft sinds oktober 2006 een specifieke Cel die belast is met de gedwongen tenuitvoerlegging van de beslissingen die in kracht van gewijsde zijn getreden. 2.6. Vrijstelling van vergunning : artikel 155, § 5 van het Wetboek Wanneer het vonnis het herstel van de plaats in haar oorspronkelijke staat of de uitvoering van inrichtingswerken beveelt en deze handelingen en werken aan een stedenbouwkundige vergunning zijn onderworpen, is de voornoemde vergunning niet vereist want het vonnis geldt als vergunning. Het beschikkende gedeelte van het vonnis moet evenwel, in de vorm van een leesbaar bericht, vóór de aanvang van de werken en tijdens de hele duur ervan aangeplakt worden op het terrein langs de openbare weg (artikel 134 van het Wetboek). IV. TWEEDE HYPOTHESE : DE PROCUREUR DES KONINGS STELT GEEN VERVOLGING IN 1. Voorwaarden Indien de Procureur des Konings niet binnen de negentig dagen na het aan hem gericht verzoek blijk geeft van het voornemen om vervolging in te stellen, komt het de gemachtigde ambtenaar toe zijn mening zo snel mogelijk te geven over het al dan niet regulariseerbaar karakter van de overtreding. Wanneer de overtreding slechts aan een verklaring onderworpen is, komt het daarentegen de gemachtigde ambtenaar niet toe zijn mening te geven over het al dan niet regulariseerbaar karakter van de overtreding. In dit geval beschikt de gemachtigde ambtenaar over geen enkele beoordelingsbevoegdheid en stelt, in overeenstemming met het gemeentecollege, een vergelijk aan de overtreder voor. Zolang de betaling van het vergelijk niet wordt verricht, moet de vergunningsaanvraag of de regularisatieaangifte onontvankelijk verklaard worden (artikel 159bis van het Wetboek). 2. Beoordeling van het al dan niet regulariseerbaar karakter van de overtreding 2.1. De referentiewetgeving Bij ontstentenis van door de Procureur des Konings ingestelde vervolgingen wordt het al dan niet regulariseerbaar karakter van de overtreding beoordeeld op grond ofwel van de regelgeving die bij het plegen van de overtreding gold ofwel van de regelgeving die bij de indiening van de komende regularisatieaanvraag geldt. Dit alternatief is opgevat om de overtreder het voordeel van de voor hem meest gunstige wet te gunnen. 2.2. Algemene gebiedsbestemming of architectonisch karakter van dat gebied De gemachtigde ambtenaar beoordeelt het regulariseerbare karakter van de overtreding in het bijzonder ten opzichte van de algemene gebiedsbestemming of het architectonische karakter van dat gebied. 2.3. Regularisatie via de toekenning van een afwijking Het decreet bepaalt nu uitdrukkelijk dat een regularisatieaanvraag door middel van een in het Wetboek bepaald afwijkend mechanisme ingewilligd kan worden (artikel 110 tot 113 en 127, § 3, van het Wetboek). Alle voorwaarden eigen aan de toepassing van deze mechanismen moeten worden nageleefd. 2.4. Regularisatie via het opleggen van voorwaarden Het voorwerp van de overtreding kan regulariseerbaar worden beschouwd mits naleving van aangepaste voorwaarden. In de af te leveren regularisatievergunning kunnen zo bijvoorbeeld geringe inrichtingswerken voorgeschreven worden. 3. Het vergelijk : artikel 155, § 6 van het Wetboek 3.1. Gemachtigde overheid Enkel de Regering of de gemachtigde ambtenaar stelt het vergelijk voor. Als de Procureur des Konings niet binnen de negentig dagen na het aan hem gericht verzoek blijk geeft van het voornemen om vervolging in te stellen, moet de Regering of de gemachtigde ambtenaar - indien hij van mening is dat de overtreding regulariseerbaar is - de overtreder een vergelijk voorstellen.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 3.2. Cumulatieve voorwaarden — Wens van de Procureur des Konings om geen vervolging in te stellen. — De handelingen en werken zijn regulariseerbaar via : * ofwel een stedenbouwkundige vergunning rekening houdend met de algemene gebiedsbestemming en met het architectonische karakter van dat gebied en met, eventueel, de toekenning van een afwijking (artikelen 110 tot 113 of 127, § 3 van het Wetboek) of het opleggen van bijzondere voorwaarden; ofwel een voorafgaande stedenbouwkundige verklaring (artikel 263 van het Wetboek); ofwel een verklaring betreffende de te verrichten handelingen en werken op netwerken in het openbare domein (artikel 129, § 3 van het Wetboek). — Instemming van het gemeentecollege. — Instemming van de overtreder. Wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, moet de Regering of de gemachtigde ambtenaar het vergelijk voorstellen. 3.3. Procedure De Regering of de gemachtigde ambtenaar beoordeelt of de in het proces-verbaal vastgestelde handelingen en werken regulariseerbaar zijn. Als dit het geval is, bepaalt hij het bedrag van de geldboete, stelt hij het gemeentecollege het vergelijk voor en geeft hij tegelijkertijd de Procureur des Konings kennis ervan. Het bedrag van de transactiesom wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 449 tot 449/2 van het Wetboek. Het bedrag van de geldboete moet liggen tussen 250 en 25.000 euro. Het vergelijk vereist de instemming van het gemeentecollege en van de overtreder. Het gemeentecollege beschikt over zestig dagen vanaf het verzoek van de gemachtigde ambtenaar of van de Regering om zich uit te spreken. Bij ontstentenis wordt het voorstel tot vergelijk door het gemeentecollege geacht aanvaard te zijn. Onmiddellijk na ontvangst van de uitdrukkelijke of stilzwijgende instemming van het gemeentecollege geeft de Regering of de gemachtigde ambtenaar de overtreder kennis van het voorstel tot vergelijk. In deze brief wordt de overtreder uitgenodigd zijn akkoord schriftelijk in te dienen binnen een termijn van vijftien dagen. Bij akkoord nodigt hij hem uit de geldboete te betalen en, onmiddellijk na de betaling, een vergunningsaanvraag, een stedenbouwkundige verklaring of de in artikel 129, § 3 van het Wetboek bedoelde verklaring in te dienen met het oog op de regularisatie. Daaromtrent moet de gemachtigde ambtenaar contact met de Gemeenteontvangers en de Ontvangers der Registratie opnemen. De storting van het bedrag van het vergelijk moet immers voorafgaan aan de indiening tot regularisatie van de stedenbouwkundige vergunning, de stedenbouwkundige verklaring of de in artikel 129, § 3 van het Wetboek bedoelde verklaring. De vergunningsaanvraag of de verklaring zal onontvankelijk verklaard worden zolang het bedrag van het vergelijk niet wordt gestort (artikel 159bis van het Wetboek). Het bedrag van het vergelijk wordt gestort ofwel in handen van de gemeenteontvanger indien de overtreding door de ambtenaren en agenten van de lokale politie of door de door de provinciegouverneur aangewezen ambtenaren en personeelsleden wordt vastgesteld, ofwel in handen van de ontvanger der registratie op een rekening die namens het Gewest is geopend indien de overtreding door andere ambtenaren en personeelsleden wordt vastgesteld. Duidelijk moet zijn dat de strafvordering door de storting van het bedrag van het vergelijk vervalt. Dit geldt alleen voor het verleden. De uitgevoerde handelingen en werken, die in de toekomst worden behouden, moeten door een vergunning, een stedenbouwkundige verklaring of een in artikel 129, § 3 van het Wetboek bedoelde verklaring worden gedekt. De storting van de geldboete omvat echter niet het recht op het verkrijgen van een regularisatievergunning. Indien de vergunning na de betaling van de geldboete wordt geweigerd – alleen in zeldzame gevallen want de gemachtigde ambtenaar heeft dan al geoordeeld dat de overtreding regulariseerbaar is -, kan een nieuw proces-verbaal opgemaakt worden wegens het behoud van de overtreding vanaf de dag na die van de storting van het bedrag van het vergelijk. 3.4. Onenigheid over het vergelijk — Uitgaande van de overtreder : Indien de overtreder niet met het vergelijk heeft ingestemd, brengt de gemachtigde ambtenaar de Procureur des Konings zo spoedig mogelijk daarvan op de hoogte. De Procureur des Konings kan vervolging instellen tegen de overtreder bij de correctionele rechtbank. Overeenkomstig artikel 157, eerste lid van het Wetboek kan de gemachtigde ambtenaar of het gemeentecollege verzoeken om een herstelmaatregel bij de burgerlijke rechtbank. Het niet akkoord zijn van de overtreder met het vergelijk verhindert hem een regularisatieaanvraag in te dienen (artikel 159bis van het Wetboek). — Uitgaande van het gemeentecollege : Indien het gemeentecollege niet met het vergelijk heeft ingestemd, brengt de gemachtigde ambtenaar de Procureur des Konings zo spoedig mogelijk daarvan op de hoogte. De Procureur des Konings kan vervolging instellen tegen de overtreder bij de correctionele rechtbank. Overeenkomstig artikel 157, eerste lid van het Wetboek kan de gemachtigde ambtenaar of het gemeentecollege bij de burgerlijke rechtbank verzoeken om een herstelmaatregel. Het niet akkoord zijn van het gemeentecollege met het vergelijk verhindert de overtreder een regularisatieaanvraag in te dienen (artikel 159 van het Wetboek). 4. Vervolging voor de burgerlijke rechtbank : artikel 157, tweede lid van het Wetboek Wanneer de Procureur des Konings het niet opportuun heeft geacht vervolging bij de correctionele rechtbank in te stellen en wanneer de gemachtigde ambtenaar beoordeelt dat de overtreding niet regulariseerbaar is, moet de gemachtigde ambtenaar bij de burgerlijke rechtbank verzoeken om een herstelmaatregel. 4.1. Cumulatieve voorwaarden — Seponering door de Procureur des Konings of indien hij geen vervolging binnen de negentig dagen heeft ingesteld. — Niet-regulariseerbare overtreding. Wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, moet de gemachtigde ambtenaar een van de herstelmaatregelen bij de burgerlijke rechtbank vorderen.

50309

50310

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 4.2. Procedure — Houder van het vorderingsrecht : gemachtigde ambtenaar. — Vorm van de aanvraag : dagvaarding van de overtreder voor de burgerlijke rechtbank. 4.3. Wijzen van herstel : — De plaats in de vorige staat herstellen of de staking van het wederrechtelijke gebruik; — de uitvoering van werken of ordeningswerken; — de betaling van de meerwaarde die het goed heeft verworven voor zover het noch op de beschermingslijst voorkomt, noch beschermd is. 4.4. Rechten van de burgerlijke partij De rechten van de burgerlijke partij zijn beperkt tot de door de bevoegde overheid gekozen herstelmaatregel. De rechtbank kan, op vordering van de kopers of van de huurders, hun titel van eigendomsverkrijging of van huur vernietigen, onverminderd het recht om vergoeding van schade te eisen van de schuldige. 4.5. Ambtshalve uitvoering en dwangsom — De Rechtbank stelt de overtreder een termijn van ten hoogste twaalf maanden om gevolg te geven. — Het vonnis kan gecombineerd worden met een dwangsom en de bevoegde overheid of, in voorkomend geval, de burgerlijke partij de toestemming geven om de plaats ambtshalve te herstellen op kosten van de veroordeelde indien laatstgenoemde de herstelwerken niet heeft uitgevoerd. In dit geval is de uitvoerder van het vonnis gerechtigd de materialen te verkopen, te vervoeren, op te slaan en te vernietigen. Ter herinnering, het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium heeft sinds oktober 2006 een specifieke Cel die belast is met de gedwongen tenuitvoerlegging van de beslissingen die in kracht van gewijsde zijn getreden. 4.6. Vrijstelling van vergunning Wanneer het vonnis het herstel van de plaats in haar oorspronkelijke staat of de uitvoering van inrichtingswerken beveelt, is een stedenbouwkundige vergunning niet vereist. Het beschikkende gedeelte van het vonnis moet in de vorm van een leesbaar bericht vóór de aanvang van de werken en tijdens de hele duur ervan echter aangeplakt worden op het terrein langs de openbare weg (artikel 134 van het Wetboek). V. BEREKENING VAN DE TERMIJNEN Wat betreft de berekening van de termijnen dient te worden verwezen naar de artikelen 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. De termijn wordt berekend vanaf de dag na die van de aanvraag en omvat alle dagen, ook de zaterdag, de zondag en de wettelijke feestdagen. De vervaldag is in de termijn inbegrepen. Indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de eerstkomende werkdag. Wanneer de kennisgeving bij aangetekende brief met ontvangstbewijs wordt verricht, begint de termijn te lopen vanaf de eerste dag die volgt op die waarop de brief op de woonplaats van de bestemmeling wordt aangeboden. Wanneer de kennisgeving bij aangetekende brief of bij gewone brief wordt verricht, begint de termijn te lopen vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief ter post is aangegeven. Wat betreft de overtreders die in het buitenland wonen, dient te worden verwezen naar artikel 55 van het Gerechtelijk Wetboek. VI. INWERKINGTREDING VAN DE NIEUWE MAATREGELEN — De niet-ontvankelijkheid van de regularisatieaanvraag wegens niet-betaling van de transactiesom kan alleen worden ingeroepen voor de overtredingen waarvoor het proces-verbaal na de inwerkingtreding van het decreet wordt medegedeeld. Het is van geen belang dat de overtredingen vóór of na de inwerkingtreding van het decreet worden gepleegd. — In geval van een regularisatieaanvraag die op het ogenblik van de inwerkingtreding van het decreet wordt onderzocht en voor zover een proces-verbaal wordt opgemaakt, is het aangeraden de Procureur des Konings te ondervragen om zijn mening te hebben over de opportuniteit om binnen de negentig dagen te vervolgen. In afwachting wordt het onderzoek van de regularisatieaanvraag geschorst. * Indien de Procureur des Konings de vervolging wil voortzetten, wordt de regularisatieaanvraag geweigerd. * Indien de zaak bij de correctionele rechtbank aanhangig wordt gemaakt, wordt de regularisatieaanvraag geweigerd. Indien de overtreding die het voorwerp van de regularisatieaanvraag uitmaakt niet regulariseerbaar is, is het aangeraden de stedenbouwkundige vergunning te weigeren en de Procureur des Konings op de hoogte ervan te brengen. Namen, 5 juli 2007. De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE


50311

50312



PUBLICATIONS LEGALES ET AVIS DIVERS WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN EN VERSCHILLENDE BERICHTEN

50313

algemene logistieke taken en medewerking aan de dienstverlening in de vakgroep. De kandidaturen, met curriculum vitae, een afschrift van het vereist diploma en een overzicht van de behaalde studieresultaten (per jaar), moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en Organisatie van de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 10 oktober 2007. (80316)

Bij de Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van twee jaar die hernieuwbaar is. UNIVERSITEIT GENT Vacatures (zie https://webster.ugent.be/∼a64642/AAP.pl) Assisterend academisch personeel Bij de Faculteit ingenieurswetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van twee jaar die hernieuwbaar is. TW01 Een betrekking van deeltijds praktijkassistent (20 %) bij de vakgroep Architectuur en Stedenbouw (tel. 09-264 37 42) - salaris à 100 % : min. S 23.468,58 - max. S 39.716,10 (thans uitbetaald à 140,02 %). Profiel van de kandidaat : diploma van burgerlijk ingenieur-architect of een hogeschooldiploma van architect; overige beroepsactiviteiten uitoefenen die bijdragen tot de kwaliteit van het praktijkgebonden onderwijs; zich onderscheiden hebben op het vlak van het architectuurontwerp, stadsontwerp en het stedenbouwkundig ontwerp; ervaring en interesse hebben in het architectuurontwerp, stadsontwerp en het stedenbouwkundig ontwerp die bijdraagt tot de kwaliteit van het praktijkgebonden onderwijs in dit vakgebied.

GE07 Een betrekking van voltijds assistent bij de vakgroep Biochemie (tel. : 09-264 93 17) - salaris à 100 % : min. S 23.468,58 - max. S 39.716,10, thans uitbetaald à 140,02. Profiel van de kandidaat : diploma van arts of tandarts of licentiaat of master in de biomedische wetenschappen of licentiaat of master in de biotechnologie of licentiaat of master in de biochemie of apotheker of bio-ingenieur in de cel en genbiotechnologie; ervaring met moleculair en celbiologische technieken strekt tot aanbeveling; goede didactische/communicatieve vaardigheiden voor begeleiden van practica aan grote groepen studenten. Inhoud van de functie : bijstand bij het onderwijs van de vakgroep; wetenschappelijk onderzoek naar de cellulaire motiliteit en celinvasie, gebruik makend van nanobodies die gericht zijn tegen sleuteleiwitten van het actine cytoskelet, ter voorbereiding van een doctoraat (minstens 50 % van de tijd dient besteed te worden aan onderzoek in het kader van de voorbereiding van een doctoraat). De kandidaturen, met curriculum vitae, een afschrift van het vereist diploma en een overzicht van de behaalde studieresultaten (per jaar), moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en Organisatie van de Universiteit Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 10 oktober 2007. (80317)

Inhoud van de functie : bijstand bij het praktijkgericht onderwijs in het architectuurontwerp, stadsontwerp en het stedenbouwkundig ontwerp. De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma, moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en Organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 10 oktober 2007. (80315)

Annonces − Aankondigingen SOCIETES − VENNOOTSCHAPPEN

Bij de Faculteit politieke en sociale wetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van twee jaar die hernieuwbaar is. PS01 Een betrekking van voltijds assistent bij de vakgroep Communicatiewetenschappen (tel. 09-264 68 90) - salaris à 100 % : min. S 23.468,58 max. S 39.716,10 (thans uitbetaald à 140,02 %).

(Cet avis aurait dû paraître au Moniteur belge du 21 septembre 2007). POST-FIX FUND sicav de droit belge - O.P.C. en valeurs mobilières et liquidités, avenue de l’Astronomie 14, 1210 Bruxelles RPM 0480.192. 065

Profiel van de kandidaat : diploma van licentiaat/master in de communicatiewetenschappen of licentiaat/master in de rechten, waarbij een Manama journalistiek of een andere aanvullende studie of master in de communicatiewetenschappen of op het domein van het informatierecht of mediastudies tot aanbeveling strekt; actieve belangstelling voor de ontwikkelingen inzake mediarecht, auteursrecht en informatierecht. Inhoud van de functie : bijstand bij het onderwijs van de vakgroep; wetenschappelijk onderzoek in het vakgebied mediarecht en auteursrecht, ter voorbereiding van een doctoraat (minstens 50 % van de tijd dient besteed te worden aan onderzoek in het kader van de voorbereiding van een doctoraat);

AVIS DE CONVOCATION A L’ASSEMBLEE GENERALE ORDINAIRE L’assemblée générale ordinaire des actionnaires se tiendra le 11 octobre 2007, à 11 heures, avenue de l’Astronomie 14 à 1210 Bruxelles, aux fins d’entendre les rapports annuels du conseil d’administration et du commissaire et d’adopter les propositions suivantes : 1. Approbation des comptes de l’exercice clos le 30 juin 2007 et de l’affectation des résultats par compartiment. 2. Décharge aux administrateurs par compartiment et au commissaire pour l’exercice de leur mandat jusqu’au 30 juin 2007. 3. Nomination des administrateurs proposés par le conseil d’administration. La durée des mandats est fixée à un an jusqu’à la prochaine assemblée.

50314


4. Divers. Pour pouvoir assister à l’assemblée, les actionnaires voudront bien se conformer à l’article 20 des statuts. Le dépôt des actions au porteur doit se faire au plus tard le 5 octobre 2007 à 16 heures à la Banque de La Poste, rue des Colonies 56, à 1000 Bruxelles. Les propriétaires d’actions nominatives doivent pour la même date au plus tard, informer par un écrit le conseil d’administration de leur intention d’assister à l’assemblée et indiquer le nombre de titres pour lesquels ils entendent prendre part au vote. L’assemblée délibérera valablement quel que soit le nombre d’actions présentes ou représentées. Chaque action dispose d’un droit de vote proportionnel à la partie du capital qu’elle représente. (38391) Le conseil d’administration.

3. Nomination des administrateurs proposés par le conseil d’administration. La durée des mandats est fixée à un an jusqu’à la prochaine assemblée. 4. Divers. Pour pouvoir assister à l’assemblée, les actionnaires voudront bien se conformer à l’article 20 des statuts. Le dépôt des actions au porteur doit se faire au plus tard le 5 octobre 2007, à 16 heures, à la Banque de La Poste, rue des Colonies 56, à 1000 Bruxelles. Les propriétaires d’actions nominatives doivent pour la même date au plus tard, informer par un écrit le conseil d’administration de leur intention d’assister à l’assemblée et indiquer le nombre de titres pour lesquels ils entendent prendre part au vote. L’assemblée délibérera valablement quel que soit le nombre d’actions présentes ou représentées. Chaque action dispose d’un droit de vote proportionnel à la partie du capital qu’elle représente. (38392) Le conseil d’administration.

(Dit bericht had moeten verschijnen in het Belgisch Staatsblad van 21 september 2007). POST-FIX FUND bevek naar Belgisch recht - Categorie I.C.B. Sterrenkundelaan 14, 1210 Brussel

(Dit bericht had moeten verschijnen in het Belgisch Staatsblad van 21 september 2007).

Bedrijfsnummer : 0480.192.065

POST-GLOBAL FUND bevek naar Belgisch recht - Categorie I.C.B.E., Sterrenkundelaan 14, 1210 Brussel

BIJEENROEPING VAN DE GEWONE ALGEMENE VERGADERING

Bedrijfsnummer : 0477.440. 532

De gewone algemene vergadering van aandeelhouders zal doorgaan op 11 oktober 2007, om 11 uur, Sterrenkundelaan 14, te 1210 Brussel, om kennis te nemen van de jaarverslagen van de raad van bestuur en van de commissaris en de volgende voorstellen goed te keuren :

BIJEENROEPING VAN DE GEWONE ALGEMENE VERGADERING

1. Goedkeuring van de jaarrekening afgesloten op 30 juni 2007 en van de aanwending van het resultaat per compartiment.

De gewone algemene vergadering van aandeelhouders zal doorgaan op 11 oktober 2007, om 10 uur, Sterrenkundelaan 14, te 1210 Brussel, om kennis te nemen van de jaarverslagen van de raad van bestuur en van de commissaris en de volgende voorstellen goed te keuren :

2. Kwijting aan de bestuurders per compartiment en aan de commissaris voor de uitoefening van hun mandaat tot 30 juni 2007.

1. Goedkeuring van de jaarrekening afgesloten op 30 juni 2007 en van de aanwending van het resultaat per compartiment.

3. Benoeming van de bestuurders voorgesteld door de raad van bestuur. De duur van de mandaten wordt vastgesteld op één jaar, tot de volgende algemene vergadering.

2. Kwijting aan de bestuurders per compartiment en aan de commissaris voor de uitoefening van hun mandaat tot 30 juni 2007.

4. Varia. De aandeelhouders die deze vergadering wensen bij te wonen worden verzocht zicht te schikken naar de bepalingen van artikel 20 van de statuten. De deponering van de aandelen aan toonder moet gebeuren bij de Bank van De Post, Koloniënstraat 56, te 1000 Brussel, ten laatste op 5 oktober 2007, om 16 uur. De aandeelhouders op naam worden verzocht uiterlijk ten laatste op dezelfde datum de raad van bestuur schriftelijk op de hoogte te brengen van hun bedoeling om op de vergadering aanwezig te zijn en voor elk compartiment het aantal effecten te vermelden waarvoor zij aan de stemming wensen deel te nemen. De vergadering zal geldig beraadslagen en beslissen ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandelen. Ieder aandeel verleent stemrecht in verhouding tot het gedeelte van het kapitaal dat het belichaamt. (38391) De raad van bestuur. (Cet avis aurait dû paraître au Moniteur belge du 21 septembre 2007). POST-GLOBAL FUND sicav de droit belge - Catégorie O.P.C.V.M., avenue de l’Astronomie 14, 1210 Bruxelles N° d’entreprise : 0477.440.532 AVIS DE CONVOCATION A L’ASSEMBLEE GENERALE ORDINAIRE L’assemblée générale ordinaire des actionnaires se tiendra le 11 octobre 2007, à 10 heures, avenue de l’Astronomie 14, à 1210 Bruxelles, aux fins d’entendre les rapports annuels du conseil d’administration et du commissaire et d’adopter les propositions suivantes : 1. Approbation des comptes de l’exercice clos le 30 juin 2007 et de l’affectation des résultats par compartiment. 2. Décharge aux administrateurs par compartiment et au commissaire pour l’exercice de leur mandat jusqu’au 30 juin 2007.

3. Benoeming van de bestuurders voorgesteld door de raad van bestuur. De duur van de mandaten wordt vastgesteld op één jaar, tot de volgende algemene vergadering. 4. Varia. De aandeelhouders die deze vergadering wensen bij te wonen worden verzocht zicht te schikken naar de bepalingen van artikel 20 van de statuten. De deponering van de aandelen aan toonder moet gebeuren bij de Bank van De Post, Koloniënstraat 56, te 1000 Brussel, ten laatste op 5 oktober 2007, om 16 uur. De aandeelhouders op naam worden verzocht uiterlijk ten laatste op dezelfde datum de raad van bestuur schriftelijk op de hoogte te brengen van hun bedoeling om op de vergadering aanwezig te zijn en voor elk compartiment het aantal effecten te vermelden waarvoor zij aan de stemming wensen deel te nemen. De vergadering zal geldig beraadslagen en beslissen ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde aandelen. leder aandeel verleent stemrecht in verhouding tot het gedeelte van het kapitaal dat het belichaamt. (38392) De raad van bestuur.

BENEDU, naamloze vennootschap, avenue Pasteur 3, L-2311 LUXEMBOURG Adres in België : Van Heurckstraat 15, 2000 Antwerpen De aandeelhouders worden uitgenodigd tot het bijwonen van de buitengewone algemene vergadering die zal gehouden worden op 16 oktober 2007, om 16 uur, op het kantoor van notaris Peter Berben, te Neerpelt, Boseind 23. Agenda : 1) Voorstel tot regularisatie van de rechtsvorm van de vennootschap door te opteren voor de vennootschapsvorm die het nauwst aanleunt bij deze van de naamloze vennootschap naar Luxemburgs recht, met name : de naamloze vennootschap naar Belgisch recht. 2) goedkeuring van de geregulariseerde statuten van de vennootschap.

50315

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD 3) Bevestiging benoeming van de heer Eric Hendrickx, wonende te 2630 Aartselaar, B.L. de Borrekenslaan 30, TSS Belgium BVBA, met maatschappelijke zetel te 2000 Antwerpen, Henri Van Heurckstraat 15, en Corporate Services Belgium CVBA, met maatschappelijke zetel te 2000 Antwerpen, Henri Van Heurckstraat 15, als bestuurder van de vennootschap. De raad van bestuur. (AOPC1710505/26.09) (38506)

2° Suppression de l’article 9 des statuts intitulé « CESSION DE TITRES - DROITS DE PREEMPTION ».

Hagelberg, naamloze vennootschap, Dynamicalaan 10, 2610 WILRIJK

Les actionnaires qui désirent assister, à la réunion sont priés de déposer leurs actions au porteur au siège social au plus tard le 8 octobre 2007, et ce en vertu de l’article 21 des statuts.

Ondernemingsnummer 0429.813.334 — RPR Antwerpen

3° Modification des statuts pour les mettre en concordance avec les dispositions légales en remplaç ant notamment les références aux Lois Coordonnées sur les Sociétés Commerciales par les références au Code des Sociétés, et les montants en francs belges par des montants en euros. 4° Pouvoirs, à conférer au conseil d’administration pour l’exécution des résolutions qui précèdent.

Le conseil d’administration. De gewone algemene vergadering zal gehouden worden op de zetel, op 20/10/2007, om 15 uur. Dagorde : Jaarverslag van de raad van bestuur. Behandeling van de jaarrekening per 30/6/2007. Goedkeuring verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting aan de bestuurders voor de uitoefening van hun mandaat. Varia. De aandeelhouders dienen zich te schikken naar de statuten. (AOPC-1-7-09772/26.09) (38507)

KAULINDUS, naamloze vennootschap, Fabriekstraat 106A, 3950 BOCHOLT Ondernemingsnummer 0441.157.681 Algemene vergadering op de zetel, op 18/10/2007, om 11 uur. Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring van de jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Benoeming bestuurders. Diversen. (AOPC-1-7-10455/26.09) (38508)

MILO, naamloze vennootschap, Vanderborghtstraat 25, 1080 BRUSSEL

(AXPC-1-7-10537/26.09)

(38511)

ROMAX, naamloze vennootschap, Van Putlei 41, 2018 ANTWERPEN Ondernemingsnummer 0432.265.850 — RPR Antwerpen De gewone algemene vergadering zal gehouden worden op de zetel, op 20/10/2007, om 15 uur. Dagorde : Jaarverslag van de raad van bestuur. Behandeling van de jaarrekening per 30/6/2007. Goedkeuring verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting aan de bestuurders voor de uitoefening van hun mandaat. Varia. De aandeelhouders dienen zich te schikken naar de statuten. (AOPC-1-7-09771/26.09) (38512) SOCIETE WALLONNE ET BRUXELLOISE, STIMOWAB, société anonyme, rue du Midi 162, 1000 BRUSSEL Numéro d’entreprise 0478.384.697

Ondernemingsnummer 0462.727.414 Algemene vergadering op de zetel, op 13/10/2007, om 10 uur. Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring van de jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting aan bestuurders. Eventuele statutaire benoemingen. Diversen. (AOPC-1-7-09747/26.09) (38509)

Assemblée ordinaire au siège social le 13/10/2007, à 10 heures. Ordre du jour : Rapport du conseil d’administration. Approbation des comptes annuels. Affectation des résultats. Décharge aux administrateurs. Divers. (AOPC-1-7-09951/26.09) (38513)

STERCKX-VANDEKERCKHOVE, naamloze vennootschap, Kachtemsestraat 334, 8800 ROESELARE

PETER COX, naamloze vennootschap, Neerlandweg 24B, 2610 WILRIJK

Ondernemingsnummer 0444.419.059

Ondernemingsnummer 0404.657.571 Bijeenroeping bijzondere algemene vergadering op de maatschappelijke zetel, op 16/10/2007, om 11 uur. Dagorde : Ontslag en benoeming bestuurders. (AXPC-1-7-10437/26.09)

Algemene vergadering op de zetel, op 11/10/2007, om 14 uur. Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Diverse. (AOPC-1-7-10512/26.09) (38514)

(38510)

″ORBIS MANAGEMENT SOFTWARE″, société anonyme, rue de la Jouerie 50, à 1495 Villers-la-Ville (Marbais)

WILLEMOT BIJZONDER VERZEKERINGSBESTUUR, afgekort : « WILLEMOT », naamloze vennootschap, Coupure 228, 9000 Gent

Numéro d’Entreprises 0437.861.265

Ondernemingsnummer 0420.942.881 — RPR Gent

Convocation

De aandeelhouders en houders van oprichtersaandelen worden verzocht de buitengewone algemene vergadering bij te wonen die zal gehouden worden te 1000 Brussel, Verenigingstraat 30, op 12 oktober 2007, om 8 uur, met als agenda :

MM. les actionnaires sont invités, à assister, à l’assemblée générale des actionnaires qui aura lieu le mardi 16 octobre 2007, à 10 heures, en l’étude du notaire Emmanuel Estienne, à Genappe (rue Emmanuel Lutte 15), avec l’ordre du jour suivant : 1° Conversion du capital en euros pour se conformer, à la loi, soit 99157,41 EUROS et modification de l’article 5 des statuts en conséquence.

1. Verslag in toepassing van artikel 560 W. venn. met betrekking tot de afschaffing van de oprichtersaandelen. 2. Afschaffing van de oprichtersaandelen en wijziging van artikelen 5bis, 6bis, 27 en 32.

50316


3. Verhoging van het maatschappelijk kapitaal ten belope van maximum 1.433.735,80 EUR door het creëren van maximum 238 nieuwe aandelen, van hetzelfde type als de bestaande aandelen. Deze nieuwe aandelen zullen worden ingetekend tegen de prijs van 6.024,10 EUR per aandeel en bij de inschrijving volledig in contanten worden volgestort. — Gedeeltelijke inschrijving - volstorting. — Vaststelling van de gedeeltelijke verwezenlijking van de kapitaalverhoging. 4. Wijziging van de statuten ten einde deze aan te passen aan de genomen beslissingen en, om er artikelen 6, 24, 29, 33 en 37 van de statuten te schrappen of te wijzigen. 5. Ontslag en benoeming van bestuurders.

De huishoudhulpen staan in voor het gewoon onderhoud van de woning van de gebruiker, alsook eventueel op vraag van de gebruiker voor wassen en strijken en het bereiden van warme maaltijden. De huishoudhulpen zijn correct en vriendelijk in omgang met de gebruiker, respecteren de privacy-wetgeving en zijn bereid bij verschillende gebruikers aan huis te werken. Voor deze functie wordt een wervingsreserve van 1 jaar aangelegd. De volledige aanwervingsvoorwaarden en functiebeschrijving, evenals bijkomende inlichtingen omtrent het indienen van de kanidaturen en het verplicht sollicitatieformulier kunnen opgevraagd worden bij O.C.M.W.-Berlare op telefoonnummer 09-326 97 15 (elke voormiddag) of schriftelijk op het adres Baron Tibbautstraat 29a, 9290 Overmere, of is te consulteren op www.ocmwberlare.be. Het standaard sollicitatieformulier dient aangetekend opgestuurd te worden naar de voorzitter, Gunther Cooreman, Baron Tibbautstraat 29a, 9290 Overmere, uiterlijk op 13 oktober 2007. (38393)

6. Machten te verlenen voor de uitvoering van de genomen beslissingen. Om de vergadering bij te wonen dienen de aandeelhouders zich te schikken naar de bepalingen van artikel 25 van de statuten. Iedere aandeelhouder mag zich door een gevolmachtigde laten vertegenwoordigen. De documenten die bij wet voorgeschreven worden zijn ter beschikking van de aandeelhouders op de zetel van de vennootschap. (AXPC-1-7-10513/26.09)

De raad van bestuur. (38515)

Delfin, naamloze vennootschap, Oostkaai 4, 8900 Ieper 0462.564.888 RPR Ieper Jaarvergadering op 19/10/2007, om 18 uur, op de zetel. Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. (Her)benoeming. Kwijting bestuurders. Varia. (38504)

Garage Wauters Gebr., naamloze vennootschap, Tervuursesteenweg 481, 3061 Bertem 0407.853.821 RPR Leuven Jaarvergadering op 19/10/2007, om 19 uur, op de zetel. Agenda : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 30/04/2007. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. Herbenoeming / ontslag bestuurders. Varia. Zich richten naar de statuten. (38505)

Administrations publiques et Enseignement technique Openbare Besturen en Technisch Onderwijs PLACES VACANTES − OPENSTAANDE BETREKKINGEN

Gemeente Lochristi Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Lochristi maakt bekend dat een voltijdse statutaire betrekking van boekhouder (niveau B) te begeven is. De voor het examen geslaagde kandidaten worden opgenomen in een werfreserve met een geldigheidsduur van drie jaar. Beknopte functiebeschrijving : ondersteuning gemeenteontvanger, adviserende en controlerende taken i.v.m. gemeentefinanciën (gemeentelijke boekhouding), behandeling belangrijke en complexe dossiers, btw-boekhouding, enz. De proeftijd bedraagt één jaar. Belangrijke toelatingsvoorwaarden : de burgerlijke en politieke rechten genieten, lichamelijk geschikt zijn, onderdaan zijn van de Europese Unie. Aanwervingsvoorwaarden : — minstens houder zijn van één van volgende diploma’s van het hoger onderwijs van 1 cyclus : gegradueerde (bachelor) bedrijfsbeheer (bedrijfsmanagement), optie (afstudeerrichting) accountancy-fiscaliteit; kandidaat (bachelor) handelsingenieur; kanidaat (bachelor) handelswetenschappen; kandidaat (bachelor) in de (toegepaste) economische wetenschappen, — slagen voor een niet-vergelijkend aanwervingsexamen. De kandidaturen, vergezeld van een uitgebreid curriculum vitae en een kopie van het diploma, dienen uiterlijk op 18 oktober 2007 bij aangetekende zending toe te komen bij het college van burgemeester en schepenen, Dorp-West 52, 9080 Lochristi. Een omstandige opgave van de voorwaarden, de functiebeschrijving en aanvullende inlichtingen kunnen verkregen worden op het gemeentesecretariaat (tel. 09-355 51 51, toestel 370, 371, 373 of 460). (38394)

Stad Sint-Niklaas De stad Sint-Niklaas zoekt : Vakman-/vrouw waterbedrijf Voltijds, statutair, D-niveau

Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Berlare Het O.C.M.W.-Berlare gaat over tot het aanleggen van een wervingsreserve in het kader van de dienstenchequeonderneming van : deeltijdse huishoudhulpen aan huis (m/v) met een contract onbepaalde duur De huishoudhulpen staan onder het gezag van de verantwoordelijke van de dienstencheque-onderneming.

Rijbewijs B en slagen voor wervingsexamen. Nuttige ervaring uit privé-sector kan voor max. 12 jaar geldelijke anciënniteit meetellen. Info en inschrijvingsformulieren : (03-760 90 83 of [email protected]). Sollicitaties richten aan college van burgemeester en schepenen, Grote Markt 1, 9100 Sint-Niklaas, uiterlijk op 16 oktober 2007 (postdatum) of afgeven vóór 16 uur aan dienst personeel of secretariaat (stadhuis). Gelijke kansen staan bij ons voorop : uw kwaliteiten primeren op leeftijd, geslacht, etnische origine of eventuele handicap. www.sintniklaas.be/vacatures. (38395)

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn van Merksplas Het O.C.M.W. Merksplas werft aan (m/v) : Maatschappelijk werker – arbeidstrajectbegeleid(st)er (B1-B3) Hoofddoel functie : Algemeen maatschappelijk werk met specificatie in het begeleiden van moeilijk bemiddelbare mensen met als streefdoel tewerkstelling als essentieel onderdeel van de begeleiding naar maatschappelijke integratie. Aanbod : een functie in contractueel dienstverband (proefperiode van zes maanden) – onbepaalde duur voltijdse tewerkstelling een salarispakket met maaltijdcheques, fietsvergoeding, hospitalisatieverzekering en interessant verlofstatuut. Vereisten : beschikken over een diploma van maatschappelijk werker of van sociaal verpleegkundige beschikken over een rijbewijs B Aanwerving : via een aanwervingsexamen Aanleg wervingsreserve : Voor deze functie zal eveneens een wervingsreserve worden aangelegd (duurtijd twee jaar). Toelatings- en aanwervingsvoorwaarden, functiebeschrijving, examenprogramma en verdere inlichtingen zijn te verkrijgen op het secretariaat van het O.C.M.W., Markt 11, 2330 Merksplas, tel. 014-63 94 80. De kandidaturen dienen ingediend te zijn uiterlijk vrijdag 12 oktober 2007, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven, hetzij tegen ontvangstbewijs gericht aan : O.C.M.W. Merksplas, t.a.v. Mevr. J. Van Aert, voorzitter, Markt 11, 2330 Merksplas. Tevens dient een recent bewijs van goed zedelijk gedrag en een kopie van het diploma te worden bijgevoegd. De weerhouden kandidaten voor de functie van maatschappelijk werker-arbeidstrajectbegeleid(st)er ontvangen per post een uitnodiging voor deelname aan het aanwervingsexamen. (38396)

50317

Aanstellingskenmerken : tijdelijke aanstelling in een vacant ambt m.i.v. 15 oktober 2007 of aansluitend, t.e.m. 30 september 2008, verlengbaar na positieve evaluatie; nuttige beroepservaring buiten het onderwijs kan eventueel erkend worden via de toekenning van een geldelijke anciënniteitsbijslag conform het ″Reglement Nuttige Beroepservaring” (B201/19/16.12.96). Codenummer : BLS-2007-16 BIS Externe Vacature Opleiding Bachelor in het Onderwijs/Secundair Onderwijs Deeltijds lector, voornamelijk belast met onderwijsactiviteiten Muzikale Opvoeding : muziekleer 1, muziekleer 2 (algemene muziekleer), muzikale uitdieping 1 en 2 praktijk harmonie 1 en 2, algemene muziekleer 3 en 4, vakdidactiek deeltijds kunstonderwijs 1 en 2 muziektheorie 1 en 2. Barema 502 - 40 % - opdeelbaar Diploma- en toelatingsvoorwaarden : voldoen aan de bepalingen van art. 89 van het hogescholendecreet d.d. 13 juli 1994 inzake inzake toegang tot de ambten; een diploma van de tweede cyclus van het academisch onderwijs of een diploma van de tweede cyclus van het hoger onderwijs van academisch niveau (Licentiaat/Master) in een relevante specialisatie; wanneer u uw diploma heeft behaald buiten de Vlaamse Gemeenschap en u heeft nog geen gelijkwaardigheid van uw diploma verkregen, dan dient u – om te kunnen deelnemen aan deze selectieprocedure – in het bezit te zijn van de academische gelijkwaardigheidsverklaring van uw studiegetuigschriften met het vooropgestelde vereiste diploma (afgeleverd door de Vlaamse Gemeenschap) en dit ten laatste op de datum van het selectiegesprek. Aanstellingskenmerken : tijdelijke aanstelling in een vacant ambt m.i.v. 15 oktober 2007 of aansluitend, t.e.m. 30 september 2008, verlengbaar na positieve evaluatie; nuttige beroepservaring buiten het onderwijs kan eventueel erkend worden via de toekenning van een geldelijke anciënniteitsbijslag conform het ‘Reglement Nuttige Beroepservaring” (B201/19/16.12.96). Codenummer : BLS-2007-20 BIS Externe Vacature

Hogeschool Antwerpen De Hogeschool Antwerpen is op zoek naar onderwijzend personeel : Departement Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en Sociaal Werk A. AMBTEN : Codenummer : BLS-2007-12 BIS Externe Vacature Opleiding Bachelor Office Management Voltijds lector, voornamelijk belast met onderwijsactiviteiten Engels en Nederlands Barema 502 - 100 % - opdeelbaar Diploma- en toelatingsvoorwaarden : voldoen aan de bepalingen van art. 89 van het hogescholendecreet d.d. 13 juli 1994 inzake toegang tot de ambten; een diploma van de tweede cyclus van het academisch onderwijs of een diploma van de tweede cyclus van het hoger onderwijs van academisch niveau (Licentiaat/Master) in een relevante specialisatie, bij voorkeur : Master in de Germaanse talen (specialiteit Engels) of Master in het vertalen (Engels) en/of Master in de Tolken (Engels). Bijkomend wordt een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid (of de bereidheid tot het behalen ervan) gevraagd; wanneer u uw diploma heeft behaald buiten de Vlaamse Gemeenschap en u heeft nog geen gelijkwaardigheid van uw diploma verkregen, dan dient u – om te kunnen deelnemen aan deze selectieprocedure – in het bezit te zijn van de academische gelijkwaardigheidsverklaring van uw studiegetuigschriften met het vooropgestelde vereiste diploma (afgeleverd door de Vlaamse Gemeenschap) en dit ten laatste op de datum van het selectiegesprek.

Opleiding Bachelor Bedrijfsmanagement en de opleiding Bachelor in de Toegepaste Informatica en de opleiding Bachelor in het Onderwijs. Deeltijds lector, voornamelijk belast met onderwijsactiviteiten informatica. Barema 502 - 80 % - opdeelbaar Diploma- en toelatingsvoorwaarden : voldoen aan de bepalingen van art. 89 van het hogescholendecreet d.d. 13 juli 1994 inzake toegang tot de ambten; een diploma van de tweede cyclus van het academisch onderwijs of een diploma van de tweede cyclus van het hoger onderwijs van academisch niveau (Licentiaat/Master) in een relevante specialisatie; bij voorkeur een diploma in de Informatica en/of een bijzondere licentie in de Informatica en de Bedrijfswiskunde. Een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid strekt tot aanbeveling; wanneer u uw diploma heeft behaald buiten de Vlaamse Gemeenschap en u heeft nog geen gelijkwaardigheid van uw diploma verkregen, dan dient u – om te kunnen deelnemen aan deze selectieprocedure – in het bezit te zijn van de academische gelijkwaardigheidsverklaring van uw studiegetuigschriften met het vooropgestelde vereiste diploma (afgeleverd door de Vlaamse Gemeenschap) en dit ten laatste op de datum van het selectiegesprek. Aanstellingskenmerken : tijdelijke aanstelling in een vacant ambt m.i.v. 15 oktober 2007 of aansluitend, t.e.m. 30 september 2008, verlengbaar na positieve evaluatie;

50318


nuttige beroepservaring buiten het onderwijs kan eventueel erkend worden via de toekenning van een geldelijke anciënniteitsbijslag conform het ″Reglement Nuttige Beroepservaring” (B201/19/16.12.96). Codenummer : BLS-2007- 24 Externe Vacature Opleiding Bachelor in het Onderwijs/Kleuteronderwijs, Lager Onderwijs en Secundair Onderwijs (Algemene vakken) Deeltijds lector, voornamelijk belast met onderwijsactiviteiten Nederlands : screenings- en remediëringsopdracht inzake taalcompetenties van startende studenten. Barema 502 - 70 % - opdeelbaar Diploma- en toelatingsvoorwaarden : voldoen aan de bepalingen van art. 89 van het hogescholendecreet d.d. 13 juli 1994 inzake toegang tot de ambten; een diploma van de tweede cyclus van het academisch onderwijs of een diploma van de tweede cyclus van het hoger onderwijs van academisch niveau (Licentiaat/Master) in een relevante specialisatie, bij voorkeur : Licentiaat/Master Germaanse Talen/Taalkunde. Bijkomend is een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid vereist; wanneer u uw diploma heeft behaald buiten de Vlaamse Gemeenschap en u heeft nog geen gelijkwaardigheid van uw diploma verkregen, dan dient u – om te kunnen deelnemen aan deze selectieprocedure – in het bezit te zijn van de academische gelijkwaardigheidsverklaring van uw studiegetuigschriften met het vooropgestelde vereiste diploma (afgeleverd door de Vlaamse Gemeenschap) en dit ten laatste op de datum van het selectiegesprek. Aanstellingskenmerken : tijdelijke aanstelling in een vacant ambt m.i.v. 15 oktober 2007 of aansluitend, t.e.m. 30 september 2008, verlengbaar na positieve evaluatie; nuttige beroepservaring buiten het onderwijs kan eventueel erkend worden via de toekenning van een geldelijke anciënniteitsbijslag conform het ″Reglement Nuttige Beroepservaring” (B201/19/16.12.96). B. KANDIDAATSTELLINGSVEREISTEN : Kandideren kan u uitsluitend via een aangetekend schrijven of tegen een ontvangstbewijs en dit tot en met 5 oktober 2007. U richt uw kandidatuur tot Hogeschool Antwerpen, t.a.v. de heer Jacques Peeters, algemeen directeur, Keizerstraat 15, 2000 Antwerpen. Uw kandidaatstelling bevat een gemotiveerde sollicitatiebrief (met vermelding van het ambt en het bijbehorend codenummer), een curriculum vitae, een kopie van het gevraagde diploma én – indien op u van toepassing – een gelijkwaardigheidsverklaring van uw diploma. Het diploma is een absolute vereiste voor deelname aan de selectieprocedure. Indien u niet aan deze sollicitatievereisten voldoet, stuurt de Hogeschool Antwerpen u hierover geen herinnering, maar wordt met uw kandidatuur geen rekening gehouden. De gedetailleerde functiebeschrijvingen vindt u op de website van de Hogeschool Antwerpen : www.ha.be/vacatures. (38397)

Universiteit Hasselt

De Universiteit Hasselt is een universiteit die kiest voor actief onderwijs op maat van de student, toponderzoek in speerpuntdomeinen en ondernemerschap en innovatie via haar rol als academische denktank en door een uitgesproken internationale oriëntatie. Academische en wetenschappelijke vrijheid, maatschappelijk engagement, aandacht voor ethische normen en zingeving - zonder ideologisch onderscheid - zijn basisprincipes van het onderwijs en onderzoek. Vanaf het academiejaar 2008-09 breidt de Universiteit Hasselt haar onderwijsaanbod uit met een bacheloropleiding in de rechten. Deze opleiding is een gezamenlijk initiatief van de Universiteit Hasselt, de Universiteit Maastricht en de Katholieke Universiteit Leuven. Kernpunt van de opleiding is het gemeenschappelijk ontwikkelde curriculum dat internationaal en Europees georiënteerd is en dat de expertise van de drie universiteiten bundelt. Daarnaast kenmerkt het curriculum zich door een ruime aandacht voor het Belgische recht, een praktijkgerichte aanpak, een intensieve juridische vaardigheidstraining en een gedegen algemene, academische vorming. Doorheen de gehele opleiding wordt bovendien gebruik gemaakt van het opdrachten

probleemgestuurde onderwijs, een vernieuwend en stimulerend onderwijssysteem waarin de individuele student centraal staat. De Universiteit Hasselt en haar partners zijn nu op zoek naar een gedreven hoogleraar Rechtswetenschap (m/v) die deze innovatieve rechtenopleiding mee kan uitbouwen tot een succes : Hoogleraar/Gewoon hoogleraar Rechtswetenschap (mandaat ER/2007/006) Opdracht : De kandidaat is een beslagen academicus en vervult een voortrekkersrol in de uitbouw van de nieuwe opleiding en zal in het bijzonder : initiëren, coördineren, (doen) uitvoeren en evalueren van onderwijs in de bachelor (en de latere master)fase van de opleiding. Hij/zij is in de startfase onder meer belast met het vak Recht en Onrecht (Inleiding in het recht); initiëren, (doen) organiseren, uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek (inclusief het begeleiden van doctoraatsstudenten) met bijzondere aandacht voor het Belgisch recht en de wisselwerking daarvan met het internationaal en Europees recht; deelnemen aan academisch-bestuurlijke werkzaamheden in het kader van de opleiding. Profiel : De kandidaat : heeft een uitmuntend wetenschappelijk onderzoeksdossier, met internationale uitstraling; heeft ervaring met het begeleiden van wetenschappelijk onderzoek en het vermogen daarbij stimulerend op te treden; heeft goede didactische kwaliteiten en ervaring met het geven van universitair onderwijs en met de ontwikkeling en organisatie daarvan; is bij uitstek geschikt voor de inwijding van bachelorstudenten in de rechtswetenschap; is resultaatgericht en is in staat om bestuurlijke, leidinggevende en organisatorische taken goed te vervullen; heeft ervaring met bestuurlijke taken; spreekt uitstekend Frans en Engels; heeft internationale ervaring. Ons aanbod : Een voltijdse functie (100 %) als hoogleraar of gewoon hoogleraar in het vastbenoemde kader, met indiensttreding begin 2008. Diploma : De kandidaat is doctor in de rechten op proefschrift. Bijkomende inlichtingen : Prof. dr. Anne Mie Draye (+32 (0)11 26 87 62, [email protected]) Kandidaatstelling : Gebeurt met sollicitatieformulieren die u : kan aanvragen bij het Rectoraat van de Universiteit Hasselt, Campus Diepenbeek - Agoralaan, gebouw D, 3590 Diepenbeek, tel. 011-26 80 03; kan downloaden via de site http://www.uhasselt.be/actueel/ vacatures/sollicitatieforms.asp en die, ingevuld, uiterlijk op vrijdag 26 oktober 2007 op dit adres dienen toe te komen. Sollicitatieformulieren kan u via e-mail enkel terugsturen op het adres : [email protected]. (38398)

Het Eepos HET EEPOS Vereniging onderworpen aan de wet van 8 juli 1976 Voorziening erkend en gesubsidieerd door het VAPH Samenwerkingsverband O.C.M.W. GEEL - O.C.M.W. LAAKDAL Het Eepos is erkend als tehuis niet-werkenden voor personen met een handicap. Momenteel hebben wij 1 huis voor 10 personen in Laakdal (Huis Eeckhoudt). In maart 2008 wordt de werking uitgebreid met een tweede huis in Geel (Huis De Post). Daarom zoeken wij volgende bijkomende medewerkers (m/v) : BEGELEIDERS KL. 1 voltijds en/of deeltijds - contract van onbepaalde duur, B1-B3

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Hoofdtaak : begeleiden van de bewoners in alle aspecten van het dagelijks leven Aanwervingsvoorwaarden : Beschikken over een bachelor-diploma met een pedagogische, paramedische of sociale oriëntatie, of gelijkwaardig. Slagen in een examen, dat bestaat uit een schriftelijke en een mondelinge proef. BEGELEIDERS KL. 2 voltijds en/of deeltijds - contract van onbepaalde duur, C1-C3 Hoofdtaak : begeleiden van de bewoners in alle aspecten van het dagelijks leven Aanwervingsvoorwaarden : Beschikken over een diploma van hoger secundair technisch onderwijs met een pedagogische, paramedische of sociale oriëntatie, of gelijkwaardig. Slagen in een examen, dat bestaat uit een schriftelijke en een mondelinge proef.

50319

Uiterste inschrijvingsdatum : vrijdag 19 oktober 2007. Interesse ? Stuur je curriculum vitae, een kopie van de vereiste diploma’s samen met een begeleidende brief (m.v.v. de functietitel) via mail naar [email protected] of per post naar UZ Gent, dienst rekrutering & Selectie (11K12E), De Pintelaan 185, 9000 Gent (tel. 09-332 48 95, fax 09-332 58 57). Uitgebreide functiebeschrijvingen en aanwervingsvoorwaarden van alle vacatures binnen ons ziekenhuis vind je steeds terug op onze website www.uzgent.be/vacatures. (38516)

ONDERHOUDSPERSONEEL deeltijds - contract van onbepaalde duur, E1-E3 Hoofdtaak : Onderhoud van de gebouwen en huishoudelijke taken Aanwervingsvoorwaarden : Geen diplomavereisten. Slagen in een bekwaamheidsproef, die bestaat uit een praktische en een mondelinge proef. ALGEMEEN : Ervaring is wenselijk, maar niet noodzakelijk. Privéanciënniteit kan worden toegekend zoals voorzien in het personeelsstatuut. Voor de diverse functies zullen ook wervingsreserves worden aangelegd Meer info is te verkrijgen bij de heer Paul Snoeckx (directeur), 013-67 54 08. Kandidaturen, met curriculum vitae en een kopie van het diploma worden vóór 22 oktober 2007 gericht aan Het Eepos, t.a.v. de voorzitter, Meerlaarstraat 79, 2430 Laakdal. (38399)

Actes judiciaires et extraits de jugements Gerechtelijke akten en uittreksels uit vonnissen

Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er du Code civil Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1 van het Burgerlijk Wetboek

UZ Gent

Désignation d’administrateur provisoire Aanstelling voorlopig bewindvoerder

Het UZ Gent zoekt momenteel (m/v) : Financieel coördinerend medewerker; Projectleider bouw; Aankoper;

Justice de paix du canton d’Arlon-Messancy, siège d’Arlon

Psycholoog; Universitair medewerker (beheer en algemene directie); Psychomotorisch therapeut; Ontwikkelaar (analist-programmeur); Ontwikkelaar (programmeur); Technoloog medische beeldvorming/gegradueerd verpleegkundige; Management assistent financiën; Secretaris; Gegradueerde elektriciteit/elektromechanica/elektrotechniek;

Suite au jugement rendu par le juge de paix du canton d’Arlon-Messancy, siège d’Arlon, le 6 septembre 2007, sur requête déposée le 22 août 2007, Mme Paul, Laurence, née à Saint-Mard le 21 juillet 1975, domiciliée rue Porte Neuve 16, à 6700 Arlon, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Lequeux, Nathalie, avocate, dont les bureaux sont sis avenue Tesch 7, à 6700 Arlon. Pour extrait certifié conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Depienne, N. (69691)

Technisch medewerker infrastructuur; Logopedist (zorgprogramma geriatrie); Ergotherapeut (zorgprogramma geriatrie); Ergotherapeut met master in de gerontologie (zorgprogramma geriatrie);

Justice de paix du canton de Beaumont-Chimay-Merbes-le-Château, siège de Chimay

Logistiek assistent; Schoonma(a)k(st)er; Waarnemend hoofdverpleegkundige afdeling angst-, stemmings- en eetstoornissen; Waarnemend hoofdverpleegkundige afdeling gastro-enterologie; Adjunct-hoofdverpleegkundige picu; Adjunct-hoofdverpleegkundige cardiochirurgie; Verpleegkundigen zorgen;

psychiatrie,

operatiekwartier

en

intensieve

Le juge de paix du canton de Beaumont-Chimay-Merbes-le-Château, siège de Chimay, par décision du 12 septembre 2007, a dit pour droit que M. Bernard, Emile, né le 12 août 1928 à Mazée, domicilié avenue du Chalon 2, à 6460 Chimay, est totalement hors d’état de gérer ses biens, et lui a désigné en qualité d’administrateur provisoire de ses biens, Me Philippe George, avocat, chaussée de Gilly 61-63, à 6040 Charleroi (Jumet). Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Mireille Dubail. (69692)

50320


Le juge de paix du canton de Beaumont-Chimay-Merbes-le-Château, siège de Chimay, par décision du 12 septembre 2007, a dit pour droit que Mme Ernoux, Marie-France, née le 25 février 1962 à Macquenoise, domiciliée rue de Rocroi 100, à 6464 Chimay (Baileux), est totalement hors d’état de gérer ses biens, et lui a désigné en qualité d’administrateur provisoire de ses biens, sa mère, Mme Petrisot, Madeleine, domiciliée rue de Rocroi 100, à 6464 Chimay (Baileux). Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Mireille Dubail. (69693)

Justice de paix du canton de Fléron

Suite à la requête déposée le 30 août 2007, par ordonnance du juge de paix du canton de Fléron, rendue le 6 septembre 2007, M. Vano, Marcel, né le 25 novembre 1920 à Verviers, pensionné, veuf, domicilié rue des Deux Tilleuls 69, à 4630 Soumagne, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Jacquemotte, Marc, avocat, dont le cabinet est établi avenue des Martyrs 302/2, à 4620 Fléron. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Joseph Leruth. (69698)

Justice de paix du premier canton de Bruxelles Justice de paix du canton de Malmedy-Spa-Stavelot, siège de Stavelot Par jugement du juge de paix du premier canton de Bruxelles, en date du 6 septembre 2007, la nommée Mme Hagemans, Louise, domiciliée à 1060 Saint-Gilles, avenue Jean Volders 17, mais résidant actuellement à la « Résidence de Porte de Hal », boulevard du Midi 142, à 1000 Bruxelles, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Mme Griffiths, Micheline, domiciliée à Moss Hall Grove 19, N 128 PE London, Grande-Bretagne.

Par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Malmedy-Spa-Stavelot, siège de Stavelot, en date du 29 août 2007, Gallix, Deborah, née à Uccle le 5 février 1986, domiciliée Terra 11, à 4990 Lierneux (Arbrefontaine), a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’une administratrice provisoire en la personne de Gallix, Laura, domiciliée Terra 11, à 4990 Lierneux (Arbrefontaine).

Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Blanquart, Pascale. (69694)

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Grogna, Christiane. (69699)

Justice de paix du cinquième canton de Bruxelles

Justice de paix du premier canton de Mons

Par ordonnance du juge de paix du nouveau cinquième canton de Bruxelles, rendue en date du 14 septembre 2007, le nommé Doneux, Patrice, né à Huy le 16 septembre 1959, domicilié à 1020 Bruxelles, rue de la Royauté 40, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Taelman, Andrée, domiciliée à 4570 Marchin « 12 Beau Séjour ».

Suite à la requête déposée le 8 août 2007, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Mons, rendue le 14 septembre 2007, Mme Marguerite Rio, née à Elvin en France, le 6 mai 1919, résidant à la route d’Obourg 77, à 7000 Mons, « Home La Résidence », y étant domiciliée, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Olivier Lesuisse, avocat, dont le cabinet est sis à 7000 Mons, Croix-Place 7.

Le greffier en chef, (signé) Hilda De Greif.

(69695)

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Chatelle, Christian. (69700)

Justice de paix du premier canton de Charleroi

Justice de paix du canton de Nivelles

Suite à la requête déposée le 23 août 2007, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Charleroi, rendue le 7 septembre 2007, Ooms, Eva, née le 25 septembre 1923, domiciliée à 6060 Gilly, rue du Nord 169, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Deprez, Annie, née à Gilly le 28 octobre 1948, employée, domiciliée à 6060 Gilly, rue du Nord 171.

Suite à la requête déposée le 25 juillet 2007, par ordonnance du juge de paix du canton de Nivelles, rendue le 4 septembre 2007, M. Verly, Gaston Laurent Ghislain, né le 19 août 1915 à Houtain-le-Val, domicilié rue Houtain-le-Val 10, à 1471 Loupoigne, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Serlippens, Colette, avocat de résidence Vert Chemin 26, à 1400 Nivelles.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint délégué, (signé) Bultynck, Fabienne. (69696)

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Vanpé, Marc. (69701)

Justice de paix du canton de Saint-Nicolas Justice de paix du deuxième canton de Charleroi

Par ordonnance de M. le juge de paix du deuxième canton de Charleroi, en date du 19 septembre 2007, la nommée Vaisière, Andrée, née à Couillet le 12 mars 1924, domiciliée à 6001 Marcinelle, rue André Renard 61/0003, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire des biens, étant : Me Anne Ureel, avocat à 6000 Charleroi, rue d’Italie 12.

Suite à la requête déposée le 30 juillet 2007, par décision du juge de paix du canton de Saint-Nicolas, rendue le 13 septembre 2007, Mme Gollino, Santa, de nationalité italienne, née le 31 janvier 1968 à Tilleur, mariée, épouse de Damico, Angelo, domiciliée avenue François Van Belle 107, à 4420 Saint-Nicolas, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Collard, Pierre-Yves, avocat, dont le bureau est établi rue A. de Lexhy 75, à 4101 Jemeppe-sur-Meuse.

Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Demarteau, Jean-Marie. (69697)

Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Sarlet, Léa. (69702)


50321

Justice de paix du premier canton de Schaerbeek

Vredegerecht van het achtste kanton Antwerpen

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Schaerbeek, en date du 13 septembre 2007, le nommé Lambot, Laurent, né à Ixelles le 14 juillet 1972, domicilié à 1060 Bruxelles, avenue de la Houlette 76, résidant à 1030 Schaerbeek, rue de la Luzerne 11, au « Centre hospitalier Jean Titeca », a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Oliviers, Gilles, avocat, dont le cabinet est établi à 1040 Bruxelles, avenue de la Chasse 132.

Bij vonnis van de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen, verleend op 19 september 2007, werd Troch, Emile, geboren te Merksem op 30 januari 1946, ongehuwd, verblijvende in het Rust- en Verzorgingstehuis Sint-Maria, te 2600 Berchem (Antwerpen), Vredestraat 93, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Johan Van Steenwinkel, advocaat te 2020 Antwerpen, er kantoorhoudend Jan Van Rijswijcklaan 164.

Pour copie conforme : le greffier en chef, (signé) Geert, Hellinckx. (69703)

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 28 augustus 2007. Berchem (Antwerpen), 19 september 2007.

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Schaerbeek, en date du 12 septembre 2007, la nommée Martin Matéo, Valentina, née à Burgos (Espagne) le 24 octobre 1931, domiciliée à 1030 Schaerbeek, rue Renkin 35, résidant à 1030 Schaerbeek, rue Thomas Vinçotte 36, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Muhadri, Pushtrig, avocat, dont le cabinet est établi à 1050 Bruxelles, avenue Louise 367. Pour copie conforme : le greffier en chef, (signé) Geert, Hellinckx. (69704)

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Schaerbeek, en date du 13 septembre 2007, la nommée Nocevska, Ljupka, née à Selo Bukovo (Yougoslavie) le 24 janvier 1944, domiciliée à 1800 Vilvoorde, Den Haeckstraat 25, résidant à 1030 Schaerbeek, rue de la Luzerne 11, au « Centre hospitalier Jean Titeca », a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Valvekens, Sandrine, avocat, dont le cabinet est établi à 1050 Bruxelles, rue de Livourne 45. Pour copie conforme : le greffier en chef, (signé) Geert, Hellinckx. (69705)

Vredegerecht van het eerste kanton Aalst

Bij beschikking, d.d. 18 september 2007, van de vrederechter van het eerste kanton Aalst verklaart de heer Podevyn, Laurent, geboren te Aalst op 13 november 1933, wonende te 9300 Aalst, Sint-Jobstraat 99, niet in staat is zelf zijn goederen te beheren. Voegt toe als vertrouwenspersoon : Mevr. Podevyn, Josiane, wonende te 9420 Erpe-Mere, Bossestraat 52. Aalst, 19 september 2007. De griffier, (get.) Luc Renneboog.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Arthur Jespers. (69708)

Vredegerecht van het kanton Arendonk

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Arendonk, geveld op 11 september 2007, werd Lanslots, Josepha Elisa Alphonsina, geboren te Dessel op 21 december 1930, gepensioneerde, wonende te 2360 OudTurnhout, steenweg op Turnhout 98, verblijvende Woon- en Zorgcentrum De Hoge Heide, De Lusthoven 55, te 2370 Arendonk, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van Nijlen, Josephus Ludovicus Maria, geboren te Oud-Turnhout op 18 september 1950, wonende te 2340 Beerse, Boudewijnstraat 75, bus 7. Arendonk, 18 september 2007. De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Van der Veken, Marianne. (69709)

Vredegerecht van het tweede kanton Brugge

Bij vonnis van 13 september 2007 heeft de vrederechter van het tweede kanton Brugge voor recht verklaard dat Vanden Berghe, Filip, geboren te Brugge op 15 maart 1960, secretaris-boekhouder NMBS, wonende te 9990 Maldegem, Fabiolalaan 1/3B, verblijvende te 8000 Brugge, AZ Sint-Jan, Ruddershove 10, niet in staat is zelf zijn goederen te beheren. Wijst over hem aan als voorlopige bewindvoerder : Vanden Berghe, Jan, geboren te Gent op 26 juli 1958, hoofdinspecteur van politie, wonende te 8200 Brugge (Sint-Michiels), Velodroomstraat 103. Brugge, 19 september 2007. De griffier, (get.) Loghe, Karin.

(69710)

(69706) Vredegerecht van het eerste kanton Gent

Vredegerecht van het tweede kanton Aalst

Bij vonnis van de vrederechter van het tweede kanton Aalst, verleend op 18 september 2007, werd Van Poelvoorde, Tineke, geboren te Aalst op 29 augustus 1969, gedomicilieerd te Aalst, Bredestraat 139/7, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Molem, Koen, wonende te Aalst, Bredestraat 139/7. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Myriam Haegeman. (69707)

Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent, verleend op 17 september 2007, werd Mathys, Edith, geboren te Kluizen op 24 november 1921, wonende te 9000 Gent, Raas Van Gaverestraat 100, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Martens, Inge, advocaat te 9032 Wondelgem, Sint-Markoenstraat 14. Gent, 19 september 2007. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs, Nadine. (69711)

50322

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Vredegerecht van het derde kanton Gent

Vredegerecht van het kanton Lennik

De vrederechter van het vredegerecht van het derde kanton Gent, bij beschikking van 12 september 2007, heeft beslist dat Mevr. Vereecke, Palmyre, geboren te Gent op 15 april 1931, wonende te 9032 Wondelgem, Campus Liberteyt, Vroonstalledries 22, niet in staat is om haar goederen zelf te beheren, en heeft aangesteld : Inge Martens, advocaat te 9032 Wondelgem, Sint-Markoenstraat 14, als voorlopige bewindvoerder, mandaat aanvang nemend op 29 augustus 2007, datum van neerlegging van het verzoekschrift ter griffie van het vredegerecht van het derde kanton Gent.

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Lennik, verleend op 14 september 2007, werd Sonck, Jeanne Florence Gudula, geboren te Liedekerke op 11 oktober 1926, gedomicilieerd te 1770 Liedekerke, Muilenstraat 92/0011, doch verblijvende in het RVT Sint-Rafaël, Kasteelstraat 14, te 1770 Liedekerke, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Cobbaert, Marie-Claire, wonende te 1770 Liedekerke, Stationsstraat 276. Het verzoekschrift werd ter griffie neergelegd op 10 september 2007.

Gent, 19 september 2007. De hoofdgriffier, (get.) M. Verspeet.

(69712)

De vrederechter van het vredegerecht van het derde kanton Gent, bij beschikking van 12 september 2007, heeft beslist dat de heer De Cock, Edmond, geboren te Gent op 11 september 1929, wonende te 9032 Wondelgem, Campus Liberteyt, Vroonstalledries 22, niet in staat is om zijn goederen zelf te beheren, en heeft aangesteld : Inge Martens, advocaat te 9032 Wondelgem, Sint-Markoenstraat 14, als voorlopige bewindvoerder, mandaat aanvang nemend op 29 augustus 2007, datum van neerlegging van het verzoekschrift ter griffie van het vredegerecht van het derde kanton Gent. Gent, 19 september 2007. De hoofdgriffier, (get.) M. Verspeet.

(69713)

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) De Gendt, Vera. (69716)

Vredegerecht van het kanton Lier

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 13 september 2007, werd Moerman, Peter, geboren te Vilvoorde op 24 augustus 1973, wettelijk gedomicilieerd te 1800 Vilvoorde, Hazendonckstraat 30a, verblijvende in het Algemeen Ziekenhuis Sint-Maarten, Campus Duffel, Rooienberg 25, te 2570 Duffel, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van den Plas, Christel, advocaat, met kantoor te 2500 Lier, Guldensporenlaan 136. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Moeyersoms, Maria. (69717)

Vredegerecht van het vijfde kanton Gent

Bij vonnis van de vrederechter van het vijfde kanton Gent, verleend op 18 april 2007, werd beslist dat Heleijn, Georgette, geboren te Dikkelvenne op 2 juni 1924, gepensioneerde, wonende te 9050 Gent (Gentbrugge), Walstraat 1, kamer 37, doch thans verblijvende in de kliniek Sint-Jozef, Kliniekstraat 27-29, niet in staat is zelf haar goederen te beheren. Voegt haar toe als voorlopige bewindvoerder : Marc De Groote, geboren te Sint-Amandsberg op 10 september 1958, wonende te 9940 Evergem, Koekoekstraat 7.

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 12 september 2007, werd Heylen, Alfons, geboren te Nijlen op 29 augustus 1918, wettelijk gedomicilieerd en verblijvende te 2560 Nijlen, Molenstraat 14, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Verwaest, Jef, advocaat, met kantoor te 2500 Lier, Vismarkt 37. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Moeyersoms, Maria. (69718)

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 7 september 2007. Voor eensluidend uittreksel : (get.) De Mil, Ina, adjunct-griffier. (69714)

Vredegerecht van het kanton Haacht

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Haacht, verleend op 19 september 2007, werd Vande Weyer, Maria, geboren te Langdorp op 25 januari 1932, wonende te 3111 Rotselaar (Wezemaal), Steenweg op Nieuwrode 216, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Dauw, Gisele, geboren te Leuven op 14 november 1953, bediende, wonende te 3111 Rotselaar (Wezemaal), Steenweg op Nieuwrode 223. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 1 augustus 2007. Haacht, 19 september 2007. Voor eensluidend uittreksel : de eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Marc De Keersmaecker. (69715)

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 12 september 2007, werd Van Heurck, Celina, geboren op 25 november 1929, wettelijk gedomilicieerd te 2520 Emblem (Ranst), Rantsebinnenweg 41, verblijvende in het Heilig Hartziekenhuis, Mechelsestraat 24, te 2500 Lier, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Daems, Alouisius, wonende te 2520 Emblem (Ranst), Vruntebaan 5B. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Moeyersoms, Maria. (69719)

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Lier, verleend op 12 september 2007, werd Van de Weyer, Gregorius, wettelijk gedomicilieerd te 2500 Lier, Donk 68, verblijvende in het Rustoord Paradijs, Kan. Davidlaan 31, te 2500 Lier, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van de Weyer, Viviane, wonende te 2500 Lier, Donk 74. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Moeyersoms, Maria. (69720)


50323

Vredegerecht van het kanton Menen

Vredegerecht van het kanton Maasmechelen

Vonnis, d.d. 11 september 2007, verklaart Lecluyse, Els, geboren te Kortrijk op 23 december 1969, wonende te 8930 Menen, Parkstraat 56, opgenomen in de instelling P.C. Onze-Lieve-Vrouw van Vrede, Bruggestraat 57-59, te 8930 Menen, niet in staat zelf haar goederen te beheren.

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Maasmechelen, verleend op 12 september 2007, werd Egilmez, Taner, wonende te 3600 Genk, Boshoekstraat 21, opgenomen in de instelling O.P.Z. Rekem, Daalbroekstraat 106, te 3621 Rekem, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Didden, Maurice, psycholoog, wonende te 3630 Maasmechelen, Daalbroekstraat 54.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : advocate Sara Bekaert, kantoorhoudend te 8560 Gullegem, Oude Ieperstraat 4. Menen, 18 september 2007. De hoofdgriffier, (get.) Ollevier, Chris.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 10 augustus 2007. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Rita Coun. (69725)

(69721) Vredegerecht van het kanton Overijse-Zaventem, zetel Overijse

Vonnis, d.d. 11 september 2007, verklaart Declercq, Dirk, geboren te Kuurne op 1 december 1951, wonende te 8930 Menen, Bevrijdingsplein 13, bus 1, niet in staat zelf zijn goederen te beheren. Voegt toe als voorlopig bewindvoerster met volledig mandaat (en dit in vervanging van haar aanstelling met beperkt mandaat (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 mei 2007) : advocate Inge Van de Meulebroeke, kantoorhoudend te 8930 Rekkem, Moeskroenstraat 810.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 29 augustus 2007. Overijse, 19 september 2007. De griffier, (get.) Vandeuren, Nicole.

Menen, 18 september 2007. De hoofdgriffier, (get.) Ollevier, Chris.

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton OverijseZaventem, met zetel te Overijse, verleend op 18 september 2007, werd Desmet, Caroline, geboren te Watermaal-Bosvoorde op 8 juli 1928, wonende te 1560 Hoeilaart, Groenendaalsesteenweg 32, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mevr. Christiane Goossens, wonende te 3271 Zichem, wijk « De Stad » 8.

(69726)

(69722) Vredegerecht van het kanton Tienen

Vredegerecht van het kanton Mol

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mol, verleend op 12 september 2007, werd Vanhulsel, Maria Augusta, geboren te ZoerleParwijs op 26 juni 1928, gedomicilieerd en verblijvende in het O.C.M.W.-Rustoord « De Berk », Gasthuisstraat 27, te 2450 Meerhout, niet in staat verklaard om zelf haar goederen te beheren en werd haar toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Broeckx, Jan Edmond Frans Josephina, arts, geboren te Turnhout op 7 oktober 1954, wonende te 3500 Hasselt, Oude-Maasstraat 125, met algehele bevoegdheid.

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleend op 19 september 2007, werd Morren, Julia, geboren te Tienen op 6 juni 1929, gepensioneerde, gedomicilieerd te 3300 Tienen, Broekstraat 100, verblijvende in de Psychiatrische Kliniek der Broeders Alexianen, te 3300 Tienen, Liefdestraat 10, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Lauwereys, Pascale, advocaat, met kantoor te 3300 Tienen, Veldbornstraat 7/1. Tienen, 19 september 2007. Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne Brees. (69727)

Mol, 19 september 2007. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Willy Huysmans. (69723)


Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Maasmechelen, verleend op 12 september 2007, werd Vanlessen, Kurt Frans Theo, geboren te Tongeren op 7 oktober 1978, gedomicilieerd en verblijvende te 3621 Rekem, Daalbroekstraat 106, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Haenraets, Anne-Marie, geboren te Hermalle-sous-Argenteau op 4 juni 1968, advocaat, kantoorhoudende te 3620 Lanaken, Koning Albertlaan 73. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 8 augustus 2007. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Rita Coun.

(69724)

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Tienen, verleend op 19 september 2007, werd Wautraets, Jan, geboren te Tienen op 4 juli 1923, gepensioneerde, gedomicilieerd te 3300 Tienen, Potterijstraat 135, verblijvende te 3300 Tienen, Broekstraat 100, thans verblijvende in de Psychiatrische Kliniek der Broeders Alexianen, te 3300 Tienen, Liefdestraat 10, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Lauwereys, Pascale, advocaat, met kantoor te 3300 Tienen, Veldbornstraat 7/1. Tienen, 19 september 2007. Voor eensluidend uittreksel : de adjunct-griffier, (get.) Julie-Anne Brees. (69728)

Vredegerecht van het kanton Zandhoven

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Zandhoven, uitgesproken op 18 september 2007, ingevolge het verzoekschrift ter griffie neergelegd op 5 september 2007, werd aan Leenaerts, Martha Johanna Ludovica, van Belgische nationaliteit, geboren te Lier op 9 september 1954, ongehuwd, wonende te 2930 Brasschaat, Leemputweg 23, thans verblijvende in het P.Z. Bethaniënhuis, Andreas

50324


Vesaliuslaan 39, te 2980 Zoersel, als voorlopige bewindvoerder toegevoegd : Joris, Wilfried, advocaat aan de balie te Antwerpen, met kantoor te 2110 Wijnegem, Marktplein 22. Zandhoven, 18 september 2007. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Thielen, Willy. (69729)

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Zandhoven, uitgesproken op 18 september 2007, ingevolge het verzoekschrift ter griffie neergelegd op 6 september 2007, werd aan Vander Mijnsbrugge, Alfreda Marguerite Josephe, van Belgische nationaliteit, geboren te Gonrieux op 23 november 1940, gescheiden, wonende te 2970 Schilde, Kotseheide 20, thans verblijvende in Rusthuis Ten Dorpe, Handelslei 292-294, te 2980 Zoersel, als voorlopige bewindvoerder toegevoegd, haar zuster : Vander Mynsbrugge, Marie Alice, geboren te Virelles op 12 juni 1939, gepensioneerde, wonende te 2590 Berlaar, Aarschotsebaan 19.

Justice de paix du premier canton de Huy

Suite à la requête déposée le 3 août 2007, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Huy, rendue le 11 septembre 2007, a été levée la mesure d’administration provisoire prise par jugement du 5 août 2005, et publiée au Moniteur belge du 23 août 2005 à l’égard de M. Warzée, Raphaël Jacquy Emmanuel, de nationalité belge, né le 21 février 1978 à Huy, sans profession, domicilié rue Sur Meuse 14, à 4500 Huy, cette personne étant redevenue capable de gérer ses biens, il a été mis fin à la date du 30 septembre 2007, en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, à savoir : Mme Roelandt, Bernadette, née le 29 juillet 1954 à Coutisse, domiciliée rue Portelette 19/3, à 4500 Huy. Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal, (signé) Grifnée, Marie-Paule. (69734)

Justice de paix du deuxième canton de Liège

Zandhoven, 18 september 2007. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Thielen, Willy. (69730)

Par ordonnance du 17 septembre 2007, M. le juge de paix du deuxième canton de Liège, déclare : Rechtzetting

Vredegerecht van het kanton Veurne-Nieuwpoort, zetel Veurne

In de publicatie, d.d. 24 augustus 2007, onder nummer 2007768716, werd de geboortedatum van Mevr. Hendrycks, Maria, verkeerdelijk vermeld en dient vervangen door 22 augustus 1907.

« Mettons fin à la mission de Me Léon Ligot, avocat à 4020 Liège, avenue du Luxembourg 15, administrateur provisoire des biens de Giovanni Gnucci, né le 7 mars 1928 à Apecchio (Italie), décédé le 5 février 2007, domicilié Au Bon Air, à 4140 Sprimont, rue de Lillé 2, mission qui lui avait été confiée par ordonnance du 24 septembre 2003 de la justice de paix du canton de Sprimont. Liège, le 17 septembre 2007. Pour Carine.

extrait

conforme :

le

greffier

adjoint,

(signé)

Lefort, (69735)

Veurne, 19 september 2007. De eerstaanwezend adjunct-griffier, (get.) Huyghe, Gina.

(69731) Par ordonnance du 17 septembre 2007, M. le juge de paix du deuxième canton de Liège, a déclaré :

Mainlevée d’administration provisoire Opheffing voorlopig bewind Justice de paix du second canton d’Anderlecht

Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht, en date du 17 septembre 2007, il a été constaté la fin de mission de M. Christian Buntinx, domicilié à 1410 Waterloo, avenue des Abeilles 30, en sa qualité d’administrateur des biens de son père, M. Maurits Buntinx, veuf de Mme Léontine Meynaert, né le 23 septembre 1913 à Anderlecht, résidant ci-avant à Anderlecht, rue de Neerpede 288 en la Seniorie Parc Astrid, ce dernier étant décédé le 4 août 2007. Pour extrait conforme : la greffière, (signé) Mireille Ninanne. (69732)

Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht, en date du 17 septembre 2007, il a été constaté la fin de mission de Me Geert Coene, avocat dont les bureaux sont établis à Etterbeek, avenue de la Chasse 132, agissant en sa qualité d’administrateur des biens de M. François Florens, veuf de Hannard, Denise, né le 2 novembre 1926 à Anderlecht, résidant ci-avant au Home Alay, à Anderlecht, avenue du Soldat Britannique 31, ce dernier étant décédé le 9 septembre 2007. Pour extrait conforme : la greffière, (signé) Mireille Ninanne. (69733)

« Mettons fin à la mission de Secretin, Georges, avocat dont le cabinet est sis à 4000 Liège, rue Charles Morren 4, administrateur provisoire des biens de Mme Raedt, Jeanne, décédée le 1er juillet 2007, née le 25 avril 1930 à Slins, domiciliée à la Résidence d’Outremeuse à 4020 Liège, rue Méan 21, mission qui lui avait été confiée par ordonnance du 24 novembre 1995 de la justice de paix de Saint-Nicolas. Liège, le 17 septembre 2007. Pour Carine.

extrait

conforme :

le

greffier

adjoint,

(signé)

Lefort, (69736)

Justice de paix du premier canton de Mons

Suite à la requête déposée le 31 juillet 2007, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Mons, rendue le 17 septembre 2007, a été levée la mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du 28 septembre 2001, à l’égard de M. Michel Bastien, domicilié à 7000 Mons, avenue Saint-Pierre 27/5B, cette personne étant redevenue capable de gérer ses biens, il a été mis fin, en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, à savoir : Me Luc Van Kerckhoven, avocat dont le cabinet est sis à 7000 Mons, rue des Marcottes 30. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Chatelle, Christian. (69737)


50325

Justice de paix du premier canton de Namur

Vredegerecht van het twaalfde kanton Antwerpen

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Namur, prononcée en date du 18 septembre 2007 (Rep.n° 4006), il a été constaté que la mission de l’administrateur provisoire, Me Dominique Rasquin, avocat dont le cabinet est établi rue Pépin 44, à 5000 Namur, a cessé de plein droit lors du décès survenu le 15 août 2007, de la personne protégée, M. Simon, Emmanuel, né à Namur le 6 mars 1958, domicilié en son vivant rue Dewez 37/4, à 5000 Namur.

Bij beschikking van de vrederechter van het twaalfde kanton Antwerpen, verleend op 18 september 2007, werd ingevolge het overlijden op 17 april 2007 te Antwerpen, district Deurne, van Lepouter, Flora Clementina, weduwe van de heer Joannes Marcellus Van Reusel, geboren te Borgerhout op 8 augustus 1923, wonende te 2100 Antwerpen (Deurne), Rust- en Verzorgingstehuis Atlantis, Bisschoppenhoflaan 365/367, een einde gesteld aan het mandaat van voorlopig bewindvoerder van Van Reusel, Jan Ivo Maria, echtgenoot van Mevr. Katleen Karel Maria De Kinderen, geboren te Wilrijk op 13 maart 1958, wonende te 2540 Hove, Lintsesteenweg 146 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, d.d. 29 september 2005, bl. 42017, nr. 68701).

Namur, le 18 septembre 2007. Pour steen.

extrait

conforme :

le

greffier,

(signé)

Michel

Hernal(69738)

Antwerpen (Deurne), 18 september 2007. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Richard Blendeman, hoofdgriffier. (69743)

Justice de paix du premier canton de Wavre

Suite à la requête déposée le 14 juin 2007, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Wavre, rendue le 26 juillet 2007, il a été mis fin au mandat de Me Roos, Virginie, avocate, avenue des Combattants 227, à 1332 Genval, en sa qualité d’administrateur provisoire de Barbanson, Madeleine, née à Rixensart le 29 avril 1922, domiciliée à la Résidence du Lac, avenue Hoover, à 1330 Rixensart, conformément à l’avis médical rendu le 7 juin 2007, attestant de sa capacité nouvelle à gérer ses biens. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Smekens, Viviane. (69739)

Par ordonnance de M. le juge de paix du premier canton de Wavre, rendue le 20 juin 2007, il a été mis fin au mandat de Me Dalmeiren, Jean-Luc, avocat, rue du Berceau 31, à 1495 Marbais, en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de Masset, Georgette, née à Tilleur le 8 mars 1913, domiciliée au Home La Closière, chaussée de Bruxelles, à 1300 Wavre, cette personne étant décédée le 21 novembre 2006. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Smekens, Viviane. (69740)

Justice de paix du second canton de Wavre

Suite à la requête déposée le 7 septembre 2007, par ordonnance du juge de paix du second canton de Wavre, rendue le 19 septembre 2007, a été levée la mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du 31 janvier 2007 et publiée au Moniteur belge du 27 février 2007, à l’égard de M. Robert Ruth, domicilié à Namur, rue du Progrès 5, cette personne étant redevenue apte à gérer ses biens et il a été mis fin à la mission de son administrateur provisoire, à savoir : Me Jean-Marc Thiery, avocat à 1300 Wavre, boulevard de l’Europe 145. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Leclef, Stéphane.

Vredegerecht van het kanton Boom

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Boom, verleend op 18 september 2007, werd De Clerck, Sandra Maria Jozef, geboren te Antwerpen op 29 maart 1968, wonende te 2845 Niel, Sint-Hubertusplein 27/R002, aangewezen bij beschikking, verleend door de vrederechter van het kanton Boom, op 18 maart 1998 (rolnummer 98B17 Rep.V. 628/1998), tot voorlopig bewindvoerder over Verbakel, Erwin Andre Jeannine, geboren te Hoboken op 30 september 1960, wonende te 2620 Hemiksem, Saunierlei 54, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 maart 1998, bl. 9357, onder nr. 6544, met ingang van 18 september 2007 ontslagen van haar opdracht, daar de beschermde persoon met ingang vanaf die datum opnieuw in staat werd verklaard zijn goederen te beheren. Boom, 18 september 2007. De griffier, (get.) Schippers, Chantal.

(69744)

Vredegerecht van het kanton Izegem

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Izegem, verleend op 18 september 2007, werd de opdracht van Mr. Verhamme, Patrick, advocaat, met kantoor te 8870 Izegem, Kasteelstraat 24, als voorlopig bewindvoerder over de goederen van Demeester, Maria, geboren te Ingelmunster op 19 november 1909, wonende te 8770 Ingelmunster, Weststraat 53, beëindigd. Dit gelet op het overlijden van Demeester, Maria, voornoemd, op 28 augustus 2007. Izegem, 18 september 2007. De griffier, (get.) Duthoo, Freddy.

(69745)

(69741) Vredegerecht van het kanton Leuven 3

Suite à la requête déposée le 6 septembre 2007, par ordonnance du juge de paix du second canton de Wavre, rendue le 19 septembre 2007, a été levée la mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du 9 mai 2007 et publiée au Moniteur belge du 25 mai 2007, à l’égard de M. Roger Vander Linden, domicilié à 1702 Grand-Bigard, rue Petrus Bayen 1. En conséquence, cette personne est redevenue apte à gérer ses biens et il a été mis fin à la mission de son administrateur provisoire, Me Emmanuelle Delvaux, avocate à 1300 Wavre, place de l’Hôtel de Ville 15-16. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Leclef, Stéphane.

(69742)

Beschikking, d.d. 14 september 2007, verklaart De Breucker, Els, advocaat, aangewezen bij vonnis, verleend door de vrederechter van het kanton Leuven 3, op 15 maart 2007 (rolnummer 06A4396), tot voorlopige bewindvoerder over Van Mosuenck, Marie Louise, laatst wonende te 3000 Leuven, Minderbroederstraat 9A/21, vanaf heden ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is. Leuven, 19 september 2007. De adjunct-griffier, (get.) De Queker, Francisca.

(69746)

50326


Beschikking, d.d. 14 september 2007, verklaart Vanden Eynde, Robert, aangewezen bij vonnis, uitgesproken door de vrederechter van het kanton Leuven 3, op 19 juli 2005 (rolnummer 05A1755), tot voorlopige bewindvoerder over Monival, Maria, laatst wonende te 3060 Bertem, Egenhovenstraat 22, vanaf heden ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is. Leuven, 19 september 2007. De adjunct-griffier, (get.) De Queker, Francisca.

(69747)

des biens de M. Palermo, Guiseppe, né le 5 juillet 1954 à Serradifalco (Italie), domicilié rue de la Fourmilière 16, à 7000 Mons, mais résidant M.R.S. du Bois d’Havré 19, à 7021 Havré. Un nouvel administrateur provisoire a été désigné à cette personne protégée à savoir : Mme Maria-Carmela Palermo, née le 6 juin 1960, à Serradifalco (Italie), domiciliée rue de Bertaimont 46, à 7000 Mons. Mons, le 18 septembre 2007. Pour extrait Véronique.

conforme :

le

greffier

adjoint,

(signé)

Gallez, (69751)

Vredegerecht van het kanton Meise Vredegerecht van het vijfde kanton Gent Beschikking, d.d. 18 september 2007, verklaart de heer Kets, Luc, wonende te 1140 Evere, Gastendelleweg 9, aangewezen bij beschikking, verleend door de vrederechter van het kanton Meise, op 29 november 2006 (rolnummer 06b142 - Rep.R. 1921), tot voorlopig bewindvoerder over Mevr. Trefois, Jeanne, wonende te 1780 Wemmel, Kon. Elisabethlaan 5 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12 december 2006), met ingang van 16 september 2007 ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is. Meise (Wolvertem), 18 september 2007. De hoofdgriffier, (get.) Peeters, Lieve.

(69748)

Het vonnis van de vrederechter van het vijfde kanton Gent, verleend op 13 september 2007, stelt een einde aan het mandaat van Deboes, Anne-Marie Celine, geboren te Sint-Agatha-Berchem op 22 mei 1956, bediende, wonende te 9000 Gent, Johannes Schrantstraat 24, aangesteld bij vonnis, d.d. 5 oktober 2006 (AR 06A931) als voorlopige bewindvoerder toegevoegd aan Deboes, Michaël, geboren te Tienen op 7 november 1922, gepensioneerd, wonende in het Centrum voor Senioren « De Vijvers », Walstraat 1, 9050 Gent (Ledeberg). Verklaart haar met ingang van heden ontheven van haar opdracht.

Remplacement d’administrateur provisoire Vervanging voorlopig bewindvoerder Justice de paix du canton de Bastogne-Neufchâteau, siège de Bastogne

Voegt aan Deboes, Michaël, geboren te Tienen op 7 november 1922, gepensioneerd, wonende in het Centrum voor Senioren « De Vijvers » aan de Walstraat 1, te 9050 Gent (Ledeberg), toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder Laurent Balcaen, advocaat te 9000 Gent, Gebroeders Vandeveldestraat 99. Voor eensluidend Marleen.

En suite à la requête déposée au greffe de la justice de paix de Bastogne-Neufchâteau, siège de Bastogne, le 28 août 2007, par ordonnance rendue le 12 septembre 2007, M. Holtz, Julien, dit Ghislain, né à Bodange le 29 mars 1936, domicilié à Bodange, rue du Village 22, 6637 Fauvillers, a été pourvu d’un nouvel administrateur provisoire en la personne de Me Batardy, Frédérique, avocat, dont les bureaux sont établis rue des Ecoles 1, à 6600 Bastogne, en remplacement de M. Holtz, Fernand, retraité, domicilié rue de la Source 1, à 6700 Arlon (Bonnert). Pour extrait conforme : le greffier adjoint principal délégué, (signé) Lepinois, Françoise. (69749)

Justice de paix du canton de Liège IV

Suite à la requête déposée le 12 septembre 2007, par ordonnance du juge de paix du canton de Liège IV, rendue le 13 septembre 2007, il a été mis fin à la mission de Me Hervé Jamar, dont les bureaux sont sis à Hannut, rue Albert 1er, 130, désigné à ces fonctions par ordonnance du juge de paix du canton de Hannut, en date du 25 juin 1996, et publiée au Moniteur belge le 13 juillet 1996, en tant qu’administrateur provisoire de Mme Balthazar, Marguerite, née le 15 avril 1959 à Huy, domiciliée quai du Longdoz 79, à 4020 Liège. La personne protégée a été pourvue d’un nouvel administrateur provisoire, à savoir : Me Deventer, Olivier, dont les bureaux sont rue Emile Vandervelde 109, à 4624 Romsée. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Frankinet, Régine. (69750)

Justice de paix du second canton de Mons

Suite à la requête déposée le 23 avril 2007, par ordonnance du juge de paix du second canton de Mons, rendue en chambre du conseil le 23 september 2007, il a été mis fin au mandat de Me Nathalie Guillet, avocat à Tubize, désignée par ordonnance du 24 décembre 1991 de M. le juge de paix de Seneffe, en qualité d’administrateur provisoire

uittreksel :

de

griffier,

(get.)

Bearelle, (69752)

Vredegerecht van het kanton Leuven-3

Vonnis, d.d. 13 september 2007, verklaart Segers, Herman, wonende te 3000 Leuven, Ziekelingestraat 74, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Leuven-3, op 24 juli 2007, tot voorlopig bewindvoerder over Smits, Sidonie, geboren te Wezemaal op 23 april 1913, gepensioneerd, wonende te 3010 Kessel-Lo, Holsbeeksesteenweg 19, verblijvende in de instelling RVT Vogelzang, Tervuursesteenweg 290, te 3001 Heverlee, met ingang van 13 september 2007, ontslagen van zijn opdracht. Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon : Smits, Sidonie, Vandebroeck, Chris, advocaat, wonende te 3000 Leuven, Vaartstraat 70. Leuven, 14 september 2007. De hoofdgriffier, (get.) Van Der Borght, Celina.

(69753)


Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Maasmechelen, verleend op 12 september 2007, werd Lafosse, Nathalie, advocaat, kantoorhoudende te 3700 Tongeren, Kogelstraat 19, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Bilzen op 23 januari 2002, tot voorlopig bewindvoerder over Azzena, Maria, geboren te Heythuysen (Nl) op 16 januari 1962, wonende te 3630 Maasmechelen, Zandstraat 5/3, met ingang van 12 september 2007 ontslagen van haar opdracht. Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Azzena, Maria : Delille, Marleen, advocaat, kantoorhoudende te 3630 Maasmechelen, Koninginnelaan 107. De griffier, (get.) Coun, Rita.

(69754)


et à ce, autorisée, par ordonnance du juge de paix du quatrième canton de Liège, rendue le 6 septembre 2007, ordonnance qui est produite en simple copie, et qui restera annexée au présent acte,

Publication prescrite par l’article 793 du Code civil Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793 van het Burgerlijk Wetboek Acceptation sous bénéfice d’inventaire Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving

Suivant acte dressé au greffe du tribunal de première instance de Mons, en date du 19 février 2007 : Mme Mayence, Jocelyne Henriette, née à Houdeng-Aimeries le 2 novembre 1962, domiciliée à 7110 La Louvière (Houdeng-Aimeries), avenue Putsage 35/2, agissant en qualité de mère et seule titulaire de l’autorité parentale sur : Remy, Alan Benoît Noël Ruddy, né à La Louvière le 28 mars 2002, domicilié avec sa mère; a dûment, habilitée, par ordonnance de M. le juge de paix du canton de La Louvière, en date du 13 septembre 2007, déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Remy, Jean-Noël, né à Mons le 6 août 1959, domicilié à 7110 La Louvière (Houdeng-Aimeries), rue de l’Hospice 45, décédé à La Louvière le 9 février 2007. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la présente insertion. Cet avis doit être adressé au notaire Alain Aerts, à La Louvière, ex-Houdeng-Aimeries, chaussée du Pont du Sart 12. La Louvière, ex-Houdeng-Aimeries, le 19 septembre 2007. (Signé) Alain Aerts, notaire à La Louvière, ex-Houdeng-Aimeries. (38400)

Tribunal de première instance de Bruxelles Suivant acte n° 07-1723 passé au greffe du tribunal première instance de Bruxelles, le 20 septembre 2007, par :

de

M. Charuhas, Nicholas Alexander, domicilié à Bruxelles, rue des Horticulteurs 5, a déclaré accepter la succession, sous bénéfice d’inventaire, de Charuhas, George Nicholas, né à Washington (USA) le 25 mars 1942, de son vivant domicilié à Bruxelles, boulevard du Midi 96, et décédé le 2 septembre 2007 à Leuven. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la date de la présente insertion, à Me Patrick Lefebvre, notaire à 1000 Bruxelles, avenue Louise 363, bte 12. Bruxelles, le 20 septembre 2007. Le greffier, (signé) Philippe Mignon.

50327

(38401)

laquelle comparante a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Melisse, Richard Antoine Théodore, né à Beyne-Heusay le 12 septembre 1967, de son vivant domicilié à Chênée, cour Tassin 1, et décédé le 30 avril 2007 à Liège. Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, la comparante déclare faire élection de domicile en l’étude de Me Josette Lahaye, notaire, rue Albert Ier 4, à 4610 Beyne-Heusay. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, au domicile élu, dans les trois mois de la présente insertion. Le greffier, (signature illisible).

(38402)

Tribunal de première instance de Namur L’an 2007, le 20 septembre, au greffe du tribunal de première instance de Namur, et par-devant nous, Jacqueline Tholet, greffier, a comparu : Mme Lux, Anne-Marie, veuve de M. Picarone, Jacques, domiciliée à 5190 Onoz, rue de Fleurus 27/1, agissant en sa qualité de mère exerçant l’autorité parentale sur la mineure : Picarone, Allyson (fille du défunt), née à Namur le 15 mai 1990, domiciliée à 5190 Onoz, rue de Fleurus 27/1, mineure sous autorité parentale; et ce, dûment autorisée, en vertu d’une ordonnance rendue par Mme Micheline Gala, juge de paix du canton de Gembloux-Eghezée, siège de Gembloux, en date du 11 septembre 2007, laquelle comparante a déclaré, en langue française, agissant comme dit ci-dessus, accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Picarone, Jacques, domicilié en son vivant à Franière, rue de la Barrière 22, et décédé à Vitrival, en date du 29 avril 2007, elle nous a déclaré, en outre, ne pas savoir lire. En conséquence, nous donnons lecture à la comparante de la teneur du présent acte, la comparante signe avec nous, Jacqueline Tholet, greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la date de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Me Henri Debouche, notaire à 5081 Meux, rue de la Ridale 5. Namur, le 20 septembre 2007. Le greffier, (signé) Jacqueline Tholet.

(38403)

L’an 2007, le 19 septembre, au greffe du tribunal de première instance de Namur, et par-devant nous, Jacqueline Tholet, greffier, ont comparu : Mme Scoyer, Edmée (mère de la défunte), domiciliée à 5000 Namur, rue Eugène Hambursin 39A;

Tribunal de première instance de Liège

Mlle Detry, Catherine (soeur de la défunte), domiciliée à 5002 Saint-Servais, rue de Beau Vallon 71,

L’an 2007, le 20 septembre, au greffe du tribunal de première instance de Liège, a comparu :

lesquelles comparantes ont déclaré, en langue française, accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Mme Detry, Laurence, domiciliée en son vivant à 5100 Jambes, rue Lambin 6, et décédée à Namur (Jambes), en date du 20 août 2007. Dont acte, requis par les comparantes, qui après lecture, signe avec nous, Jacqueline Tholet, greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la date de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Mes Benoît Rutsaert, et Olivier Bonnenfant, notaires associés à 4608 Dalhem (Warsage), place du Centenaire 32. Namur, le 19 septembre 2007.

Missotten, Nicole, née le 18 octobre 1947 à Bressoux, domiciliée rue Walthère Lallemand 66, à Grivegnée, porteuse d’une procuration, sous seing privé, qui restera annexée à la présente, pour et au nom de : Neuville, Carine, née le 19 mars 1970 à Rocourt, agissant en sa qualité de réprésentante légale de ses enfants mineurs d’âge : Melisse, Ashley, née le 14 août 1992 à Liège; Melisse, Amanda, née le 10 février 1996 à Liège; Melisse Jimmy, né le 8 avril 1998 à Liège; tous quatre domiciliés cour Tassin 1, à Chênée;

Le greffier, (signé) Jacqueline Tholet.

(38404)

50328

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de première instance de Nivelles

L’an 2007, le 20 septembre, au greffe du tribunal de première instance de Nivelles, province de Brabant wallon, a comparu : Me Charlier, Anita, avocate de résidence à 1400 Nivelles, place Albert Ier 15, bte 1, agissant en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de : Mme Cioni, Ginette Oliva Marguerite, née à Schaerbeek le 6 octobre 1930, domiciliée à 1400 Nivelles, « Résidence Athéna », allée du Jaquemart 21/103;

laquelle comparante a déclaré, au nom de ses enfants mineurs, accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Danhiez, Philippe Jean Julien, né à Stavelot le 12 janvier 1969, époux de Gérard, Joëlle, domicilié à Stavelot, Les Erlinchamps 12, et décédé à Grâce-Hollogne le 6 octobre 2006. Dont acte, signé, lecture faite par la comparante et le greffier. (Signatures illisibles). Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la présente insertion, par pli recommandé, à Me de Ville de Goyet, notaire à Trois-Ponts. Le greffier, (signé) M. Solheid.

(38407)

Me Charlier, ayant été désignée en qualité d’administrateur provisoire, par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Nivelles, en date du 6 février 2007, et autorisée à agir dans la présente succession, par cette même justice de paix, en date du 13 septembre 2007, laquelle comparante, s’exprimant, en français, a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Cioni, Anita Marguerite Oliva, née à Bruxelles le 26 octobre 1932, de son vivant domiciliée à Nivelles, allée des Mésanges 1/A013, et décédée le 14 juillet 2007 à Anderlecht, route de Lennik 808. Dont acte, signé, lecture faite par la comparante et le greffier. (Signatures illisibles).

(38405)

L’an 2007, le 20 septembre, au greffe du tribunal de première instance séant à Verviers, a comparu : M. Smeets, Joël, clerc de notaire, domicilié à Stembert, avenue Jean Lambert 124, agissant en qualité de mandataire de : M. Piette, Michel Simone Emile J., né à Verviers le 20 février 1963, divorcé, domicilié à 4900 Spa, rue de l’Eglise 89, fils de la défunte, agissant en nom personnel;

Tribunal de première instance de Verviers

Mme Piette, Christine Elise Jacquy J., née à Verviers le 21 avril 1970, mariée, domiciliée à 4845 Jalhay (Sart), Haut Nivezé 21, fille de la défunte, agissant en nom personnel;

L’an 2007, le 19 septembre, au greffe du tribunal de première instance séant à Verviers, a comparu :

en vertu d’une procuration, sous seing privé, donnée à Spa le 10 septembre 2007, laquelle restera ci-annexée,

Me Ledent, Robert, notaire de résidence à Malmedy, avenue Monbijou 14B, agissant en qualité de mandataire de : Mme Thomas, Adrienne Louise Marie, née à Malmedy le 15 mai 1959, veuve de Jerôme, Paul, domiciliée à 4960 Bevercé, La Petite Suisse 7, agissant en qualité de seule titulaire de l’autorité parentale sur son enfant mineur d’âge, à savoir : Jérôme, Philippe, né à Malmedy le 21 juillet 1991, domicilié avec elle; dûment autorisée, aux fins de la présente, par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Malmedy-Spa-Stavelot, siège de Malmedy, en date du 4 juillet 2007, en vertu d’une procuration, sous seing privé, donnée à Malmedy le 7 septembre 2007, lesquelles resteront ci-annexées, lequel comparant a déclaré, ès dites qualités, accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Jérôme, Paul Pierre Julien Marie, né à Spa le 12 octobre 1953, époux de Thomas, Adrienne, domicilié à Bevercé, La Petite Suisse 7, et décédé à Malmedy le 1er mai 2007. Dont acte, signé, lecture faite par le comparant et le greffier. (Signatures illisibles). Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la présente insertion, par pli recommandé, à Me Ledent, notaire à Malmedy. Le greffier, (signé) M. Solheid.

(38406)

L’an 2007, le 19 septembre, au greffe du tribunal de première instance séant à Verviers, a comparu : Mme Gérard, Joëlle Maria, née à Stavelot le 15 avril 1976, veuve de Danhiez, Philippe, domiciliée à 4970 Stavelot, Les Erlinchamps 12, agissant en qualité de représentante légale et d’administratrice des biens de ses enfants mineurs d’âge, à savoir : Danhiez, William, né à Malmedy le 3 octobre 1999; Danhiez, Noémie, née à Malmedy le 10 juillet 2001; Danhiez, Lucas, né à Malmedy le 7 avril 2004 domiciliés avec elle; dûment autorisée, aux fins de la présente, par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Malmedy-Spa-Stavelot, siège de Stavelot, en date du 13 septembre 2007, laquelle restera ci-annexée,

lequel comparant a déclaré, ès dites qualités, accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Mme Fregesse, Madeleine Juliette Marie Claire Julienne, née à Spa le 17 avril 1939, veuve de Piette, Jean, domiciliée à Spa, place A. Salée 4, et décédée à Roda de Bara -Tarragona (Espagne) le 10 août 2007. Dont acte, signé, lecture faite par le comparant et le greffier. (Signatures illisibles). Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de la présente insertion, par pli recommandé, à Me Guyot, notaire à Spa. Le greffier, (signé) M. Solheid.

(38408)

Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

Op 20 september 2007, is voor ons, Ph. Jano, griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, ter griffie van deze rechtbank verschenen Van Broekhoven, Marcel, geboren te Antwerpen op 8 mei 1925, wonende te 2640 Mortsel, Mortselveldenlaan 22, handelend in zijn hoedanigheid van bijzonder gevolmachtigde, ingevolge onderhandse volmacht, hem verleend te Borgerhout op 14 september 2007, ten einde dezer van Zaidi, Mohammed, geboren te Tanger (Marokko) op 12 juni 1973, wonende te 2100 Deurne, Van Cortbeemdelaan 194, handelend in zijn hoedanigheid van vader, wettige beheerder over de persoon en de goederen van zijn minderjarige kind : Zaidi, Rania, geboren te Wilrijk op 12 september 2003, wonende bij de vader. Verschijner verklaart ons, handelend in zijn voormelde hoedanigheid, de nalatenschap van wijlen El Filali, Hanen, geboren te Antwerpen op 13 juni 1976, in leven laatst wonende te 2100 Deurne (Antwerpen), Van Cortbeemdelei 194, en overleden te Antwerpen (district Antwerpen) op 22 juli 2007, te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving; Er wordt woonstkeuze gedaan op het kantoor van notaris Vandeputte, Patrick, kantoorhoudende te 2140 Borgerhout, Lammekensstraat 79.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Verschijner legt ons de beschikking van de vrederechter van het twaalfde kanton Antwerpen, d.d. 31 augustus 2007, voor waarbij Zaidi, Mohammed, hiertoe gemachtigd werd. Waarvan akte, datum als boven.

50329

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek

Publication prescrite par l’article 584 du Code judiciaire

Na voorlezing ondertekend door verschijner en ons griffier. (Get.) Van Broekhoven, M.; Jano, Ph. Voor eensluidend verklaard afschrift : de griffier, (get.) Ph. Jano. (38409)

Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde op 20 september 2007, heeft Mr. Patricia Van Gelder, advocaat te 2650 Edegem, Mechelsesteenweg 210, handelend in hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder, hiertoe aangesteld bij beschikking, d.d. 19 september 2006, van de vrederechter van het kanton Zandhoven over de hierna vermelde beschermde persoon, zijnde : Van Den Eynden, Clara Josephina Victor, geboren te Wuustwezel op 20 mei 1951, wonende te 2960 Brecht, Klein Veerle 47, thans verblijvende in P.C. « Bethanië », Andreas Vesaliuslaan 39, te 2980 Zoersel. De comparante verklaart ons, handelend in haar gezegde hoedanigheid, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Heyrman, Petrus, geboren te Melsele op 7 januari 1921, in leven laatst wonende te 9150 Kruibeke, Kerkstraat 41, en overleden te Beveren op 29 april 2007. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen ter studie van Mr. V. Lesseliers, notaris, ter standplaats 9120 Beveren, Diederik Van Beverenlaan 42. Dendermonde, 20 september 2007. De griffier, (get.) A. Vermeire.

(38410)

Aanstelling voorlopig bewindvoerder Désignation d’un administrateur provisoire

Par ordonnance, rendue en date du 14 septembre 2007, le président du tribunal de première instance de Marche-en-Famenne a désigné Me Jocelyne Collet, avocat au barreau de Marche-en-Famenne, dont le cabinet est sis à 6980 La Roche-en-Ardenne, rue de la Gare 10/9, en remplacement de Me Orban, en qualité d’administrateur provisoire de la succession de Miny, Dominique, né à Vielsalm le 19 juin 1962, domicilié de son vivant à 6690 Vielsalm, Ottré 41A, et décédé le 22 septembre 2005. (Signé) J. Collet, avocat.

(38412)

Concordat judiciaire − Gerechtelijk akkoord

Rechtbank van koophandel te Antwerpen

Bij vonnis van de tweeëntwintigste kamer van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 18 september 2007, werd de voorlopige opschorting van betaling toegekend voor een periode eindigend op 11 maart 2008, aan The Lunch Factory BVBA, Desguinlei 30, 2018 Antwerpen-1, ondernemingsnummer 0871.311.804. Commissaris in opschorting : Verresen, Patrick, Platanenlaan 64, 2980 Zoersel. Indienen der schuldvorderingen vóór 18 oktober 2007 ter griffie van de rechtbank van koophandel, Bolivarplaats 20, bus 7, 2000 Antwerpen, 1e verdieping. Uitspraak over de definitieve opschorting zal gebeuren door de tweeëntwintigste kamer van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, bus 7, 2000 Antwerpen, op 11 maart 2008, om 11 u. 30 m., 3e verdieping, zaal A1.

Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen op 19 september 2007, heeft Lenaerts, Elisabeth Helena Constant, geboren te Lier op 10 maart 1963, wonende te 2560 Nijlen, Bevelsesteenweg 27, handelend in hoedanigheid van drager van het ouderlijk gezag over haar minderjarige inwonende kinderen : — Heylen, Caroline Gaby Paul, geboren te Lier op 29 maart 1991;

De rechtbank heeft bepaald dat The Lunch Factory BVBA geen daden van beschikking mag stellen zonder machtiging van de commissaris inzake opschorting, behoudens deze die normaal en onontbeerlijk behoren tot het dag-dagelijks voeren van de handelsactiviteit. De griffier-hoofd van dienst, (get.) M. Caers.

(38413)

Faillite − Faillissement

— Heylen, Virginie Rita Johan, geboren te Lier op 2 augustus 1996, hiertoe gemachtigd bij beschikking, d.d. 6 september 2007, van het vredegerecht van het kanton Lier, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Heylen, Paul Louis Germaine, geboren te Lier op 28 november 1959, in leven laatst wonende te 2560 Nijlen, Bevelsesteenweg 27, en overleden te Blankenberge op 30 maart 2007. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, binnen de drie maanden te rekenen vanaf de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad, hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van notaris Leo Vlaeymans, Markt 26, 2860 Sint-KatelijneWaver. Mechelen, 19 september 2007. De adjunct-griffier, (get.) Veerle Renwa.

(38411)

Tribunal de commerce de Dinant

Par jugement du 18 septembre 2007, la première chambre du tribunal de commerce séant à Dinant, province de Namur, a clôturé, pour insuffisance d’actif, les opérations de la faillite de feu Victor Duchene, auparavant inscrit au registre de commerce de Dinant, sous le n° 17.229, domicilié de son vivant à 5537 Bioul, rue Saint-Roch 11, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 8 août 1989. Dit y avoir lieu à excusabilité du failli. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Fournaux.

(38414)

50330


Par jugement du 18 septembre 2007, la première chambre du tribunal de commerce séant à Dinant, province de Namur, a clôturé, pour insuffisance d’actif, les opérations de la faillite de M. Paul Monin, enregistré dans la Banque-Carrefour des entreprises sous le numéro 0722.158.169, domicilié à 5530 Godinne, rue de Mont 69, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 24 janvier 1989. Dit y avoir lieu à excusabilité du failli. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Fournaux.

Curateurs : Jean-Luc Paquot, avocat, à 4000 Liège, avenue Blonden 33. Juge-commissaire : Mr. Alain Lonhienne. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite.

(38415)

Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.

Par jugement du 18 septembre 2007, la première chambre du tribunal de commerce séant à Dinant, province de Namur, a clôturé, pour insuffisance d’actif, les opérations de la faillite de Victor Henin, auparavant inscrit au registre de commerce de Dinant, sous le n° 25.488, domicilié à 5590 Ciney, avenue Schlogel 85, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 16 juin 1987.

Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 31 octobre 2007. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (38419)

Dit y avoir lieu à excusabilité du failli. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Fournaux.

(38416)

Tribunal de commerce de Huy

Par jugement du 19 septembre 2007, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de la SCRL New Lab Declic II, ayant son siège social à 4101 Seraing (Jemeppe-sur-Meuse), rue Gustave Baivy 6, ayant pour activités : « studios et autres activités photographiques » (sans siège d’exploitation depuis juillet 2006), inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0437.653.508. Curateur : André Magotteaux, avocat, à 4000 Liège, rue du Pont 36.

Par jugement du tribunal de commerce de Huy du 19 septembre 2007, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de SPRL Motocar, ayant son siège social et son établissement à 4500 Huy, chaussée de Waremme 23, inscrite à la B.C.E. sous le n° 0421.623.168, pour l’entretien et réparation de véhicules automobiles, réparation de la carrosserie et l’entretien de motocycles. Juge-commissaire : Martine Villers, juge consulaire. Curateur : Marina Fabbricotti, avocat, à 4500 Huy, rue des Sœurs Grises 13. Les déclarations de créances doivent être déposées au greffe du tribunal de commerce de Huy dans les trente jours à compter dudit jugement. Dépôt du premier procès-verbal de vérification des créances, le mercredi 7 novembre 2007, à 8 h 45 m, au greffe de ce tribunal. Le greffier en chef, (signé) B. Delise. (38417)

Tribunal de commerce de Liège

Par jugement du 19 septembre 2007, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de la SPRL Studio Declic Liège, établie et ayant son siège social à 4000 Liège, rue Charles Magnette 23, ayant pour activités : « laboratoire photographique », inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0865.495.366. Curateur : André Magotteaux, avocat, à 4000 Liège, rue du Pont 36.

Juge-commissaire : Me Pierre Walczak. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 31 octobre 2007. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (38420)

En vertu de l’ordonnance rendue le 19 septembre 2007, par M. le juge-commissaire à la faillite de la SCRL Le Dart, avec siège social à 4624 Romsée, rue de Bouny 120, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0463.610.213, déclarée par jugement du 23 janvier 2004, l’assemblée des créanciers prévue à l’article 76 de la loi sur les faillites afin de décider, à la majorité simple, de charger les curateurs de traiter à forfait « de tout ou partie des droits ou actions dont l’exécution n’aurait pas eu lieu et de les aliéner », est fixée au vendredi 26 octobre 2007, à 11 heures précises, au tribunal de commerce de Liège, salle de réunion, 3e étage, rue Joffre 12, 4000 Liège. Les créanciers seront convoqués par lettres circulaires. Pour extrait conforme : le greffier-chef de service, (signé) J. Tits. (38421)

Juge-commissaire : Me Pierre Walczak. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au mercredi 31 octobre 2007. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J. Tits. (38418)

Tribunal de commerce de Nivelles

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 17 septembre 2007, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de la SCRL Serdem Management, rue de la Station 25, à 1410 Waterloo, n° B.C.E. 0458.466.342. Activité : conseil dans le domaine commercial. Juge-commissaire : M. Bettoni, Bortolomeo. Curateur : Me Delcourt, Benoît, avocat à 1380 Lasne, chaussée de Louvain 523.

Par jugement du 19 septembre 2007, le tribunal de commerce de Liège a prononcé, sur aveu, la faillite de la SPRL Binot, établie et ayant son siège social à 4600 Visé, rue Porte de Souvré 46, ayant pour activités : « gestion de supports de publicité », inscrite à la BanqueCarrefour des Entreprises sous le n° 0453.791.833.

Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances, au greffe au plus tard, le 5 novembre 2007.

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef f.f., (signé) P. Fourneau. (38422)

50331

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 17 septembre 2007, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de Vlemincx, Thierry Joseph Marie Ghislain, né le 28 mai 1967, rue de la Liberté 13, à 1315 Incourt, n° B.C.E. 0655.385.250. Juge-commissaire : M. Sztencel, Serge. Curateur : Me De Middeleer, Jean-Philippe, avocat à 1301 Bierges, route provinciale 213.

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 17 septembre 2007, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de la SPRL Ortho-Ceram, avenue des Vallons 22, à 1410 Waterloo, n° B.C.E. 0442.200.135. Activité : prothésiste dentaire. Juge-commissaire : M. Bettoni, Bortolomeo. Curateur : Me Delcourt, Benoît, avocat à 1380 Lasne, chaussée de Louvain 523.

Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances, au greffe au plus tard, le 5 novembre 2007. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef f.f., (signé) P. Fourneau. (38426)

Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances, au greffe au plus tard, le 5 novembre 2007. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef f.f., (signé) P. Fourneau. (38423)

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 17 septembre 2007, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de la SA Troc-Coeur, dénomination : « Troc & Go ou Go Litterie », , rue du Jardinier 50, à 1420 Braine-l’Alleud, n° B.C.E. 0477.056.094. Activité : dépôt-vente. Juge-commissaire : M. Bettoni, Bortolomeo. Curateur : Me Delcourt, Benoît, avocat à 1380 Lasne, chaussée de Louvain 523. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances, au greffe au plus tard, le 5 novembre 2007. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef f.f., (signé) P. Fourneau. (38424)

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 17 septembre 2007, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de la SPRL S & H Coordination et Consultance, rue de Fonteny 20, à 1370 Jodoigne, n° B.C.E. 0476.537.541. Activité : coordination générale sur le chantier. Juge-commissaire : M. Sztencel, Serge. Curateur : Me De Middeleer, Jean-Philippe, avocat à 1301 Bierges, route provinciale 213. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances, au greffe au plus tard, le 5 novembre 2007. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef f.f., (signé) P. Fourneau. (38427)

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 17 septembre 2007, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de la SA La Matonella, chaussée de Tubize 254/B, à 1440 Braine-le-Château, n° B.C.E. 0454.776.580. Activité : vente de carrelages. Juge-commissaire : M. Sztencel, Serge. Curateur : Me Dedobbeleer, Geneviève, avocat à 1400 Nivelles, rue de Charleroi 2. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite.

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 17 septembre 2007, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de Paquet, Laurence, rue des Marais 47, à 1360 Perwez, n° B.C.E. 0872.888.350. Activité : nettoyage industriel et transport de petits colis. Juge-commissaire : M. Sztencel, Serge. Curateur : Me De Middeleer, Jean-Philippe, avocat à 1301 Bierges, route provinciale 213. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances, au greffe au plus tard, le 5 novembre 2007. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef f.f., (signé) P. Fourneau. (38425)

Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances, au greffe au plus tard, le 5 novembre 2007. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef f.f., (signé) P. Fourneau. (38428)

Par jugement du 10 septembre 2007, le tribunal de commerce de Nivelles a prononcé la clôture, par liquidation, de la faillite de la SPRL Antoon Larock Transport, rue du Baty 5, à 1370 Jodoigne, déclarée ouverte, par jugement du 25 novembre 2002, a constaté la dissolution de la société faillie, et la clôture immédiate de celle-ci, a indiqué en qualité de liquidateur, M. Antoon, Larock, domicilié à 1370 Jodoigne, rue Baty 5. Pour extrait conforme : la greffière en chef f.f., (signé) P. Fourneau. (38429)

50332


Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge

Bij vonnis van de tijdelijke eerste kamer bis van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge, d.d. 19 september 2007, werd, op bekentenis, het faillissement uitgesproken van Mevr. Grenier, Véronique, wonende te 8310 Brugge, Oude Kortrijkstraat 4, met als handelsbenaming « De Blauwe Zalm », voor het uitbaten van een café, ondernemingsnummer 0789.191.307. Datum van staking van betalingen : 19 september 2007.

Bij vonnis van de tijdelijke eerste kamer bis van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge, d.d. 17 september 2007, werd, op bekentenis, het faillissement uitgesproken van BVBA Joma, met zetel gevestigd te 8340 Damme, Doornstraat 11A, met als handelsbenaming restaurant-grill « De Pompe », voor het uitbaten van een horecazaak, ondernemingsnummer 0470.032.603. Datum van staking van betalingen : 17 september 2007. Curator : Mr. Christel De Wulf, advocaat te 8340 Damme (Sijsele), Margriet Diericxstraat 1.

Curator : Mr. Alexander Van Brabant, advocaat te 8000 Brugge, Gulden Vlieslaan 16.

De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 3, vóór 17 oktober 2007.

De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 3, vóór 19 oktober 2007.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail.W.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail.W.

Het eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijk op 26 oktober 2007. Voor eensluidend verklaard uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) F. Hulpia. (38433)

Het eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijk op 29 oktober 2007. Voor eensluidend verklaard uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) F. Hulpia. (Pro deo) (38430)

Bij vonnis van de tijdelijke eerste kamer bis van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge, d.d. 18 september 2007, werd, op bekentenis, het faillissement uitgesproken van Life Style BVBA, met maatschappelijke zetel te 8730 Beernem, Wingenesteenweg 12, ondernemingsnummer 0452.072.161, en met als hoofdactiviteit fitnesscentrum. Datum van staking van betalingen : 18 september 2007. Curator : Mr. Peter d’Absalmon, advocaat te 8750 Wingene, Beernemsesteenweg 86. De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 3, vóór 18 oktober 2007. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail.W. Het eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijk op 26 oktober 2007. Voor eensluidend verklaard uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) F. Hulpia. (Pro deo) (38431)

Bij vonnis van de tijdelijke eerste kamer bis van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Brugge, d.d. 17 september 2007, werd, op dagvaarding, het faillissement uitgesproken van Het Woonadvies BVBA, met maatschappelijke zetel te 8200 Brugge, Gistelse Steenweg 519, bus 2, ondernemingsnummer 0458.041.621, en met als handelsactiviteit verhuren van woningen.

Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende

Bij vonnis van de tijdelijke derde kamer bis van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende, werd op 17 september 2007, op dagvaarding, het faillissement uitgesproken van Brusseel, Brian, geboren op 27 april 1977, wonende te 8210 Zedelgem, Kemelweg 1, ondernemingsnummer 0761.302.619, met als handelsactiviteiten onderhoud en reparatie van auto’s, detailhandel in motorvoertuigen, de exploitatie van taxi’s, koeriers, exclusief de nationale posterijen, de vervaardiging van wisselstroommotoren, de handel in nieuwe en gebruikte aanhangwagens en opleggers, carrosserieherstel (inclusief spuiten en verven), de revisie van automotoren, het gewone onderhoud van auto’s : wassen, anti-roestbehandeling, olie verversen, vervangen of herstellen van binnen- en buitenbanden, vervangen van ruiten, enz., onder de benaming « Carrosserie Brusseel ». De datum van 17 september 2007.

staking

van

betaling

is

vastgesteld

op

Tot curator werd aangesteld : Mr. Hugo Dekeyzer, advocaat te 8210 Zedelgem, Torhoutsesteenweg 266. De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8400 Oostende, Canadaplein, vóór 17 oktober 2007. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail. W. Het proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijk op 26 oktober 2007. Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier-hoofd van dienst, (get.) A. Toune. (Pro deo) (38434)

Datum van staking van betalingen : 17 september 2007. Curator : Mr. Francis Missault, advocaat te 8000 Brugge, Koningin Elisabethlaan 34. De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8000 Brugge, Kazernevest 3, vóór 17 oktober 2007. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail.W. Het eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijk op 24 oktober 2007. Voor eensluidend verklaard uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) F. Hulpia. (Pro deo) (38432)

Bij vonnis van de tijdelijke derde kamer van de rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende, werd op 19 september 2007, op bekentenis, het faillissement uitgesproken van Videorexa BVBA, met zetel te 8450 Bredene, Buurtspoorwegstraat 40, en met handelsuitbating te 8400 Oostende, Koningstraat 29, ondernemingsnummer 0477.987.888, met als handelsactiviteit verhuur van videocassettes en -banden, dvd’s, cd’s en grammofoonplaten, detailhandel in brood-, banketbakkerswerk en suikerwerk, vervaardiging van audioen videoapparatuur, handelsbemiddeling in audioen videoapparatuur, fotografische en cinematrografische apparaten en optische artikelen, groothandel in audioen videoapparaten, groothandel in grammofoonplaten, cd’s, al dan niet bespeelde audioen videocassettes, kleinhandel in audioen videoapparatuur voor huishoudelijk gebruik, zoals radio- en televisietoestellen, videoweergavetoestellen, videocamera’s, hifimateriaal, onder de benaming « Domino ».

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD De datum van 19 september 2007.

staking

van

betaling

is

vastgesteld

op

Tot curatoren werden aangesteld : Mrs. Frank Batsleer en Jean Lammens, beiden advocaat te 8400 Oostende. De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 8400 Oostende, Canadaplein, vóór 20 oktober 2007. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail. W. Het proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zal dienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijk op 9 november 2007. Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.) N. Pettens. (38435)

50333

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer, d.d. 19 september 2007, werd het faillissement van Maveau Francky BVBA, Lendedreef 111, te 8570 Vichte, door vereffening beëindigd. Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : de heer Maveau, Francky, Stationsdreef 89, 8800 Roeselare. De adjunct-griffier, (get.) V. Soreyn. (38438)

Rechtbank van koophandel te Leuven

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Leuven, d.d. 20 september 2007, werd BVBA Edsi, met zetel te 3000 Leuven, Bondgenotenlaan 124, en met als activiteiten : taverne, restaurant, met als handelsbenaming « Hortus Botanicus », ondernemingsnummer 0882.758.693, in staat van faillissement verklaard. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Faill. W. Curator : Mr. Christopher Celis, advocaat te 3290 Diest, Allenstraat 4.

Rechtbank van koophandel te Dendermonde

Rechter-commissaris : R. Corten. Staking der betalingen : 19 september 2007. Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, zesde kamer, d.d. 19 september 2007, werd het faillissement van Sofa Sleep BVBA, maken van zitmeubelen, Blokmakerstraat 4, 9100 SintNiklaas, ondernemingsnummer 0469.228.689, gesloten verklaard, bij vereffening. De gefailleerde werd niet verschoonbaar verklaard. Identiteit van de personen die als vereffenaars worden beschouwd : Mevr. Boelens, Isabella, wonende te 9111 Belsele, Belseledorp 15.

Indienen der schuldvorderingen : tot en met 19 oktober 2007, ter griffie dezer rechtbank. Uiterste datum voor neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen : 30 oktober 2007. De hoofdgriffier, (get.) M. Plevoets. (38439)

Rechtbank van koophandel te Mechelen

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) K. Waterschoot. (38436)

Rechtbank van koophandel te Kortrijk

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer, d.d. 19 september 2007, werd, op bekentenis, failliet verklaard : Ace 4 Trading BVBA, Brugsesteenweg 284, te 8531 Hulste, ondernemingsnummer 0462.923.194, tussenpersoon in de handel (geen artikelen aan vergunning onderworpen); groothandel in artikelen voor sport, visvangst, speelgoed en artikelen voor kinderen; kleinhandel in sportartikelen. Rechter-commissaris : De Clercq, Mieke. Curator : Mr. Debusschere, Sofie, Pres. Rooseveltplein 1, 8500 Kortrijk. Datum der staking van betaling : 19 september 2007. Indienen der schuldvorderingen ter griffie vóór 18 oktober 2007. Nazicht der schuldvorderingen : 14 november 2007, te 10 u. 30 m., zaal A, rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw II, Beheerstraat 41, 8500 Kortrijk. Belangrijk bericht aan de belanghebbenden : om in voorkomend geval te kunnen genieten van de bevrijding waarvan sprake is in artikel 73 of in artikel 80 van de faillissementswet, moeten de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde, ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neerleggen die hun identiteit, hun beroep en hun woonplaats vermeldt en waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten en hun patrimonium is, en waarbij de stukken zijn gevoegd zoals bepaald is in artikel 72ter van de faillissementswet. De adjunct-griffier, (get.) Soreyn, V.

(38437)

Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, wegens ontoereikend actief, het faillissement van de GCV Boss & C°, met maatschappelijke zetel te 2860 Sint-Katelijne-Waver, Berlaarbaan 304B, ondernemingsnummer 0866.227.816, en werd gezegd dat als vereffenaar wordt beschouwd : de heer Swinkels, Eric, wonende te 2570 Duffel, Wouwendonkstraat 226/1. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38440)

Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, wegens ontoereikend actief, het faillissement van de heer Beukeleers, Mario, wonende te 2570 Duffel, Bleidenhoek 11B, ondernemingsnummer 0744.221.216, en werd de gefailleerde verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38441)

Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, wegens ontoereikend actief, het faillissement van de BVBA De Filmwinkel, met maatschappelijke zetel te 2500 Lier, Lindenstraat 67, ondernemingsnummer 0479.717.854, en werd gezegd dat als vereffenaar wordt beschouwd : de heer De Groof, Ivan, wonende te 2500 Lier, Wuyts-Van Campenlaan 25. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38442)

Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, wegens ontoereikend actief, het faillissement van de BVBA C R G, met maatschappelijke zetel te 2820 Bonheiden, Watermolenstraat 25, ondernemingsnummer 0422.250.896, en werd gezegd dat als vereffenaar wordt beschouwd : de heer Cornelis, Roger, wonende te 2820 Bonheiden, Watermolenstraat 25. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38443)

50334


Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, ingevolge vereffening, het faillissement van de BVBA Algemene Restauratie en Bouwwerken, afgekort A R B, met maatschappelijke zetel te 2820 Bonheiden (Rijmenam), Schranshoeflei 11A, ondernemingsnummer 0464.456.190, en werd gezegd dat als vereffenaar wordt beschouwd : de heer Claes, Björn, wonende te 2860 Sint-Katelijne-Waver, IJzerenveld 113. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38444)

Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen, werd, op dagvaarding, in staat van faillissement verklaard : de BVBA Foods, Drinks and Places, cateringbedrijf, met maatschappelijke zetel te 2860 Sint-Katelijne-Waver, Oudestraat 51A, met ondernemingsnummer 0879.706.064. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) voor de gefailleerde kunnen hiervan een verklaring ter griffie voorleggen. De datum van staking van betaling werd vastgesteld op 17 september 2007. Tot curator werd benoemd : Mr. Coeckelbergh, Tom, advocaat, kantoorhoudende te 2800 Mechelen, Schuttersvest 23/3. De schuldvorderingen dienen ingediend te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 7, uiterlijk op 15 oktober 2007. De curator dient het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neer te leggen ter griffie van deze rechtbank op 12 november 2007. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38445)

Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen, werd, op dagvaarding, in staat van faillissement verklaard : de NV B & F Company, kleinhandel in kleding, met maatschappelijke zetel te 2800 Mechelen, Potterijstraat 1, bus 4, met ondernemingsnummer 0468.417.057. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) voor de gefailleerde kunnen hiervan een verklaring ter griffie voorleggen. De datum van staking van betaling werd vastgesteld op 17 september 2007. Tot curator werd benoemd : Mr. Coeckelbergh, Tom, advocaat, kantoorhoudende te 2800 Mechelen, Schuttersvest 23/3. De schuldvorderingen dienen ingediend te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 7, uiterlijk op 15 oktober 2007. De curator dient het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neer te leggen ter griffie van deze rechtbank op 12 november 2007. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38446)

Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard : de BVBA Tanger Telecom, onderneming voor telecommunicatie, met maatschappelijke zetel te 2800 Mechelen, Liersesteenweg 31, met ondernemingsnummer 0885.586.046. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) voor de gefailleerde kunnen hiervan een verklaring ter griffie voorleggen. De datum van staking van betaling werd vastgesteld op 17 september 2007. Tot curator werd benoemd : Mr. Van Hoogenbemt, Eric, advocaat, kantoorhoudende te 2800 Mechelen, Hombeeksesteenweg 62. De schuldvorderingen dienen ingediend te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 7, uiterlijk op 15 oktober 2007.

De curator dient het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neer te leggen ter griffie van deze rechtbank op 12 november 2007. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38447)

Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard : Mevr. Docx, Saskia Josephina Constant, geboren te Lier op 21 mei 1980, koerierdienst en kleinhandel in meubelen, wonende te 2560 Nijlen, Paterstraat 6, met ondernemingsnummer 0883.170.053. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) voor de gefailleerde kunnen hiervan een verklaring ter griffie voorleggen. De datum van staking van betaling werd vastgesteld op 17 september 2007. Tot curator werd benoemd : Mr. Van Hoogenbemt, Eric, advocaat, kantoorhoudende te 2800 Mechelen, Hombeeksesteenweg 62. De schuldvorderingen dienen ingediend te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 7, uiterlijk op 15 oktober 2007. De curator dient het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neer te leggen ter griffie van deze rechtbank op 12 november 2007. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38448)

Bij vonnis, d.d. 17 september 2007, van de rechtbank van koophandel te Mechelen, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard : de GCV Docx Autoverhuur, autoverhuur en koerierdienst, met maatschappelijke zetel te 2560 Nijlen, Paterstraat 6, met ondernemingsnummer 0888.123.783. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld) voor de gefailleerde kunnen hiervan een verklaring ter griffie voorleggen. De datum van staking van betaling werd vastgesteld op 17 september 2007. Tot curator werd benoemd : Mr. Van Hoogenbemt, Eric, advocaat, kantoorhoudende te 2800 Mechelen, Hombeeksesteenweg 62. De schuldvorderingen dienen ingediend te worden ter griffie van de rechtbank van koophandel te 2800 Mechelen, Voochtstraat 7, uiterlijk op 15 oktober 2007. De curator dient het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neer te leggen ter griffie van deze rechtbank op 12 november 2007. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (38449)

Rechtbank van koophandel te Turnhout

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd de genaamde Segers, Erik, geboren op 11 juni 1971, Nieuwstraat 116, 2440 Geel, ondernemingsnummer 0629.614.924, afgesloten, sluiting bij vereffening. De gefailleerde werd verschoonbaar verklaard. De griffier, (get.) L. Verstraelen.

(38450)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd de genaamde Van Edom, Marcus Hendrikus, geboren op 12 januari 1969, Leibeeklaan 7, 2270 Herenthout, ondernemingsnummer 0630.469.415, afgesloten, sluiting bij vereffening. De gefailleerde werd verschoonbaar verklaard. De griffier, (get.) L. Verstraelen.

(38451)

50335

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd het faillissement van de genaamde Aldyma NV, Grensstraat 9, 2270 Herenthout, ondernemingsnummer 0406.017.254, afgesloten, sluiting bij vereffening.

Vereffenaar : Schrauwen, Melania, woonstkeuze Mr. J. de Chaffoy, de Merodelei 37, 2300 Turnhout. De griffier, (get.) L. Verstraelen. (38458)

Vereffenaar : Beyens, Alex. Laatst gekend adres : 2430 Laakdal, Dikstraat 16. De griffier, (get.) L. Verstraelen.

(38452)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd het faillissement van de genaamde Mes-Verschaeve VOF, Zanddijk 62B, 2480 Dessel, ondernemingsnummer 0478.184.660, afgesloten, sluiting bij vereffening. Vereffenaars : de heer Mes, Marc, laatst gekend adres : 2300 Turnhout, Papenbruggestraat 76; Mevr. Verschaeve, Ingrid, laatst gekend adres : 2300 Turnhout, Parkring 132. Laatst gekend adres : 2430 Laakdal, Dikstraat 16. De griffier, (get.) L. Verstraelen.

(38453)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd het faillissement van de genaamde Pompeji BVBA, Nijlense Steenweg 262, 2270 Herenthout, ondernemingsnummer 0446.050.540, afgesloten, sluiting bij vereffening. Vereffenaar : Peeters, Paul. Laatst gekend adres : 2270 Herenthout, Nijlense Steenweg 262. De griffier, (get.) L. Verstraelen. (38454)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd het faillissement van de genaamde Je & Ge Janssen BVBA, Bareelstraat 159, 2340 Beerse, ondernemingsnummer 0464.126.984, afgesloten, sluiting bij vereffening. Vereffenaar : Janssen, Joannes. Laatst gekend adres : 2340 Beerse, Bareelstraat 15. De griffier, (get.) L. Verstraelen.

(38459)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007, werd de datum van staking van betalling van Accopack Services BVBA, Herenthoutseweg 190/6, 2200 Herentals, ondernemingsnummer 0466.106.774, failliet verklaard op 17 oktober 2006, teruggebracht op 17 april 2006. De griffier, (get.) L. Verstraelen. (38460)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007, werd de genaamde Overnachtingcheque BVBA, Herenthoutseweg 17, 2200 Herentals, promoten en verkopen van de formule « overnachtingcheque », ondernemingsnummer 0446.463.284, failliet verklaard, op bekentenis. Rechter-commissaris : de heer Vandekerckhove. Curator : advocaat 2230 Herselt.

Arnauts-Smeets,

Aarschotsesteenweg

7,

Tijdstip van ophouding van betaling : 18 september 2007. Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd het faillissement van de genaamde Vuurhout NV, Tolhuis 9, 2260 Westerlo, ondernemingsnummer 0427.085.654, afgesloten, sluiting bij vereffening. Vereffenaar : Mentens, Michel. Laatst gekend adres : 2260 Westerlo, Tolhuis 11A. De griffier, (get.) L. Verstraelen.

(38455)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd het faillissement van de genaamde Ideacontrol BVBA, Koppellandstraat 1, bus C, 2200 Herentals, ondernemingsnummer 0477.424.496, afgesloten, sluiting bij vereffening. Vereffenaar : Mahieu, Robert. Laatst gekend adres : 2250 Olen, Beilen 10H. De griffier, (get.) L. Verstraelen.

Indiening van schuldvorderingen : vóór 16 oktober 2007. Neerlegging eerste proces-verbaal nazicht schuldvorderingen op 30 oktober 2007. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals ondermeer de personen die zich borg hebben gesteld), kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, (get.) L. Verstraelen. (38461)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007, werd de genaamde Jaber Said, geboren op 7 februari 1958, Vredestraat 153, bus 2, 2300 Turnhout, voorheen restaurant, ondernemingsnummer 0703.846.252, failliet verklaard, op bekentenis. Rechter-commissaris : de heer Gilis.

(38456)

Curator : advocaat Van Looy, Bevrijdingsstraat 20A, 2280 Grobbendonk. Tijdstip van ophouding van betaling : 18 september 2007.

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd het faillissement van de genaamde Heating Service 2000 BVBA, Dennenlaan 11A, 2280 Grobbendonk, ondernemingsnummer 0470.103.471, afgesloten, sluiting bij vereffening. Vereffenaar : Verwerft, Koenraad. Laatst gekend adres : 2288 Grobbendonk, Capuynestraat 4. De griffier, (get.) L. Verstraelen. (38457)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007 werd het faillissement van de genaamde ’t Vrouwenhuys BVBA, Corsendonk 5/3, 2360 Oud-Turnhout, ondernemingsnummer 0460.791.273, afgesloten, sluiting bij vereffening.

Indiening van schuldvorderingen : vóór 16 oktober 2007. Neerlegging eerste proces-verbaal nazicht schuldvorderingen op 30 oktober 2007. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals ondermeer de personen die zich borg hebben gesteld), kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, (get.) L. Verstraelen. (38462)

Bij vonnis van de tweede kamer van de rechtbank van koophandel te Turnhout, van 18 september 2007, werd de genaamde Core4kidz BVBA, Stationsstraat 116A, 2440 Geel, kinderdagverblijf, ondernemingsnummer 0882.875.687, failliet verklaard, op bekentenis. Rechter-commissaris : de heer Gilis.

50336


Curator : advocaat Verreyt, Vaartstraat 72, 2440 Geel. Tijdstip van ophouding van betaling : 18 september 2007. Indiening van schuldvorderingen : vóór 16 oktober 2007. Neerlegging eerste proces-verbaal nazicht schuldvorderingen op 30 oktober 2007. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals ondermeer de personen die zich borg hebben gesteld), kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, (get.) L. Verstraelen. (38463)

Aux termes d’un acte reçu par Me Pierre-Philippe Debauche, notaire de résidence à La Louvière, en date du 20 novembre 2006, M. Meniconi, Roberto, né à Foligno (Italie) le 5 janvier 1948 (NN 48.01.05 057-32), et son épouse, Mme Canon, Joëlle, née à Haine-Saint-Paul le 22 mars 1963 (NN 63.03.22 064-38), demeurant et domiciliés ensemble à Manage, rue Caudia 164, époux mariés sous le régime de la séparation des biens suivant contrat de mariage reçu par le notaire Pierre-Philippe Debauche de La Louvière, le 31 juillet 1984. Ils ont modifié leur régime matrimonial en régime légal de communauté, ainsi qu’un transfert à la communauté des immeubles propres à M. Meniconi, à savoir : 1) Commune de Manage, section Bois-d’Haine, rue du Caudia, un appartement dans un immeuble à appartements, ainsi qu’un jardin.

Régime matrimonial − Huwelijksvermogensstelsel

Par jugement du 16 juillet 2007, le tribunal de première instance de Charleroi homologue l’acte reçu le 2 avril 2007, par le notaire Germain Cuignet de La Louvière, contenant apport au patrimoine commun existant entre les époux Russo, Pellegrino, et Boudjemaa, Anne-Marie, domiciliés à 6141 Fontaine-l’Evêque (Forchies-la-Marche), rue Vandervelde 127, d’un immeuble appartenant en propre à M. Pellegrino Russo, sis à 6141 Fontaine-l’Evêque (Forchies-la-Marche), rue Vandervelde 127. Pour les requérants, (signé) Germain Cuignet, notaire à La Louvière. (38464)

Les époux M. Guilmot, Thierry Roger André, né à Stembert le 19 novembre 1965, et Mme Acampo, Susan Ginette Paula, née à Rocourt le 8 juillet 1965, domiciliés ensemble à 4800 Verviers (Ensival), rue Godin 5, ont introduit devant le tribunal civil de première instance de Verviers, une requête datée du 13 septembre 2007, en vue d’obtenir l’homologation de l’acte modificatif de leur régime matrimonial dressé le 13 septembre 2007, par le notaire Catherine Laguesse, associée de la société civile à forme de « SPRL Furnemont & Laguesse, Notaires associés » à Verviers (Ensival). Pour les époux, (signé) Catherine Laguesse, notaire associé. (38465)

Suivant jugement prononcé par la chambre du conseil du tribunal de première instance de Charleroi, en date du 30 juillet 2007, le contrat de mariage modificatif du régime matrimonial entre M. Manero-Ruiz, Jesus José Manuel, né à Vitoria (Espagne) le 18 janvier 1951 (RN 51.01.18 353-88), de nationalité espagnole, et son épouse, Mme Bastin, Nicole Léa Léona, née à Luluabourg le 19 février 1950 (RN 50.02.19 108-95), de nationalité belge, domiciliés ensemble à 6044 Charleroi (Roux), rue Emmanuel Jacquet 33, dressé par acte reçu par le notaire Michel Dumont, résidant à Charleroi, en date du 6 février 2007, a été homologué. Le contrat modificatif maintient le contrat principal de séparation de biens, mais ajoute un article 8 portant sur la constitution d’une société accessoire qui se composera exclusivement et limitativement de leur immeuble, sis à Roux, rue Jacquet 33, les améliorations et accessoires dont il fera l’objet dans l’avenir, les dettes actuelles et futures s’y rapportant; et les fonds qui seraient subrogés à ces biens, et l’attribution de la société accessoire au survivant. Pour extrait conforme : pour les époux Manero-Ruiz - Bastin, (signé) Michel Dumont, notaire. (38466)

Suivant jugement prononcé le 17 septembre 2007, par le tribunal de première instance de Huy, le contrat de mariage modificatif du régime matrimonial entre M. Libon, Guy André Michel Ghislain, né à Huy le 1er décembre 1957 (RN 57.12.01 189-92), et son épouse, Mme Sbardella, Nadine Lucia Simone, née à Huy le 19 juin 1958 (RN 58.06.19 168-37), domiciliés et demeurant ensemble à 4570 Marchin, Grand’Sart 9, a été homologué. Le contrat modificatif adopte le régime légal de la communauté. Pour extrait conforme : (signé) Battaille, notaire. (38467)

2) Commune de Manage, section Bois-d’Haine, rue du Caudia, la moitié d’un jardin. Dressé par le notaire Pierre-Philippe Debauche, de résidence à La Louvière. Pour extrait analytique conforme : (signé) P.-P. Debauche, notaire. (38468)

En date du 19 septembre 2007 : 1. M. Albert, René Alexis Désiré Charles, retraité, né à Vaux-sous-Chèvremont le 2 décembre 1941, divorcé en premières noces et secondes noces, domicilié à 6990 Hampteau (Hotton), rue de La Roche 95, NN 411202-19313, et son épouse en troisièmes noces; 2. Mme Trembloy, Nicole Anna Cécile Ghislaine, retraitée, née à La Roche-en-Ardenne le 21 novembre 1948, domiciliée à 6990 Hampteau (Hotton), rue de La Roche 95, NN 481121-20853, ont introduit devant le tribunal de première instance de Marche-enFamenne une requête en homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial, suivant acte reçu par Me Jean Vanbellingen, notaire à Erezée, le 27 août 2007, contrat contenant notamment apports de biens propres à la société adjointe sans que le régime matrimonial soit par ailleurs modifié. (Signé) Jean Vanbellingen, notaire.

(38469)

Par requête, en date du 14 septembre 2007, M. Salmon, Jean Paul Jacques Marcel, cancérologue, né à Liège le 13 janvier 1966, et son épouse, Mme Louviaux, Ingrid Bernadette Fernande Joëlle, cancérologue, née à Namur le 9 janvier 1965, tous deux domiciliés à 4020 Liège, quai Marcellis 37/081, ont sollicité du tribunal de première instance de Liège, l’homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial, reçu par Me Frédéric Binot, notaire à Vivegnis (Oupeye), le 10 septembre 2007, et visant à faire apport d’éléments actifs avec la dette y afférente à la société adjointe à leur régime matrimonial de séparation de biens. (Signé) F. Binot, notaire.

(38470)

Par requête, en date du 28 août 2007, M. Finfe, Carl Gustave René Ghislain, fonctionnaire d’Etat, né à Dinant le 22 juin 1946, et son épouse, Mme Dreumont, Laurence Marie-Claire, fonctionnaire d’Etat, née à Mouscron le 20 avril 1966, demeurant et domiciliés ensemble à 7030 Mons (Saint-Symphorien), chaussée du Roi Baudouin 131, ont introduit devant le tribunal de première instance de Mons une requête en homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial avec attribution de l’immeuble commun à l’épouse, dressé par acte reçu par le notaire Pierre Taeke, notaire à Jollain-Merlin, en date du 28 août 2007. Ils ont adopté aux termes d’un acte reçu le même jour par ledit notaire Taeke le régime de la séparation de biens. Jollain-Merlin, le 20 septembre 2007. Pour extrait conforme : (signé) P. Taeke, notaire.

(38471)

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Par requête, datée du 5 septembre 2007, déposée au greffe du tribunal de première instance de Tournai, M. Vermeulen, Roland Marcel, né à Sint-Denijs le 27 décembre 1945, et son épouse, Mme Vermeulen, Evelyne Hélène Sylviane, née à Roubaix (France) le 20 novembre 1949, domiciliés ensemble à Luingne (Mouscron), rue des Déportés 24, ont demandé l’homologation de l’acte modificatif de leur régime matrimonial reçu le 5 septembre 2007 par le notaire Benoit Cloet, à Herseaux (Mouscron). Aux termes de cet acte : 1. les époux Roland Vermeulen-Vermeulen, Evelyne ont déclaré attribuer le patrimoine commun au profit de l’époux survivant en cas de dissolution de la communauté par le décès de l’un des époux et sous la condition que les époux ne soient pas séparés de fait, et 2. M. Vermeulen, Roland, prénommé, a déclaré faire apport au patrimoine commun d’un immeuble lui appartenant en propre et sis à Luingne (Mouscron), rue des Déportés 24, sans que le régime matrimonial ne soit modifié sur d’autres points. Herseaux (Mouscron), le 19 septembre 2007. (Signé) Benoit Cloet, notaire à Herseaux (Mouscron).

(38472)

Sur requête, en date du 17 août 2007, M. Joris, Maurice Jean Joseph, né à Liège le 25 novembre 1953, et son épouse, Mme Bouhy, Françoise Josée Antoinette, née à Kindu Port Empain (Congo) le 20 novembre 1953, domiciliés à 4053 Embourg (Chaudfontaine), allée Van den Berg 4, ont sollicité du tribunal de première instance de Liège l’homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial reçu par Me Alain Deliège, notaire associé de la société « Deliège, Dormal & Govers, notaires associés », le 17 août 2007, par lequel M. Joiris et Mme Bouhy déclarent faire apport à la société à caractère accessoire et limité antérieurement constituée à côté du régime principal de séparation de biens, de biens immobiliers appartenant à chacun d’eux en nom personnel, ainsi que du solde d’une dette hypothécaire. (Signé) A. Deliège, notaire associé. (38473)

Par requête, qui sera incessamment déposée au tribunal de première instance de Namur, M. Tasiaux, Alain Charles Marie, administrateur de société, né à Namur le 19 juin 1964 (N.N. 640619-137-97), et son épouse, Mme Soro, Antonella (unique prénom) (N.N. 740602 100-78), indépendante, née à Charleroi le 2 juin 1974, domiciliés ensemble à Sorée (Gesves), chaussée de Gramptinne 221/E, introduiront une demande en homologation du contrat modificatif de leur régime matrimonial, dressé par le notaire Jean-Paul Declairfayt, à Assesse, en date du 18 juillet 2007, par lequel ils ont adjoint une société d’acquêts à leur régime de séparation de biens et par lequel Mme Antonella Soro a apporté des biens à la société d’acquêts. (Signé) J.-P. Declairfayt, notaire. (38474)

Bij vonnis van de zevende kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, van 22 mei 2007, werd de akte gehomologeerd, houdende de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel van de heer Missorten, Walter, geboren te Antwerpen op 4 maart 1938, en zijn echtgenote, Mevr. Detrilles, Christiane Jeanne, geboren te Leuven op 16 oktober 1938, samenwonende te 1785 Merchtem, Weyenberg 28. De wijzigingsakte werd verleden voor notaris Dick Van Laere, te Antwerpen, op 6 december 2006, houdende de wijziging in de samenstelling van de vermogens, zonder een ander stelsel aan te nemen, doch met inbreng van een onroerend goed met inboedel in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen. Voor de verzoekers, de echtgenoten Missorten-Detrilles : (get.) Dick Van Laere, notaris, te Antwerpen. (38475)

Bij vonnis gewezen door de rechtbank van eerste aanleg te Nivelles, op 8 augustus 2007, werd de akte gehomologeerd, verleden voor notaris An-Katrien Van Laer, te Herne, op 17 augustus 2006, waarbij de echtgenoten Baeten, Chris-Tincke, Angèle, hun huwelijksstelsel hebben gewijzigd in die zin dat zij het tussen hen bestaande wettelijk stelsel hebben behouden, doch met inbreng in het gemeenschappelijk vermogen door Mevr. Tincke, Angèle van een eigen onroerend goed, met name een woonhuis te Rebecq. Voor de verzoekers : (get.) An-Katrien Van Laer, notaris. (38476)

50337

Bij verzoekschrift van 14 september 2007 hebben de echtgenoten Gerrits, Alfons, Hubert, zelfstandige, geboren te Kuringen op 20 december 1940, en zijn echtgenote, Mevr. Theunissen, Marina Willemina Anna Maria, kleuterleidster, geboren te Rijkhoven op 6 augustus 1946, samenwonende te Kortenaken, afdeling KersbeekMiskom, Heerbaan 64, aan de rechtbank van eerste aanleg te Leuven, de homologatie aangevraagd van de akte houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, verleden voor notaris Stefan Smets, te Glabbeek, op 14 september 2007. (Get.) Stefan Smets, notaris. (38477)

Bij verzoekschrift van 29 augustus 2007, aan de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, hebben de heer Nelissen, Kris Jos Victor, geboren te Tongeren op 28 februari 1984, nationaal nummer 84.02.28237-22, en zijn echtgenote, Mevr. Grosemans, Brenda, Jean-Marie Paula, geboren te Tongeren op 22 september 1986, nationaal nummer 86.09.22334-02, wonende te 3730 Hoeselt, Sint-Hubertusstraat 43, homologatie aangevraagd van de akte houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, verleden voor notaris Joel Vangronsveld, ter standplaats Eigenbilzen (Bilzen), op 8 maart 2007. Opgemaakt op 18 september 2007. Namens de verzoekers : (get.) Joel Vangronsveld, notaris, te Eigenbilzen (Bilzen). (38478)

Bij verzoekschrift van 21 augustus 2007, hebben de heer De Vos, Bertrand Jacques, en zijn echtgenote, Mevr. De Vriese, Rita Andréa Godelieva, samen gedomicilieerd te 9870 Zulte, Lijsterstraat 10, voor de rechtbank van eerste aanleg te Gent, een verzoekschrift ingediend tot homologatie van de akte tot wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, verleden voor notaris Xavier Deweer, te Olsene, op 21 augustus 2007, inhoudende de inbreng door de heer De Vos, Bertrand, voornoemd, van persoonlijke onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen, en de toevoeging van een beding aangaande de toebedeling van het gemeenschappelijk vermogen. Voor de echtgenoten De vos-De Vriese : (get.) Xavier Deweer, notaris te Olsene (deelgemeente van Zulte). (38479)

Bij verzoekschrift neergelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Gent, op 21 september 2007, hebben de heer Verzele, Remi André Maria Ghislain, geboren te Gent op 28 april 1940, en zijn echtgenote, Mevr. Colle, Maria Jeanne (ook ingeschreven Marie-Jeanne) Raymonda Josepha, roepnaam Marie-Jeanne, geboren te Merendree op 19 maart 1935, samenwonende te 9810 Nazareth, ’s Gravenstraat 111, bus 1. Nummer identiteitskaart man : 285-0024716-10. Nationaal nummer man : 40.04.28-385-31. Nummer identiteitskaart vrouw : 590-4951869-45. Nationaal nummer vrouw : 35.03.19-398-79. De homologatie aangevraagd door de rechtbank van eerste aanleg te Gent, van de akte wijziging huwelijkscontract, verleden voor het ambt van notaris Jozef Verschueren, te Nazareth, op 16 augustus 2007. (Get.) Jozef Verschueren, notaris.

(38480)

Bij verzoekschrift van 28 augustus 2007 hebben de heer Dhoore, Jurgen Rosanne Gustaaf, zelfstandige koerier, en zijn echtgenote, Mevr. Dane, Bianca Maria, arbeidster-kapster, samenwonende te Maldegem, Paddepoeleweg 1C, gehuwd onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijkscontract, zonder echter het stelsel zelf te hebben gewijzigd, de homologatie aangevraagd aan de rechtbank van eerste aanleg te Gent van de akte, verleden door notaris Christian Vanhyfte, te Maldegem, op 28 augustus 2007, houdende wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel, behoudende het wettelijk stelsel, met inbreng van een onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen door de heer Jurgen Dhoore, toebehorende aan hem persoonlijk. Voor de verzoekers : (get.) Vanhyfte, Christian, notaris. (38481)

50338


Bij verzoekschrift van 22 augustus 2007 hebben de heer Cauwels, Hans Remi Marcel, bediende, en zijn echtgenote, Mevr. Claeys, Mireille, bejaardenhelpster, samenwonende te Maldegem (Adegem), Kleine Moerwege 21, gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract, verleden door notaris Camiel Vanhyfte, te Maldegem, op 7 mei 1996, de homologatie aangevraagd aan de rechtbank van eerste aanleg te Gent van de akte, verleden door notaris Christian Vanhyfte, te Maldegem, op 22 augustus 2007, houdende wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel, behoudende het stelsel van scheiding van goederen, met inbreng van een onroerend goed in het beperkt gemeenschappelijk vermogen door de heer Hans Cauwels en Mevr. Mireille Claeys, toebehorende aan hen, de grond en de helft van de gebouwen aan de heer Hans Cauwels en de helft van de gebouwen aan Mevr. Mireille Claeys. Voor de verzoekers : (get.) Vanhyfte, Christian, notaris.

(38482)

Bij verzoekschrift de dato 23 augustus 2007 hebben de heer Devester, Théophile Edouard, geboren te Heverlee op 24 juni 1926, en zijn echtgenote, Mevr. De Wit, Lisette Pélagie, geboren te Kessel-Lo op 4 april 1930, wonende te 3010 Kessel-Lo, Frans Nackaertsstraat 3, bus 1, voor de rechtbank van eerste aanleg te Leuven, een verzoek ingediend tot homologatie van de akte van wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, verleden voor notaris Jean Halflants, te Lubbeek, op 23 augustus 2007. De echtgenoten zijn thans gehuwd onder het stelsel der wettelijke gemeenschap van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris Gillis, te Kessel-Lo, op 29 september 1954. Via de voorgenomen akte van wijziging huwelijkscontract wensen zij hun huwelijksstelsel te veranderen, ze verklaren het stelsel van scheiding van goederen aan te nemen. Lubbeek, 20 september 2007. (Get.) Jean Halflants, notaris.

(38483)

Bij verzoekschrift van 7 september 2007 hebben de heer Jammaer, Jean-Paul Joseph, en zijn echtgenote, Mevr. Marsoul, Solange Marie Sidonie Roza, wonende te 3400 Landen, Overwindenstraat 134, op de rechtbank van eerste aanleg te Leuven een aanvraag ingediend tot homologatie van de wijziging van de samenstelling van hun gemeenschappelijk vermogen. Namens de echtgenoten Jammaer-Marsoul : (get.) E. Lerut, notaris. (38484)

Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Oudenaarde, op 31 augustus 2007, hebben de echtgenoten, de heer Cruz Da Mota, Carlos Manuel, geboren te Oudenaarde op 22 april 1956, en zijn echtgenote, Mevr. Mestdach, An Maria, geboren te Gent op 30 oktober 1968, samenwonende te 9700 Oudenaarde, Blote 25, bij de rechtbank van eerste aanleg van Oudenaarde om homologatie verzocht van de akte, verleden voor notaris Lucie Vandermeersch, te Oudenaarde, op datum van 8 augustus 2007, inhoudende inbreng in het gemeenschappelijk vermogen door Mevr. Mestdach, An van eigen onroerende goederen. Voor de verzoekers : (get.) Lucie Vandermeersch, notaris.

In de akte wenst de heer Antoine Van De Weghe, in het gemeenschappelijk vermogen in te brengen volgend onroerend goed : gemeente Laarne, eerste afdeling : de gronden van twee woonhuizen gelegen aan de Zandstraat 17 en 17A, gekend volgens kadaster sectie B, nummers 181/02M 2 en 181/02N 2, samen groot 16 a 29 ca. Voor de verzoekers : (get.) Bernard Van Steenberge, notaris. (38486)

Bij verzoekschrift d.d. 18 september 2007 hebben de heer Roels, Marc Johan, geboren te Varsenare op 16 augustus 1960, nationaal nummer 60.08.16-341.10, en zijn echtgenote, Mevr. De Bruyne, Betty Laura Maria, geboren te Tielt op 13 februari 1960, nationaal nummer 60.02.13174.31, samenwonende te 8200 Brugge (Sint-Andries), Ter Lindehof 57, bij de rechtbank van eerste aanleg te Brugge een aanvraag ingediend tot homologatie van de akte verleden voor notaris Paul Lommee, te Zedelgem, op 18 september 2007, houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel door wijziging van de samenstelling van het gemeenschappelijk vermogen wegens inbreng van een onroerend goed door Mevr. De Bruyne, Betty en beperking van de toebedeling van deze gemeenschap aan de langstlevende. Voor de echtgenoten Roels-De Bruyne : (get.) Paul Lommee, notaris, te Zedelgem. (38487)

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Gent, op 18 januari 2007, werd de akte gehomologeerd, verleden voor Frank Verhelst, notaris, te Dentergem, op 12 juni 2006, houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel dat bestaat tussen de heer Oppeel, Yves Maurice, en zijn echtgenote, Mevr. Cortvriend, Katty Nicole, samenwonend te 9800 Deinze (Wontergem), Houtbulkstraat 1a, door ondermeer, behoud van het wettelijk stelsel, inbreng door Mevr. Cortvriend, in de huwelijksgemeenschap van een woonhuis op en met grond gelegen te Deinze (Wontergem), Houtbulkstraat 10A, alsook een hypothecaire schuld t.a.v. de maatschappij Axa, invoeging van een keuzebeding met betrekking tot het gemeenschappelijk vermogen, in geval van overlijden van één der echtgenoten en uit te oefenen door de langstlevende echtgenoot. Namens de echtgenoten Oppeel-Cortvriend : (get.) Frank Verhelst, notaris, te Dentergem. (38488)

Ingevolge akte verleden voor notaris Steven Podevyn, te Merchtem, op 23 augustus 2007, hebben de heer Vermeir, Frans, Jan Albert, geboren te Merchtem op 2 november 1958, en zijn echtgenote, Mevr. De Clerck, Gerda Maria Margareta Benoit, geboren te Asse op 28 januari 1960, samenwonende te Merchtem, Gasthuisstraat 23, hun huwelijksstelsel gewijzigd. De wijziging bevat de inbreng door Mevr. De Clerck, Gerda van een perceel bouwland gelegen te Merchtem, ter plaatse genaamd « Schaarveld », van een perceel weiland gelegen te Merchtem, ter plaatse genaamd « Hoogweide », en van een woning gelegen te Merchtem, Gasthuisstraat 23, in de huwelijksgemeenschap. Een verzoekschrift tot homologatie wordt ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, neergelegd. Voor de verzoekers : (get.) Steven Podevyn, notaris.

(38489)

(38485)

Bij verzoekschrift d.d. 8 september 2007 hebben de heer Van De Weghe, Antoine Oscar, geboren te Wetteren op 28 februari 1948, en zijn echtgenote, Mevr. Buysse, Christiane Honorine, geboren te Lochristi op 28 juli 1949, samenwonende te 9270 Laarne, Meersstraat 8C, aan de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde een verzoek ingediend tot homologatie van de akte houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, verleden voor notaris Bernard Van Steenberge, te Laarne, op 7 september 2007.

Bij verzoekschrift van 24 augustus 2007 hebben de echtgenoten de heer Ugur Aygun en Mevr. Semra, Konakci, samenwonend te Meulebeke, Vuilputstraat 21, de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk verzocht de akte voor notaris Antoon Dusselier, te Meulebeke, van 24 augustus 2007, houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, met name overgang van het wettelijk stelsel naar het stelsel van scheiding van goederen, te homologeren. Voor de verzoekers : (get.) Antoon Dusselier, notaris, te Meulebeke. (38490)

MONITEUR BELGE — 26.09.2007 — BELGISCH STAATSBLAD Bij verzoekschrift van 19 september 2007 hebben de heer Coen, Prosper, en zijn echtgenote, Mevr. Van Den Poorten, Wivina, samenwonende te Aalst, August Marcelstraat 54/4, gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen bij gebrek aan huwelijkscontract, homologatie gevraagd aan de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, van de akte verleden voor notaris Nicolas Moyersoen, te Aalst, op 3 september 2007, houdende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, meer bepaald de inbreng door de heeer Coen, Prosper, van volgende onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen : Stad Aalst, eerste afdeling : 1° een appartementsgebouw met bergplaats gelegen, Sint-Kamielstraat 38, gekadastreerd volgens titel onder sectie B, nummers 416/E en 415/i voor een oppervlakte van tien are negentig centiaire (10 a 90 ca), en thans gekend ten kadaster sectie B, nummers 415M en 416C6, met een oppervlakte van twee are eenenveertig centiare (2 a 41 ca); 2° het deel van perceel grond met garages en oprit, achter het appartementsgebouw, gekend ten kadaster sectie B, nummer 416/F-6, dat nog niet toebehoort aan de gemeenschap die bestaat tussen hem en zijn echtgenote.

Me Claude Sonnet, avocate à 4000 Liège, place Verte 13, a été désignée en qualité de curateur à ladite succession. Les créanciers et héritiers éventuels sont priés de se mettre en rapport avec le curateur dans les trois mois de la présente publication. (Signé) Claude Sonnet, avocat.

(38494)

Bij de beschikking van de derde burgerlijke kamer bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent verleend op 6 september 2007, werd de heer Marnix Moerman, advocaat, met kantoor te 9930 Zomergem, Dekenijstraat 6, aangesteld als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen Daniel Moens, geboren te Gent op 9 december 1949, in leven laatst wonende te 9000 Gent, Nicolaas Zannekinstraat 14, en overleden te Gent op 26 maart 2007. Alle schuldeisers dienen zich binnen de drie maanden vanaf heden kenbaar te maken aan de curator. (Get.) Marnix Moerman, curator.

(38495)

Rechtbank van eerste aanleg te Brussel

Aalst, 20 september 2007. Namens de echtgenoten Coen-Van der Poorten : (get.) N. Moyersoen, notaris. (38491)

Bij verzoekschrift van 18 september 2007, hebben de heer De Wolf, Luc Valerie Charlotte, geboren te Aalst op 26 oktober 1957, en zijn echtgenote, Mevr. Couwyzer, Renée Irma Angela, geboren te Watermaal-Bosvoorde op 19 maart 1957, samenwonende te 1910 Berg (Kampenhout), Kerkwegel 4, voor de burgerlijke rechtbank van eerste aanleg te Brussel een verzoekschrift ingediend tot homologatie van een akte, verleden voor notaris Katrien Devijver, te Kampenhout, op 18 september 2007, inhoudende wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel, door inbreng in de gemeenschap van onder Koksijde, 2e afdeling : 1° een vakantiewoning, gelegen Visserspark 53 en 2° een parkeerplaats genaamd Visserspark +53, toebehorend aan Mevr. Couwyzer, Renée en wijziging van de toebedeling van de gemeenschap.

Bij beschikking, d.d. 12 juni 2007, van de 27e kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, werd Mr. Alex Wijns, advocaat en plaatsvervangende rechter, Albertlaan 248, te 1190 Brussel, aangesteld als curator over de nalatenschap van Martineau, Susanna Elisabeth, geboren te Haarlem (Nederland) op 1 juni 1932, laatst gehuisvest te 1700 Dilbeek, Cantecleerstraat 4/736, overleden te Jette op 16 september 2005. Brussel, 19 september 2007. De afgevaardigd adjunct griffier, (get.) Ch. Sauvage.

(38496)

Bij beschikking, d.d. 26 juni 2007, van de 27e kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, werd Mr. Alex Wijns, advocaat en plaatsvervangende rechter, Albertlaan 248, te 1190 Brussel, aangesteld als curator over de nalatenschap van Maes, Liliane Angèle Irma, geboren te Gistel op 10 februari 1942, laatst gehuisvest te 1702 Dilbeek, Brusselsesteenweg 30, overleden te Ganshoren op 31 maart 2005. Brussel, 19 september 2007.

Kampenhout, 18 september 2007.

De afgevaardigd adjunct griffier, (get.) Ch. Sauvage. De verzoekers : (get.) De Wolf, Luc; Couwyzer, Renée.

50339

(38497)

(38492)

Bij door beide echtgenoten ondertekend verzoekschrift, de dato 27 augustus 2007, hebben de heer Frans, Luts, geboren te Koersel op 5 augustus 1936, en zijn echtgenote, Mevr. Maria Catharina Van de Weyer, samenwonende te Meerhout, Veldstraat 11, ter homologatie voorgelegd aan de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, de akte verleden voor Jan Van Ermengem, geassocieerde notaris, te Meerhout, op 27 augustus 2007, waarbij zij hun huwelijksvermogensstelsel wijzigden. Voor de echtgenoten Luts-Van De Weyer : (get.) Jan Van Ermengem, notaris. (38493)

Succession vacante − Onbeheerde nalatenschap

Par ordonnance du 4 septembre 2007, le tribunal de première instance de Liège a déclaré la sucession vacante de Mme Jeannine Padoan, née à Vazzolla (Italie) le 28 janvier 1944, domiciliée à 4000 Liège, rue Souverain-Pont 24, décédée à Liège le 30 janvier 2006.

Bij beschikking, d.d. 30 april 2007, van de 27e kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, werd Mr. John Isenbaert, advocaat en plaatsvervangende rechter, Ridderstraat 14/10, te 1050 Brussel, aangesteld als curator over de nalatenschap van Pecasse, Elisabeth Angèle Ghislaine, geboren te Bouvignes-sur-Meuse op 2 februari 1915, laatst gehuisvest te 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe, Tomberg 77, overleden te Sint-Lambrechts-Woluwe op 25 oktober 2000. Brussel, 19 september 2007. De afgevaardigd adjunct griffier, (get.) Ch. Sauvage.

(38498)

Tribunal de première instance de Bruxelles La douzième chambre du tribunal de première instance de Bruxelles a désigné le 26 juin 2007 Me Jean-Jacques Pegorer, avocat, juge suppléant, avenue du Parc 35, à 1060 Bruxelles, en qualité de curateur à la succession de Cormond, Gilberta Blanche, née à Evere le 26 août 1923, domiciliée en son vivant à 1080 Molenbeek-Saint-Jean, boulevard Edmond Machtens 139, décédée à Anderlecht le 10 août 2005. Bruxelles, le 19 septembre 2007. Le greffier adjoint délégué, (signé) Ch. Sauvage.

(38499)

50340


La chambre des vacations du tribunal de première instance de Bruxelles a désigné le 9 juillet 2007 Me Jean-Jacques Pegorer, avocat, juge suppléant, avenue du Parc 35, à 1060 Bruxelles, en qualité de curateur à la succession de Lannoy, Nicole Colette Noëlle, née à Jeumont (France) le 24 décembre 1944, domiciliée en son vivant à 1210 Saint-Josse-ten-Noode, rue Scailquin 35/0011, décédée à BerchemSainte-Agathe le 22 janvier 2005. Bruxelles, le 19 septembre 2007. Le greffier adjoint délégué, (signé) Ch. Sauvage.

(38500)

La chambre des vacations du tribunal de première instance de Bruxelles a désigné le 9 juillet 2007 Me Charles Walhin, avocat, juge suppléant, rue de Suisse 35, à 1060 Bruxelles, en qualité de curateur à la succession de Devos, Michel Alois, né à Sint-Martens-Latem le 24 mai 1930, domicilié en son vivant à 1000 Bruxelles, rue de l’Economie 4, décédé à Bruxelles le 6 mai 2006. Bruxelles, le 19 septembre 2007. Le greffier adjoint délégué, (signé) Ch. Sauvage.

La douzième chambre du tribunal de première instance de Bruxelles a désigné le 13 février 2002 Me Philippe De Vigne, avocat, juge suppléant, rue Colonel Chaltin 78, à 1180 Bruxelles, en qualité de curateur à la succession de Havenne, Jenny, née à Housse le 29 janvier 1912, domiciliée de son vivant à 1160 Auderghem, rue J.B. Vannypen 12, décédée à Auderghem le 19 février 2000. Bruxelles, le 19 septembre 2007. Le greffier adjoint délégué, (signé) Ch. Sauvage.

(38502)

La douzième chambre du tribunal de première instance de Bruxelles a désigné le 14 décembre 2005 Me Bruno Putzeys, avocat, juge suppléant, avenue Brugmann 311, à 1180 Bruxelles, en qualité de curateur à la succession de Baufays, Albert Pierre Ghislain, né à Namur le 3 août 1914, domicilié de son vivant à 1000 Bruxelles, rue Terre Neuve 37, décédé à Bruxelles le 12 mai 2000. Bruxelles, le 19 septembre 2007.

(38501)

Le greffier adjoint délégué, (signé) Ch. Sauvage.

Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel. Conseiller/Adviseur : A. VAN DAMME

(38503)

bladzijden

Recommend Documents