BKC
Basiskennis calculatie
Antwoordenboek drs. H.H. Hamers drs. W.J.M. de Reuver
BKC Basiskennis calculatie Antwoordenboek drs. H.H. Hamers drs. W.J.M. de Reuver
Dit antwoordenboek behoort bij het studieboek BKC - Basiskennis calculatie, ISBN 978-90-415-0953-6. Lay-out en opmaak NTI DTP Studio, Leiden 2e druk, september 2012 ISBN 978-90-415-0959-8 © 2008, Educatief bv, Leiden Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Inhoud 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Elementaire berekeningen............................................................................................................................................................................................................................................. 1 Vreemde valuta.......................................................................................................................................................................................................................................................................................... 5 Goederenhandel..................................................................................................................................................................................................................................................................................... 7 Verzekeringen........................................................................................................................................................................................................................................................................................... 11 Kostensoorten.......................................................................................................................................................................................................................................................................................... 15 Enkelvoudige en samengestelde interest.............................................................................................................................................................................. 17 Variabele en constante kosten en de break-even omzet................................................................................................................... 21 De opslagmethode........................................................................................................................................................................................................................................................................ 25 De delingscalculatie-methode.......................................................................................................................................................................................................................... 33 Fabricage- en commerciële kostprijs & bedrijfsresultaat................................................................................................................. 39 Statistiek................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ 45
12 Enkelvoudige indexcijfers............................................................................................................................................................................................................................................ 53 Cases....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 61
Antwoordenboek
III
IV
BKC - Basiskennis calculatie
1 Elementaire berekeningen 1-1 De opmerking moet zijn: ‘De nettowinst is gelijk aan de brutowinst min de overige kosten’. De overige kosten zijn gelijk aan de bedrijfskosten exclusief de inkoopprijs van de omzet. 1-2 De verkoopprijs inclusief de btw (de prijs die de consument moet betalen). 1-3 Afschrijvingen en desinvesteringen. 1-4 afzet =
omzet verkoopprijs per product
1-5 Het eerste deel van de zin is onjuist; de btw wordt berekend over de toegevoegde waarde. Het btw-systeem is in de plaats gekomen van het systeem waarbij de belasting werd berekend over de omzet. 1-6
a. 1.380 b. 369,44 c. 418 d. 255,2
1-7 a. € 280.000 - € 216.000 = € 64.000 € 64.000 b. × 100% = 29,6% van de inkoopprijs € 216.000 € 64.000 × 100% = 22,9% van de verkoopprijs € 280.000 c. € 64.000 - € 42.000 = € 22.000 € 22.000 d. × 100% = 10,2% van de inkoopprijs € 216.000 € 22.000 × 100% = 7,9% van de verkoopprijs € 280.000
Antwoordenboek
1
120 × € 340 = € 408 100
1-8 a.
b. De brutowinst bedraagt € 408 - € 340 = € 68. In procenten van de verkoopprijs is dat: € 68 × 100 = 16⅔% € 408 20 c. × 100% = 16⅔% 120 € 130.000 1-9 a. × 100% = 20% € 650.000 € 130.000 b. × 100% = 25% € 650.000 - € 130.000 c.
20 20 = = 20% onder het honderd 80 100 - 20
d.
€ 680.000 - € 650.000 × 100% = 4,6% € 650.000
e.
€ 140.000 - € 130.000 × 100% = 7,7% € 130.000
1-10 a. verkoopprijs exclusief omzetbelasting: omzetbelasting: verkoopprijs inclusief omzetbelasting:
100%
19% + 119% =
€ 761,60
100 verkoopprijs exclusief omzetbelasting: × € 761,60 = € 640 119 b. De brutowinst is € 640 = € 400 = € 240. € 240 Dit is × 100% = 60% van de inkoopprijs € 400 c. De consumentenprijs is gelijk aan de verkoopprijs inclusief omzetbelasting = € 761,60
2
BKC - Basiskennis calculatie
1-11 a. brutowinst = omzet (exclusief omzetbelasting) - inkoopwaarde omzet 100 omzet exclusief omzetbelasting = × € 416.500 = € 350.000 119 brutowinst = € 350.000 - € 250.000 = € 100.000 b.
€ 100.000 × 100% = 40% € 250.000
c. ontvangen omzetbelasting: 19% × € 350.000 = of: € 416.500 - € 350.000 = € 66.500 betaalde omzetbelasting : 19% × € 260.000 = af te dragen omzetbelasting:
€ 66.500 € 49.400 € 17.100
1-12 € 24 × 1,044 = € 24 × 1.16985856 = € 28,08 1-13 a. € 5.000 × 1,03 = € 5.150 b. € 5.150 × 1,03 = € 5.304,50 of € 5.000 × 1,032 = € 5.000 × 1,0609 = € 5.304,50 c. € 5.000 × 1,039 = € 5.000 × 1,304773184 = € 6.523,87 1-14 a. beginvoorraad: productie: afzet: eindvoorraad:
12.500 stuks ..... + ..... 100.000 stuks 4.000 stuks -
productie in januari 2013: 4.000 + 100.000 - 12.500 = 91.500 stuks b. beginvoorraad: inkoop: verbruik: 91.500 × 5 kg = eindvoorraad:
11.500 kg ..... + ..... 457.500 kg 14.000 kg
inkoop: 14.000 + 457.500 - 11.500 = 460.000 kg
Antwoordenboek
3
1-15
balans per 1 januari 2012: investeringen in 2012:
€ 2.500.000
€ ..... + € ..... afschrijvingen: € 450.000 € ..... desinvesteringen: € 100.000 balans per 31 december 2012: € 2.550.000 investeringen in 2012: € 2.550.000 + € 100.000 + € 450.000 - € 2.500.000 = € 600.000
1-16 a.
beginvoorraad: productie:
januari 15.000 stuks ..... ..... 30.000 stuks
februari 19.000 stuks ..... ..... 38.000 stuks
+
afzet: gewenste eindvoorraad: 50% × 38.000 = 19.000 stuks productie in januari: 19.000 + 30.000 15.000 = 34.000 stuks
50% × 44.000 = 22.000 stuks productie in februari: 22.000 + 38.000 - 19.000 = 41.000 stuks
b. beginvoorraad: 40% × 34.000 × 2 = in te kopen:
27.200 liter ..... + ..... nodig voor de productie in januari: 34.000 × 2 = 68.000 liter gewenste eindvoorraad: 40% × 41.000 × 2 = 32.800 liter
in te kopen: 32.800 + 68.000 - 27.200 = 73.600 liter
4
BKC - Basiskennis calculatie
+ -
2 Vreemde valuta 2-1 17 2-2 Rekeneenheid; ruilmiddel en spaarmiddel 2-3 Een groter risico dat de valuta in waarde zal gaan dalen. 2-4 € 200 × 1,21 = $ 242 2-5
$ 123 = € 86,01 1,43
2-6 a.
$ 2.356,60 = € 1.947,60 1,21
b.
£ 1.651,20 = € 2.144,42 0,77
c.
Zw.fr. 870,50 = € 770,36 1,13
d.
e.
Z.Kr. 1.680,10 = € 215,12 7,81
f.
2-7 a.
D.Kr. 1.225,30 = € 187,35 6,54
N.Kr. 922 = € 138,86 6,64
USD 3.750,60 = € 2.622,80 1,43
Antwoordenboek
5
b.
GBP 1.250,50 = € 1.389,44 0,90
c.
CHF 220,80 = € 169,85 1,30
d.
DKK 1.646,30 = € 203 8,11
e.
f.
SEK 1.112,75 = € 114,83 9,69
NOK 25,50 = € 3,09 8,24
2-8 a. € 3.650 × USD 1,21 = USD 4.416,50 b. € 3.650 × GBP 0,77 = GBP 2.810,50 c. € 3.650 × CHF 1,13 = CHF 4.124,50 d. € 3.650 × DKK 6,54 = DKK 2.387,10 e. € 3.650 × SEK 7,81 = SEK 28.506,50 f. € 3.650 × NOK 6,64 = NOK 24.236 2-9
400 = 0,77 16.200 NOK = 6,64 GBP
€ 519,48 € 2.439,80 + € 2.959,28
2-10 € 1500 × CHF 1,13 = CHF 1.695
6
BKC - Basiskennis calculatie
3 Goederenhandel 3-1 De verpakking (emballage) 3-2 Dit is het gewicht van de normale verpakking. 3-3 Een korting op het gewicht voor, tijdens het vervoer opgelopen, lichte beschadigingen aan de goederen. 3-4 Een korting die wordt toegepast, wanneer er een grote hoeveelheid tegelijk wordt aangekocht. 3-5 Franco huis en free on board (FOB) 3-6
a. brutogewicht: extratarra 2%: tarra 3%: rafactie 1%: nettogewicht: b. brutogewicht: extratarra 2%: tarra 3%: rafactie 1%: nettogewicht:
3-7
7.610 152 7.458 224 7.234 72 7.162
kg kg kg kg kg kg kg
7.610 152 7.458 223,5 7.234,5 72,5 7.162
kg kg kg kg kg kg kg
1.405 kg à € 2,82 = € 3.962,10 rabat 1⅛%: € 44,57 € 3.917,53 contant ¾%: € 29,38 € 3.888,15 btw 19%: € 738,75 + € 4.626,90 Antwoordenboek
7
3-8
bruto: tarra 3%: netto:
5.132 kg 154 kg 4.975 kg à € 184 per 50 kg = € 18.319,04 af: rabat 1% = € 183,19 € 18.135,85 af: 1% contant = € 181,36 € 17.954,49 bij: btw 19% = € 3.411,35 inkoopbedrag: € 21.365,84
3-9 te betalen btw: 19% × € 656.016 = € 124.643,04 te vorderen btw:
19 × € 349.562,50 = € 55.812,50 119 6 × € 105.000 = € 5.943,40 106 19 × € 1.747,81 = € 279,06 119 € 62.034,96
af te dragen: € 124.643,04 - € 62.034,96 = € 62.608,08
122 3-10 a. exclusief btw × € 26,50 = € 32,33 100 inclusief btw 1,19 × € 32,33 = € 38,47 b. De brutowinst bedraagt € 32,33 - € 26,50 = € 5,83 5,83 In procenten van de verkoopprijs × 100% = 18,0% 32,33 100 c. De verkoopprijs exclusief btw × € 41,65 = € 35 119 De winst wordt € 35 - € 26,50 = € 8,50 8,50 percentage × 100% = 32,1% 26,50
8
BKC - Basiskennis calculatie
d. percentage
8,50 × 100% = 24,3% 35
3-11 30 kratten bruto: 16.300 kg tarra 30 × 19 kg: 570 kg netto: 15.730 kg korting 3/4 %:
à NOK 3.050/100 kg =
vracht:
NOK 479.765 NOK 3.598,24 NOK 476.166,76 NOK 2.730 NOK 473.436,76
de koper betaalt de verkoper: NOK 473.436,76 en aan vrachtkosten: NOK 2.730 + totaal: NOK 476.166,76 3-12 a. 150 stuks Excellent à € 50 per stuk: € 7.500 150 stuks Elegant à € 40 per stuk: € 6.000 200 stuks Perfect à € 25 per stuk: € 5.000 + € 18.500 contant 1½%: € 277,50 € 18.222,50 omzetbelasting 19%: € 3.462,28 + € 21.684,78 b. vracht Groningen - Den Haag 2 × 241 km = 482 km à € 2: omzetbelasting 19%:
€ 964 € 183,16 + € 1.147,16
Antwoordenboek
9
10
BKC - Basiskennis calculatie
4 Verzekeringen 4-1 Tussen de verzekeringsmaatschappij (assuradeur of verzekeraar) en de verzekerde (verzekeringsnemer of premiebetaler). 4-2 Schadeverzekeringen en sommenverzekeringen. 4-3 Agenten en makelaars. 4-4 De waarde van de verzekerde goederen vlak voordat er schade optreedt. 4-5 Onderverzekeringsbreuk = verzekerde waarde/gezonde waarde 4-6
a. premie 11/2‰ over € 350.000: poliskosten:
assurantiebelasting 9,7%: te betalen door verzekerde:
4-7
€ 525 € 75
+
€ 600 € 58,20 + € 658,20
b. premie: provisie 20% × € 525: af te dragen aan de assuradeur:
€ 525 € 105 € 420
a. premie 3‰ van € 350.000: poliskosten:
€ 1.050 € 35 + € 1.085 € 105,25 + € 1.190,25
assurantiebelasting 9,7%: te betalen eerste jaar: b. premie: assurantiebelasting 9,7%: te betalen volgende jaren:
€ 1.050 € 101,85 + € 1.151,85
c. premie: € 1.190,25 provisie 1‰ van € 350.000: € 350 door agent af te dragen eerste jaar: € 840,25
Antwoordenboek
11
d. premie: incassopremie 12½%: door agent af te dragen volgende jaren: 4-8 a. onderverzekeringbreuk:
€ 1.151,85 € 131,25 € 1.020,60
600.000 2 = 900.000 3
b. uitkering 2/3 van € 340.000 = € 226.666,67 4-9
voorraad op 23-01: inkoop van 23-01 tot 28-01: 40.000 kg - 2.500 kg = verkoop van 23-01 tot 28-01: 60.000 kg - 5.000 kg = op 29-01 moet aanwezig zijn: er is aanwezig: schade:
kg kg + kg kg kg kg kg
62.500 kg à € 6,75 per × ½ kg = € 843.750
4-10 a. voorraad 1 januari 2011: mutaties van 1 januari t/m 14 februari 2011: inkopen: inkoopretouren:
100 × € 39.789,50 = 135 100 100 contante verkopen × × € 513.841,06 = 119 135 verkopen op rekening
gezonde waarde:
12
160.000 37.500 197.500 55.000 142.500 80.000 62.500
BKC - Basiskennis calculatie
€
480.947,83
€ €
380.521,20 + 861.469,03
€ €
349.324,97 512.144,06
€ 389.475,90
€
€
8.954,70 -
29.473,70
€ 319.851,27 +
b. gezonde waarde: € 512.114,06 inkoopwaarde van de onbeschadigde goederen: 100 100 × × € 89.472,69 = € 55.694,17 119 135 opbrengst beschadigde goederen: 100 × € 21.954,82 = € 18.449,43 119 voorraad beschadigde goederen: € 4.976 + € 79.119,60 schade op de goederenvoorraad: € 433.024,46 4-11 a. voorraad op 1 januari 2011: mutaties van 1 januari t/m 3 februari 2011: bij: inkopen: retourgezonden:
€ € €
100 × € 51.676,50 = € 150 100 100 contante verkopen × × € 577.020,95 = € 119 150 € 100 100 retourgenomen × × € 799,90 = € 119 150 af: verkopen op rekening
427.654,50 6.225 -
€ 421.429,50 + € 979.079,50
34.451 323.261,04 + 357.712,04 448,12 € 357.263,92 € 621.815,58
gezonde waarde: b. gezonde waarde: af: inkoopwaarde onbeschadigde goederen: 100 100 × × € 97.410,55 = € 119 150 100 opbrengst beschadigde goederen: × € 16.341,15 = € 119 overgebleven beschadigde goederen: € schade aan de goederenvoorraad:
557.650
€ 621.815,58 54.571,74 13.732,06 2.159
+
€ 70.462,80 € 551.352,78
Antwoordenboek
13
14
BKC - Basiskennis calculatie
5 Kostensoorten 5-1 a. De kostprijs is de som van de toegestane (of standaard) kosten, meestal berekend per een heidproduct. b. Kosten vormen de geldswaarde van de opgeofferde productiemiddelen. 5-2 • •• •• •• •• •• ••
Grond- en hulpstoffen Arbeid Duurzame productiemiddelen Diensten van derden Grond Belastingen Interestkosten
5-3 a. Interest is geen afzonderlijke kostensoort. Interest is onverbrekelijk verbonden met de andere kostensoorten. b. Ja, ook nu is het een vergoeding voor het ter beschikking stellen van vermogen. 5-4 • Bij de grond als vestigingsplaats: interest + belasting. •• Bij extractieve processen: interest + belastingen + afschrijving. 5-5 Banken, verzekeringen, KPN, elektriciteit, gas, vemen enzovoort. 5-6 De kostprijsverhogende belastingen, zoals invoerrechten, accijnzen en dergelijke. 5-7 • Vennootschapsbelasting die geheven wordt over de winst van een nv en dergelijke. •• Inkomstenbelasting, die geheven wordt van het inkomen van eigenaars uit eenmanszaken, vof enzovoort. 5-8 De btw behoort niet tot de kostprijs, omdat deze belasting volledig door de consument moet worden betaald en dus niet tot de kosten voor de onderneming wordt gerekend. 5-9 a. Omdat de btw door de consument wordt gedragen, ondervindt de ondernemer noch voo deel, noch nadeel van een verhoging van het percentage. b. De prijs die de consument moet betalen wordt hoger. De koopkracht van de consument neemt af, waardoor de consument minder artikelen kan kopen. Antwoordenboek
15
5-10 De belasting op gouden en zilveren sieraden is accijns. 5-11 De werknemer te beschermen tegen de geldelijke gevolgen van ziekte of ongeval. 5-12 De zorgverzekeringswet betaalt bij ziekte van de werknemer/niet-werknemer of zijn gezinsleden de kosten van de arts, ziekenhuis enzovoort. 5-13 Met de wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA is de opvolger van de wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). 5-14 Het nettoloon wordt hoger, waardoor de koopkracht van de werknemers toeneemt, terwijl dit niet tot hogere loonkosten voor de werkgevers leidt. De vakbonden zullen om deze reden wellicht minder aandringen op loonsverhoging.
16
BKC - Basiskennis calculatie
6 Enkelvoudige en samengestelde interest 6-1 Bij enkelvoudige interest wordt steeds interest berekend over het beginbedrag (het oorspronkelijke bedrag). Bij samengestelde interest berekent men interest over het beginbedrag + over de inmiddels bijgeschreven interest. 6-2 Bij samengestelde interest wordt de rente in de 2e periode berekend over het beginbedrag + de rente over de 1e periode. In de 3e periode berekent men rente over het beginbedrag + de rente over de 1e periode + de rente over de 2e periode enzovoort. Kortom er wordt niet alleen rente berekend over het beginbedrag maar ook over de rente van de voorgaande perioden: dus rente over rente. 6-3 a. 1,75 × € 50 = € 87,50 b. 1,75% × € 5.087,50 = 1,75 × € 50,875 = € 89,03 c. Eind 2013 staat op de spaarrekening: € 5.087,50 + € 89,03 = € 5.176,53 Eind 2015 staat op zijn spaarrekening: € 5.176,53 × 1,0175 × 1,0175 = € 5.359,29 6-4 a. 6 × € 165 = € 990 b. 4,75 × € 245 = € 1.163,75 € 22.500 × 5,5 × 8 c. = € 825 1.200 d.
€ 15.000 × 5 × 225 = € 462,33 36.500
e.
€ 1.800 × 8 × 30 = € 83,08 5.200
f.
€ 15.000 × 6,5 × 6 = 1.200 aflossing:
€ 487,50 € 15.000 € 15.487,50
Antwoordenboek
17
6-5
I=
€ 2.500 × 4,5 × 10 = € 281,25 400
6-6 3,5% per halfjaar = 7% per jaar en in 36 maanden is het percentage:
121% = € 24.200
100 Het beginbedrag = 100% = × € 24.200 = € 20.000 121
of
K+
K×7×3 = 24.200 100
of
K+
K × 3,5 × 6 = 24.200 100
K + 0,21K = 24.200 1,21K = 24.200 K = € 20.000 6-7
8.000 × 2 × T = 2.160, dus 16.000T = 216.000 en T = 13,5 jaar 100
of
interest per jaar = 2% × € 8.000 = € 160
€ 2.160 =
6-8
X
X × 2 × 40 = 1.200 X + 0,066666X = 1,066666X = X =
X+
18
€ 2.160 = 13,5 jaar € 160
19.200 19.200 19.200 € 18.000
BKC - Basiskennis calculatie
36 × 7 = 21% 12
of 40 2% per jaar is × 2 = 6⅔% in 40 maanden 12
19.200 = 100% + 6⅔% = 106⅔%
100% =
100% × 19.200 = € 18.000 106⅔%
Y
Y × 6 × 3⅓ = 100 Y + 0,2Y = 1,2Y = Y = € Y +
39.000 39.000 39.000 32.500
of
6% per jaar is in 3⅓jaar: 3⅓ × 6 = 20% 39.000 = 100% + 20% 100 100% = × 39.000 = € 32.500 120
Z € 24.500 interest per jaar: = € 2.450 dus 7% = € 2.450 10 100 beginbedrag = × 2.450 = € 35.000 7 of
7% per jaar = 70% in 10 jaar; 70% = 24.500 100 beginbedrag = 100% = × 24.500 = € 35.000 70
6-9 a. E20 = € 10.000 × 1,0620 = € 32.071,35 b. E40 = € 10.000 × 1,0340 = € 32.620,38
Antwoordenboek
19
6-10 14 jaar = 168 maanden E168 = € 80.000 × 1,002168 = € 111.909,56 6-11 a. E19 = € 20.000 × 1,00519 = € 21.987,97 b. € 21.987,97 - € 20.000 = € 1.987,97 c. eindwaarde 31 december 2016: eindwaarde 31 december 2015: € 20.000 × 1,00515 = gekweekte interest in 2016:
6-12 € 12.000 × 1,0354 × 1,02257 = € 16.091,10 6-13 C10 = € 8.500 × 1,02-10 = € 6.972,96 6-14 € 25.000 × 1,025-8 × 1,0075-16 = € 18.206,57
20
BKC - Basiskennis calculatie
€ 21.987,97 € 21.553,65 € 434,32
7 Variabele en constante kosten en de break-even omzet 7-1 Grondstofkosten, loonkosten van het productiepersoneel, energiekosten, transportkosten, inkoopwaarde van de omzet. 7-2 Wanneer de variabele kosten rechtevenredig veranderen met de productie/afzet. 7-3 Ze veranderen door wijziging van de capaciteit en prijsveranderingen. 7-4 Vaste kosten, capaciteitskosten en periodekosten. 7-5 a. € 400.000 (als de productie/afzet = 0 zijn de totale kosten € 400.000; dit zijn de constante kosten). b. bij 10.000 stuks zijn de totale kosten: € 600.000 bij 0 stuks zijn de totale kosten: € 400.000 10.000 stuks € 200.000 Als de productie/afzet stijgt met 10.000 stuks, nemen de totale kosten toe met € 200.000; dit wordt uitsluitend door de variabele kosten veroorzaakt. € 200.000 Variabele kosten per stuk: = € 20 10.000 c. constante kosten: variabele kosten: 8.000 × € 20 = totale kosten bij 8.000 stuks: 7-6
€ 400.000 € 160.000 € 560.000
constante kosten: € 450.000 × 1,02 = € 459.000 190.000 variabele kosten: × € 270.000 × 1,02 = € 290.700 180.000 € 749.700
7-7 a.
€ 720.000 =€8 90.000
Antwoordenboek
21
b. constante kosten: € 180.000 variabele kosten: 80.000 × € 8 = € 640.000 € 820.000 c. constante kosten: € 180.000 variabele kosten: 110.000 × € 8 = € 880.000 € 1.060.000 7-8
a. bij bij
20.000 producten zijn de totale kosten € 600.000 18.000 producten zijn de totale kosten € 560.000 2.000 producten € 40.000
Door toename van de productie/afzet met 2.000 stuks, stijgen de kosten met € 40.000. Dit wordt uitsluitend veroorzaakt door variabele kosten. € 40.000 Variabele kosten per stuk: = € 20 2.000 b. bij 20.000 stuks zijn de totale kosten: de variabele kosten zijn dan: 20.000 × € 20 = constante kosten: 7-9
a. dekkingsbijdrage: (25% - 7%) × € 5.000.000 = constante kosten: nettowinst:
€ 600.000 € 400.000 € 200.000 € 900.000 € 720.000 € 180.000
100% b. 18% = € 720.000 dus BEO = × € 720.000 = € 4.000.000 18% c.
€ 4.000.000 = 25.000 artikelen € 16
d. 18% = € 720.000 + € 270.000 = € 990.000 100% omzet = × € 990.000 = € 5.500.000 18% € 12 7-10 a. × 100% = 40% € 30
22
BKC - Basiskennis calculatie
b. brutowinst: 40% × € 3.000.000 = overige variabele kosten: 20% × € 3.000.000 = dekkingsbijdrage: 20% × € 3.000.000 = constante kosten: verwachte nettowinst:
€ 1.200.000 € 600.000 € 600.000 € 480.000 € 120.000
c. 20% van BEO = € 480.000 100% BEO = × € 480.000 = € 2.400.000 20% d.
€ 2.400.000 = 80.000 stuks € 30
e. 20% = € 480.000 + € 200.000 = € 680.000 omzet = 5 × € 680.000 = € 3.400.000 7-11 a. verkoopprijs exclusief btw: inkoopprijs:
€ 53,55 = 1,19
€ 45
brutowinst:
€ 13,50 € 31,50
overige variabele kosten:
€ 2,40
€ 36.000 = 15.000 dekkingsbijdrage per eenheid product:
€ 29,10
b. totale dekkingsbijdrage: 15.000 × € 29,10 = € 436.500 constante kosten: € 250.000 verwachte nettowinst: € 186.500 c. omzet - alle kosten = € 291.500 (stel de te berekenen prijs op X) 15.000X - 15.000 × € 13,50 - € 36.000 - € 250.000 = € 291.500 15.000X - € 202.500 - € 36.000 - € 250.000 = € 291.500 15.000X = € 202.500 + € 36.000 + € 250.000 + € 291.500 15.000X = € 780.000 X = € 52 7-12 a. Omdat de brutowinst 33⅓% van de inkoopwaarde is, stellen we de inkoopwaarde gelijk aan 100%. inkoopwaarde: 100% = € 1.200.000 brutowinst: 33⅓% omzet: 133⅓% Antwoordenboek
23
133⅓% × € 1.200.000 = 100% inkoopwaarde van de omzet: omzet =
€ 1.600.000
€ 1.200.000 brutowinst: € 400.000 overige variabele kosten: 10% × € 1.600.000 = € 160.000 dekkingsbijdrage: € 240.000 constante kosten: € 150.000 nettowinst: € 90.000 € 1.200.000 b. De inkoopwaarde is × 100% = 75% van de omzet. € 1.600.000 De brutowinst is 25% van de omzet. Het schema ziet er als volgt uit: omzet: 100% inkoopwaarde van de omzet: 75% brutowinst: 25% overige variabele kosten: 10% dekkingsbijdrage: 15% constante kosten: € 150.000 nettowinst: € 0 100 De break-evenomzet = × € 150.000 = € 1.000.000 15
24
BKC - Basiskennis calculatie
8 De opslagmethode 8-1 Bij directe kosten is er een rechtstreeks verband tussen de kosten en het product/de order; je kunt precies aangeven/berekenen voor welk product/order de directe kosten gemaakt worden. Bij indirecte kosten is dit niet het geval. 8-2 Overheadkosten. 8-3 Bij de verfijnde opslagmethode worden de indirecte kosten in de kostprijs opgenomen door middel van meerdere opslagen. Het risico dat de dekking van de indirecte kosten te hoog of te laag is, is daardoor kleiner dan bij de primitieve methode. 8-4 Bij een opslagpercentage neemt de opslag in dezelfde mate toe als de loonkosten toenemen, terwijl de indirecte kosten niet of met een ander percentage kunnen stijgen. 8-5 Nee, bij stukproductie wordt met de individuele wensen van de opdrachtgever/afnemer rekening gehouden waardoor niet op voorraad kan worden geproduceerd. 120.000 8-6 a. – × 100% = 80% 150.000 120.000 – × 100% = 48% 250.000 120.000 – × 100% = 30% 400.000 b.
grondstof: directe lonen: totale directe kosten: opslag grondstof (80%): opslag lonen (48%): opslag totaal (30%):
a € 300 € 500 € 800 € 240
€ 1.040
b € 300 € 500 € 800 € 240 € 1.040
c € 300 € 500 € 800
€ 240 € 1.040
Antwoordenboek
25
c.
a grondstof: € 400 lonen: € 1.400 totale directe kosten: € 1.800 opslag grondstof: € 320 opslag loon: opslag totaal: kostprijs: € 2.120
b € 400 € 1.400 € 1.800 € 672 € 2.472
c € 400 € 1.400 € 1.800
€ 540 € 2.340
d. De verhouding grondstoffen: directe lonen is in 2012, € 150.000 : € 250.000 = 3:5. Bij b. geldt dezelfde verhouding: € 300 : € 500 = 3:5. Bij c. geldt een andere verhouding: € 400 : € 1.400 = 2:7. 300.000 8-7 a. grondstof × 100% = 30% 1.000.000 220.000 lonen × 100% = 55% 400.000 280.000 totale kosten × 100% = 20% 1.400.000 b. directe lonen: grondstof:
€ 600 € 1.100 € 1.700 opslag grondstof: € 330 opslag lonen: € 330 opslag totaal: € 340 kostprijs: € 2.700
8-8 a. Indirecte kosten zijn al die kosten die niet rechtstreeks aan een bepaald product of aan een serie van producten kunnen worden toegerekend. Ze worden voor het productieproces in zijn totaliteit gemaakt. b. Opslagpercentage voor de grondstoffen:
40% × € 1.200.000 × 100% = 100% 480.000
60% × € 1.200.000 Opslagpercentage voor de loonkosten: × 100% = 120% 600.000
26
BKC - Basiskennis calculatie
c. grondstoffen: 2 kg à € 4,20 per kg: directe loonkosten: 1/2 uur à € 14 per uur: indirecte productiekosten: 100% van € 8,40: = € 120% van € 7: = € kostprijs per eenheid product:
d. Verkoopprijs exclusief o.b.: 1.000 producten à € 46: omzetbelasting 19%: offertebedrag:
= € 8,40 = € 7,00 8,40 8,40
€ 16,80 € 32,20
100 × € 32,20 = € 46 70 € 46.000 € 8.740 € 54.740
8-9 a. De indirecte kosten worden verdeeld in de verhouding 2:2:1. Hiertoe de verhoudingsgetallen optellen (= 5): • 2�5 × € 200.000 = € 80.000 • 1�5 × € 200.000 = € 40.000 € 80.000 × 100% = 25% € 320.000 € 80.000 × 100% = 16,7% € 480.000 € 40.000 × 100% = 5% € 800.000 b. totale directe kosten: opslag 25%: directe loonkosten: opslag 16,7%: totale directe kosten: opslag 5%: totale opslag: totale directe kosten: kostprijs:
€ 120 € 160 € 280
€ 30 € 26,72 € 14 € 70,72 € 280 € 350,72
Antwoordenboek
27
c. € 599 = 119% verkoopprijs exclusief btw = kostprijs:
599 = 1,19
winstopslag:
€ 503,36 € 350,72 € 152,64
€ 152,64 × 100% = 43,5% € 350,72 50 8-10 a. grondstof: × 1% = 20% 2,5 120 lonen: × 1% = 30% 4 totaal:
32,50 × 1% = 5% 6,50
b. Grondstof: de grondstofkosten worden: € 250 + 10% = € 275. De indirecte kosten samenhangend met het grondstofverbruik worden € 50 + 20% = € 60. 60 opslagpercentage: × 100% = 21,82% 275 144 Op dezelfde wijze vinden we voor lonen: × 100% = 34,29% 420 39 Voor de totale directe kosten vinden we: × 100% = 5,61% 695 c. De kostprijs wordt: grondstof: € 275 lonen: € 420 opslag grondstof: € 60,01 opslag lonen: € 144,02 opslag totaal: € 38,99 € 938,02
28
BKC - Basiskennis calculatie
8-11 a.
€ 660.000 × 100% = 157% € 420.000
b. grondstofkosten: directe loonkosten:
€
€ € € €
totale directe kosten: opslag: 157% van € 3.000:
c.
3.000
3.500 6.500 4.710 11.210
€ 210.000 × 100% = 50% € 420.000
€ 315.000 × 100% = 60% € 525.000 € 135.000 × 100% = 14,29% € 945.000 d. grondstofkosten: directe loonkosten: totale directe kosten: opslagen: 50% van € 3.000: 60% van € 3.500: 14,29% van € 6.500:
8-12 a.
€ 3.000 € 3.500 € 6.500 € 1.500 € 2.100 € 928,85 € 11.028,85
€ 200.000 × 100% = 80% € 250.000
€ 200.000 × 100% = 50% € 400.000 € 200.000 × 100% = 30,769% € 650.000 € 200.000 =€8 25.000
Antwoordenboek
29
€ 200.000 = € 20 10.000 _ De opslag bestaat telkens uit één percentage of uit één bedrag. b. –– Bij de berekening van de opslag staan bij a. de volledige indirecte kosten in de teller. c. 1. grondstoffen: directe loonkosten: totale directe kosten: opslag 80% van € 500:
€ 500 € 800 € 1.300 € 400 € 1.700
3. directe kosten: € 1.300 opslag 30,769% van € 1.300: € 400 € 1.700 5. directe kosten: opslag 20 uur à € 20:
€ 1.300 € 400 € 1.700
d. De verhouding grondstofkosten : directe loonkosten van de order is dezelfde als bij de basisgegevens (betreffende het vorige jaar), namelijk: € 500 : € 800 = € 250.000 : € 400.000. e. 2. grondstofkosten: directe loonkosten: totale directe kosten: opslag 50% van € 600:
4. totale directe kosten: opslag 40 kg à € 8:
€ 400 € 600 € 1.000 € 300 € 1.300 € 1.000 € 320 € 1.320
f. De verhouding grondstoffen : directe loonkosten van deze order is anders dan die van de basisgegevens. Namelijk: 4:6 tegenover 5:8.
30
BKC - Basiskennis calculatie
g.
€ 215.000 × 100% = 78,2% € 275.000
€ 215.000 × 100% = 51,2% € 420.000 € 215.000 × 100% = 30,9% € 695.000 € 215.000 = € 8,60 25.000 € 215.000 = € 21,50 10.000 h. Bij de mogelijkheden 4 en 5 is de opslag onafhankelijk van de prijsveranderingen van grondstoffen en lonen.
Antwoordenboek
31
32
BKC - Basiskennis calculatie
9 De delingscalculatiemethode 9-1 Bij heterogene productie wordt rekening gehouden met de individuele wensen van de klant/ opdrachtgever; bij homogene productie niet. 9-2 Complementaire kosten zijn alle kosten die samenhangen met de duurzame productiemiddelen op de afschrijvings- en interestkosten na. Voorbeelden: onderhoudskosten, reparatiekosten, energiekosten. 9-3 Ja, de interestkosten die samenhangen met het geïnvesteerde eigen vermogen betreffen de gederfde interest (de interest die de onderneming misloopt). 9-4 Om de economie te stimuleren. Door versneld af te schrijven neemt de winst af en daarmee de te betalen belasting. Hierdoor blijft er meer geld beschikbaar om te investeren. 9-5 Afleveringskosten en overdrachtskosten behoren evenals de installatiekosten tot de aanschafprijs waarop vervolgens wordt afgeschreven. € 30.000 € 27.000 + = € 6 + € 6,75 = € 12,75 5.000 4.000 b. De variabele kosten zullen stijgen. c. Nu zullen zowel de variabele kosten als de constante kosten stijgen.
9-6 a.
9-7 kostprijs =
€ 900.000 € 600.000 + = € 60 + € 40 = € 100 15.000 15.000
totale constante kosten: totale variabele kosten: 14.000 × € 40 =
€ 900.000 € 560.000 € 1.460.000
9-8 a. De constante kosten per artikel zijn 70% van € 65 = € 45,50. C € 637.000 = = € 45,50; dus N = 14.000 artikelen. N N
Antwoordenboek
33
b. 12.000 × € 19,50 = € 234.000 c. 14.000 × € 45,50 = € 637.000. De constante kosten zijn altijd gekoppeld aan N. 9-9 a. constante kosten zijn kosten, die binnen zeker grenzen, onafhankelijk zijn van de productie en de verkoopomvang. b. afschrijvingskosten, interestkosten, loonkosten van het vaste personeel en huur. c.
C € 2.100.000 = = € 30; dus N = 70.000 eenheden product. N N
9-10 N =
100 × 120.000 = 150.000 stuks 80
C C = = € 50; dus C = 150.000 × € 50 = € 7.500.000 N 150.000 C V € 3.500.000 € 1.912.500 + = + = € 35 + € 21,25 = € 56,25 N W 100.000 90.000 b. 20.000 × € 21,25 = € 425.000 c. 25.000 × € 35 = € 875.000 100 d. × € 56,25 = € 75 75 e. € 75 × 1,19 = € 89,25
9-11 a.
9-12 a. constante kosten: € 10.000 + 5% = variabele kosten: (€ 13.200 + 10%) ×
2.400 = 2.200
€ 10.500 € 15.840 € 26.340
andere berekening van de variabele kosten: € 13.200 variabele kosten per stuk waren: =€6 2.200 Ze worden € 6 × 1,1 = € 6,60. Totale variabele kosten: 2.400 × € 6,60 = € 15.840. € 10.500 € 15.480 b. kostprijs: + = € 5,25 + € 6,60 = € 11,85 2.000 2.400
34
BKC - Basiskennis calculatie
c. De normale productie is kleiner dan de maximale capaciteit (de productiecapaciteit) omdat de onderneming over een reservecapaciteit wil beschikken voor bijvoorbeeld onderhoud en reparatie (dus stilstand) van machines. 9-13 a. aanschafprijs: afschrijving 1e jaar: 20% × €120.000 = boekwaarde na 1 jaar: 0,8 × € 120.000 = afschrijving 2e jaar: 20% × € 96.000 = boekwaarde na 2 jaar: 0,82 × € 120.000 =
€ 120.000 € 24.000 € 96.000 € 19.200 € 76.800
b. afschrijving 3e jaar: 20% × € 76.800 = boekwaarde na 3 jaar: 0,83 × € 120.000 =
€ 15.360 € 61.440
c. boekwaarde na 10 jaar: 0,810 × € 120.000 =
€ 12.884,91
d. opbrengst bij verkoop van de machine: resultaat bij verkoop:
€ 5.000 € 7.884,91 (nadelig)
9-14 a.
€ 115.000 - € 5.000 = € 11.000 10
b. 8% van
€ 115.000 + € 5.000 = € 4.800 2
c. € 115.000 - 2 × € 11.000 = € 93.000 d. Fiscale afschrijving maakt het veelal mogelijk vervroegd af te schrijven. e. Door de hogere afschrijvingskosten neemt de winst af waardoor minder belasting betaald hoeft te worden. Ondernemingen hebben dan meer geld beschikbaar om te investeren (wat goed is om de economie te stimuleren). 9-15 a. aanschaf op 1 januari 2009: afschrijving in 2009: 4%: boekwaarde op 1 januari 2010: afschrijving in 2010: 4%: boekwaarde op 1 januari 2011: afschrijving in 2011: 4%: boekwaarde op 1 januari 2012: afschrijving in 2012: 4%: boekwaarde op 1 januari 2013:
€ 3.800.000 € 152.000 € 3.648.000 € 145.920 € 3.502.080 € 140.083,20 € 3.361.996,80 € 134.479,87 € 3.227.516,93
Antwoordenboek
35
Sneller: boekwaarde op 1 januari 2010: 0,96 (= 1 - 0,04) × € 3.800.000 = € 3.648.000. Boekwaarde op 1 januari 2013: 0,964 × 3.800.000 = € 3.227.516,93. Afschrijvingskosten in 2013:
4% × € 3.227.516,93 = € 16.138 (afgerond). 8
b. afschrijving apparatuur € 948.000 - € 95.000 = € 853.000. 5 afschrijvingskosten in 2013: × € 853.000 = 19 bedieningskosten in 2013: € 320.000 overige indirecte kosten 12,5% van € 320.000: € 40.000 kosten apparatuur in 2013: c. Per product XYZ bedragen de grondstofkosten 9-16 a. 9.000 stuks 7.600 stuks 1.400 stuks
€ 224.474
€ 360.000 € 584.474
100 × 2,8 × € 15,75 = € 45,23. 97,5
TK € 127.500 TK € 117.000 € 10.500
Bij een toename van 1.400 stuks nemen de (variabele) kosten toe met € 10.500. 10.500 Variabele kosten per stuk = € 7,50. 1.400 b. 9.000 stuks TK: € 127.500 variabele kosten: 9.000 × 7,50 = € 67.500 C = € 60.000 c. C V 60.000 + = + 7,50 = € 13,50 N W 10.000 9-17 a. Bijvoorbeeld: januari: constante kosten + 60 × variabele kosten per uur = € 1.400 februari: constante kosten + 75 × variabele kosten per uur = € 1.550 15 × variabele kosten per uur = € 150
36
toegestane variabele kosten per uur
BKC - Basiskennis calculatie
150 = € 10 15
b. totale toegestane kosten € 20.400. totale toegestane variabele kosten 1.080 × € 10 = € 10.800. totale toegestane constante kosten € 20.400 - € 10.800 = € 9.600. c.
€ 9.600 + € 10 = € 18 per machine-uur. 1.200
d. Constante kosten: onder andere afschrijvingskosten. Variabele kosten: onder andere energieverbruik. 9-18 a.
€ 960.000 € 700.000 + = € 80 + € 70 = € 150 12.000 10.000
b. onderdelen: loonkosten: indirecte productiekosten: 0,2 machine-uur à € 150 = fabricagekostprijs van één elektromotor:
€ € € €
40 30 30 100
Antwoordenboek
37
38
BKC - Basiskennis calculatie
10 Fabricage- en commerciële kostprijs & bedrijfsresultaat 10-1 Ruilwinst, transactiewinst, verkoopwinst. 10-2 Tegen de fabricagekostprijs. De delingscalculatiemethode verbijzondert namelijk zowel de variabele kosten als de constante kosten. Als de producten gereed komen, zijn alleen nog fabricagekosten gemaakt. 10-3 Het werkelijke aantal machine-uren. 10-4 Deze methode verbijzondert alleen de variabele kosten; de constante kosten gaan rechtstreeks naar de winst-en-verliesrekening. 10-5 Omdat op korte termijn de constante kosten niet beïnvloed kunnen worden (ze liggen vast); de variabele kosten zijn dan beslissend. 10-6 a.
€ 44.000 € 36.000 + =€4+€3=€7 11.000 12.000
b. 12.000 × (€ 12 - € 7) = € 60.000 c. (12.000 - 11.000) × € 4 = € 4.000 voordelig d. € 60.000 + € 4.000 = € 64.000 e. verwachte omzet: 12.000 × € 12 = verwachte variabele kosten: verwachte dekkingsbijdrage: verwachte constante kosten: verwacht bedrijfsresultaat/periodewinst:
€ 144.000 € 36.000 € 108.000 € 44.000 € 64.000
f. De direct costingmethode verbijzondert alleen de variabele kosten (alleen de variabele kosten worden per product berekend); de constante kosten worden niet verbijzonderd maar gaan rechtstreeks naar de winst-en-verliesrekening.
Antwoordenboek
39
g. In geval van beslissingen op korte termijn. Op korte termijn kunnen de constante kosten niet beïnvloed worden en spelen daardoor bij dergelijke beslissingen geen rol. 10-7 a.
€ 24.000 € 35.000 + = € 2,50 + € 3.50 = € 6 9.600 10.000
b. 400 × € 2,50 = € 1.000 voordelig. c.
(900 - 9.600 ) × € 2,50 = € 250 voordelig. 12
d. werkelijke kosten: toegestane kosten: 900 × € 3,50 = nadelig verschil:
€ 3.240
€ 3.150 € 90
e. Prijs- en/of efficiencyverschillen 10-8 a.
€ 44.000 - € 41.600 € 2.400 = = € 1,20 10.000 - 8.000 2.000
b. totale kosten bij 10.000 eenheden: variabele kosten 10.000 × € 1,20 = constante kosten:
€ € €
44.000 12.000 32.000
C € 32.000 c. (W - N) × = (10.000 - 12.000) × = € 5.333,33 nadelig. N 12.000 10-9 a. grondstofkosten 5 kg à € 4: loon: 2 uur à € 18: indirecte fabricagekosten: ½ uur à € 30: fabricagekostprijs: b. winst 20% van € 71:
40
100 verkoopprijs: × € 85,20 = € 94,67 90
BKC - Basiskennis calculatie
€ 20 € 36 € 15 € 71 € 14,20 € 85,20 = 90%
c. fabricagekostprijs: € 71 verkoopkosten 10% van € 94,67: € 9,47 commerciële kostprijs: € 80,47 € 2.500 10-10 a. nadelig bezettingsresultaat = = 200 eenheden. 12,50 De normale maandproductie is dan 2.000 + 200 = 2.200. De normale jaarproductie is 12 × 2.200 = 26.400 eenheden. of (W - N) ×
C = - 2.500 N
(2.000 - N) × 12,50 = - 2.500 2.000 - N =
- 2.500 = - 200 12,50
-N = - 2.200 N = 2.200 eenheden per maand. Per jaar is dat 12 × 2.200 = 26.400 eenheden. b. 1.600 × € 7,50 = € 12.000 c. 2.200 × € 12.50 = € 27.500 d. Deze blijft € 20. 10-11 a. variabele fabricagekosten: € 44.000 : 11.000 = constante fabricagekosten: € 35.000 : 10.000 =
b. fabricagekostprijs: variabele verkoopkosten: € 12.000 : 12.000 = constante verkoopkosten: € 15.000 : 10.000 =
€ 4 € 3,50 € 7,50 € € € €
7,50 1 1,50 10
Antwoordenboek
41
c. Verkoopprijs exclusief btw:
100 × € 10 = € 12,50 80
Verkoopprijs inclusief btw: € 12,50 + 19% = € 14,88 d. 12.000 × € 2,50 = € 30.000 e. 1.000 × € 3,50 = € 3.500 voordelig f. 2.000 × € 1,50 = € 3.000 voordelig g. verkoopwinst: voordelige bezettingsresultaten: bedrijfswinst:
€
€ €
30.000
6.500 36.500
h. totale opbrengst: 12.000 × € 12,50 = totale kosten: variabele fabricagekosten: variabele verkoopkosten: constante fabricagekosten: constante verkoopkosten: kosten van de afname van de voorraad: 1.000 × € 7,50 =
€ 150.000 € 44.000 € 12.000 € 35.000 € 15.000 € 7.500
bedrijfswinst: i. omzet: 12.000 × € 12,50 = variabele kosten: 12.000 × (€ 4 + € 1) = dekkingsbijdrage: constante kosten: € 35.000 + € 15.000 = bedrijfsresultaat (periodewinst):
€ 113.500 € 36.500
€ 150.000 € 60.000 € 90.000 € 50.000 € 40.000
j. tegen de variabele fabricagekosten van € 4 per eenheid; de kosten van de voorraadafname bedragen: 1.000 × € 4 = € 4.000 de integrale methode waardeert deze voorraadafname tegen: 1.000 × € 7,50 = € 7.500 Het verschil is: € 3.500 10-12 a. nadelig resultaat 3.000 : 30 = 100 eenheden. De normale productie en afzet is dan 1.100 + 100 = 1.200 eenheden. b. 100 × € 5 = € 500 nadelig. c. verkoopwinst = 1.100 × € 8 = € 8.800
42
BKC - Basiskennis calculatie
d. verkoopwinst: nadelige bezettingsresultaten: bedrijfsresultaat:
€ 8.800 € 3.500 € 5.300
e. TO = 1.100 × 60 = constante kosten = 1.200 × 35 = variabele kosten = 1.100 × 17 =
€ 42.000 € 18.700
10-13 a. grondstoffenverbruik: 0,5 kg à € 2 = lonen: 0,08 uur à € 17,50 = € 63.000 = 210.000 € 84.000 constante indirecte fabricagekosten: = 200.000 standaardkostprijs: variabele indirecte fabricagekosten:
25 × € 3,12 = 75 verkoopprijs exclusief omzetbelasting:
b. winstmarge:
c. 100 artikelen A à € 4,16 = omzetbelasting 19% =
€ 66.000
€ 60.700 € 5.300 € 1 € 1,40 € 2,40 € 0,30 € 0,42 € 3,12 € 1,04 € 4,16
€ 416
€ 79,04 € 495,04
d. verkoopwinst: 210.000 × € 1,04 = € 218,400 e. winst door overbezetting: 10.000 × € 0,42 = € 4.200 f. bedrijfswinst € 218.400 + € 4.200 = € 222.600 10-14 a.
b.
136.800 205.200 + = 1,14 (constant) + 1,80 (variabel) = € 2,94 120.000 114.000 24.000 36.000 + = 0,20 (constant) + 0,36 (variabel) = € 0,56 120.000 100.000
€ 2,94 + € 0,56 = € 3,50
Antwoordenboek
43
c. voorraad 31-12-2013: (114.000 - 100.000) st. à € 2,94 = € 41.160 d. totale opbrengst: 100.000 × € 4,17 = € 417.000 totale fabricagekosten: € 342.000 waarde voorraadtoename: € 41.160 € 300.840 verkoopkosten: € 60.000 + € 360.840 € 56.160 e. verkoopresultaat: (€ 4,17 - € 3,50) × 100.000 = nadelig bezettingsresultaat: fabricage: € 1,14 × (120.000 - 114.000) = € 6.840 verkoop: € 0,20 × (120.000 - 100.000) = € 4.000 nettowinst:
44
BKC - Basiskennis calculatie
€ 67.000
€ 10.840 € 56.160
11 Statistiek 11-1 De eerste betekenis is die van een cijfermatige opstelling; de tweede slaat op de wetenschap, die zich bezighoudt met het waarnemen, het registreren, het bestuderen en het analyseren van de massaverschijnselen. 11-2 Het doel is het verkrijgen van meer inzicht in de massaverschijnselen. 11-3 Met behulp van de verkregen gegevens kan men bestaande situaties wijzigen; het is bovendien mogelijk om argumenten aan te geven, waarom bepaalde beslissingen worden genomen. 11-4 De volgende begrippen moeten worden genoemd: •• opschrift •• kop •• voorkolom •• regel •• kolom 11-5 • Er ontbreekt een opschrift. •• De bedragen zijn te groot en daardoor praktisch onleesbaar. •• Er ontbreekt een duidelijke kolommenindeling enzovoort. 11-6 a. Afzet in kg van aardappelhandel G van 2009-2012 jaartal
aantal afgerond op 1.000 kg
2009
651
2011
751
2010 2012
totaal
812 634
2.848
Antwoordenboek
45
b. Afzet in kg van aardappelhandel G van 2009-2012 jaartal
aantal afgerond op 1.000 kg
2009
650.505
2011
750.280
2010
812.499
2012
634.231
totaal
2.847.515
c. Afzet in kg van aardappelhandel G van 2009-2012 jaartal
aantal afgerond op 1.000 kg
2009
651
2011
750
2010
812
2012
634
totaal
2.847
11-7 Omzet van Pro Loka 2009-2012 (× € 1.000) kwartalen
2009
2010
2011
2012
1
320
340
350
360
2
250
3
380
4
275
400
200
290
415
190
420
210
220
Omzet Pro Loka 2009-2012 omzet (× € 1.000)
260
420
380
340
300
260
220
180
I
II
III
2009
IV
I
II
III
IV
I
2010
II
III IV
2011
I
II
III
IV
2012 jaren
46
BKC - Basiskennis calculatie
cursisten
11-8 a. Tabel omtrent het aantal cursisten 2009-2012 1.600
1.200
800
400
2009
2010
2011
2012 jaren
b. Verdeling van het aantal cursisten naar geslacht in procenten (2009-2012) jaartal
vrouwen
mannen
totaal cursisten
2009
40
60
100
2011
37
63
100
2010 2012
40
60
40
100
60
100
cursisten in procenten
c. Aantal cursisten naar geslacht in procenten 2009-2012 100 vrouwen 80
mannen
60
40
20
0
2009
2010
2011
2012 jaartal
Antwoordenboek
47
d. De stijging in 2010 ten opzichte van 2009 is 20%. 200 De stijging in 2011 ten opzichte van 2010 is × 100% = 16,67% 1.200 200 De stijging in 2012 ten opzichte van 2011 is × 100% = 14,29% 1.400
cursisten
e. Aantal cursisten naar geslacht 2009-2012 1.600
vrouwen mannen
1.200
800
400
0
2009
2010
2011
2012 jaartal
f. De stijging bij de dames in 2010 ten opzichte van 2009 is 20%. 40 De stijging bij de dames in 2011 ten opzichte van 2010 is × 100% = 8,33%. 480 120 De stijging bij de dames in 2012 ten opzichte van 2011 is × 100% = 23,08%. 520
(
)
160 g. Bij de heren vinden we achtereenvolgens 20%, 22,22% × 100% en 720 80 9,09% × 100% 880
(
48
)
BKC - Basiskennis calculatie
11-9 a. Door cursisten behaalde cijfers. cijfers
frequentie
2
2
4
3
3
4
5
5
6
3
7
6
8
4
9
3
totaal
30
frequentie
b. Door cursisten behaalde cijfers 6
5 4 3
2 1
0
2
3
4
5
6
7
8
9
behaalde cijfers
11-10 a. Er dient te worden uitgegaan van de absolute gegevens. b. De te gebruiken percentages zijn: 2009
2011
37,25%
40,74%
1,96%
3,7%
52,94% 7,84%
44,44% 11,11%
Antwoordenboek
49
De volgorde bij het diagram dient steeds te zijn: •• grasland; •• met akkerbouwgewassen beteeld; •• overige gronden en met groente; •• fruit en dergelijke beteeld.
Gecultiveerde grond oppervlakte (× € 1.000 ha)
groenten, fruit, e.d. overige gronden
2.400
akkerbouwgewassen grasland 1.800
1.200
600
2009
2011
jaartal
Indeling gecultiveerde grond in procenten 100
groenten, fruit, e.d. overige gronden
80
akkerbouwgewassen grasland
60
40
20
0
50
2009
2011
jaartal
BKC - Basiskennis calculatie
11-11 a. 5 in 2011 en 5 in 2012. aantallen hotelgasten b. nationaliteit 2011
2012
Nederlanders
1.000
1.500
Duitsers
1.500
1.250
250
0
Belgen
Denen
500 0
Noren
Zweden
totaal
750
4.000
500
250
500 +
4.000
c. België d. Nederland, Denemarken e. en f.
nationaliteit
percentage hotelgasten 2011
2012
Nederlanders
25
37,5
Duitsers
37,5
31,25
Belgen Denen Noren
Zweden
totaal
12,5 0
6,25
18,75
100
12,5
6,25 0
12,5
100
+
250 × 100% = 33,3% 750
g.
h. 500 500 i. × 100% = 12,5% 4.000 500 j. × 100% = 50% 1.000
Antwoordenboek
51
52
BKC - Basiskennis calculatie
12 Enkelvoudige indexcijfers 12-1 Een indexcijfer is een verhoudingscijfer, dat het verband weergeeft tussen een bepaald verschijnsel in een verslagperiode en datzelfde verschijnsel in de basisperiode. 12-2 • mag niet te ver in het verleden liggen. •• moet een normale periode zijn (niet extreem afwijken van het gebruikelijke). 12-3 • prijsindexcijfers •• hoeveelheidsindexcijfers •• waarde-indexcijfers 12-4 • op gehele getallen. •• op bijvoorbeeld één decimaal nauwkeurig. 12-5 Partiële indexcijfers 7,20 12-6 a. EPI voor artikel A is in 2012: × 100 = 120 6
EPI voor artikel B is in 2012:
0,50 × 100 = 125 0,40
EPI voor artikel C is in 2012:
9 × 100 = 145,2 6,20
b. De EHI voor artikel A is in 2012:
60 × 100 = 120 50
De EHI voor artikel B is in 2012:
120 × 100 = 120 100
De EHI voor artikel C is in 2012:
52 × 100 = 86,7 60
Antwoordenboek
53
c. De EWI’s zijn respectievelijk 144; 150; 125,8. d. De EWI’s zijn nu 144; 150; 125,9. Nadere uitwerking: 120 × 120 artikel A: Wi = = 144 100
artikel B: Wi =
125 × 120 = 150 100
artikel C: Wi =
145,2 × 86,7 = 125,9 100
e. Het verschil ligt in de afrondingen. 4,25 12-7 a. 2008: × 100 = 85 5
2009:
4,60 × 100 = 92 5
2010: 100
2011:
5,75 × 100 = 115 5
2012:
6,30 × 100 = 126 5
b. De prijs wordt in 2013:
135 × € 5 = € 6,75 100
Het aantal in te kopen artikelen bedraagt:
120 × 4.000 = 4.800 100
De waarde hiervan bedraagt: 4.800 × € 6,75 = € 32.400 c. 2008:
54
100 × 85 = 100 85
BKC - Basiskennis calculatie
100 2009: × 95 = 108,2 85 100 2010: × 100 = 117,6 85 100 2011: × 115 = 135,3 85 100 2012: × 126 = 148,2 85 100 12-8 a. × € 720.000 = € 300.000 240 y × 200 b. = 260 100
y=
100 × 260 = 130 200
200 c. × € 300.000 = € 600.000 = 100 100 € 780.000 € 780.000 = × 100 = 130 € 600.000 d. In 2012 bedraagt de omzet
260 × € 300.000 = € 780.000 100
In 2012 bedraagt de omzet zonder prijsstijging:
100 × € 780.000 = € 390.000 200
390.000 hoeveelheidsindex: × 100 = 130 300.000 e. aantal in 2001:
100 × 720.000 = 300.000 240
Antwoordenboek
55
prijs in 2012:
200 ×€1=€2 100
260 omzet in 2012: × € 720.000 = € 780.000 240
aantal in 2012:
€ 780.000 = 390.000 €2
390.000 hoeveelheidsindexcijfer in 2005: × 100 = 130 300.000 12-9 a. 2008: € 800.000 : 40 = € 20.000 2009: € 1.058.000 : 46 = € 23.000 2010: € 1.350.000 : 50 = € 27.000 2011: € 1.950.000 : 65 = € 30.000 2012: € 2.880.000 : 90 = € 32.000 40 × 100 = 80 50 46 2009: × 100 = 92 50 2010: 100 65 2011: × 100 = 130 50 90 2012: × 100 = 180 50
b. 2008:
c. 2008:
20.000 × 100 = 74,1 27.000
23.000 × 100 = 85,2 27.000 2010: 100 30.000 2011: × 100 = 111,1 27.000 32.000 2012: × 100 = 118 ,5 27.000 2009:
56
BKC - Basiskennis calculatie
240 d. × 50 = 120 100 e. jaarloon:
150 × € 27.000 = € 40.500 100
loonsom: 120 × € 40.500 = € 4.860.000 of 150 120 × × € 1.350.000 = € 4.860.000 100 100 12-10 a. 2008:
100
2009:
105
1.260.000 × 100 = 1.200.000 1.440.000 2010: × 100 = 1.200.000 1.740.000 2011: × 100 = 1.200.000 1.920.000 2012: × 100 = 1.200.000
120 145 160
b. 2008: € 1.200.000 : € 12 = 100.000 105 2009: × 100.000 = 105.000 100 110 2010: × 100.000 = 110.000 100 120 × 100.000 = 120.000 100 125 2012: × 100.000 = 125.000 100 2011:
c. 2009:
1.260.000 = € 12 105.000
1.440.000 2010: = € 13,09 110.000
Antwoordenboek
57
d.
2011:
1.740.000 = € 14,50 120.000
2012:
1.920.000 = € 15,36 125.000
15,36 - 14,50 × 100% = 5,9% 14,50
12-11 a. jaar
2008 2009
2010 2011 2012 b. jaar
7.379,4 × 100 = 9.271,9
79,6
7.425,3 × 100 = 9.271,9
80,1
7.983,6 × 100 = 9.271,9
86,1
9.173,8 × 100 = 9.271,9
98,9
gemiddelde omzet in miljoenen euro’s
9.271,0 : 28 = 333,1
2010
7.425,3: 32 = 232
2011 2012 jaar
2008 2009 2010 2011 2012
58
100
2008 2009
c.
indexcijfer omzetten bedrijven
7.379,4 : 30 = 246
7.983,6 : 31 = 257,5 9.173,8 : 29 = 316,3 indexcijfer gemiddelde omzet per bedrijf
100 246 × 100 = 331,1 232 × 100 = 331,1
257,5 × 100 = 331,1 316,3 × 100 = 331,1
BKC - Basiskennis calculatie
74,3 70,1 77,8 95,5
d. jaar 2009 2010 2011 2012 e. jaar 2008 2009 2010 2011
f.
aantal verkochte personenauto’s
79,6 × 568.900 = 450.100 100,6 80,1 × 568.900 = 389.500 117 86,1 × 568.900 = 406.800 120,4 98,9 × 568.900 = 458.900 122,6 marktaandeel van nv Automobielbedrijf G. Pieters
51.735 × 1% = 5.689 48.160 × 1% = 4.501 42.845 × 1% = 3.895 43.120 × 1% = 4.068
9,1% 10,7% 11,0% 10,6%
2012
42.678 × 1% = 4.589
jaar
indexcijfer omzetten nv Automobielbedrijf G. Pieters
2008 2009 2010 2011 2012
9,3%
100 789,8 × 100 = 843,3 817,1 × 100 = 843,3 846,4 × 100 = 843,3 852,7 × 100 = 843,3
93,7 96,9 100,4 101,1
Antwoordenboek
59
g. Lijndiagram van de indexcijfers van de omzet van een gemiddeld bedrijf in de automobielbranche en van de omzet van nv Automobielbedrijf G. Pieters. 105 100 95 90 omzet nv Automobielbedrijf 85
G. Pieters omzet gemiddeld bedrijf
80 75 70
2008
60
2009
BKC - Basiskennis calculatie
2010
2011
2012
Cases A.
1. € 300 × D.Kr. 6,54 = DKK 1.962 € 250 × N.Kr. 6,64 = NOK 1.660 € 250 × Z.Kr. 7,81 = SEK 1.952,50 2. D.Kr. 1.962 - D.Kr. 1.832 = D.Kr. 130 N.Kr. 1.660 - N.Kr. 1.525 = N.Kr. 135 Z.Kr. 1.952,50 - Z.Kr. 1.630 = Z.Kr. 322,50 D.Kr. 130 = € 15,93 8,16 N.Kr. 135 = € 16,63 8,12 Z.Kr. 322,50 = € 33,42 + 9,65 € 65,98
B.
1. 250.000 penhorloges à US $ 8,16: $ 2.040.000 100.000 herenhorloges à US $ 10,89: $ 1.089.000 50.000 dameshorloges à US $ 13,62: $ 681.000 + $ 3.810.000 Verschuldigd: 50% van $ 3.810.000 = $ 1.905.000 2. Volume per doosje: 17 cm × 4,5 cm × 1,25 cm = 95,625 cm3 = 0,000095625 m3. Totale volume, inclusief dozen en zeewaardige verpakking: 0,000095625 × 400.000 × 1,05 × 1,0375 = 41,66859375 m3, afgerond 42 m3. De zeevracht bedraagt 42 × € 225 = € 9.450.
Antwoordenboek
61
C.
1. basispremie WA-verzekering: € 961,08 basispremie cascoverzekering: € 2.027,60 € 2.988,68 trede 10, korting 60%: € 1.793,21 € 1.195,47 assurantiebelasting 9,7%: € 115,96 totaal verschuldigd bedrag: € 1.311,43 2.
WA-verzekering
2009 2010
2011
1.748,40 - 1) × 100% = 7,2% - 1) × 100% = 6,2% (791,30 ( 738 1.656,30 1.855,10 - 1) × 100% = 9,4% -1) × 100% = 6,1% (865,80 ( 791,10 1.748,40 2.027,60 - 1) × 100% = 11,0% ( - 1) × 100% = 9,3% (961,08 865,80 1.855,10
3. WA-verzekering
cascoverzekering
4.
7,2 + 9,4 + 11,0 × 1% = 9,2% 3 6,2 + 6,1 + 9,3 × 1% = 7,2% 3
WA-verzekering
cascoverzekering
2012
1,08 × € 961,08 = € 1.037,97
1,06 × € 2.027,60 = € 2.149,26
2014
1,08 × € 1.121,01 = € 1.210,69
1,06 × € 2.278,22 = € 2.414,91
2013
1,08 × € 1.037,97 = € 1.121,01
5. schade aan de auto: taxateurkosten: af: eigen risico: ten laste van de verzekeringsmaatschappij: 6. Ten laste van Michael Beek komt € 300.
62
cascoverzekering
BKC - Basiskennis calculatie
1.06 × € 2.149,26 = € 2.278,22
€
€ € € €
2.250
250 2.500 300 2.200
7.
totale basispremie
verlies aan premiekorting in %
verlies in geld
2010 € 2.720,90
15%
€ 408,14
2012 € 3.187,23
5%
€ 159,36
2011 € 2.988,68
10%
€ 298,87
totaal verlies door hogere premies: € 866,37 assurantiebelasting 9,7%: € 84,04 € 950,41 D.
1. € 150.000 × 1,05-5 = 2. € 50.000 × 1,014 = 3.
€ 117.528,93 € 52.030,20 € 65,498,73
4. Contributieverhoging, subsidie van de gemeente, sluiten van een lening. E.
1. € 100.000 × 1,03754 = € 115.865,04 2. E12 = (€ 115.865,04 - € 25.000) × 1,0412 = € 145.477,86 3. Tekort is € 4.522,14. Nog te storten op 1 januari 2019: € 4522,14 × 1,04-10 = € 3.055.
F.
1. € 60 × 1,19 = € 71,40 2.
€ 90.000 = 15.000 producten €6
€ 4,20 3. × 100% = 7% € 60 € 20 4. × 100% = 331/3% € 60 5. brutowinst: 33 ⅓% van de omzet overige variabel kosten: 7 % dekkingsbijdrage: 26 ⅓% constante kosten: nettowinst:
break-evenomzet =
€ 90.000 € 0
100% × € 90.000 = € 341.772,16 26⅓%
Antwoordenboek
63
break-evenafzet =
€ 341.772,16 = 5.696,2 = 5.697 producten € 60
6. 261/3% = € 90.000 + € 131.200 = € 221.200
7.
100% × € 221.200 = € 840.000 26⅓%
gewenste omzet =
€ 162.800 - € 131.200 × 100% = 24,1% € 131.200
8. 26⅓% = € 90.000 + € 162.800 = € 252.800
9. G.
behaalde omzet:
100% × € 252.800 = € 960.000 26⅓%
€ 960.000 - € 840.000 × 100% = 14,3% € 840.000
1. grondstofkosten: 200 × € 15 + 400 × € 10 = € loonkosten: 200 × € 25 + 400 × € 16 = € €
7.000 11.400 18.400
2. indirecte kosten: € 34.400 - € 18.400 = € 16.000 30% × € 16.000 3. opslag grondstof: × 100% = 69% € 7.000 opslag loonkosten:
70% × € 16.000 × 100% = 98% € 11.400
4. grondstofkosten: directe loonkosten: opslag grondstof: 69% × € 15 = opslag loonkosten: 98% × € 25 =
64
BKC - Basiskennis calculatie
€ € € € €
15 25 10,35 24,50 74,85
H.
€ 450.000 - € 4.000 = 8 € 450.000 + € 4.000 interestkosten: 12% × = 2 onderhoudskosten: overige constante indirecte kosten:
1. afschrijvingskosten:
2.
€ 55.750 € 27.240 € 17.000
€ 90.000 € 189.990
€ 189.990 + € 55 = € 95 + € 55 = € 150 2.000
3. grondstofkosten: € 6 directe loonkosten: € 14 6 machine-uren: × € 150 = € 15 60 € 35
I.
1.
€ 960.000 € 700.000 + = € 8 + € 7 = € 15 120.000 100.000
2. grondstoffen en onderdelen: € 30 lonen: € 25 indirecte kosten: 2 machine-uren à € 15 = € 30 € 85 € 840.000 € 550.000 3. € 85 + + = € 85 + € 14 + € 11 = € 110 60.000 50.000 4. 50.000 × (€ 130 - € 110) = € 1.000.000 5. (50.000 - 60.000) × (2 × € 8 + € 14) = -10.000 × € 30 = € 300.000 nadelig of bezettingsresultaat op constante fabricagekosten (in machine-uren): (100.000 - 120.000) × € 8 = - € bezettingsresultaat op constante verkoopkosten (in eenheden product): (50.000 - 60.000) × € 14 = - € in totaal is het nadelige bezettingsresultaat: €
160.000 140.000 300.000
Antwoordenboek
65
6. € 1.000.000 - € 300.000 = € 700.000 7. € 30 + € 25 + 2 × € 7 + € 11 = € 80 8. omzet: 50.000 × € 130 = variabele kosten: 50.000 × € 80 = dekkingsbijdrage: constante kosten: € 960.000 + € 840.000 = bedrijfsresultaat (periodewinst): J.
1.
€ 6.500.000 € 4.000.000 € 2.500.000 € 1.800.000 € 700.000
2011 %
omzet
100
brutowinst
25,1
loonkosten
13,5
interestkosten
0,7
overige kosten
5,6
afschrijvingskosten vaste activa
0,7
winst voor aftrek vennootschapsbelasting
4,5
totaal
25,0
180 × 100% = 25% van de winst voor aftrek van de 732 vennootschapsbelasting in het jaar 2011.
2. De vennootschapsbelasting bedraagt
3.
2011 %
loonkosten:
interestkosten:
afschrijvingskosten vaste activa:
2,7 2,9
overige kosten:
22,3
nettowinst:
13,6
vennootschapsbelasting: brutowinst:
66
54,0
BKC - Basiskennis calculatie
4,4
99,9
+
procenten
4. Samenstelling brutowinst over de jaren 2011 en 2012 van Sellers 100
nettowinst vennootschapsbelasting
90
overige kosten 80
afschrijvingskosten vaste activa interestkosten
70
loonkosten 60
50
40
30
20
10
0
2011
2012
jaren
K.
1. De FOB-waarde is gelijk aan de prijs × de hoeveelheid. We kunnen gebruikmaken van de EWI formule: EPI = × 100 EHI 114 × 100 = 120 95 130 2009: × 100 = 125 104 121 2010: × 100 = 110 110 99 2011: × 100 = 112,5 88 2008:
2012:
126 × 100 = 105 120
prijsverandering +20% prijsverandering +25% prijsverandering +10% prijsverandering +12½% prijsverandering +5%
Antwoordenboek
67
2. hoeveelheid 2007: (100 : 99⅔) × 100 = 2008: (95 : 99⅔) × 100 = 2009: (104 : 99⅔) × 100 = 2010: (110 : 99⅔) × 100 = 2011: (88 : 99⅔) × 100 = 2012: (120 : 99⅔) × 100 =
indexcijfer 101 96 105 111 89 121
3. FOB-waarde 2007: (100 : 114⅔) × 100 = 2008: (114 : 114⅔) × 100 = 2009: (130 : 114⅔) × 100 = 2010: (121 : 114⅔) × 100 = 2011: (99: 114⅔) × 100 = 2012: (126 : 114⅔) × 100 =
indexcijfer 88 100 114 106 87 110
indexcijfers
4. Indexcijfers uitvoer product M in hoeveelheden en naar FOB-waarde 130 hoeveelheid FOB-waarde
120 110 100 90 80 2007
2008
2009
5. hoeveelheid indexcijfer 2010: 0,80 × 100 = 80 2011: 0,70 × 80 = 56 6. FOB-waarde 2010: 80 × 1,10 = 2011: 56 × 1,32 =
68
indexcijfer 88 74
BKC - Basiskennis calculatie
2010
2011
2012
7. één exporteur: andere exporteurs:
5.000.000 kg
10.000.000 kg 100 grootte van het contingent in 2009: 15.000.000 kg × = 18.750.000 kg 80
8. 5.000.000 kg à € 4,06: € 20.300.000 10.000.000 kg à € 4: € 40.000.000 100 FOB-waarde van het contingent in 2009: € 60.300.000 × = € 68.522.727, afgerond: € 68.523.000 88
Antwoordenboek
69