Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase
t Huis op de Waard, Leiden Gemeente Leiden IDDS Archeologie rapport 1380
Colofon Projectnummer In opdracht van Auteurs Redactie Versie Status
31151111/51047 Stol Architecten drs. A.M.H.C. Koekkelkoren, drs. S. Moerman dr. A.W.E. Wilbers 1.3 definitief
Autorisatie dhr. dr. A.W.E. Wilbers
Senior Prospector
25-4-2012
Gemeente Leiden
01-08-2012
Goedkeuring mw. drs. C. Brandenburgh
© IDDS Archeologie Noordwijk, juli 2012 ISSN 2212-9650 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
SAMENVATTING: In opdracht van Stol Architecten zijn in maart 2012 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Kaarsenmakersstraat 2 in Leiden, gemeente Leiden. Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied is gelegen in de oeverzone langs de Rijn. Vanwege het meanderen van de Rijn lag het plangebied eerst in de rivier, waardoor resten van vóór de Late Middeleeuwen verdwenen zullen zijn. Op basis van kaartmateriaal en historische informatie is het e gebied geleidelijk bebouwd nadat het in de 17 eeuw binnen de stadmuren kwam te liggen. In verband met deze ontwikkelingen is de oeverzone in het plangebied meermalen opgehoogd. De verschillende ophooglagen zijn niet eenduidig te dateren, maar verwacht wordt dat op de top van de e e e oeverzone (-1,4 tot -1,0 m NAP) nog resten kunnen voorkomen uit de periode 12 tot en met 18 /19 e e eeuw. De verwachting voor resten uit de 12 tot en met de 17 eeuw is daarbij laag omdat het gebied e waarschijnlijk alleen voor landbouwdoeleinden werd gebruikt. De verwachting voor de periode 17 tot e 19 eeuw is daarentegen hoog. Dit is gebaseerd op grond van de bewoningsgeschiedenis en op grond van een mogelijk spoor aangetroffen in boring 5 met aardewerk uit de periode 1750-1850. Ophoogpakket 2, aan het maaiveld, is zeer waarschijnlijk gerelateerd aan de huidige bebouwing in het plangebied. Op grond hiervan kunnen in ophoogpakket 1 archeologische resten voorkomen uit de e e 19 of 20 eeuw. De kans hierop is echter gering omdat bij de bouw van de huidige panden de bodem dusdanig is verstoord dat deze resten uit de Nieuwe tijd C te sterk zullen zijn aangetast. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te laten voeren indien de werkzaamheden dieper reiken dan circa 0,8 m –mv (circa -0,4 m NAP). De meest geschikte methode is het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek.
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
INHOUDSOPGAVE: ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ............................................................... 4 1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5 1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5
1.1. Aanleiding ............................................................................................................................... 5 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek............................................................................... 5 1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied ........................................................................... 5 2. BUREAUONDERZOEK .................................................................................................................... 7
2.1. Werkwijze ................................................................................................................................ 7 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem ........................................................................................ 7 2.3. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden ................................................. 8 2.4. Historische en huidige situatie en mogelijke verstoringen ...................................................... 8 2.5. Gespecificeerd verwachtingsmodel ........................................................................................ 9 3. VELDONDERZOEK ........................................................................................................................ 10
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet ........................................................................ 10 3.2. Werkwijze .............................................................................................................................. 10 3.3. Resultaten ............................................................................................................................. 10 3.4. Interpretatie ........................................................................................................................... 12 4. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ............................................................................................. 13
4.1. Beantwoording vraagstelling ................................................................................................. 13 4.2. Aanbevelingen ...................................................................................................................... 14 4.3. Betrouwbaarheid ................................................................................................................... 14 GERAADPLEEGDE BRONNEN ........................................................................................................ 15 LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN .................................................................................. 16
BIJLAGEN 1. 2. 3. 4.
Topografische kaart Boorlocatiekaart Periodentabel Boorbeschrijvingen
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
Administratieve gegevens van het plangebied Onderzoeksmeldingsnummer
51047
Toponiem
‘t Huis op de Waard
Plaats
Leiden
Gemeente
Leiden
Kadastrale aanduiding
Leiden, sectie C, nummer 2276
Provincie
Zuid-Holland
Kaartblad
30F
Coördinaten Centrum Hoekpunten
94.374/463.556 94.360/463.550 (nw) 94.400/463.540 (no) 94.395/463.505 (zo) 94.350/463.505 (zw)
Oppervlakte
circa 800 m2
Onderzoekskader
Omgevingsvergunning
Uitvoerder
IDDS Archeologie Contactpersoon: mw. A.M.H.C. Koekkelkoren Postbus 126 2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-4028586 E-mail:
[email protected]
Bevoegde overheid
Gemeente Leiden Unit Monumenten & Archeologie Contactpersoon: mw. drs. C. Brandenburgh Postbus 9100 2300 PC Leiden Tel: 071-5167959 E-mail:
[email protected]
Beheer en plaats van documentatie
Gemeentelijk depot van de gemeente Leiden
Uitvoeringsdatum veldwerk
22 maart 2012
4
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
1. Inleiding 1.1. Aanleiding In opdracht van Stol Architecten heeft IDDS Archeologie in maart 2012 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Kaarsenmakersstraat 2 in Leiden, gemeente Leiden. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande bouw van een nieuwe vleugel van het woon- en zorgcentrum ’t Huis op de Waard. Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een diepte van maximaal 2,0 m beneden maaiveld. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden. 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Dit gebeurt aan de hand van bestaande bronnen over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Het doel van het verkennende veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek. Om deze doelstelling te kunnen realiseren, wordt op de volgende vragen een antwoord gegeven (Koekkelkoren / Wilbers 2012): Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie? Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen? Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP? Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? Hoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, kunnen er toch archeologische indicatoren worden aangetroffen. Indien deze worden aangetroffen, dan gelden tevens de volgende vragen: wat is de verticale en horizontale ligging van de aangetroffen indicatoren, wat is de datering en wat is de invloed van deze vondsten op de archeologische verwachting van het plangebied? In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden? Het archeologisch bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (Centraal College van Deskundigen 2010) en de gemeentelijke eisen. Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar Bijlage 3. Afkortingen en enkele vaktermen worden achter in dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen). 1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied De ligging van het (her) in te richten gebied, ofwel het plangebied, is weergegeven in Bijlage 1. Het plangebied wordt begrensd door de Minnestraat in het noorden, de Kaarsenmakersstraat in het oosten, de Nieuwe Rijn in het zuiden en de Oranjegracht in het westen. Deze straten liggen in het e zuidoosten van het centrum van Leiden, binnen de 17 eeuwse singels. Het plangebied heeft een
5
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
2
oppervlakte van ongeveer ca 800 m . De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in Bijlage 2 en Figuur 1. Om tot een gespecificeerde verwachting voor het plangebied te komen, is niet alleen gekeken naar bekende gegevens over het plangebied zelf maar ook naar de omgeving. Voor het totale onderzochte gebied, oftewel het onderzoeksgebied, is als begrenzing gekozen voor het gebied dat tegelijkertijd e met het plangebied binnen de oostelijke stadsmuren is komen te liggen in de 17 eeuw. Deze grens ligt circa 400 m ten westen van het plangebied en 450 m naar het noorden, ter plaatse van de Haven. De oostelijke grens is de Zijlsingel, circa 100 m naar het oosten. De zuidelijke grens wordt gevormd door de Zoeterwoudsesingel circa 300 m ten zuiden van het plangebied. Er wordt speciale aandacht gegeven aan de archeologische elementen langs de Nieuwe Rijn.
Figuur 1. Het plangebied (rood omlijnd) op een luchtfoto uit 2005 (bron: Google Earth).
6
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
2. Bureauonderzoek 2.1. Werkwijze Tijdens het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over het onderzoeksgebied. Er is gekeken naar bekende archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden, uitgevoerde archeologische onderzoeken, de fysieke kenmerken van het oude en huidige landschap en naar informatie over bodemverstoringen. Er is gebruik gemaakt van de verwachtingskaart van de gemeente Leiden en van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland. Daarnaast is er gekeken naar de landelijke verwachtingskaart (de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden; IKAW) en naar het Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Aanvullende historische informatie is verkregen uit e beschikbaar historisch kaartmateriaal, waaronder het Minuutplan van begin 19 eeuw en enkele historische topografische kaarten (watwaswaar.nl), en via de website van de KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH; www.kich.nl). Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap is onder andere gebruik gemaakt van de bodemkaart van Nederland (Stichting voor Bodemkartering 1982) en de geomorfologische kaart van Nederland (DLO-Staring Centrum / Rijks Geologische Dienst 1994). Daarnaast is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN; www.ahn.nl). Voor informatie omtrent bodemsaneringen en ontgrondingenvergunningen is het Bodemloket (www.bodemloket.nl) geraadpleegd. Om de ligging van kabels en leidingen in het plangebied te bepalen, is een KLIC-melding gedaan. Deze gegevens zijn aangevuld met informatie uit onderzoeksrapporten en achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst). Daarnaast is gebruik gemaakt van de informatie van het archeologisch advies van de gemeente Leiden (afdeling Monumenten & Archeologie; Brandenburgh 2011). 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem 2.2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap Het plangebied ligt in Leiden aan de Nieuwe Rijn. Dit is een zijarm van de Oude Rijn (circa 500 m ten noorden van het plangebied) die een open verbinding had met de zee. Door middel van getijdenwerking kon de zee via de Rijn het land binnendringen tot het indammen in de Late Middeleeuwen. In het plangebied zullen daarom in de ondergrond binnen de onderzoeksdiepte van maximaal 4,0 m –mv uitsluitend getijden- en rivierafzettingen aanwezig zijn. Deze zullen bestaat uit beddingafzettingen, toen de Rijn ter plaatse van het plangebied stroomde, uit oeverafzettingen toen de Rijn verder van het plangebied stroomde, en overgaan naar komafzettingen naar mate de Rijn zich verder van het plangebied verplaatste. 2.2.2. Geomorfologie Op de geomorfologische kaart staat het plangebied aangegeven als een bebouwd gebied (DLOStaring Centrum / Rijks Geologische Dienst 1994). Op basis van de geomorfologische eenheid buiten de bebouwing van Leiden ligt het plangebied waarschijnlijk op een rivier-inversierug. Op basis van de hoogtegegevens van het AHN is het niet mogelijk een reconstructie te geven van het landschap vanwege de inrichting van het plangebied met bebouwing, bestrating, etc. De gemiddelde maaiveldhoogte in het plangebied is circa +0,5 m NAP. 2.2.3. Bodem Op de bodemkaart staat het plangebied tevens aangegeven als een bebouwd gebied (Stichting voor Bodemkartering 1982). Het is mogelijk dat de bebouwing in het plangebied de ondergrond heeft omgewerkt en dat er nu sprake is van een antropogene bodem. De natuurlijke bodemopbouw in het plangebied is echter op basis van de omliggende gekarteerde delen een poldervaaggrond. Dit houdt in dat er jonge klei aanwezig is waarin nog geen bodemvormende processen hebben plaatsgevonden.
7
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
De grondwatertrap in het gebied zal beïnvloed zijn door de bebouwing en bestrating in het plangebied. Op basis van de grondwaterstand van de omliggende gebieden heeft het plangebied een grondwatertrap III. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op gemiddeld hoogste (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstandsdieptes (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden gekarakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. Grondwatertrap III duidt op natte gronden waarbij de GHG wordt aangetroffen op minder dan 40 cm mv en de GLG op een diepte tussen 80 en 120 cm –mv. 2.3. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden Het plangebied staat op de gemeentelijke verwachtingskaart aangegeven als een gebied met een Waarde 4. Dit houdt in dat er een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden. e Deze waardering is gebaseerd op de ligging van het terrein langs de Rijn en binnen de 17 eeuwse stadsmuren. De stadsmuren zijn aangelegd in 1659 (Brandenburgh 2011). Binnen het plangebied zijn geen terreinen aanwezig die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als waardevol staan aangegeven. Ook zijn er geen waarnemingen en vondsten gemeld en geen eerdere onderzoeken uitgevoerd. In het plangebied zijn geen ondergrondse bouwhistorische waarden bekend (www.kich.nl). Binnen het onderzoeksgebied zijn enkele waarnemingen gedaan en onderzoeken uitgevoerd. Circa 350 m ten westen van het plangebied, aan de overzijde van de Nieuwe Rijn, zijn de oudste resten in het onderzoeksgebied aangetroffen. Het betreft resten uit de Romeinse Tijd, waaronder fragmenten aardewerk, kuilen, een cultuurlaag, twee schedels en houten beschoeiing (Archis-waarnemingen 23960 en 32831). In dit gebied ligt het straatniveau een halve tot hele meter hoger dan in het plangebied. Langs deze zuidelijke oever van de Rijn wordt ook de Romeinse limesweg verwacht. Het merendeel van de aangetroffen resten in het onderzoeksgebied dateert uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Op grond van de vergelijkbare ligging van het plangebied en de “Meelfabriek”, dicht e bij de 17 eeuwse stadsmuren, is het waarschijnlijk dat de bewoningsgeschiedenis van het plangebied sterk overeen zal komen met die van het onderzochte “Meelfabriek” terrein (Archisonderzoeksmelding 16077). Circa 300 m ten noorden van het plangebied, zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, waarbij bleek dat het gebied van de “Meelfabriek” pas werd bewoond nadat het binnen de stadsommuring kwam te liggen. Daarnaast bleek dat de bebouwing meerdere malen werd gesloopt en herbouwd, waarvan nog funderingen, riolering en dergelijke zijn aangetroffen (Archiswaarnemingen 427181, 427183, 427185 en 427187). Toch waren veel van de archeologische resten in de bodem verstoord bij de aanleg van de meelfabriek. 2.4. Historische en huidige situatie en mogelijke verstoringen e
De ontwikkeling van de bewoning in het plangebied sinds de 16 eeuw, gebaseerd op kaartmateriaal, toont dat het plangebied pas werd bebouwd nadat het binnen de stadsmuren kwam te liggen (watwaswaar.nl). Daarvóór bestond het gebied uit weilanden (Figuur 2). Met de bouw van de nieuwe stadsmuren wordt ook het nieuwe gebied binnen de muren verdeeld met grachten. Door het e plangebied liep tussen de 17 eeuw en ongeveer 1973 de Waardgracht. Buiten het plangebied is e deze gracht nog deels aanwezig maar in het plangebied is deze overkluisd. Vanaf de 17 eeuw is er sprake van stenen bebouwing langs de diverse grachten en ook in het plangebied. Hoe vaak deze bebouwing is gesloopt en herbouwd binnen het plangebied is onduidelijk. Duidelijk is wel dat de e huidige bebouwing uit de jaren ’60 en ’70 van de 20 eeuw stamt (Brandenburgh 2011). De bouw van de huidige panden en de aanleg van verschillende leidingen hebben mogelijke de archeologische resten van bijvoorbeeld eerdere bebouwing verstoord. Het is onduidelijk hoe diep de funderingen van de huidige bebouwing zijn, maar waarschijnlijk mogen de meeste archeologische resten worden verwacht binnen 1,0 m –mv. In de tuinen zijn de verstoringen mogelijk minder diep en is de kans op archeologische resten daarom groter.
8
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
Figuur 2. Kaart uit 1615 van het plangebied (globale ligging rood omlijnd) en omgeving (bron: watwaswaar.nl) 2.5. Gespecificeerd verwachtingsmodel Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied ligt op afzettingen van de Rijn. Mogelijk gaat het om oeverafzettingen, waardoor een middelhoge tot hoge verwachting geldt voor resten uit de IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen. De ligging ten noorden van de rivier maakt de verwachting op Romeinse archeologische resten echter klein, hoewel Romeinse resten op korte afstand direct aan de overzijden van de rivierloop wel zijn aangetroffen. Uit een reconstructie van de bewoningsgeschiedenis van een nabijgelegen terrein (de meelfabriek) en uit de historische kaarten kan worden opgemaakt dat het plangebied voor resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd A een lage verwachting heeft omdat het gebied buiten de oude stadsmuren lag en voornamelijk in gebruik was als landbouwgrond. Nadat de nieuwe stadmuren in 1659 werden gebouwd werd in het plangebied de Waardgracht aangelegd en werd het plangebied bebouwd. Het e plangebied is sindsdien altijd bebouwd geweest. In de jaren 70 van de 20 eeuw, is de toenmalige bebouwing gesloopt, de Waardgracht binnen het plangebied overkluist en de huidige bebouwing e e aangebracht. Het is onduidelijk in hoeverre deze ingrepen de archeologische resten uit de 17 tot 20 eeuw hebben verstoord. In het plangebied geldt een hoge verwachting voor archeologische resten uit de Nieuwe tijd B en C en waarschijnlijk zullen deze resten zich bevinden binnen 1,0 m beneden maaiveld. Om het verwachtingsmodel te toetsen en waar nodig aan te vullen en om te controleren in hoeverre de bodemopbouw in het plangebied nog intact is, is er een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase, uitgevoerd.
9
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
3. Veldonderzoek 3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase, is om de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen en waar nodig aan te passen. Tijdens het veldonderzoek wordt vastgesteld waar de oorspronkelijke bodemopbouw intact is gebleven en waar niet. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden. Kansarme zones worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor de volgende fasen. Het veldonderzoek bestond uitsluitend uit een booronderzoek. Een veldkartering was niet mogelijk vanwege de bebouwing, bestrating en tuinen in het plangebied. 3.2. Werkwijze In het plangebied aan de Kaarsenmakersstraat zijn zes boringen gezet (Bijlagen 2 en 4) met een diepte van maximaal 5,5 m -mv. Deze boringen zijn verdeeld over twee raaien van elk drie boringen die haaks op de Nieuwe Rijn zijn gezet. Hierbij is gelet op de voormalige loop van de Waardgracht door het plangebied, waarbij er bewust geen boringen zijn gezet in het gedempte deel van de gracht (er is een duiker aanwezig in de demping). Het boorplan is bepaald in overeenstemming met de gemeentelijk archeoloog omdat dit afweek met het originele boorplan waarbij de drie raaien van twee boringen haaks op de Nieuwe Rijn lagen. Met het gebruikte boorgrid wordt een doorsnede van de afzettingen van de Nieuwe Rijn verkregen en kan de mogelijk aanwezige oeverwal worden gelokaliseerd. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 10 cm en een guts van 3 cm. Het veldonderzoek is uitgevoerd door dr. A.W.E. Wilbers (senior prospector) en drs. A.M.H.C. Koekkelkoren (archeoloog). De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma TerraIndex van I.T. Works. De locaties van de boringen (x- en y-waarden) zijn ingemeten vanuit de bebouwing. De hoogtes van de boringen (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het Actueel Hoogtebestand van Nederland. De opgeboorde monsters zijn door middel van verbrokkelen in het veld onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerk, baksteen, vuursteen, huttenleem en bot. 3.3. Resultaten 3.3.1. Lithologie en geologie Het plangebied is opgebouwd uit de natuurlijke afzettingen van de Nieuwe Rijn en een opgebracht pakket (Figuur 3). Het onderste pakket is aangetroffen in de boringen 1 en 6 en bestaat uit grof zand. Dit is sediment afgezet in de bedding van de Nieuwe Rijn (pakket 1). De top van dit pakket bevindt zich op circa -4,7 m NAP in het zuiden, dicht bij de huidige loop en -3,9 m NAP in het noorden. Het pakket loopt dus op richting het noorden, verder van het diepste deel van de voormalige geul. Het daarop gelegen pakket bestaat uit de vulling van de geul en/of uit kronkelwaardafzettingen (pakket 2). De afzettingen zijn sterk gelaagd en bestaan uit klei-, zand- en detrituslagen, waarbij de onderste lagen bestaan uit relatief grover materiaal en naar boven toe het sediment gemiddeld fijner wordt (fining upwards). De top van dit pakket is bij boringen 5 en 6 humeus. Bij de andere boringen is er aan de top een scherpe overgang met de ophoogpakketten. In boring 5 is een afwijkende humeuze laag aangetroffen in de top van pakket 2. Deze laag reikt tot een diepte van 90 cm in pakket 2. Hier is mogelijk een spoor aangeboord. Vermoedelijk vormt de top van pakket 2 het maaiveld van een oude, nu begraven oeverzone. Deze oever bevindt zich op circa -0,8/-1,0 m NAP in het noorden, maar loopt af tot -1,4 m NAP richting de Rijn. De oever vormde een brede, flauw hellende zone tussen de bedding van de Rijn en het droge achterland. Bij hoogwater door hevige regenval overstroomde deze oeverzone maar werd er geen sediment afgezet.
10
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
Op de oever(zone) is een pakket sterk zandige klei opgebracht (pakket 3 of ophoogpakket 1). Dit pakket is door de mens aangebracht om de oever op te hogen en het gebied beter geschikt te maken voor landbouwactiviteiten en bewoning. Dit pakket is niet gelaagd en is dikker naarmate het dichter bij de Rijn ligt, variërend van 10 tot 80 cm. Hiermee wordt het hoogteverschil in de top van pakket 2, de geul- of kronkelwaardafzettingen, ruimschoots opgeheven (Figuur 3). De top van ophoogpakket 1 ligt op circa -0,5 m aan de zijde van de Nieuwe Rijn en op circa -1,0 m NAP in het noorden. Over ophoogpakket 1 is een tweede recentere ophogingslaag aanwezig (pakket 4 of ophoogpakket 2). Deze dateert, op grond van het aangetroffen puin, plastic en andere bijmengingen, uit de periode sinds de bouw van de nu aanwezige panden. De boringen 4, 5 en 6 zijn in een tuin geplaatst en daarom bestaat de bovenste 10 cm hier uit humeus zand. In boring 1 is sprake van een verstoring van 80 cm –mv, die duidelijk gerelateerd was aan de aanwezigheid van kabels en leidingen.
noord
zuid Nieuwe Rijn # ophoging 2
ophoging 1 oever spoor?
geul- / kronkelwaard vulling
bedding
Figuur 3. Profiel van de boringen in het plangebied met interpretatie. 3.3.2. Bodemopbouw De bovengrond van het plangebied, tot een diepte van ongeveer 1,0 m -mv, bestaat uit opgebrachte pakketten. Hierdoor is het niet mogelijk de bodems in het plangebied te classificeren. 3.3.3. Archeologische indicatoren In boring 5 is tussen -1,4 en -2,3 m NAP vermoedelijk in een spoor geboord. In deze laag is een fragment roodbakkend aardewerk aangetroffen van circa 1 bij 1 cm. Het aardewerk is aan de buitenzijde geglazuurd en is geribbeld door de draairingen. Het fragment dateert vermoedelijk uit de periode rond 1750-1850 na Chr.
11
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
3.4. Interpretatie De ondergrond van het plangebied is gevormd door afzettingen van de Nieuwe Rijn. In de ondergrond bevinden zich beddingafzettingen, wat inhoudt dat de loop van de Rijn eens lag ter plaatse van het plangebied. De beddingafzettingen lopen af richting het zuiden, wat duidelijk maakt dat de rivier zich heeft verplaatst naar het zuiden. In de buitenbocht is de geul dieper terwijl in de binnenbocht het zand wordt afgezet. De binnenbocht is daardoor ondieper. Op de grove beddingsedimenten werden bij het opschuiven van de geul naar het zuiden fijnere sedimenten afgezet als onderdeel van de kronkelwaard in de binnenbocht. Ook deze kronkelwaard liep zwak hellend op naar het noorden en vormde een oeverzone. Waarschijnlijk stamt deze e oeverzone in het plangebied uit de periode na de afdamming van de Rijn in de 12 eeuw, omdat er geen natuurlijke sedimenten meer bovenop zijn afgezet. Wel was de bovenste 10 cm van het oeversediment humeus door de aanwezigheid van vegetatie. Het afdammen van de Rijn zorgde voor een sterke afname van de overstromingen van de oeverzone. De oeverzone werd daardoor droger en kon steeds meer worden gebruikt door de mens. Om het gebruik te vergemakkelijken werd de oeverzone opgehoogd. In het plangebied zijn twee van deze ophooglagen aangetoond. De bovenste laag is waarschijnlijk zeer recent en te koppelen aan de bouw van de huidige panden in het plangebied. De datering van de onderste ophooglaag (pakket 3 of ophooglaag 1) is onduidelijker. Op grond van de bodemopbouw is een datering mogelijk tussen de e e 12 en 20 eeuw. Gezien het aangetroffen mogelijke spoor in boring 5 met een aardewerkfragment uit e de periode 1750-1850 en de verwachte bewoningsgeschiedenis is een specifiekere datering van 18 e of 19 eeuw voor ophoogpakket aannemelijk.
12
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
4. Conclusie en aanbevelingen In opdracht van Stol Architecten zijn in maart 2012 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Kaarsenmakersstraat 2 in Leiden, gemeente Leiden. Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied ligt in de oeverzone langs de Rijn. Vanwege het meanderen van de Rijn lag het plangebied eerst in de rivier, waardoor resten van vóór de Late Middeleeuwen verdwenen zullen zijn. Op basis van kaartmateriaal en historische informatie is het e gebied geleidelijk bebouwd nadat het binnen de stadmuren van de 17 eeuw kwam te liggen. In verband met deze ontwikkelingen is de oeverzone in het plangebied meermalen opgehoogd. De verschillende ophooglagen zijn niet eenduidig te dateren, maar verwacht wordt dat op de top van de e e e oeverzone (-1,4 tot -1,0 m NAP) nog resten kunnen voorkomen uit de periode 12 tot en met 18 /19 e e eeuw. De verwachting voor resten uit de 12 tot en met de 17 eeuw is daarbij laag omdat het gebied e waarschijnlijk alleen voor landbouwdoeleinden werd gebruikt. De verwachting voor de periode 17 tot e 19 eeuw is daarentegen hoog. Dit is gebaseerd op grond van de bewoningsgeschiedenis en op grond van een mogelijk spoor aangetroffen in boring 5 met aardewerk uit de periode 1750-1850. Ophoogpakket 2, aan het maaiveld, is zeer waarschijnlijk gerelateerd aan de huidige bebouwing in het plangebied. Op grond hiervan kunnen in ophoogpakket 1 archeologische resten voorkomen uit de e e 19 of 20 eeuw. De kans hierop is echter gering omdat bij de bouw van de huidige panden de bodem dusdanig is verstoord dat deze resten uit de Nieuwe tijd C te sterk zullen zijn aangetast. 4.1. Beantwoording vraagstelling Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie? Het plangebied ligt op de noordelijke oever van de Nieuwe Rijn. Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen? De natuurlijke opbouw van de rivierafzettingen in het plangebied is nog intact. De ondergrond bestaat beneden circa 1,5 m –mv uit natuurlijke afzettingen en daarboven uit opgebracht materiaal voor de aanleg van gebouwen in het plangebied. Vanwege de ophoogpakketten kunnen de bodems in het plangebied niet worden geclassificeerd. Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? En zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP? Het is mogelijk om archeologische resten aan te treffen in de top van de oeverzone van de Rijn. Deze top ligt tussen -1,0 en -1,4 m NAP, ofwel ongeveer 1,5 m –mv. Deze resten dateren mogelijk uit de e e e periode 12 eeuw tot en met 18 /19 eeuw, waarna het maaiveld in het plangebied is opgehoogd. de
de
Het onderste ophoogpakket is waarschijnlijk aangebracht in de 18 of 19 eeuw op basis van de datering van het bovenste ophoogpakket en een mogelijk spoor dat in de oeverwal is aangetroffen. Dit niveau bevindt zich op circa 0,8 m –mv (circa -0,4 m NAP). Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek had het plangebied een middelhoge verwachting voor archeologische waarden uit de periode IJzertijd tot en met Vroege Middeleeuwen, mits in het plangebied oeverafzettingen voorkomen. Daarnaast had het plangebied een lage verwachting voor archeologische resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd A en een hoge verwachting voor archeologische resten uit de Nieuwe tijd B en C. De resten uit deze laatste periode werden vooral verwacht binnen 1,0 m beneden maaiveld. e
Uit het veldonderzoek blijkt dat er geen verwachting is voor archeologische resten van vóór de 12 eeuw omdat er sprake is van erosie door een meanderende rivier. De verwachting voor resten uit de e e e e periode 12 tot 17 eeuw blijft laag, maar voor de periode 17 tot 19 eeuw is juist hoog. Ook kunnen e e op een ander niveau nog resten voorkomen uit de 19 en 20 eeuw.
13
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
Hoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, kunnen er toch archeologische indicatoren worden aangetroffen. Indien deze worden aangetroffen, dan gelden tevens de volgende vragen: wat is de verticale en horizontale ligging van de aangetroffen indicatoren, wat is de datering en wat is de invloed van deze vondsten op de archeologische verwachting van het plangebied? Er is één fragment aardewerk aangetroffen. Het betreft een fragment roodbakkend aardewerk dat aan de buitenzijde is geglazuurd. Het fragment is circa 1 bij 1 cm groot en is geribbeld. Vermoedelijk gaat het om een kan uit de periode 1750-1850. In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden? Mogelijk aanwezige archeologische waarden worden met name bedreigd indien de graafwerkzaamheden reiken tot in de top van de oeverzone. Dit niveau ligt op ongeveer -1,0 m NAP in het noorden van het plangebied tot -1,4 m NAP in het zuiden lang de Nieuwe Rijn. Dit is een diepte van gemiddeld 1,5 m –mv. 4.2. Aanbevelingen Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied ligt op een oude begraven oeverzone van de Nieuwe Rijn. Met name de top van deze oeverzone kan archeologische resten bevatten uit de e e e periode 12 tot en met de 18 /19 eeuw. Jongere resten worden verwacht in het eerste ophoogdek. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te laten voeren indien de werkzaamheden dieper reiken dan circa -0,4 m NAP (circa 0,8 m –mv). Indien de werkzaamheden dieper reiken dan 1,5 m –mv (circa -1,0 m NAP) is het noodzakelijk om hier een tweede niveau te onderzoeken. De meest geschikte methode is het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek. Voor alle gravende onderzoeken, waaronder proefsleuven, dient voorafgaand aan de uitvoering van het onderzoek een Programma van Eisen geschreven te worden. Dit Programma van Eisen moet goedgekeurd worden door de bevoegde overheid (de Gemeente Leiden) alvorens met het onderzoek kan worden begonnen. 4.3. Betrouwbaarheid Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden. Indien de graafwerkzaamheden beperkt blijven tot de bovenste laag, is het mogelijk dat er recenter archeologische resten aangetroffen worden. Wij wijzen u er graag op dat indien archeologische waarden worden aangetroffen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gemeld dienen te worden. Dit kan door het invullen van het vondstmeldingsformulier op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (www.cultureelerfgoed.nl) of door contact op te nemen met het Archismeldpunt (
[email protected]).
14
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
Geraadpleegde bronnen ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Zuid-Holland 1:25.000, Den Haag. Brandenburgh, C., 2011: Archeologisch advies renovatie en uitbreiding won- en zorgcentrum Huis op de Waard, Kaarsenmakersstraat 2, Gemeente Leiden. Centraal College van Deskundigen, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda. DLO-Staring Centrum / Rijks Geologische Dienst, 1994: Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000, blad 30 ’s-Gravenhage, Wageningen / Haarlem. Koekkelkoren, A.M.H.C. / A.W.E. Wilbers, 2012: Plan van aanpak. t Huis op de Waard in Leiden, gemeente Leiden, Noordwijk (Intern rapport, IDDS Archeologie). SIKB, 2008: Archeologische standaard boorbeschrijving, Archeologie Leidraad, Gouda. Stichting voor Bodemkartering, 1982: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 30 ‘s-Gravenhage, Wageningen.
Websites watwaswaar.nl www.ahn.nl/viewer www.bodemloket.nl www.kich.nl
15
IDDS Archeologie rapport 1380 Versie 1.3 (definitief)
Lijst van afkortingen en begrippen Afkortingen Archis AMK CHS GPS IKAW KNA mv NAP PvA PvE RCE
Archeologisch Informatie Systeem Archeologische Monumenten Kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur Global Positioning System Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie maaiveld (het landoppervlak) Normaal Amsterdams Peil Plan van Aanpak Programma van Eisen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Verklarende woordenlijst antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt artefact door de mens vervaardigd voorwerp Edelmanboor een handboor voor bodemonderzoek eerdgrond grond met een humushoudende minerale bovengrond van meer dan 50 cm, ontstaan door invloed van de mens, vaak gaat het om een esdek esdek dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem leem samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25% klei podzol goed ontwikkelde bodem in gebieden met veel neerslag silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm slak steenachtig afval van metaal- of aardewerkproductie vaaggrond grond zonder duidelijke tekenen van bodemvorming zavel grondsoort die tussen 8 en 25% klei (deeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat
16
Bijlage 1: Topografische kaart
463000
463500
464000
º
0 93500
94000
Projectnummer: 31151111 Projectnaam: Leiden, Kaarsenmakersstraat 2 Legenda Plangebied
94500
95000
200 m
Bijlage 2: Locatiekaart
463550
º ! .
1
! . ! .
2
3
4
463525
! .
! .
5 6
463500
! .
0 94350
94375
Projectnummer: 31151111 Projectnaam: Leiden, Kaarsenmakersstraat 2 Legenda ! .
Boring
Plangebied
94400
12,5 m
Bijlage 3: Periodentabel
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
1
Boring:
2
Boring:
3
X:
94365
X:
94395
X:
94361
Y:
463550
Y:
463540
Y:
463536
Hoogte (m NAP):
0.7
Hoogte (m NAP):
0.7
Hoogte (m NAP):
0.5
70
klinker Zand, matig grof, zwak siltig, brokken klei, sporen baksteen, sporen bot, lichtgrijs, opg
50
0
70
klinker Zand, matig grof, zwak siltig, zwak baksteenhoudend, zwak puinhoudend, grijsbeige, ca1 opg
0
50
tuin Zand, matig fijn, sterk siltig, sporen baksteen, grijsbeige, ca3 opg
50
50
100
100
100 -60
150
-80
Klei, zwak zandig, sporen baksteen, sporen houtskool, sporen schelpen, lichtgrijs, ca3 Klei, zwak zandig, laagjes zand, laagjes detritus, sporen schelpen, lichtgrijs, ca1 weinig laagjes zoetwater mossel
200
-70
150 -90
-120
200
-130
Klei, zwak zandig, zwak humeus, sporen baksteen, sporen schelpen, donkergrijs, ca3 bha ca1 omg vlekkerig
-90
150
Klei, zwak zandig, sporen schelpen, lichtgrijs, ca1 bhc Klei, zwak zandig, laagjes zand, lichtgrijs, ca3
-100
-120
Klei, zwak zandig, lichtgrijs, ca3 Klei, zwak zandig, laagjes zand, laagjes detritus, lichtgrijs, ca3 weinig laagjes
200
-170
-170
Klei, zwak zandig, laagjes zand, laagjes detritus, lichtgrijs, ca3 veel laagjes dikker
250
Klei, sterk zandig, sporen roest, grijsbeige, ca3 fec
Klei, zwak zandig, laagjes zand, laagjes detritus, lichtgrijs, ca3 sterk gelaagd 250 -220
300
Zand, matig fijn, uiterst siltig, laagjes klei, lichtgrijs, ca3 sterk gelaagd
-230
Zand, matig fijn, uiterst siltig, laagjes klei, laagjes detritus, lichtgrijs, ca3 sterk gelaagd
300
350
350
-300
Zand, matig fijn, uiterst siltig, laagjes klei, laagjes detritus, lichtgrijs, ca3 sterk gelaagd
-320
Zand, matig fijn, matig siltig, laagjes detritus, laagjes klei, lichtgrijs, ca3 enkel kl9
400
400
450 -390
Zand, matig grof, zwak siltig, laagjes detritus, grijs, ca1 bedding
500
550
-480
-350
Bijlage 4: Boorprofielen
0
Boring:
4
Boring:
5
Boring:
6
X:
94391
X:
94356
X:
94380
Y:
463528
Y:
463510
Y:
463507
Hoogte (m NAP):
0.5
Hoogte (m NAP):
0.4
Hoogte (m NAP):
0.4
50
30
50
0
tuin Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, bruin, ca3 omg opg Zand, matig grof, zwak siltig, zwak baksteenhoudend, zwak puinhoudend, lichtgrijs, opg
0
30
100
-100
-60
Klei, sterk zandig, sporen baksteen, sporen puin, grijs, ca3 omg vlekkerig Klei, zwak zandig, laagjes zand, lichtgrijs, ca3 weinig laagjes
tuin Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donkerbruin, ca1 omg opg Zand, matig grof, zwak siltig, zwak schelphoudend, lichtgrijs, opg
50 -30
-50
100 -70
Zand, matig grof, zwak siltig, matig baksteenhoudend, brokken klei, grijs, ca3 opg ruwe baksteen Klei, sterk zandig, sporen baksteen, sporen houtskool, grijsbeige, ca3 omg Klei, sterk zandig, sporen roest, licht grijsbeige, ca3 fec
-125
200
250 -220
-240
-240
Zand, matig fijn, uiterst siltig, laagjes klei, laagjes detritus, lichtgrijs, ca3 sterk gelaagd
30
150
250
300
Klei, sterk zandig, sporen baksteen, sporen houtskool, licht grijsbeige, ca3 omg vlekkerig
150
-150
Klei, zwak zandig, laagjes zand, lichtgrijs, ca3 sterk gelaagd
40
Klei, sterk zandig, sporen roest, licht grijsbeige, ca3 fec
-135
200
0
-40
-70
150
gazon Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak baksteenhoudend, donkerbruin, ca3 opg Zand, matig grof, zwak siltig, zwak baksteenhoudend, zwak puinhoudend, lichtgrijs, ca3 opg
50
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, brokken klei, zwak baksteenhoudend, sporen puin, grijsbruin, ca3 omg vlekkerig
100
40
Zand, matig fijn, sterk siltig, matig humeus, zwak houtskoolhoudend, sporen baksteen, donker grijsbruin, bha ca1 omg vlekkerig Zand, matig fijn, uiterst siltig, matig humeus, brokken klei, zwak baksteenhoudend, zwak houtskoolhoudend, donkergrijs, ca3 omg vlekkerig
-140
200
Klei, zwak zandig, zwak humeus, brokken zand, licht grijsbruin, ca3 omg Klei, zwak zandig, laagjes zand, laagjes detritus, lichtgrijs, ca3 sterk gelaagd
-200
Zand, matig fijn, uiterst siltig, laagjes klei, laagjes detritus, lichtgrijs, ca3 sterk gelaagd
250
Klei, zwak zandig, laagjes zand, lichtgrijs, ca3 weinig laagjes Zand, matig fijn, uiterst siltig, laagjes klei, lichtgrijs, ca3 sterk gelaagd
300
-130
300
-280
350 350 -330
400
-350
Zand, matig fijn, zwak siltig, laagjes klei, sporen detritus, lichtgrijs, weinig kleilaagjes
-355
400
Zand, matig fijn, uiterst siltig, laagjes zand, lichtgrijs, ca3 grove za9
450
-440
Zand, matig grof, zwak siltig, laagjes detritus, lichtgrijs, ca3
500 -470
Zand, zeer grof, zwak siltig, lichtgrijs, ca3 bedding
550
-510
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
Legenda afkortingen Archeologische Boorbeschrijving (conform ASB 2008) Percentages en Mediaan Klasse Zandmediaan Uiterst fijn 63-105 µm Zeer fijn 105-150 µm Matig fijn 150-210 µm Matig grof 210-300 µm Zeer grof 300-420 µm Uiterst grof 420-2000 µm Nieuwvormingen (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Afkorting Nieuwvormingen FEC IJzerconcreties FFC Fosfaatconcreties FOV Fosfaatvlekken MNC Mangaanconcreties ROV Roestvlekken VIV Vivianiet VKZ Verkiezeling ZAV Zandverkittingen Bodemkundige interpretaties Code Bodemkundige interpretaties BOD Bodem BOV Bouwvoor ESG Esgrond GLE Gleyhorizont HIN Humusinspoeling INH Inspoelingshorizont KAT Katteklei KBR Klei, brokkelig LOO Loodzand MOE Moedermateriaal OMG Omgewerkte grond OPG Opgebrachte grond OXR Oxidatie-reductiegrens POD Podzol RYP Gerijpt TKL Top kalkloos TRP Terpaarde UIT Uitspoelingshorizont VEN Vegetatieniveau VNG Gelaagd vegetatieniveau VRG Vergraven
Bodemhorizont Code Bodemhorizont BHA A-horizont BHAB BHAC BHAE BHB BHBC BHC BHE BHEB BHO BHR
AB-horizont AC-horizont AE-horizont B-horizont BH-horizont C-horizont E-horizont EB-horizont O-horizont R-horizont
Omschrijving Minerale bovengrond Overgangshorizont Overgangshorizont Overgangshorizont Inspoelingshorizont Overgangshorizont Uitgangsmateriaal Uitspoelingshorizont Overgangshorizont Strooisellaag Vast gesteente
Sedimentaire karakteristiek, laaggrens Afkorting Afmeting Klasse overgangszone BDI ≥ 3,0 - < 10,0 cm Basis diffuus BGE ≥ 0,3 - < 3,0 cm Basis geleidelijk BSE < 0,3 cm Basis scherp Kalkgehalte Code Kalkgehalte CA1 Kalkloos CA2 Kalkarm CA3 kalkrijk Archeologische indicatoren (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Code Omschrijving AWF Aardewerkfragmenten BST Baksteen GLS Glas HKB Houtskoolbrokken HKS Houtskoolspikkels MXX Metaal OXBO Onverbrand bot OXBV Verbrand bot SGK Gebroken kwarts SLA Slakken/sintels SVU Vuursteen SXX Natuursteen VKL Verbrande klei VSR Visresten