Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennend en karterend
booronderzoek
Leiweg/Heesterseweg, Geffen Gemeente Maasdonk B&G rapport 1214
Colofon Projectnummer Auteurs Redactie Versie Status
28180411/46443 drs. A.M.H.C. Koekkelkoren, drs. S. Moerman dr. A.W.E. Wilbers 1.5 definitief
Autorisatie dr. A.W.E. Wilbers
Senior Prospector
11-5-2011
Goedkeuring dhr. L. Schoonen
Gemeente Maasdonk
mw. Visser
Monumentenhuis Brabant
Opdrachtgever
© IDDS Archeologie Noordwijk, mei 2011 ISSN 1879-3711
26-5-2011
dhr.P.M. van der Heijden Kraaijeven 2 5386 LH Geffen
Protocol 4002 Protocol 4003
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
SAMENVATTING: In opdracht van dhr. van der Heijden heeft IDDS Archeologie, voormalig Becker & Van de Graaf bv, een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de Leiweg/Heesterseweg te Geffen. Het archeologisch onderzoek bestond uit het uitvoeren van een bureauonderzoek en een verkennend en karterend booronderzoek. Op basis van het bureauonderzoek bleek het plangebied te liggen in een dekzandruggencomplex met daarop mogelijk een plaggendek. Een dekzandruggencomplex bood gunstige omstandigheden voor menselijke vestiging vanaf het Laat Paleolithicum, maar op basis van aangetroffen archeologische resten in de omgeving van het plangebied worden met name resten verwacht uit het Mesolithicum en de IJzertijd-Romeinse Tijd. Deze resten worden verwacht op de overgang van het humeuze dek naar het schone dekzand. Archeologische resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd worden ook verwacht, zowel op de overgang van het humeuze dek naar het dekzand als in het humeuze dek. Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat het plangebied grotendeels verstoord is. De bodemopbouw is niet intact, waarbij het archeologisch niveau ook verstoord is. Uitsluitend in het midden en zuidoosten van het plangebied, rondom boringen 3 en 6, is de bodemopbouw onverstoord. Door middel van het zeven van de opgeboorde monsters is gebleken dat er waarschijnlijk geen resten aanwezig zijn uit het Laat Paleolithicum en het Mesolithicum omdat de hoge vondstconcentraties uit deze perioden aangetroffen zouden zijn tijdens het onderzoek. De verwachting voor de overige perioden van het bureauonderzoek blijft wel staan. De geplande verstoringen in het plangebied betreffen de aanleg van een woning. Het zuidelijke deel van de woning valt binnen het deel van het plangebied dat onverstoord is. Daarom wordt er voor dit deel een vervolgonderzoek geadviseerd. De meest gunstige methode voor een vervolgonderzoek is het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek, waarbij wordt beperkt tot het te verstoren deel van het plangebied. Aan de hand van het proefsleuvenonderzoek kunnen een eventuele vindplaats en enkele archeologische resten worden aangetroffen.
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
INHOUDSOPGAVE: ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ............................................................... 4 1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5 1.1. Aanleiding ............................................................................................................................... 5 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek............................................................................... 5 1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied ........................................................................... 6 2. BUREAUONDERZOEK .................................................................................................................... 7
2.1. Werkwijze ................................................................................................................................ 7 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem ........................................................................................ 7 2.3. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden ................................................. 9 2.4. (Historisch) landgebruik en mogelijke verstoringen .............................................................. 10 2.5. Gespecificeerd verwachtingsmodel ...................................................................................... 10 3. VELDONDERZOEK ........................................................................................................................ 11
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet ........................................................................ 11 3.2. Werkwijze .............................................................................................................................. 11 3.3. Resultaten ............................................................................................................................. 11 3.4. Interpretatie ........................................................................................................................... 12 4. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ............................................................................................. 13
4.1. Conclusie en beantwoording vraagstelling ........................................................................... 13 4.2. Aanbevelingen ...................................................................................................................... 13 4.3. Betrouwbaarheid ................................................................................................................... 14 GERAADPLEEGDE BRONNEN ........................................................................................................ 15 LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN .................................................................................. 16 LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN .................................................................................. 16
BIJLAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Topografische kaart Archis-informatie Boorlocatiekaart Boorbeschrijvingen Periodentabel Kadastrale minuutkaart 1811-32 Historische kaart 1956 Verstoringenkaart
3
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem
Leiweg/Heesterseweg
Onderzoeksmeldingsnummer
46443
Plaats
Geffen
Gemeente
Maasdonk
Kadastrale aanduiding
Geffen, sectie D, perceel 350
Provincie
Noord-Brabant
Kaartblad
45E
Coördinaten Centrum Hoekpunten
161.614/416.753 161.619/416.793 161.669/416.736 161.579/416.703 161.573/416.785
Oppervlakte plangebied
6.150 m2
Onderzoekskader
Bestemmingsplanwijziging
Opdrachtgever
dhr. P.M. van der Heijden Kraaijeven 2 5386 LH Geffen
Contactpersoon opdrachtgever
Croonen adviseurs Contactpersoon: dhr. S. Spapens Postbus 435 5240 AK Rosmalen Tel: 073-5233900 Email:
[email protected]
Uitvoerder
IDDS archeologie Contactpersoon: mw. A.M.H.C. Koekkelkoren Postbus 126 2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-3326888 E-mail:
[email protected]
Bevoegde overheid
Gemeente Maasdonk Werkeenheid VROM beleid Contactpersoon: dhr. L. Schoonen Postbus 5 5386 ZG Geffen Tel: 073-5342100
Adviseur namens de bevoegde overheid
Monumentenhuis Brabant Contactpersoon: drs. A. Visser Markt 9 4931 BR Geertruidenberg 016-2511833
Beheer en plaats van documentatie
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van de provincie Noord-Brabant
Uitvoeringsdatum veldwerk
28 april 2011
4
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
1. Inleiding 1.1. Aanleiding 1
In opdracht van dhr. van der Heijden heeft IDDS Archeologie in april en mei 2011 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende en karterende fase door middel van boringen, uitgevoerd aan de Heesterseweg in Geffen, gemeente Maasdonk. De aanleiding voor dit onderzoek is de geplande nieuwbouw waarvoor in eerste instantie een bestemmingsplanwijziging nodig is (Figuur 1). Graafwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een diepte van maximaal 2,0 m beneden maaiveld. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden.
Figuur 1. Geplande ligging van de nieuwbouw in het perceel (bron: bouwplannen opdrachtgever). 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Dit gebeurt aan de hand van bestaande bronnen over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Het doel van het verkennende veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting. Tijdens het karterende veldonderzoek wordt het terrein systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek. Om deze doelstelling te kunnen realiseren, wordt op de volgende vragen een antwoord gegeven (Koekkelkoren/Wilbers 2011): Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie? Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen? Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP? 1
Vanaf 1 mei 2011 is Becker & Van de Graaf bv gewijzigd naar IDDS Archeologie.
5
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd? Wat is de verticale en horizontale ligging van de aangetroffen indicatoren, wat is de datering en wat is de invloed van deze vondsten op de archeologische verwachting van het plangebied? In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden? Het archeologisch bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (Centraal College van Deskundigen 2010) en de eisen zoals deze overlappend gelden in de provincie Noord-Brabant. Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar Bijlage 5. Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen). 1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied De ligging van het in te richten gebied, ofwel het plangebied, is weergegeven in Bijlage 1. Het plangebied ligt in Geffen, gemeente Maasdonk, aan de kruising van de Leiweg met de Heesterseweg. Het plangebied is een braakliggend terrein ten westen van de Leiweg en ten noorden van de 2 Heesterseweg. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 6.150 m en een gemiddelde maaiveldhoogte van 5,8 m +NAP. De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in Bijlage 3 en Figuur 2. Om tot een gespecificeerde verwachting voor het plangebied te komen, is niet alleen gekeken naar bekende gegevens over het plangebied zelf maar ook naar de omgeving. Voor het totale onderzochte gebied, oftewel het onderzoeksgebied, is als begrenzing een straal van 500 m rondom het plangebied gekozen. De straal van 500 m is dusdanig gekozen dat het onderzoeksgebied zich beperkt tot de delen van het landschap die vergelijkbare omstandigheden hebben aan het plangebied.
0
50
100 m
Figuur 2. Het plangebied (rood omlijnd) op een luchtfoto uit 2005 (bron: Google Earth).
6
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
2. Bureauonderzoek 2.1. Werkwijze Tijdens het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over het onderzoeksgebied. Er is gekeken naar bekende archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden, uitgevoerde archeologische onderzoeken, de fysieke kenmerken van het oude en huidige landschap en naar informatie over bodemverstoringen. Er is gebruik gemaakt van de verwachtingskaart van de gemeente Maasdonk (Bosman 2010) en van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant. Daarnaast is er gekeken naar de landelijke verwachtingskaart (de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden; IKAW) en naar het Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Aanvullende historische informatie is de verkregen uit beschikbaar historisch kaartmateriaal, waaronder het Minuutplan van begin 19 eeuw en enkele historische topografische kaarten (watwaswaar.nl), en via de website van de KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH; www.kich.nl). Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap is onder andere gebruik gemaakt van de bodemkaart van Nederland (Stichting voor Bodemkartering 1976) en de geomorfologische kaart van Nederland (Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst 1982). Daarnaast is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN; www.ahn.nl). Voor informatie omtrent bodemsaneringen en ontgrondingvergunningen is het Bodemloket (www.bodemloket.nl) geraadpleegd. Om de ligging van kabels en leidingen in het plangebied te bepalen, is een KLIC-melding gedaan. Deze gegevens zijn aangevuld met informatie uit onderzoeksrapporten en achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst). Er is geen archiefonderzoek gedaan in de verwachting dat eventuele informatie geen inhoudelijke bijdrage aan het onderzoek levert omdat het plangebied eeuwenlang slechts voor de landbouw in gebruik is geweest. 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem 2.2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap Het plangebied is gelegen op de grens van een tektonisch dalingsgebied, de Roerdalslenk, met een stijgingsgebied, de Peelhorst (Figuur 3). De Roerdalslenk en het Peelblok zijn door breuken van elkaar gescheiden. De breuken lopen van het zuidoosten naar het noordwesten door het oostelijke deel van de provincie Noord-Brabant. De Roerdalslenk is sinds 25 miljoen jaar geleden circa 2000 m gedaald (Berendsen 2004; Houtgast / Van Balen 2000, De Mulder et al. 2003). Het hoogteverschil is opgevuld met sedimenten, die met name zijn afgezet door de zee en de Rijn (Berendsen 2005, De Mulder et al. 2003). De riviersedimenten worden bedekt door een pakket dekzand dat is afgezet in een koude periode van de laatste ijstijd (het Midden Weichselien, circa 73.000 tot 15.000 jaar geleden). Dit was mogelijk omdat tijdens deze koude periode het grootste deel van de vegetatie was verdwenen en de wind grip kreeg op het aanwezige zand in drooggevallen riviervlaktes. Het zand werd lokaal weer afgezet en omdat de Roerdalslenk nog steeds daalde, werd in dit lager gelegen gebied een dikker pakket zand afgezet dan in de naastgelegen hogere delen (De Mulder et al. 2003). In het zuidoosten van NoordBrabant zijn grote dekzandvlaktes ontstaan met daarin enkele kilometerslange dekzandruggen die van het zuidwesten naar het noordoosten lopen (Figuur 3; Berendsen 2005; Vervloet 2000). In de lagere delen van het landschap kon veenvorming plaatsvinden omdat het er erg nat was, met name tijdens de warmere periodes (Vervloet 2000).
7
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
Figuur 3 Verspreiding van grote dekzandruggen in het Brabantse dekzandgebied (naar: Berendsen 2005). Ook weergegeven zijn de belangrijkste geologische breuken. Dwarsstreepjes geven de richting van de afschuivingen aan. Het plangebied (waarvan de ligging indicatief is aangegeven met een rode punt) ligt direct ten noorden van één van de grote dekzandruggen. 2.2.2. Geomorfologie Op de geomorfologische kaart staat het plangebied aangegeven als gelegen in een gebied met dekzandruggen met daarop mogelijk een esdek (Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst 1982). Het plangebied is gelegen op een dekzandruggencomplex dat van oost naar west loopt (www.ahn.nl). Tussen Geffen en Nuland is deze dekzandrug doorbroken. De gebieden ten noorden en zuiden van de dekzandrug zijn vlaktes, respectievelijk een terrasvlakte en een vlakte met verspoeld dekzand. Het plangebied ligt op een hoogte van gemiddeld 5,8 m +NAP. De hoogteverschillen in het plangebied zijn beperkt (www.ahn.nl). 2.2.3. Bodem Op de bodemkaart staat het plangebied aangegeven als gelegen in een gebied met hoge zwarte enkeerdgronden (Stichting voor Bodemkartering 1976) met grondwatertrap VI. De hoge zwarte enkeerdgrond kan duiden op de aanwezigheid van een plaggendek, een dik humeus dek van ten minste 50 cm dat is ontstaan door plaggenbemesting. Door het regelmatige bemesten is het humeuze dek dikker geworden en na verloop van tijd kon de ploeg niet meer reiken tot in het schone dekzand. Eventueel archeologische resten worden daardoor niet meer verploegd, en blijven de sporen intact en de resten in situ. De reeds verploegde resten uit de periode dat het humeuze dek dunner was, zijn echter al verspreid door het humeuze dek en blijven binnen bereik van de ploeg. Grondwatertrap VI betekent dat het plangebied droog is en dat het grondwater in de zomer dieper staat dan 120 cm –mv en in de winter tussen de 40 en 80 cm –mv staat (De Bakker 1966). Vanwege de droge ondergrond is de kans op conservering van organische resten zeer klein.
8
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
2.3. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden Het plangebied staat op de archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Maasdonk aangegeven als een gebied met een hoge trefkans voor archeologische waarden. Deze hoge verwachting is gebaseerd op de ligging van het plangebied op een hoge zwarte enkeerdgrond. Binnen het plangebied zijn geen terreinen aanwezig die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als waardevol staan aangegeven. Ook zijn er geen waarnemingen en vondsten gemeld en geen eerdere onderzoeken uitgevoerd (bijlage 2). In het plangebied zijn geen ondergrondse bouwhistorische waarden bekend (www.kich.nl). In de omgeving van het plangebied zijn diverse onderzoeken uitgevoerd op het dekzandruggencomplex. Bij een onderzoek circa 200 m ten westen van het plangebied is een intacte dekzandrug met daarop een dik humeus pakket aangetroffen (Archis-onderzoeksmelding 42067). Er geldt een hoge verwachting voor archeologische resten vanaf het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Op basis hiervan is een vervolgonderzoek geadviseerd. Circa 250 m ten oosten van het plangebied is aan de Leiweg een booronderzoek uitgevoerd waarbij een intacte bodemopbouw en enkele archeologische indicatoren zoals houtskoolspikkels zijn aangetroffen (Archis-onderzoeksmelding 44356). Circa 400 m ten zuiden van het plangebied is tijdens een booronderzoek ook een onverstoorde bodemopbouw aangetroffen (Archisonderzoeksmelding 44357). Bij een veldkartering zijn bovendien archeologische resten aangetroffen (Archis-waarneming 426763). Deze betreffen scherven aardewerk vanaf de Late Middeleeuwen B en met name uit de Nieuwe Tijd B-C. Verder is er een stuk bewerkt vuursteen uit het Mesolithicum aangetroffen dat mogelijk wijst op onverstoorde mesolithische resten in de ondergrond. Bij een niet-archeologisch onderzoek met een metaaldetector is op circa 430 m ten noorden van het de plangebied een Spaanse munt uit de 16 eeuw aangetroffen (Archis-waarneming 409669). De waarnemingen die zijn gedaan binnen het gebied van het dekzandruggencomplex rondom het plangebied (tot circa 3,5 m naar het oosten en westen) geven het volgende beeld van het gebruik van het plangebied en de soorten vondsten die kunnen worden verwacht: Periode
Materiaal
Aantal waarnemingen (aantal vondsten per waarneming niet meegenomen) Paleolithicum Vuursteen 1 Mesolithicum Vuursteen 5 Neolithicum Vuursteen 1 Late Bronstijd Keramiek 1 Vroege IJzertijd Keramiek 1 IJzertijd Keramiek 9 Late IJzertijd en IJzertijd - Romeinse Tijd Keramiek 4 Romeinse Tijd Keramiek 13 Midden Romeinse Tijd Keramiek 8 Middeleeuwen (algemeen) Keramiek 4 Vroege Middeleeuwen A Keramiek 1 Vroege Middeleeuwen C Keramiek 4 Late Middeleeuwen (algemeen) Keramiek 19 Late Middeleeuwen A Keramiek 16 Late Middeleeuwen B Keramiek 7 Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd Keramiek 3 Nieuwe Tijd Keramiek 2 Tabel 1. Overzicht van het aantal waarnemingen uit een bepaalde periode in het dekzandruggencomplex rondom het plangebied. Uit de bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat er een relatief groot aantal waarnemingen is van archeologische resten uit het Mesolithicum, de IJzertijd, de Romeinse Tijd en de Late Middeleeuwen.
9
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
Blijkbaar werd het dekzandruggencomplex in deze perioden intensief gebruikt en is er dus vooral een hoge verwachting voor de eventuele aanwezigheid van resten uit deze perioden. De resten uit het Mesolithicum, de IJzertijd en de Romeinse Tijd worden vooral verwacht op de overgang het humeuze dek naar het schone dekzand. De resten uit de Late Middeleeuwen kunnen zowel onder als in het opgehoogde humeuze dek aanwezig zijn. 2.4. (Historisch) landgebruik en mogelijke verstoringen De oudste beschikbare kaart van het plangebied dateert uit 1811-32 (bijlage 6). Ten minste vanaf deze periode is het plangebied in gebruik geweest als akker. Op de zuidelijke strook van het plangebied stonden bomen voor hakhout. Tot en met de uitvoering van dit onderzoek is het gebruik van het plangebied weinig veranderd. Tot enkele jaren geleden was het plangebied een akker, maar ten tijde van het veldonderzoek lag het braak en was het terrein aangepast voor het gebruik als een privé-crossbaan voor kinderen met enkele kuilen van maximaal 40 cm diepte en ophogingen, waarbij de ondergrond mogelijk in lichte mate is verstoord. Op het zuidelijke deel van het perceel stonden bomen geplant voor verkoop. De percelering in het plangebied is gewijzigd, maar zonder ingrijpende veranderingen in het plangebied. Vanwege het gebruik van het plangebied zijn er geen kabels of leidingen aangelegd. 2.5. Gespecificeerd verwachtingsmodel Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat de bodemopbouw in het plangebied onverstoord is. Het is mogelijk om archeologische resten vanaf de vorming van de dekzandrug in het Laat Paleolithicum aan te treffen op de overgang van het humeuze dek naar het schone dekzand. Archeologische resten uit de steentijden zijn zeldzaam door de lage bevolkingsdichtheid, waardoor de kans op het aantreffen van deze resten per definitie niet groot is. Uit het onderzoek naar de waarnemingen binnen het dekzandruggencomplex is gebleken dat er slechts zeven vondsten uit deze periode aangetroffen zijn. Hiervan zijn er vijf uit het Mesolithicum, waardoor het landschap in deze periode gunstig bleek voor bewoning en resten uit deze periode een hogere verwachting hebben. Mogelijke resten uit het Laat Paleolithicum en Mesolithicum betreffen met name vuursteen en houtskool. Overige materialen die werden gebruikt waren vermoedelijk organisch maar zijn niet geconserveerd gebleven vanwege de slechte conserveringsomstandigheden in het zand en met de lage grondwaterstand en vanwege de ouderdom en duurzaamheid van het materiaal van de resten. Vanaf het Neolithicum ontstonden er permanente nederzettingen, waardoor de kans op het aantreffen van archeologische resten vanaf deze periode groter is. Archeologische resten kunnen met name bestaan uit aardewerk, houtskool, vuursteen en vanaf de Bronstijd tevens uit metalen. Vanaf de Romeinse Tijd werd tevens baksteen gebruikt waardoor het vanaf die tijd mogelijk is om bouwpuin in de vorm van baksteen en cement aan te treffen. Naast baksteen kan gebakken leem duiden op de aanwezigheid van woningen, al vanaf het Neolithicum. Archeologische resten uit de periode vanaf de IJzertijd tot en met de Romeinse Tijd komen in de omgeving van het plangebied regelmatig voor. Dit duidt op het gebruik van het dekzandcomplex in deze periode, waardoor de verwachting voor deze specifieke periode hoog is. Archeologische resten vanaf de (Late) Middeleeuwen worden verwacht zowel onder als in het humeuze ophogingsdek. Het grote aantal waarnemingen uit deze periode, uitsluitend keramiek, duidt op het gebruik van het gebied in deze periode. Waarschijnlijk is echter een groot aantal van deze vondsten als afval met de mest op de akkers terecht gekomen, waardoor er geen bebouwing te de verwachten is. Op basis van kaartmateriaal is er in elk geval vanaf het begin van de 19 eeuw geen bebouwing in het plangebied aanwezig geweest. Om het verwachtingsmodel te toetsen en waar nodig aan te vullen en om te controleren in hoeverre de bodemopbouw in het plangebied nog intact is, is er een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd.
10
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
3. Veldonderzoek 3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek, verkennende en karterende fase door middel van boringen, is om de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen en waar nodig aan te passen en het systematisch onderzoeken van het plangebied op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen. Tijdens het veldonderzoek wordt vastgesteld waar de oorspronkelijke bodemopbouw intact is gebleven en waar niet. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden. Kansarme zones worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor de volgende fasen. Het veldonderzoek bestond uitsluitend uit een booronderzoek. Een veldkartering bleek niet mogelijk vanwege de aanwezige begroeiing in het plangebied. 3.2. Werkwijze In het plangebied aan de Heesterseweg zijn zes boringen gezet (Bijlagen 3 en 4) met een diepte van maximaal 2,0 m en ten minste 20 cm in de onverstoorde C-horizont. Deze boringen zijn verdeeld over het plangebied, in een grid van 30 bij 30 m in zoverre de onregelmatige vorm van het plangebied dit toeliet (Tol e.a. 2006). Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. Door middel van deze onderzoeksmethode is het mogelijk om verstoringen te bemerken en de aanwezigheid van archeologische resten uit het Paleolithicum en Mesolithicum te inventariseren op een snelle en doelgerichte manier zonder de ondergrond te verstoren. Het veldonderzoek is uitgevoerd door drs. L. Haaring (prospector MA) en drs. A.M.H.C. Koekkelkoren (archeoloog). De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma TerraIndex van I.T. Works. De locaties van de boringen (x- en y-waarden) zijn ingemeten vanuit de perceelsgrenzen. De hoogtes van de boringen (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het Actueel Hoogtebestand van Nederland. De opgeboorde monsters zijn door middel van zeven (maaswijdte 1 mm) onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerk, baksteen, vuursteen, huttenleem en bot. 3.3. Resultaten 3.3.1. Lithologie en geologie De ondergrond in het plangebied bestaat uit een pakket zwak siltig, fijn tot zeer fijn geelkleurig dekzand waarin enkele leemlaagjes aanwezig zijn beneden een diepte van circa 70 cm –mv (circa 5,1 m NAP). Op het gele dekzandpakket is een zwak tot matig humeus pakket van zwak siltig, fijn zand aanwezig met een dikte van gemiddeld 50 cm. 3.3.2. Bodemopbouw De bovenste bodemlaag van het plangebied bestaat uit een humeus pakket dat waarschijnlijk grotendeels is opgebracht door de mens. Dit pakket, de A-horizont, is in totaal 45-65 cm dik. In boringen 3 en 6 is onder de A-horizont een zwak humeuze laag aanwezig, de B-horizont, die ontstaan is door inspoeling van de humeuze stoffen en ijzeroplossingen uit de bovengelegen A-horizont. In de andere boringen zijn de humeuze lagen verstoord door graafwerkzaamheden of ploegen (bijlage 8). Deze waarneming is gebaseerd op de vlekken sterk humeus zand en geel dekzand die in de humeuze lagen zijn aangetroffen. Daarnaast is er in het noorden van het plangebied in de A-horizont, op een diepte van circa 30-35 cm –mv (5,3-5,4 m NAP), een laagje aangetroffen dat bestaat uit circa 1-2 cm geel zand met daaronder 2-3 cm sterk humeus zand. De verstoringen reiken in het noorden van het plangebied tot een diepte van circa 45 cm –mv. In het zuid(west)en reiken de verstoringen circa 70 tot 100 cm –mv. In het midden en het zuidoosten van het plangebied, rondom boringen 3 en 6, is de bodemopbouw onverstoord. De bodem in dit deel van het plangebied wordt geclassificeerd
11
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
als een laarpodzol. Bij boring 6 is er bovendien mogelijk sprake van een begraven A-horizont op een diepte van circa 40 tot 45 cm –mv. Een dergelijke begraven A-horizont kan duiden op een oude akkerlaag. 3.3.3. Archeologische indicatoren Tijdens het veldwerk zijn geen dateerbare archeologische resten aangetroffen. Tijdens het zeven van de bovenste lagen zijn diverse fragmenten houtkool (max. circa 4 mm) en kleine puntjes aardewerk/baksteen aangetroffen die te klein waren voor datering. Deze resten zijn allemaal in humeuze lagen aangetroffen, waardoor de meeste resten uit een verstoorde context afkomstig zijn. In de onverstoorde boring 3 zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In boring 6 zijn op een diepte van 30 tot 60 cm –mv twee houtskoolfragmenten en twee baksteenfragmenten aangetroffen, alle minder dan 4 mm groot. Deze resten zijn mogelijk afkomstig uit een begraven A-horizont op een diepte van 40 tot 45 cm –mv, maar vanwege de monstername is het ook mogelijk dat ze uit de erboven of eronder gelegen laag afkomstig zijn. 3.4. Interpretatie De ondergrond van het plangebied bestaat uit dekzand. Het dekzandlandschap is gevormd in het Laat Paleolithicum. Op het toenmalige oppervlak, het dekzand, is het mogelijk om archeologische resten aan te treffen vanaf de vorming van het dekzandlandschap tot het dekzand werd afgedekt met een humeuze laag. De archeologische resten die aanwezig zijn op het dekzand, kunnen worden aangetroffen in de top van het (gele) zand of in de overgang met de bovenliggende humeuze laag. Door menselijk handelen kan het oude dekzandoppervlak verstoord zijn geraakt, waardoor archeologische resten niet meer in situ liggen, maar verspreid zijn geraakt tot aan het maaiveld, of zelfs geheel zijn verdwenen. In de humeuze laag zijn door het ophogen met onder andere huisafval en het omploegen van de onderliggende lagen nog archeologische resten aanwezig in de vorm van houtskool- en baksteenspikkels. Deze resten zijn moeilijk of niet te dateren en classificeren als een bepaald type. Door het ploegen van de ondergrond in de periode dat het plangebied nog in gebruik was als akker, ste namelijk tot het einde van de 20 eeuw, is de ondergrond regelmatig omgewerkt. Hierbij zijn eventuele archeologische resten verstoord geraakt. Bij het veldonderzoek en het zeven zijn er geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op een vindplaats in de (onverstoorde) overgang van het dekzand naar de humeuze laag vanaf het Laat Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen/ Nieuwe Tijd of uit de humeuze laag uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe Tijd. Het uitblijven van archeologische indicatoren bewijst echter niet de afwezigheid van archeologische resten en sporen. In boring 6 is er wel nog een intact begraven oppervlak aangetroffen. Bij het zeven van deze en de humeuze lagen erboven en eronder, zijn er twee fragmenten houtskool en twee fragmenten baksteen aangetroffen. Het is niet duidelijk of deze archeologische indicatoren uit de begraven bodem afkomstig zijn. Het type vondsten en hun grootte (≤4 mm) maken het echter niet waarschijnlijk dat het hier gaat om een oude woonlaag waarbij er een grote kans is op het aantreffen van archeologische resten. Desalniettemin kan er voor het deel van het plangebied rondom boring 6, evenals rondom de onverstoorde boring 3 worden gesteld dat het mogelijk is om archeologische resten aan te treffen op basis van de onverstoorde bodemopbouw.
12
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
4. Conclusie en aanbevelingen In opdracht van dhr. van der Heijden zijn in april 2011 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO) verkennende en karterende fase door middel van boringen, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de kruising van de Heesterseweg met de Leiweg in Geffen, gemeente Maasdonk. 4.1. Conclusie en beantwoording vraagstelling Het bureauonderzoek heeft uitgewezen dat het plangebied is gelegen in een gebied met dekzandruggen waarop mogelijk een plaggendek is ontstaan. Dit zou betekenen dat het plangebied in het verleden een gunstige locatie was voor vestiging en dat het mogelijk vanaf de Late Middeleeuwen is gebruikt als akker waarbij de akkers zijn opgehoogd met een humeus dek van ten minste 50 cm dikte. Mogelijk worden er onverstoorde archeologische resten aangetroffen vanaf de vorming van het landschap in het Laat Paleolithicum tot en met de vorming van het humeuze dek in de Late Middeleeuwen. De kans op het aantreffen van intacte archeologische resten is groter vanwege de dikte van de humeuze laag, waardoor het oude oppervlak van het dekzandlandschap beschermd tegen verstoringen door het ploegen van de akkers. Uit het veldonderzoek is gebleken dat de bodemopbouw in het plangebied grotendeels is verstoord, met uitzondering van het midden en zuidoosten van het plangebied. In de verstoorde delen zijn aanwijzingen gevonden dat het oude oppervlak vanaf het Laat Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen is verstoord. Archeologische indicatoren die hier zijn aangetroffen, waaronder houtskool en baksteen, zijn niet in situ aanwezig. In de onverstoorde delen van het plangebied is een begraven bodem aangetroffen, een A-horizont, op een diepte van 5,48 tot 5,43 m NAP, circa 40 tot 45 cm –mv. Hieruit blijkt dat de onderliggende lagen waarschijnlijk nog intact zijn. In het onverstoorde oude oppervlak is het nog mogelijk om archeologische resten aan te treffen. Vanwege de hoge concentraties vondsten die worden verwacht uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum, was het aannemelijk dat deze resten werden aangetroffen door middel van het karterend onderzoek. Het is daarom onwaarschijnlijk dat er archeologische resten uit deze perioden aanwezig zijn in het plangebied. Het blijkt mogelijk dat archeologische resten aanwezig zijn uit het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen/ Nieuwe Tijd en met name rondom de Romeinse Tijd. Deze zouden aanwezig kunnen zijn direct onder de begraven A-horizont. Er geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de Late Middeleeuwen in het humeuze dek of de begraven A-horizont, maar deze resten zijn waarschijnlijk verstoord door het ploegen. 4.2. Aanbevelingen Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied grotendeels verstoord is, maar dat in het midden en zuiden van het plangebied de ondergrond onverstoord is. De geplande werkzaamheden zullen grotendeels plaatsvinden binnen het onverstoorde deel van het plangebied (bijlage 8). De funderingen van de woning zullen naar verwachting reiken tot in het schone dekzand, dus tot in het verwachte archeologisch niveau. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen dan bij de graafwerkzaamheden verstoord worden. Op basis van de archeologische verwachting en de geplande werkzaamheden wordt aanbevolen om archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Dit is alleen noodzakelijk voor de onverstoorde delen van het te bebouwen gebied. Een gunstige vorm van vervolgonderzoek in het plangebied is het proefsleuvenonderzoek. Hierbij kan worden onderzocht of er archeologische resten en sporen aanwezig zijn in het plangebied. NB. Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval het Monumentenhuis Brabant / Gemeente Maasdonk. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. IDDS Archeologie wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen.
13
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
Voor alle gravende onderzoeken, waaronder proefsleuven of een begeleiding, dient voorafgaand aan de uitvoering van het onderzoek een Programma van Eisen geschreven te worden. Dit Programma van Eisen moet goedgekeurd worden door de bevoegde overheid (Gemeente Maasdonk) alvorens met het onderzoek kan worden begonnen. 4.3. Betrouwbaarheid Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden.
14
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
Geraadpleegde bronnen ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Noord-Brabant 1:25.000, Den Haag. Bakker, H. de, 1966: De subgroepen van het systeem van bodemclassificatie voor Nederland. In: Boor en Spade: verspreide bijdragen tot de kennis van de bodem van Nederland, deel 15. Stichting voor Bodemkartering (Wageningen) Berendsen, H.J.A., 2005 (1997): Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s, Assen. 3
Berendsen, H.J.A., 2004 (1996): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen. 4
Bosman, A.V.A.J., 2010: Archeologische verwachtingskaart Maasdonk, Past2Present-rapport 511. Centraal College van Deskundigen, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda. Houtgast, R.F./ R.T. van Balen, 2000: Neotectonics of the Roer Valley Rift System, the Netherlands, Global and Planetary Change 27, issues 1-4, 2000, p. 131-146 Koekkelkoren, A.M.H.C./ A.W.E. Wilbers, 2011: Plan van aanpak. Leiweg/Heesterseweg in Geffen, gemeente Maasdonk, Noordwijk (Intern rapport, Becker & Van de Graaf). Mulder, E.F.J. de/ M.C. Geluk/ I.L. Ritsema/ W.E. Westerhoff/ T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. SIKB, 2008: Archeologische standaard boorbeschrijving, Archeologie Leidraad, Gouda. Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, 1982: Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000, blad 45 ‘s-Hertogenbosch, Wageningen / Haarlem. Stichting voor Bodemkartering, 1976: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 45 Oost ‘sHertogenbosch, Wageningen. Tol, A.J. et al., 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel: karterend booronderzoek. Vervloet, J.A.J., 2000: Het oude landschap van de zandgebieden, in: Barends, S. et al.: Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering, Utrecht, p 104 – 127.
Websites watwaswaar.nl
historische kaarten in Nederland per locatie
www.ahn.nl/viewer
NAP-hoogtes van Nederland
www.bodemloket.nl
gegevens over de ondergrond in Nederland
www.kich.nl
bouwhistorische waarden in Nederland
15
B&G rapport 1214 Versie 1.5 (definitief)
Lijst van afkortingen en begrippen Afkortingen Archis AMK CHW GPS IKAW KNA mv NAP PvA PvE RCE
Archeologisch Informatie Systeem Archeologische Monumenten Kaart Cultuurhistorische Waardenkaart Global Positioning System Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie maaiveld (het landoppervlak) Normaal Amsterdams Peil Plan van Aanpak Programma van Eisen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Verklarende woordenlijst antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt Edelmanboor een handboor voor bodemonderzoek esdek (plaggendek) dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem in situ in de oorspronkelijke context, onverstoord leem samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25% klei silt zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm
16
Bijlage 1: Topografische kaart
415000
417000
º
0 161000
163000
Projectnummer: 28180411 Projectnaam: Geffen, Leiweg Heesterseweg Legenda Plangebied
500 m
Bijlage 2: Archis-informatie !
16836
7504 40993 7506 417000
º
424024 !415492 38507 43341 42826
42381
!
409669
7505 41695 42067
421189
( 37628 !
412282
44356
42796
44530
403731
( 18780
44357
407056410111
14273
( !
14272!
!
17211
416000
!
36596
22170 40803
10658
0 161000
500 m
162000
163000
Projectnummer: 28180411 Projectnaam: Geffen, Leiweg Heesterseweg Legenda ( !
vondstmeldingen
IKAW
waarnemingen
lage trefkans (water)
onderzoeksmeldingen
hoge trefkans (water)
Plangebied
monumenten
Archeologische waarde
middelhoge trefkans (water) lage trefkans water
Terrein van archeologische betekenis
middelhoge trefkans
Terrein van hoge archeologische waarde
hoge trefkans
Terrein van archeologische waarde
ongekarteerd
Terrein van zeer hoge archeologische waarde
zeer lage trefkans
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
Bijlage 3: Locatiekaart
º
416800
7a
2
! .
1
Le
iw e
g
! .
3
6
! .
! .
5
! . 4
! . 416700
22
H
sew te r s e e
eg
0 161600
50 m 161700
Projectnummer: 28180411 Projectnaam: Geffen, Leiweg Heesterseweg Legenda ! .
Boring
Plangebied
Bijlage 4: Boorprofielen
Boring:
01
Boring:
02
Boring:
03
X:
161573
X:
161614
X:
161601
Y:
416781
Y:
416788
Y:
416756
Hoogte (m NAP):
5,63
Hoogte (m NAP):
5,78
Hoogte (m NAP):
5,79
563
0
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, grijsbruin
578
0
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, grijsbruin, top zand is 2 cm humeus laagje
579
0
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, grijsbruin
533
518
50
498
549
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, bruin, inspoelingshorizont Bh, top bestaat uit 1 cm geel (omgewerkt dek)zand en 2 cm een zwart humeus laagje
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, beige, Bh
543
533
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, bruin Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, geel
50
529
50
Zand, zeer fijn, zwak siltig, lichtbruin, Ch
Zand, zeer fijn, zwak siltig, grijs, BCh Zand, zeer fijn, zwak siltig, grijs
508
509
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, laagjes leem, grijs
483
Zand, zeer fijn, zwak siltig, grijs
Zand, zeer fijn, sterk siltig, matig roesthoudend, laagjes leem, grijs, roestconcreties 489
463
100
478
100
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, grijs
100
459
0
Boring:
04
Boring:
05
Boring:
06
X:
161583
X:
161627
X:
161652
Y:
416715
Y:
416729
Y:
416755
Hoogte (m NAP):
5,94
Hoogte (m NAP):
6,04
Hoogte (m NAP):
5,88
594
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, grijsbruin
0
604
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, grijsbruin, Ah
0
564
588
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, grijsbruin
558
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak baksteenhoudend, bruin, Bh 50
569
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, bruin, Ah 50
548 543
50
538
549
529
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, geelbruin, verstoorde laag met geel zand, humeuze dleen en roest
100
494
Zand, zeer fijn, sterk siltig, lichtbruin
534 531
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, bruin Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin, iets humeuzer
Zand, zeer fijn, zwak siltig, bruin, vlekkering, verrommeld met geel dekzand
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak humeus, lichtbruin, inspoelingslaag BCh
Zand, zeer fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwartbruin
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, geel
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, grijs, roestconcreties 100
504
100
488
484
Zand, zeer fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, laagjes leem, grijs
150
444
getekend volgens NEN 5104
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
Legenda afkortingen Archeologische Boorbeschrijving (conform ASB 2008) Percentages en Mediaan Klasse Zandmediaan Uiterst fijn 63-105 µm Zeer fijn 105-150 µm Matig fijn 150-210 µm Matig grof 210-300 µm Zeer grof 300-420 µm Uiterst grof 420-2000 µm Nieuwvormingen (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Afkorting Nieuwvormingen FEC IJzerconcreties FFC Fosfaatconcreties FOV Fosfaatvlekken MNC Mangaanconcreties ROV Roestvlekken VIV Vivianiet VKZ Verkiezeling ZAV Zandverkittingen Bodemkundige interpretaties Code Bodemkundige interpretaties BOD Bodem BOV Bouwvoor ESG Esgrond GLE Gleyhorizont HIN Humusinspoeling INH Inspoelingshorizont KAT Katteklei KBR Klei, brokkelig LOO Loodzand MOE Moedermateriaal OMG Omgewerkte grond OPG Opgebrachte grond OXR Oxidatie-reductiegrens POD Podzol RYP Gerijpt TKL Top kalkloos TRP Terpaarde UIT Uitspoelingshorizont VEN Vegetatieniveau VNG Gelaagd vegetatieniveau VRG Vergraven
Bodemhorizont Code Bodemhorizont BHA A-horizont BHAB BHAC BHAE BHB BHBC BHC BHE BHEB BHO BHR
AB-horizont AC-horizont AE-horizont B-horizont BH-horizont C-horizont E-horizont EB-horizont O-horizont R-horizont
Omschrijving Minerale bovengrond Overgangshorizont Overgangshorizont Overgangshorizont Inspoelingshorizont Overgangshorizont Uitgangsmateriaal Uitspoelingshorizont Overgangshorizont Strooisellaag Vast gesteente
Sedimentaire karakteristiek, laaggrens Afkorting Afmeting Klasse overgangszone BDI ≥ 3,0 - < 10,0 cm Basis diffuus BGE ≥ 0,3 - < 3,0 cm Basis geleidelijk BSE < 0,3 cm Basis scherp Kalkgehalte Code Kalkgehalte CA1 Kalkloos CA2 Kalkarm CA3 kalkrijk Archeologische indicatoren (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Code Omschrijving AWF Aardewerkfragmenten BST Baksteen GLS Glas HKB Houtskoolbrokken HKS Houtskoolspikkels MXX Metaal OXBO Onverbrand bot OXBV Verbrand bot SGK Gebroken kwarts SLA Slakken/sintels SVU Vuursteen SXX Natuursteen VKL Verbrande klei VSR Visresten
Bijlage 5: Periodentabel
416750
417000
Bijlage 6: Kadasterkaart Minuutplan 1811-1832
º 0 161500
161750
Projectnummer: 28180411 Projectnaam: Geffen, Leiweg Heesterseweg Legenda Plangebied
50 m
Bijlage 7: Topografische kaart 1956
416000
417000
º
0 161000
162000
Projectnummer: 28180411 Projectnaam: Geffen, Leiweg Heesterseweg Legenda Plangebied
250 m
416800
Bijlage 8: Verstoringenkaart met geplande woning
2
1
3 416750
6
5
416700
4
He
e rs es t
e ew
g
0 161550
161600
161650
Projectnummer: 28180411 Projectnaam: Geffen, Leiweg Heesterseweg Legenda Boring Plangebied Verstoring
25 m