Archeologisch bureauonderzoek
Heindertweg, Aarle-Rixtel Gemeente Laarbeek B&G rapport 1020
Colofon Projectnummer Auteurs Redactie Versie Status
20960410/42453 H.W.D. van den Engel BA, drs. S. Moerman Dr. A.W.E. Wilbers 1.4 concept
Autorisatie Dr. A.W.E. Wilbers
Senior Prospector
02-09-2010
Goedkeuring Mevr. L. Bongenaar
Opdrachtgever
© Becker & Van de Graaf bv Noordwijk, augustus 2010 ISSN 1879-3711
Beleidsmedewerker Gemeente
AGEL Adviseurs Dhr. G. Moret Postbus 4156 4900 CD Oosterhout
Protocol 4002
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
SAMENVATTING: In opdracht van AGEL Adviseurs heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf in augustus 2010 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd aan de Heindertweg te Aarle-Rixtel. Aanleiding voor dit onderzoek is de geplande herontwikkeling van het plangebied. De huidige bebouwing zal worden gesloopt en er zal een nieuw voorzieningencluster gebouwd worden. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied direct aan de oude kern van Aarle grenst en waarschijnlijk op een oude akker met een esdek gebouwd is. In het plangebied kunnen archeologische waarden voorkomen vanaf het Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd, met een verhoogde verwachting voor de Vroege Middeleeuwen. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een archeologisch booronderzoek. Geadviseerd wordt om over eventuele nadere maatregelen overleg te voeren met het bevoegd gezag, de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente Laarbeek, mevr. L. Bongenaar (tel: 0492-469791).
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
INHOUDSOPGAVE: ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ............................................................... 4 1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5
1.1. Aanleiding ............................................................................................................................... 5 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek............................................................................... 5 1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied ........................................................................... 5 1.4. Werkwijze ................................................................................................................................ 6 2. GEOMORFOLOGIE EN BODEM ..................................................................................................... 8
2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap en geologie ..................................................................... 8 2.2. Geomorfologie ......................................................................................................................... 9 2.3. Bodem ................................................................................................................................... 10 3. ARCHEOLOGISCHE EN HISTORISCHE INFORMATIE ............................................................... 11
3.1. Korte geschiedenis van Aarle-Rixtel ..................................................................................... 11 3.2. Archeologie ........................................................................................................................... 11 3.3. Historische situatie ................................................................................................................ 14 3.4. Huidig landgebruik en verstoringen ...................................................................................... 14 4. VERWACHTINGSMODEL .............................................................................................................. 17 5. BEANTWOORDING VRAAGSTELLINGEN EN AANBEVELINGEN ............................................ 18
5.1. Beantwoording vraagstelling ................................................................................................. 18 5.2. Aanbevelingen ...................................................................................................................... 18 5.3. Betrouwbaarheid ................................................................................................................... 18 GERAADPLEEGDE BRONNEN ........................................................................................................ 19 LIJST VAN AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN .................................................................................. 20
BIJLAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Topografische kaart Archis-informatie Overzicht plangebied Periodentabel Historische kaart 1811-32 Historische kaart 1897 Historische kaart 1953
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
Administratieve gegevens van het plangebied Toponiem
Heindertweg
Onderzoeksmeldingsnummer
42453
Plaats
Aarle-Rixtel
Gemeente
Laarbeek
Kadastrale aanduiding
Aarle-Rixtel G 1823, 2824
Provincie
Noord-Brabant
Coördinaten Centrum Hoekpunten
172.548/391.404 172.504/391.447 (NW) 172.516/391.339 (ZW) 172.594/391.366 (ZO) 172.576/391.457 (NO)
Oppervlakte plangebied
7935 m2
Onderzoekskader
Bouwvergunning
Opdrachtgever
AGEL Adviseurs Contactpersoon: dhr. G. Moret Postbus 4156 4900 CD Oosterhout Tel: 0162-456481
Uitvoerder
Becker & Van de Graaf bv Contactpersoon: dhr. H.W.D. van den Engel, BA Postbus 126 2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-3326888 Email:
[email protected]
Bevoegde overheid
Gemeente Laarbeek Afdeling Monumenten Contactpersoon: mevr. L. Bongenaar Postbus 190 5740 AD Beek en Donk Tel: 0492-469791 Email:
[email protected]
Beheer en plaats van documentatie
Becker & Van de Graaf, Noordwijk, tot deponering bij het archeologisch depot van de provincie NoordBrabant
Uitvoeringsperiode onderzoek
Augustus 2010
4
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
1. Inleiding 1.1. Aanleiding In opdracht van AGEL Adviseurs heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in augustus 2010 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een locatie aan de Heindertweg in Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek. De aanleiding voor dit onderzoek is de sloop van de huidige bebouwing. In het plangebied zal een combinatie van kinderopvang, peuterspeelzaal en lagere school gebouwd worden. Graafwerkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling zullen zorgen voor een bodemverstoring tot een nog onbekende diepte daar de definitieve plannen nog niet vastgesteld zijn. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden. 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde verwachting voor het plangebied. Dit gebeurt aan de hand van bestaande bronnen over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Op basis van de resultaten van het onderzoek worden aanbevelingen gedaan over eventueel behoud of vervolgonderzoek. Om dit doel te kunnen realiseren, wordt op de volgende vragen een antwoord gegeven: •
Is op de locatie naar verwachting nog een bodemarchief aanwezig?
•
Wat is (naar verwachting) de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
Indien het bureauonderzoek niet of onvoldoende antwoord kan geven op bovenstaande vragen: •
Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de vragen 1 en 2 voldoende te kunnen beantwoorden?
Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1 (Centraal College van Deskundigen 2006). Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 4. Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen). 1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied De ligging van het onderzochte gebied, oftewel het plangebied, is weergegeven in bijlage 1. Het plangebied ligt in Aarle-Rixtel, gemeente Laarbeek, Noord-Brabant. Het plangebied wordt omsloten door de Heindertweg in het westen, de Schoolstraat in het zuiden en oosten en bebouwing in het 2 noorden (zie figuur 1). Het heeft een oppervlakte van circa 7.935 m . De ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in bijlage 3. Om tot een gespecificeerde verwachting voor het plangebied te komen, is niet alleen gekeken naar bekende gegevens over het plangebied zelf maar ook naar de omgeving. Voor het totale onderzochte gebied, oftewel het onderzoeksgebied, is als begrenzing een straal van circa 850 m rondom het plangebied gekozen. De straal van 850 m is dusdanig gekozen dat waarschijnlijk verschillende landschappelijke eenheden worden beslagen die aanwezig kunnen zijn in het bebouwde plangebied. Eveneens worden door de gekozen radius verscheidene archeologische onderzoeken meegenomen die in de nabijheid van het plangebied liggen en zodoende aanwijzingen kunnen geven voor de mogelijkheid van de aanwezigheid van materiële restanten van menselijke activiteiten in het plangebied.
5
Heindertweg
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
Dorpsstraat
Figuur 1: De inrichting van het plangebied, de begrenzing in rood (bron: Google Earth 2005).
1.4. Werkwijze Bij het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied. Er is gebruik gemaakt van informatie uit de onderstaande lijst. Deze gegevens zijn aangevuld met relevante informatie uit beschikbare achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst).
Archeologie • Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) • Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant • Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)
6
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
Bodemkaarten en geomorfologische kaarten • Bodemkaart 51 Oost Eindhoven (Stichting voor Bodemkartering 1981) • Geomorfologische kaart 51 (Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, 1977) Historische kaarten Aanvullende historische informatie is verkregen uit op watwaswaar.nl beschikbaar historisch kaartmateriaal Archief Het gemeentearchief van de gemeente Laarbeek is geraadpleegd. Overige informatie • www.bodemloket.nl • www.dinoloket.nl • www.laarbeek.nl • Heemkundekring Barthold van Heessel, dhr. Beniers • J. Coenen “Van Ricstelle tot Aarle-Rixtel”
7
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
2. Geomorfologie en bodem 2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap en geologie Aarle-Rixtel is gelegen in de Roerdal Slenk, (figuur 2: Roer Valley Graben), een laaggelegen gebied in Noord Brabant dat gesitueerd is tussen de Peelhorst of Peelrandbreuk (“Peel Boundary Fault”, grofweg de lijn Roermond-Deurne-Uden-Lith) en de Kempenhorst (“Campine High”, grofweg de lijn Luyksgestel-Gilze en Rijen-Oosterhout, zie figuur 2). Tektonische krachten hebben deze slenk gevormd, waarbij de aangrenzende horsten omhoog werden gedrukt terwijl tegelijkertijd het tussenliggende gebied (de slenk) daalde (Berendsen 2005, De Mulder et al. 2003). De slenk is sinds het Vroeg-Tertiair (ongeveer 65 miljoen jaar geleden) opgevuld met een pakket voornamelijk riviersediment van 1400 meter dik.
Figuur 2: De breukranden rondom het plangebied, het plangebied ligt ongeveer onder de rode ster (Schokker 2003).
Vanaf het Midden-Pleistoceen (ongeveer 850.000 jaar geleden) stroomden de Rijn en Maas niet meer door de Roerdal Slenk en kon er, voornamelijk door de wind, een pakket terrestrisch sediment worden afgezet van ongeveer 35 meter dik (Schokker 2003). De bovenste meters van dit pakket bestaan voornamelijk uit door de wind meegevoerde (eolische) zanden, die afkomstig zijn uit het destijds droog liggende Noordzeebekken, en die hier zijn afgezet gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (120.000 tot 10.000 jaar geleden). Dit dekzand is onderdeel van de Formatie van Boxtel (Schokker 2003; Schokker et al. 2003). De afzetting van het dekzand ging in verschillende fases, 1 waarbij in tijden van verminderde aanvoer bodemvorming kon optreden . Daarnaast komen in de slenk kleine beekdalen voor waarin kleiige sedimenten werden afgezet of hier en daar veen ontstond. 1 Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde laag van Usselo, een bodem die is gevormd gedurende het Allerød, een warmere periode tussen 12.000 en 11.000 jaar geleden.
8
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
Figuur 3: verspreiding van grote dekzandruggen in het Brabantse dekzandgebied, het plangebied ligt ongeveer onder de rode ster (Berendsen 2005).
In de periode tussen ongeveer 40.000 en 30.000 jaar geleden (een minder koude periode van het Weichselien, genaamd de Hengelo en Denekamp interstadialen) was in grote delen van de slenk een vochtig open landschap aanwezig met permafrost condities en hier en daar ondiep open water. In deze situatie werd zelfs het fijnste door de wind verplaatste materiaal ingevangen en ontstonden relatief dikke lagen leem. Deze leemlagen staan bekend als het Laagpakket van Liempde (onderdeel van de Formatie van Boxtel) (Schokker 2003; Schokker et al. 2003) maar wordt ook wel Brabants 2 leem genoemd. Tussen 30.000 en 10.000 jaar geleden is er op de leemlagen, in verschillende fases, nog een dik pakket dekzand afgezet. Vooral in de laatste fases van het Weichselien, het Vroege- en Late-Dryas (20.000-10.000 geleden) is het dekzand opgeblazen in grote zuidwest – noordoost lopende dekzandruggen (Berendsen 2005) (Figuur 3). Gedurende het Holoceen (10.000 jaar geleden tot heden) is lokaal op deze dekzandruggen het zand door ontbossing weer mobiel geworden en zijn uitgestrekte stuifzandgebieden ontstaan (Berendsen 2005, Mulder et al. 2003). Naast de depositie van grondlagen heeft de combinatie van regionale tektoniek en de dekzandruggen geleid tot het ontstaan van het huidige afwateringspatroon. De aanwezigheid van de Roerdal Slenk en de Peelhorst hebben samen met de evenwijdig liggende dekzandruggen geleid tot het ontstaan van beken die afwateren in het noorden op de Maas. 2.2. Geomorfologie Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied in bebouwd gebied. Vanwege daarmee gepaard gaande mogelijke bodemverstoringen zoals veroorzaakt door huizenbouw en de aanleg van infrastructuur (kabels, leidingen, wegen) kan de oorspronkelijke bodemopbouw verstoord zijn. Kijkend naar de geomorfologische waarden in de omgeving ligt het plangebied waarschijnlijk op een aantal kleinere dekzandruggen met al dan niet een oud landbouwdek (geomorfologische kaartcode 3L5) of op een dekzandvlakte (geomorfologische kaartcode 2M13). Gecombineerd met gegevens over de hoogte, afkomstig van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) ligt het plangebied waarschijnlijk op de flank van een dekzandrug (zie figuur 4).
2 De term Brabants leem wordt algemeen gebruikt om ondiepe voorkomens van een pakket leem in de Brabantse dekzanden aan te duiden, ongeacht of deze van eolische, fluviatiele, lacustriene of mariene oorsprong zijn.
9
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
Archeologische onderzoeken in de zandgebieden van Nederland hebben uitgewezen dat dekzandkopjes en –ruggen, met name in de nabijheid van stromend water, een aantrekkelijke locatie vormden voor menselijke bewoning. Hierop is bewoning mogelijk vanaf het Laat-Paleolithicum. Aarle-rixtel ligt op een “eiland” te midden van diverse kleine stroompjes (zie figuur 4). 2.3. Bodem Op de bodemkaart heeft het plangebied eveneens de waarde “bebouwd gebied”. Op basis van de omgeving kan gezegd worden dat er waarschijnlijk oorspronkelijk een hoge bruine, lage of hoge zwarte enkeerdgrond met leemarm en zwak lemig fijn zand voorkwam met grondwatertrap III, V of VI. Enkeerdgronden zijn gronden met een onvergraven humeuze bovengrond die dikker is dan 50 cm. er zijn echter ook voorbeelden bekend met een dikte van iets meer dan een meter. Een dergelijk (opgebracht) humeus dek wordt ook wel een plaggendek genoemd. Dit dek is ontstaan door het langdurig bemesten van arme zandgronden met potstalmest, bestaande uit een mengsel van plaggen, dierenmest en huisafval. Middels deze methode bleef een akker in deze nutriëntarme omgeving meerdere jaren vruchtbaar. Onder het door plaggenbemesting gevormde humeuze dek dat van oorsprong in het plangebied voorkwam en waar mogelijk nu nog delen van bewaard zijn gebleven kunnen restanten aanwezig zijn van de bovengrond van de oudste akkers die dateren van vóór de ophoging met plaggen. Door het esdek worden eventuele onder die oude akkerlaag gelegen archeologische resten beschermd tegen verstoring door landbewerking. De betekenis van essen voor de archeologie is tweeledig. Enerzijds zijn archeologische sporen van voor de Late Middeleeuwen onder essen in de regel goed geconserveerd. Anderzijds zijn afgedekte vindplaatsen moeilijk op te sporen. Ze bevinden zich meestal buiten het bereik van de ploeg, waardoor weinig tot geen archeologisch materiaal aan de oppervlakte komt. Om deze reden liggen ze als het ware verscholen in het huidige landschap (Vera 2002). Grondwatertrap III betekent dat het grondwater in de winter ondieper ligt dan 40 cm –mv en in de zomer tussen de 80 en 120 cm. Grondwatertrap V betekent dat het grondwaterpeil in de winter ondieper dan 40 cm –mv ligt en in de zomer dieper dan 120 cm. Grondwatertrap VI betekent dat het grondwater in de winter tussen de 40 en 80 cm –mv ligt en in de zomer dieper dan 120 cm –mv. De wisselende grondwaterstand maakt dat onverkoolde organische resten in het plangebied die ondieper voorkomen dan 120 cm –mv slechter tot niet bewaard zullen zijn gebleven door een wisselende blootstelling aan de lucht en water. Bij www.bodemloket.nl waren geen ontgrondingen of saneringen bekend. Uit het raadplegen van de website www.dinoloket.nl van TNO kwam geen bruikbare informatie voort omtrent de bodemopbouw nabij het plangebied.
10
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
3. Archeologische en historische informatie 3.1. Korte geschiedenis van Aarle-Rixtel Aarle-Rixtel is een combinatie van twee oude esdorpen. Een dergelijk dorp is vaak begonnen als een verzameling boerderijen op een dekzandrug. Later is er een klein driehoekig plein aangelegd waarna nieuwe boerderijen hierlangs werden gebouwd. Het plein bleef open terwijl achter de boerderijen de grond werd ontgonnen. Doordat de ontginners dicht bij hun bouwland wilden wonen, ontstonden langs de uitvalswegen nieuwe vestigingen, waarvan de namen vaak eindigend op –straat, -steeg of – eind. Op deze manier kregen de esdorpen een spinnenwebvormig patroon (Berendsen 2005). Op de e historische kaarten tot de jaren ’50 van de 20 eeuw is dit nog goed zichtbaar (watwaswaar.nl), hierna worden de ruimtes tussen de uitvalswegen volgebouwd met woonwijken (zie figuur 5-7). Het plangebied grenst aan de oude kern van Aarle. Van de twee kernen wordt Rixtel als eerste genoemd in officiële stukken, namelijk in 1178. Aarle volgt 70 jaar later. In 1300 krijgen de dorpen van de hertog van Brabant het alleenrecht om gebruik te maken van de woeste gronden om de dorpen. Bestuurlijk werd hiermee ook de basis gelegd voor het huidige territorium. De dorpen zijn aan elkaar gegroeid toen in 1672 een katholieke schuurkerk halverwege de beide kernen werd gebouwd (Coenen 1992). De oude kern van Rixtel wordt tegenwoordig grotendeels in beslag genomen door een textielfabriek. De plaatsen waar de oudste woonkernen van Aarle en Rixtel zich gevormd en ontwikkeld hebben, lijken met zorg gekozen te zijn, niet alleen omdat de bebouwing op natuurlijke verhevenheden tot stand gekomen is, maar ook omdat deze door waterloopjes werd omringd. Zo vindt men in de onmiddellijke nabijheid van de dorpen de riviertjes de Mierle, de Goorloop en de Aa. Deze riviertjes schijnen ook op de vooraanstaande heren, zowel geestelijke als wereldlijke, hun aantrekkingskracht te hebben uitgeoefend, gezien de grote concentratie kastelen en adelijke huizen rondom Aarle-Rixtel, zoals kasteel Croy, kasteel Het Gulden Huys, kasteel Strijpsoord, Huis Ter Smise en meer adellijke huizen. De dorpen zijn door verschillende legers geplunderd en in de as gelegd, maar wisten toch te overleven. (www.laarbeek.nl). 3.2. Archeologie Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant heeft het plangebied de waardering “bebouwd”. Deze waardering betekent dat voor het terrein geen verwachting op basis van landschappelijke waarden te geven valt doordat door bebouwing en infrastructuur de bodemopbouw (diepgaand) verstoord kan zijn. Binnen het plangebied zijn geen terreinen aanwezig die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als waardevol staan aangegeven. Ook zijn er geen waarnemingen en vondsten gemeld en geen eerdere onderzoeken uitgevoerd. Voor de locatie van de vermelde AMK-terreinen en onderzoeken nabij het plangebied, zie bijlage 2 en figuur 4. Uit contact met de heemkundekring is geen extra informatie voortgekomen betreffende het plangebied.
3.2.1. AMK-terreinen Het plangebied ligt direct ten noorden van de monumentale kern van Aarle (AMK-terrein 16834). Dit betreft, volgens de gegevens van het monument, een dorpskern ontstaan voor 1250. Circa 500 m ten noordwesten van het plangebied ligt AMK-terrein 4718, “De Hoge Akkers”. Het terrein heeft een hoge archeologische waarde. Het bevat (waarschijnlijk) een urnenveld uit de IJzertijd en sporen van bewoning uit de Romeinse tijd, Vroege Middeleeuwen en Late Middeleeuwen. Tevens zijn er op dit terrein stukken bewerkt vuursteen gevonden met een datering tussen het LaatPaleolithicum en het Neolithicum en een scherf aardewerk uit de Bronstijd. De aanwezigheid van het urnenveld is onzeker vanwege een waarneming (33020) met gebrekkige gegevens. De waarneming vermeldt dat er urnen gevonden zijn, zonder gegevens omtrent de vondstwijze en datering. AMKterrein 11693 (hoge waarde) grenst direct aan dit monument en bevat sporen van bewoning uit de
11
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
periodes Mesolithicum tot en met de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen. De waarneming in het terrein (44377) betreft een Karolingische fibula. Ten zuiden van Aarle-Rixtel ligt op (de rand van) een dekzandrug een serie AMK-terreinen. Circa 725 m ten zuidwesten van het plangebied ligt AMK-terrein 7759 (lage waarde). Het betreft een terrein met mogelijk sporen van middeleeuwse bewoning. Tijdens veldkarteringen zijn vondsten uit de Middeleeuwen gedaan. AMK-terrein 7758 (hoge waarde), circa 700 m ten zuiden van het plangebied bevat sporen van bewoning daterende tussen het Laat-Paleolithicum en het Neolithicum, uit de IJzertijd en/of de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Het monument is aangemaakt naar aanleiding van aardewerkvondsten gedaan tijdens veldkarteringen. AMK-terrein 68, op een afstand van circa 800 m ten zuiden van het plangebied, betreft een beschermd terrein van zeer hoge waarde met de resten van een middeleeuws versterkt huis, “het Slotje”. Onder een recente ophoging van het terrein zijn de grachten en delen van de bakstenen fundering bewaard gebleven. Het deel van het terrein met de grachten betreft monument 15868, met een zeer hoge archeologische waarde.
Aarle
Rixtel
Figuur 4: De hoogteverschillen van het landschap rondom Aarle-Rixtel. In het rode kader ongeveer het plangebied. Rood staat voor hoog; geel, groen en blauw geven lager gelegen terreinen aan. De vermelde archeologische monumenten liggen op de oranjerode “lobben” ten noordwesten en zuiden van Aarle-Rixtel. Op de hoogtes ten zuidwesten, nabij Geeneind en de Veerkampen, liggen nog meer AMK-terreinen. Duidelijk zichtbaar zijn de beeklopen rondom het dorp en de textielfabriek in het oude centrum van Rixtel (bron: AHN).
12
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
AMK-terrein 11704, circa 825 m ten zuiden van het plangebied, betreft een terrein met sporen van bewoning uit het Mesolithicum en de Late Middeleeuwen. Het monument is aangemaakt naar aanleiding van aardewerkvondsten gedaan tijdens veldkarteringen. AMK-terrein 11703, circa 850 m ten zuiden van het plangebied, betreft een terrein met bewoning uit de Late Middeleeuwen. Het monument is aangemaakt naar aanleiding van aardewerkvondsten gedaan tijdens veldkarteringen. Tevens is er een vuursteenafslag gevonden. Bij een booronderzoek (Archis-onderzoeksmelding 6239) bleek het grootste deel van het terrein verstoord, maar in enkele boringen werd een mogelijk laatmiddeleeuws spoor aangetroffen, mogelijk deel van een huisplaats. Uit enkele boringen werden een scherf vroegmiddeleeuws aardewerk en scherven daterend tussen de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd aangetroffen (waarneming 53370). AMK-terrein 4715, gelegen op circa 850 m ten zuidoosten van het plangebied betreft een terrein met de resten van een laatmiddeleeuwse kerk en bewoningssporen van een nederzetting. Daarnaast zijn er ook scherven aangetroffen uit de Vroege Middeleeuwen. Hier heeft een tevens en hoeve gestaan van de Maltezer ridders. Volgens de beschrijving in Archis is hier ook “het Slotje” te vinden, maar volgens het boek van Coenen gaat het alleen om hoeves.
3.2.2. Onderzoeksmeldingen niet geassocieerd met monumenten Direct aan de overkant van de Heindertweg is een booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmelding 26289). Bij dit onderzoek werd er van uitgegaan dat het desbetreffende plangebied op een dekzandrug lag. Hierbij bleken de verwachtte enkeerdgrond en de top van het dekzand compleet verstoord. Een perceel grenzend aan het voorgaande onderzoek en liggend op circa 135 m ten westen van het huidige plangebied is tevens onderzocht door middel van boringen (onderzoeksmelding 37180). De bodem bleek hier deels wel intact. Onder het door ploegen verrommelde deel van de bodem lagen de restanten van een veldpodzol. De verwachtte enkeerdgrond bleek sub-recentelijk omgezet te zijn, op sommige delen tot de top van de C-horizont. De kans op Paleolithische en Mesolithische sporen werd hierdoor sterk verlaagd. De mogelijke archeologische resten vanaf het Neolithicum liggen op een diepte van 30 tot 40 cm. Dit betreft hetzelfde akkercomplex waar ook het plangebied deel van uitmaakte (zie paragraaf 3.3). Na een bureauonderzoek (onderzoeksmelding 33394) is er een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd, wat deels in de historische kern van Aarle viel, circa 60 m ten zuiden van het plangebied. In het noordelijke gedeeltelijke werden archeologische resten vanaf het Paleolithicum en vooral laatmiddeleeuwse bewoning geassocieerd met Aarle verwacht en in het zuidelijke deel een enkeergrond. Tijdens het veldonderzoek werd 53 cm aan verstoorde grond, 24 cm aan oude bouwvoor en 42 cm aan esdek aangetroffen. De overgang esdek-dekzand was scherp. In het dekzand werden geen sporen van bodemvorming aangetroffen. Er werden alleen een waterput uit de e 15 eeuw, een greppel en esgreppels aangetroffen. De waterput is gedateerd aan de hand van drie scherven uit de insteek en vulling. De put is later hergebruikt als beer/afvalput. Het vermoedelijke doel van de esgreppels was het winnen van zand voor gebruik in de potstal in plaats van plaggen. Uit de e e e esgreppels kwam aardewerk daterend tussen de 12 en de 18 eeuw met een nadruk op de 16 en e 17 eeuw. Het terrein is na het onderzoek terrein vrijgegeven (onderzoeksmelding 37782). Circa 375 m ten oosten van het plangebied, aan de oostelijke rand van de oude kern van Aarle, bleek bij een booronderzoek dat in vijf van de acht boringen de bodem was verstoord tot in de C-horizont. De rest van het terrein bestond uit een veldpodzol met een hoge grondwaterspiegel, circa 30 cm –mv, waardoor het terrein in het verleden waarschijnlijk te ongunstig was om te bewonen. Het terrein is vrijgegeven (onderzoeksmelding 26820). In de boringen werden in de bovenste 40 cm vijf scherven roodbakkend aardewerk uit de Nieuwe tijd aangetroffen, waarschijnlijk opgebracht bij bemesting van de grond (vondstmelding 410800).
13
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
3.2.3. Waarnemingen niet geassocieerd met monumenten e
Waarneming 44367 betreft de vondst van een laat 16 -eeuwse afvalkuil in de oude kern van Aarle, op een afstand van circa 200 m ten zuidoosten van het plangebied. Het was een kuil gevuld met aardewerk en een deel van een leren schoen. Waarneming 44373 betreft een archief-melding van de ligging van een voormalig kasteel, Huis Ter Smisse, op een afstand van circa 250 m ten noordwesten van het plangebied. Het kasteel zou hier hebben gestaan tussen ten minste 1381 en het einde van de Middeleeuwen. Waarneming 44269 betreft de vondst van twee steengoedkannen uit circa 1600, tijdens een onderzoek door de AWN op circa 300 m ten westen van het plangebied. Volgens de beschrijving behoren ze wellicht bij de vorige waarneming, Huis Ter Smisse. Warneming 44376, circa 350 m ten noordoosten van het plangebied, betreft de vondst van een laatmiddeleeuwse afvalkuil of waterput met veel (steengoed-)aardewerk en deel van een omgrachting geassocieerd met een hoeve of herberg daterend tussen circa 1500 en 1700. Circa 375 m ten noorden van het plangebied is bij graafwerkzaamheden voor de aanleg van een riool op een diepte van circa twee meter een scheenbeen van een paard uit het Jong-Paleolithicum e gevonden (waarneming 44372). Op dezelfde locatie heeft tussen het begin van de 14 eeuw en 1966 een edelmanshuis en/of hoeve gestaan met een omgrachting. Bij de heropbouw in 1988 heeft de heemkundekring gegraven waarbij nederzettingssporen vanaf circa 1300, Elmpt-aardewerk en protosteengoed-aardewerk gevonden werden. Uit de gracht kwam aardewerk daterend vanaf circa 1550. Verder onderzoek was niet mogelijk. 3.3. Historische situatie Het plangebied valt voor het eerst met zekerheid te plaatsen op een kaart uit 1720 van P. van Oldenzeel, hier ligt het ten midden van de akkers tussen de Kerkstraat en de weg naar Beek en Donk en Helmond (wat tegenwoordig de Beekseweg is, Coenen 1992). Op de kadastrale minuutkaart uit e het begin van de 19 eeuw ligt het plangebied op het akkercomplex de Heindert, achter een huis gelegen aan de weg van Aarle-Rixtel naar Bakel (nu de Dorpsstraat). De percelen waar het plangebied binnen valt, zijn in gebruik als bouwland. Deze situatie blijft bestaan tot in de jaren ’40 van e de 20 eeuw. In de jaren ’50 wordt de zuidelijke helft in beslag genomen door een serie achtererven en boomgaarden (zie figuur 5-7). In 1958 wordt het eerste schoolgebouw neergezet, in 1973 en 1974 volgen uitbreidingen. 3.4. Huidig landgebruik en verstoringen Ten tijde van het onderzoek was het plangebied bebouwd met een aantal schoolgebouwen. Onder het originele gebouw uit 1958 (Schoolstraat 1) ligt een fundering met een diepte van 80 cm. Er is een stookkelder van 2,6 m diep. Op de door het gemeentelijk archief geleverde bouwtekeningen van de uitbreidingen uit 1973 en 1974 staan geen dieptes vermeld, maar onder de gehele aanbouw liggen kruipruimtes. Van het originele gebouw waren deze gegevens niet bekend. Bij vorstvrije bouw dient er tenminste 60 cm diep gefundeerd te worden (pers. comm. H. Draaisma, Bocom Infra). De fundering van Schoolstraat 3 uit 1972 of 1974 gaat tot 50 cm diep (zie figuur 5). De genoemde funderingsdieptes zijn de officiële dieptes. Bij het uitgraven van de grond ten behoeve van de funderingen kan de bodem onder en rondom de uitgegraven gedeeltes verrommeld zijn door de (rups)banden van de graafmachines. Daarnaast lag er ten noorden van het schoolgebouw uit 1958 nog een aantal beerputten. Er valt niet te zeggen of het huidige maaiveld en het oude identiek zijn, er kan grond opgebracht of afgegraven zijn. Verder is niet bekend hoe dik de oorspronkelijk in het 2 plangebied voorkomende bodem was. Van de oppervlakte van circa 7.935 m van het plangebied kan 2 door de bouw van de gebouwen ongeveer 3.720 m verstoord zijn. De mate van verstoring van het bodemarchief hangt af van de oorspronkelijke dikte van het humeuze deel van de bodem. Buiten de bebouwing lopen elektriciteitskabels, datakabels en gas- en waterleidingen (zie figuur 6). In de Klic-meldingen wordt geen riool of regenwaterafvoer vermeld, maar onder de parkeerplaats en het
14
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
schoolplein zijn deze waarschijnlijk wel aangebracht. Mogelijk is onder beide ook een deel van de bodem afgegraven zodat er een laag van schoon zand als vleilaag kon worden aangebracht. Daarnaast kan de verharding enkele malen verstoord zijn door reparaties en modernisering. Zonder nader onderzoek is dit niet te zeggen. Verder kunnen er verstoringen hebben plaatsgevonden die niet door middel van een bureauonderzoek te achterhalen zijn.
50 cm
Min. 60 cm
80 cm
2,6 m
N 1:1000 Figuur 5: De verstoringsdieptes binnen het plangebied veroorzaakt door de huidige bebouwing (bron: kadaster en gemeentearchief).
15
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
parkeerplaatsen
schoolplein
Figuur 6: De ondergrondse infrastructuur binnen het plangebied (Kadaster)
16
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
4. Verwachtingsmodel Gezien de landschappelijke ligging en de ligging van het plangebied aan de rand van een historische kern heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachting vanaf het Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd, met een verhoogde verwachting vanaf de Vroege Middeleeuwen vanwege eventuele bebouwing behorende bij een vroegere fase van Aarle. Daarnaast ligt het plangebied direct aan de rand van een laatmiddeleeuwse dorpskern. Daar de bebouwing in de prehistorie en de Vroege Middeleeuwen minder plaatsgebonden was bestaat de kans dat er bewoningsresten in het plangebied voorkomen van een voorganger van Aarle. Archeologische resten, die in het plangebied te verwachten zijn, kunnen bestaan uit vondstmateriaal (aardewerk, al dan niet verbrand bot en glas) en grondsporen die samenhangen met bewoning, begraving en landbouw. Deze archeologische resten liggen onder het esdek, vanaf een diepte van tenminste 50 cm. 2
2
De huidige bebouwing heeft voor een verstoring gezorgd van 3.720 m van de 7.935 m oppervlakte van het plangebied door de aanleg van funderingen en kelders/kruipruimten, met een diepte van tenminste 50 tot 80 cm en een uitschieter van 2,6 m. Indien er in het plangebied een esdek aanwezig was hangt de verstoring af van hoe dik de antropogene laag was. Dit is echter niet met zekerheid te zeggen, de dikte van het esdek kan ter plaatse ook bijvoorbeeld een meter bedragen. De kans bestaat ook dat er nooit een esdek heeft gelegen. Bij een dikte van 50 cm is de top van de C-horizont plaatselijk tot 30 cm verstoord maar kunnen diepere sporen overleven, bij een grotere dikte is de Chorizont misschien niet geraakt. Als er een veldpodzol aanwezig was reikt de verstoring tot diep in de C-horizont en zullen alleen eventueel aanwezige waterputten overgebleven zijn. Zonder nader onderzoek valt er niet met zekerheid te bepalen hoeveel van het bodemarchief door de huidige bebouwing verstoord is. Onder de naast de scholen gelegen parkeerplaatsen en het schoolplein ligt mogelijk riolering voor de hemelwaterafvoer. Daarnaast kunnen deze delen van het terrein gedeeltelijk afgegraven zijn en geëgaliseerd met bouwzand voordat ze aangelegd zijn. Zonder verder onderzoek betreffende de dikte van de oorspronkelijke bodemopbouw met behulp van archeologische boringen zijn deze mogelijkheden niet te controleren. Daarnaast kunnen er verstoringen hebben plaatsgevonden die niet via een bureauonderzoek te achterhalen zijn. Om meer inzicht te krijgen in de omvang van eventuele verstoringen en de opbouw van de bodem, zou een aanvullend booronderzoek meer inzicht kunnen verschaffen.
17
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
5. Beantwoording vraagstellingen en aanbevelingen 5.1. Beantwoording vraagstelling •
Is op de locatie naar verwachting nog een bodemarchief aanwezig?
Naar verwachting kan er in het plangebied nog een bodemarchief aanwezig zijn. Onder de huidige bebouwing zijn de bovenste bodemlaag en de top van het onderliggende dekzand naar verwachting verstoord, maar niet zo diepgaand dat alle archeologische sporen verloren zullen zijn gegaan. Daarnaast kan ter plaatse van de parkeerplaatsen en het schoolplein de bodem verstoord zijn door hemelwaterafvoer en de aanleg en reparatie van de verharding. In de groenstroken lopen enkele kabels en leidingen. Door een gebrek aan informatie over de oorspronkelijke bodemopbouw en eventueel ophogen of afgraven van het terrein is er geen preciezere uitspraak te doen. •
Wat is (naar verwachting) de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
Voor het plangebied bestaat een middelhoge verwachting voor archeologische resten vanaf het Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd, met een verhoogde verwachting vanaf de Vroege Middeleeuwen vanwege de vele vondsten in de omgeving en de ligging nabij een historische kern. De resten zullen bestaan uit bewoningssporen en vondsten zoals paalkuilen, kuilen, greppels en waterputten en vondsten als aardewerk, al dan niet verbrand bot en glas. Over de diepteligging en de mate van verstoring kunnen zonder aanvullend onderzoek geen harde uitspraken worden gedaan. •
Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de vragen 1 en 2 voldoende te kunnen beantwoorden?
•
In de niet bebouwde delen van het plangebied zouden archeologische boringen kunnen worden uitgevoerd, ter controle van de bodemopbouw en het lokaliseren van verstoringen.
5.2. Aanbevelingen Aan de hand van het bureauonderzoek is geconstateerd dat de kans bestaat dat ongeveer de helft van het plangebied tot ten minste 50 cm diep verstoord is, maar er mogelijk nog wel archeologische resten aanwezig kunnen zijn in het plangebied. . Daarom adviseren wij archeologische vervolgmaatregelen te nemen in het kader van de verdere ontwikkeling. Deze kunnen bestaan uit bijvoorbeeld archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van booronderzoek om de bodemopbouw en eventuele verstoringen binnen het plangebied in kaart te brengen. Hierdoor kunnen preciezere verwachtingen worden uitgesproken voor de verschillende delen van het plangebied. NB. Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Laarbeek. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. Becker & Van de Graaf bv wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen. 5.3. Betrouwbaarheid Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het aantreffen dan wel vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een bureaustudie kan echter, op basis van de geraadpleegde bronnen, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden nooit geheel gegarandeerd worden.
18
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
Geraadpleegde bronnen ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Noord-Brabant 1:25000, Den Haag. Bakker, H. de, 1966: De subgroepen van het systeem van bodemclassificatie voor Nederland. In: Boor en Spade: verspreide bijdragen tot de kennis van de bodem van Nederland, deel 15. Stichting voor Bodemkartering (Wageningen) Barends, S./ H.G. Baas/ M.J. de Harde/ J. Renes/ T. Stol/ J.C. van Triest/ R.J. de Vries/ F.J. van 9 Woudenberg, 2005 (1986): Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering, Utrecht. 3
Berendsen, H.J.A., 2005 (1997): Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s, Assen. Centraal College van Deskundigen, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda. Coenen, J. 1992: Van Ricstelle tot Aarle-Rixtel, de geschiedenis van Aarle-Rixtel, Aarle-Rixtel Mulder, E.F.J. de/ M.C. Geluk/ I.L. Ritsema/ W.E. Westerhoff/ T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. Stichting voor Bodemkartering / Rijks Geologische Dienst, 1977: Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000, 51 Eindhoven, Wageningen / Haarlem. Stichting voor Bodemkartering, 1981: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 51 Oost Eindhoven, Wageningen. Vera, H., 2002: Potstallen en esdekken. Een kritisch onderzoek naar het Brabantse landschap. Brabants Heem 54, pag. 55-66.
Websites www.ahn.nl/viewer www.dinoloket.nl watwaswaar.nl
19
B&G rapport 1020 Versie 1.4 (concept)
Lijst van afkortingen en begrippen Afkortingen Archis AMK BP CHW GPS IKAW KNA mv NAP PvA PvE RCE
Archeologisch Informatie Systeem Archeologische Monumenten Kaart Before Present (Present = 1950) Cultuurhistorische Waardenkaart Global Positioning System Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie maaiveld (het landoppervlak) Normaal Amsterdams Peil Plan van Aanpak Programma van Eisen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Verklarende woordenlijst antropogeen door menselijke activiteit veroorzaakt of gemaakt C-horizont het moedermateriaal, niet veranderd door bodemvormende processen Edelmanboor een handboor voor bodemonderzoek eerdgrond grond met een humushoudende minerale bovengrond van meer dan 50 cm, ontstaan door invloed van de mens, vaak gaat het om een esdek esdek dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen horizont kenmerkende laag binnen de bodemvorming humeus organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem podzol goed ontwikkelde bodem in gebieden met veel neerslag
20
Bijlage 1: Topografische kaart
º
391000
392000
Bijlage 1: Topografische kaart
0 172000
173000
Legenda Plangebied
500 m
Bijlage 2: Archis-informatie bron: Archis II (RCE).
Bijlage 2: Archis-informatie !44266
!
53364
414079
!
!
º
13508 405607
!
6169
407907
!
410604
392000
!
44375 11702!
11692 44377 11693
!
44366
!
44362
!
! !
44371
!
44374
44367
!
44363
! 44365 ! !44368 33020 ! ! 44364 ! 4718 ! ! 44360 !408801 4714! 44369 ! ! 33591 !44361 !!409705 !
!
! 44269
33028
42453
!
!
44267
37180
!
16834
!
33394
!
33587
! ! 53362 ! 32806 ! 404720 ! 44350
! ! !44332
44331
44330
! 44328
!
44268
44324!
25033
!
36013
44351
!
44385
44336
!
!
!200033 !11690 ! ! 5098
44386
26820
31313 391000
!
26289
37782
44310
!
44349
44298
6815868 ! 5097 6239
!
!
11698 2199 ! 2175
7759
44347
!
!
44354 44356 ! 11699 ! 24928
44399
44376
!
44373
44291
!
!
! !!
443097758
44307
!
!
54829
!!
!
4715 44319 ! 44320
!! !
44305
44290
44346
!
44321
!!! ! !
11704 11703 !44315
44312!
!
16861
44303
37145 44323
!408799
5421
!
414218
44337
!
172000
0
500 m
173000 Legenda
!
Waarnemingen
IKAW
Plangebied
lage trefkans (water)
Onderzoeksmeldingen
middelhoge trefkans (water)
Monumenten
hoge trefkans (water)
Terrein van archeologische betekenis lage trefkans Terrein van archeologische waarde water Terrein van hoge archeologische waarde middelhoge trefkans Terrein van zeer hoge archeologische waarde ongekarteerd Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd hoge trefkans zeer lage trefkans
Bijlage 3: Overzicht plangebied
Bijlage 3: Locatiekaart
391350
391400
391450
º
0 172500
172550
Legenda Plangebied
50 m 172600
Bijlage 4: Periodentabel
Bijlage 5: Historische kaart 1811-32
Bijlage 5: Kadastrale kaart 1811-32
391000
391250
391500
391750
º
0 172250
172500
Legenda Plangebied
250 m 172750
Bijlage 6: Historische kaart 1897
Bijlage 6: Topografische kaart 1897
391000
391250
391500
391750
º
0 172250
172500
Legenda Plangebied
250 m 172750
Bijlage 7: Historische kaart 1953
Bijlage 7: Topografische kaart 1953
391000
391250
391500
391750
º
0 172250
172500
Legenda Plangebied
250 m 172750