BKB Handels- en wetskennis Aanvulling
Deze aanvulling hoort bij BKB Handels- en wetskennis, ISBN 978-90-415-0849-2. Lay-out en opmaak: NTI DTP Studio, Leiden 1e druk december 2012 © 2012, Educatief bv, Leiden Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Voorwoord
Als studiemateriaal voor uw opleiding hebt u het studieboek BKB Handels- en wetskennis, ISBN 978-90-415-0849-2 ontvangen. In verband met de gewijzigde exameneisen van de Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens dekt uw studiemateriaal niet meer de volledige exameneisen. Deze exameneisen gelden vanaf 1 januari 2013. In deze aanvulling vindt u de aanvullende theorie die van belang is. Als u deze aanvulling naast uw studieboek houdt en beide bestudeert, beheerst u de actuele studiestof. Wij wensen u veel succes met uw studie.
Aanvulling
3
4
BKB Handels- en wetskennis
Inhoud
1 Enkele belastingwetten........................................................................................................................................................................................................................................ 7 2 Wet op de omzetbelasting (Wet OB)...................................................................................................................................................................................... 10 3 Sociale verzekeringen......................................................................................................................................................................................................................................... 12 4 Ondernemingsvormen..................................................................................................................................................................................................................................... 15 5 Privacywetgeving, archivering en e-bankieren.................................................................................................................................................. 17 Nieuw hoofdstuk: Financiering van de onderneming............................................................................................................................................... 19
Aanvulling
5
6
BKB Handels- en wetskennis
1
Enkele belastingwetten
Nieuwe paragraaf toevoegen:
De Wet op de Loonbelasting Loonbelasting is een belasting over het loon van werknemers. Naast loonbelasting wordt over het loon van werknemers ook nog premie geheven voor de sociale wetten en regelingen. Loonbelasting en sociale premies zijn twee volledig verschillende betalingen. De loonbelasting is zoals het woord al zegt: een belasting en bedoeld om de overheidsuitgaven mee te kunnen financieren. Sociale premies zijn premies om de sociale verzekeringen mee te kunnen betalen. Loonbelasting is bedoeld voor de algemene uitgaven van de overheid. Sociale premie betaal je omdat je verzekerd bent tegen sommige sociale risico’s, zoals bijvoorbeeld werkloosheid en ziekte. Loonbelasting is een belasting die de werknemer betaalt over zijn loon. De werkgever houdt de belasting in op het loon van de werknemer. De werkgever draagt de ingehouden loonbelasting weer af aan de Belastingdienst. De werkgever moet van de bedragen die hij aan loonbelasting inhoudt, elektronisch aangifte te doen bij de Belastingdienst. De loonbelasting is een onderdeel van de loonheffing. Het andere deel van de loonheffing zijn de premies voor de volksverzekeringen. De werkgever houdt dus zowel loonbelasting als premies voor de volksverzekeringen en premies voor de werknemersverzekeringen van het loon van de werknemer in. Het bedrag dat na aftrek van de inhoudingen overblijft is het nettoloon. Alle heffingen worden door de werkgever aan de Belastingdienst overgemaakt. In ons land is de loonbelasting een voorheffing op de inkomstenbelasting. Dat wil zeggen dat de ingehouden loonbelasting wordt verrekend met de inkomstenbelasting. Heeft de belastingplichtige geen andere inkomsten dan loon, dan zal de belastingplichtige meestal geen extra inkomstenbelasting behoeven te betalen. De belastingplichtige kan onder bepaalde omstandigheden zelfs een teruggaaf van belasting krijgen, omdat de inkomstenbelasting meer persoonlijke aftrekmogelijkheden en vrijstellingen biedt dan de loonbelasting. Twee grote administratieve voordelen van de loonheffing boven de inkomstenbelasting zijn het feit dat de belasting bij een kleine groep opgehaald wordt (bij een relatief klein aantal werkgevers, en niet bij de miljoenen individuele werknemers) en het feit dat de loonbelasting mooi over het jaar verspreid elke maand opgehaald wordt. Pagina 3 Bij de uitleg van box 1 na voor kinderopvang... invoegen: de hypotheekrente
Aanvulling
7
Pagina 3 Bij de uitleg van box 3 de zin De Belastingdienst gaat daarbij uit...van het gemiddelde vermogen. moet zijn: De Belastingdienst gaat daarbij uit van een fictieve (denkbeeldige) opbrengst van 4% over de waarde van het vermogen per 1 januari. Pagina 3 Bij de uitleg van box 3 in de zin De vermogensrendementsheffing is niet...(2010) per belastingplichtige. moet € 20.661 (2010) zijn: € 21.139 (2012) Pagina 4 Onder het kopje Heffingskortingen de zinnen Voor 65-plussers zijn de heffingskortingen...geen heffingskorting voor het AOW-premiedeel wijzigen in: Mensen die voor 1948 geboren zijn, hebben vanaf 65 jaar recht op AOW. Bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd zijn zij AOW-gerechtigd, de heffingskortingen zijn dan lager dan voor mensen die in bijvoorbeeld 1950 geboren zijn en pas vanaf 65 jaar en 5 maanden recht hebben op AOW. Dit geldt niet voor de korting voor maatschappelijke beleggingen en voor beleggingen in durfkapitaal, de AOWgerechtigden krijgen namelijk geen heffingskorting voor het AOW-premiedeel. Pagina 4 Laatste opsommingspunt de levensloopverlofkorting. tot en met het eerste opsommingspunt alleenstaande ouderkorting komt te vervallen. Pagina 4 Onderste alinea na tweede zin Het inkomen wordt...in vier schijven. invoegen: We noemen dat systeem van oplopende tarieven naarmate het inkomen stijgt een progressief tarief. Pagina 5 Het schijventarief van 2010 is in 2012 veranderd in: schijventarief 2012 schijf inkomen op jaarbasis 1 t/m € 18.945 2 € 18.945 t/m € 33.863 3 € 33.863 t/m € 56.491 4 € 56.491 of meer
tot 65 jaar 33,10% 41,95% 42% 52%
65 jaar en ouder 15,2% 24,05% 42% 52%
Schema 1-1
Pagina 5 Na schema 1-1 de alinea Voor personen van...belasting en 13,25% premie). wijzigen in: Voor AOW-gerechtigden bedraagt het totale percentage in de eerste tariefschijf 15,2% (1,95% belasting en 13,25% premie Algemene nabestaandenwet (Anw) en Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten 8
BKB Handels- en wetskennis
(AWBZ). In de tweede tariefschijf bedraagt het percentage voor deze groep 24,05% (10,80% belasting en 13,25% premie). Pagina 6 Onder het kopje De Inkomstenbelasting het bedrag € 44 wordt in 2012: € 45 Pagina 7 Derde alinea het jaartal 2010, moet zijn: 2012 Pagina 7 Derde alinea het percentage 25,5% moet zijn: 25% over de winst boven de € 200.000. Pagina 7 Paragraaf 1.4 Assurantiebelasting komt te vervallen.
Aanvulling
9
2
Wet op de omzetbelasting (Wet OB)
Pagina 11 In paragraaf 2.1 in de eerste alinea het gedeelte Ook bij invoer van goederen moet btw...of verschuldigde btw blijkt. komt te vervallen. Pagina 13 Paragraaf 2.3 Uitvoer moet zijn: 2.3 Omzetbelasting bij invoer en uitvoer Pagina 13 Voor de eerste alinea van paragraaf 2.3 invoegen: Bij invoer van goederen moet omzetbelasting worden betaald. Ondernemers kunnen deze belasting die aan andere ondernemers moeten worden betaald en die zij bij invoer hebben betaald aftrekken van de omzetbelasting die zij verschuldigd zijn over hun behaalde omzet. Het verschil dragen de ondernemers af aan de Belastingdienst. Het recht op aftrek moet worden bewezen met rekeningen en met de papieren die betrekking hebben op de invoer. Uit de papieren moet wel blijken wat de betaalde of verschuldigde omzetbelasting is. Pagina 15 Het tweede opsommingspunt naam en adres van de ondernemer moet zijn: naam, adres, omzetbelastingnummer en nummer bij de Kamer van Koophandel van de ondernemer; Pagina 15 Het zevende opsommingspunt het bedrag van de btw moet zijn: het percentage en het bedrag van de btw; Pagina 16 Na de laatste alinea van paragraaf 2.6 en voor paragraaf 2.7 invoegen: Als je een factuur stuurt aan je klanten, moet je de omzetbelasting daarover in dit tijdvak aangeven en afdragen. Betaalt de klant de factuur uiteindelijk niet of maar gedeeltelijk, dan heb je omzetbelasting afgedragen die je niet hebt ontvangen. Je kunt deze omzetbelasting dan terugvragen van de Belastingdienst. Je kunt dit terugvragen, zodra zeker is dat de klant de factuur niet of niet geheel zal betalen. U stuurt dan een brief naar het belastingkantoor, tegelijk met de brief moet je alle gegevens meesturen die nodig zijn om te bewijzen dat je klant niet heeft betaald. Dat kan via een kopie van de factuur die je hebt verzonden aan de klant. Zorg er in ieder geval voor dat je het volgende meestuurt: • naam en adres van de klant; • datum en nummer van de factuur; • het niet-betaalde factuurbedrag; • het bedrag aan omzetbelasting dat je terugvraagt.
10
BKB Handels- en wetskennis
Het enige voordeel bij verkoop aan jezelf is dat de omzetbelasting wordt berekend over de inkoopprijs van het goed. Als je privégoederen gebruikt, vanuit de zaak, dan zit er in dat bedrag ook omzetbelasting. Elk privégebruik van goederen moet je beschouwen als een verkoop aan jezelf. Bij een verkoop aan een klant moet je de omzetbelasting daarover afdragen. Bij verkoop aan jezelf, moet je de omzetbelasting ook afdragen. Pagina 16 Het algemene (hoge) btw-tarief is vanaf 1 oktober 2012: 21% Pagina 16 In paragraaf 2.7 het laatste zinsdeel van de eerste alinea en op diensten die betrekking hebben op de in- en uitvoer van goederen komt te vervallen.
Aanvulling
11
3
Sociale verzekeringen
Pagina 21 In paragraaf 3.1 na de eerste zin De kinderbijslag is bedoeld...opvoeding van kinderen, invoegen: Voor de AKW wordt geen premie betaald. De kosten worden betaald uit de belastingopbrengsten. Pagina 21 In paragraaf 3.1 in de derde alinea de zin De inkomsten...deel vrijgesteld, vervangen door: Is het thuiswonende kind 16 of 17 jaar dan mag het per kwartaal € 1.240 (2012) bijverdienen. Pagina 21 In paragraaf 3.1 de laatste zin Voor kinderen jonger dan...inkomsten geen gevolgen moet zijn: Thuiswonende kinderen jonger dan zestien jaar mogen onbeperkt bijverdienen, zonder gevolgen voor de kinderbijslag. Pagina 22 Het bedrag € 1.150 boven aan de pagina, moet zijn: € 1.200 Pagina 22 In paragraaf 3.2 Algemene Ouderdomswet (AOW) wordt gesproken over het ingaan van de AOW bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De regering heeft echter voornemens de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen. Pagina 23 Onder het kopje Het aanvragen van de AOW-uitkering de eerste zin Het AOW-pensioen gaat in... waarin men 65 jaar wordt moet zijn: Het AOW-pensioen gaat in op de dag waarop men 65 jaar wordt. Pagina 24 Onder het kopje Vergoedingen de zin Dit pakket is voor iedereen...het voormalige ziekenfondspakket komt te vervallen. Pagina 24 Onder het kopje Vergoeding vanaf Het basispakket tot en met advies over voeding en dieet vervangen door: Het basispakket (2012) vergoedt: • geneeskundige zorg door huisartsen, medisch specialisten en verloskundigen; • de tandarts (controle en behandeling) voor jongeren tot 18 jaar; • tandheelkundige zorg, zoals kunstgebit en kaakchirurg; 12
BKB Handels- en wetskennis
• • • • • • • • • •
medische hulpmiddelen; medicijnen; kraamzorg; ziekenvervoer, zoals het vervoer in een ambulance of rolstoeltaxi; beperkt: fysiotherapie en oefentherapie (vanaf 21ste behandeling), logopedie of ergotherapie; ziekenvervoer; verblijf in het ziekenhuis; dyslexiezorg; geneeskundige ggz; bekkenfysiotherapie bij urine-incontinentie tot en met de 9e behandeling..
Pagina 24 Onder het kopje Aanvullende verzekering moet voor volwassenen zijn: vanaf 18 jaar Pagina 24 Onder het kopje Aanvullende verzekering de zin Aanvullende verzekeringen vergoeden...de kosten voor: moet zijn: Aanvullende verzekeringen zijn per verzekeraar verschillend en vergoeden bijvoorbeeld (gedeeltelijk) de kosten voor: Pagina 24 Onder het kopje Aanvullende verzekering het tweede opsommingspunt komt te vervallen. Pagina 24 Onder het kopje (Niet-)gecontracteerde zorg het zinsdeel , net zoals in het ziekenfonds, komt te vervallen. Pagina 25 Onder het kopje Premie in de eerste alinea het zinsdeel (ongeveer € 1.100 tot € 1.200 per jaar) moet zijn: (ongeveer € 1.300 tot € 1.500 per jaar in 2012) Pagina 25 Onder het kopje Premie het interestpercentage 7,05% moet in 2012 zijn: 7,10% Pagina 25 Onder het kopje Premie het bedrag (2010: € 33.189) moet zijn: (2012: € 50.064) Pagina 25 Onder het kopje Premie in de derde alinea het percentage 4,95% vervangen worden door: ook een premiepercentage Aanvulling
13
Pagina 25 Onder het kopje Eigen risico moet het bedrag € 155 gewijzigd worden in: € 220 in 2012 Pagina 25 Onder het kopje Eigen risico moet 22 jaar verander worden in: 18 jaar Pagina 26 In paragraaf 3.4 moet dan 65 jaar vervangen worden door: tot de pensioengerechtigde leeftijd Pagina 27 Onder het kopje Voorschriften en verplichtingen in de tweede alinea na de zin Sinds kort is een wet...1 juli 2008 werkloos is geworden toevoegen: en langer dan één jaar werkloos is. Pagina 28 Onder het kopje Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) moet 65 jaar wordt vervangen worden door: de pensioengerechtigde leeftijd bereikt Pagina 29 Onder het kopje Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) in de tweede alinea moet het 65ste jaar vervangen worden door: het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd Pagina 29 Onder het kopje Premie de afkorting WAO (tweemaal) vervangen door: WIA
14
BKB Handels- en wetskennis
4
Ondernemingsvormen
Pagina 37 In paragraaf 4.3 in de tweede alinea na de zin Bij een notariële akte is echter...betrokken, de notaris invoegen: De notaris adviseert beide partijen en verduidelijkt waar nodig juridische onduidelijkheden. Pagina 38 Het vierde opsommingspunt moet zijn: de aansprakelijkheid. Een vof kent hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten. Bij de maatschap zijn de vennoten alleen aansprakelijk voor de schulden die ze zelf hebben gemaakt. Pagina 39 In paragraaf 4.5 voor de eerste zin van de paragraaf invoegen: De naamloze vennootschap is een onderneming met een in aandelen verdeeld kapitaal. Pagina 39 In het laatste opsommingspunt voor het woord (leges) invoegen: vergoeding Pagina 40 In het eerste opsommingspunt onder de zin Bij het kapitaal van...onderscheiden we moet voor het woord bedrag worden ingevoegd: nominale Pagina 40 In het tweede opsommingspunt onder de zin Bij het kapitaal van...onderscheiden we moet voor het woord bedrag worden ingevoegd: nominale Pagina 40 In het tweede opsommingspunt onder de zin Bij het kapitaal van...onderscheiden we moet het woord verkocht vervangen worden door: geplaatst
Aanvulling
15
Pagina 40 In het derde opsommingspunt onder de zin Bij het kapitaal van...onderscheiden we moet het woord verkocht vervangen worden door: geplaatst Pagina 40 In het vierde opsommingspunt onder de zin Bij het kapitaal van...onderscheiden we moet het woord verkocht vervangen worden door: geplaatst Pagina 40 Onder aan de pagina als laatste invoegen: Over de winst van de onderneming moet vennootschapsbelasting worden betaald. Aandeelhouders betalen dividendbelasting over het uitgekeerde dividend. Pagina 41 In de tweede alinea na de zin Men wil een ‘besloten club’...kleiner is dan bij de nv invoegen: Deze aandelen staan genoteerd in een aandelenregister. Pagina 42 In paragraaf 4.7 De vereniging de eerste alinea Een vereniging kent...dit beslist niet! wijzigen in: Een vereniging kent een aantal leden die samen wat voor elkaar willen krijgen. Pagina 43 Voor Tot slot het gedeelte na Ook moet men de statuten...alsmede over de vestigingsplaats wijzigen in: Als een Stichting alleen maar een ideëel doel nastreeft, behoeft er geen belasting te worden betaald. Heeft een Stichting ook ‘commerciële’ activiteiten waarmee winst word gemaakt moet er vennootschapsbelasting over de winst worden betaald. Aangezien de stichting een rechtspersoon is, moet deze worden ingeschreven in het Stichtingenregister bij de Kamers van Koophandel. Het Stichtingenregister heeft dezelfde functie als het Handelsregister bij bedrijven.
16
BKB Handels- en wetskennis
5 Privacywetgeving, archivering en e-bankieren Pagina 47 De eerste zinnen in paragraaf 5.1 De Wet bescherming...van de technologie wijzigen in: De Wet bescherming persoonsgegevens is al meer dan tien jaar oud. Maar blijft gloednieuw door de snelle vooruitgang van de technologie. Pagina 52 Van de zin De informatieverstrekker mag...maximaal € 4,50) het laatste gedeelte (maximaal € 4,50) komt te vervallen. Pagina 54 Na het laatste opsommingspunt invoegen: Het aanhouden van een archief is om verschillende redenen belangrijk. Op de eerste plaats is het archief het geheugen van de eigen onderneming. Wat je weggooit vind je nooit meer terug. Op de tweede plaats is er een wettelijke verplichting om bedrijfsgegevens te bewaren. De derde reden is op eenvoudige manier de gegevens te kunnen opleveren die banken of nieuwe klanten van je vragen. Maar altijd blijft de vraag: wat is zinvol om te bewaren en wat niet. Dat is de vraag die elke ondernemer voor zichzelf moet beantwoorden, maar voorop staat: houd je aan de wettelijke bepalingen! Pagina 56 Het tweede opsommingspunt boven aan de pagina buitenlandse overboekingen doen vervangen door: •
buitenlandse overboekingen doen. Voor buitenlandse betalingen zijn IBAN- en BIC-nummers nodig. Het IBAN-nummer (International Bank Account Number) is een code of nummer dat je nodig hebt voor buitenlandse bankoverschrijvingen. Het is in feite een internationaal bankrekeningnummer. Het bestaat uit maximaal 34 tekens. Het eigen bankrekeningnummer komt er altijd in voor. Alle banken, zowel in Nederland als in andere landen, hebben een eigen BICnummer (Bank Identifier Code). Als je een betaling aan een buitenlandse rekening wilt doen, heb je het BIC-nummer nodig van de bank aan wie je wilt betalen. Andersom geldt hetzelfde. Als iemand in een ander land aan jou in Nederland wil betalen, zul je het BIC-nummer van uw bank op je briefpapier moeten hebben staan. Sommige banken spreken nog van de SWIFT-code. BIC en SWIFT houden hetzelfde in.
Pagina 56 Nieuwe paragraaf toevoegen:
Administratieve organisatie Administratieve organisatie (AO) is een vakgebied binnen de informatiekunde/bedrijfsleer. Het houdt zich bezig met het functioneren van de organisatie, de informatie die hieruit voortkomt en het complex van maatregelen om het functioneren en informeren naar wens te laten verlopen. Een modernere vertaling van het begrip administratieve organisatie is bestuurlijke informatievoorziening. Aanvulling
17
AO wordt ook wel gekarakteriseerd door de 6 W’s: • Wie (welke functionaris)? • Wat (welke gegevens)? • Waarom? • Wanneer? • Waarmee (met welke hulpmiddelen) bewerken? • Waarheen (gaan die gegevens)? Het begrip bewerken mag ruim worden geïnterpreteerd: ook bekijken is in dit verband bewerken. Dit principe heet in het kort het Need to know-principe. Belangrijke controlepunten zijn hierbij juistheid, volledigheid en tijdigheid van de informatie. Interne controle Interne controle is de controle op de oordeelsvorming en activiteiten van anderen om de onderneming te kunnen besturen, mits deze controle door of namens de leiding van de organisatie wordt uitgevoerd. Het begrip interne controle wordt vaak afgekort tot IC. Interne controle is dus een systeem dat gericht is op de uitgangspunten van controles. Zijn de oordelen die medewerkers hebben wel op de juiste manier tot stand gekomen? Kijken ze naar de juiste zaken? Belangrijke elementen van interne controle zijn: • afloopcontrole. Als er eenmaal een factuur is uitgestuurd, wordt er daarna wel goed opgelet hoe deze uitstaande vordering wordt afgehandeld? • ontstaanscontrole. Hoe is een contract tot stand gekomen? Is er goed opgelet in elke fase? Hebben de juiste mensen hun oordeel erover gegeven? Als een artikel niet leverbaar is en in backorder (nabestelling) wordt gezet, wordt er nadien dan nog wel eens gekeken of het in de tussentijd wel is afgeleverd? • saldobiljettencontrole op debiteuren en crediteuren. Hoe worden de standen van debiteuren en crediteuren gevolgd? • cijferbeoordeling. Iedere ondernemer heeft voor zichzelf kengetallen geformuleerd waaraan de prestaties van de onderneming worden getoetst. Hoe zijn deze kengetallen tot stand gekomen? Gelden die nog? Worden ze ook regelmatig aan de werkelijkheid getoetst? • verbandscontrole. Er zit verband tussen omzet en uitstaande debiteuren, maar kijkt men er ook wel eens naar? Wordt het verband tussen inkopen, verkopen en voorraden, en dat tussen contante verkopen, contante uitgaven en het bedrag in kas wel eens bekeken? Is het normaal dat er zo veel uitval is, is er niet gestolen? • functiescheiding. Degene die de kassa beheert is toch niet dezelfde die de kassa controleert? Dit is maar een voorbeeld, maar het geldt voor alle functies. Uitvoerend werk dat gecontroleerd wordt, moet gecontroleerd worden door iemand die dat werk niet zelf doet! Dus scheiding van functies! En: houd rekening met het risico van samenspannen! • inventarisatie. Op welke manier wordt de kas geteld? En wie doet het? Is de teller ook degene die nadien moet vaststellen of de gegevens allemaal kloppen? • zicht op backorders. Backorders zijn bestellingen die op het moment van bestellen nog niet leverbaar zijn, en dus nageleverd worden.
Het verschil tussen zelfcontrole en externe controle is dat bij zelfcontrole enkel sprake is van controle van de eigen werkzaamheden en dat bij externe controle een onafhankelijke derde partij, die losstaat van de onderneming, de controle uitvoert (accountantsverklaring). Bij de keuze van de controlemaatregel is de afweging van het risico van belang.
18
BKB Handels- en wetskennis
Nieuw hoofdstuk: Financiering van de onderneming In dit hoofdstuk gaan we in op de manier waarop een ondernemer zijn onderneming kan financieren. Om dit te kunnen begrijpen heb je voorkennis nodig over de balans. Het kan zijn dat je die voorkennis al hebt. In dat geval kun je de eerste twee paragrafen doorlezen en dan is het weer frisse kennis. In de derde paragraaf tref je het hoofdonderwerp aan dat in de titel van dit hoofdstuk wordt beschreven: de financiering van de ondernemingen. In de laatste twee paragrafen vind je uitleg over enkele speciale onderwerpen. Na bestudering van dit hoofdstuk ken je voor wat betreft de eenmanszaak, de vof, de bv en de nv de definities van: • eigen vermogen en vreemd vermogen; • vreemd vermogen op lange termijn en vreemd vermogen op korte termijn; • onderhandse lening, obligatielening, hypothecaire lening, voorziening en leasing; • financial lease, operational lease, lessee, lessor, sale and lease back; • leverancierskrediet, afnemerskrediet, bankkrediet en factoring. Daarnaast kun je voorbeelden geven van de genoemde vormen van vermogen en kun je deze vormen van vermogen in concrete situaties herkennen. Tenslotte ken je de definitie van het recht van hypotheek.
Het samenstellen van een balans Elke ondernemer is verplicht minimaal één keer per jaar een balans op te maken. Een balans is een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen op een bepaald moment. Veel ondernemers beperken zich tot het minimum van één balans per jaar. Dat is jammer, want veel informatie bereikt hen daardoor niet tijdig. De balans is het startpunt van de boekhouding. In elk geval één keer per jaar maakt de ondernemer een overzicht van alle bezittingen en schulden. Meestal is 1 januari de peildatum. In de detailhandel komt dat nog steeds voor. Wegens inventarisatie gesloten of We zijn aan het balansen. Wat betekent dat de ondernemer en zijn personeel de voorraden aan het tellen zijn (balansen). Van elk artikel wordt de aanwezige voorraad geteld, gewogen of gemeten. Bovendien wordt op dat moment precies vastgesteld welk bedrag er nog van de klanten moet worden gevorderd. Ook wordt bepaald hoeveel de ondernemer zelf aan zijn leveranciers schuldig is. Al deze gegevens worden genoteerd op inventarislijsten. De totaalbedragen worden vervolgens op een balans vermeld. Door de automatisering van de boekhouding en niet in het minst door computermatig beheer van de voorraad hoeft het tegenwoordig niet meer op deze manier. Wel is voor de meeste ondernemingen 1 januari gebleven als begindatum van het boekjaar. Dat komt ook omdat de Belastingdienst ook het liefst met kalenderjaren werkt. Op een balans worden de bezittingen aan de linkerzijde (de debetzijde) genoteerd. De schulden en het eigen vermogen worden op de rechterzijde (de creditzijde) genoteerd.
Aanvulling
19
Het raamwerk van een balans ziet er als volgt uit:
Activa: bezittingen
Balans per ..... Passiva: schulden eigen vermogen
De bezittingen op de debetzijde worden gezamenlijk de activa genoemd. De posten op de creditzijde heten gezamenlijk de passiva. Voorbeeld 1 Ondernemer John Bakker heeft de waarde van zijn bezittingen en schulden op 1 januari berekend. Vervolgens heeft hij de balans samengesteld. De nog niet voltooide balans vertoont het volgende beeld:
Activa: Gebouw Inventaris Bestelauto Voorraad goederen Debiteuren Bank Kas
Balans per 1 januari Passiva: € 250.000 Hypothecaire lening o/g € 80.000 Lening ING-bank o/g € 30.000 Handelscrediteuren € 60.000 Overige crediteuren € 35.000 Af te dragen btw € 15.000 € 5.000
€ 200.000 € 75.000 € 40.000 € 10.000 € 25.000
Voordat we de bovenstaande balans compleet maken, zullen we eerst een aantal van de gebruikte rekeningen (posten) hieronder toelichten. Inventaris bestaat uit de vaste bezittingen in de zaak, die nodig zijn voor de bedrijfsvoering. Voorbeelden hiervan zijn de winkelinrichting, de kassa, het meubilair, een computer. Let op: de rekening inventaris moet je als balanspost niet verwarren met de inventarislijsten. Inventarislijsten zijn de lijsten die uit de computer komen met de aanwezige voorraden en dergelijke. Voorraad goederen wordt gevormd door de artikelen, waarin de onderneming handel drijft. Debiteuren is het verzamelwoord voor alle klanten die nog moeten betalen. Het zijn dus vorderingen op afnemers. Deze vorderingen zijn ontstaan doordat klanten goederen hebben gekocht, maar hun nota nog niet hebben betaald. Op de rekening Bank staat het saldo wat tegoed is op de bankrekening. Via de bankrekening wordt geld ontvangen en worden betalingen gedaan. In geval van rood staan (schuld) staat de rekening Bank aan de rechterkant van de balans. Kas is het contante geld van de onderneming. Tot de kas wordt niet alleen het geld in de kassa gerekend. Ook het contante geld van de zaak dat in het kantoor of woonhuis wordt bewaard, behoort tot de kas. 20
BKB Handels- en wetskennis
Een hypothecaire lening is een lening met een onroerende zaak (grond of gebouw) als onderpand. Voor het geval dat John Bakker deze lening niet tijdig terugbetaalt, heeft de geldschieter het recht het gebouw te verkopen. Hij kan dan op deze manier zijn geld terugkrijgen. De aanduiding o/g is de afkorting voor opgenomen geld. Dat wil zeggen dat er sprake is van een schuld. Heeft iemand een hypothecaire lening verstrekt, dan is er sprake van een hypothecaire lening u/g. De afkorting u/g staat voor: uitgeleend geld. De rekening Handelscrediteuren gaat over de schuld aan de leveranciers van de voorraad goederen. Het betreft uitsluitend de aankoop van artikelen waarin de onderneming handelt. De rekening Crediteuren is de schuld aan de overige leveranciers. Zij hebben hun goederen of diensten geleverd, maar blijkbaar heeft John Bakker nog niet betaald. Voorbeelden van overige crediteuren kunnen zijn: de loodgieter of het schoonmaakbedrijf. Deze schulden kunnen ook ontstaan zijn door de aankoop van inventaris. Vaak staan alle schulden aan leveranciers op één balanspost genoteerd. Deze rekening heet dan zonder toevoeging Crediteuren. John Bakker heeft gedurende het laatste kwartaal van het vorige jaar van zijn klanten omzetbelasting ontvangen. Deze omzetbelasting moet hij afdragen aan de Belastingdienst. De verschuldigde omzetbelasting was meer dan de door Bakker aan zijn leveranciers betaalde voorbelasting. Het saldo heeft hij nog niet aan de Belastingdienst afgedragen. Hij heeft dus op 1 januari een schuld aan de overheid.
Het afsluiten van een Balans De balans van John Bakker is nog niet in evenwicht. Om dat te bereiken moeten we het eigen vermogen van de onderneming berekenen. Eigen vermogen = bezittingen - schulden We berekenen eerst de waarde van alle bezittingen: gebouw: inventaris: bestelauto:
€ 250.000 € 80.000 € 30.000
voorraad goederen: debiteuren: bank: kas: totaal:
€ 60.000 € 35.000 € 15.000 € 5.000 + € 475.000
Aanvulling
21
De schulden bedragen: hypothecaire lening o/g: lening ING-bank o/g: handelscrediteuren: overige crediteuren: af te dragen btw: totaal:
€ 200.000 € 75.000 € 40.000 € 10.000 € 25.000 + € 350.000
John heeft nu alle gegevens om zijn eigen vermogen te kunnen berekenen. totaal bezittingen: totaal schulden: eigen vermogen:
€ 475.000 € 350.000 € 125.000
Het eigen vermogen geeft aan hoeveel eigen geld Bakker zelf in zijn onderneming heeft gestoken. We gaan er even van uit dat hij naast de onderneming geen andere eigendommen bezit. Het eigen vermogen geeft dan aan hoe vermogend Bakker is (in zijn onderneming). Het eigen vermogen wordt vervolgens als eerste post op de creditzijde van de balans geboekt. Tenslotte tellen we zowel de debetzijde als de creditzijde van de balans op. Pas dan is de balans compleet:
Activa: Gebouw Inventaris Bestelauto Voorraad goederen Debiteuren Bank Kas
Balans per 1 januari Passiva: € 250.000 Eigen vermogen € 80.000 Hypothecaire lening o/g € 30.000 Lening ING-bank o/g € 60.000 Handelscrediteuren € 35.000 Overige crediteuren € 15.000 Af te dragen btw € 5.000 € 475.000
€ 125.000 € 200.000 € 75.000 € 40.000 € 10.000 € 25.000 € 475.000
U ziet: de debetzijde is gelijk aan de creditzijde. Het overzicht is nu werkelijk in balans. Om dat goed zichtbaar te maken staan de totalen op gelijke hoogte.
Financiering van ondernemingen Zoals we hebben gezien is een balans een overzicht van de bezittingen en schulden van de onderneming op een bepaald moment. Daarnaast kan de balans ons nog andere informatie verstrekken. De creditzijde geeft aan op welke wijze de onderneming aan vermogen is gekomen. Dat wil zeggen: de manier waarop de bezittingen zijn gefinancierd. 22
BKB Handels- en wetskennis
De debetzijde geeft aan op welke wijze het vermogen is besteed, welke bezittingen er zijn aangeschaft met het verstrekte vermogen. Het raamwerk van de tweede functie van een balans:
Activa: Waaraan is het vermogen besteed?
Balans per ….. Passiva: Hoe is de onderneming aan vermogen gekomen?
De creditzijde geeft inzicht in de financiering van de onderneming. Om deze reden worden de rekeningen op de creditzijde in drie groepen verdeeld. De grondslag voor deze indeling is de termijn dat het vermogen beschikbaar is. We onderscheiden de volgende hoofdgroepen: • eigen vermogen. Eigen vermogen is het vermogen dat de eigenaar in zijn onderneming heeft geïnvesteerd. Het eigen vermogen wordt daarom permanent of blijvend vermogen genoemd. • Vreemd vermogen lang. Vreemd vermogen is vermogen van andere dan de eigenaar in de onderneming. Het gaat dus om schulden. Een deel van deze schulden behoeft pas na langer dan een jaar te worden terugbetaald. We noemen deze schulden vreemd vermogen lange termijn. Voorbeelden hiervan zijn: de al eerder genoemde hypothecaire lening o/g, maar ook leningen van particulieren (zoals familie). Vaak zijn leningen van familieleden achtergestelde leningen. Dat wil zeggen dat zij in geval van faillissement pas als allerlaatste worden terugbetaald. • Vreemd vermogen kort. Onder vreemd vermogen korte termijn verstaan we schulden die binnen een jaar moeten worden betaald. Voorbeelden: crediteuren (leverancierskrediet), af te dragen btw (en andere belastingschulden), energiekosten, kortlopende leningen van de bank (zoals even rood staan op de bankrekening). De debetzijde van de balans delen we in op een vergelijkbare wijze. Ook hier onderscheiden we drie hoofdgroepen: • bezittingen die beschikbaar zijn voor de lange termijn. Dit zijn bezittingen waarvan de onderneming verwacht langer dan een jaar gebruik van te maken. Voorbeelden: gebouw, inventaris, bestelauto. • bezittingen vastgelegd op korte termijn. De verwachting is dat deze bezittingen korter dan een jaar in de zaak aanwezig zullen zijn. Voorbeelden: voorraden, debiteuren, vooruitbetaalde kosten. • liquide middelen. Dit zijn de betalingsmiddelen van de onderneming. Ze bestaan uit het kasgeld en het positieve saldo bij de bank.
Aanvulling
23
De balans van John Bakker ziet er na de indeling als volgt uit: Balans per 1 januari Vastgelegd op lange termijn:
Eigen vermogen
Gebouw
€ 250.000
Inventaris
€ 80.000
Vreemd vermogen lange termijn:
Bestelauto
€ 30.000
Hypothecaire lening o/g € 360.000 Lening ING-bank o/g
€ 125.000
€ 200.000 € 75.000 € 275.000
Vastgelegd op korte termijn: Voorraad goederen
€ 60.000
Vreemd vermogen korte termijn:
Debiteuren
€ 35.000
Handelscrediteuren
€ 40.000
€ 95.000 Overige crediteuren
€ 10.000
Liquide middelen:
Af te dragen btw
Bank
€ 15.000
Kas
€ 5.000
€ 25.000 € 75.000
€ 20.000 € 475.000
€ 475.000
Eigen vermogen en vreemd vermogen kunnen bij de verschillende ondernemingsvormen andere benamingen hebben. Bij een eenmanszaak blijft de benaming: eigen vermogen. Het is immers het vermogen van de eigenaar. Vreemd vermogen kan een lening zijn van de bank of van bijvoorbeeld familieleden. De naam ervan kan zijn: Lening o/g, of lening oom Jan. Een hypotheek op het bedrijfspand is ook een vorm van vreemd vermogen. Meestal worden leningen via de notaris vastgelegd, bij notariële akte. Als het niet zo officieel gaat dan noemen we dat een onderhandse lening. Een hypotheeklening moet altijd via de notaris Bij een vennootschap onder firma kan het vermogen van de vof afkomstig zijn van een of van meerdere vennoten. Om duidelijk te maken hoe groot het ingebrachte vermogen van elke vennoot is, wordt ieders naam vermeld. Bijvoorbeeld Vermogen John Bakker, Vermogen Ad van Riel enzovoort. Ook hier kunnen leningen door de bank of door vrienden en familie als vreemd vermogen worden verkregen, evenals een hypotheek op het bedrijfsgebouw. Bij een bv bestaat het eigen vermogen uit het ingebrachte aandelenkapitaal. Het eigen vermogen staat op de balans genoemd als aandelenvermogen. Vreemd vermogen kan weer van de bank komen, van een obligatielening of via een hypotheek. Een bijzondere vorm van eigen vermogen is de voorziening. Een voorziening treft u credit op de balans, meestal net onder het eigen vermogen. Een ondernemer die voorziet dat hij op wat langere termijn flinke kosten moet maken, bijvoorbeeld zijn winkel renoveren kan daarvoor elk jaar alvast geld opzij zetten. Het geld blijft op de bank, maar wordt special genoemd op de creditzijde van de balans. We noemen dat een voorziening. Een obligatie is een schuldbewijs, dat meestal luidt aan toonder. Dat wil zeggen, dat degene die de obligatie bezit recht heeft op de rente en de obligatie weer mag verkopen voor contant geld. Een onderneming die voor € 20.000 en obligatielening uitschrijft, bestaande uit 40 obligaties van € 500, kan dus als ieder één obligatie koopt 40 schuldeisers krijgen. Omdat elke schuldeiser zijn obligatie 24
BKB Handels- en wetskennis
weer kan verkopen, zijn de namen van deze mensen niet bekend. Dat is ook niet zo belangrijk, want de banken zorgen voor uitbetaling van rente en aflossing van de lening, als het zover is. Bij een nv bestaat het eigen vermogen ook uit bewijzen van aandeel. De vormen van vreemd vermogen zijn hetzelfde als bij de bv.
Kredietverlening Wie wil ondernemen heeft daarvoor geld nodig. Soms heeft een ondernemer voldoende eigen geld, vaak ook niet. In de meeste gevallen moet er geld worden geleend. Wat officiëler gezegd: moet het eigen vermogen worden aangevuld met vreemd vermogen. Hierbij onderscheiden we vreemd vermogen met een looptijd van korter dan een jaar en vreemd vermogen met een langere looptijd. Wie van andermans geld (vreemd vermogen) wil gebruikmaken, zal daartoe in de meeste gevallen een kredietovereenkomst moeten afsluiten. Zoals bij elke overeenkomst zijn er twee partijen. In het geval van krediet kennen we de geldgever (kredietgever) aan de ene kant en aan de andere kant bevindt zich de geldnemer (kredietnemer). De hier gebruikte benamingen spreken eigenlijk voor zich. De geldnemer is degene die behoefte heeft aan vreemd vermogen; de geldgever is bijvoorbeeld de bank die onder bepaalde voorwaarden bereid is om geld te geven. We kunnen krediet op een aantal manieren onderverdelen. We noemden al de indeling in kort vreemd vermogen en lang vreemd vermogen. Wanneer we dit in termen van krediet vertalen, onderscheiden we: • kort krediet, waarbij de looptijd korter dan één jaar is; • lang krediet, waarbij de looptijd langer dan één jaar is. Bij deze eerste indeling wordt dus uitsluitend gelet op de looptijd van het krediet. De tweede indeling berust op de vraag of de kredietgever garanties heeft dat het geleende geld al dan niet wordt terugbetaald. We maken dan onderscheid tussen: • gedekt krediet; • ongedekt of blanco krediet. Gedekt krediet In dit geval heeft de kredietgever zekerheid in de vorm van een onderpand. Het geleende geld komt zeker terug. Deze zekerheidstelling kan zijn: • Een zakelijke zekerheid in de vorm van (onder)pand of hypotheek. Wanneer de kredietnemer in gebreke blijft met het afbetalen van het krediet, zal de kredietgever beslag laten leggen op de woning, het bedrijfspand, de fabriek enzovoort, van de kredietnemer om uit de opbrengst van de verkoop zijn schuld te kunnen verhalen (recht van parate executie). Een hypotheek is een zakelijk zekerheidsrecht op een onroerende zaak. Degene die de hypotheek wenst af te sluiten, is de kredietnemer. Omdat hij echter aan de hypotheekbank het hypotheekrecht geeft, is hij de hypotheekgever. Met het geven van het hypotheekrecht aan de bank wordt bedoeld dat de geldnemer, wanneer hij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen, de bank toestaat het onroerend goed publiekelijk te verkopen en uit de opbrengst de nog openstaande schuld te verhalen. De hypotheeknemer is nu de bank, die tevens de kredietgever is! Bij een hypotheek dient een officiële notariële akte te worden opgesteld. De koper van het met hypotheek bezwaarde onroerend goed wordt pas eigenaar van het onroerend goed nadat de notariële akte is ingeschreven in de openbare registers; in dit geval het hypotheekregister.
Aanvulling
25
• •
•
Bij de krediethypotheek krijgt de kredietnemer (de hypotheekgever dus) de beschikking over een geldbedrag waarover hij naar behoeven kan beschikken. Er geldt echter een maximum bedrag waarboven men niet mag opnemen. De onroerende zaak is onderpand tot zekerheid. Behalve het beslag laten leggen op woningen, bedrijfspanden (op onroerende zaken) kan er zekerheid worden geboden in de vorm van roerend goed. In dit geval leent de kredietnemer geld en laat bijvoorbeeld zijn gouden horloge achter bij de kredietgever. Voldoet de kredietnemer niet aan zijn verplichting tot betaling van de schuld en de rente, dan mag de kredietgever het gouden horloge laten verkopen. Dit noemen we het pandrecht van de kredietgever. Uit de opbrengst wordt dan de schuld voldaan. Een persoonlijke zekerheid. Wanneer de kredietnemer zijn verplichtingen niet meer kan nakomen, zal iemand anders (de borg) deze verplichtingen moeten overnemen (borgtocht). De borg moet dat vooraf schriftelijk verklaren.
Ongedekt of blanco krediet In dit geval heeft de kredietgever geen enkele zekerheid dat het uitgeleende geld ooit zal worden terugbetaald. De kredietgever gaat uitsluitend af op het goede vertrouwen dat hij in de kredietnemer heeft. De rente van een ongedekt krediet is veelal hoger dan die van een gedekt krediet, omdat het risico voor de kredietgever groter is. Afnemers- en leverancierskrediet zijn voorbeelden van blanco of ongedekt krediet. Afnemerskrediet is betaling vooraf; leverancierskrediet is betaling achteraf.
Wie zich abonneert op de krant, of een jaarabonnement neemt bij de Nederlandse Spoorwegen, verleent in feite als afnemer krediet aan deze instellingen. Jij moet eerst betalen, terwijl de levering van de krant en de dienstverlening in de vorm van vervoer door de Spoorwegen pas later worden genoten. De koper van bepaalde goederen en diensten is hier de kredietgever, terwijl de andere partij hier de kredietnemer is. Ook in de scheepsbouw is het gebruikelijk dat de opdrachtgever steeds bepaalde voorschotten betaalt op de koopprijs. Ook hier is de klant de kredietgever en de scheepswerf de kredietnemer. We noemen deze vorm van krediet afnemerskrediet. Bij leverancierskrediet zijn de rollen omgedraaid. De leverancier, de crediteur dus, is nu kredietgever, terwijl de afnemer kredietnemer is geworden. Betaling vindt plaats na levering. Leverancierskrediet is erg duur omdat de leverancier een groter risico loopt dat hij zijn geld niet ontvangt. De zekerheid dat er aan de betalingsverplichting wordt voldaan, is immers nauwelijks aanwezig bij deze vorm van ongedekt krediet. Banken kennen voor ondernemers ook nog het rekening-courantkrediet. Een rekening-courant is een bankrekening waarop de ondernemer afwisselend een tegoed of een schuld kan hebben. In de textieldetailhandel is het bijvoorbeeld verplicht om de geleverde kleding te betalen voorafgaand aan het begin van het seizoen. De winkelier heeft dus vermogensbehoefte. De bank staat rood staan toe en rekent erop dat er later, als er wordt verkocht, weer opbrengsten op de rekening komen te staan. Men staat dan afwisselen rood en zwart. Naast het rekening-courantkrediet kennen banken ook nog het doorlopend krediet, het starterskrediet en het ondernemerskrediet: • het doorlopend krediet is een financieringsmogelijkheid waarbij een particulier of ondernemer naast zijn gewone bankrekening op een andere rekening de mogelijkheid heeft te lenen en na (gedeeltelijk) terugbetaling weer bij te lenen, tot een bepaald maximum; • bij een starterskrediet verleent de bank krediet om de start van een bedrijf mogelijk te maken; • het ondernemerskrediet is een kredietmogelijkheid die speciaal voor ondernemers is bedoeld. De invulling kan per bank verschillen. 26
BKB Handels- en wetskennis
Factoring Factoring is het overdragen van de vorderingen op klanten (de debiteuren) van een bedrijf en de inning van vorderingen aan een financiële instelling, de zogenaamde factormaatschappij (factoor). De ondernemer hoeft zo niet te wachten tot de debiteuren hem betalen, maar krijgt het totaalbedrag, onder aftrek van rente en provisie, voorgeschoten door de factormaatschappij. Die stapt daar vanzelfsprekend niet blind in, maar wil inzicht hebben in de vorderingen op debiteuren. Het risico van slechte debiteuren wil de factormaatschappij vanzelfsprekend niet lopen. Daarom heeft de ondernemer voor elke transactie toestemming nodig van de factormaatschappij. Bovendien dient men het hele debiteurenbestand aan de factormaatschappij over te dragen en niet alleen de twijfelachtige (dubieuze) debiteuren. Dit laatste is logisch, want anders zou men zelf de goede debiteuren houden en de ‘slechte’ (die waarschijnlijk moeizaam zullen afrekenen) overdragen. Het overdragen van de debiteuren aan een factormaatschappij noemen we factoring of ook wel factorering.
Het voordeel van factoring voor de ondernemer is dat hij het debiteurenrisico niet hoeft te dragen en dat hij snel geld krijgt. Bovendien hoeft hij geen volledige debiteurenadministratie te voeren. Het nadeel is dat hij zijn klanten niet persoonlijk kan behandelen. Niet iedere klant vindt het prettig door een factormaatschappij te worden benaderd over openstaande facturen. Daarnaast zijn de kosten erg hoog. Leasing Leasing lijkt op huur. Het verschil is echter dat de lessee (de huurder, gebruiker) bij leasing eigenaar kan worden van het gehuurde na afloop van het contract. Bij huur is dat niet het geval. Leasing lijkt ook op huurkoop. Het verschil daarmee is echter, dat het bij huurkoop vaststaat dat de huurkoper eigenaar wordt; bij leasing is dat wel mogelijk maar niet zeker. Leasing is een overeenkomst tot huur en verhuur van bedrijfsmiddelen. Auto’s, computers, machines en dergelijke kunnen op deze wijze ter beschikking van een onderneming komen. De verhuurder (lessor) kan daarbij de verhuurde goederen op twee manieren ter beschikking stellen: • hij kan zelf alle kosten van onderhoud voor zijn rekening nemen. Daaronder vallen dan rente, afschrijving, onderhoud en reparatiekosten. In de praktijk noemt men deze vorm van leasing operational leasing. Operational leasing (service leasing) is slechts mogelijk door producenten van de verhuurde goederen; • hij neemt slechts de financiering van het gehuurde goed voor zijn rekening. Deze vorm van leasing wordt vaak door banken toegepast. Zij nemen dan de productiemiddelen over van de leverancier. Onderhoud en dergelijke zijn voor rekening van de lessee. Men noemt dit financial leasing.
Leasing komt steeds meer in de belangstelling. Vooral operational leasing wordt steeds populairder. Logisch, want de lessee loopt er weinig risico mee. In deze tijd van snelle technologische ontwikkelingen kan het onverstandig zijn om productiemiddelen te kopen. Ze zijn verouderd voor men er erg in heeft. Door toepassing van leasing is het mogelijk snel te reageren op technologische ontwikkelingen. Een nieuwe vorm is sale and lease back, waarbij eigen productiemiddelen worden verkocht en meteen weer terug geleaset worden. Een creatieve manier om aan geld te komen.
Aanvulling
27
Tot slot Dit hoofdstuk behandelde de vormen van vermogen die bij een viertal verschillende ondernemingsvormen kunnen voorkomen. We onderscheiden daarbij eigen en vreemd vermogen. Vreemd vermogen valt weer te splitsen in vreemd vermogen lang en vreemd vermogen kort. Van elke vorm is behandeld wat het betekent en de definitie ervan.
28
BKB Handels- en wetskennis