Bijspijkeren Samenvattende evaluatie School2Care Karin Schaafsma Bram van Dijk
RAPPORT
Bijspijkeren Samenvattende evaluatie School2Care Karin Schaafsma Bram van Dijk
“Of ze moeten je heel veel bijspijkeren met schoolwerk of ze moeten je heel veel bijspijkeren met je eigen gedrag. En wanneer dat weer in orde is, mag je gaan.” (oud-leerling van School2Care)
Amsterdam, 4 juli 2012
Karin Schaafsma senior adviseur
[email protected]
Bram van Dijk
[email protected] [email protected]
2
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
Inhoud 1
4
1.1
Evaluatie: overall view
1.2
Inzicht in de uitstroom
5
1.3
Opbouw rapport
5
2
Instroom en relatie met scholen van herkomst
4
6
2.1
Terugblik op eerste evaluatieronde: instroom en continuïteit van onderwijs
6
2.2
Beeld van de leerlingen naar leeftijd en onderwijsniveau
6
2.3
Zwaarte van de doelgroep
8
2.4
Relatie met de school van herkomst verandert
8
3
Methodisch handelen
10
3.1
Terugblik op tweede evaluatieronde: werken langs drie sporen
10
3.2
Terugblik op de derde evaluatieronde: het derde spoor
11
3.3
Doorontwikkeling
13
4
Uitstroom en scholen van aankomst
15
4.1
Kenschets van de uitgestroomde leerlingen
15
4.2
Samenwerking met scholen van aankomst
16
5
3
Inleiding
Slotbeschouwing
18
5.1
Van concept naar praktijk
18
5.2
Effectiviteit en meerwaarde
21
5.3
Adviezen
22
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
1 Inleiding School2Care (vanaf nu afgekort tot S2C) is in het leven geroepen om jongeren (12 - 17 jaar) die niet of nauwelijks nog naar school gaan een nieuwe, laatste kans te bieden alsnog de draad op te pakken. Bijna altijd komen deze jongeren uit gezinnen die hen niet goed kunnen opvangen en begeleiden, vaak gaat het om jongeren die overlast veroorzaken, het criminele pad op (dreigen te) gaan en/of zich afwenden van de maatschappij. De meeste van deze jongeren hebben een stevige gedragsproblematiek. S2C biedt een unieke combinatie van onderwijs, (jeugd)zorg en begeleide vrije tijdsbesteding van 8 uur ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds met als doel deze jongeren in staat te stellen een startkwalificatie te halen en door te stromen naar regulier onderwijs of werk. In oktober 2008 startten vier kernpartners (Spirit, Altra, Esprit Scholengroep en het VOsamenwerkingsverband) met de ontwikkeling van dit nieuwe concept. Na intensieve voorbereidingen opende S2C op 1maart 2011 daadwerkelijk haar deuren en begon met twee klassen van in totaal twaalf leerlingen. S2C draait sinds de zomer van 2011 op volle sterkte en er zijn op dit moment al meer dan 30 leerlingen uitgestroomd van wie een groot deel nog in ambulante begeleiding is van S2C.
1.1
Evaluatie: overall view In de periode maart 2011 tot en met juni 2012 voerde DSP-groep in opdracht van de stuurgroep van S2C een reeks van tussentijdse evaluaties uit, waarin we de ontwikkelingsgeschiedenis en werkwijze van S2C vanuit een kritisch opbouwende en onafhankelijke invalshoek benaderden. Inmiddels hebben we de vierde en laatste evaluatieronde afgerond. Met deze rapportage bieden wij een overall view op de ontwikkeling van S2C zoals wij die de afgelopen periode hebben kunnen gadeslaan - en kan dit stuk dus gelezen worden als een samenvattende evaluatie. We hernemen een deel van de informatie en inzichten uit de drie vorige 1
evaluatierondes en waar nodig voorzien we die van aanvullingen op basis van recente ontwikkelingen. Leidende vraag daarbij is: wat kunnen we na vijf kwartalen zeggen over wat S2C te bieden heeft? Waarin is de meerwaarde van S2C gelegen en in welke richting zou S2C zich het beste kunnen doorontwikkelen? Een oordeel over de effectiviteit van het programma van S2C is niet het onderwerp van deze evaluatie. Wij kunnen daarvan hoogstens een indruk geven - en dat doen we ook. Het kerndoel van S2C is daarbij steeds het oriëntatiepunt: de leerlingen in staat stellen een kwalificatie voor vervolgonderwijs of arbeidsmarkt te behalen. Of, zoals S2C het zelf in haar missie en visie formuleert:
Noot 1 In aanvulling op onze drie evaluatierapporten gebruiken we in deze rapportage ook informatie uit het inspectierapport van de Inspectie van het Onderwijs (nulmeting School2Care, d.d. 1 juni 2012) en de reactie van S2C hierop (brief aan de onderwijsinspectie, d.d. 15 juni 2012), delen van het concept jaarverslag september 2011-juni 2012 van S2C en de uitkomsten van ‘Een veranderingsstudie naar de werkzaamheid van School2Care’, een masterscriptie Forensische Orthopedagogiek van Anne van Assema. Onder begeleiding van professor dr. G.J.J.M. Stams (Universiteit van Amsterdam) onderzocht zij of het programma van S2C leidt tot verandering in het gedrag van leerlingen.
4
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
‘Het doel van School2Care is om die jongeren (d.i de doelgroep van S2C) te leren een positief toekomstperspectief voor zich zelf te ontwerpen en op zelfverantwoordelijke wijze te werken aan de realisatie van dat perspectief. (...) School2Care mag (...) niet worden beschouwd als een reguliere school waarin, naast het onderwijs, een rijk gevarieerd palet aan jeugd- en gezinsondersteuning wordt geboden. Niet een combinatie, maar een volledige integratie van onderwijs, zorg en begeleide vrijetijdsbesteding binnen één programmaconcept is het uitgangspunt. Het resultaat is wel gelijk aan dat van een reguliere school, in die zin dat kwalificatie voor vervolgonderwijs of arbeidsmarkt als kerndoelstelling wordt aangehouden.’
1.2
2
Inzicht in de uitstroom Een analyse van de uitstroom is een belangrijke factor waar het gaat om een beoordeling van de effectiviteit van het programma van S2C. Deze rapportage biedt daarin een eerste inzicht: waar zijn de leerlingen terecht gekomen en wat is hun perspectief? We hebben hiervoor de uitstroomgegevens bestudeerd in samenspraak met de onderwijscoördinator en het management van S2C en gesprekken gevoerd met de intaker/zorgbegeleider van ROC moet!, de teammanager bovenbouw van vmbo school Zuiderlicht en een mentor van de Amsterdamse Plusschool. Of en hoe het lukt om de leerlingen op weg te helpen naar een kwalificatie voor vervolgonderwijs of arbeidsmarkt, kunnen we maar ten dele beantwoorden.
1.3
Opbouw rapport Eerste onderwerp dat we in deze rapportage bespreken, is het type leerlingen dat instroomt bij S2C en de veranderende relatie met de scholen vanwaar de leerlingen komen (scholen van herkomst). We hernemen hiervoor kort de eerste evaluatieronde waarin de instroom en continuïteit van onderwijs centraal stond. In het daarop volgende hoofdstuk gaan we in op het methodisch handelen van het team van S2C en hoe zich dit heeft ontwikkeld. Vervolgens bekijken we de uitstroom van S2C. We geven een kenschets van de uitstroomde leerlingen en een beeld van de samenwerking van de ‘school van aankomst’. Het laatste hoofdstuk is een slotbeschouwing.
Noot 2 Hoofdstuk over missie en visie S2C, pag. 6, 7.
5
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
2 Instroom en relatie met scholen van herkomst Wie zijn de leerlingen die starten bij S2C en wat is de beste manier om continuïteit van onderwijs te realiseren? Deze vragen staan centraal in dit hoofdstuk. We beginnen met een korte terugblik op de eerste evaluatie ronde.
2.1
Terugblik op eerste evaluatieronde: instroom en continuïteit van onderwijs In de eerste rapportage (mei 2011) lag de focus op de instroom en de continuïteit van onderwijs: hoe verloopt de instroom, voldoen de leerlingen die instromen aan de doelgroepomschrijving van S2C, wat is de relatie met school van herkomst en lukt het ook om leerlingen door te laten gaan in het onderwijsprogramma van de school van herkomst? Verder hadden we in deze evaluatie aandacht voor de vraag hoe S2C zich als bovenschoolse voorziening verhoudt tot alternatieve voorzieningen voor dit type leerlingen, zoals Transferium, Altra College (REC4) en STOP (School Time Out project). Conclusies Conclusies in die eerste rapportage waren onder meer:
Terugkeer van leerlingen naar hun school van herkomst is in veel gevallen niet realistisch.
Het risico bestaat dat de doelgroep te zwaar wordt, mede gezien het relatief grote aantal leerlingen dat instroomde vanuit REC4.
Het risico bestaat dat S2C een ‘eindvoorziening’ wordt, omdat leerlingen nergens anders terecht kunnen. Dat het daarom belangrijk is om voldoende nieuwe kansen/uitstroommogelijkheden voor de leerlingen te creëren. Het punt van instroommogelijkheden creëren hernemen we in het laatste hoofdstuk.
2.2
Beeld van de leerlingen naar leeftijd en onderwijsniveau We schetsen hier kort een beeld van alle leerlingen die vanaf de start van S2C tot nu (14 juni 3 2012) op S2C hebben gezeten. We spitsen ons toe op twee variabelen:
Leeftijd
Noot 3 Toen wij deze rapportage schreven, konden wij niet beschikken over de definitieve gegevens over instroom en uitstroom. Die zullen wel te vinden zijn in het definitieve jaarverslag van S2C (schooljaar 2011-2012), dat in de loop van juli 2012 klaar is. In deze rapportage maken wij gebruik van de voorlopige gegevens. Het beeld dat hieruit naar voren komt zal niet wezenlijk afwijken van wat de definitieve gegevens zullen vertellen.
6
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
Dit is relevant gezien de uitstroommogelijkheden. Een leerling van 16 jaar is in de regel te oud om terug te keren naar het voortgezet onderwijs wanneer hij/zij – zoals meestal het geval is – een of meer jaren onderwijsachterstand heeft.
Onderwijsniveau
Leeftijd bij start op S2C 4 Sinds de start van S2C tot en met medio juni 2012 zijn in totaal 61 leerlingen daadwerkelijk met
het programma begonnen. Kijken we naar de leeftijd van de leerlingen op het moment dat ze startten bij S2C, zien we het volgende beeld:
13 jaar: 8 leerlingen
14 jaar: 13 leerlingen
15 jaar: 21 leerlingen
16 jaar: 14 leerlingen
17 jaar: 5 leerlingen
Onderwijsniveau bij start op S2C Het onderwijsniveau van de ingestroomde leerlingen benoemen we op basis van de school van herkomst. Dat geeft het volgende beeld:
PrO: 4 leerlingen
Vmbo basis of kader: 36 leerlingen
Vmbo theoretisch: 7 leerlingen
Havo/vwo: 7 leerlingen
MBO1/AKA1: 5 leerlingen
Geen gegevens: 2 leerlingen
REC4 en LWOO Meer dan een kwart van de leerling had een REC4 indicatie, meer dan een kwart had een indicatie voor LWOO:
REC4: 16 leerlingen (waarvan 2 gecombineerd met LWOO)
LWOO: 16 leerlingen (waarvan 2 gecombineerd met REC4)
Opvallend Opvallend zijn de volgende constateringen:
Het overgrote deel van de leerlingen komt binnen vanuit vmbo basis of kader (bijna 60%). Aangezien de leeftijd van het merendeel van de leerlingen 15 jaar of ouder is, zal terugkeer naar het vmbo in de meeste gevallen geen logische optie zijn. De leeftijd bij uitstroom is dan meestal 16+.
De helft van de leerlingen heeft een LWOO indicatie. Deze indicatie wordt afgegeven door de basisschool. Dit betekent dat bij de helft van de leerlingen die indicatie niet is afgegeven – en toch kwamen deze leerlingen na soms 1 en meestal 2 à 3 jaar bij S2C terecht. S2C heeft vanuit de dossier analyse de indruk, dat bij deze leerlingen in een eerder stadium actie ondernomen had kunnen worden. Het zou interessant zijn dit nader te analyseren.
Noot 4 We hebben hier de lijst gebruikt van 14 juni 2012. Later bij de uitstroom gebruiken we de gegevens van de lijst van 20 juni – waardoor enkele verschuivingen optreden – die echter niet van invloed zijn op het overall beeld.
7
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
De helft van de leerlingen heeft een REC4 indicatie.
Uit de interviews met de onderwijscoördinator en het management van S2C komt naar voren dat bijna alle leerlingen van S2C een disharmonisch profiel hebben. Dat wil in het geval van S2C leerlingen zeggen dat zij verbaal sterker zijn dan performaal. Dit zijn leerlingen die overschat worden met als gevolg: faalangst of zelfoverschatting – wat veel teleurstelling en frustratie brengt. Bovendien zijn dit in de regel leerlingen die slecht kunnen plannen – hetgeen wel nodig is voor hun schoolloopbaan. Met name het ROC vraagt veel zelfstandigheid. S2C bereidt hen daarop voor door hun studievaardigheden te trainen, maar deze leerlingen hebben grenzen wat betreft hun leerbaarheid op dit vlak.
2.3
Zwaarte van de doelgroep Dat S2C een te zware doelgroep binnen zou krijgen, wat het risico met zich meebrengt dat het een te grote wissel trekt op het team, de sfeer en veiligheid op school en daarmee ook de kwaliteit van wat S2C te bieden heeft – zoals wij dat in onze eerste twee rapportages hebben geschetst - is niet meer zo’n item als in het begin. De onderwijscoördinator en management van S2C noemen hiervoor een aantal verklarende factoren:
De structuur binnen S2C is steviger, staat beter. Het team heeft meer controle en is beter in staat om de groepsdynamica te hanteren - onder meer vanwege een aantal veranderingen die in de loop van de tijd is aangebracht:
begin 2012 heeft S2C besloten om de fasering in drieën (doorstroom van kerngroep 1 naar 2 naar 3) te beperken; vanuit kerngroep 1 kan nu naar kerngroep 2 of 3 doorgestroomd worden – waardoor meer rekening gehouden kan worden met pedagogische aanpak die een leerling nodig heeft en groepsdynamiek;
regels worden strakker gehanteerd. Zo wordt een leerling die zich misdraagt, na drie waarschuwingen consequent naar de achterwacht (coach) en – als dit niets uithaalt vervolgens voor de rest van de dag naar huis gestuurd – terwijl de coaches hier in de startfase coulanter mee om gingen. De weggestuurde leerling moet altijd op gesprek komen met ouders en/of voogd. Deze aanpak werpt vruchten af. Het houdt sfeer op school veilig en schept duidelijkheid;
er zijn meer coaches met een onderwijsachtergrond in het team gekomen. Zij zijn ervaren in klassenmanagement en zetten sterk in op de werkhouding van leerlingen – en versterken deze competenties binnen het team;
het programma op S2C is evenwichtiger en meer gestructureerd gemaakt, beter geënt op de werkpraktijk van S2C.
2.4
REC4 is terughoudender geworden met aanmelden van leerlingen voor S2C.
Relatie met de school van herkomst verandert Continuïteit van onderwijs is nog steeds een belangrijk thema, maar op andere wijze dan in het begin. Zoals we in de terugblik op de eerste evaluatierond al aangaven, is S2C vrij snel teruggekomen van het aanvankelijke uitgangspunt dat een leerling idealiter terug gaat naar de school van herkomst. Gegeven ook het feit dat S2C eigen onderwijsmethodes is gaan gebruiken
8
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
(zie 3.3) raakt de relatie met de school van herkomst – waar de leerling nog wel ingeschreven staat en die dus ook nog steeds verantwoordelijk is – meer op de achtergrond. De noodzaak om de relatie te onderhouden lijkt kleiner geworden. In dat opzicht is S2C minder naar achteren en meer naar voren gaan kijken. De rol van S2C op onderwijsgebied is dus anders geworden dan in de oorspronkelijke opzet was bedacht. S2C functioneert minder in het verlengde van de school van herkomst en meer als eigenstandig schakel. In het merendeel van de gevallen moet S2C de brug zijn van het vmbo naar het mbo entree of mbo – en vervult die brugfunctie ook met verve (zie hoofdstuk 4). Tegelijkertijd geeft de Inspectie van het Onderwijs, die S2C begin mei 2012 voor een nulmeting heeft bezocht, aan S2C als aanbeveling mee zich sterker dan nu te richten op de scholen van herkomst en deze scholen te verplichten om de bij hen nog ingeschreven leerlingen terug te plaatsen dan wel een vervolgonderwijsvoorziening voor hen te vinden. S2C zelf heeft in een brief op deze aanbeveling gereageerd met de belofte dit door te spreken met het samenwerkingsverband Amsterdam om te bezien hoe zij dit vorm kunnen geven. Op dit punt komen we graag terug (zie hoofdstuk 5).
9
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
3 Methodisch handelen S2C heeft een doelgroep met een complexe, meervoudige problematiek – en werkt op verschillende fronten tegelijkertijd: onderwijs, gedrag, sociale omgeving (ouders, vrije tijd, baantje). Dit vraagt veel van het team. Essentieel is een gedeelde werkwijze waarin onderwijs en zorg samenhangen. Hoe werkwijze en team zich hebben ontwikkeld was onderwerp van de tweede evaluatie ronde. In de derde evaluatie ronde hebben we specifiek gekeken naar hoe S2C de sociale leefomgeving van individuele leerlingen zo versterkt, dat het hun schoolloopbaan ondersteunt.
3.1
Terugblik op tweede evaluatieronde: werken langs drie sporen Tijdens de tweede evaluatieronde (rapportage september 2011, met als titel Leerschool) hebben we gesproken met het team (bijna alle coaches en het management). Focus lag op de werkwijze van S2C waarbij we hebben gekeken naar gedrag/groepsdynamiek, methodiek en het functioneren van het team. Het team van coaches was inmiddels op volle sterkte. Doel van deze evaluatieronde was na te gaan langs welke wegen S2C haar kerndoelstelling realiseert. We hebben daarbij drie sporen onderscheiden: 1
Werken aan gedrag
Werken aan gedrag is bij S2C in de eerste plaats gericht op het leren leren. Leren vraagt bijna altijd om een gedragsverandering van de leerling. De coaches van S2C hebben te maken met een zware doelgroep - zij ervoeren die ook als zwaar. Bij deze leerlingen is vaak sprake van diep ingesleten patronen. Spijbelen, een ongemotiveerde werkhouding, maar ook agressie en ander grensoverschrijdend gedrag staan hun schoolcarrière in de weg. S2C werkt op verschillende manieren aan het gedrag van leerlingen, onder andere door middel van het Plan van Aanpak dat voor elke leerling wordt gemaakt (waarin doelen en stappen zijn opgenomen), het Portfolio, Equip (methode onder andere om jongeren te leren verantwoordelijkheid te dragen voor het eigen handelen), sancties en drang/dwang via leerplicht, voogd en/of jeugdreclasseerder (95% van de leerlingen heeft een voogd of jeugdreclasseerder). We concludeerden dat er behoefte was aan meer overeenstemming binnen het team over hoe te handelen bij grensoverschrijdend gedrag en adviseerden het ‘methodisch handelen’ dat gericht is op positieve gedragsverandering, verder te ontwikkelen en te expliciteren. Verder zagen we goed hoe S2C de jeugdketen (gezinsvoogd, jeugdreclasseerder, leerplicht) beter en meer lieten functioneren als externe ‘boeman’ die met behulp van dwang en drang middelen kan helpen het gedrag van bepaalde leerlingen te begrenzen. 2
Wegwerken van onderwijsachterstand
S2C werkt met individuele leerlijnen voor iedere leerling. Omdat S2C als uitgangspunt had genomen aan te sluiten bij de school van herkomst van de leerlingen, werkte men destijds met verschillende onderwijsmethodes. De grote diversiteit aan onderwijsmethodes maakte het werk van
10
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
de coaches echter versplinterd en arbeidsintensief en beperkte bovendien de regie op de leermiddelen. S2C ging daarom in toenemende mate gebruik maken van de onderwijsmethode Deviant voor leerlingen van 15 jaar en ouder met een onderwijsniveau van vmboT of lager. Ten tijde van onze tweede evaluatie werd duidelijk dat verdere ontwikkeling en concretisering van de leerlijn nodig waren. We constateerden dat het Plan van Aanpak voor wat betreft de leerlijn nog te beperkt was en ook dat de samenhang tussen leerlijn – stappenplan – weektaak veel meer als feed back instrument gebruikt zou kunnen worden om de onderwijsdoelen realistisch te maken/houden en de leerling meer in het onderwijsproces te betrekken. Een andere observatie was dat er behoefte was om de didactische vaardigheden binnen het team te versterken. 3
Kwaliteit toevoegen aan de sociale omgeving (gezinssysteem, vrije tijd)
Ook ‘werken buiten de muren’ van S2C is een belangrijk spoor in het methodisch handelen van S2C. Daarbij gaat het met name over de situatie in het gezin, de rol van de ouders en de vrije tijdsbesteding. Hoe zorgen de coaches van S2C er voor dat die sociale contexten van de leerling steunend worden - en de leerling niet terugtrekken in oude negatieve leef- en gedragspatronen? DSP-groep signaleerde dat de coaches voor dit ambulante werk te weinig tijd hadden of maakten. De nadruk lag op dat moment meer op onderwijs, de groepen/groepsdynamica en de zorg aan de leerlingen. Wij benoemden dit derde spoor echter wel als een aandachtspunt voor de doorontwikkeling van S2C. Conclusies Een belangrijke constatering van deze evaluatieronde was dat de positieve inzet van het team in deze roerige beginperiode een groot compliment verdiende en dat S2C de eerste fase in de ontwikkeling achter de rug had. Na een periode van in het diepe gegooid te zijn, vonden team en management meer vaste basis onder de voeten voor
het ontwikkelen en ook consequent toepassen van een algemeen gedeelde werkwijze;
het versterken van de onderwijskant;
het doorontwikkelen van het derde spoor.
We gaven voorts een aantal aanbevelingen voor doorontwikkeling waarmee S2C aan de slag is gegaan (zie ook 3.3).
3.2
Terugblik op de derde evaluatieronde: het derde spoor In de derde evaluatieronde (rapportage Met het oog op de toekomst, maart 2012) hebben we het derde spoor (kwaliteit toevoegen aan de sociale omgeving) tot onderwerp van onderzoek genomen. We analyseerden de werkwijze: de wijze waarop het Plan van Aanpak in dit verband wordt gebruikt, het gebruik van het ‘bolletjesschema’ om een omgevingsanalyse te maken, de rol van de coach, de benodigde tijdsbesteding en – ook hier weer – het samenspel tussen coach/S2C en de (gezins)voogd en jeugdreclasseerder. Ten aanzien van het gezin/gezinssysteem moet S2C bij elke individuele leerling uiteindelijk tussen twee opties kiezen:
de rol van het gezin/de ouders versterken door middel van gesprekken met de ouders, gesprekken met de leerling om de rol van de ouder beter te duiden, accepteren en de
11
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
beperkingen ervan helder te maken, hulp in het gezin inzetten in samenspraak met BJZ of WSG;
de rol van het gezin/de ouders begrenzen als de ouders negatieve invloed uitoefenen op de situatie en hun kind (maar wel in gesprek blijven met de ouders, ook wanneer hun rol nog minimaal kan zijn).
De ‘vrije tijd’ van de S2C leerlingen kan in vier verschillende soorten vrije tijd worden opgedeeld. Op elk daarvan heeft S2C een aanpak: 1
Vrije tijd binnen de kaders van S2C: speelruimte om te leren Het programma van S2C biedt een combinatie van onderwijs en vrije tijd en S2C heeft na de zomer van 2011 dit programma beter gestructureerd en gerichter gemaakt (met een ochtendrooster gericht op theoretische vakken, een middagrooster in twee blokken met sport/studie-uur en bijzondere activiteiten als koken, tuinieren, sport, film- en toneelworkshops en een avondrooster dat vrij is: gamen, tv kijken, poolen, tafeltennis, X-boxen, etc). Het programma is erop gericht om de aansluiting tussen vrije tijd binnen en vrije tijd buiten beter te laten aansluiten. S2C organiseert regelmatig uitstapjes en activiteiten buiten S2C onder begeleiding, zoals bowlen of naar een museum. Deze vormen een goede leerschool voor ‘hoe je te gedragen’ buiten school. Ook sport binnen S2C kan een goede ingang zijn om te werken aan gedrag.
2
Sociaal netwerk en vrienden S2C gaat in gesprek met de leerlingen over het sociale netwerk en vrienden, meestal aan de hand van het bolletjesschema om op zoek te gaan naar steunende personen of patronen.
3
Sport en hobby’s S2C gaat samen met de leerling op zoek naar sport of hobby’s als positieve vrije tijdsbesteding. S2C zoekt in het gezin of het sociale netwerk iemand om de leerling van en naar sport en/of andere hobby’s te begeleiden.
4
Een baantje Werk is vooral aan de orde voor leerlingen van 15 jaar en ouder. Een baantje is een goede manier om sociale vaardigheden op te doen en te leren wat er van je gevraagd wordt als het gaat om werken. Het vinden van een baantje is voor S2C leerlingen om diverse redenen niet gemakkelijk.
Conclusies We geven hier een aantal van onze observaties en conclusies naar aanleiding van deze derde evaluatieronde:
De coaches schetsen dat de tijd die zij besteden en kunnen besteden aan dit ‘derde spoor’ nu voldoende is. Zij verdelen hun tijd in drie gelijke delen over onderwijs, begeleiding binnen en begeleiding buiten de muren van S2C en dat is een goede verdeling.
De bijstelling van het dagprogramma (ochtend, middag en avondrooster met helder onderscheiden type activiteiten) geeft naar verwachting meer rust en tijd.
De kwaliteit en gedrevenheid van de coaches op dit derde terrein van ouders, vrije tijd en werk, is groot. Zij verbinden casuïstiek en algemene uitgangspunten op een vanzelfsprekende manier
Het belang van een (bij)baantje is groot – zeker ook met het oog op werk in de toekomst. Het is daarom goed dat S2C zich ondanks de barrières blijft inzetten op dit front.
12
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
Uitgangspunten formuleren Omdat ten tijde van de derde evaluatieronde duidelijk is dat de werkwijze van S2C in grote lijnen staat, pleitten we ervoor om die werkwijze op hoofdlijnen vast te leggen. In de vorm van 11 uitgangspunten of pijlers hebben we daarvoor een eerste aanzet gegeven. Deze hebben wij als bijlage aan deze rapportage toegevoegd.
3.3
Doorontwikkeling Onderwijs Inmiddels heeft S2C eigen onderwijsmethodes aangeschaft en de leerlijn in eigen hand genomen. Verder is na de zomer van 2011 ook een onderwijscoördinator aangesteld voor doorontwikkeling onderwijsstructuur en het begeleiden van de uitstroom van leerlingen. Het aantal coaches met een onderwijs achtergrond is gegroeid, de verhouding is nu 8 coaches vanuit onderwijs en 5 vanuit de hulpverlening. Daarmee zijn de didactische vaardigheden van het team versterkt. Een mix tussen hulpverleningsvaardigheden en didactische vaardigheden blijft essentieel. Het management beoordeelt de huidige verhouding als goed. Integraal en planmatig werken Verder heeft S2C voor wat betreft het planmatig werken een nieuwe stap gezet - mede naar aanleiding van de conclusies van de Inspectie voor het Onderwijs die S2C begin mei 2012 bezocht voor een nulmeting. De Inspectie deed aan S2C de aanbeveling het onderwijstraject meer planmatig (cyclisch) en ook sneller en doelgerichter in te richten (met concrete didactische en sociaal-emotionele korte termijn doelen op basis van een realistisch lange termijn perspectief). Het huidige Plan van Aanpak en de systematiek van leerlijn/stappenplan lieten zich tot nu toe niet goed integreren. Daarom onderzoekt S2C momenteel de mogelijkheden om de methodiek van Altra 5 (planmatig werken in het speciaal onderwijs ) en de methodiek van Spirit (planmatig werken in de
hulpverlening) te integreren tot een manier van werken die S2C past. Doel is om voor elke leerling te komen tot één plan waarin onderwijs en zorg geïntegreerd zijn en dat voldoet aan de eisen van zowel de Inspectie Jeugdzorg als de Inspectie van het Onderwijs. Na de zomervakantie 2012 wil S2C hiermee starten. Ook heeft S2C inmiddels een (uitgebreide) beschrijving van de werkwijze gemaakt (versie 1). Wij adviseerden om de werkwijze op hoofdlijnen – dus niet teveel op detail niveau – te beschrijven om die toegankelijk en overzichtelijk te houden en ook om de werkwijze niet teveel te ‘protocolliseren’.. Het management van S2C heeft aangegeven die stap nog te gaan maken. Gedrag/leerhouding De fasestructuur is teruggebracht tot 2 (in plaats van 3) fasen. Van kerngroep 1 (waarin vooral gewerkt wordt aan gedrag en werkhouding) stroomt de leerling door naar kerngroep 2 of 3 – waardoor bij de samenstelling van de klassen meer rekening gehouden kan worden met de groepsdynamiek en de didactische behoeften van de individuele leerlingen.
Noot 5 middels IHP: individueel handelingsplan
13
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
Er bestaat nu eenduidigheid in de aanpak van grensoverschrijdend gedrag. De regels worden consequent toegepast. Na drie waarschuwingen wordt de leerling naar huis gestuurd – waarna een gesprek volgt met ouders en/of voogd/jeugdreclasseerder. Ook het Portfolio is verder ontwikkeld door S2C. Dit bestaat sinds het najaar van 2011 uit een compleet boek dat elke leerling bij de start op S2C krijgt. Alle opdrachten, werk en rapporten worden in dit boek verzameld. Bovendien krijgt de leerling elke week een les persoonlijke ontwikkeling en eens per twee weken maakt de leerling samen met de coach een persoonlijke opdracht. Equip is en blijft een belangrijke en effectieve methodiek om te werken aan gedragsverandering. Drie coaches zijn inmiddels trainers in deze methodiek en trainen hun collega’s. Gedragsverandering 6 De Universiteit van Amsterdam heeft een (eerste) onderzoek gedaan naar gedragsverandering
van S2C leerlingen en hiertoe twee metingen uitgevoerd. Tussen de eerste en de tweede meting zaten slechts drie maanden, toch laten de onderzoeksresultaten al een voorzichtige afname van probleemgedrag zien en een kleine toename van de vaardigheden die nodig zijn om te kunnen deelnemen aan regulier onderwijs.
Noot 6 Zie ‘Een veranderingsstudie naar de werkzaamheid van School2Care’, Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek door A.J.L. van Assema (begeleiding Prof. Dr. G.J.J.M. Stams, Dr. I.M. Wissink), Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam (2012).
14
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
4 Uitstroom en scholen van aankomst 4.1
Kenschets van de uitgestroomde leerlingen Per juli 20127 zijn er in totaal 29 leerlingen uitgestroomd, van wie S2C er 15 nog ambulant begeleidt. Van de overige 14 leerlingen is het traject afgesloten. Ambulante leerlingen Van de 15 ambulante leerlingen
volgen 7 leerlingen onderwijs op entree opleidingen, zoals ROC moet! of ROC op maat; dit zijn instroom trajecten voor leerlingen die toegang geven tot mbo;
volgen 2 leerlingen mbo niveau 2;
combineren 2 leerlingen werk en school (BBL)
volgt 1 leerling praktijkonderwijs
volgt 1 leerling REC4 (Altra College)
volgt 1 leerling thuisonderwijs via S2C in afwachting van plaatsing gesloten jeugdzorg
is 1 leerling geschorst en wacht op plaats in gesloten behandeling
Voorsorteren op mbo Opvallend is dat er geen van de leerlingen regulier voortgezet onderwijs volgt na S2C. De overgrote meerderheid van de leerlingen wordt door S2C voorgesorteerd op het ROC. S2C kan daarbij goed aansluiten bij de diverse trajecten op ROC’s die zij-instroom mogelijk maken (zoals de Amsterdamse Plusschool, ROC moet en ROC op maat). Dit type trajecten (ook de vergelijkbare trajecten die vmbo scholen aanbieden) wordt dit jaar gebundeld onder de naam ‘ROC entree’. Een groot voordeel van deze entree opleidingen is dat instroom een aantal keer per jaar mogelijk is. Ongeveer de helft gaat goed S2C laat de ambulante leerlingen pas los als het goed gaat en voor deze groep geldt dat het nog niet goed genoeg gaat en/of nog kwetsbaar is (ene moment gaat het wel goed, andere moment niet). Zelf heeft S2C het vertrouwen dat bij ongeveer de helft van deze leerlingen de begeleiding op afzienbare termijn kan worden afgesloten, bij de andere helft blijft het ‘een dubbeltje op zijn kant’ en in een aantal gevallen is het rondweg zorgelijk. Afgesloten trajecten Van de afgesloten projecten (14 leerlingen)
volgen 4 leerlingen onderwijs in een ge/besloten setting;
volgen 2 leerlingen onderwijs (Altra/REC4)in combinatie met dagbehandeling bij de Bascule;
Noot 7 Zie noot 5.
15
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
volgen 4 leerlingen onderwijs of hebben werk (1 leerling volgt speciaal onderwijs in Engeland, 1 een BBL opleiding en 1 leerling werkt bij AH)
zit 1 leerling op School2Work
zit 2 leerlingen (18+) thuis en is S2C traject afgesloten zonder resultaat (terugmelding aan JRCL)
staat 1 leerling (18+) ingeschreven op het ROC niveau 1, maar onttrekt zich aan iedere bemoeienis van S2C
We kunnen op basis hiervan vaststellen dat in bijna de helft van de gevallen (6 van de 14 afgesloten trajecten) een meer intensieve (besloten/gesloten setting) of meer specialistische vorm van begeleiding (Bascule/REC4) nodig was dan S2C kan bieden. Bij vijf van de dertien leerlingen (iets meer dan een derde deel) heeft S2C haar kerndoel behaald. Hierbij maken we de volgende kanttekeningen:
We weten niet of het beeld van de afgesloten trajecten representatief is. De komende periode moet dit uitwijzen. De geplande uitstroom voor na de zomervakantie 2012, geeft een indicatie dat het beeld over een jaar wellicht zal zijn veranderd. Van de 11 leerlingen die dan uitstromen, gaan er twee naar een praktijkschool, 3 naar het Altra College, 3 naar vmbo (zorglocatie) en 3 naar ROC niveau 1.
Het succes van S2C is niet alleen gelegen in het afleveren van leerlingen die daadwerkelijk in staat zijn weer regulier onderwijs te volgen. Wanneer dit niet mogelijk blijkt en S2C zorgt dat een leerling goed terecht komt in een andere setting (bijvoorbeeld dagbehandeling Bascule gecombineerd met onderwijs) kan dit ook als een verdienste of meerwaarde gezien worden.
4.2
Samenwerking met scholen van aankomst Bestaande contacten Een goede aansluiting op en samenwerking van met ‘de school van aankomst’ is essentieel voor succesvolle uitstroom. Het meeste contact heeft S2C met ROC moet!, ROC op maat en de Amsterdamse Plusschool. Recentelijk zijn er meer contacten met Altra/REC4, omdat een aantal leerlingen daar naar toe zal gaan. Nieuwe contacten zijn er met de zorglocaties Iedersland College en ‘t Hogeland, waar aan jonge leerlingen een combinatie wordt geboden van vmbo (basis/kader) en leerwegondersteuning. Er is weinig contact met regulier voortgezet onderwijs – mede ook omdat er weinig leerlingen naar toe gaan. Voorwaarden Onderwijscoördinator en management benoemen enkele factoren die essentieel zijn voor een succesvolle uitstroom:
Het beleggen van een netwerkbijeenkomst (met het professionele en het sociale netwerk) van de leerling om de stap naar vervolgonderwijs te bepreken en te ondersteunen (in de vorm van afspraken).
Contact met de school of zorglocatie waar de leerlingen naar toe gaan.
Goede overdracht (met zijn allen om de tafel, wat werkt wel en wat niet), goed voorbereid aan het onderwijs beginnen.
16
Korte lijn en intensief contact tussen coach en mentor.
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
Goed inschatten van de leerling en zijn/haar mogelijkheden: niet te hoog insteken, maar ook niet te laag (anders verdwijnt de motivatie).
Scholen over S2C Vanuit de interviews met de teammanager bovenbouw vmbo, de intaker/zorgbegeleider ROC moet! en een mentor van de Amsterdamse Plusschool worden deze punten onderstreept. Zij vinden vooral de intensieve samenwerking met de coach van S2C bijzonder (zij hebben die ervaring bij geen enkele andere instelling) en zeer waardevol. Als groot voordeel benoemen deze gesprekspartners het bundelen van kennis, het samen op denken en het delen van verantwoordelijkheid. “Het is zinvol samen een pad uit te stippelen voor leerlingen voor wie dat verre van eenvoudig is.” (teammanager vmbo). De mentor van de Amsterdamse Plusschool noemt het kritisch meekijken van de S2C coach goed, omdat hij/zij bij uitstek iemand is die positief kijkt naar de ontwikkeling van de leerling en de ontwikkelingsrichting goed in de gaten houdt. De intaker van ROC moet! stelt dat de coach zeer bruikbare en goede ‘inside informatie’ over de leerling verschaft, zoals bijvoorbeeld aanwijzingen hoe het beste om te gaan met een bepaalde leerling: “Volhouden, duidelijk zijn, als je ruimte geeft gaat hij schuiven. Omgaan met verandering vindt hij moeilijk. Als het anders gaat dan afgesproken of voorzien, gaat hij met de hakken in het zand. Zijn moeder is deel van het probleem, want zij vergoelijkt het gedrag van haar zoon voortdurend. Het is heel handig dat S2C ons dit soort informatie kan geven, anders moeten wij dat allemaal zelf uitdokteren.” De groeiende samenwerking en bekendheid met elkaars werkwijze leidt er bovendien toe, zegt zij, dat ROC moet! ook leerlingen aanmeldt bij S2C – zoals onlangs voor het eerst gebeurde bij een leerling die gebaat is bij een periode van intensieve begeleiding door S2C. “Wij proberen leerlingen die niveau 1 zelfstandig niet redden een warm bad te geven, maar we hebben toch net te korte armen.” S2C heeft die lange armen wel. Stages De coaches van S2C regelen - mondjesmaat en ad hoc, maar wel in toenemende mate - zelf stages voor leerlingen als voorbereiding op ROC niveau 1. Zo gaat een leerling in september stage lopen bij een banketbakker. De onderwijscoördinator van S2C zegt hierover: “Dit is nuttig en goed bij leerlingen die weten wat ze willen en wanneer er duidelijkheid is over hun leerniveau. Zo’n stage is ook goed om een leerling te motiveren. Deze stage paste de opleiding die deze leerling volgend jaar gaat volgen: assistent banketbakker.” Na de zomer gaan nog twee leerlingen een stage doen (uiterlijke verzorging). En een ander voorbeeld is een leerling die uit praktijkonderwijs komt. S2C laat hem twee dagen stage lopen bij een fietsenmaker met goedkeuring van leerplicht.
17
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
5 Slotbeschouwing We zijn als DSP-groep getuige geweest hoe S2C zich in snel tempo van concept naar daadwerkelijke praktijk heeft ontwikkeld, van plan naar daad. Graag noteren we hier onze belangrijkste observaties over de manier waarop dat is verlopen. In deze slotbeschouwing benoemen we verder zo bondig mogelijk de meerwaarde van S2C en geven een paar aanbevelingen voor de nabije toekomst.
5.1
Van concept naar praktijk Teamopbouw en gedeelde werkwijze/methodiek ontwikkelen Teamopbouw vraagt tijd en sturing. De fase waarin we het team en de werkwijze onder de loep namen (tweede evaluatie ronde) was een goed moment. Teamopbouw en als team een werkwijze ontwikkelen, delen en consequent hanteren (als team één lijn trekken) zijn hand in hand gegaan. We hebben duidelijk de overgang gezien van de pioniersfase naar de fase van professionele doorontwikkeling. S2C heeft toen een aantal zaken strak getrokken (onder andere het programma) en ook de resten van een zekere naïviteit afgelegd. Zelf benoemt men bij S2C dat de insteek die met APS is gekozen enigszins naïef was. We citeren een van de coaches (uit de tweede rapportage, pagina 8): “We werden doordrenkt in positivisme, liefde, begrip en een luisterend oor. We zijn er achter gekomen dat dat niet werkt.” Een positieve benadering is nog steeds een van de uitgangspunten in de werkwijze van S2C (we benoemden dit als de eerste pijler van de werkwijze in de derde rapportage: een positief spoor inzetten), maar realistischer vormgegeven. Een van de uitgestroomde leerlingen formuleert dit heel treffend: “Het is heel erg streng eigenlijk, maar ze verpakken het zó mooi. (…) Je gaat het bijna leuk vinden hierzo.” De discussie binnen het team over hoe strak de regels te hanteren – bijvoorbeeld waar het gaat om het naar huis sturen van leerlingen – heeft er toe geleid dat S2C inderdaad strenger is geworden. De leerlingen van S2C die we interviewden zien dat heel duidelijk als een must. “Je hebt een coach nodig die je strak houdt hier op deze school. Als je hier niet strak wordt gehouden, dan loopt het uit de hand. Dat is de waarheid gewoon,” aldus een van de uitgestroomde leerlingen. Een bijzondere observatie over het afleggen de aanvankelijk naïviteit is toch ook die van de inhoudelijk manager over de pogingen van S2C om ‘leuke’ en positieve dingen voor de leerlingen te organiseren, zoals fitness, graffiti of een filmworkshop. Dat ging niet vanzelf, S2C leerlingen haakten daar vaak helemaal af. “We moeten ons realiseren dat onze leerlingen (…) nooit zijn opgevoed met creatieve en leuke dingen.” Ze ziet verzet tegen de norm dat iets leuk moet zijn en vraagt zich af of dit komt omdat het als verraad voelt om de dingen wel leuk te vinden. “Toch is en blijft het belangrijk (…) hen te laten ervaren dat er iets anders is dan hangen op straat. Hen oog te laten krijgen voor hun talenten en kwaliteiten (…) en hen te stimuleren om een intrinsieke motivatie 8
op te bouwen.”
Noot 8 Zie ‘Met het oog op de toekomst’, rapport van de derde evaluatieronde door DSP-groep, pagina 12
18
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
Onderwijs S2C sterker positioneren S2C is begonnen als een voorziening met sterke wortels in de zorg/hulpverlening. Dit kwam onder meer tot uitdrukking in de bezetting van het team/management, de methodieken die men mee nam (Equip, het ‘bolletjesschema’, de systematiek van het Plan van Aanpak waarmee men werkte). Van hieruit heeft S2C zich moeten ontwikkelen in onderwijs – op verschillende manieren. S2C moest zich niet alleen inhoudelijk bijspijkeren en trainen (onderwijsmethodieken, leerlijnen, klassenmanagement, etc.), maar ook haar positie binnen het onderwijsveld bepalen, zich invoegen binnen de onderwijs infrastructuur – die verre van inzichtelijk is en bovendien sterk in beweging (o.a. bundeling van alle toeleidingstrajecten mbo in ROC entree). S2C heeft daarin grote stappen gezet:
Groeiend besef dat onderwijs sterk neergezet moet worden binnen S2C.
Terugkomen van uitgangspunt dat leerling teruggaat naar school van herkomst.
Aanschaffen van eigen onderwijsmethodes.
Versterken van het team met mensen uit het onderwijs.
Aanstellen onderwijscoördinator.
In toenemende mate integreren van individuele leerlijnen en het Plan van Aanpak (zie ook hieronder: vinden van een balans).
Zelfstandige schakel op weg naar vervolgonderwijs en stage/werk De sterkere positionering van onderwijs heeft ook geleid tot een andere rol van S2C binnen het onderwijsveld. Zoals we in 2.4 al schreven, heeft S2C qua onderwijs meer het heft in eigen hand genomen en is meer een zelfstandige schakel geworden op weg naar het behalen van een startkwalificatie en vervolgonderwijs. Dit zien we terug in de volgende ontwikkelingen:
De ervaring van de afgelopen vijf kwartalen leert dat die schakelfunctie voor het merendeel van de leerlingen bestaat uit het toeleiden naar het mbo. Veel van de S2C leerlingen stromen naar mbo niveau 1/ROC entree. De contacten die S2C met scholen onderhoudt, vormen een goede afspiegeling van wat nodig is voor de doelgroep. Vooral ROC moet! lijkt daarbij een natuurlijke, vanzelfsprekende partner. Expertise van S2C en ROC moet! vullen elkaar aan, goed samenspel tussen ROC moet! en S2C blijkt waardevol. Dat S2C en ROC moet! in toenemende mate een continuüm vormen, wordt ook zichtbaar door het feit dat er in omgekeerde richting een stroom begint te ontstaan: ROC moet! heeft onlangs een eerste leerling aangemeld bij S2C, omdat zij tijdelijk deze intensieve begeleiding nodig had om haar schoolloopbaan te kunnen vervolgen.
Voor een (tot nu toe zeer) kleine groep leerlingen (de leerlingen die te jong zijn om naar het mbo/ROC entree te kunnen doorstromen), is het volgende station na S2C het voortgezet onderwijs. Tijdens de eerste evaluatie ronde constateerden we dat het goed zou zijn wanneer S2C een netwerk van VO scholen zou opbouwen waar een zekere goodwill bestaat om S2C leerlingen op te nemen. Bij voorkeur zouden dit kleine scholen moeten zijn waar deze leerlingen in een beschutte situatie onderwijs kunnen volgen. Dit netwerk is momenteel nog beperkt, inmiddels heeft S2C wel met twee zorglocaties de banden aangehaald. In deze situaties is het van belang, zo stelt het management, dat de school van herkomst betrokken blijft. Tezamen met het samenwerkingsverband VO kan die namelijk druk uitoefenen op scholen om S2C leerlingen op te nemen.
19
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
Overigens betekent dit alles niet dat S2C de mogelijkheid voor een leerling om terug te keren naar zijn of haar school van herkomst, helemaal wil uitsluiten. In een (zeer) beperkt aantal gevallen kan dit de beste optie voor een leerling zijn. Een schakelfunctie op weg naar stage of werk vervult S2C nog mondjesmaat. Het team heeft hier een begin mee gemaakt – daarbij gaat het om het (helpen) regelen van stages en het vinden van een bijbaantje. Vinden van een balans/integratie onderwijs en zorg Samenhang brengen (en bewaren) tussen het werken op de vele fronten is weliswaar de kern van S2C maar geen simpele opgave. Het was (en is) steeds zoeken naar hoe onderwijs, werken aan gedrag/ontwikkelen van een goede houding, betrekken van de ouders en zoeken naar een positieve vrije tijdsbesteding op een goede manier op elkaar kunnen ingrijpen. Die samenhang – die we hier kortweg maar even de samenhang tussen onderwijs en zorg noemen – keert terug op allerlei niveaus: vinden van een balans in de manier waarop het team is samengesteld, in de tijdsinvestering van de coaches en in het plan van aanpak voor alle individuele leerlingen. Tot op heden hanteerde S2C op het gebied van onderwijs de individuele leerlijnen en op het gebied van zorg een Plan van Aanpak. Het feit dat S2C recent heeft besloten te gaan werken met een meer geïntegreerde werkwijze wat dit betreft is wat dit betreft een goede stap. Ontwikkeling tot kritisch observator onderwijs en zorg S2C ontwikkelt zich als een kritische observator van het zorg- en onderwijsveld omdat zij vanuit het analyseren van de onderwijs- en zorgloopbanen van de individuele leerlingen een goed overzicht krijgt waar kansen om eerder of beter in te grijpen niet zijn genomen of zijn mislukt. S2C constateert bijvoorbeeld dat scholen weinig zorgmeldingen doen wanneer zij vermoedens hebben dat de thuissituatie de ontwikkeling van de leerling beperkt. De teammanager vmbo bevestigde dit (tijdens vierde evaluatieronde): “Zorgmeldingen worden in de regel door onze schoolmaatschappelijk werker gedaan, maar ouders moeten hiervoor toestemming geven en dat maakt het er niet eenvoudiger op. Eigenlijk zou je langs huis moeten gaan, maar dat doen wij niet als school. Daarnaast is de bureaucratie een ernstige belemmering – en als je een kind dan hebt aangemeld, krijg je te maken met wachtlijsten.” Een andere kwestie die S2C in de praktijk veel ziet, is dat het lang duurt voordat leerplicht proces verbaal opmaakt wanneer een leerling spijbelt. Het effect hiervan is dat niet dwingend kan worden ingegrepen en dat verzuim getolereerd lijkt te worden. Ter verklaring zegt de teammanager vmbo hierover: “Het is een enorm werk voor de leerplichtambtenaren om alle informatie klaar te maken voor de rechter. Ze moeten met de ouders spreken en dat is soms een vertragende factor. Vanuit school valt hier niet zoveel aan te doen. Het enige waar school invloed op uit kan oefenen is dat een leerling door de leerplicht opgeroepen wordt. Ook als een leerling ziek is en we vermoedens hebben dat dat niet zo is, of dat er meer aan de hand is, dan kost het enorm veel tijd omdat het via de schoolarts moet gaan. Die moet constateren of een kind inderdaad ziek is. En dan ben je weer zoveel weken verder. Wij zouden als school heel blij zijn wanneer dit proces sneller zou gaan.” Ze vindt het daarom ook een slechte zaak dat projecten om verzuim direct aan te pakken, gesneuveld zijn, zoals leerplichtambtenaren met politie op straat ging controleren op schoolverzuim en de leerplichtbus.
20
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
5.2
Effectiviteit en meerwaarde Zoals we in de inleiding al stelden, is het beoordelen van de effectiviteit van het S2C programma niet ons doel geweest. Een eerste aanzet tot een dergelijke beoordeling is wel al gemaakt door het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam naar gedragsverandering – waaruit de voorzichtige conclusie kan worden getrokken dat probleemgedrag van leerlingen op S2C afneemt en dat hun vaardigheden om te kunnen deelnemen aan regulier onderwijs toenemen. Het is duidelijk dat - om uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van het programma - de ambulante fase na uitstroom uit S2C diepgaander moet worden geanalyseerd dan wij in het kader van deze vierde evaluatieronde hebben kunnen doen. Belangrijke vraag daarbij is onder meer wat de rol en de sturingsmogelijkheden van S2C zijn op de situatie en het gedrag van de uitgestroomde leerling. De relatie van de S2C coach met de leerling en met de (mentor van de) school van aankomst zijn hierbij relevante aandachtspunten. Ook de manier waarop de leerling vanuit zijn of haar professionele en het sociale netwerk ondersteund kan worden in de stap naar vervolgonderwijs of werk (afspraken hierover worden gemaakt in een netwerkberaad), zal een belangrijke factor voor succes vormen. S2C biedt daadwerkelijk perspectief S2C heeft duidelijk een meerwaarde, zo blijkt uit de afgelopen periode. De meerwaarde – en die wordt ook door de diverse gesprekspartners in verschillende termen en toonaarden benoemd – is in de eerste plaats gelegen in het feit dat S2C daadwerkelijke een perspectief biedt aan een doelgroep die overal is vastgelopen. S2C biedt een veilige setting waarin leerlingen bijgespijkerd worden in onderwijs en gedrag en kan daarmee een uit huis plaatsing voorkomen. Dat is alleen mogelijk door de intensiteit en multifocus van hun aanpak: ‘bovenop’ de leerling zitten voor langere tijd, hem/haar in veel verschillende situaties/contexten meemaken, zicht krijgen op (de impact van) het gezin/de gezinsproblematiek en mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de vrije tijdsbesteding. Opmerkelijk is ook dat de (enkele) leerlingen die wij interviewden, S2C heel duidelijk ervaren als laatste kans – als een manier om plaatsing in een gesloten setting te voorkomen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de negatieve effecten van residentiele zorg groot zijn en de positieve effecten klein. De schoolresultaten verbeteren niet bijvoorbeeld, integendeel, die gaan 9 alleen maar achteruit. Toch kan S2C niet altijd een be/gesloten plaatsing voorkomen – zoals de
afgesloten trajecten laten zien. Een derde deel daarvan (5 leerlingen) zijn alsnog ge/besloten geplaatst. Intensief begeleide overdracht De meerwaarde van S2C is ook de geleidelijke en intensief begeleide overdracht naar vervolgonderwijs/praktijkonderwijs en nazorg/ambulante begeleiding vanuit S2C. Uit de interviews met mensen uit het onderwijs (vierde evaluatieronde) komt naar voren dat S2C een goede basis biedt waarop ROC moet!, ROC op maat en de Amsterdamse Plusschool verder kunnen met de leerling.
Noot 9 Een veranderingsstudie naar de werkzaamheid van School2Care, A.J.L. van Assema, noemt in de inleiding een aantal longitudinale studies die dit aantonen: Ferguson & Wolkow, 2012; Helgeland, 2010; Jahnukainen, 2007; Khoo, Skoog & Dalin, 2012; Nijhof, Veerman, Engels & Scholte, 2011
21
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
Bijzondere expertise S2C ontwikkelt bovendien in toenemende mate een bijzondere expertise. Juist omdat S2C zo’n belangrijke schakel tussen onderwijs en zorg is, en zij de onderwijs- en zorgloopbanen analyseert van een groot aantal leerlingen bij wie het mis is gelopen, bouwt zij waardevolle expertise op beide terreinen op. S2C kent beide terreinen van binnen uit, terwijl men in het onderwijsveld slecht de weg weet in de hulpverlening en omgekeerd, terwijl voor de hulpverlening het onderwijsveld terra incognita is. S2C kan hierdoor een vraagbaak zijn voor diverse partijen.
5.3
Adviezen Tot slot hebben we enkele adviezen geformuleerd die te maken hebben met waarop de verdere ontwikkelingsrichting van S2C gefocust zou moeten zijn naar ons idee:
De ontwikkeling van S2C laat zien dat (en waarom) het nodig was om eigenstandig een schakelrol te vervullen in de schoolloopbaan van leerlingen. Zich afhankelijk opstellen ten aanzien van de school van herkomst is geen goede strategie gebleken. We adviseren om 10
hieraan vast te houden wanneer S2C de aanbeveling van de Inspectie van het Onderwijs bespreekt – die duidelijk een andere richting bepleit.
S2C verkeert nu in een fase waarin zij ervaring opdoet met de uitstroom, de ambulante begeleiding van uitgestroomde leerlingen en uiteindelijk het afsluiten van het traject met leerlingen op het moment dat zij stevig genoeg ‘staan’ om hun schoolloopbaan te vervolgen en/of hun weg naar werk te vinden. Ook in deze fase is het gaandeweg expliciteren van het ‘methodisch handelen’ een belangrijk punt om de onbewuste bekwaamheid in bewuste bekwaamheid te veranderen. Wat zijn de voorwaarden en succesfactoren in de fase van ambulante begeleiding, wat vraagt het van de S2C coaches, wat zijn belangrijke instrumenten in deze fase en wat de maatstaven voor succesvolle afsluiting bij S2C?
Stages en werk binnen het bereik van leerlingen brengen, is een essentieel aandachtpunt voor S2C. Uit de diverse interviews komt naar voren dat stages motiverend kunnen zijn voor leerlingen en bovendien een mogelijkheid bieden tijd te overbruggen – soms nodig vanwege het beperkte aantal instroommomenten op een ROC en zeker voortgezet onderwijs. Ook aansluiten op projecten als het Ajax project (samenwerkingsproject van Ajax met de Amsterdamse Plusschool en ROC op maat) kan voor leerlingen die iets hebben met sport, motiverend en leerzaam zijn. Doorontwikkeling van S2C op dit terrein is belangrijk. We willen hier graag een opmerking terughalen die eerder in dit verband is geuit door iemand van de stuurgroep, namelijk te bezien of en hoe S2C creatiever bedrijven kan ‘aanboren’ waar leerlingen een stage of werk kunnen doen, bijvoorbeeld door deals te maken met toeleveranciers van Altra of VO-scholen. Verder verwijzen we naar onze aanbeveling in de derde rapportage (pagina 15), waarin we ook benoemden dat het essentieel is dat S2C “….vooral in blijft zetten op werk en een netwerk van werkgevers gaat vormen die hierbij een rol kunnen en willen spelen (…). We adviseren S2C om in dat verband zeker ook te praten met de stadsdeelvoorzitter van Amsterdam Nieuw West.”
Noot 10 Letterlijk schrijft de Inspectie als aanbeveling om “…zich sterker dan nu te richten op de scholen van herkomst van de leerlingen en deze scholen te verplichten om de betreffende (nog ingeschreven) leerling(en) terug te plaatsen dan wel een vervolgonderwijsvoorziening te vinden.”
22
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
Bijlage: uitgangspunten S2C In onze derde rapportage (maart 2012) schreven we het volgende: De werkwijze van S2C heeft zich de afgelopen tijd doorontwikkeld en zal dat ook de komende tijd blijven doen. Maar in grote lijnen staat de werkwijze nu wel en daarmee is het moment aangebroken om die in hoofdlijnen te beschrijven. Intern is dat van belang (omdat er coaches weg zullen gaan en nieuwe bij zullen komen), naar buiten toe ook: het is iets waarmee S2C voor de dag kan komen. Als eerste opstap destilleren wij hier een aantal uitgangspunten die wij zien als de pijlers van de werkwijze van S2C. 1
Een positief spoor inzetten
De basisboodschap die S2C aan leerlingen wil geven is een positieve: je bent belangrijk, je doet ertoe. De belangrijkste ervaring die S2C de leerlingen wil geven is dat het mogelijk is om ‘binnen de maatschappij’ te kunnen functioneren, hen te laten ervaren dat er een ander perspectief bestaat dan dat van de straat of de marge. Van daar uit probeert S2C met de leerlingen een positief spoor uit te zetten. Het volgen van onderwijs is daarin een belangrijke component, maar ook de manier waarop de leerling met (vrije) tijd om gaat. 2
Op alle fronten tegelijk werken
S2C zoekt een goede balans tussen werken aan onderwijs, gezin, vrije tijd binnen en vrije tijd buiten de muren van S2C. S2C kan het ‘kaartenhuis’ van de leerling dat S2C steviger maken juist omdat S2C op alle leefgebieden tegelijk werkt en daarbij over relatief veel inside informatie kan beschikken (hoe de individuele leerling ‘is’ en zich gedraagt op school, in relatie met ouders/gezinssysteem, in de vrije tijd). Waar het gaat om het versterken van de sociale leefwereld, kijkt S2C altijd eerst naar de rol van het gezin. Soms betekent goed kijken naar de gezinssituatie dat een leerling los van zijn ouders moet. 3
Coachende relatie is de basis
De coachende relatie tussen S2C coach en leerling staat aan de basis van de werkwijze. Dat betekent dat de leerling het punt van vertrek is, dat zijn of haar (on)mogelijkheden, wensen en behoeften leidend zijn (de leerling stelt de doelen, het zijn zijn/haar doelen). Dit maakt het mogelijk de verantwoordelijkheid steeds terug te leggen bij de leerling. Een goede match tussen coach en leerling is belangrijk, de inhoudelijk manager koppelt hen aan elkaar. Zij kijkt daarbij onder andere naar de specifieke krachten/competenties van de coaches. De een kan goed leerlingen met agressieproblemen coachen, de ander vindt beter een weg in specifieke meidenproblematiek, bijvoorbeeld. Ook de relatie tussen de inhoudelijk manager en de coaches is een coachende relatie. S2C is gebouwd op de principes van coaching – wat een grote eigen verantwoordelijkheid van een ieder vooronderstelt, een grote ‘luistergevoeligheid’ binnen de organisatie creëert en organische ontwikkeling mogelijk maakt.
23
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
4
Gedrag als centrale factor
Werken aan gedrag blijft een centraal gegeven. Uiteindelijk gaat het er toch om dat de leerling in staat is zich ‘goed te gedragen’- op school, thuis, in de vrije tijd. Dat gaat over houding, mentaliteit, zelfvertrouwen en om het aanleren van sociale vaardigheden (weten hoe je je moet gedragen in verschillende situaties: op straat, in de tram, bij de Nederlandse Bank, in het Bowling Centrum, maar ook: hoe solliciteer je, hoe voer je een gesprek, hoe presenteer je je op de nieuwe school (het ROC bijvoorbeeld). De coaches werken onder andere met Equip en met S-O-R-C (vergelijkbaar met cognitieve gedragstherapie) om sociale vaardigheden aan te leren en negatieve of destructieve gedragspatronen te doorbreken. Dit vraagt een zeer intensieve aanpak die alleen mogelijk is omdat de coaches zoveel tijd met de leerlingen doorbrengen. 5
Leren door kleine stappen en succeservaringen
Omdat datgene wat S2C de leerlingen te leren heeft (positief toekomst perspectief ontwikkelen en dat spoor blijven volgen) vaak ver af staat van waar de leerling van huis uit mee vertrouwd is, is de werkwijze er een van in (soms heel) kleine stappen het doel naderen. Als iets niet lukt, kan dat betekenen dat de stappen (nog) kleiner gemaakt moeten worden. Dichter bij de leerling gebracht, waardoor iets wel lukt of succes heeft. Een leerling leren dingen ‘leuk’ te vinden blijkt bij uitstek een doel waarnaar met kleine stappen moet worden toegewerkt. 6
Werken aan zelfstandigheid
De coaches zoeken uitdrukkelijk de balans tussen aan een kant de leerling nieuwe vaardigheden leren en begeleiden en aan de andere kant de leerling loslaten – om hem niet te afhankelijk van de setting van S2C te maken en hem met vallen en opstaan (en fouten maken) zelf te laten leren in de praktijk (de harde werkelijkheid waarmee ze het eindelijk toch moeten doen). De coach wil de leerling leren zelf verantwoordelijkheid te dragen en ook door te zetten, niet af te haken bij kleine of grotere tegenslagen. Een van de coaches benoemt dit als volgt: “Het is belangrijk om je neiging om in te grijpen in balans te brengen met volgen. Je niet verantwoordelijk maken voor het welslagen van de leerling, maar hem wel stimuleren. Dat is een spel van afstand en nabijheid.” Een andere coach benoemt dit zo: “We moeten uitkijken dat we niet een schijnwerkelijkheid creëren hier bij S2C. Het is soms nodig om leerlingen hun hoofd te laten stoten, op hun bek te laten gaan, alleen dan kun je dingen leren. Het is niet goed om alles te willen voorkomen. En het is dus maar goed dat we niet alle tijd hebben om alle ongelukken te voorkomen.” NB: Dit uitgangspunt hangt sterk samen met uitgangspunt 11. 7
Op beïnvloedbare factoren inzetten
De coaches van S2C volgen de methode ‘Oplossingsgericht werken’. Dat is: inzetten op de dynamische - dat wil zeggen beïnvloedbare - factoren. Wanneer een leerling negatief wordt beïnvloed door vrienden, maar daar geen openheid van zaken over geeft, gaat de coach niet proberen te forceren dat de leerling meer informatie geeft. Hij gaat niet aan een dood paard trekken, maar zet in op wat hij (en de leerling) wel kunnen beïnvloeden, zoals het opbouwen van een nieuw sociaal netwerk via sport, een andere hobby of een baantje.
24
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep
8
Transparant zijn
De S2C coach doet nooit iets buiten medeweten van een leerling om, vertelt altijd wanneer bepaalde informatie naar anderen gaat. Niet alleen naar de leerling, maar ook naar alle andere betrokkenen is de coach transparant. 9
Samenspel met ‘de harde hand’ benutten
Dat betekent dat via de voogd/reclasseerder drang en dwang op de leerling wordt uitgeoefend hetgeen voor de coach speelruimte creëert om de leerling te motiveren bepaalde zaken wel of juist niet te doen. 10 Motiveren door positieve feedback, erkenning en beloning Positieve feedback geven is een belangrijke manier om de leerlingen te motiveren. Laten zien dat bepaalde doelen behaald zijn en de leerling daarop bekrachtigen is een vorm van belonen. Een andere krachtige vorm van deze manier van belonen moet van de ouders komen en S2C stimuleert dat dan ook. Alle kinderen willen dat hun ouders trots op ze zijn. Coaches bespreken dit met ouders en stimuleren hen om – wanneer ze trots kunnen zijn op hun kind – dit te uiten. Met de ouders kijken de coaches ook naar andere manieren van belonen of sanctioneren en hoe ouders beloningen in het verschiet kunnen stellen. Van S2C af mogen gaan, de doelen daarvoor weten te bereiken, is misschien wel de grootste beloning. De leerlingen willen graag naar een reguliere school, want ‘gewoon’ zijn is erg belangrijk. De inhoudelijk manager zegt hierover: “Een van onze leerlingen, die nu op het ROC zit, vertelde dat hij nu eindelijk aan zijn vrienden kon vertellen op welke school hij zat. Eerder durfde hij dit niet want dan moest hij uitleggen op een speciale zorgschool te zitten.” Tijd afpakken en teruggeven (langer op school zijn, eerder een avond minder mogen komen) blijft daarnaast ook een effectieve strategie. 11 Een levensbestendig netwerk bouwen Naar aanleiding van het bolletjesschema en de gesprekken over het sociale netwerk van de leerling, zoeken de coaches naar steunfiguren in het sociale netwerk. Personen die de leerling naar de sport kunnen brengen, die (meer) betrokken kunnen worden bij het leven van de leerling. S2C zoekt dit in eerste instantie bij de ouders en (prosociale) broers/zussen. Verder lukt het ook wel om tantes/ooms en soms een goede kennis van de ouders te betrekken. Veel van de gezinnen zijn echter tamelijk geïsoleerd - door de problemen, maar ook door migratie en onzekerheden bij de ouders zelf. Aandachtspunt: We denken dat S2C verder kan gaan in het opbouwen en activeren van het sociale netwerk dan tot nu toe. We hebben de indruk dat de coach zoekt hoe hij of zij het bestaande netwerk kan versterken, maar niet of minder actief zoekt naar mogelijkheden om dit netwerk uit te bouwen – bijvoorbeeld door een buddy te zoeken of iemand uit het verleden van de leerling de rol van mentor op zich te laten nemen. Ook is het goed te bezien of, vaker dan nu gebeurt, een eigen kracht conferentie (of vergelijkbare methodiek) ingezet kan worden. Het is belangrijk om de leerling te ondersteunen in de ontwikkeling die is ingezet bij S2C, zeker ook op de langere termijn, om zoveel mogelijk te voorkomen dat de leerling terugvalt in oud gedrag of oude patronen. Vervolgens is het belangrijk om die steunende figuur ook ‘mee’ te nemen in het ontwikkelproces dat de S2C met de leerling inzet.
25
RAPPORT | Bijspijkeren | DSP-groep